• No results found

The application of acceptance models to the functioning of service robots in care for the elderly

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "The application of acceptance models to the functioning of service robots in care for the elderly"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het toepassen van acceptatiemodellen op

het functioneren van hulprobots in de

ouderenzorg

Karlijn Rozestraten Studentnummer: 11006226 Juni 2018

Afstudeerproject Bachelor Informatiekunde 2018

Begeleider: Jacobijn Sandberg 2e Examinator: Dick Heinhuis

FNWI

Universiteit van Amsterdam

Abstract Aan de hand van bestaande acceptatiemodellen als het UTAUT-model en het Almere-model is de acceptatie van robots in de ouderenzorg onderzocht. In de bestaande modellen worden de ethische factoren nauwelijks belicht. In dit onderzoek is er bekeken of ethische factoren als schaamte en waardigheid een effect hebben op de mate van acceptatie van een hulprobot in de ouderenzorg. Dit is gedaan aan de hand van kwantitatief onderzoek waarbij er gebruik is gemaakt van A/B testing. De participanten werd een video getoond waarin een hulprobot uit de ouderenzorg werd gedemonstreerd. De helft van de participanten heeft een robot gezien die een intieme taak uitvoerde en de andere helft heeft een robot gezien die geen intieme taak uitvoerde. De verwachting was dat ethische factoren een belangrijkere rol zouden spelen bij de eerste robot dan bij de tweede robot. Door middel van een vragenlijst die gebaseerd is op het Almere-mode, aangevuld met vragen die de ethische factoren in kaart brengen, werd de mate van acceptatie gemeten. In totaal hebben 48 participanten deelgenomen aan het onderzoek waarvan de leeftijd tussen 55 en 97 jaar lag. De participanten zijn woonachtig in of in de buurt van een van de Huizen van de Buurt van de zorginstelling Amstelring. Na een analyse van de factoren is er onderzocht of er een verschil is in de beoordeling van de beide robots en welke rol ethische factoren hierbij spelen. Uiteindelijk is gebleken dat er geen verschil is in het effect van de ethische factoren op de mate van acceptatie. Wel is er naar voren gekomen dat de ouderen meer belang lijken te hechten aan de functionaliteit dan aan de ethische aspecten.

(2)

2

Inhoud

Introductie ... 3 Theoretische achtergrond ... 5 Eerder onderzoek ... 5 Acceptatiemodellen ... 7 Implicaties ... 9 Hypothese ... 9 Methode ... 10 Participanten ... 10 Ontwerp ... 10 Materialen ... 10 Procedure ... 11 Resultaten ... 12 Beschrijvende data ... 12 Analyse ... 12

Analyse van de factoren ... 12

Beschrijvende data van de nieuwe factoren ... 14

Variantieanalyse ... 15 Discussie en conclusie ... 16 Beperkingen ... 16 Theoretische bijdrage ... 16 Slotconclusie ... 17 Referenties ... 18 Appendix ... 20

Appendix 1. De gebruikte vragenlijst ... 20

Appendix 2. Betrouwbaarheidsanalyses originele factoren... 22

Appendix 3. Correlatie matrix ... 24

Appendix 4. Betrouwbaarheidsanalyse van de factor affectieve dimensie ... 25

Appendix 5. Betrouwbaarheidsanalyse van de factor sociale dimensie ... 26

Appendix 6. Betrouwbaarheidsanalyse van de factor functionaliteit ... 27

Appendix 7. Betrouwbaarheidsanalyse van de factor flexibiliteit ... 28

Appendix 8. Betrouwbaarheidsanalyse van de factor sociale ervaring ... 29

(3)

3

Introductie

De vergrijzing neemt steeds verder toe in de wereld en het aantal verzorgingshuizen neemt af door bezuinigingen. De combinatie van het groeiend aantal ouderen en het verdwijnen van verzorgingshuizen, zorgt voor een tekort in de zorg voor ouderen. Hierdoor worden ouderen gedwongen om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. Om het tekort in de zorg te compenseren, worden er onderzoeken gedaan of sociale robots dit gat (gedeeltelijk) kunnen vullen. Deze sociale robots bieden ondersteuning in de zorg en bij ouderen in huis. (Broekens et al., 2009).

Sociale robots zijn onder te verdelen in twee typen. Broekens et al. (2009) onderscheiden het service type en het companion type. De service robot is gemaakt om ouderen te ondersteunen bij de basisactiviteiten in huis. Dit zijn activiteiten zoals wassen, eten en het huishouden Een voorbeeld van de service robot is de ‘verpleegrobot’ Pearl. Deze robot kan onder andere ouderen begeleiden bij het navigeren door het verzorgingshuis en medicijnen rondbrengen. Ook kan de robot advies geven en cognitieve ondersteuning bieden. (Broekens et al., 2009). Een ander voorbeeld is de robot Robear, deze robot heeft een stripfiguurachtig uiterlijk. De robot is ontworpen om bijvoorbeeld patiënten (met name ouderen) uit bed te tillen of te assisteren bij het opstaan wanneer zij zijn gevallen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat mensen een naar gevoel kregen wanneer zij werden behandeld door een robot met een menselijk uiterlijk. (Bedaf et al., 2017)

De companion robot is bedoeld om ouderen gezelschap te houden. Het gezelschap van de robot lijkt op dat van een huisdier. De robots zijn ontworpen om met mensen te interacteren en een emotionele band te creëren tussen de mens en robot. Paro is een voorbeeld van een companion robot. Paro is een pluche zeehond. De basisfunctionaliteiten van de robot zijn (Shiba et al., 1997):

• Aanrakingen van de gebruiker detecteren; • Tot op een bepaald niveau spraak herkennen; • Een beperkt aantal klanken produceren; • De kop en flippers kunnen bewegen.

Het doel van deze sociale robots is om de gezondheid en het psychologisch welzijn van ouderen te bevorderen door middel van gezelschap.

Niet alle robots kunnen in één van de twee benoemde categorieën worden geplaatst. Sommige sociale robots kunnen zowel als service type robot dienen, maar ook als companion type robot taken vervullen (Broekens et al., 2009). De robot Pepper is hiervan een voorbeeld. Deze robot biedt gezelschap, is in staat om een gesprek te voeren met een persoon en kan helpen bij het monitoren van het gedrag door te helpen herinneren aan het slikken van medicijnen. (Aaltonen, 2017).

Het doel van deze robots is gemeenschappelijk: het verlichten van de werkdruk van verplegers, verzorgers en eventuele mantelzorgers. Sharkey et al. (2012) merken hierbij op dat de rechten van ouderen gerespecteerd moeten worden zoals die van ieder ander mens. Wat hiermee wordt bedoeld is dat de sociale robots die worden geïntroduceerd ook op een respectvolle manier moeten worden geïntegreerd in het leven van ouderen. Het is niet de bedoeling dat deze robots alleen de zorglast van anderen in de maatschappij verminderen. Er zijn een aantal ethische aspecten die hierbij van belang zijn. Denk daarbij aan het indringen van de privacy door de robot, het gevoel van gebrek aan controle over het eigen leven en het verlies van vrijheid. Verder kan de inzet van de robots ertoe leiden dat ouderen minder in contact komen met mensen. Hieronder is een overzicht van alle (ethische) aspecten die van belang zijn bij de integratie van ondersteunende technologie volgens Yusif et al. (2016). Een aantal van deze aspecten wordt later nader toegelicht.

Aspect Ethisch

Privacy X (Mittelstadt et al., 2011)

Vertrouwen X (Zwijsen et al., 2011)

Functionaliteit/ toegevoegde waarde Kosten

(4)

4 Gebruiksgemak/ geschiktheid voor dagelijks gebruik

Geen behoefte

Stigma X (Zwijsen et al., 2011)

Angst voor afhankelijkheid

Beperkte training voor oudere gebruikers

Gevoel van schaamte X (Zwijsen et al., 2011)

Autonomie X (Mittelstadt et al., 2011)

Verlies van waardigheid X (Coughlin, 2007) Gebrek aan toegankelijkheid en sociale integratie

(5)

5

Theoretische achtergrond

Eerder onderzoek

In deze sectie wordt eerder onderzoek naar sociale robots besproken, daarna worden de acceptatiemodellen met betrekking tot acceptatie van technologie toegelicht. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de acceptatie van sociale robots onder ouderen. Moyle et al. (2018) hebben onderzocht wat de mening van zorgverleners van ouderen met dementie is over de companion robot in vergelijking met een soortgelijk pluche speelgoeddier. De robot die gebruikt werd voor dit onderzoek is Paro. Zoals eerder beschreven interacteert Paro met de ouderen door te bewegen met zijn hoofd en geluiden te maken. Uit het onderzoek van Moyle et al. (2018) bleek dat de verzorgers de voorkeur gaven aan Paro boven een pluche soortgelijk speelgoeddier. De reden hiervoor is dat Paro in staat is de kwaliteit van het leven van ouderen met dementie te verbeteren door de interactie die Paro heeft met de ouderen. De interactie helpt bij het creëren van het gevoel dat de demente ouderen moeten zorgen voor Paro. De ouderen die in eerste instantie geïsoleerd waren, bleken na contact met Paro actief deel te nemen aan activiteiten met de robot. Een speelgoeddier heeft niet de capaciteiten van Paro, waardoor het ook niet deze bijdrage zou kunnen leveren aan het leven van demente ouderen.

Een onderzoek naar de acceptatie van de service robot in het huishouden onder ouderen, toont aan dat de acceptatie toeneemt wanneer blijkt dat de robots daadwerkelijk een bijdrage hebben in het huishouden en hierdoor het zelfstandig wonen gemakkelijker wordt (Talei-Khoei, 2015).

Pino et al. (2015) tonen aan dat er verschil in voorkeur voor het design van een ondersteunende sociale robot is. Door verschillende sociale robots (Figuur 1) op een scherm te presenteren, werd door de participanten het uiterlijk beoordeeld aan de hand van een enquête. Uit de resultaten van de enquête bleek dat ouderen met een lichte cognitieve achteruitgang de voorkeur geven aan een ontwerp dat op een dier lijkt. Denk hierbij aan Paro. De onderbouwing hiervan is dat de ouderen met een lichtere cognitieve achteruitgang willen dat de robot naast het bieden van ondersteuning ook interactie kan hebben met de gebruiker. Aan de andere kant geven gezonde ouderen juist de voorkeur aan een technisch ontwerp. Dit zijn robots die niet lijken op een mens of dier. De verklaring hiervoor is dat de gezonde ouderen een robot liever puur zien als een machine en het er daarom ook zo uit moet zien.

Figuur 1. Machine-like: (A) RobuLAB 10; Mechanical human-like: (B) Kompaï, (C) Pearl, (D) Mamoru-kun (little protector), (E) Eve (from Wall-E a Pixar film); Human-like: (F) Telenoïd, (G) Nexi; Android: (H) Geminoid F; Mechanical animal-like: (I) iCat: Animal-like: (J) Paro. (Pino et al, 2015)

(6)

6 Bartneck et al. (2010) onderzochten ook hoe de participanten reageerden op robots waarvan het uiterlijk verschilt. Gedurende het onderzoek werd de robot gedemonstreerd aan de participanten door ze opdrachten te geven zoals een huisarts zou doen. De robots uit dit experiment waren de iCat (Figuur 1.I) en de BioPac (apparaat voor het meten van biofeedback zonder menselijke karakteristieken). De iCat is in het experiment getest in twee verschillende versies. De ene versie van de iCat vertoonde robotachtig gedrag en de andere versie vertoonde menselijk gedrag. Het gezicht van de versie met robotachtig gedrag veranderde niet en de robot sprak korte mechanisch klinkende zinnen, terwijl de mensachtige robot een menselijk klinkende stem had. De menselijke iCat varieerde de gezichtsuitdrukking wel en sprak in goedlopende zinnen. De robots gaven allen dezelfde opdrachten aan de participanten (leeftijd tussen 18 en 22). Eén van de opdrachten was dat de participant zich uit moest kleden zodat hij of zij gewogen kon worden. Uit dit onderzoek blijkt dat de participanten de voorkeur gaven aan robots met een technisch uiterlijk boven de mensachtige robot. Het gevoel van schaamte onder de participanten was lager wanneer de robot een technisch uiterlijk had.

Zoals Bartneck et al. (2010) uitleggen, speelde het gevoel van schaamte een rol bij de beoordeling van het uiterlijk van de robot door de participanten. De schaamte nam toe wanneer de robot meer op een mens leek. Dit zou ook het geval kunnen zijn bij ouderen. Zoals eerder beschreven noemen Yusif et al. (2016) ook het gevoel van schaamte als één van de aspecten die een barrière vormen bij de acceptatie van ondersteunende technologie onder ouderen. Andere ethische aspecten die worden genoemd zijn privacy, vertrouwen, en het verlies van waardigheid (Tabel 1). Door Yusif et al. (2016) worden verschillende onderzoeken genoemd die deze aspecten nader toelichten.

Brief (2014) is één van de onderzoeken die door Yusif et al.(2016) wordt besproken. Het onderzoek van Brief (2014) beschrijft dat ondersteunende technologie onder andere ethisch verantwoord moet zijn. Een mogelijk probleem kan zijn dat ouderen contact met de echte wereld verliezen door het gebruik van de robot. Aan de andere kant kunnen ouderen het fijn vinden als de robot aardig is tegen ze. Ouderen stellen het bijvoorbeeld op prijs wanneer er aan ze wordt gevraagd of ze goed hebben geslapen. Door interactie met de robot ontstaat een sociale relatie.

Een ander onderzoek dat door Yusif et al. (2016) wordt besproken, beschrijft het belang van de ethische aspecten: privacy en vertrouwen. De aspecten hebben betrekking op de acceptatie van ondersteunende robots. (Coughlin et al., 2007). Privacy betreft de persoonlijke levenssfeer. Privacy gaat over het ongezien en onbewaakt leven en zelf bepalen wie welke informatie krijgt. Iedereen is gesteld op zijn privacy. De gewenste mate privacy is voor iedere persoon anders. Inbreuk op de privacy kan een gevolg zijn van de nieuw ontwikkelde systemen. Zo zijn de participanten uit het onderzoek erg bezorgd over het ontwikkelen van systemen met de functie om permanent een huis te monitoren. Hierdoor is er geen enkel moment meer dat een persoon niet bekeken of gevolgd wordt. Zij vragen zich af hoeveel persoonlijke informatie er wordt verzameld, wie daar toegang toe heeft en welke partij deze data beheert. (Coughlin et al., 2007).

Een onderzoek dat niet door Yusif et al. (2016) wordt genoemd maar wel het aspect menselijke waardigheid beschrijft, is het onderzoek van Laitinen et al. (2016). In dit onderzoek wordt beschreven dat menselijke waardigheid een grote rol speelt bij het in gebruik nemen van de service robot bij de verzorging van ouderen. De service robot kan ouderen autonoom helpen bij persoonlijke hygiëne. Hoewel dit een prachtige uitvinding is, heeft deze robot ook een keerzijde. De angst is dat ouderen zich eenzaam gaan voelen doordat zij verminderd of geen menselijk contact meer zullen hebben wanneer de robot hen verzorgt. Hierbij komt een menselijke behoefte in gevaar; de behoefte tot menselijke contact.

(7)

7

Acceptatiemodellen

Bij onderzoeken naar acceptatie van technologie wordt vaak het UTAUT-model (Unified Theory of Acceptance and Use of Technology) aangehaald (Figuur 2). Dit model is door Venkatesch et al. (2003) ontworpen als uitbreiding op het TAM-model (technology acceptance modeling) (Figuur 3).

Figuur 2. TAM-model (Davis et al., 1989)

Figuur 3. UTAUT-model (Venkatesch et al., 2003)

De perceived usefulness van het TAM-model wordt in een brede zin verwerkt in het UTAUT-model en wordt daarom Performance Expectancy genoemd (de verwachting die de gebruiker heeft van de performance van het systeem). Perceived ease of use is ook in bredere zin vertaald in het UTAUT-model naar Effort Expectancy (de verwachting die de gebruiker heeft van de moeite die nodig is om het systeem te gebruiken). Daarnaast heeft Venkatesch et al. (2003) factoren aan toegevoegd aan het model. Deze factoren zijn sociale invloed en faciliterende voorwaarden (Heerink et al., 2010).

Volgens Heerink et al. (2010) is het UTAUT-model een basis voor de factoren die de acceptatie van sociale robots onder ouderen bepalen. In dit onderzoek wordt het UTAUT-model verder uitgebreid naar het Almere-model door meerdere factoren toe te voegen en deze te toetsen. De factoren angst en houding tegenover het gebruik van de technologie, zijn toegevoegd aan het model. Meerdere onderzoeken (Wu & Chen, 2005; Yang & Yoo, 2004; Normura et al., 2006; Brown et al., 2006) hebben aangetoond dat deze factoren een directe invloed hebben op de acceptatie. De factor performance expectancy is hernoemd naar Perceived Usefulness. De factoren die zijn toegevoegd zijn te zien in het nieuwe model (zie Figuur 4). Alle toegevoegde factoren worden hieronder nader toegelicht.

(8)

8

Figuur 4. Het Almere-model (Heerink et al., 2010)

Anxiety Het ontwikkelen van angst bij het gebruik

Attitude towards using the technology

Positief of negatief gevoel bij het gebruik Perceived enjoyment Het ervaren plezier bij het gebruik

Social presence De ervaring van sociaal ‘persoon’ achter het systeem bij interactie Perceived sociability Het ervaren sociale gedrag van het systeem

Trust Het gevoel dat het systeem handelt met persoonlijke integriteit en betrouwbaarheid

Perceived adaptivity De ervaren aanpassingsmogelijkheden van het systeem aan de gebruiker

Tabel 2. Overzicht toegevoegde factoren (Heerink et al., 2010)

Niet alle ethische factoren die genoemd zijn door Yusif et al. (2016) komen terug in het model van Heerink et al. (2010) De factoren verlies van waardigheid en gevoel van schaamte worden niet getoetst. Bij het in gebruik nemen van service robots zijn dit vermoedelijk factoren die een grote rol spelen. Doordat een robot in de persoonlijke ruimte komt van de gebruiker en soms ook de gebruiker aanraakt, kan dit een effect hebben op deze twee factoren. In dit onderzoek wordt bekeken of dat het geval is. Met de onderzoeksvraag: Wat is de rol van ethische aspecten bij acceptatie van robots in de ouderenzorg? wordt de mate van acceptatie van robots in de ouderenzorg gemeten. Wat opvalt in de literatuur is dat er voor het merendeel onderzoek is gedaan naar de acceptatie van de companion robots en minder naar de acceptatie van de service robots. De service robots zullen een grotere rol gaan spelen in het leven van ouderen, omdat de robots zorg kunnen leveren. Daarom is het van belang dat er meer onderzoek wordt gedaan naar de acceptatie van de service robots onder ouderen. Mijn onderzoek legt om deze reden de nadruk op de service robots.

(9)

9

Implicaties

Door het Almere-model van Heerink et al. (2010) uit te breiden met de factoren verlies van waardigheid en gevoel van schaamte, worden de ethische aspecten getoetst. De vragenlijst van Heerink et al. (2010) is gebruikt voor de factoren van het Almere-model. Verder zijn er nieuwe vragen opgesteld voor de nieuwe factoren. Aan de hand van dit model moet blijken of ethische aspecten ook meewegen bij acceptatie van robots in de ouderenzorg. Daarnaast wordt getoetst of de mate van intimiteit van de taak van de robot een effect heeft op de ethische aspecten.

Hypothese

De verwachting is dat ethische aspecten een belangrijkere rol spelen bij ouderen, wanneer een robot een intieme handeling verricht ten opzichte van een robot die dat niet doet. Een intieme handeling als wassen of ander lichamelijk contact zou, gebaseerd op de literatuur, kunnen leiden tot een gevoel van verlies van waardigheid. Dit gevoel kan optreden, omdat de persoon geholpen wordt door een ‘machine’ in plaats van een mens. (Laitinen et al., (2016). Een robot die een minder intieme handeling verricht, zoals het helpen herinneren aan het nemen van medicijnen, zal daarom minder effect hebben op het gevoel van verlies van waardigheid.

(10)

10

Methode

In deze sectie wordt de methode nader toegelicht en wordt beschreven welke participanten hebben deelgenomen aan het onderzoek. Vervolgens volgt de toelichting over het ontwerp van het onderzoek en als laatste worden de materialen en de procedure toegelicht.

Participanten

De participanten hadden een leeftijd tussen de 55 en 97 jaar met een gemiddelde leeftijd van 83 (82,7) jaar. In totaal hebben 48 participanten deelgenomen aan het onderzoek. De meeste participanten zijn bewoners van een van de Huizen van de Buurt van de zorginstelling Amstelring. De locaties die zijn bezocht bevonden zich in: Amsterdam, Hoofddorp, Uithoorn en Zwanenburg. Het gaat om de locaties: De Klinker, Het Hoge Heem, Eigen Haard, De Floriande en Het Schouw. Een kleinere groep participanten woont in de buurt van zorginstelling Amstelring of in een ouderencomplex in Uithoorn.

Ontwerp

Het onderzoek was een kwantitatief onderzoek dat gebruik maakte van A/B testing. Hierbij was de onafhankelijke variabele in het onderzoek het type video dat getoond werd. De afhankelijke variabele was de reactie op de vragenlijst na het zien van de video.

Materialen

In beide fragmenten was een service robot te zien waarbij de taken verschillen in de mate van intimiteit. Het ene videofragment toonde de robot Robear. De video demonstreerde hoe een patiënt wordt opgetild door de robot. In het andere videofragment was de robot Care-O-Bot 3 te zien die de patiënt eraan herinnerde dat de patiënt al een lange tijd niets had gedronken. De fragmenten zijn onderdeel van een langere video. In de tabel hieronder (Tabel 3) wordt aangegeven met seconden om welk fragment het precies gaat.

Robot Fragment Bron

Robear 00:29 - 00:55 (zonder geluid getoond) https://youtu.be/0LaVwDmLDLw?t=29s

Care-O-Bot 3 00:32 - 00:39 https://youtu.be/XuwP5iOB-gs?t=32s

Tabel 3. Informatie videofragmenten.

Aan de hand van een vragenlijst werd de mate van acceptatie gemeten. De vragen zijn gebaseerd op de vragen uit het Almere-model van Heerink et al. (2010). De vragen zijn aangepast zodat deze toepasbaar waren in het onderzoek. Het werkwoord ‘gebruiken’ is veranderd door ‘helpen’. De robots die getoond werden in de fragmenten helpen de ouderen meer dan dat de ouderen de robot gebruiken. Verder zijn de nieuwe factoren gevoel van schaamte en verlies van waardigheid toegevoegd en zijn er demografische

(11)

11 gegevens gevraagd. De vragenlijst (zie Appendix 1) bestaat uit 49 vragen. Een voorbeeld van een vragen die gesteld was over de factor angst: “Als de robot mij zou helpen, zou ik bang zijn dat er fouten mee worden gemaakt”. Voor de factor waargenomen aanpassingsvermogen was onder andere gevraagd: “Ik denk dat de robot mij zal helpen wanneer ik dat nodig vind”. Als laatste voorbeeld was voor de factor verlies van waardigheid de vraag gesteld: “Ik vind het denigrerend wanneer de robot mij zou helpen”. Voor de nieuwe factoren zijn in totaal vijf vragen toegevoegd aan de bestaande vragenlijst (zie Tabel 4). De vragen zijn gesteld aan de hand van een vijfpunts-Likertschaal. De volgorde van de vragen werd willekeurig bepaald per participant.

Gevoel van schaamte Ik voel schaamte wanneer de robot mij zou helpen Ik vind het fijn dat de robot mij kan helpen

Verlies van waardigheid Ik vind het denigrerend wanneer de robot mij zou helpen Ik vind dat de robot te dichtbij mij zou komen

Ik voel me niet serieus genomen wanneer ik word geholpen door een robot

Tabel 4. Toegevoegde vragen

Procedure

Het eerste deel van het onderzoek bestond uit het vertonen van één van de videofragmenten. De onderzoeker heeft willekeurig één van de twee videofragmenten getoond aan de participanten. Na het zien van de video zorgde de onderzoeker ervoor dat de vragenlijst gereed stond. Voordat deze kon worden ingevuld werd eerst de volgende toelichting gegeven:

“Deze enquête bestaat uit een video en een vragenlijst van 49 vragen. Na het zien van de video volgt er een vragenlijst waarbij de acceptatie van de robot wordt gemeten. De vragenlijst is anoniem.

In de vragen wordt er meerdere malen gebruik gemaakt van het woord 'interacteren', dit betekent een vorm van contact tussen twee personen. Dit kan non-verbaal of verbaal contact zijn.”

(12)

12

Resultaten

In deze sectie wordt de data en de resultaten beschreven en vervolgens geanalyseerd. Alle data is geïmporteerd in het statistiek programma IBM SPSS. Alle stellingen die zijn voorgelegd waarbij het antwoord gekozen moest worden op een vijfpunts-Likertscale zijn omgezet naar scale data omdat Heerink et al. (2010) dit ook hebben toegepast in het onderzoek. Op deze manier was het mogelijk om gemiddelden te berekenen (Burns & Burns, 2008).

Beschrijvende data

De gemiddelde leeftijd van de participanten is 82,7 jaar. De leeftijd is gebaseerd op 47 respondenten. Eén respondent heeft de leeftijd niet gegeven. Gemiddeld wordt er een 7,4 gegeven voor de onafhankelijkheid.

Analyse

Een aantal vragen zijn op negatieve wijze gesteld. Wanneer deze negatieve vraagstelling behouden zou worden, betekent een instemmend antwoord op de vraag dat de robot niet leuk wordt gevonden. Dit is verwarrend en daarom zijn de antwoorden dit soort vragen herschreven zodat de antwoorden op dezelfde lijn liggen met elkaar. De volgende vragen zijn herschreven:

Factor Vraag

Angst Als de robot mij zou helpen, zou ik bang zijn dat er fouten mee worden gemaakt

Als de robot mij zou helpen, zou ik bang zijn dat er iets kapot gaat Ik vind de robot eng

Ik vind de robot intimiderend Waargenomen plezier Ik vind de robot saai

Sociale aanwezigheid Ik vind de robot geen echt persoon

Gevoel van schaamte Ik voel schaamte wanneer de robot mij zou helpen Verlies van

waardigheid

Ik vind het denigrerend wanneer de robot mij zou helpen

Ik vind dat de robot te dichtbij mij zou komen

Ik voel me niet serieus genomen wanneer ik word geholpen door een robot

Tabel 5. De vragen waarvan het antwoord is herschreven.

Analyse van de factoren

Omdat de vragen gebaseerd zijn op de verschillende factoren uit het Almere-model van Heerink et al. (2010), zou een Principale Componenten Analyse uitgevoerd kunnen worden om de factoren te herkennen in de vragen. Een Principale Componenten Analyse was echter niet mogelijk omdat daarvoor de steekproefgrootte te laag was. Daarom is de betrouwbaarheid van de oorspronkelijke factoren en de nieuwe factoren gemeten aan de hand van een betrouwbaarheidsanalyse. Niet alle factoren waren voldoende betrouwbaar (zie Appendix 2). Daarom is er gekeken naar de correlaties tussen de factoren (zie Appendix 3).

Sommige factoren gaven een hoge correlatie maar deze correlatie was niet in alle gevallen betekenisvol te interpreteren. Een voorbeeld hiervan zijn de factoren gevoel van schaamte en houding tegenover technologie. Deze twee factoren hadden samen een correlatie van 0,775. De correlatie was niet betekenisvol te interpreteren omdat de factor gevoel van schaamte naar het gevoel van de participant vraagt. De factor houding tegenover technologie vraagt naar de mening van de participant over de technologie. De factoren vragen niet beiden naar hetzelfde onderwerp. Om deze reden zijn factoren met dit soort correlaties niet met elkaar samengevoegd. De factoren werden samengesteld tot één nieuwe factor als de factoren hoog met elkaar correleerde (r > 0,5, p < 0,05) en de correlatie betekenisvol te

(13)

13 interpreteren was. Een aantal factoren had een betrouwbaarheid die al voldoende was, toch zijn deze gecombineerd met factoren die niet voldoende betrouwbaar waren. Op deze manier was het mogelijk om alle factoren mee te nemen in het onderzoek.

De factoren vertrouwen, angst en verlies van waardigheid gaven een minimale correlatie van 0,601 en een maximale correlatie van 0,632. De correlaties konden betekenisvol geïnterpreteerd worden omdat deze factoren naar het gevoel van de participant vroegen. De betrouwbaarheid van de nieuwe factor is gemeten aan de hand van een betrouwbaarheidsanalyse. De Cronbach’s Alpha gaf met 9 items een waarde van 0,806 waarmee wordt aangenomen dat de nieuwe factor voldoende betrouwbaar is. Daarom zijn deze factoren samen benoemd tot de affectieve dimensie.

Figuur 7. Betrouwbaarheidsanalyse factoren angst, vertrouwen en verlies van waardigheid. Zie Appendix 4 voor de gehele analyse.

De factoren die daarna zijn geclusterd zijn de factoren: waargenomen sociabiliteit, waargenomen plezier en gevoel van schaamte. De correlaties tussen de factoren gevoel van schaamte, waargenomen sociabiliteit (r = 0,589, p < 0,05) en waargenomen plezier (r = 0,692, p < 0,05) waren hoog genoeg en betekenisvol te interpreteren. Tussen de factoren waargenomen sociabiliteit en waargenomen plezier was een correlatie van r = 0,823, p < 0,05. Dit is de hoogste correlatie tussen alle factoren in de matrix. De clustering is als volgt te interpreteren; wanneer de robot als plezierig werd ervaren, was er nauwelijks een gevoel van schaamte. Dit kan komen door de hoge sociabiliteit van de robot. Daarom zijn de factoren geclusterd tot de nieuwe betrouwbare factor: sociale dimensie ( = 0,878).

Figuur 8. Betrouwbaarheidsanalyse van de factoren waargenomen sociabiliteit, waargenomen plezier en gevoel van schaamte. Zie Appendix 5 voor de gehele analyse.

De volgende geclusterde factoren hebben betrekking op de houding tegenover de robot en de functionaliteit van de robot; houding tegenover technologie, intentie om te gebruiken en waargenomen nuttigheid. De correlatie tussen de factoren houding tegenover technologie en intentie om te gebruiken was gelijk aan 0,531 (p < 0,05). De correlatie tussen houding tegenover technologie en waargenomen nuttigheid was gelijk aan 0,587 (p < 0,05). De betrouwbaarheid die werd gemeten van de nieuwe factor was ruim voldoende (𝛼 = 0,826). De factoren vormde samen de nieuwe factor: functionaliteit.

Figuur 9. Betrouwbaarheidsanalyse van de factoren houding tegenover technologie, intentie om te gebruiken en waargenomen nuttigheid. Zie Appendix 6 voor de gehele analyse.

(14)

14 De factoren waargenomen gemak van gebruik en waargenomen aanpassingsvermogen zijn samengevoegd met een correlatie van 0,680. Deze correlatie is betekenisvol te interpreteren omdat deze twee factoren samen het verwachte gedrag van de robot beoordelen. De Cronbach’s Alpha geeft een waarde van 0,808 bij 8 vragen, waarmee wordt aangenomen dat de factoren samen betrouwbaar zijn. De twee factoren samen zijn benoemd tot de nieuwe factor: flexibiliteit.

Figuur 10. Betrouwbaarheidsanalyse van de factoren waargenomen gemak van gebruik en waargenomen aanpassingsvermogen: flexibiliteit. Zie Appendix 7 voor de gehele analyse.

De factoren sociale aanwezigheid, sociale invloed en faciliterende voorwaarden zijn met elkaar geclusterd omdat de correlaties tussen faciliterende voorwaarden, sociale aanwezigheid en sociale invloed het hoogst waren bij de factor faciliterende voorwaarden. Met correlaties van r = 0,506 en r = 0,520 zijn de factoren geclusterd. De clustering is betekenisvol te interpreteren omdat de factoren betrekking op de sociale omgeving van de participant. De clustering is betrouwbaar. Met 9 items was de Cronbach’s Alpha gelijk aan 0,728. De factoren samen vormde de nieuwe factor: sociale ervaring.

Figuur 11. Betrouwbaarheidsanalyse van de factoren sociale aanwezigheid, sociale invloed en faciliterende voorwaarden. Zie Appendix 8 voor de gehele analyse.

Beschrijvende data van de nieuwe factoren

In de tabel hieronder is de beschrijvende data van de nieuwe factoren te lezen.

(15)

15

Variantieanalyse

Nadat de factoren geclusterd waren, was het onderzoek naar het effect van de ethische factoren op de acceptatie van hulprobots mogelijk. Hierbij werd er onderzoek gedaan naar wat het verschil is van de mate van acceptatie per getoonde video. Om dit te toetsen is er een variantieanalyse uitgevoerd. Alle factoren zijn in één keer getest met een MANOVA test waarbij de factoren de afhankelijke variabelen waren en de soort robot de onafhankelijke variabele was. De test leverde een significant resultaat op (Wilks Lambda = 0,765, F(5,42) = 2,598, p = 0,039) met een matige effectgrootte van 0,236. De factor functionaliteit (houding tegenover technologie, waargenomen gemak van gebruik en waargenomen nuttigheid) was daarin de enige factor met een significant verschil tussen de gemiddelden. De Robear (0) (M = 3,0231, SD = 0,94978) en de Care-O-Bot 3 (1) (M = 2,4306, SD = 0,89749) met p = 0,032 (zie Appendix 9).

(16)

16

Discussie en conclusie

Uit het literatuuronderzoek is naar voren gekomen dat het uiterlijk van een robot er toe doet. Het wordt soms als onprettig ervaren wanneer een robot menselijk gedrag vertoont (Bartneck et al., 2010). De voorkeur gaat dan uit naar robots die meer weg hebben van een machine. Ook is naar voren gekomen dat schaamte een rol speelt bij het uiterlijk van een robot (Bartneck et al., 2010). Taken van robots verschillen, dit kan effect hebben op het gevoel van schaamte of het gevoel van verlies van waardigheid. Als een robot een intieme taak uitvoert zoals het wassen van patiënten kan dit mogelijk leiden tot een verlies van waardigheid omdat de patiënten worden geholpen door een machine in plaats van een mens (Laitinen et al., 2016). In dat geval zou een menselijke robot wellicht te prefereren zijn. Mijn onderzoek draagt bij aan deze discussie door te belichten in hoeverre de weging van ethische aspecten in de mate van acceptatie verschilt tussen type taken (wel of geen intieme handelingen).

In het model van Heerink et al. (2010) werden de ethische factoren; gevoel van schaamte en verlies van waardigheid niet getoetst. Dit onderzoek heeft deze factoren en de factoren uit het onderzoek van Heerink et al. (2010) getoetst. Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag: Wat is de rol van ethische aspecten bij acceptatie van robots in de ouderenzorg? Kan er worden geconcludeerd dat dit onderzoek niet aan heeft kunnen tonen of de taak van de robot een effect heeft op de rol van ethische factoren bij de mate van acceptatie. Wel is er naar voren gekomen dat de ouderen meer belang lijken hechten aan de functionaliteit dan aan de ethische factoren. Ondanks dat de robot Robear een intieme taak uitvoert, scoorde de functionaliteit significant hoger in vergelijking tot de robot Care-O-Bot 3. Dit betekent dat de participanten de ethische factoren minder zwaar mee vonden wegen als het ging om de functionaliteit van de robot Robear.

Beperkingen

Tijdens het onderzoek speelde een aantal beperkingen die mogelijk invloed hebben gehad op de resultaten. Dit onderzoek is gedaan op basis van een survey. Op de eerste onderzoeksdag werd duidelijk dat de doelgroep de enquête niet zelfstandig kon invullen. De onderzoeker heeft de enquête daardoor per persoon gezamenlijk doorlopen waardoor het meer leek op een interview. Het afnemen van de enquêtes was om deze reden enorm tijdrovend. Het aantal participanten is hierdoor laag.

Verder viel het op dat de participanten niet altijd door hadden dat de vragen enkel over de robot gingen waarvan de video werd getoond voordat er aan de enquête werd begonnen. De participanten waren daardoor geneigd om over robots in het algemeen te praten en niet over de specifieke robot die werd getoond. Vooral bij de Care-O-Bot 3 was hier sprake van. De Robear maakte meer indruk waardoor dit beter bij bleef bij de participanten. Het zou voor vervolgonderzoek beter zijn, als de middelen daarvoor toereikend zijn, dat de robot live wordt gedemonstreerd in plaats van via een video.

Tot slot bleek tijdens het onderzoek dat de vragenlijst aan de lange kant was. Dit heeft ertoe kunnen leiden dat de participanten na verloop van tijd niet altijd meer samenhangend antwoord gaven op de vraag. De vragen werden in willekeurige volgorde gesteld, waardoor het wel eens voor kwam dat er verschillend werd geantwoord op vragen waarin dezelfde factor werd gemeten.

Theoretische bijdrage

De theoretische bijdrage van dit onderzoek is dat ethische factoren niet noodzakelijkerwijs een doorslaggevende rol spelen bij de acceptatie van een robot die intieme handelingen verricht.

(17)

17

Slotconclusie

Hoewel men zou verwachten dat ethische aspecten een belangrijke rol spelen bij de acceptatie van hulprobots in de ouderenzorg, lijkt dit onderzoek uit te wijzen dat ouderen vooral belang hechten aan de functionaliteit van hulprobots.

(18)

18

Referenties

Aaltonen, I., Arvola, A., Heikkilä, P., & Lammi, H. (2017). Hello Pepper, May I Tickle You?: Children's and Adults' Responses to an Entertainment Robot at a Shopping Mall. In Proceedings of the Companion of the 2017

ACM/IEEE International Conference on Human-Robot Interaction, 53-54.

Bartneck, C., Bleeker, T., Bun, J., Fens, P., & Riet, L. (2010). The influence of robot anthropomorphism on the feelings of embarrassment when interacting with robots. Paladyn, Journal of Behavioral Robotics, 1(2), 109-115. Bedaf, S., Huijnen, C., van den Heuvel, R., & de Witte, L. (2017). Robots supporting care for elderly people.

Robotic Assistive Technologies, 325-348. CRC Press.

Brief, D. D. (2014). Acceptance of assistive technology. YOUSE GmbH & IDZ, Berlin, Berlin Google Scholar. Broekens, J., Heerink, M., Rosendal, H. (2009). Assistive social robots in elderly care: a review. Gerontechnology ; 8(2):94-103; DOI: 10.4017/gt.2009.08.02.002.00.

Brown, H.G., Scott, M., Deng, P.L., Forducey, P. (2005) Towards a sociability theory of computer anxiety: an interpersonal circumplex perspective. Proceedings of the 38th annual Hawaii international conference on system sciences, 34.

Burns, R. P., & Burns, R. (2008). Business research methods and statistics using SPSS. Sage.

Coughlin, J. F., D'Ambrosio, L. A., Reimer, B., & Pratt, M. R. (2007). Older adult perceptions of smart home technologies: implications for research, policy & market innovations in healthcare. Engineering in Medicine and Biology Society, 2007. EMBS 2007. 29th Annual International Conference of the IEEE (pp. 1810-1815).

Davis, F. D., Bagozzi, R. P., & Warshaw, P. R. (1989). User acceptance of computer technology: a comparison of two theoretical models. Management science, 35(8), 982-1003.

Heerink, M., Kröse, B., Evers, V., & Wielinga, B. (2010). Assessing acceptance of assistive social agent technology by older adults: the almere model. International journal of social robotics, 2(4), 361-375.

Kidd, C. D., Taggart, W., & Turkle, S. (2006). A sociable robot to encourage social interaction among the elderly.

Robotics and Automation, 2006. ICRA 2006. Proceedings 2006 IEEE International Conference on (pp.

3972-3976).

Laitinen, A., Niemelä, M., Pirhonen, J. (2016). Social robotics, elderly care, and human dignity: a recognition-theoretical approach. What Social Robots Can and Should Do: Proceedings of Robophilosophy 2016/TRANSOR

2016, 290, 155-163.

Magyar, G., Magyar, J., Sinčák, P., & Cavallo, F. (2017). Using Social Robots as Cognitive Stimulation Therapy Coaches in an Elderly Care Facility. Novel Robotic Solutions and Internet of Things. Chapter 2.

Mittelstadt, B., Fairweather, N.B., McBride, N., Shaw, M. (2011). Ethical Issues of Personal Health Monitoring: A Literature Review, in: ETHICOMP 2011 Conference Proceedings, ETHICOMP 2011, Sheffield, UK.

Moyle, W., Bramble, M., Jones, C., & Murfield, J. (2018). Care staff perceptions of a social robot called Paro and a look-alike Plush Toy: a descriptive qualitative approach. Aging & mental health, 22(3), 330-335.

Nomura, T., Suzuki, T., Kanda, T., Kato, K. (2006) Measurement of anxiety toward robots. Proceedings RO-MAN Pino, M., Boulay, M., Jouen, F., & Rigaud, A. S. (2015). “Are we ready for robots that care for us?” Attitudes and opinions of older adults toward socially assistive robots. Frontiers in aging neuroscience, 7, 141.

Poulter, S. (2015). [Afbeelding]. Is the age of robotic BUTLERS upon us? £180,000 AI helper responds to commands to bring you drinks and open doors. Op internet: http://www.dailymail.co.uk/sciencetech/article-2942888/Is-age-robotic-BUTLERS-180-000-AI-helper-responds-commands-bring-drinks-open-doors.html, geraadpleegd op 13 juni 2018.

(19)

19

Sharkey, A., & Sharkey, N. (2012). Granny and the robots: ethical issues in robot care for the elderly. Ethics and

information technology, 14(1), 27-40.

Sharkey, A. (2014). Robots and human dignity: a consideration of the effects of robot care on the dignity of older people. Ethics and Information Technology, 16(1), 63-75.

Shibata. T., Yoshida, M., and Yamato, J. (1997). Artificial emotional creature for human-machine interaction, IEEE International Conference on Systems, Man and Cybernetics, vol. 3. IEEE, pp. 2269-2274.

Talaei-Khoei Dr, A., Lewis, L., Talaei Khoei, T., Hossein, A., & Vichitvanichphong, S. (2015). Seniors’ Perspective on Perceived Transfer Effects of Assistive Robots in Elderly Care: Capability Approach Analysis. Venkatesh, V., Morris, M.G., Davis, G.B., Davis, F. D. (2003). User Acceptance of Information Technology: Toward a Unified View. MIS Quarterly, Vol. 27, No. 3, pp. 425-478

Woollaston, V. (2015). [Afbeelding]. Meet Robear, the 'nurse' with the strength of a robot and face of a BEAR: Gentle droid giant lifts patients from beds and chairs. Op internet: http://www.dailymail.co.uk/sciencetech/article-2966380/Japans-Robear-Strength-robot-face-bear.html, geraadpleegd op 13 juni 2018.

Wu, I-L., Chen, J-L. (2005) An extension of trust and TAM model with TPB in the initial adoption of on-line tax: an empirical study. Int J HCS, 62(6), 32.

Yang, H., Yoo, Y. (2004) It’s all about attitude: revisiting the technology acceptance model. Decis Support Syst 38(1):19–31 33.

Yusif, S., Soar, J., & Hafeez-Baig, A. (2016). Older people, assistive technologies, and the barriers to adoption: A systematic review. International journal of medical informatics, 94, 112-116.

Zwijsen, S.A., Niemeijer, A.R., & Hertogh, C.M.P.M. (2011) Ethics of using assistive technology in the care for community-dwelling elderly people: An overview of the literature. Aging & Mental Health, 15:4, 419-427, DOI: 10.1080/13607863.2010.543662

(20)

20

Appendix

Appendix 1. De gebruikte vragenlijst

Factor Vraag

Angst Als de robot mij zou helpen, zou ik bang zijn dat er fouten mee worden gemaakt

Als de robot mij zou helpen, zou ik bang zijn dat er iets kapot gaat Ik vind de robot eng

Ik vind de robot intimiderend

Houding tegenover technologie Ik denk dat het een goed idee is dat de robot mij zou helpen De robot zou het leven interessanter maken

Het is goed om van een hulprobot gebruik te maken

Faciliterende voorwaarden Ik voldoe aan alle voorwaarden, waardoor de robot mij zou kunnen helpen

Ik weet genoeg van de robot zodat hij mij zou kunnen helpen Intentie om te gebruiken Ik denk dat ik mij door de robot zou laten helpen

Ik zou mij zeker door de robot willen laten helpen een dezer dagen Ik denk erover na om mij te laten helpen door de robot een dezer dagen

Waargenomen aanpassingsvermogen

Ik denk dat de robot zich kan aanpassen aan wat ik nodig heb

Ik denk dat de robot alleen zal doen wat ik nodig heb op specifieke momenten

Ik denk dat de robot mij zal helpen wanneer ik dat nodig vind Waargenomen plezier Ik vind het leuk om te zien dat de robot de persoon interacteert

Het lijkt mij leuk om dingen te doen met de robot Ik vind de robot leuk

Ik vind de robot fascinerend Ik vind de robot saai Waargenomen gemak van

gebruik

Ik denk dat ik snel door heb hoe ik de robot kan gebruiken

Ik denk dat ik de robot makkelijk kan gebruiken Ik denk dat ik de robot kan gebruiken zonder hulp

Ik denk dat ik de robot kan gebruiken wanneer er iemand in de buurt is die kan helpen

Ik denk dat ik de robot kan gebruiken als ik een goede gebruiksaanwijzing heb

Waargenomen sociabiliteit Het lijkt mij prettig om met de robot te praten Het lijkt mij prettig om met de robot te interacteren Ik heb het gevoel dat de robot mij zou begrijpen Ik denk dat de robot leuk is

Waargenomen nuttigheid Ik denk dat de robot nuttig is voor mij

Het zou voor mij handig zijn om de robot te hebben Ik denk dat de robot mij met veel dingen kan helpen

Sociale invloed Ik denk dat mijn verzorgenden willen dat ik de robot gebruik Ik denk dat het een goede indruk maakt als ik de robot zou gebruiken

Sociale aanwezigheid Het zag eruit alsof de persoon interacteerde met een echt persoon Ik had soms het idee dat de robot echt naar de persoon keek Ik kan me de robot voorstellen als een levend wezen Ik vind de robot geen echt persoon

(21)

21 Vertrouwen Ik zou de robot vertrouwen als hij mij advies geeft

Ik zou de adviezen van de robot opvolgen

Gevoel van schaamte Ik voel schaamte wanneer de robot mij zou helpen Ik vind het fijn dat de robot mij kan helpen

Verlies van waardigheid Ik vind het denigrerend wanneer de robot mij zou helpen Ik vind dat de robot te dichtbij mij zou komen

Ik voel me niet serieus genomen wanneer ik word geholpen door een robot

Overig Welk cijfer geeft u uw onafhankelijkheid?

Wat is uw leeftijd

(22)

22

Appendix 2. Betrouwbaarheidsanalyses originele factoren

Appendix 2: Figuur 1. Factor Angst Appendix 2: Figuur 2. Factor Houding tegenover technologie

Appendix 2: Figuur 3. Factor Faciliterende voorwaarden Appendix 2: Figuur 4. Factor Intentie om te gebruiken

Appendix 2: Figuur 5. Factor Waargenomen aanpassingsvermogen Appendix 2: Figuur 6. Factor Waargenomen plezier

Appendix 2: Figuur 7. Factor Waargenomen gemak van gebruik Appendix 2: Figuur 8. Factor Waargenomen sociabiliteit

(23)

23

Appendix 2: Figuur 11. Factor Sociale aanwezigheid Appendix 2: Figuur 12. Factor Vertrouwen

(24)

24

Appendix 3. Correlatie matrix

(25)

25

Appendix 4. Betrouwbaarheidsanalyse van de factor affectieve dimensie

(26)

26

Appendix 5. Betrouwbaarheidsanalyse van de factor sociale dimensie

(27)

27

Appendix 6. Betrouwbaarheidsanalyse van de factor functionaliteit

(28)

28

Appendix 7. Betrouwbaarheidsanalyse van de factor flexibiliteit

(29)

29

Appendix 8. Betrouwbaarheidsanalyse van de factor sociale ervaring

(30)

30

Appendix 9. Multivariate analyse met de twee robot groepen

(31)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Keywords: whimsical cuteness, robot acceptance, service robots, eeriness, uncanny valley, human-robot interaction, hedonic service setting, utilitarian service setting, intention

By identifying the potential need to incorporate sex within the concept of care, and by exploring the use of robot technology to ease its materialization, we hope to contribute

During this part the aim is to answer the sixth sub research question; ‘To what extent do currently available Dutch social companion robot regulation and the suggested

verzorgingstehuis er nou eigenlijk van vinden als er een robot bij hen in de buurt is. Want je ziet dat er steeds meer robots worden ingezet, maar wat vinden ouderen er nou eigenlijk

By researching existing work, litera- ture, conducting interviews, designing prototypes and testing with the stakeholders, the research provides insight into the different

(6) Because different professions are involved in the use of socially assistive robots in caring for the elderly, the attitudes and the determinants that can

Data on determinants of mortality (sociodemographics, lifestyle, health status, health care) were extracted from reg- istrations and surveys kept at Statistics Netherlands (CBS;

their medication, a robot that can lay out med- ication for a week and/or give the right amount of medication to the elderly person, a system that helps people with walking (like