• No results found

Vergaande P- en N-verwijdering uit huishoudelijk afvalwater met terugwinning van fosfaat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vergaande P- en N-verwijdering uit huishoudelijk afvalwater met terugwinning van fosfaat"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

240

Vergaande P- en N-verwijdering uit huishoudelijk

afvalwater met terugwinning van fosfaat

Voordracht gehouden tijdens het NVA-symposium 'Fosfaatverwijdering uit afvalwater' op 9 februari 19X8 te Wageningen

waste water which gives very favourable B O D / N and BOD?P ratios."

The plant is designed for 12,500 PE corresponding to a dry weather flow of 3,200 m3/day and has been taken into

operation at the end of 1985.

Operating results with and without chemical addition (contact filtration with addition of ferric chloride) are given in Table II. 5. Future developments

Mathematical models developed for the alternating process systems BIO-DENITRO and BIO-DENIPHO will soon be used as standard tools for process design and optimization. (Modified IAWPRC models). When the models are calibrated by means of the actual waste water characteristics and pilot or full scale process kinetics, the effluent values for BOD, N, and P can be predicted at various conditions, and process optimization will be possible.

Most of the activities in the near future will then be concentrated on the development of reliable combinations of on-line measuring devices for ammonia, nitrate, and phosphate.

References

1. Henze, Christensen, M. (1975). Denitrification of

Sewage by Alternating Process Operation. Prog. Water

Technology (2). p. 339-347.

2. Kristensen. G. H., Arvin, E. and Bundgaard. E. ( 1983). Full Scale Experience with Phosphorus Removal in

an Alternating System. Water Science and Technology 15

(3/4).

3. Tetrault, M. J., Rusten. B.. Benedict, A. H. and Kreissl. ( 1987). Assessment of Phased Isolation Ditch

Technologies. Journal JWPCF, 59 (9). p. 833-840.

4. Comeau. Y„ Oldham. W. K. and Hall, K. J. ( 1987).

Dynamics of carbon reserves in biological dephosphatation of wastewater. Advances in Water Pollution Control,

BIOLOGICAL PHOSPHATE REMOVAL FROM WASTEWATERS. Proceedings of an IAWPRC Specialized Conference held in Rome, Italy. 28-30 September.

5. Elin. Holm Kristensen, Petersen, Rindel and Rye. ( 1987). Danish Activities on Biological Phosphorus

Removal. Poster Paper from IAWPRC Specialized

Conference on Biological Phosphate Removal from Wastewater. Rome, 28-30 September.

• • •

Inleiding

Het wordt algemeen erkend, dat in principe elke actief-slibinstallatie toegankelijk gemaakt kan worden voor biologische defosfatering mits een anaërobe zone wordt ingelast. Hoewel het introduceren van een anaërobe zone een eerste voorwaarde is voor biologische defosfatering, wordt de optimalisering van het proces toch met name bepaald door factoren als samenstelling afvalwater, slibbelastingen slibverwerking.

IR. J . H . RENSINK Landbouwuniversiteit Wageningen Vakgroep Waterzuivering H. J. G. W. DONKER Landbouwuniversiteit Wageningen Vakgroep Waterzuivering D. M. E. ANINK Landbouwuniversiteit Wageningen Vakgroep Waterzuivering

Bij de samenstelling van het afvalwater gaat het in eerste instantie om de reeds aan-gevoerde en de te produceren hoeveelheid lagere vetzuren in de anaërobe zone. Hoe meer aanmaak van lagere vetzuren, hoe meer groeimogelijkheden voor de bacterie

Acinetobacter en derhalve hoe meer

fosfaat-verwijdering. In dit opzicht hebben bedrijven met gemakkelijk verzuurbaar afvalwater, zoals bijvoorbeeld zuivel- en limonade-fabrieken een zeer positieve invloed op de P-verwijdering.

Teneinde over voldoende lagere vetzuren in de anaërobe zone te kunnen beschikken, kunnen extra lagere vetzuren worden verkregen uit voorverzuring van een deel van het primaire slib.

Uit eigen onderzoek [Rensink, 198 1 ] is duidelijk vastgesteld, dat bij lage slibbelastingen en dus vergaande nitrificatie -het gevormde nitraat de aanmaak van lagere vetzuren door facultatief anaërobe bacteriën blokkeert vanwege een te hoge redox-potentiaal. Voorts oxyderen de denitrifi-cerende bacteriën de reeds aanwezige lagere — en wellicht hogere - vetzuren waardoor er minder substraat resteert voor/4 cinetobacter. Een en ander leidt dus tot minder fosfaat-verwijdering. Teneinde de storing van nitraat — aangevoerd met het retourslib - te om-zeilen, kan de conventionele procesvoering als volgt worden gewijzigd: het

binnen-Samenvatting

Vergaande biologische defosfatering op een laag belaste actief-slibinstallatie is mogelijk, mits een deel van het retour-slib in een 'bypass' van de installatie wordt ontdaan van fosfaat door middel van strippen. Het hierbij massaal vrij-gekomen fosfaat kan met de korrel-reactor worden omgezet in vast korrelig calcium-fosfaat voor industrieel her-gebruik. Wanneer het secondaire surplusslib anaëroob wordt gestabili-seerd, dient allereerst het surplusslib te worden gestript, teneinde teruglevering van fosfaat te minimaliseren. Vergaande biologische N-verwijdering is mogelijk wanneer tevens een anoxische zone in de installatie wordt opgenomen en ter plaatse wordt gevoed met een klein deel van het binnenkomend afvalwater. Onder bovengenoemde procesomstan-digheden werden P- en N-reducties bereikt van resp. 99,9 en 90%.

komende afvalwater en het retourslib worden een korte tijd — 20 à 30 minuten-met elkaar gemengd, bijvoorbeeld in een zandvanger die tegelijkertijd de functie krijgt van een contacttank, om de slibvlok hoog te beladen met organische stoffen. Vervolgens wordt het beladen slib door middel van bezinking van de nitraatrijke waterfase gescheiden. De denitrificerende bacteriën kunnen nu slechts beschikken over het nitraat in de sublaag, waardoor er meer lagere vetzuren ter beschikking komen van Acinetobacter. In de praktijk wordt deze procesvoering benaderd door actief-slibinstallaties met alternerende beluchting zoals bijvoorbeeld de installaties te Bunnik en Bunschoten [Janssen, 1988],

Het rendement van biologische defosfatering wordt ook sterk beïnvloed door de wijze van slibverwerking. Bij het proces van biologische defosfatering van afvalwater wordt het fosfaat met het surplusslib aan de zuiveringsinstallatie onttrokken. Het hangt nu van de wijze van slibbehandeling af in hoeverre er wederom fosfaat uit het slib ' vrijkomt en de actief-slibinstallatie opnieuw bereikt. Het vrijgekomen fosfaat kan hierbij afkomstig zijn van indikkers, slibgisting, filterpersen, etc. Volgens Japanse onder-zoekers [1987] wordt bij slibgisting circa 60% van het geaccumuleerde fosfaat weer naarde installatie teruggevoerd. Het rendement van de fosfaatverwijdering loopt hierbij aan-zienlijk terug.

Een mogelijkheid om uit deze impasse te komen is gebruik te maken van het

zogenaamde Phostrip-proces, ontwikkeld door Levin en Shapiro [ 1987], Hierbij wordt een deel van het retourslib in een anaërobe

(2)

H20(21) 1988, nr. 9

241

ruimte — de zogenaamde strippertank - van fosfaat ontdaan. Het gestripte slib wordt vervolgens naar het kopeinde van de installatie teruggevoerd, waar het slib opnieuw fosfaat opneemt. Het fosfaatrijke supernatant - 100 mg P/l - uit de stripper-tank kan met kalk worden geprecipiteerd met een slurry als eindprodukt. Dit zelfde procédé zou ook tegelijkertijd kunnen worden toegepast op surplusslib dat aan een anaërobe gisting wordt onderworpen. Een andere mogelijkheid om het fosfaat te verwijderen zou mogelijk zijn: kiem-kristallisatie van calciumfosfaat op zand in de korrelreactor, die ontwikkeld is door het ingenieursbureau Dwars Hederik en Verhey te Amersfoort [Eggersen Van Dijk, 1986]. De praktijk leert ons dat bij biologische defosfatering op zuiveringsinstallaties met de eenvoudigste slibverwerking, zoals afvoer van surplusslib in natte toestand naar de landbouw, de hoogste fosfaatverwijdering wordt bereikt. Toch komen zuiverings-installaties met een vergaande fosfaat-verwijdering meestal niet lager dan

1 à 3 mg P per liter effluent. In vele gevallen zal dit acceptabel zijn voor de water-ontvanger. Ook komt het voor, zoals bijvoorbeeld de Randmeren, dat het effluent

T A B E L I - Gemiddelde samenstelling bezonken

huishoudelijk afvalwater tijdens experiment en droogweeraanvoer. Exp dwa T A B E L II - Procescondities. C Z V mg/l BZV, mg/1 Nkjeldahl mg/l plotaal mg''1 Alcalileit tnaeq/1 Ca mg/l Mg mg 1 Hardheid PH B Z V , : N : P = 80 m> 100 350 215 45 12.5 6 35 2.0 CaCO, 1 7,2 : 20: 5.7 500 300 70 18 7 50 2.5 l25mgCaC03/l 7.2 100:23:6 Compartimenten nr. Anaëroob Aëroob Anoxisch Aëroob Influent 1 h totaal compart 1 compart 7 Effl. a 1 h 59-63 Retourslib l/h totaal indikker compart 1 Surplusslib l/h Vol.strip. 1 Na-acetaat mg/g Retour indikker Et tl. bl h Verblijftijd, uur Aër. tank Bez. tank Stripper ds Comp. 3 l/h 1 1,2 3, 4. 5, 6 7 . 8 . 9 10 70 53 17 59-63 47 12 35 0 - 4 150 11 5 7 14 1.5 12,5 2 1.2 3, 4, 5,6 7. 8,9 10 70 53 17 59-63 47 12 35 0 - 4 150 38 5 7 14 1.5 12.5 Periode 3 1. 2 3, 4. 5, 6 7. 8, 10 9 70 53 17 59-63 47 12 35 0 - 4 150 38 5 7 14 1.5 12,5 4 1.2 3. 4. 5. 6 7, 8. 9 10 70 53 17 59-63 47 12 35 0 - 4 100 38 5 7 14 1.5 8,3 5 1,2 3. 4. 5.6 7. 8.9 10 70 53 17 47 12 35 0 - 4 100 25 5 7 14 1.5 8,3

niet meer dan 0,2 à 0,5 mg P per liter effluent mag bevatten. Teneinde deze lage waarden te kunnen bereiken, zullen aanvullende maat-regelen nodig zijn. Biologische oplossingen hiertoe zijn afhankelijk van de

slib-verwerking, het doseren van lagere vetzuren of biologische defosfateren in combinatie met strippen.

Onderzoek

In het kader van bovenstaande fosfaat-problematiek bij het verkrijgen van lage P-effluentwaarden heeft de vakgroep Waterzuivering onderzoek verricht naar vergaande P- en N-verwijdering uit

Afb. I - Proefinstallatie. Defosfatenngs installatie Bezinktank Stripper ndikker Influent Effluent (a en b ) Retour slib ngedikt slib Surplusslib Na-acetaat dosering Gestript slib 6 naar korrelreactor naar kompartiment 3

huishoudelijk afvalwater. Vergaande N-verwijdering is noodzakelijk vanwege de nitraatstoring bij biologische defosfatering en de bijdrage aan de eutrofiëring. Teneinde een vergaande N-verwijdering te bereiken, werd een langwerpige proef-aëratietank (zie afb. 1) achtereenvolgens verdeeld in vier zones, te weten anaëroob, aëroob, anoxisch en aëroob. Een deel van het bezonken afval-water werd in de anoxische zone ingevoerd. Voorts werd continu een deel van het retour-slib gestript en daarna teruggevoerd naar compartiment 3 van de aërobe zone. Aan de strippertank werd continu een hoeveelheid natriumacetaat gedoseerd om de zogenaamde 'P-release' te bespoedigen. Het onderzoek richtte zich met name op de zuiveringsgraad, de grootte van de inhoud van de strippertank en de hoeveelheid te doseren natriumacetaat. De proefinstallatie werd belast met 70 1 bezonken huishoudelijk afvalwater per uur. Bij dwa bedroeg de slibbelasting gemiddeld 250 g CZV/kg slib.dag, berekend op basis van de slibhoeveelheid in de aëratietank. De proefinstallatie werd opgestart met defosfaterend slib uit eerder onderzoek. De gemiddelde karakteristiek van het bezonken huishoudelijk afvalwater tijdens het onderzoek en bij dwa is weergegeven in tabel I.

De procesomstandigheden en gemiddelde resultaten zijn respectievelijk vermeld in tabel II en III.

Terugwinning van fosfaat

Het fosfaat dat in hoge concentraties in de strippertank vrijkomt kan met kalk worden

(3)

242

P 04- P NK j lN O , - N ( m g / l )

compartimenten Afb. 2 - Momentopname lengteprofiel van enkele parameters.

T A B E L III - Resultaten.

tank werd toegevoegd, was de fosfaat-verwijdering beter en het proces van biologische defosfatering stabieler. Bij een dosering van 38 mg natriumacetaat per gram droge stof had langdurige regenval geen invloed op de biologische P-verwijdering. Wel was de P-release geringer in de strippertank ten gevolge van een lager P-aanbod.

Verkleining van de strippertank tot 100 1, waardoor de gemiddelde verblijftijd in de strippertank werd teruggebracht van

12,5 uur naar 8 uur, deed geen afbreuk aan de hoeveelheid afgegeven fosfaat.

Periode C Z V infl. CZV effl. Ti-CZV P,ot in'1-Ptot effl. ' l P Ptot Cf«-Nk j infl. Nk,effl. N 03- N effl. SVI g C Z V / k g s g BZV5/kg mg/l mg/l % mg/l mg/l % b* mg/l mg/l % mg/l ml/g i b - d slib temp. influent °C * Bijdwagemiddelde 100PI. 1 328 37 88 11 2,4 78 54 44 4,2 78 7.2 150 190 115 15.5 2 384 40 88 14 0.1 99,6 95 51 0.1 99.6 9.8 140 195 115 17.9 3 333 42 84 12 0.0 100 81 39 0.0 100 4,7 130 170 105 18.1 4 335 37 77 13 0.3 99,6 86 38 0.3 99.6 6.4 130 165 100 18,7 5 391 38 88 12 0,1 99.6 81 44 0,3 98,1 5,5 150 180 1 10 14.2

geprecipiteerd. Het eindprodukt is dan een slurry. Een alternatieve methode biedt de eerder genoemde korrelreactor, waarbij het eindprodukt in korrelvorm kan worden verkregen en van economisch belang kan zijn voor hergebruik in de industrie. Het ver-wijderen van fosfaat in de 'by-pass' biedt de volgende voordelen ten opzichte van fosfaat-verwijdering in de hoofdstroom:

1. Een kleiner reactervolume ten gevolge van een behandeling van een deelstroom. 2. Er hoeft niet voldaan te worden aan de lozingsvoorwaarden met als gevolg: a. een geringere hoeveelheid kalk of loog; b. een flexibeler procesvoering; c. geen pH-bijstelling;

d. geen zandfiltratie; e. minder storingsgevoelig.

Discussie

Onder de gegeven proefomstandigheden was het mogelijk het fosfaat zeer vergaand uit het afvalwater te verwijderen (zie afb. 2). Tengevolge van een lichte neiging tot licht-slibvorming (zonder draden) werd er geen zwevende stof met het effluent meegevoerd, waardoor mede de fosfaatverwijdering hoger was. De vergaande P-verwijdering moet met name aan het stripproces worden toe-geschreven, zoals ook uit eerder onderzoek is gebleken [Vries en Rensink, 1985], Naarmate er meer azijnzuur aan de

stripper-Volgens batchexperimenten zou de verblijf-tijd van het slib nog teruggebracht kunnen worden tot zes uur zonder teruggang in 'P-release'. Het percentage P in het slib van de strippertank liep terug van 4 tot 2,6. Het stikstof gemeten als Kjehldahlstikstof werd volledig verwijderd. Slechts een klein deel was als nitraat in het effluent aanwezig. Verwisseling van de compartimenten 9 en 10 in respectievelijk aëroob en anoxisch leidde tot een geringe nitraatreductie. Het anoxisch maken van compartiment 10 zou echter kunnen resulteren in een incidenteel zuurstoftekort in de nabezinkruimte en dientengevolge 'P-release'.

Zoals in de inleiding reeds is gememoreerd zal secundair spuislib bestemd voor slib-gisting eerst gestript moeten worden alvorens slibgisting plaatsvindt. Zowel het spuislib als het slib dat gestript dient te worden voor de biologische defosfatering kan tegelijkertijd in de strippertank plaatsvinden. Modelstudies wezen uit dat strippen in de 'by-pass' voldoende garantie biedt voor een lage P-effluentwaarde.

Ten aanzien van de azijnzuurdosering aan de strippertank wordt tot nog toe gebruik gemaakt van technisch natriumacetaat. Onderzocht wordt nu in hoeverre het mogelijk is een deel van het primaire slib voor de aanmaak van lagere vetzuren te bestemmen.

De voortzetting van het hier gepresenteerde onderzoek zal zich voorlopig richten op de invloed van een wisselend debiet—zoals in de praktijk plaatsvindt - o p de stabiliteit van het proces van biologische defosfatering. Voorts zal meer aandacht worden besteed aan de capaciteit van de strippertank en fosfaat-terugwinning met behulp van de korrel-reactor.

Conclusies

1. Onder de gegeven proefomstandigheden is een P- en Nkj-verwijdering mogelijk van respectievelijk 99,9 en 90%.

2. Het ammonium- en nitraatgehalte in het effluent bedroegen respectievelijk 0 en 7 mg/l.

3. Terugwinning van fosfaat is in de by-pass aanzienlijk goedkoper dan in de hoofdstroom. 4. Deze procesvoering leidt tot stabiele resultaten.

Literatuur

Rensink, J. H. (1981). Biologische defosfatering en

procesbepalende factoren. NVA Symposium, Amersfoort,

Nederland.

Janssen, P. en Rensink, J. H. (1988). Biologische

defosfatering op de rwzi's Bitnnik en Bunschoten. H , 0 . Dit

nummer.

Levin. G. V. and Delia Sala, U. (1987). Phostripproces-a

viable answer to eutrophication of lakes and coastal sea waters in Italy. Biological phosphorus removal from waste waters. Advances in Water Pollution Control. A series of conferences sponsored by IA WPRC. Proceedings of an

1A WPRC specialized conference held in Rome. p. 249-259.

Eggers, E. und Dijk, van. J. C. (1986). Abscheidung von

Calciumphosphaten aus Abwasser durch Kristallation im Wirbelbett-Reaktor. Entfernung von Phosphaten aus

Abwässer und Nutzbarmachung von Klärschlammen. Hoechst Symposium.

Vries. H. P. and Rensink, J. H. ( 1985 ). Proceedings of the

International Conference on Management Strategies for phosphorus in the Environment, p. 54-65. Portugal.

Murakami, Koike, T. S.. Taniguchi, N. and Esumi, H. ( 1987). Influence of return flow phosphorus load in

performance of the biological phosphorus revival process. Proceedings of an IA WRC specialized conference held in Rome. p. 237-247.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• om op RWZI’s die lozen op eutrofiëringsgevoelig water de N- en P verwijdering te verbe- teren door aanvullende maatregelen. Voor alle RWZI’s die in 2003 niet aan de

In deze rapportage wordt verslag gedaan van de uitkomsten van een korte literatuurstudie, kolomproeven en een praktijktest die zijn uitgevoerd om meer informatie te

4.1.3 STAP 3: POTENTIËLE EXTRA CZV-VERWIJDERING DOOR VERGAANDE VOORZUIVERING Het potentieel voordeel bij toepassing van geavanceerde voorzuivering wordt weergegeven door de

Het secundair slib heeft een hoog fosfaatgehalte (37 mglg ds). Er werden geen chemicali8n gedoseerd. Op de RWZI Etten bedraagt de fosfaatterugvoer uit de gisting ongeveer 20% van

- oplopen CV1 in winterlvoorjaar wordt zoveel mogelijk bestreden door intensiever beluch. Plannen voor invoering N-verwijdering Prov. - rwzi Utrecht: onderzoek

Dit werd in & voor- geschakelde anaërobe tank (verblijftijd circa 2 uur) gemengd met het retourslib. Eventuele ijzerdosering vond eveneens in deze tank plaats. Bij

Tabel 4 illustreert dat de alkaliteit van het influent van een rwzi voor een groot deel wordt bepaald door de alkaliteit van het drinkwater en door het optreden

Naast de leveranciers van chemicaliën die gebruikt worden bij de zuivering van afvalwater, zijn er bedrijven (niet- reguliere leveranciers) in Nederland die metaalhoudende rest-