• No results found

Batenberekeningen van kavelinrichtingsmodellen voor bouwland in het heggenlandschap bij Nisse

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Batenberekeningen van kavelinrichtingsmodellen voor bouwland in het heggenlandschap bij Nisse"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NOTA 811 april 1974

roor Cultuurtechniek en Waterhuishouding Wageningen

NN31545.0811

A

BATENBEREKENINGEN VAN KAVELINRICHTINGSMODELLEN VOOR BOUWLAND IN HET HEGGENLANDSCHAP BIJ NISSE

ing. J.B. Sprik

BIBLIOTHEEK

1

I

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatie-middelen, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onder-zoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking

(2)

I N H O U D INLEIDING HET PROEFOBJECT UITGANGSPUNTEN DE ALTERNATIEVE PLANNEN BATENBEREKENING

JAARLIJKSE KOSTEN VAN PERCEELSGRENZEN SAMENVATTING LITERATUUR BIJLAGEN 1 t/m 4 19 Ö 1 Z . 1 1 4 6 10 14 17 18 t/m 23

(3)

INLEIDING

Het gebied 'De Poel' ligt ten zuiden van Goes en maakt deel uit van de in uitvoering zijnde ruilverkaveling 'De Poel Heinkenszand'. De poelgronden behoren tot de oudlandgronden en bestaan overwegend uit kalkarme tot kalkloze klei op veen(CCC, 1967). Door plaatselijke moernering van het zouthoudend veen zijn onegale percelen ontstaan,

die hoofdzakelijk als grasland in gebruik zijn. Ook in 'De Poel' is steeds gestreefd naar een zo groot mogelijke oppervlakte bouwland, zodat de daarvoor geschikte percelen voor akkerbouw worden gebruikt.

Langs de sloten staan plaatselijk meidoornheggen die zowel in cultuurhistorisch, landschappelijk, natuurwetenschappelijk als recreatief opzicht waardevol kunnen zijn (WERKGROEP 'DE POEL', 1972), maar uit een landbouwkundig oogpunt weinig aantrekkelijks bieden. Vooral als het handhaven van deze heggen een belemmering vormt voor perceelsvergroting of perceelsvormverbetering zullen ze voor de land-bouw vooral financieel onaantrekkelijk zijn.

Om enig inzicht te krijgen in te verwachten baten bij kavelin-richtingswerken en de nadelen van het handhaven van de heggen zijn berekeningen uitgevoerd voor een proefobject bij Nisse. In deze nota zullen alleen berekeningen voor twee bouwlandblokken worden behan-deld. Voor de resultaten bij grasland wordt verwezen naar Reinds en Van Hemert (nog in bewerking).

HET PROEFOBJECT

Voor het uitvoeren van de berekeningen is een gebied van ca. 230 ha bij Nisse in de zuidwesthoek van 'De Poel' aangewezen. In dit ge-deelte van T)e Poel' worden veel heggen gevonden en het geplande

(4)

heggen-reservaat van ca. 50 ha ligt dan ook in dit proefobject.

De heggen staan veelal aan een kant van de sloot maar hangen soms boven de sloot. De Dienst Landinrichting Provincie Zeeland heeft een globale kwalificatie van de heggen laten opmaken, waarbij is gelet op de landschappelijke en de natuurwetenschappelijke waarde van de heggen (fig. 1).

In tabel 1 zijn enkele verkavelingskenmerken van het object ge-geven .

Tabel 1. Verkavelingskenmerken van het proefobject bij Nisse

Kadastrale oppervlakte (ha) Aantal percelen

Gem. perceelsoppervlakte (ha) Totale lengte perceelskant (m/ha) waarvan: langs sloot (m/ha)

langs sloot + heg (m/ha)

Grasland 134,1 105 1,28 437 254 169

langs ander gewas of

raster (m/ha) 14 Bouwland 83, 63 1, 416 344 12 60

3

32 Boomgaard 14,7 10 1,50 341 295 -46

Het grootste deel van het object is in gebruik als grasland na-melijk bijna 58 %, terwijl 36 % voor akkerbouw wordt gebruikt. De overige 6 % is boomgaard.

In het object staan 23 697 m heg langs de sloten waarvan het

overgrote deel op graslandpercelen (169 m/ha) tegen slechts 12 m per ha op bouwlandpercelen. De windsingels rond boomgaarden zijn buiten beschouwing gelaten. Wel wordt bij bouwlandnog 60 m per ha perceelskant gevormd door een gewasgrens; bij grasland is dit slechts 14 m per ha.

In het proefgebied zijn verder enkele doorgaande of doodlopende verharde of semi-verharde wegen aanwezig (zie fig. 1). De oppervlak-ten aan onverharde insteekwegen naar percelen wordt geacht tot de kadastrale oppervlakte grasland en bouwland te behoren in verhouding tot de respectievelijke oppervlaktes.

(5)

_ V CO .2 o

«2

<0 . . ai « 2.3 *r-t 0 0 •CH fa V o. a m 43 o C (4 i—( C <U 'S M O'S? o. ï in fc § -t ! •* TO . » - ï Z 3 c o 6 0 0 0 1) .* • i H 00 c »—1 X I • f * i—1 a> ö . a. m CO C rd J V X ••-» •M u 60 e n) i - H -O .* • • - i #-H a a 43 o « e 4-> 3 3 • M nl 2 , c V 6 0 BS U £ O 0 10 co tu CD U h CU a a C CU 60 co CU 60 0 60 C 00 «1 ~n o u •^ 43 0 «*H <u o a co C CU IH 6 0

(6)

UITGANGSPUNTEN

De berekeningen zijn uitgevoerd met de bedoeling zo snel mogelijk enig inzicht te verkrijgen in de bezwaren van het handhaven van heg-gen in een in uitvoering zijnde ruilverkaveling. Het doen van ter-reinwaarnemingen ten aanzien van opbrengstdepressies en bewerkings-ver liezen zou een te lange tijd in beslag nemen, vandaar dat voor

deze berekeningen is volstaan met elders verkregen kennis en inzich-ten.

Voor de akkerbouw zijn de berekeningen beperkt tot de gewassen granen, suikerbieten en consumptie aardappelen. Volgens het CBS

(1971) nemen deze gewassen in dit gebied reeds 80 % van het bouwland-areaal in beslag.

Het bruto-opbrengstniveau voor 'De Poel' na verbetering is ge-steld op 105 % van de gemiddelde opbrengsten voor het zeekleigebied in Zeeland over de jaren 1968, 1969 en 1970 (CBS, 1969 t/m 1971). Volgens een door THEUNISSEN en BAX (1966) gememoreerd hydrologisch onderzoek in de ruilverkaveling 'De Poel' van 1965 is gebleken dat in de bestaande toestand op bouwland een opbrengstdepressie van 15 % tengevolge van wateroverlast optreedt. De bruto-opbrengsten voor de huidige situatie zijn dan ook 15 % lager gesteld. Tabel 2 geeft de

geldelijke bruto-opbrengsten voor de huidige situatie en de verbeter-de situatie.

Tabel 2. De aangehouden geldelijke bruto-opbrengsten voor ruilver-kaveling en na ruilverruilver-kaveling in 'De Poel' (gld/ha)

Voor ruilverkaveling Na ruilverkaveling

Granen 1630 1920^

Suikerbieten 3090 36302)

Consumptie aardappelen 3960 4660 1) inclusief 250 gld voor stro

(7)

De opbrengstdepressies langs de sloten zijn overeenkomstig erva-ringen in de ruilverkaveling Oost- en Westdongeradeel gesteld op 10, 20 en 20 gld per hm slootkant voor respectievelijk granen, suiker-bieten en aardappelen (SPRIK en KESTER, 1972). Een heg langs de

slootkant zal tengevolge van wortelconcurrentie, schaduwwerking enz. een nadelige invloed hebben op de opbrengsten direct langs deze heg. REINDS en VAN HEMERT (1968) vonden in een zandgebied met weinig heg-gen gemiddeld 25 % meer opbrenstdepressie en in een gebied met veel heggen gemiddeld 64 % meer opbrengstdepressie langs perceelskanten als in een gebied zonder heggen. In het buitenland worden daarentegen aan de windbeschuttende werking van houtopstanden meer opbrengsten toegeschreven. Dit geldt vooral voor extreme gebieden als russische toendra's, prairiegronden in de U.S.A. en de heide-ontginningen in

Denemarken (VAN DER LINDE, 1958 en STOECKELER, 1963). In Nederland geven het windsingel onderzoek in Grubbenvorst (HELLINGS, 196-.) en in de Noordoostpolder (JONKER, 1954) geen duidelijk positief effect te zien. Meeropbrengsten tengevolge van houtwallen of heggen is daar-om niet in de berekeningen opgendaar-omen, wel zijn de opbrengstdepres-sies met ca. 50 % verhoogd indien op de slootkant een heg staat. Wordt de perceelsgrens gevormd door een gewasgrens dan zijn de de-pressies op de helft van de dede-pressies naast een sloot gesteld. Voor een wendakker worden de depressies met respectievelijk 3, 5 en 75 gld per hm verhoogd. Bij aardappelen is dit inclusief een onbeteelde strook van 2,40 m voor het wenden.

Tussen het gewas en de insteek der sloot is een strook die niet met een gewas wordt beteeld. De breedte van deze strook is evenals in het fries-gronings kleigebied op 0,75 m gesteld. Indien een heg langs de sloot staat wordt de breedte van deze strook op 1,25 m ge-gebracht. Voor een gewasgrens is een onbegroeide strook van 0,25 m per perceelskant aangehouden.

De slootbreedte in de uitgangssituatie is gelijk gehouden aan de slootbreedte bij 's Heer Abtskerke namelijk 3,50 m. De te handhaven sloten worden opgeschoond en er is gelijk aan de nieuwe sloten, een breedte van 5 m aangehouden. De onbegroeide strook en de slootopper-vlakte zijn als landverlies in rekening gebracht.

(8)

DE ALTERNATIEVE PLANNEN

In het object zijn twee blokken uitgezocht waarvoor kavelinrich-tingsplannen voor bouwland zijn ontworpen. Deze twee blokken zijn nu reeds overwegend als bouwland in gebruik met weinig heggen langs de slootkanten.

Alvorens alternatieve kavelinrichtingsplannen zijn opgesteld is in plan 0 de waterhuishouding in het gebied zodanig verbeterd dat de

opbrengstdepressies tengevolge van wateroverlast zijn verdwenen. De daarvoor geplande leidingen zijn gegraven en de openblijvende sloten zijn opgeschoond. De slootbreedte komt hierdoor op 5 meter. Er vindt geen perceelsvergroting of vormverbetering plaats (fig. 2 ) .

De kavelinrichtingsplannen zijn vervolgens trapsgewijs ontwor-pen. In het kader van de ruilverkaveling is tevens in alle

kavelin-richtingsplannen een afstandsverbetering mogelijk geacht van 11 hm over onverharde weg in de uitgangssituatie tot 6 hm over onverharde weg na ruilverkaveling.

In plan 1 worden zoveel perceelssloten gedempt dat een perceels-vergroting tot ca. 3 ha is gerealiseerd. Er vindt geen perceelsvorm-verbetering plaats. De voorkomende heggen zijn alle gerooid (fig. 3).

In plan 2 zijn aanvullend alle perceelssloten gedempt en ver-vangen door gewasgrenzen. Hierdoor kan de perceelsvorm aanzienlijk worden verbeterd, terwijl perceelsvergroting achterwege is gebleven

(fig. 4 ) .

In plan 3 zijn aanvullend de percelen vergroot tot gemiddeld ca. 6,4 ha. De perceelsgrenzen bestaan uit leidingen of gewasgrenzen (fig. 5 ) .

De verkavelingskenmerken van de uitgangssituatie, plan 0 en de drie alternatieve kavelinrichtingsplannen zijn gegeven in tabel 3.

De twee bouwlandblokken zijn nagenoeg even groot, namelijk ca. 24 ha. Omdat de twee blokken vrijwel worden ingesloten door niet

agrarisch grondgebruik (wegen, bebouwing, enz.) moet bij verbetering van de waterhuishouding de slootverbreding langs de blokgrenzen plaatsvinden ten koste van landbouwgrond in deze blokken. De totale slootoppervlakte van de grenssloten is om deze redenen tot de

(9)

kada-oc a to v « o

« .s

fi * « (4 Ki * M es • (4 ? « os C 2 ni •n O

5

»4 O 60 O M eg dj > »H 4) « U h V (X C M • M I

5

-a -a

I Ü

OD H * 0 4) « J3 — *• »4 « > se c

i

• r4

(10)

It J3 NO* d u 60 C

a

o u 60 H 0 > eg • • 4 4) « U U « (X e it «—« DO ••H 1^^ ** eft • * 4 « •v4 H S. «A « • Ö * » '. c « *> 0 * 4 p H « « u i^ 0 ] M C —4 M 4) â X a e & idinge n handha ' c i - i « *> J3 h O > E O > V «V u 0. <M ß

(11)

strale oppervlakte gerekend. De oppervlakte cultuurgrond is berekend door de oppervlakte aan sloten, heggen en onbegroeide stroken langs de perceelskanten in mindering te brengen op de kadastrale oppervlak-te.

Tabel 3. Verkavelingskenmerken van de twee bouwlandblokken in het proefobject 'Nisse'

Sym- Uitgangs- p i a n Q p i & n p l a n p i a n

bool situatie Kadastrale oppervlakte

Oppervl. cult, grond Gem.afst.over onverh.weg Totale perceelskantlengte (hm) Idem langs sloten

Idem langs sloten met heg (hm) Idem langs ander gewas

Tot.max.perceelsbreedte Totaal aantal percelen Totaal aantal kavels Totaal aantal hoeken

(ha) (ha) (hm) (hm) (hm) (hm) (hm) (hm) Fk

F

E

K

Ks Kh Kg

B

P

H

47,73 42,69 11,00 194,30 142,10 16,80 35,40 31,40 36 24 178 47,73 41,13 11,00 192,20 143,50 15,30 33,40 32,40 36 24 175 47,73 42,92 6,00 108,40 108,40 -22,30 14

4

74 47,73 44,44 6,00 101,40 58,50 -42,90 21,20 13

4

66 47,73 44,51 6,00 75,30 58,50 -16,80 14,10

7

4

44

Zoals tabel 3 laat zien wordt de oppervlakte cultuurgrond tenge-volge van de verbeterde waterhuishouding ca. 1,5 ha kleiner (plan 0 ) . De overige verkavelingskenmerken veranderen nagenoeg niet. Tengevol-ge van perceelsvergroting tot ca. 3 ha (plan 1) neemt de totale

per-ceelskantlengte ten opzichte van plan 0 af met 44 %. Alle heggen en gewasgrenzen zijn verdwenen. In plan 2, waar alle perceelssloten bin-nen de blokken zijn gedempt, is de totale perceelskantlengte slechts weinig afgenomen (t.o.v. plan 1), maar 42 % van de slootkantlengte

is vervangen door gewasgrenzen. In plan 3 zijn de blokken in grotere percelen ingedeeld, waardoor de lengte aan gewasgrens is afgenomen en daarmee de perceelskantlengte. De benodigde investeringen voor de alternatieve plannen zijn begroot de door Cultuurtechnische Dienst,

(12)

Provinciale Directie Zeeland (CULTUURTECHNISCHE DIENST, 1973).

BATENBEREKENING

De batenberekeningen zijn uitgevoerd door het opbrengstniveau, de

bewerkingskosten en de onderhoudskosten voor de uitgangssiruatie en

de diverse plannen te berekenen en uit te drukken per kadastrale ha.

Doordat de kadastrale oppervlakte in alle plannen gelijk is en de

bovengenoemde onderdelen zijn uitgedrukt per kadastrale ha is

hier-bij tevens de landwinst ingecalculeerd.

Het opbrengstniveau is berekend met de formule van SPRIK en

RESTER (1972). Deze formule is aangepast voor dit object en luidt:

V = -=-(F . va - Ks . vrs - Kh . vrh - Kg . vrg - B . vb - H. vh)

Fk

voor verklaring van de symbolen zie bijlage 4

Met deze formule wordt het opbrengstniveau per kadastrale ha

be-rekend door het produkt van de totale oppervlakte cultuurgrond en

het opbrengstsaldo per ha, verminderd met de opbrengstdepressies

langs de perceelskanten, te delen door de totale kadastrale

opper-vlakte.

Voor het berekenen van de bewerkingskosten is de formule van

SPRIK (1970) uitgebreid met de elementen voor aan- en aflooptijden

en transporttijden (zie ook REINDS, 1970).

Voor de arbeidsbehoefte luidt de formule:

T • ^-{F . ta + Ks . trs + Kh . tsh + Kg . trg + B . tb + H . th +

+ -^ P . tp + (tp + E . te) + E . F . tv} -j

1

—-1

2^T i - t . ts

voor verklaring van de symbolen zie bijlage 4.

Met deze formule wordt de benodigde veldwerktijd per kadastrale

ha berekend door het produkt van de oppervlakte cultuurgrond en de

(13)

basistijd per ha, vermeerderd met de extra benodigde tijden op per-ceelskanten, wendakkers en hoeken en de aan- en aflooptijden en trans-porttijden, te delen door de kadastrale oppervlakte.

De machinekosten worden berekend met een gelijkluidende formule namelijk: M = ^ T : { F . ma + Ks . mrs + Kh . mrh + Kg . mrg + B . mb + H . mh + ï p i ï + - P . mp + (mp + E . me) + E . F . mv\ , 2 „ /- ' 1 - E . ms 2/m

voor verklaring van de symbolen zie bijlage 4

Tot slot zijn van de uitgangssituatie en de diverse plannen de onderhoudskosten van sloten en sloten met heggen berekend.De voor de berekening benodigde verkavelingskenmerken (hoofdletters in formules) zijn reeds vermeld in tabel 3. De gebiedsgebonden factoren (kleine

letters in de formules) moeten nog worden vastgesteld.

De opbrengstsaldi per gewas zijn bepaald door de in tabel 2 gege-ven bruto-opbrengsten te verminderen met de directe kosten (bijlage

1). De kantverliezen zijn vastgesteld zoals bij de uitgangspunten is aangegeven.

Alvorens de arbeidstijden en de machinekosten vast te stellen is eerst een machinepark met moderne machines opgesteld. De basistijden, de extra kantwerktijden, wendakkertijden, hoektijden enz. zijn ver-volgens per werkzaamheid voor de drie hoofdgewassen bepaald met be-hulp van 'Taaktijden voor de Landbouw' (ILR, 1970). Rekening houdend met de frequentie van de diverse werkzaamheden per gewas (bijlage 2) zijn de gebiedsgebonden factoren voor de arbeidsbehoefte berekend.

Voor alle machines zijn eerst de uurkosten per machine bepaald (bijlage 3 ) . Hierbij is ervan uitgegaan dat de machines volledig wor-den benut. Verder zijn de gebiedsgebonwor-den factoren voor de machine-kosten op dezelfde manier berekend als voor de arbeidsbehoefte. Alle benodigde gebiedsgebonden factoren staan in tabel 4.

(14)

Ol to « m » Ol 00 • o e m rH O . 0 M 0 0 > CO

g

Ol > • H e j-> to 00 e ai u . 0 0 . 0 c <v B o> u co 0 M ai • H 4-1 O to u U c 01 1 01 a • H . C 0 co e m ± J IM Ol 0 si o) Si 0) •O • H U co a cO > 00 13 •1-1 Ci (U .* ai H 01 . 0 u u 4J (S 01 u 0 4J U CO >H a ai "O a 0 . 0 ai 00 ai • d ai • H J3 ai O "O

g

M CO e Ol .* e • H Ol SB 1 rH Ol 0 o* Ol a

• H rH ai > cet r * n ai > r-l • i-l 3 U ai • 0 B • H » ai « CO • H 5= •O ai •iH .O ai 00 HH ai 0 u CL u ai si B • H ai Si co H co M ai o S 4J CO o U o a CO S H u ai ai ai u u ai eu ai •6 r-l ai ^ ai 1 CM * » . « • 8 8 •1-1 ai e - H u 11 u « a o L o j i c o 1 CO r H • a B • i - , eu • H 4-1 u CO M o ai j i o 1 « _ T3 B co -i-i ai U - H U v u « x TJ o td c j<: S '

f

o

1

g u 00 co co 00 "O •r-l B • H 01 4J 4J CO CO • H O CO . Ü CO I pa si m o i ^ n * " v . CM O 0 > " O B CN i n CM CO CO 0) «t M « M M h 0 0 0 0 0 3

I

C l VO -tf -tf - » r-. r-* r* CM o CM CM -a- co co 0 0 0 0 0

J

vo 00 vu r** vo i n - » \ o i n i n >». 0 0 0 0 0 B O O O O O ( D «H (M «t CM CM M O O O O O 3 Ü 01 a • — B ai 3 CN CN «3- CO ÇO Si 00 00 00 — CN •»s. CM 00 — ov r » ai — 3 • CI — —

J

'—. B ai M 3

M

00 - ^ h B u ai 3 O i o o i o o i l O I O N M O co vo m r * vo

J

h B 4-1 ai u 3 CO CO - - . u B ai u 3 r» o\ - * r- vo CN — co r— -cr o co CO — — N i n i o i » -o 00 CM O 00 — CM CO CM — W H Pu U O 33 W PQ OT a M « CO - H M 3 m u-i CN — I I m m CN CN I I B O O « i m « ) 1-1 ai B g pu co co O . r - 1 1-1 •s §•§* M 3 3 CO O O < | H cq

I

i $

ao — -a- 00 . * c i CM — vo o — ON ON 00 -cf r^

J

— • * -a- m in CN — CN -a m vo - a m m m @ -a r- -a r- m S vo m 0 0 vo vo - » O O O O O TJ O O O O O 00 O O O O O M CN -=r 00 CN 00 ai ON uo CM -a m ~— n o v i M M S •o M O I S vovo 00 •C co co m vo csi Si — c o i n CM n m • - I O ~ * ON — — 60 — — — —

J

-a- O 0 0 r-. — — c i vo m P^ •a 00 rs vo CM CM 1-1 in — m CN — 00 CN — — —

I

ON r^ CN av o VO. ON — 00 M H « « » « » B r-* r^ vo r^ r** p^ 00

I

ON r^ CM ON — CQ ' O V O O N ™ -8 1-1 r~ vo r » r » r~ 00 co 00 ON m m vo X - * CM co — m co " ^ • » » » * « g TJ VO — CN ON -3-r-l C l CN 00 — O 60 CN - » CO C l CO H M 3= U m m CM — I I m m CM CN B I 1 ai s O O 4-1 ai m vo ai rH • H ai B B , 0 CLt CO CO C U &.•-< i-i ai ai co a . p . B J C O Ï Ï cO -H H 3 3 U 3 co O O O CO < CQ CO 0 0 0 0 1-1 !-< co co

I J

^ - « .

i i

co 0 * M -a-00 Ol Si 00 u ai ai . c - o . . C 4J • 0 0 ai 3 N e 0 JS B B M 01 «) ai u u •O O O B r-l i-l O i n œ < •* • 0 3 0 Si u ai • 0 B O K O O rH CO

1

^* r-l 00 0 M 00 ai Si U ai • 0 B O N B ai 4J O r-l C/l 00 B ai u Si

I

a h o ai M a M Si u co > -o 4J TJ r-l X B 00 ai ai B ai 00 co co

t

00 00 ai Si o o - ^ 00 U T3 > r-l 00 00 B ai Si a o O co -O tl -o rH > rH co 00 01 00 01 •iH . H CO « 4 - 1 Si CO CO CO ^ § P. >V M 'H Ol co o I 01 CO 'iH 00 4J B CO CO 3 00 4J 4J . H • H CO 00 co si CO --> T3 rH 00 VO O O CO Ov — m -3" CN m o o 00 r» m © © co — — CO CO CN CN o o o m •» — CM CM — — O O O O O I A O v O N d - » 00 ON — O — CN CN CN CN O O O O O 00 m r» m - * — co C N r - vo — CN CM — — s B ai 4-1 01 ••H x> u B 01 rH 41 a a 01 01 CO B M "O CO U O • H 3 CA u co <! m CN m CN 0 m S CO rH m —" 1 m CM 0 VO B cO rH

s-B-3 O M 3 O CO 12

(15)

De jaarlijkse baten zijn berekend voor twee bouwplannen, namelijk een vrij intensief bouwplan met 50 % graan en overeenkomstige gewas-sen, 25 % suikerbieten en 25 % consumptie-aardappelen en een iets extensiever bouwplan met 10 % granen meer en 10 % consumptie-aardap-pelen minder.

In tabel 5 zijn de berekende opbrengstniveaus, arbeidsaanspraken en machinekosten per plan voor de twee bouwplannen gegeven. De bere-kende arbeidstijden zijn tevens in geldelijke bedragen uitgedrukt door ze te waarderen tegen een uurkosten van ƒ 10,- per manuur.

Tabel 5. Berekende baten voor de kavelinrichtingsplannen voor het proefgebied Nisse in de ruilverkaveling De Poel Heinkenszand

Uitgangs-situatie Plan 0 Plan 1 Plan 2 Plan 3 Bouw2lan_50;25-25 Opbrengstsaldo (gld/kad.ha) Arbeidsbehoefte (mu/kad.ha) Idem, 1 mu = ƒ 10,- (gld/kad.ha) Machinekosten (gld/kad.ha) Opbrengstsaldo - bewerkingskosten (gld/kad.ha) Baten t.o.v. uitg.situatie (gld/kad.ha) Baten t.o.v. plan 0 (gld/kad.ha)

1478 48,8 488 605 385 1783 47,9 479 594 710 325 1897 33,9 339 449 1109 724 399 1976 32,3 323 448 1205 820 495 1990 29,5 295 413 1282 897 572 Bouwglan_60-25H5 Opbrengstsaldo (gld/kad.ha) Arbeidsbehoefte (mu/kad.ha) Idem, 1 mu = ƒ 10,- (gld/kad.ha) Machinekosten (gld/kad.ha) Opbrengstsaldo - bewerkingskosten (gld/kad.ha) Baten t.o.v. uitg.situatie (gld/kad.ha) Baten t.o.v. plan 0 (gld/kad.ha)

1393 43,5 435 576 382 1676 42,7 427 566 683 301 1780 30,1 301 426 1053 671 370 1854 28,7 287 425 1142 760 459 1865 26, 263 391 1211 829 528 13

(16)

Het verschil in opbrengstsaldo minus bewerkingskosten van de plan-nen met dat van de uitgangssituatie zijn als baten te beschouwen. Bij het intensieve bouwplan blijken de baten van het verbeteren van de waterhuishouding (plan 0) reeds 325 gld per kad.ha te bedragen. Deze baten zijn voor 90 % toe te schrijven aan een hoger opbrengstsaldo. Perceelsvergroting tot ca. 3 ha (plan 1) geeft een extra batensaldo van ^99 gld per kad.ha (t.o^. plan 0). Deze baten zijn voor 29 % het gevolg van een verhoging van het opbrengstsaldo en voor 71 % het ge-volg van lagere bewerkingskosten. Van plan 2 zijn de baten ten op-zichte van plan 0 495 gld per. kad.ha. Hiervan is ca. 100 gld per

kad.ha het gevolg van perceelsvormverbetering (plan 2 t.o.v. plan 1), hetgeen voor 82 % is toe te schrijven aan opbrengststijging. Perceels-vergroting tot ca. 6,4 ha (plan 3) geeft tenslotte een baten van

572 gld per kad.ha (t.o.v. plan 0). Deze baten zijn voor 65 % het

gevolg van de lagere bewerkingskosten. De additionele baten t.o.v. plan 2 zijn 77 gld per kad.ha en zijn voor 82 % het gevolg van lagere bewerkingskosten.

De baten van het extensievere bouwplan vertonen hetzelfde beeld, alhoewel het niveau ca. 7 % lager ligt.

JAARLIJKSE KOSTEN VAN PERCEELSGRENZEN

In de inleiding is reeds gezegd dat het op korte termijn concre-tiseren van de bezwaren van het handhaven van heggen in de 'Poel' één van de doelstellingen van deze studie was. Hiervoor kan men niet volstaan met alleen de directe gevolgen van heggen op opbrengsten

(incl. landverliezen) en bewerkingskosten te kwantificeren (hier ge-noemd directe kosten), maar moet ook rekening worden gehouden met het niet kunnen realiseren van de gewenste perceelsvergroting en -vorm-verbetering (hier genoemd indirecte kosten).

Aan de hand van de voor batenberekeningen opgestelde uitgangs-punten kunnen de directe jaarlijkse kosten van een sloot, een sloot met een heg en een gewasgrens worden berekend (tabel 6 ) .

(17)

Tabel 6. De directe jaarlijkse kosten van een sloot, een sloot met heg en een gewasgrens (gld per hm)

Sloot _,- ^ Gewas-Sloot

# met heg grens

Bouwplan 50-25-25

Opbrengstverliezen (incl. landverl.) Arbeidskosten

Machinekosten

* Totaal ' 228,70 195,50 41,70 Bouwplan 60-25-15

Opbrengstverliezen (incl. landverl.) 177,10 160,00 24,20 Arbeidskosten 56,50 30,40 13,30 Machinekosten - 21,30 - 9,80 - 1,50 189,90 61,10 - 22,30 171,10 35,10 - 10,70 26,90 16,40 - 1,60 Totaal 212,30 180,60 36,00

Zoals uit tabel 6 blijkt zijn het voornamelijk de opbrengstver-liezen en 'met name de landverliezen die de directe kosten veroorza-ken. D^at de machinekosten negatief zijn wordt veroorzaakt doordat het betelen van de slootoppervlakte meer machine-uren vraagt dan het on-derhouden van de sloot en het extra bewerken van de slootkanten. De indirecte jaarlijkse kosten kunnen het best worden bepaald door de aan de perceelsgrootte en -vorm toe te schrijven baten uit de to-tale baten te lichten en dit te delen door de opgeruimde perceelsgrens-lengte. Hierbij maakt het geen verschil waaruit de opgeruimde per-ceelsgrens bestond, omdat deze indirecte kosten louter worden beïn-vloed door de perceelsgrootte en -vorm. Door perceelsvergroting of perceelsvormverbetering neemt de totale maximale perceelsbreedte af waardoor de lengte aan wendakkers eveneens afneemt en de extra ver-liezen die aan het wenden zijn toegeschreven kleiner worden. Door het kleiner aantal hoeken zijn de hoekverliezen lager. Bij perceelsver-groting nemen de aan- en»aflooptijden en de transporttijden af.

In tabel 7 zijn deze indirecte jaarlijkse kosten per plan gegeven, waarbij plan 0 als vergelijkingsbasis heeft gediend.

(18)

Tabel 7. De indirecte jaarlijkse kosten voor perceelsgrenzen in gld per hm

Plan 1 Plan 2 Plan 3 Gemid-deld Lengte opgeruimde perc.grens (hm/ha) 0,88 0,95 1,23

Bouw2lan_50-25-25 Opbrengstverliezen 10,40 10,70 13,50 Arbeidskosten 90,90 89,20 88,30 Machinekosten 121,50 118,50 119,50 Totaal 222,80 218,40 221,30 221 Bouw2lan_60-25-J.5 Opbrengstverliezen 7,00 7,20 9,10 Arbeidskosten 81,60 80,00 78,60 Machinekosten 119,50 116,60 116,90 Totaal 208,10 203,80 204,60 206

De indirecte jaarlijkse kosten liggen voor alle plannen op het-zelfde niveau. Hoewel de lengte opgeruimde percéelsgrens per plan niet veel verschilt, is toch gemeend een gemiddelde van de totale indirecte kosten te mogen berekenen. Worden deze indirecte kosten geteld bij de directe kosten uit tabel 6, dan kan worden gezegd dat een sloot met een heg jaarlijks 420-450 gld per hm kost, als deze

sloot een belemmering vormt voor perceelsvergroting of vormverbete-ring. Betreft het alleen een sloot dan zijn deze bedragen 386-417 gld per hm en een gewasgrens 242-263 gld per hm. Dit betekent ook dat als men alleen de heg opruimt de jaarlijkse kosten met ca. 33 gld per hm dalen. Wordt ook de sloot gedempt en vervangen door een gewas-grens, dan dalen de jaarlijkse kosten met nog eens ca. 140 gld per hm. Indien twee percelen kunnen worden samengevoegd door het dempen van een sloot dan geeft dat een kostenbesparing van ca. 400 gld per hm opgeruimde sloot. Staat er ook nog een heg langs deze sloot, dan is deze kostenbesparing ca. 435 gld per hm.

Voor een juiste beoordeling van de baten en de jaarlijkse kosten van de perceelsgrenzen moeten de benodigde investeringen voor het

(19)

uitvoeren van de werken mede in de beschouwing worden betrokken.

SAMENVATTING

In het gebied 'De Poel' in de in uitvoering zijnde ruilverkave-ling De Poel Heinkenszand staan veel meidoornheggen langs de perceels-kanten. Deze heggen zijn in landschappelijk en natuurwetenschappelijk opzicht waardevol maar vormen een belemmering bij de kavelinrichtings-werken. Om enig inzicht te krijgen in de landbouwkundige nadelen van het handhaven van de heggen zijn voor bouwland in het proefgebied

'Nisse' batenberekeningen van 3 kavelinrichtingsalternatieven uitge-voerd (fig. 2 t/m 5 en tabel 3 en 5). Bij perceelsvergroting tot

ca. 3 ha (plan 1) zijn afhankelijk van het bouwplan de baten bere-kend op 370-400 gld per kad.ha. Het opruimen van alle perceelssloten maar handhaven van gebruikspercelen van ca. 3 ha levert dan nog

ca. 90 gld per kad.ha op. Verdergaande perceelsvergroting tot gemid-deld 6,4 ha doet de totale baten stijgen tot ca. 530-570 gld per

kad.ha.

Tenslotte zijn de jaarlijkse exploitatieverliezen tengevolge van het handhaven van de perceelsscheidihg berekend (tabel 6 en 7). Een sloot met een heg kost dan jaarlijks 420-450 gld per hm, een sloot kost jaarlijks 390-420 gld per hm en een gewasgrens kost jaarlijks 240-260 gld per hm. De benodigde investeringen voor het opruimen van de perceelsscheidingen moeten nog wel in de beoordeling worden be-trokken.

(20)

LITERATUUR

CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK, 1969 tot en met 1971. Statistiek van de landbouw, 's-Gravenhage•

1971. Landbouwtellingen, mei 1970. 's-Gravenhage.

CENTRALE CULTUURTECHNISCHE COMMISSIE, 1967. Rapport voor de ruilver-kaveling 'De Poel Heinkenszand'.

CULTUURTECHNISCHE DIENST, 1973. Proefgebied Nisse, kosten van uit-voering van alternatieve inrichtingsmodellen. Interne nota Cult. Techn. Dienst Prov. Dir. Zeeland.

HELLINGS, A.J., 196--. 10 jaren windsingelonderzoek in Grubbenvorst (L) 1950-1960. Comm. voor de Agr. Bel. in Limburg pp. 113-139. INSTITUUT VOOR LANDBOUWTECHNIEK EN RATIONALISATIE, 1970. Taaktijden

voor de Landbouw, Wageningen.

JONKER, J.J., 1954. Resultaten van de proefnemingen met windschermen in de noordoostpolder in de jaren 1947-1950. In Langs gewon-nen velden, Wageningen pp. 63-74.

LINDE, R.J. VAN DER, 1958. Het probleem van de houtopstanden in het

cultuurlandschap. Literatuuroverzicht nr 21. Centrum Land-bouwdocumentatie, Wageningen.

REINDS, G.H., 1970. Een programma voor het berekenen van de arbeids-behoefte per perceel bij variërende perceelsgrootte en -vorm, kavelgrootte en afstand. Nota ICW 574.

en A.K. VAN HEMERT, 1968. Kantverliezen op bouw- en grasland in het zuidelijk zandgebied. Nota ICW 468.

SPRIK, J.B., 1970. Samenvattende formule voor het vaststellen van kantverliezen op onregelmatig gevormde akkerbouwpercelen. en J.A. KESTER, 1972. Kantverliezen op rechthoekige en onre-gelmatig gevormde akkerbouwpercelen. Med. ICW 144.

STOECKELER, J.H., 1963. Shelterbelts and their effects on crop yields in the great plains. Journ. Soil and Water Conservation. vol. 18 no. 4. pp. 139-144.

TEUNISSEN, J.W. en L.N. BAX, 1966. Eindrapport bedrijfseconomisch onderzoek in de ruilverkaveling De Poel-Heinkenszand. Zuid-Beveland.

WERKGROEP 'DE POEL', 1972. De Poel, eliminatie of conservatie? Med. Afd. Natuurbeheer. Landb.Hogeschool, Wageningen nr 61. 18

(21)

G 0) co co cc) & eu 00 o x u CU Ai

s

eu > 00 G •H e (U Ai cu u CU .o o •o I-I co co CU • H 4-1 ca 3 cu 00 co e o Ai CU o H cd 3 co 00 a ca e CU 1 - 1 cu ca CuX ca T 3 T3 i-I U 60 ca ca c cu 4-1 cu ca •H X X U T) cu i-i Ai ÖO •H 3 co e ca cu x a »» ca T 3 n i-t 0 0 oo G CU cu <a P. Xi ca - o "Ö i-H l-l 60 ca ca c cu J-J cu ca • H .e ,o - ^ u *o CU r-4 Ai oo •H 3 co e ca cu X ca -o U r-4 00 60 o vO vO o co vo CO o CM o CO o o\ o CO o CO vO o o vO O O co o o co o r^ <r o o\ o vO r^ ~-o o ON CN O O O i CN u-> o O P^ O CNI — CO CN O m O CN *— m CN ~ O m m ^— ~ m CO o CO m r^ ^d-O o VO O O CO o o CO o o • * o O i o en vO m o o r-» o es — CO CN o m «a-O ui CN CN O O O O m o co co tO oo oo CS| o oo CS m o -* in o o CM CN CN CM i / l <r CO CM O m CO CM m m • j -m i ^ •^ o 00 u CO 60 G CU u X ex o 1 o 4-1 3 U PQ • • G eu u co o Ai CU 4J O cu M • H n •o cu o 60 4-1 o o ex e cu 73 ca ca N • H ca ca N 00 G • H 4-1 CO 92 S <U J3 G eu i - i eu -o T3 • H a CO 60 G •i-l •>-) • 1 - 4 U 4-1 CD CU , û C eu 60 O M T3 C eu U eu 4-1 u o (0 + 60 ca i-H CO CX o ca ca 4J • H o. ca AS •o e cu ex o 1-4 S o CU 4J G cu u G eu 4-1 co o Ai cu 4J o cu u • H •o 1-1 ca ca 4-1 o 4J O TJ i - I ca co 4-1 CO 60 G eu u X CX o T3 c o u cu 60 M-t ca 19

(22)

Frequentie van de diverse werkzaamheden per gewas

Granen Suikerbieten Aardappelen Ploegen Stoppelploegen Cultivatoren Schudeggen Eggen Slepen Kunstmest strooien Zaaien/poten Bespuiten Aanaarden Schoffelen Handwerk schoffelen/wieden Maaidorsen Persen Rooien Kanten rooien Afvoer bieten/aardappelen Afvoer korrel Afvoer stro -1.5 1 2 -1 2 1 3 -2 1 -2 1 10 2 -1

20

(23)

I

e O) 4-1 CO O A i CU e •r-l X o ca e OO a • H Ö CU A i CU M CU ca r - l CO « 4 J O H r - i Ü C •r-l 1 M Ö O CU 4-1 4 J O CO ca o -0 G r-l O 3 M 3 CU ~ - « O 0 T 3 U A i »4-1 r - l 4 J r - l CO cd 4-1 O H cd 0 0 r-l 3 3 "0 r - l 0 0 r - l U CO Cfl O H I H-l o ö 4 J CU CO 4 J T 3 CO e o cd Ai u « 13 r-l 00 00 i cu u r- o s -ö -i-i - 3 U ^~ CU CO T ) • H CO r-l C 3 M CU 4 J a CU vO M CU > O CM I S U CU CO 4J CO CO T O AS • r j Ö cO CU CO U O r-4 Cfl cfl ÖO I — & eu 3 T> <U r-l • H Cd 25 çfl 00 CU e • H o cfl

s

C T i o o - a - c N - < î c T i o o r » « a \ O r ^ ' - o c N O C T N C T i o o » a -—« CN — CNCS — — — CNCOvOCO v O 0 0 CN O N u-1 0 0 <r m v O 0 0 < N CN i O v O o o\ m o — d -<r vo — v O r». ON O o o — « * ON co co o o o o o r» O O o o o o r-. co — CN Ai Ai O r-~ co r — *— 1 r— CO CN O 0 0 CO O O CO O O m m a a 4J o o - * t>« •» * u u CU CU AS Ai Ai Ai cu cu u u H H m «« c eu 00 cfl & a • H W «3-CN CN CN r-. v O | P ^ >ï m CN m o o co o o m CO 4 J * 3 # t ö cu 60 cfl J2 I — m — M r^ ON l CN VO ON O 0 0 O O N O m oo co X CJ co CN t t 0 0 CU o 1-1 p-l O N — vo m CN U-I cN r~. — *— m o CN i l - t f CN r-» r» oo m co s t <*• oo o O ON c o o o m o p » — — •* X o ca vo # t 0 0 CU o 1-4 ex r - l 0 0 cu cu O . T J O. 3 O X 4-1 CJ co co m o - ï 0 0 p ^ l v O I - » CN O r~ CN a\ O o oo —-• o 4 J cfl > •r-l 4-1 r - l 3 CJ •O e cd 4-1 r - i • H r-l H m —« CO CT\ O 3 -l VO < • CO VO CO O CO O O M M 1 - 1 00 cu co •v 1—1 cu > «4-1 • r - l • H > CO m ON o\ " • " 1 co CN v O r^ ~"" O CO o m m 00 cu TJ • H 3 M AS C O ON CO CO o m v O I O m o o v O CN ON o o CN

ù

4-1 CO r - l cd cd 00 3 U-l •r-l U 4 J c cu CJ CN CN m CS o> O i i CN r^ O CN 0 0 O CTi O O ~ »3-CU PI • H X CJ cd B • H cd cd N r» ^™ CN CN CS 0 0 0 0 CN 1 CN VO -* O CN <r CN o CO o o o X CJ cfl E • H cfl cfl N CU • H CO • H O cu u PU oo I -„ *— CO m i r~ p ~ CN -tf m CN o CO o o v O v O CU c • H X a co 6 4 J O o a. T 3 u co < m o m o vo os i o •— CS o m t - ^ o O i o o o m 4-1 •r-l 3 O, ca u cu Ai M cu r-l H 0 0 CO vo O CO oo 1 m o m CN r~ o CO o o m CN u 3 3 4-1 • H c M cfl 00 r - l CU 14-1 «4-1 O X CJ co «tf v O «3-CO O v O 1 CTN O < f o\ «3-O CO O O v O CS 3 3 4-1 • H es u cd 00 13 u cfl cfl C cfl VO «3-O N es «tf es ~ oo ^3-O VO O CN m CN o o o m o 3 -o o o o v O u CU co u o T 3 •r-l cfl cfl < X «3-o\ o\ CN CN ON ~~ <r i CN r^ v O o CS m co o <r o o o v O •3 r-l cu 00 o X n co u cu p-o r-l 4-1 CO • < ! • r» 0 0 m v O r — CS CO 1 v O r^ o o-o CN m CN CN o o o oo CS CU e • H X o cfl

e

•r-l o o u ö <U 4 J cu • H p q < f CO m es v O CO CO v O i v O m t ^ o oo m m o m es o o o oo cu e • H X CJ CO g •r-l O O u T J u cd < pa r J r - l 4-1 CU X ö cfl > co u cu • w G cu C <D Ai CU O Pu c CJ r-l CU co e cu 00 r H O > CO es en C CU 4-1 CO • r - ) •r-l r - l CO • r - ) •r-l r-l P-l ^"v 3 O j a • o 3 cd r J CJ t-l O o > c CU 1 3 • r - l • H 4-)

•a

cd H 4J •r-l 3 e CU o c i e CU 4-1 CO o Ai co CS CJ 0 0 r - i o > 0 0 ö • r - l u cu A ! CJ N U cu > ö CJ X I 3 o X u cu T 3 c o 00 a •r-l > • r - l • H r-l Ä O CO M-l *JÏ ^ N CN 21

(24)

Verklaring van de gebruikte symbolen

V - Netto-opbrengstsaldo in gld per kad.ha T - Veldwerktijd in manuren per kad.ha M - Machinekosten in gld per kad.ha Verkavelingskenmerken

Fk - Kadastrale oppervlakte (ha) F - Oppervlakte cultuurgrond (ha)

E - Gemiddelde afstand over onverharde weg (hm) K - Totale perceelskantlengte (hm)

Ks - Totale perceelskantlengte langs sloot (hm) Kh - Totale perceelskantlengte langs sloot + heg (hm) Kg - Totale perceelskantlengte langs ander gewas (hm) B - Totale maximale perceelsbreedte (hm)

H - Totaal aantal hoeken P - Totaal aantal percelen

m - Gemiddeld aantal percelen per kavel Gebiedsgebonden factoren

va - Bruto-opbrengstsaldo per ha cultuurgrond (gld/ha) vrs, vrh, vrg - Opbrengstverliezen op percéelskanten langs

respectie-velijk sloot, sloot + heg en gewasgrens (gld/hm) vb - Extra opbrengstverliezen per hm maximale

perceels-breedte (gld/hm)

vh - Extra opbrengstverliezen op perceelshoeken (gld/hoek) ta - Basistijd per ha cultuurgrond (m.u./ha)

trs, trh, trg - Extra benodigde tijd op perceelskanten langs respec-tievelijk sloot, sloot + heg en gewasgrens (m.u./ha) tb - Extra tijd per hm maximale perceelsbreedte (m.u./hm) th - Extra tijd op perceelshoeken (m.u./hoek)

tp - Aan- en aflooptijden per perceel (m.u./perc.) te - Transporttijd per perceel (m.u./perc. hm) ts - Transporttijd per werkperiode (l/hm)

tv - Transporttijd voor het vervoeren van goederen (m.u./ha.hm)

ma - Basiskosten voor machines per ha cultuurgrond (gld/ha)

(25)

mrs, mrh, mrg - Extra machinekosten op perceelskanten langs respec-tievelijk sloot, sloot + heg en gewasgrens (gld/hm) mb - Extra machinekosten per hm maximale perceelsbreedte

(gld/hm)

mh - Extra machinekosten op perceelshoeken (gld/hoek) mp - Aan- en afloopkosten voor machines per perceel

(gld/perc.)

me - Transportkosten per perceel (gld/perc.hm) ^ ^ ms - Transportkosten per werkperiode (l/hm)

mv - Transportkosten voor het vervoeren van goederen (gld/ha.hm)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A biopsy was taken before and after treatment and power-Doppler ultrasound and contrast-enhanced ultrasound were performed to assess pre- and posttreatment evaluation of the

De ma- chine werd echter ook in dezelfde versnelling bij vol gas (3 km per uur) en bij half gas (2 km per uur) beproefd. De bediening geschiedde door drie à vier man, de

In the previous chapter the critical factors for venture analysis were investigated. Most analysts agree on the main factors, but disagree on the specific factors. The

[r]

Parallel to the last project, we envisioned such a biaryl- functionalized core to be a promising candidate for developing the first bis-phosphine ligand based on

Als de rogge voor de winter wordt doodgespoten geeft dit een hogere opbrengst dan wanneer deze blijft staan tot het voorjaar, maar deze verschillen zijn niet betrouwbaar..

Tabel 5: Totale jaarlijkse kost, totale oppervlakte kritische grondwaterafhankelijke vegetatie, totaal aantal piëzometers en gemiddelde kost per jaar voor alle

L'itinéraire de la chaussée romaine que l'on suivait de Reims à Warcq et à laquelle les premiers inventeurs déjà prêtaient Cologne comme destination, n'avait été jusqu'à