• No results found

Erwtenonderzoek en de teelt van erwten in Engeland : verslag van een oriëntatie (16 t/m 19 juli 1957)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Erwtenonderzoek en de teelt van erwten in Engeland : verslag van een oriëntatie (16 t/m 19 juli 1957)"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROEFSTATION VOOR DE AKKER- EN VEIDEBOüw WAGENINGEN

ERWTE-ONDERZOEK EN DE TEELT VAN ERWTEN IN ENGELAND / Verslag van een oriëntatiereis \

^ 16 t/m 19 juli 1957 ;

Ir.P.Riepma Wzn.

MEUEJJELING N r . 1 3 f e b r u a r i 1958

(2)

INHOUD

pagina

Inleiding 1 I De verbouw van erwten in .Engeland 3

a oppervlakte en opbrengst 3 b rassenkeuze 4 c keuring 5 II Cultuurmethoden 7 a zaaitijd 7 b standruimte 7 c onkruidbestrijding 7 d onkruidbestrijding en rasreactie 9 III Insektenplagen 10 IV Schimmelziekten 11 a zaaizaadontsmetting 11 b amerikaanse vaatziekte 11 c voetziekten 11 s

V Virusziekten bij erwten 12

VI Gebreksziekten 13 VII Erwtecystenaaltjes 14

VIII Enting 14 IX Bemesting 15 X Droogmethodiek te velde 17

XI Enkele aantekeningen over de doperwteteelt 18 XII Overzicht van het lopende onderzoek aan erwten in

Engeland 21 Samenvatting 24

(3)

1

-INLEIDING

Uit allerlei publicaties bleek, dat de erwteteelt" in Engeland de laatste jaren veel belangstelling geniet. Te-vens kwam dit naar voren bij.de oprichting van de "Home-Grown Threshed Peas Joint Committee" (H.G.T.P.J.C.) in 1944- Deze in-stelling is in zekere zin te vergelijken met de Peulvruchten

Studie Combinatie (P.S.C.), die eveneens een coördinerende taak heeft t.a.v. veredeling, teelt, verwerking en handel van peul-vruchten. De P.S.C, omvat alle peulvruchten, terwijl de

H.G.T.P.J.C. zich slechts met de landbouwerwten (schokkers en ronde groene) bemoeide. Deze toestand was echter onbevredigend. Dit komt mede door de steeds toenemende omvang van de doperwte-teelt (fig.1), wat nieuwe problemen schiep, die men, door de organisatievorm, moest laten liggen.

Dit veranderde in 1956, toen uit de H.G.T.P.J.C. de "Pea Growing Research Organisation Ltd." werd gevormd. Deze organisatie stelt zich tot doel het onderzoek te bevorderen, wat men hoopt te bereiken door verschillende onderwerpen zelf

aan te pakken, al of niet in samenwerking met andere instel-lingen. Tevens wordt het entameren van onderzoek en het aan-moedigen van elders lopende proeven, als een belangrijke taak gezien.Deze taakomschrijving komt in grote trekken overeen met die van het P.A.W. De "Pea Growing Research Organisation"

(P.G.R.O.) heeft echter slechts één gewas in onderzoek. Het bestuur van de P.G.R.O. is als volgt samenge-steld;

1 The Fruit & Vegetable Canners' Association 3 leden 2 The Pea Pichers and Pea Packers' " 4 " 3 The National Association of Quick Frozen

Pood Processors 3 " 4 The National Farmers' Union 10 " De P.G.R.O. wordt door de 4 genoemde

belangenge-meenschappen gefinancierd. Ze beschikt over een eigen gebouw-tje dat gevestigd is te Yaxley bij Peterborough. De

weten-schappelijke leiding van het onderzoek is toevertrouwd aan de "Technical officer" Mr.J.D.Reynolds.

De samenstelling van het reisprogramma werd door Mr.J.D.Reynolds verzorgd. Het programma was mede afgestemd op de verlangens van Prof .Dr .D.J .Hagedorn uit V/isconsin (U.S.A.), die toevallig in dezelfde tijd voor een overeenkomstig doel in Engeland arriveerde. Dit was een gelukkige omstandigheid, omdat hierbij gelegenheid was contact te leggen met een be-kend erwtespecialist, die zich in de laatste jaren in het bijzonder voor virusziekten bij erwten interesseert.

Het zeer bezette programma was als volgt s

16 juli ; Aankomst in Peterborough en bezichtiging van het Pea Growing Research Stallon te Yaxley

(4)

2

-17 juli ; a National Institute of agricultural Botany

te Cambridge. Hier werd gesproken met JHr.J.L. Sneddon en Er. CG.Pinch, die beiden o.m. enig onderzoek aan erwten verrichten»

.b Rothamsted Experimental Station, Harpenden. Dr.E.W.Buxton van het Plant Pathology Depart-ment liet ons iets zien over het onderzoek

betreffende ae amerikaanse vaatziekte bij erwten.

c Bezoek aan een proefveld in Essex, wa-,r ver-schillende rassen op resistentie tegen de ame-rikaanse vaatziekte werden getoetst. Daarna werd het veredelingsbedrijf van Hurst & Sons

bij Kelvedon bezichtigd.

18 juli : a Birma Crosse & Blackwell Ltd. te Colchester,

waar Mr.L.G.Gardner ons een werkende doperwte-dorsm^chine en de oogst van doperwten liet

zien. Ook werd een schoningsbedrijf voor rijp-geoogste, droge erwten bezichtigd.

b Birds Eye Pood Ltd. te Great Yarmouth

(Diep-vriesindustrie ) .Enkele praktijkpercelen erv/ten in de omgeving van de fabriek bezocht.

c Norfolk agricultural otation, Norwich. Door te late aankomst kon helaas slechts een zeer va-ge indruk van dit interessante proefbedrijf worden verkregen.

19 juli : Eet bekende veredelingsbedrijf van Charles Sharps à Co. Ltd. te Sleaford.

Bij de samenstelling van het nu volgende verslag is

geen rekening gehouden met de chronologische volgorde van de bezoeken. Voor een overzichtelijke vorm leek een indeling naar onderwerp beter geschikt, waardoor cle besprekingen beter tot hun ree lit kunnen komen.

(5)

3 -DE VERBOUW WE; ERVTEN IN ENGELAND

a c p p e r v l a k t e e n o p b r e n g s t

De verbouw van schokkers en ronde groene erwten "breidde zich in de oorlog en daarna onder invloed van regeringsma ---tre-gelen tot 1949 sterk uit. Na 1949 werd de belangstelling min-der. In 1957 "bedroeg de verbouwde oppervlakte nauwelijks de helft van die van 1949 (fig.l). Deze teruggang is mede toe te schrijven aan de relatief lage zaadopbrengst, die in de periode 1939 t/m 1957 gemiddeld 1800-1900 kg per ha bedroeg. Dit komt ruwweg overeen met 2/3 van een normale nederlandse oogst in de na-oorlogse jaren (fig.2).

In de oorlog en direct daarna was ook in Nederland de opbrengst laag. Hier is de invloed van de bezetting duidelijk merkbaar, terwijl in de eerste na-oorlogse jaren slechte groei-omstandigheden (1946 en 1947) of topvergeiing-virus (1946) de opbrengst verlaagden.

De vergelijking van de erwte-opbrengst in beide landen gaat enigszins mank, omdat de afzonderlijke gegevens van de bei-de groepen ontbreken. Van 19 53 af werd in Nebei-derland in bei-de

sta-tistiek een scheiding tussen ronde groene erwten en schokkers

aangebracht. Een vergelijking van de nederlandse schokkeropbrengst met die van de engelse landbouwerwten in de periode 1953 t/m

1957 is in tabel 1 weergegeven.

Tabel 1 Erwte-opbrengst in Nederland en Engeland in de periode 1953 t/m 1957. j ij aar 11953 1954 Ü955 Ü956 11957 'gemiddeld Nederland schokkers 2716 2861 3352 2490 3030 2890 Engeland

schokkers + ronde groene erwten

1650 900 2500 2050 2200 x 1560 x = schatting Ook deze vergelijking geeft de werkelijkheid niet

ge-heel weer. De gemiddelde engelse schoickeropbrengst ligt iets lager dan de in tabel 1 opgenomen cijfers, omdat de ronde groe-ne erwten, die 20-25^ van de totale oppervlakte aan

landbouw-erwten innemen, wat produktiever zijn. Reeds in het voorgaande werd geschat dat de engelse schokkeropbrengst 2/3 van die van

de nederlandse bedroeg, v/at de werkelijkheid vrij goed bena-derd .

Blijkbaar zijn in het algemeen de omstandigheden voor een goede opbrengst in Engeland minder gunstig, je oorzaak van het aangetroffen verschil is eer.ter moeilijk scherp omlijnd aan te geven.

De volgende factoren kunnen hierop van invloed zijn:. 1 grondsoort en klimaat

Over het bestaande vérschil tussen erwtegebieden in beide landen zijn geen gegevens verzameld. Wel bestaat de

dat verschillende factoren die met de bodem miterend werken (hoofdstuk IX.).

indruk, samenhangen,

(6)

li 4 li -2 rassenkeuze

3 teelttechniek

(zaaitijd, onkruidbestrijding, ziekten en plagen enz.) Dit wordt in afzonderlijke hoofdstukken nader "beschreven.

De oppervlakte van voor de markt verbouwde doperv/ten loopt gaandeweg terug (fig.l). Het plukken van de peulen vindt met de hand plaats, wat tijdrovend is. Bij een toenemend tekort aan arbeidskrachten leidt dit het eerst tot inkrimping van de teelt.

Daarentegen neemt de belangstelling voor de teelt van conservendoperwten voor de industrie, die machinaal worden.ge-oogst en gedorst, hand over hand toe. In 1S57 werd ruim

20.000 ha gecontracteerd, terwijl deze'oppervlakte in Neder-land _+ 3000 ha bedroeg.

je afname van de oppervlakte schokkers en ronde groe-ne erwten biedt voor onze exportpositie perspectief. Immers de huidige oppervlakte landbouwerwten kan de behoefte aan z.g. "processed peas" niet dekken, wat de import uit Nederland kan stimuleren, mits de concurrentie van de J.3.A., Canada, Japan of de "Dominions" van beperkte omvang blijft.

Het is verder mogelijk ,dat de consumptiegewoonten ver-anderen en er op den duur een verschuiving zal plaatsvinden

nasr meer gebruik van ingeblikte- of diepvriesdoperwten in plaats van de z.g. "processed peas" (opgeweekte landbouwerw-ten).Dit zal echter voorlopig van beperkte omvang blijven, omdat de doperwteproduktie is gebonden aan de capaciteit van de industrie, jeze capaciteit is in de regel groter dan bij vergelijkbare fabrieken in Nederland, omdat in Engeland de

jaarlijkse verwerkingsperiode door cultuurmaatregelen langer is dan in Nederland (.hoofdstuk iZ).

R a s s e n k e u z e

Bij landbouwerwten worden in .Ingeland 3 groepen on-derscheiden;

1 kleinzadige ronde groene (small blues)-Lincoln small blue 2 grofzadige ronde groene (large blues of Dutch blues) -

Ser-vo, Rondo, unica e.a.

3 schokkers (Marrowfats) - Harrison's Glory, Selka, .emigrant, Big Ben

4 voedererwten- kapucijners en rozijnerwten. De rozijnervte-rasben Marathon en Kinerva beslaan de grootste oppervlakte; daarnaast rassen uit de overige groepen

5 gele erwten (white peas) - Essex white. Weinig verbouwd en voornamelijk als spliterwten verbruikt

De lange "Lincoln small blue" worut vooral op lichte, wat arme gronden aangetroffen, terwijl voor de nederlandse korte rassen de vruchtbaarste gronden worden uitgezocht, jjit geldt ook voor de schokkers, die qua type veel met de grofza-dige ronde erwten overeenkomen, ÜO; nige selecties uit Harri-son's Glory vormen eveneens veel stro. ±je keuze van de grond-soort komt dan met "Lincoln small blue" overeen.

Ongeveer 75 >'<-• van de verbouwde landbouwerwten wordt door minder produktieve schokkers, de rest door ronde groene erwten ingenomen, wat met de consumptiegewoonte in Engeland

(7)

5

-samenhangt. In Nederland beslaan de schokkers slechts 10%, de wat meer opbrengende groene erwten &Q°/o van het areaal,

hier-door is de gemiddelde opbrengst van landbouwerwten in ons land mede wat hoger dan in Engeland (fig.2).

Rassenproeven met schokkers en ronde groene erwten blijven veelal achterwege, he Engelsen vinden n.1. de gege-vens van het Nederlandse rassenonderzoek voldoende represen-tatief voor hun omstandigheden, hit standpunt is zeer aanvecht-baar, omdat bij het rassenonderzoek in Nederland blijkt ,dat het onderlinge opbrengstniveau van verschillende rassen soms afhankelijk is van de grondsoort. Servo b.v. geeft op zand-grond betere resultaten dan op klei, terwijl Vares in verge-lijking met de overige rassen op zeeklei aanzienlijk produk-tiever is dan op rivierklei en zand- en dalgrond.

Opvallend is, dat aan de veredeling van ronde groene erwten geen aandacht wordt besteed. Ook de veredeling van schok-kererwten geniet zeer weinig belangstelling.

De wat meer in het loof groeiende en later rijpende voedererwten v/orden in de regel op de vat schralere, minder stro leverende gronden verbouwd.

Op het Plant Breeding Institute te Cambridge wordt aan de veredeling van voedererwten nog al wat aandacht besteed, lie belangstelling is vooral gericht op verbetering van de op-brengst, terwijl daarnaast wordt getracht v/intervaste rassen te kweken.

K e u r i n g

De keuring omvat uitsluitend schokkererwten, die _+ 75$ van het totale landbouwerwte-areaal innemen, het verreweg meest voor keuring aangemelde, uit Nederland afkomstige, ras

is Zelka. jjit komt door minder goede resultaten met de daar

van 1800 af verbouwde harryson's Glory, die speciaal op vrucht-bare gronden, te veel stro ging vormen, wat de zaadopbrengst veelal drukte. Tevens was de raszuiverheid, door gebrek aan een keuringsdienst, sterk teruggelopen, uit leidde vlak voor de tweede wereldoorlog tot import van zaaizaad uit Nederland, waar Zelka het leidinggevende ras was. het is begrijpelijk,

dat in de oorlog, toen import onmogelijk was, de raszuiver-heid van jaar tot jaar meer te wensen overliet, hit versterkte het gemis aan een instantie, die voor de herkomst, kwaliteit en raszuiverheid van het zaaizaad.garant is. Je oprichting-van het "Dried Pea Seed Approval Scheme", die de keuring ter hand

nam, werd in 1944 een feit. Aan deze keuringsdienst werken mee,be-halve de Home Grown Threshed Peas Joint Committee; de Seed

Production Branch van het N.I.A.B. te Cambridge en de oeed Trade Association.

De "Dried Pea Seed Approval Scheme" is min of meer ver-gelijkbaar met de N.A.K. in Nederland.Voor een uitvoeriger

be-schrijving van deze dienst kan worden verwezen naar een arti-kel in "Agriculture" 1 The Journal of the Ministry of Agricul-ture and fisheries, 19.55, 61,593-8.

De indruk werd gevestigd dat de raszuiverheid door het werk van de D.P.S.A-.S .in de loop der jaren, echter in

onvol-doende mate,is verbeterd. Verschillende percelen hadden naar onze begrippen een vrij hoog percentage "springers" en andere afwijkende planten. Dit was niet of veel minder het geval met de ingezaaide importerwten uit Nederland, warrover in de regel volle tevredenheid bestond. Het is wel zeker dat bij

(8)

6

-zal afnemen..Bit ligt geheel in de lijn van de D.P.S.A.S., die in het "bijzonder bevordering van de eigen zaaizaadvoor-ziening op de voorgrond stelt.

(9)

5 ^ 3 • s • E ' i5 S «-E Q. • o oi .£ t w -S J m > .£ = H S :?

(10)

7

-I -I CULTüUKMEiEOLEN

; a Z a a i t i j d

In de periode 1945 t/m 1956 is onder auspiciën van, of in samenwerking met het H.G.ï.P.J.C., een groot ^antal verspreid liggende zaaitijdenproeven met erwten aangelegd. Dit hangt samen met de in Engeland "bestaande gewoonte, erw-ten van 15 ma'-.rt af in te zaaien, onafhankelijk van de vraag of de grond reeds eerder geschikt was geweest. Le proeven toonden dadelijk aan,dat deze methode de opbrengst schaadt. Bij zaai eind februari-begin maart lag de opbrengst 500 kg per ha hoger dan bij het begin april-zaaisel.

Met alle klem wordt daar nu zo vroeg mogelijk zaaien aanbevolen.

b S t a n d r u i m t e

l-ij de kleinzadige "Lincoln small blue" wordt 190-220 kg zanizaad per ha gebruikt, terwijl voor schokkers en de hollandsegroene erwten 2 20-280 kg zaaizaad per ha als norm wordt aangehouden, ue hoeveelheden zijn voor onze begrippen wat ruim. Op vruchtbare gronden wordt in ons land meestal niet meer dan 180-200 kg/ha gezaaid.

Le rijafstand voor landbouwerwten varieerde van 30-60 cm. Le meest voorkomende rijafstand bedra.gt 35 cm. Een

rijafstand van 60 cm wordt nogal eens toegepast op vruchtbare grond of op percelen die voor keuring zijn aangegeven. Lit laatste met het oog op het verwijderen van afwijkende planten, wat bij zeer ruime rijafstand gemakkelijker is, terwijl het gewas minder schade lijdt.

Het is zeker dat 60 cm te ruim is. Immers, in onze proe-ven werd reeds bij 50 cm rijafstand steeds een opbrengstverla-ging t.o.v. de nauwere rijafstanden aangetroffen, omdat een deel van de tussen de rijen liggende ruimte niet of onvoldoende wordt benut. Na.?r schatting zal het opbrengstverlies bij 60 cm t.o.v. 35 cm 10-20>= bedragen.

c O n k r u i d . b e s t r i j d i n g

Le situatie t.a.v. de bestrijding van tweezaad ±obbige onkruiden verschilt weinig van die in NederlandT île bekende LNBP-middelen hebben in dit opzicht een goede naam. Het gebruik van butylphenolen liep van gebied tot gebied nogal uiteen. Ge-middeld werd op 40-50fo van het aantal erwtepercelen deze che-mische onkruidbestrijding toegepast, veelal in combinatie met

een keer schoffelen of vaker.

Er werden verschillende proeven genomen, waarbij diverse middelen werden vergeleken. Telkens bleek ,dat een bespuiting met LNBP in combinatie met schoffelen de beste onkruiddoding,

de minste schade aan het gewas en de hoogste opbrengst gaf. In Engeland wordt de voorkeur gegeven aan tri-ethanolamine-butylphenol, terwijl in Nederland uitsluitend het ammonium-zout wordt gebruikt, uit verschil hangt waarschijnlijk samen met het klimaat, dat in ons land in het voorjaar minder mild is dan in Engeland. Hierdoor is de afharding van het erwte-gewas wat sterker en de schade door een be spuit ing met NH 4

butylphenol van geringere betekenis dan in Engeland. Onder ge-lijke omstandigheden schaadt het aminezout het gewas n.1. minder dan het ammoniumzout.

(11)

Ö

Over het nieuwe middel MGPB (monochloorphenoxy -boterzuur) is men in Engeland, evenals hier, minder enthousi-ast. Hit komt door de wat meer blijvende schade aan het gewas, lagere opbrengst en geringe onkruiddoding. In specifieke ge-vallen, b.v. op percelen die zwaar met distels zijn bezet, kan MCPB van nut zijn.

Veel aandacht wordt geschonken aan de bestrijding van e'enzaadlobbige onkruiden, in het bijzonder wilde haver. Wilde haver komt ïn de belangrijkste erwtegebieden geregeld, veelal

in ernstige mate, voor. In Eastern Province was hiermee _+ 30% van het aantal bouwlandpercelen zwaar bezet. Het is dus geen

wonder dat de belangstelling voor onderzoek naar chemische be-strijding van wilde haver in het algemeen groter is dan in Ne-derland, wacr dit onkruid veelal plaatselijk voorkomt.

leze belangstelling wordt versterkt door de ervaring dat wilde haver een sterk concurrerend vermogen bezit. Op een zwaar bezet perceel met 225 wilde haverplanten per m , bedroeg de erwt e-opbrengst slechts 40% van een met de hand gewied en "wilde haver-vrij" perceelsgedeelte.

Wilde haver is echter geen specifiek onkruid bij erw-ten. De bestrijdingsmogelijkheden zijn aan ook niet uitsluitend op dit gewas afgestemd, maar eveneens in het kader van andere

gewassen, vruchtopvolging en bedrijfsvoering opgenomen. Pit wordt door allerlei instanties uitvoerig bestudeerd. Hieronder ressorteren ook de van IS54 af in Engeland genomen bestrijdings-proeven in erwten, waarin de middelen TCA en IPC werden getoetst. In 1957 werden naast TC^, IPC en C-IPC enkele nieuwere chemische middelen met onbekende samenstelling beproefd.

TCA genoot de grootste belangstelling. Pit middel gaf tot dusver de beste, echter wisselende resultaten, ue doding van wilde ha,ver bedroeg gemiddeld 7O70 van het totaal aantal planten met een schommeling tussen 35 en 98%. TCA verlaagt in de regel de opbrengst .Deopbrengstdaling bedroeggem. 10%, soms 20%. Deze resultaten tonen aan, dat aan de toepassing van TCA nog vele bezwaren zijn verbonden. Algemeen werd de opvatting ge-huldigd »dat voor een succesvolle toepassing een goede en regel-matige menging van TCA met de grond essentieel is. Dit kan

worden bereikt door een herhaalde grondbewerking na de TCA-toediening., Een periode met wat regen bevordert de menging, nier ligt echter door onvoorziene weersomstandigheden een bron van moeilijkheden. Regenachtig weer kan b.v. de structuur van een klaargemaakt zaeibed ernstig schaden. Ook de opdroging van een nat geworden zaeibed vergt meer tijd, wat in een latere

zaai resulteert.

Het enthousiasme voor toepassing van TCA is in Enge-land groter dan in NederEnge-land. Het is mogelijk dat in EngeEnge-land de omstandigheden in het voorjaar hiervoor gunstiger zijn, wat een zeker optimisme zou rechtvaardigen. Hierover staan geen

concrete gegevens ter beschikking. V/el gevoelt men daar de po-tentiële moeilijkheden duidelijk aan, getuige het voornemen de samenhang tussen bodem- en weersgesteldheid enerzijds en de werking van TCA anderzijds, proefsgewijs te toetsen.

Pit program is tevens een aanduiding van de moeilijk-heden waarmee Engeland in dit opzicht te kampen heeft. Iedere mogelijkheid die enige kans biedt op een succesvolle wilde haverbestrijding wordt uitgebuit. Thans wordt toepassing van TCA in de praktijk reeds geadviseerd voor percelen met een

sterke wilde haverbe zet ting.

Het land wordt eerst licht geë'gd, wa?rna 1 - 2 weken vóór de zaai TCA wordt gespoten naar 8-8y kg per ha. In deze

(12)

periode wordt, zo mogelijk meerdere keren, de grond met de cultivator "bewerkt. De voorkeur wordt gegeven aan zaai op rui-me rijafstand (40-60 cm), wat schoffelen rui-met behulp van een trekker vergemakkelijkt.

Deze mechanische onkruidhestrijding is nodig om de ove-rige onkruiden te doden. Toepassing van de gebruikelijke butyl-phénolén (DMB?) na een TCÂ-behandeling schaadt het erwtegewas veelal aanzienlijk. TCA beïnvloedt n.1. het bladweefsel, ter-wijl de beschermende waslaag op het blad min of meer verdwijnt.

Bij combinatie van TCA en mechanische onkruidbestrijding leek het economisch verantwoord de overgebleven wilde haver in de rij met de hand te verwijderen.

In de praktijk vond voor het eerst in 1957 toepassing-van TCA op beperkte schaal plaats. Over de resultaten viel nog weinig met zekerheid te zeggen.

d O n k r u i d b e s t r i j d i n g e n r a s r e a c t i e Vast staat, dat de reactie van erwten op onkruidbestrij-dingsmiddelen rasgewijs uiteenloopt. Bet is echter niet bekend welke waarde aan de gevonden verschillen moet worden toegekend. Hierover is in beide landen een onderzoek gaande.

Conservendoperwten en schokkers zijn voor TCA vermoede-lijk meer gevoelig dan ronde groene erwten, kapucijner- en ro-zijnerwten.

DNBP remt de ontwikkeling van erwten veelal slechts tijdelijk. Van een blijvende schade, die in de opbrengst tot uiting zou komen, is weinig gemerkt. Conservendoperwten zijn waarschijnlijk iets gevoeliger dan de overige erv/tetypen.

Bij het nieuwe middel MCPB zijn de rasverschillen dui-delijker. Landbouwerwten en een aantal doperwterassen lijken weinig, de overige doperwterassen min of meer gevoelig, terwijl MCPB de opbrengst van de doperwt Gregory Surprise duidelijk

(13)

Ï O

-III INSEKTENPLAGEN

Het viel op, dat de kennis van de biologie en de bestrijding van erwte-insekten in Engeland voor een groot deel is gebaseerd op de resultaten van net onderzoek van de nederlandse entomoloog Br. C.J.H.Branssen van het I.B.O. Blad randkever

Een goed onderkend insekt dat in ae regel met uUT wordt bestreden. Van 1956 af zijn proeven ingezet, waarin, ter bestrijding van dit insekt, een zaadbehandeling met syste-mische middelen als "Thimet" en Metasystox was opgenomen. Je

eerste resultaten met de uit Amerika afkomstige "Thimet" lijken goed uit te vallen, wat, bij vergelijking net de oude methode, perspectief biedt t.a.v. besparing aan werk en kosten. Uit

proeven bleek, dat bij behandeling van het zaaizaad met "Thimet1,1 een aantasting van blad en vortelknolletjes vrijwel volledig kan worden voorkomen. Metasystox voldeed niet aan de verwach-ting. In Nederland nemen hot IPO en de Pi) dit onderzoek in

195& ter hand.

Be groene erwt-e luis, die o.m. bloemknoppen en bloemen kan schaden, komt in Engeland v?.ker voor dan in Nederland. Bij

aantasting in ernstige graad vindt bestrijding met JUT plaats. Be erwte peulboorder doet, evenals in Nederland, geregeld scha-de. Aanbevolen wordt dit insekt te bestrijden met JBT. Bij

rijp te oogsten landbouwerwten vindt de eerste bespuiting 7-10 dagen na het begin van de bloei plaats; de tweede be-spuiting volgt _+ 14 dagen later. In Nederland wordt aan-Parathion, die effectiever is, de voorkeur gegeven. Be mate van aantasting varieert van jaar tot jaar en van gebied tot gebied, sommige delen van Essex zijn zwaor besmet. Hier was

in 1953 plaatselijk 50^ van de zaden aangetast.

Veel minder bekendheid geniet de erwtegalmug (knopmade), die echter in vrijwel alle delen van Engeland in meer ef mindere mate wordt aangetroffen. In 1955 en 1956 kwamen hierdoor volledige mislukkingen van de erwte-oogst wel voor, terwijl in andere gevallen opbrengstverliezen van 25?' of meer werden geleden.

ue indruk bestond, dat aan bestrijding van de erwte-galmug in de praktijk weinig aandocat wordt geschonken,

hier-op wijst o.m. de pas ontloken belangstelling van de voorlich-tingsdienst en de experts voor dit probleem.

Begonnen zal worden met één inventarisatie van de bestaande insektenplagen.

Het is merkwa;rdig dat in Nederland in enkele ge-bieden het rendement voor de bestrijding van sommige insekten op lange termijn, wordt betwijfeld. Bit bepaalt de richting van het onderzoek hier te lande, waarbij, anders dan in Enge-land, de rentabiliteit van de bestrijding speciale aandacht vraagt. In dit onderzoek, dat door de P.B. en het I.i-.O. wordt verricht, zijn knopmade en bladrandkever betrokken.

(14)

11 -IV SCHIMMELZIEKÏEN

a Z a a i z a a d o n t s m e t t i n g

Het gebruik van TMTD voor bescherming van het in de grond liggende, zaad tegen bodemschimmels en bacteriën, is, evenals hier, vrij algemeen.

Thans'wordt nogal wat ophef gemaakt van het nieuwe, captanbevattendemiddel "orthocide". Orthocide zou een betere opkomst garanderen dan TMTD. Uit sommige proeven bleek, dat het opkomstpercentage bij gebruik van orthocide en vergeleken met TMTD, met 97o kon worden verbeterd. In ons land waren

beide middelen even effectief. Het verschil kan samenhangen met uiteenlopende microflora in de bodem. Dit zou betekenen,

dat de zaadbehandeling zou moeten worden aangepast aan de bo-demflora. Gegevens over de bodemflora in uiteenlopende gebie-den zijn echter niet bekend of uitermate schaars.

Orthocide irriteert de huid en slijmvliezen niet. Dit is een winstpunt t.o.v. TMTD, dat in dit opzicht een slech-te reputatie heeft.

b A m e r i k a a n s e v a a t z i e k t e

Deze ziekte, die in Nederland in verschillende gebie-den soms in ernstige mate is verbreid, komt in Engeland, voor zover bekend, slechts in een zeer beperkte mate en alleen in Essex voor.

Het is duidelijk dat het onderzoek, dat op het Plant Pathology Department van het Rothamsted Experimental Station onder leiding van Dr.D.W.Buxton wordt verricht, pas in de laat-ste jaren op gang is gekomen. Dit onderzoek wint voor Engeland aan belang. Immers de teelt van de voor deze ziekte onvatbare schokkers loopt terug, terwijl de verbouw van diverse doperwte-rassen, waarvoor verschillende vatbaar zijn, toeneemt (fig.1).

Het onderzoek in Rothamsted is in hoofdzaak fundamen-teel en gericht op het gedrag van de schimmel onder uiteenlo-pende omstandigheden en de acrd van de resistentie. Dr.Buxton vond b.v. dat de wortels van onvatbare rassen een stof bevatten, die de kieming van sporen van de ziekteverwekker Eusarium oxy-sporum, ras I, tegengaan.

Het ligt hier verder in de bedoeling.onvatbare erwte-rassen te kweken. Er zijn kruisingen van het vatbare ras

Onward met resistente erwtetypen uitgevoerd, die tot dusver

geen resultaat opleverden. .;. Naast het fundamentele werk vindt toetsing van

erwte-rasaen op resistentie plaats. Dit geschiedt op besmette terrei-nen.

Het is merkwaardig ,dat particuliere kwekers als Sharpe en Co. te Sleaford, hieraan nog geen aandacht besteden. Het

probleem wordt als niet urgent opgevat, omdat nog zo weinig percelen zijn besmet. Bij verbreiding van de ziekte zouden alsnog op korte termijn resistentie rassen kunnen.worden ge-kweekt. Dit is inderdaad mogelijk, maar hier ontbreekt een vooruitziende blik. Immers, resistentie tegen de amerikaanse vaatziekte moet gepaard gaan met goede landbouwkundige - en kwaliteitseigenschappen, wat veelal meerdere jaren kwekers-arbeid vergt. Tevens worden de verspreidingsmogelijkheden van deze vaatziekte, waarvan in Nederland sprekende voorbeelden zijn aan te wijzen, onderschat.

(15)

- 11 a V o e t z i e k t e n

Deze ziekten, die veroorzaakt worden door Pusaria en Ascochyta's, komen in Engeland, evenals in Nederland, wel voor. Percelen met een onvoldoende structuur staan in dit opzicht slecht aangeschreven.

(16)

12 -V -VIRUSZIEKTEN BIJ EHwïEN

Verschillende virusziekten, waarvan zes zijn onder-kend", komen geregeld voor. De schade is tot dusver veelal

van geringe omvang, leze situatie is met die van Nederland vergelijkbaar. In Nederland is echter wat meer onderzoek ver-richt. Dit geldt in het bijzonder voor topvergeling-virus, dat in de eerste na-oorlogse jaren hier de opbrengst van de vatbare rassen, die tot 1949 het meest werden verbouwd, zeer schaadde. Door verbouw van schokkererwten en doperwterassen waarvan verschillende eveneens onvatbaar zijn, is deze aan-tasting in Engeland minder en later in het oog gevallen.

De overige virusziekten (b.v. enat ion virus, pea streak virus, pea stunt) zijn in West-Europa betrekkelijk weinig be-studeerd. De indruk werd gevestigd dat in Amerika, in het bij-zonder aan de University of Wisconsin, in dit opzicht baanbre-kend werk werd verricht. Het is gebleken, dat verschillende virussen in sommige staten van Amerika de opbrengst ernstig kunnen schaden.

Dit wijst erop, dat het nodig blijft op onze hoede te zijn en de situatie nauwlettend te volgen. De amerikaanse er-varingen geven in Engeland mede de stoot tot het voornemen aan het Rothamsted Experimental Station een speciale onderzoeker voor de bestudering van erwtevirussen te verbinden.

(17)

13

-VI GEBREKSZIEKTEN

Het euvel van kwade harten komt in Engeland, dn vrijwel alle erwtegebieden in meer of mindere mate voor. In de districten Pens en Romney Marsh, die in hoofdzaak door

al-calische.en zeer humushoudende gronden worden ingenomen,'wordt de meeste schade ondervonden. Het is dan ook merkwaardig, dat

engelse onderzoekers aan dit vraagstuk zo weinig aandacht heb-ben besteed en de voorlichting haar bestrijdingsadvies voor-namelijk moet baseren op Nederlandse proefgegevens.

In de regel vond bestrijding door bespuiting met Mn SO4 plaats. De resultaten vielen echter in de laatste tijd wel wat tegen. De boeren hadden namelijk de neiging in het begin van de bloei, d.i. wat te vroeg, te spuiten.

(18)

14 -VII ERWÏECYSTENAALTJES

Uit aaltje werd in 1912 in Engeland onderkend. Thans is T/o van de erwtepercelen rain of meer "besmet. In de regel is de schade van geringe omvang.

Het erwtecystenaaltje wordt daar vooral gezien als een potentiële bedreiging voor de verbouw van erwten. Dit klemt te meer nu de conservenindustrie meer erwten gaat opnemen, wat een plaatselijke concentratie van de teelt, met kans op een wat te krappe vruchtwisseling en daarmee stimulering van de aaltjespopulatie, in de hand werkt.Plaatselijk kwam het euvel van een te krappe vruchtopvolging reeds voor, b.v. in Lincoln-shire, waar soms eens in de 4 jaar erwten werden verbouwd.

Het onderzoek bevindt zich in een beginstadium. Er werd o.m. de invloed van de graad van besmetting op de op-brengst nagegaan. Het bleek,dat een gering aantal aaltjes, waarbij op het oog geen afwijkende symptomen zichtbaar wa-ren, de opbrengst nog gevoelig kan schaden, uit houdt in, dat een van de oorzaken voor een minder goede opbrengst als "verborgen factor" onopgemerkt kan blijven.

VIII ENTING

Proeven net entstof voor -een betere vorming van wor-telknolletjes hadden geen effect. Uit komt met de nederlandse ervaringen overeen, wa^r uitsluitend in specifieke gevallen, b.v. op ontginningsgrond, enting van het za,:d met succes werd toegepast.

(19)

15 -IX BEhSSTING

Door samenwerking van verschillende instanties zijn in de periode 1946 t/m 1949? 25 bernesting'sproeven met schok-kererwten uitgevoerd. _ue proeven toonden aan, dat onder engelse omstandigheden in de regel slechts een lichte bemesting met fosfaat en kali rend..:bel is. fosfaat beïnvloedde de opbrengst niet, terwijl kali slechts een geringe verbetering gaf. Het bemestingsadvies sloot zich hierbij .-..an. Op P- en K- rijke gronden blijft bemesting achterwege. Voor bemesting van per-celen met een laag P - en K-gehalte wordt 40-60 kg p2°5 resp. 30-45 kg K,,0 per ha aanbevolen.

Ue*1 re sulfaten van de proeven zouden kunnen wijzen op een hoog P- en K-niveau van de meeste engelse gronden, waarover geen gegevens zijn verzameld. Proeven in Nederland tonen n.1. aan, dat pas bij zeer hoge P-citroencijfers van de grond - 80 of meer, wat zelden voorkomt - fosfaatbemesting geen effect meer heeft, terwijl bij een normale fosfaattoestand ( P-citroen 30-40), 80 kg Po0[- per ha, vooral op zandgrond, veelal

renda-bel is. ïJit hangt samen met de opnamecapaciteit, die bij erw-ten geringer is dan bij verschillende andere gewassen.

Ie engelse gronden zijn in de regel fosfaat- en kali-arm. Ue zwakke reactie op een bemesting met fosfaat en kali kan er dan ook op wijzen, dat er andere, aan de bodem gebonden factoren, limiterend werken, uit kunnen zijn de granulaire samenstelling van de grond, de bodemstructuur en de waterhuis-houding, terwijl ook gebrek aan of het onvoldoende ter beschik-king staan van de overige voedingselementen de opbrengst kan beperken. Een overzicht van de in dit opzicht bestaande situ-atie is uiteraard moeilijk te verkrijgen.

In de laatste jaren is door het onderzoek van o.a. G.W.Cooke (Rothamsted) de belangstelling voor rijenbeme st ing vergroot. Een verbetering van de erwteopbrengst door toepassing van P-K- rijenbemesting in vergelijking met breedwerpig strooi-en was veelal onmiskstrooi-enbaar, wat met neder^andse 'ervaringstrooi-en

overeenkomt. Bij conservendoperwten waren de vooruelen duide-lijker dan bij schokkers. Uit hangt mede samen met de duur

van de groeiperiode die bij rijp te oogsten erwten (schokkers en ronde groene) langer is. ^r bestaat nl. aan veel meer gele-genheid voor compensatie van een in een eerder groeistadium opgetreden storing in de voedselvoorziening.

Je rijenbemestingsproeven werden echter op fosfaat-en kali-arme percelfosfaat-en ,.: .ngelegd. G-egevfosfaat-ens over soortgelijke proeven op meer vruchtbare gronden ontbreken. Verwacht werd, dat op deze gronden, waar in ue regel met breedwerpig strooien weinig effect werd bereikt, toepassing van rijenbemesting enige verbetering van de opbrengst z d geven.

Bij granen wordt in de praktijk rijenbemesting ge-regeld toegepast, waarbij, door een bepaalde ombouw van de zaaimachine, de meststof in dezelfde rij ais het zaad wordt gestrooid. Er is dan contact tussen za d en meststof, uit systeem voldoet bij granen goed en het is gec-ai vonder, dat ge-probeerd is ook andere gewassen op dezelfde wijze te behande-len. Lij erwten liep dit echter verkeerd af, omdat dit gewas een hoge zoutconcentrâtis oïti het zaad veel minder goed ver-droeg dan granen. Vooral in een droog seizoen na de zaai WEIS

(20)

16

-Voor arwten is een s^eci^le nacniriö nodig die de kunstmest 5 cri <:;:m weerskanten en iets "beneden de zaadrij plaatst, neze machines vinden titans wei ingang, m,:a,r de hoge prijs (3-4000 gld) houdt een algemene toepassing tegen. Ver-schillende boeren laten een "bestaande z anima chine op eenvou-dige wijze ombouwen tot een combinatie van zaai- en rijenbe-mestingsmachine. In dit geval wordt de meststof slechts aai

één kant van de zaadrij geplaotst, w:..t, na;ir het scheen, goed voldeed, leze verandering van de zaaimachine in een combinatie van zaai- en rijenbemestingsmachine kost f 1000.- - f 1200.-, wat veel goedkoper is dan aanschaf van een nieuw, speciaal 3p-parart.

het is niet te voorspellen hoe het nieuwe bemestings-systeem zich op den duur in Engeland en Nederland zal gaan ont-wikkelen. De indruk werd gevestigd, dat de engelse boer, die

op dit gebied bij andere gewassen ervaring heeft opgedaan, eer-der geneigd is deze methode over te nemen dan de neeer-derlandse, wat in de hand wordt gewerkt door de grotere bedrijven en den

krappere arbeidsvoorziening, uit laatste wordt voor Nederland een steeds nijpender probleem. Het onderstreept de noodzaak de bedrijfseconomische en -technische aspecten van de rijenbemes-ting tijdig onder ogen te zien. levens komen vragen over het te volgen bemestingsbeleid aan de orde, wa.'rover hier het laatste woord nog niet is gezegd.

(21)

17 -X DfiOOG-MElhODlEK TE VELDE

Het ruiteren van erwten wordt in toenemende mate, echter door arbeidersschaarste niet geregeld toegepast. Als van ouds vindt het drogen op het veld ve .lal in het zwad plaats.

Het klimaat is in sommige streken wat gunstiger door minder regenval dan in Nederland. Jit neemt niet weg, dat aan de ge-volgde methode van droging op het veld daar eveneens veel ri-sico' s zijn verbonden, wat in verschillende jaren in een slech-te zaadkwalislech-teit tot uiting komt. Dr kan in dit opzicht nog veel worden verbeterd, wat ook door de officiële instanties hoe langer hoe meer wordt ingezien, jje herhaalde aanbevelingen voor het gebruik van ruiters zijn hiervan het sprekende bewijs.

het ingeleverde zaad voldoet soms aan minimale eisen, hit was b.v. te zien o y de schoningsafdeling van Crosse & Blackwell Ltd. te Colchester, waar de modernste machines

zoals liet "elektrisch oog" werden ingezet voor de schoning

van Zelka-schokkers, die kwalitatief gezien in Nederland zonder meer in de veevoedersector waren terechtgekomen. Ket bleef de vraag of het wel de kosten en de moeite loonde dit produkt te

zuiveren en enigszins verkoopbaar te maken. Blijkbaar wordt de handelaar, die deze erwten contracteert en wil verwerken, door

de boeren niet verwend.

Er is ongetwijfeld een bepaalde samenhang tussen de verminderde belangstelling voor de verbouw van landbouwerw-ten en de kwaliteit, die, behalve door de weersomstandigheden mede door het gebruikelijke drogingssysteem wordt

bepaald.De-ze minder goede kwaliteit drukt de prijs, wat bij een relatief matig opbrengstniveau voor het financiële resultaat des te zwaarder weegt.

(22)

16

-XI ENKELE AANTEKENINGEN OVErl NE DOPEiiw TE TEELT

De cultuurwijze komt in hoofdzaak met die van landbouwerwten overeen. Evenals in Nederland wordt gestreefd naar een verlenging van de oogstperiode , wat voor een

rendabe-le benutting van de capaciteit van de machines' en een afvlak-king van de verwerafvlak-kingsstop gunstig is. leze oogstspreiding kan onder meer v/orden bereikt door de ras senke uz e en zaaien op uiteenlopende tijdstippen.

In Nederland wordt hierbij het accent gelegd op de rassenkeuze, Oogstspreiding wordt in meer of mindere mate bereikt door het zaaien van rassen met uiteenlopende vroeg-heid van afrijpen. Ie moeilijkheden liggen hier bij zeer vroe-ge en in het bijzonder bij la;-.'trijpende erwterassen. In deze groepen is het aantal voor de praktijk geschikte rassen schaars, waardoor mede het rassenonderzoek actueel blijft.

In Engeland is de methode van zaaien op zeer

uit-eenlopende tijdstippen vrij sterk ingeburgerd, in tegenstelling met Nederland, wa ,r dit systeem sporadisch wordt toegepast.

De zaaidatum wordt door de fabriek vastgesteld. De eerste zaai vindt in de regel in februari plaats, wat met tus-senpozen, op basis v^n de temperatuursom, tot _+ 10 mei wordt voortgezet. Voor de vaststelling van het verwachte oogsttijd-stip van soms 20 uiteenlopende zaaisels voldeed deze methode slechts ten dele. uit is zeer begrijpelijk, omdat de gemiddel-de temperatuur niet alleen maatgevend is voor gemiddel-de snelheid van afrijping. De verdeling van de•dag- en nachttemperatuur is hierop mede van invloed , terwijl factoren buiten de tempera-tuur om het afrijpingstempo ten dele bepalen.'

Birds Eye Pood, een onderdeel van het Unilever concern, die _+ 2500 ha voor diepvries bestemde erwten had ge-contracteerd, koos voor de vroegste zaaisels de rassen Thomas ijaxton en Diadem, terwijl, bij latere zaai werd overgegaan op Perfect ion-typen.

Thans wordt nagegaan of zaaien in december voor

Oost-Engeland perspectief biedt, hiermede zijn enkele ervaringen opgedaan. Gebleken is b.v. dat vorst in combinatie met wind de

stand van het'gewas zeer schaadt. Door meer zaaizaad te ge-bruiken kon dit enigszins worden verholpen, ne resultaten in 1956 en 1957 lieten enig optimisme voor een bruikbare toepas-sing van zaaien in de winter toe.

De doperwtecampagne vangt op _+ 20 juni aan en ein-digt in de regel 10-15 augustus. Dit betekent dat een uiteen-lopende zaaitijd van eind februari tot begin mei, onder nor-male omstandigheden resulteert in een verlenging van de dop-erwtecampagne met 2-3 weken. Dit is geen verbijsterend resul-taat. Deze verlenging is bij een verdere ontwikkeling van de veredeling en het rassenonderzoek eveneens met de rassenkeuze in de toekomst bereikbaar.

In 1957 ging de aanvoer van doperwten in Engeland één maand langer door dan in Nederland, wat samenhangt met een korte periode met hoge temperatuur in de rijpingsperiode van norma;?!, in maart gezaaide erwten, ue invloed van deze temperatuurstoot op de latere zaaisels was minder merkbaar.

Bij late oogst ga°t het voordeel van doperwten als vroeg-het-veld-ruimend-gewas verloren, het blijft dan ook

(23)

19

-de vraag of -de ne-derlandse "boer, tenzij hier dui-delijke

extra geldelijke voordelen tegenover staan, genegen is laat te zaaien of zeer 1, atrijpende rassen te verbouwen« Uit

geldt in het bijzonder voor zandgrond, waar een kans voor een geslaagd stoppelgewas wordt gemist, hier kunnen de belangen van industrie en landbouw botsen.

Le beste resultaten werden bij zaai midden maart ver-kregen, waarna de opbrengst geleidelijk daalt. De meizaaisels stelden veelal teleur. Opbrengstderving door late zaai wordt door de fabriek m.b.v. een premiestelsel opgevangen.

Le gemiddelde doperwteopbrengst in Engeland over de periode 1939 t/m 1956 bedroeg _+ 3000 kg per ha. In Nederland

zijn hierover geen volledige cijfers beschikbaar, wat een ver-gelijking bemoeilijkt. Naar schatting is deze opbrengst in ons land 4000-4500 kg per ha.

Ten slotte is een enkel woord over de veredeling op zijn plaats.

Op het kweekbedrijf van Sharpe te Sleaford werd het nut van "muitipods" betwijfeld. Lit zijn erwterassen die per etage in plaats van 1 of 2, wat bij de normale rassen gebruikelijk is veelal 3 peulen dragen, ue aanvankelijke verwachting,dat

"muitipods" meer gelijkmatig afgerijpte erwten zouden leveren dan de normale rassen, wordt waarschijnlijk niet bevestigd, terwijl de opbrengst veelal niet hoger is.

Het verschil in afrijping, waardoor beide erwtetypen een even ongelijkmatig produkt leveren, komt op uiteenlopende wijze tot stand. Immers, bij de normale rassen wordt dit meer veroorzaakt door ongelijktijdige vorming van de peuldragende etages, terwijl"multipods!' een groter afrijpingsverschil tus-sen de op c'én etage gezette peulen zouden geven.

.:et kweken van voor amerikaanse vaatziekte resistente rassen wordt nog niet urgent beschouwd (zie. IV, b ) .

Rassen Ev-jnals in Nederland is het sortiment vrij groot. In Engeland is een groot aantal rassen afkomstig van het verede-lingsbedrijf Charles Sharpe k Co. te Sleaford.

Tabel 2 Le belangrijkste verbouwde doperwterassen in Engelands (Ras Alaska Meteor Gregory's Surprise Thomas Saxton Kelvedon Wonder Vitlïam Wonder Sharpe's no 99 Canner Lincoln Onward Shasta

Lark Skin Perfection Canner's Perfection Charles I jvorm zaad

I rond

i ii 'gekreukt l i' ii ii H H is I! Ii II gebruik blikconserven blik- en vriesconserven blikconserven blik- en vriesconserven blikconserven. I! » blik- en vriesconserven vriesconserven blikconserven

(24)

20

-net is opvallend dat van de in tabel 2 opgenomen ras-sen slechts enkele in het nederlandse sortiment voorkomen. Kelvedon Wonder heeft zich in ons land van ouds gehandhaafd, maar Lincoln en Onward zijn vrijwel verdwenen door onvoldoen-de kwaliteit van onvoldoen-de doperwt en/of landbouwkundige eigenschap-pen van het gewas.

Uit hangt vooral samen met de uiteenlopende tolerantie t.a.v. de korrelgrofte. Op het continent is in het bijzonder belangstelling voor rassen met kleine zaden, terwijl in Enge-land een grovere korrel, in het bijzonder voor de diepvries-industrie, die een groot kwantum verwerkt, minder bezwaarlijk is.

Het doperwteonderzoek staat nog in de kinderschoenen, wat samenhangt met de reeds besproken organisatie, waarbij tot dusver slechts onderzoek van landbouwerwten mogelijk bleek. In 1956 werd het rassenonderzoek op bescheiden schaal aangevat, v/at in 1957 werd voortgezet, uoor gemis aan apparatuur en

er-varing waren de proeven gebrekkig opgezet. Opbrengstbepalingen bleven achterwege, terwijl de rijpheid van de erwten op het

gevoel werd vastgesteld, omdat een tendero- of texturemeter ontbrak. In dit stadium werd, door de omstandigheden geleid, veel aandacht besteed aan een morfologische opbrengstanalyse. Uit verschaft belangrijke informaties over de samenstelling-van de oogst, maar inzicht in het produktievermogen onder prak-tijkomstandigheden wordt onvoldoende verkregen.

In 1957 werd voor het eerst naast engelse- een groot aantal buitenlandse rassen onderzocht. Ueze rassen waren af-komstig uit o.a. U.S.A., Canada, India, Frankrijk, uuitsland, jjenemarken en Zweden. Uit Kederland waren vertegenwoordigd•;

Conserva VIII (Nunhem) , Ki.2117 (Mansholt) en 3 Edelkerna-typen (Schilpzand).

het bijprodukt van de industriële verwerking, het erwte-loof, wordt in de regel gee'nsileerd. Uit geschiedt in Engeland veel door de industrie, die de silage later verkoopt, uit was te zien bij een erwtedorsstation te Colchester, hiervoor was op improvisorische wijze een kuil met aflopende diepte vlak bij het dorsgarnituur gegraven, waarin het loof werd ingekuild. Per ton groene massa werd 3s tot 4i kg Silotex, dat 67% zwavel-dioxyde bevat, toegevoegd.

In Nederland verzorgen sommige fabrieken het inkuilen zelf. In andere gevallen wordt in ons land het loof aan de

be-troitken leverancier teruggegeven, die het loof op eigen bedrijf conserveert. Ue indruk bestaat,dat dit veelal zonder toevoeging van suikerhoudende stoffen of zuur geschiedt, wat-voor een

eiwithoudend produkt als erwteloof, bedenkelijk is. Hier ligt een punt voor onderzoek. Het doperwte-areaal omvat thans in ons land +_ 3000 ha, terwijl uitbreiding mag worden verwacht. Ue verse loofopbrengst bedraagt +_ 25 ton/ ha, wat in totaal neer-komt op + CO.000 ton. Ueze hoeveelheid bevat _+ 11.000 ton dro-ge stof, 1650 ton ruw eiwit en 1200 ton verteerbaar ruw eiwit. Het gaat hier om niet te verwaarlozen hoeveelheden kostbare voedingsstoffen, terwijl de eiwit/zetmeelverhouding 1 s 4 à 5 bedraagt. Ueze nauwe verhouding is zeer gunstig, omdat de dop-erwteteelt op de gemengde bedrijven plaatsvindt waar in de regel, door hier niet te bespreken omstandigheden, tekort aan eiwit is.

(25)

21

-XII QVERZIChl VAN EEE LÛPENEE C N E E R Z O E K :,.-..ï< ERV/ÏEN IN ENGEE^NE 1 Pea Growing Research Organisation (Yaxley, Peterborough)

a toetsen van zaaizaadbeschermingsmiddelen (TKTD, Captan) b standruimte

c onkruidbestrijdingsproeven (o.a. wilde haver)

. d bladrandkever-bestrijdingsproeven (o.a. met systemische middelen)

e onderzoek naar de gevoeligheid van rassen voor herbiciden f bestrijding van valse meeldauw en onderzoek naar de

gevoe-ligheid van rassen voor deze schimmelaantasting

g onderzoek naar een methode voor een voorspelling van het optreden van de erwtepeulboorder, op basis van de tempe-ratuursorn

h erwtecystenaaltjes-invlöed van populaties van uiteenlopen-de omvang op uiteenlopen-de erwte-opbrengst ; uiteenlopen-de samenhang tussen gewas

en aaltjespopulatie; bestrijding van aaltjes b. v. nematoci-den

i gebruik van insecticiden en residu's in zaad en stro j ' droogmethoden op het veld

k doperwterassenonderzoek

1 rassenonderzoek (schokkers en groene erwten) op zeer be-perkte schaal

- m observatieproef van nieuw aangeboden schokkers en groene erwten, jjit werk valt onder de engelse keuringsdienst, waaraan de P.G.R.O. tevens medewerkt

2 Rothamsted Experimental Station (Harpenden)

a fundamenteel onderzoek betreffende ;de amerikaanse_vaatziek-te , o.a. aard van de resisamerikaanse_vaatziek-tentie; fysTologischè' rassen

van de ziekteverwekker Fusarium Oxysporum ras 1; daarnaast toetsen van rassen op resistentie., wat op 't veld, op

be-smet terrein, geschiedt

b erwtecystenaaltjet in 1957 wordt het verloop van de aaltjes-populatie bij verbouw van 6, o.a. vatbare gewassen, bestu-. deerd

3 National Institute of Agricultural Botany (Cambridge) a het "Seed 'iesting Station" zoekt naar een verbeterde

labo-ratoriummethode voor de bepaling van de kiemkracht van erw-ten om een betere maat te krijgen voor de te verwacherw-ten

werkelijke opkomst te velde

b Seed Production Branch, classificatie van de in Engeland aanwezige erwterassen

c oriënterend doperwterassenonderzoek (5 diepvriesrassen). Vooral is het de bedoeling de proefteciinische moeilijkheden bij de doperwte-oogst tot een oplossing te brengen

(26)

zaad 22 zaad

-4 National Vegetable Research Station (Wellesbourne, Warwick) a zaaizaadontsmetting voor bestrijding Ascochyta-schimmels b onderzoek na?r de samenhang tussen de bodemtemperatuur en

het optreden van de erwtepeulboorder 5 Unit of Experimental Agronomy (Oxford)

tnans geen onderzoek c-;.an erwten. Het ligt in de bedoeling het vraagstuk van de wilde haver bestrijding aan te vatten, dit in samenwerking met de Landbouwvoorlichtingsdiensten 6 Plant Breeding Institute (Cambridge)

a kweken van wintervaste kapucijner- en rozijnerwten, Deze erwtetypen zijn in Engeland als voedererwt in gebruik b kweken van meer opbrengende voedererwten

7 Norfolk Agricultural Station (bprowston, Norwich)

a oriënterend onderzoek naar de invloed van rijenbemesting op opbrengst en kwaliteit van doperwten

b onkruidbestrijdingsproeven

8 Scottish Horticultural Research Institute (M'y Ine f ie ld, Invergowrie near Dundee)

doperwterassenonderzoek van beperkte omvang 9 Plant pathology Laboratory U ar penden)

a in 1957 is begonnen met het bestuderen van de omvang van de schade door de bladrandkever

b supervisie over de inventarisatie van erwteziekten en -pla-gen in Oost-Engeland. Dit wordt mede door de voorlichtings-diensten uitgevoerd, hierbij zal speciale aandacht aan het optreden van de erwteknopmade worden besteed

10 Terrington Experimental Husbandry Farm (.Terrington St.Clement, Norfolk")

a in 1957 werd de reactie van een aantal erwterassen op

be-spuiting met het onkruidbestrijdingsmiddel MCPB bestudeerd b proef met schokkererwten, zaaitijd, zaaizaadontsmetting en

standruimte

11 National Agricultural Advisory Service

De indruk werd verkregen dat liet door de engelse voorlich-tingsdienst verrichte onderzoek aan erwten van beperkte omvang is. Dit blijkt uit het volgende overzicht;

I Northern Province - ßeen proeven met erwten

II forKshire and Lancashire Province - van 1956 af

NPE-bemes-Tïngsproeven met öTöperwten

III East Midland Province •- invloed van oogsten op uiteenlopende tijdstippen van erwten en bonen op de erwtecystenaaltjepo-pulatie. Verder onderlinge vergelijking van een beperkt . aantal doperwteras sen

(27)

23

IV West Midland Province - in 1957 alleen

observatie-veldjes met rijenbemesting en het onkruidbestrijdings-middel MC PB

V Eastern Province - in 1957 begonnen met aanleg van wil-de haverbestrijdingsproeven op 5 verschillenwil-de grond-soorten. In de proeven zijn schokker- , voedererwte-en doperwterassvoedererwte-en . opgvoedererwte-enomvoedererwte-en

VI South-Eastern Province - op 2 humeuze gronden wordt voor een tegengaan van "kwade harten" een mangaanbe-spuitingsproef aangelegd

VII South-We stern Province - geen proeven met erwten VIH Wales - geen proeven met erwten

(28)

24 -SAMENVATTING

1 De verbouw van landloouwerwt&n loopt in Engeland in de laatste jaren terug, wat, met het oog op onze exportpositie van schok-ker- en'ronde groene erwten»gunstig is»

2 Ueze teruggang is mede toe te schrijven aan de relatief lage opbrengst, gepaard met een matige uiterlijke kwaliteit, wat het financieel resultaat ongunstig beïnvloedt.

3 ue lagere gemiddelde opbrengst hangt samen meto

a "bodemgesteldheid - verschillende aanwijzingen geven de in-druk >dat de gronden wa.-rop in Engeland erwten worden ver-bouwd door een geringere vruchtbaarheid potentieel minder kunnen opbrengen dan die in Nederland

b sommige cultuurwijzen - tot opbrengstverlagende factoren kunnen in dit'opzicht onder meer worden gerekend;

- te late zaai

- te ruime rijafstand, wat soms werd aangetroffen

- moeilijkheden bij de bestrijding van wilde haver, die ge-regeld, soms in ernstige mate ,voorkomt en door het sterk concurrerend vermogen de opbrengst drukt

- onvoldoende aandacht aan de knopmade, een insektenplaag, die daar plaatselijk veel schade deed

c rassenkeuze - de minder produktieve schokkererwten worden het meest verbouwd, wat samenhangt met de voorkeur van de engelse consument voor ''processed peas" waarvoor schokkers het meest geschikt zijn .

4 het gebruik var: ruiters is niet algemeen, als van ouds vindt in vele gevallen door arbeidarsschaarste droging in het zwad plaats, wat in sommige j,.ren de kwaliteit zeer schaadt en de prijs drukt.

5 Voor bestrijding van tweezaadlobbige onkruiden voldoet UNEP in combinatie met schoffelen het best.In Nederland wordt uit-sluitend het ammoniumzout van butylphenol gebruikt, terwijl in Engeland de voorkeur aan tri-ethanolamine-butylphenol wordt

gegeven. Uit verschil hangt waarschijnlijk samen met de uiteen-lopende weersgesteldheid in het voorjaar, het nieuwe middel MCPB biedt door geringe onkruiddoding en kans op gewasschade, weinig perspectief.

6 Het onderzoek naar de bestrijding van eenzaadlobbige onkruiden (o.a. wilde haver) staat in het middelpunt van de belangstel-ling. TCA werd op zwaar bezette percelen in beperkte mate in 1957 voor het eerst toegepast. Uit proeven bleek, dat bet

re-sultaat door uitwendige omstandigheden wordt beïnvloed en wis-selt. Gemiddeld werd 70^ van de aanwezige wilde haverkiemplan-ten gedood. Ue variatie was vrij groot en schommelt tussen 35

en 9(ó °>o. TC.A schaadt de opbrengst, ue gemiddelde

opbrengstder-ving bedroeg lOyc

7 ue gevoeligheid van erwten voor chemische onkruidbestrij-dingsmiddelen loopt groeps- of rasgewfjze uiteen. TC> en NC PB

leken landbouwerwten minder te schaden dan conservendoperwten, waarvoor verschillende rassen nogal gevoelig waren.

(29)

25

-6 Door zaaizaadbehandeling met het systemischemiddel "Thimet" werd in proeven de bladrandkever met goed resultaat bestreden.

Bit zou, wanneer de proefresultaten van de P.u. en het I.P.0. bevestigend luiden, een vereenvoudiging van de bestrijding en een besparing aan werk en kosten in de hand werken.

9 He kennis van de biologie en de bestrijding van de overige insekten is voor een groot deel gebaseerd op nederlandse ge-gevens. 1'e knopmade is onvoldoende onderkend. In de laatste jaren werd plaatselijk veel schade opgemerkt, wat het onder-zoek stimuleert.

10 Le amerikaanse vaatziekte treedt thans nog' zeer sporadisch op. Het kan op langere ten ijn een bedreiging vormen voor de ver-bouw van conservendoperwten, waarvoor verschillende rassen vatbaar zijn. In Rotharasted wordt deze ziekte uitvoerig be-studeerd. Verschillende kwekers achten dit vraagstuk minder urgent, waardoor een doelbewust resistentie-onderzoek achter-wege blijft.

11 Virusziekten, waarvan een aantal is onderkend, doen tot dus-ver weinig schade. In dit opzicht is echter, wat blijkt uit amerikaanse ervaringen, waakzaamheid geboden. In Engeland wordt aan het Rothamsted Experimental Station een

erwtevirus-specialist verbonden.

12 Mangaangebrek komt plaatselijk geregeld in erge mate voor. Bespuiting met Mn SO. had niet steeds volledig succes, ver-moedelijk door toepassing op een wat te vroeg tijdstip.

13 het erwtecystenaaltje vormde een potentiële bedreiging van de erwtecultuur. hit geldt in het bijzonder voor conservendoperw-ten, waarvan de verbouw meer plaatselijk en rondom de verwer-kingsindustrie is geconcentreerd, wat, door meer kans op een

wat.te krappe vruchtwisseling, de aaltjespopulatie stimuleert. 14 Proeven met entstof voor een betere vorming van

wortelknolle-tjes hadden geen effect.

15 Toepassing van rijenbemesting bij erwten neemt in Engeland toe. Be speciale machines zijn duur, waardoor in vele gevallen een bestaande zaaimachine voor dit doel werd omgebouwd, jjit vereenvoudigde systeem is veel goedkoper en schijnt goed te voldoen.

16 Bij"contactbemesting " waarbij het zaad met de meststof in de rij wordt gelegd, lijden de erwten schade door een te hoge zoutconcentratie, in tegenstelling met granen. Vooral kali had in dit opzicht een slechte naam.

17 Be raszuiverheid van schokaererwten, die aanvankelijk veel te wensen overliet, is door het werk van de in 1944 opgerichte

keuringsdienst (Bried Pea Seed Approval Scheme), aanzienlijk verbeterd. Bit kan in de toekomst de, door de teruggang van

de verbouw van schokkererwten reeds afnemende vraag naar zaai-zaad uit Nederland versterken.

18 Het rassenonderzoek bij landbouwerwten is van minimale omvang. Be rassenkeuze is veelal gebaseerd op nederlandse proefresul-taten.

(30)

26

-19 Aan de veredeling van landbouwerwten wordt vrijwel geen aan-dacht "besteed.

20 De teelt en de verwerking van conservendoperwten neemt re-gelmatig toe. In 1957 was in Engeland ruim 20.000 ha gecon-tracteerd (Federland _+ 3000 ha) .

21 Voor een betere benutting van de capaciteit van de industrie is een afvlakking van de verwerkingstop door oogst spreiding van veel belang. In Engel...nd wordt dit voor een groot deel me-de bereikt door zaaien van bekenne rassen op uiteenlopenme-de tijdstippen; in ons land echter uitsluitend door de rassen-keuze, waarbij op een normaal tijdstip, rassen met uiteenlo-pende vroegheid van afrijping worden gezaaid.

22 De eerste zaai vindt in de regel reeds in februari plaats, wat met tussenpozen, op basis van de temperatuursom, tot + 10 mei wordt voortgezet. Onder normale omstandigheden worïït de campagne hierdoor met 2-3 weken verlengd.

23 De "temperatuursom" voldeed niet steeds als basis voor tempo-risering van zaai- en oogsttijdstip. uit is begrijpelijk, om-dat factoren buiten de temperatuur om eveneens het afrijpings-tempo beïnvloeden.

24 Het engelse doperwtesortiment is vrij groot en afwijkend van die van het continent, wat samenhangt met uiteenlopende tole-rantie t.a.v. de korrelgrofte. In west-Europa is een toene-mende belangstelling voor rassen met kleine zaden gaande, terwijl in Engeland een grovere korrel, vooral voor de diep-vriesindustrie, minder bezwaarlijk schijnt te zijn, wat het kweken van ;,f i jnzadiger" rassen slechts matig stimuleert. 25 Het dooerwterassenonderzoek staat no(. in de kinderschoenen.

Van 1956 af, toen het onderzoek werd aangevat, werd uitslui-tend enige voorselectie verricht. In 1957 verden voor het eerst buitenlandse rassen in de te toetsen serie opgenomen. 26 Sommige engelse kwekers hebben zeer weinig interesse voor

"multipods", dit zijn erwtetypen die in plaats van I of 2, geregeld 2-3 peulen per etage dragen. Volgens hun inzicht valt de gelijkmatig!, e id van "multipods-ervten" en de op-brengst niet beter uit dan bij de normale erwtetypen, wat ,

volgens onze eerste ervaringen in Nederland, v/el kan kloppen» 27 Het inkuilen van erwteloof werd door de industrie verzorgd.

Voor conservering werd zwaveldioxyde gebauikt. In Neuerland zal bij een zien uitbreidende verbouw van doperwten bij het onderzoek meer aandacht aan de wijze van conservering van het bijprodukt moeten worden besteed, uit is speciaal van belang voor gemengde zandbedrijven, wa^r in de regel een tekort a-..n eiwit is.

28 Ten slotte wordt een overzicht gegeven van het lopende onder-zoek aan erwten, dat op engelse instituten en bij de voor-lichtingsdienst is ondergebracht.

S 526 250 ex. Ri/V

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Clear staining patterns were observed in the endothelial cells of the vessels of patients with PHN (Fig. 1b, arrows) and in alveolar epithelial cells (Fig. 1b, arrowheads), although

waarin op de horizontale as de eiwitachtige stof, en in de figuur 10, waarin op de horizontale as de ruwe celstof der organische stof is uitgezet. de regressielijn in fig.

France and Germany first sought to ensure standardisation of the technical collection process (in particular the volume of individual donations) in order to improve the

voortgekomen zijn uit het maken van het patroon en/of de technische tekening nauwkeurig en volledig op de stylesheet en het pattern-size-spec, zodat alle op dat moment voor

De bouwkundig onderhoudsmedewerker gebruikt de voor de werkzaamheden benodigde materialen, gereedschappen, materieel en persoonlijke beschermingsmiddelen efficiënt,

Feit is echter dat het hier om een heel kwetsbare ‘groep’ gaat, waarbij trouwens de term ‘groep’ (ik zet dit niet voor niets steeds tussen

Hert rapport eindigt daarom met de volgende aanbeveling: ‘Als medewerkers op de hoogte zijn van situaties die door gedetineerden als lastig, moeilijk of vervelend

huidige landbouwpolitiek in Zweden t.a.v. dé agrarische inkomens gestelde doel is het garanderen van een bepaald inkomen aan de landbouw in totaal gezien. Teneinde de hiervoor