• No results found

De effecten van gezonde voeding, vochtinname en lichamelijke beweging op werknemers : Uitkomsten van een interventieonderzoek door middel van persoonlijke adviezen opgesteld door een diëtist

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De effecten van gezonde voeding, vochtinname en lichamelijke beweging op werknemers : Uitkomsten van een interventieonderzoek door middel van persoonlijke adviezen opgesteld door een diëtist"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De effecten van gezonde voeding, vochtinname en

lichamelijke beweging op werknemers

Uitkomsten van een interventieonderzoek door middel van persoonlijke adviezen opgesteld door een diëtist

3 juni 2016 Kim Findhammer

Hogeschool van Amsterdam

Bacheloropleiding Voeding & Diëtetiek Nummer afstudeerproject: 2016240

(2)

De effecten van gezonde voeding, vochtinname en

lichamelijke beweging op werknemers

Uitkomsten van een interventieonderzoek door middel van persoonlijke adviezen opgesteld door een diëtist

Auteur en gegevens Kim Findhammer

Nummer afstudeerproject 2016240

Opdrachtgever

Personal Body Center, Anouk van der Burg, in samenwerking met Direct Force Praktijkbegeleider

Anouk van der Burg, diëtist Docentbegeleider

(3)

Voorwoord

Hierbij wil ik graag iedereen bedanken voor de medewerking, hulp en steun.

Om te beginnen met het salesbedrijf en haar werknemers. Bedankt voor de medewerking en inzet. De samenwerking heb ik ervaren als erg prettig en behulpzaam. Zonder jullie was het niet mogelijk geweest om dit interventieonderzoek uit te voeren.

Mijn praktijkbegeleider Anouk van der Burg heeft mij geholpen bij het vormen van de opdrachtomschrijving en het werven van bedrijven. Daarnaast ben ik blij met de begeleiding gedurende het onderzoek en het schrijven van de scriptie. Bedankt voor alles.

Daarnaast ben ik erg blij met alle hulp die ik heb ontvangen van mijn docentbegeleider Martinet Streppel. Zij was altijd in staat om me verder te helpen waar ik vast liep. Door middel van haar feedback heb ik mijzelf optimaal kunnen ontwikkelen op het gebied van onderzoek doen. Hartelijk dank.

Examinator Annemarie Both- Zuur wil ik bedanken voor de feedback op het plan van aanpak en de beoordeling hiervan. Hierdoor kon ik volgens de planning van start gaan met de uitvoering van het interventieonderzoek. Bedankt.

Tot slot hebben mijn vrienden en familie mij gesteund en gemotiveerd in de tijden dat ik het moeilijk had vanwege vermoeidheid en dergelijke andere klachten in verband met pfeiffer.

Al met al heeft iedereen mij met alle medewerking, hulp en steun erg geholpen bij het afronden van deze scriptie. Ik ben iedereen hiervoor enorm dankbaar en kan met een tevreden gevoel zeggen dat ik deze periode heb ervaren als een zware maar leerzame en leuke tijd.

Kim Findhammer, 3 juni 2016

(4)

Samenvatting

Achtergrond: Interventies gericht op gezonde voeding en/of lichamelijke beweging lijken een gunstig effect te hebben op gewichtsverlies en het voedingspatroon van werknemers. Verbetering van het prestatievermogen, de algemene gezondheidstoestand en de lichamelijke activiteit van werknemers vereist nader onderzoek. Een leefstijlinterventie van 7 weken was opgezet om te onderzoeken wat het effect hiervan was op de lichaamssamenstelling, de algemene gezondheidstoestand, het prestatievermogen, de lichamelijke activiteit en de inname van energie, macronutriënten en vocht van werknemers.

Methode: De onderzoekspopulatie bestond uit 18 deelnemers (89 % man; 22 ± 1,4 jaar). De controlegroep had alleen contact met de diëtist bij de baseline- en eindmeting. In tegenstelling tot de interventiegroep kregen zij geen persoonlijke adviezen over gezonde voeding, vochtinname en lichamelijke beweging. De Tanita BC-731 weegschaal werd gebruikt om de lichaamssamenstelling vast te stellen. De algemene gezondheidstoestand, het voldoen aan de beweeg- en fitnorm, het prestatievermogen en de inname van energie, macronutriënten en vocht werden gemeten aan de hand van vragenlijsten. De metingen vonden bij de baseline- en eindmeting plaats. De veranderingen in de controle- en interventiegroep werden getoetst aan de hand van de gepaarde t-toets en de McNemar test. De onafhankelijk t-toets en de Chi kwadraattoets werden gebruikt om het verschil in verandering tussen de controle- en interventiegroep te toetsen.

Resultaten: Het percentage lichaamsvet was met 0,9 ± 0,7% significant (P=0,04) afgenomen in de interventiegroep. In vergelijking met de controlegroep (0,7 ± 0,8%) was het verschil in verandering van het percentage lichaamsvet significant (P<0,01) groter. Ook de verandering in spiermassa was in de interventiegroep (1,2 ± 1,0 kg t.o.v. -1,0 ± 3,1 kg) significant (P=0,01) groter. De score van het item gezondheidsverandering van de RAND-36 vragenlijst was in vergelijking met de controlegroep (2,8 ± 18,3 punten) significant hoger (P=0,04) in de interventiegroep (22,2 ± 26,4 punten). Het verschil in verandering van het aantal deelnemers dat voldeed aan de beweegnorm is in de interventiegroep significant (P=0,01) groter ten opzichte van de controlegroep. Dit gold ook voor de fitnorm (P=0,02). Een significant lagere inname van energie (P<0,01), totaal vet (P=0,04) en verzadigd vet (P=0,03) gaan gepaard met een significante toename van de inname van eiwit (P<0,01) en vezels (P<0,01) in de interventiegroep. Ten opzicht van de controlegroep was de inname van energie (P<0,01) en het totaal vet (P=0,04) significant lager in de interventiegroep.

Conclusie: Het interventieonderzoek van 7 weken had effect op het percentage lichaamsvet, de spiermassa, lichamelijke activiteit, inname van energie en totaal vet. Om het gewichtsverlies, afname van de BMI, de algemene gezondheidstoestand, het prestatievermogen en de dieettrouw van werknemers te bevorderen, werd aanbevolen bij vervolgonderzoek gebruik te maken van intensieve persoonlijke begeleiding en gedragstherapie.

Trefwoorden: voeding, lichamelijke activiteit, algemene gezondheidstoestand, prestatievermogen, werknemers

(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2

Samenvatting ... 3

Inhoudsopgave ... 4

1.Inleiding ... 5

1.1 Ongezonde voeding en overgewicht in het bedrijfsleven ... 5

1.2 Systematisch literatuuronderzoek gericht op werkgerelateerde leefstijlinterventies ... 5

2. Materialen en methoden ... 7 2.1 De onderzoekspopulatie ... 7 2.2 Het onderzoeksdesign ... 7 2.3 Dataverzameling ... 8 2.4 Statisch analyse ... 9 3. Resultaten ... 10 3.1 Onderzoekspopulatie ... 10

3.3 Verschillen tussen de baselinemeting en eindmeting ... 11

4. Discussie ... 14

5. Conclusie & aanbevelingen ... 17

Literatuurlijst ... 18

Bijlage ɪ variatielijsten ... 20

Bijlage ɪɪ vragenlijst prestatie en lichamelijke activiteit ... 23

Bijlage ɪɪɪ 3- daags eetdagboekje ... 25

Bijlage IV tabel 4 ... 29

(6)

1. Inleiding

1.1 Ongezonde voeding en overgewicht in het bedrijfsleven

Overgewicht is één van de grootste maatschappelijke vraagstukken. Uit cijfers van het CBS blijkt dat 50,9% van de volwassen van 20-75 jaar overgewicht heeft en 14,2% van de volwassenen kampt met obesitas (1). Overgewicht wordt veroorzaakt door verschillende factoren, waaronder psychische-, fysieke-, sociale- en genetische factoren. De invloed van een obesogene samenleving, een

samenleving die uitnodigt tot veel eten en weinig bewegen, speelt een steeds groter wordende rol bij de toenemende mate van overgewicht (2). Overconsumptie aan zuiveldranken, alcohol,

frisdranken en vruchtensappen met toegevoegde suikers wordt geassocieerd met overgewicht, diabetes mellitus en andere gezondheidsklachten (3,4). Per dag bedraagt de energie- inname uit deze dranken 372 kcal (5). Het consumeren van water in plaats van deze dranken draagt bij aan

gewichtsverlies, gewichtscontrole en vitaliteit (6,7).

Gezondheidsklachten zoals overgewicht, hart– en vaatziekten, kanker, hoge bloeddruk, diabetes mellitus en maag- en darmklachten worden geassocieerd met onnodige kosten en

productiviteitsverlies door meer ziekteverzuim (8). Het CBS stelt, dat werknemers met ernstig

overgewicht zich vaker ziek melden en langer ziek zijn dan werknemers met een normaal gewicht (9). Deze bevindingen worden bevestigd door onderzoekers van het Erasmus MC in Rotterdam. Ten opzichte van werknemers met een normaal gewicht zijn werknemers met ernstig overgewicht volgens hen 66% vaker ziek en is 55% vaker ziek voor een tijdsbestek van meer dan 25 dagen (8). 10% van de ziekmeldingen en verminderde arbeidsproductiviteit wordt veroorzaakt door slechte

leefgewoonten en obesitas (10). Wanneer het ziekteverzuim door middel van gezonde werknemers met 1% daalt, besparen Nederlandse werkgevers jaarlijks €2,6 miljard (11). Vitale werknemers zorgen voor een stijging van de productiviteit met 5% en een daling van het ziekteverzuim met 15% (12). Het risico op overgewicht, hart– en vaatziekten, kanker, hoge bloeddruk, diabetes mellitus en maag- en darmklachten kan worden verkleind door middel van onder andere een gebalanceerde vochthuishouding, gezonde voeding en lichamelijke beweging (3, 4, 6, 7, 10, 13, 14).

1.2 Systematisch literatuuronderzoek gericht op werkgerelateerde leefstijlinterventies

In de afgelopen decennia zijn verschillende werkgerelateerde leefstijlinterventies uitgevoerd. De opzet van deze interventies lopen uiteen en daarmee ook de uitkomsten. Johnns en collega’s (13) doen onderzoek naar het verschil in effect tussen leefstijlinterventies gericht op alleen gezonde voeding en gecombineerde leefstijlinterventies gericht op gezonde voeding en lichamelijke activiteit op korte en lange termijn. Op korte termijn is geen verschil in gewichtsverlies aantoonbaar tussen de twee soorten leefstijlinterventies. Op lange termijn is sprake van een groter gewichtsverlies bij gecombineerde leefstijlinterventies. Ramage en collega’s (14) bevestigen dat gecombineerde leefstijlinterventies zorgen voor gewichtsverlies en gewichtsbehoud op lange termijn. De

geïncludeerde leefstijlinterventies met een gemiddeld gewichtsverlies van ≥5% bestaan uit adviezen over gezonde voeding waarbij een laag energiepercentage totaal vet wordt geadviseerd. Daarnaast draagt een verhoogd vezelgehalte in de voeding bij 21% van de succesvolle studies bij aan dit gewichtsverlies. De deelnemers krijgen bij 88% van de studies adviezen op het gebied van

lichamelijke beweging. Verschillende onderzoeken doen daarom de aanbeveling om overgewicht en obesitas onder werknemers onder controle te houden door middel van gecombineerde

leefstijlinterventies met voedingsadviezen, lichamelijke activiteit en individuele begeleiding/kennisverbetering (12- 16).

Ook Ni Mhurchu, et al. (15) en Jensen, et al. (17) concluderen dat leefstijlinterventies zorgen voor een geringe mate van gewichtsverlies onder werknemers. Daarnaast constateren zij verbetering in de inname van macronutriënten wanneer de werknemers begeleid worden door een diëtist (15, 17). Bij het systematisch onderzoek van Katz DL, et al. (16) zijn 7 gecombineerde leefstijlinterventies

(7)

Het gewichtsverlies gaat gepaard met positieve veranderingen in lichamelijke activiteit en het voedingspatroon van de deelnemers. Schröer en collega’s tonen aan de hand van het systematische literatuuronderzoek aan dat voedingsgerelateerde interventies de productiviteit met 1-2% kunnen verbeteren (18).

De resultaten uit bovengenoemde onderzoeken (12-18) zijn tot stand gekomen met behulp van algemene voedingsadviezen en richtlijnen. De vraag is of deze resultaten ook behaald worden door middel van persoonlijke adviezen en richtlijnen.

De vraagstelling is daarom als volgt:

Wat is het effect van persoonlijke adviezen over gezonde voeding, vochtinname en lichamelijke activiteit, opgesteld door een diëtist, op de lichaamssamenstelling, de algemene

gezondheidstoestand, het prestatievermogen, de lichamelijke activiteit en de inname van energie, macronutriënten en vocht van werknemers in 7 weken?

Op basis van bovenstaande literatuur is de hypothese dat in vergelijking met de controlegroep er een grotere afname van het gewicht, de BMI en het percentage lichaamsvet zal zijn bij de deelnemers in de interventiegroep. Daarbij zal er een grotere toename van de spiermassa en het percentage lichaamsvocht in de interventiegroep zijn. De algemene gezondheidstoestand, het

prestatievermogen en de lichamelijke activiteit zal door deelname aan het interventieonderzoek verbeteren. Tot slot wordt verwacht dat de inname van energie, totaal vet, verzadigd vet en koolhydraten bij de deelnemers in de interventiegroep zal afnemen. Daarnaast wordt verwacht dat de inname van eiwit en vocht toe zal nemen.

In de volgende hoofdstukken leest u meer over de uitvoering van dit interventieonderzoek. Ten eerste worden de onderzoeksgroep en methoden beschreven. Hierop volgt een beschrijving van de resultaten over verandering van de lichaamssamenstelling, de algemene gezondheidstoestand, het prestatievermogen, de lichamelijke activiteit en de inname van energie, macronutriënten en vocht. Deze resultaten worden vervolgens kritisch besproken in de discussie. Tot slot wordt een conclusie getrokken en volgen de aanbevelingen voor de beroepspraktijk (diëtisten en werkgevers).

(8)

2. Materialen en methoden

2.1 De onderzoekspopulatie

De deelnemers waren werknemers van een salesorganisatie. Iedere dag trekken honderden

promotors het land in met diverse campagnes zoals Algemeen Dagblad en Volkskrant. De organisatie had twee vestigingen (Amsterdam en Breda) ter beschikking gesteld voor de uitvoering van het interventieonderzoek. De werknemers werden door de salesorganisatie geïnformeerd over deelname hieraan. Bezwaar tegen deelname kon tot twee weken voor de screening door de werknemers worden ingediend bij de leidinggevende van de vestiging. Vervolgens had iedere

vestiging een lijst met potentiële deelnemers opgesteld en een week voor de screening doorgegeven aan de onderzoeker.

Aan de hand van de inclusie- en exclusiecriteria zoals weergegeven in tabel 1 werden de potentiële deelnemers gescreend. Zij werden geïncludeerd bij voldoening aan alle inclusiecriteria. Wanneer sprake was van voldoening aan één of meerdere exclusiecriteria, werd deelname uitgesloten. Tabel 1. Resultaten binnen de interventiegroep en controlegroep

Inclusiecriteria Exclusiecriteria

De deelnemer is ten minste 18 jaar oud De deelnemer is zwanger

De deelnemer heeft een minimale BMI van 18,5 (kg/m²) De deelnemer heeft te maken (gehad) met een kwaadaardige aandoening of is onder behandeling hiervoor

De deelnemer spreekt en schrijft Nederlands De deelnemer is bekend (geweest) met nierfalen, leverfalen en anemie

De deelnemer heeft toegang tot internet en is ervaren in

het gebruik hiervan De deelnemer gebruikt medicatie

De deelnemer is in staat om vragenlijsten in te vullen bij

aanvang en afronding van het interventieonderzoek De deelnemer heeft een aandoening die lichamelijke beweging hinderlijk maakt De deelnemer is in staat om een 3-daags eetdagboek bij te

houden bij aanvang en afronding van het interventieonderzoek

De deelnemer heeft één of meerdere van de volgende chronische ziektebeelden: diabetes mellitus, hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk en maag-en darmklachten

2.2 Het onderzoeksdesign

Gedurende 7 weken heeft een gecontroleerd interventieonderzoek plaats gevonden onder werknemers van een salesbedrijf te Amsterdam en Breda. Om onbewuste beïnvloeding onder de deelnemers uit de controlegroep uit te sluiten behoorde de deelnemers van de vestiging Breda tot één groep evenals de deelnemers van de vestiging Amsterdam. De vestigingen werden op basis van toeval aan de hand van twee enveloppen ingedeeld als controlegroep of interventiegroep. De controlegroep was ervan op de hoogte dat zij niet tot de interventiegroep behoorde, omdat zij naast de baseline-en eindmeting geen contact hadden met de diëtist. In de periode van januari 2016 tot en met mei 2016 werden gegevens uit het interventieonderzoek verworven en geanalyseerd.

De screening

Gedurende twee weken voor de baselinemeting vond de screening op beide vestigingen plaats in een daarvoor ter beschikking gestelde ruimte. Tijdens de screening werden vragen gesteld aansluitend op de inclusie- en exclusiecriteria. De potentiële deelnemers werden gewogen en de lichaamslengte werd vastgesteld om de BMI te kunnen bepalen. Verder kregen de deelnemers de volgende

(9)

Baselinemeting (intake) Tussenmeting 1

gezondheidstoestand (21), werkprestaties en lichamelijke beweging (bijlage ɪɪ) en een 3–daags eetdagboekje (bijlage ɪɪɪ). Tot slot werden afspraken gepland voor het intakegesprek, tussenmeting 1 en 2 en de eindmeting.

De interventie

De deelnemers volgden een programma met persoonlijke adviezen over gezonde voeding, inname van vocht en lichamelijke beweging. De voedingsadviezen werden opgesteld na berekening van de persoonlijke energiebehoefte met behulp van de Harris & Benedict formule (19). Het advies kreeg vorm door middel van persoonlijke dagmenu’s opgesteld aan de hand van Richtlijnen Goede Voeding en verdere vormgeving door de diëtist van Personal Body Center (20). Daarnaast kreeg iedere deelnemer verschillende variatielijsten volgens de richtlijnen van Personal Body Center (bijlage ɪ). Week 0 en 7 waren bestemd voor de baseline- en eindmeting van de interventie. In week 3 en 5 hadden de deelnemers contact met de diëtist om de voortgang te meten en te bespreken (figuur 1).

Screening Tussenmeting 2 Eindmeting

Week 0 Week 3 Week 5 Week 7

Figuur 1: Onderzoeksopzet leefstijlinterventie werknemers salesbedrijf Het intakegesprek (baselinemeting, week 0)

Het intakegesprek was een gesprek van 1 uur. De formulieren die waren meegegeven bij de

screening werden doorgenomen om de volledigheid hiervan vast te stellen. De lichaamslengte werd opgemeten, waarna de deelnemer werd gewogen op de Tanita BC–731 weegschaal. Iedere

deelnemer kreeg het behandelplan (persoonlijk dagmenu, variatielijsten en persoonlijke afspraken met betrekking tot voeding, vocht en lichamelijke beweging) toegestuurd door middel van een e-mail een dag voor het ingaan van de eerste week van het interventieonderzoek.

Tussenmeting 1 en 2 (week 3 en 5)

Ieder vervolggesprek duurde 20 minuten per deelnemer. Hierbij werden nieuwe persoonlijke adviezen en afspraken opgesteld. Bij tussenmeting 2 kregen de deelnemers de volgende formulieren mee om ingevuld mee te nemen naar de eindmeting: vragenlijsten over de algemene

gezondheidstoestand (21), werkprestaties en lichamelijke beweging (bijlage ɪɪ) en een 3–daags eetdagboekje (bijlage ɪɪɪ). De deelnemers in de controlegroep ontvingen deze formulieren door middel van een e-mail.

Eindmeting

De eindmeting was een gesprek van 30 minuten per deelnemer. Hierbij vond de laatste weging met de Tanita BC–731 weegschaal plaats. Ook werden de formulieren die waren meegegeven bij tussenmeting 2 doorgenomen om de volledigheid hiervan samen met de deelnemer vast te stellen. 2.3 Dataverzameling

De verzameling van data bestond bij dit interventieonderzoek uit het verschil in de

lichaamssamenstelling, algemene gezondheidstoestand, prestaties, lichamelijke activiteit en de inname van energie, macronutriënten en vocht tussen de baseline- en eindmeting. De

lichaamssamenstelling bepaald door middel van de Tanita BC-731 weegschaal (22) en het vaststellen van de lichaamslengte door middel van een houten meetlat voor lichaamslengte met standplateau. Voorafgaand aan de weging werd de lichaamslengte en het geslacht van de deelnemer ingevoerd in de weegschaal. Hierdoor kon het persoonlijke lichaamsgewicht (kg), de Body Mass Index (kg/m²), de vetmassa (% van het lichaamsgewicht), de spiermassa (kg) en het lichaamsvocht (% van het

(10)

lichaamsgewicht) worden berekend. Om te zorgen voor consistente wegingen is iedere deelnemer altijd onder dezelfde conditie gewogen: tijdstip, lichte kleding, toilet gebruik voor de weging, maximaal 2 uur voor de weging gegeten en één glas water gedronken.

Met de RAND-36 vragenlijst (versie 1) werd de algemene gezondheidstoestand per deelnemer gemeten (21). RAND-36 bestaat uit schalen voor: fysiek functioneren, sociaal functioneren, mentale gezondheid, vitaliteit, pijn, rolbeperking door een fysiek probleem, rolbeperking door een

emotioneel probleem, algemene gezondheidsbeleving en een het toegevoegde item voor

gezondheidsverandering. Scoring vond plaats met behulp van Syntax (versie 1) (23). De ruwe scores bij de negatief geformuleerde onderdelen werden gehercodeerd. Vervolgens werd de score per schaal gesommeerd, waarna de uiteindelijke scores tussen 0 en 100 werden gecreëerd. Hierbij gold hoe hoger de score, hoe hoger de kwaliteit van leven (24).

Het salesbedrijf beoordeelde werknemers aan de hand van het gemiddelde aantal behaalde sales per maand. Een sale stond voor een verkocht product, bijvoorbeeld een krantenabonnement. Iedere deelnemer kon dit gemiddelde terug vinden door in te loggen op de persoonlijke inlogpagina van het salesbedrijf. Op het formulier van de vragenlijst over prestaties en lichamelijke activiteit (bijlage ɪɪ) noteerde de deelnemers de gemiddelde score van de afgelopen maand.

Daarnaast beantwoorde de deelnemers een vraag over de beweegnorm en een vraag over de fitnorm. Wanneer de deelnemer ten minste 5 dagen per week 30 minuten per dag matig intensief lichamelijk actief was, werd voldaan aan de beweegnorm. Wanneer de deelnemer ten minste 3 dagen per week 20 minuten per dag zwaar intensief lichamelijk actief was, voldeed de deelnemer aan de fitnorm. Hierbij zijn drie categorieën tot stand gekomen, zodat niet alleen aangetoond werd dat er verschil was tussen de baseline- en eindmeting, maar ook wat het verschil was. De categorieën zijn als volgt: van voldoen naar niet- voldoen: achteruitgang, hetzelfde niveau: op hetzelfde niveau gebleven, van niet- voldoen naar voldoen: vooruitgang.

Door middel van een 3–daags eetdagboekje (bijlage ɪɪɪ) werd individuele informatie over het voedingspatroon en een vrij nauwkeurig beeld van de hoeveelheid en soort geconsumeerde voedingsmiddelen verkregen (25). Met behulp van de eetmeter van het voedingscentrum werd per deelnemer de inname van energie (kcal), macronutriënten (kg) en vocht (ml) van het 3- daags eetdagboekje berekend (26).

2.4 Statisch analyse

De data werd geanalyseerd met behulp van het programma IBM SPSS Statistics 22. Voordat toetsing van de gegevens plaats kon vinden, werd met behulp van dit programma de gemiddeldes van het totaal aantal kcal, de energiepercentages van de macronutriënten en het aantal milliliters vocht berekend.

Om de verschillen in lichaamssamenstelling, algemene gezondheidstoestand, prestaties en de inname van energie, macronutriënten en vocht tussen de baseline- en eindmeting in de controle- en interventiegroep te toetsen is gebruik gemaakt van de gepaarde t-toets. De verschillen tussen de baseline- en eindmeting in voldoen aan de fit- en beweegnorm in de controle- en interventiegroep werd getoetst aan de hand van de McNemar test.

Om te toetsen of de verandering van de lichaamssamenstelling, algemene gezondheidstoestand, prestaties en de inname van energie, macronutriënten en vocht in de interventiegroep verschilt van de verandering in de controlegroep werd gebruik gemaakt van de onafhankelijke t-toets. De Chi– kwadraattoets werd gebruikt om dit verschil te toetsen voor het voldoen aan de fit- en beweegnorm. De resultaten werden als significant verschillend beschouwd bij een p–waarde kleiner dan 0,05.

(11)

3. Resultaten

3.1 Onderzoekspopulatie

20 deelnemers zijn in totaal gescreend door middel van een persoonlijk gesprek. Van de 20 gescreende deelnemers voldeden 18 deelnemers aan de inclusiecriteria. 2 deelnemers werden geëxcludeerd, omdat zij aan één of meerdere exclusiecriteria voldeden. Alle deelnemers hebben het volledige programma afgerond. Het gedetailleerde overzicht van het deelnemersverloop wordt in figuur 2 weergegeven.

Figuur 2. Verloopdiagram van de deelnemers die beschikbaar waren voor analyse 3.2 Kenmerken van de deelnemers bij de baselinemeting

De kenmerken van de 18 deelnemers die beschikbaar waren voor de analyse bij de baselinemeting, worden in tabel 2 weergegeven. De deelnemers hadden een gemiddelde leeftijd van 22 ± 1,4 jaar en 89% van de deelnemers was man. Het lichaamsgewicht was gemiddeld 75,6 ± 8,9 kg (72,2 ± 8,2 kg in de interventiegroep tegenover 79,0 ± 8,6 kg in de controlegroep) met een gemiddeld BMI van 23,0 ± 1,8 kg/m² (22,2 ± 1,7 kg/m² t.o.v. 23,8 ± 1,7 kg/m²). Daarbij was de gemiddelde energie-inname 2277 ± 446 kcal (2268 ± 403 kcal in de interventiegroep en 2286 ± 510 kcal in de controlegroep). De interventiegroep had een hogere score bij de schalen rolbeperking (fysiek) (88,9 tegenover 63,9), algemene gezondheidsbeleving (67,8 tegenover 60,0) en het item gezondheidsverandering (47,2 tegenover 36,1) van de RAND- 36 vragenlijst. Deze verschillen waren niet significant. Verder waren de interventie–en controlegroep vergelijkbaar bij de baselinemeting.

(12)

Tabel 2. Kenmerken van de deelnemers bij de baselinemeting Interventiegroep (N=9) Gemiddelde ± SD Controlegroep (N=9) Gemiddelde ± SD P- waarde Totaal (N=18) Gemiddelde ± SD Leeftijd (jaren) 21 ± 1,3 22 ± 1,3 1,0 22 ± 1,4 Geslacht man (N, %) 8 (89) 8 (89) 1,0 8 (89) Lichaamsgewicht (kg) 72,2 ± 8,2 79,0 ± 8,6 0,11 75,6 ± 8,9 BMI (kg/m²) 22,2 ± 1,7 23,8 ± 1,7 0,06 23,0 ± 1,8 Lichaamsvet (%) 16,3 ± 4,4 17,8 ± 6,9 0,59 17,0 ± 5,7 Spiermassa (kg) 57,5 ± 7,8 62,7 ± 6,3 0,14 60,1 ± 7,4 Lichaamsvocht (%) 57,8 ± 3,1 57,3 ± 3,2 0,75 57,6 ± 3,0 Algemene gezondheidstoestand - Fysiek functioneren 97,8 ± 3,6 87,2 ± 16,0 0,07 92,5 ± 12,5 - Sociaal functioneren 84,7 ± 17,4 83,3 ± 18,8 0,87 84,0 ± 17,6 - Rolbeperking (fysiek) 88,9 ± 18,2 63,9 ± 37,7 0,09 76,4 ± 31,5 - Rolbeperking (emotioneel) 85,2 ± 33,8 81,5 ± 29,4 0,80 83,3 ± 30,8 - Mentale gezondheid 74,6 ± 13,4 78,7 ± 12,5 0,52 76,7 ± 12,7 - Vitaliteit 64,4 ± 12,1 63,9 ± 11,7 0,92 64,2 ± 11,5 - Pijn 86,8 ± 15,0 85,3 ± 18,4 0,84 86,1 ± 16,3 - Algemene gezondheidsbeleving 67,8 ± 12,0 60,0 ± 19,5 0,32 63,9 ± 16,2 Gezondheidsverandering 47,2 ± 23,2 36,1 ± 28,3 0,37 41,6 ± 25,7 Aantal sales 1,5 ± 0,8 2,2 ± 2,0 0,35 1,8 ± 1,5

Voldoen aan fitnorm (N, %) 2 (22) 3 (33) 0,06 5 (28)

Voldoen aan beweegnorm (N, %) 3 (33) 3 (33) 0,15 6 (33)

Energie-inname (kcal) 2268 ± 403 2286 ± 510 0,93 2277 ± 446

Koolhydraten (en%)* 51,0 ± 6,7 45,8 ± 11,3 0,25 48,4 ± 9,4

Totaal vet (en%)* 31,3 ± 6,7 29,9 ± 6,6 0,66 30,6 ± 6,5

Verzadigd vet (en%)* 11,1 ± 2,7 10,3 ± 1,5 0,42 10,7 ± 2,2

Eiwitten (en%)* 14,6 ± 2,5 18,3 ± 6,9 0,16 16,5 ± 5,4

Vezels (en%)* 1,6 ± 0,4 1,9 ± 0,4 0,20 1,7 ± 0,4

Vochtinname (ml) 1868 ± 359 1779 ± 863 0,78 1823 ± 643

SD= Standaarddeviatie

BMI= Body Mass Index (kg/m²)

*en%= het percentage ten opzichte van de totale energie-inname per dag (kcal) 3.3 Verschillen tussen de baselinemeting en eindmeting

De veranderingen tussen de baseline- en eindmeting in de controle- en interventiegroep worden weergegeven in tabel 3. De uitgebreide resultaten worden weergegeven in tabel 4 (bijlage IV). Daarnaast geeft deze tabel weer wat de verschillen in verandering zijn tussen de controle- en interventiegroep. Om te beginnen met de lichaamssamenstelling, is de spiermassa van de deelnemers in de interventiegroep significant (P=0,04) toegenomen (1,2 ± 1,0 kg). In de controlegroep was sprake van een afname van de spiermassa (-1,0 ± 3,1 kg). Het verschil in verandering van de spiermassa tussen de controle- en interventiegroep is significant (P=0,01). De afname in het percentage lichaamsvet bij de deelnemers in de interventiegroep (-0,9 ± 0,7 procent) is in vergelijking met het verschil in verandering van het percentage lichaamsvet in de controlegroep (0,7 ± 0,8 procent) significant groter (P <0,01).

Bij alle schalen uit de RAND-36 is ten opzichte van de baselinemeting hoger gescoord door de

deelnemers in de interventiegroep (tabel 3), met uitzondering van de schaal voor fysiek functioneren (-0,6 ± 3,0 punten). Significantie (P=0,04) bij het item gezondheidsverandering is zowel binnen de interventiegroep als bij het verschil in verandering tussen de interventie- en controlegroep (22,2 ± 26,4 punten tegenover 2,8 ± 18,3 punten) aangetoond. De controlegroep scoort bij de eindmeting

(13)

gemiddeld beter bij de schalen fysiek functioneren (8,4 ± 15,4 punten) en rolbeperking (fysiek) (19,4 ± 32,5). Deze veranderingen zijn niet significant (tabel 3).

Op het gebied van prestaties is in de interventiegroep sprake van een toename in het gemiddelde aantal sales met 0,6 ± 1,6. Bij de controlegroep bleven de prestaties gelijk (0,0 ± 0,2 sales). Ondanks deze verschillen is er geen significant verschil getoetst in verandering tussen de groepen (tabel 3). Bij de eindmeting bleek het aantal deelnemers dat voldeed aan de beweegnorm met 4 deelnemers te zijn toegenomen in de interventiegroep en met 2 deelnemers in de controlegroep (figuur 3). Het aantal deelnemers dat voldeed aan de fitnorm was toegenomen met 3 deelnemers in de

interventiegroep en met 2 deelnemers afgenomen in de controlegroep (figuur 3). Het verschil in verandering in de interventiegroep ten opzichte van de controlegroep is significant groter met betrekking tot zowel de beweegnorm (P=0,01) als de fitnorm (P=0,02).

Vergeleken met de controlegroep is het verschil in verandering van de energie- inname in de interventiegroep significant groter (P <0,01) met -774 ± 281 kcal tegenover een toename van de energie- inname met 14 ± 489 kcal in de controlegroep. Dit gold ook voor het totaal vet (P=0,04). Hierbij was in de interventiegroep sprake van een afname met 5,5 ± 6,9 en% tegenover een stijging in de controlegroep met 29,4 ± 9,6 en%. Het verzadigd vet was in de interventiegroep significant

afgenomen (P=0,03) met 2,8 ± 3,2 en%. Tot slot was de inname van eiwit (3,7 ± 2,7 en%) en vezels (1,1 ± 0,7 en%) significant toegenomen (P<0,01) in de interventiegroep. In de controlegroep zijn geen significante verschillen tussen baseline- en eindmeting in het voedingspatroon geconstateerd (tabel 3).

Figuur 3. Verloop (wk 0-7) beweeg- en fitnorm in de controlegroep (N=9) en interventiegroep (N=9) 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Beweegnorm

controlegroep interventiegroep Beweegnorm controlegroep Fitnorm interventiegroep Fitnorm

Niet voldoen naar voldoen Hetzelfde niveau

Voldoen naar niet voldoen

(14)

Tabel 3. Veranderingen in de interventie- en controlegroep en het verschil in verandering t.o.v. de controlegroep Interventiegroep (N=9) Verschil week 0 en 7 Gemiddelde ±SD P-waarde Verschil week 0 en 7 Gemiddelde ±SD Controlegroep (N=9) Verschil week 0 en 7 Gemiddelde ±SD P- waarde Verschil week 0 en 7 Gemiddelde ±SD P-waarde Verschil in verandering t.o.v. de controlegroep Lichaamsgewicht (kg) 0,1 ± 1,2 0,80 0,8 ± 1,7 0,18 0,31 BMI (kg/m²) -0,4 ± 0,4 0,72 0,3 ± 0,5 0,11 0,11 Lichaamsvet (%) -0,9 ± 0,7 <0,01 0,7 ± 0,8 0,03 <0,01 Spiermassa (kg) 1,2 ± 1,0 0,04 -1,0 ± 3,1 0,36 0,01 Lichaamsvocht (%) 0,1 ± 0,9 0,79 -0,2 ± 0,7 0,47 0,51 Algemene gezondheidstoestand - Fysiek functioneren -0,6 ± 3,0 0,59 8,4 ± 15,4 0,14 0,13 - Sociaal functioneren 12,5 ± 19,8 0,09 -1,4 ± 19,2 0,83 0,15 - Rolbeperking (fysiek) 0,0 ± 28,0 1,0 19,4 ± 32,5 0,11 0,19 - Rolbeperking (emotioneel) 7,4 ± 43,4 0,62 -11,1 ± 23,6 0,20 0,28 - Mentale gezondheid 6,8 ± 16,1 0,25 0,4 ± 9,2 0,89 0,33 - Vitaliteit 12,8 ± 19,2 0,08 -2,2 ± 10,9 0,56 0,06 - Pijn 3,6 ± 20,9 0,67 1,3 ± 19,4 0,84 0,82 - Algemene gezondheidsbeleving 9,4 ± 19,3 0,18 5,4 ± 18,4 0,16 1,0 Gezondheidsverandering 22,2 ± 26,4 0,04 2,8 ± 18,3 0,35 0,04 Aantal sales 0,6 ± 1,6 0,25 0,0 ± 0,2 0,83 0,27

Voldoen aan fitnorm (N en %) 4 (44) 0,13 0 (0) 1,0 0,02

Voldoen aan beweegnorm (N en %) 3 (33) 0,25 2 (22) 1,0 0,01

Energie-inname per dag (kcal) -774 ± 281 <0,01 14 ± 489 0,93 <0,01

Koolhydraten (en%)* -3,7 ± 8,9 0,24 45,9 ± 10,8 0,98 0,42

Totaal vet (en%)* -5,5 ± 6,9 0,04 29,4 ± 9,6 0,46 0,04

Verzadigd vet (en%)* -2,8 ± 3,2 0,03 10,4 ± 2,2 0,29 0,14

Eiwitten (en%)* 3,7 ± 2,7 <0,01 19,5 ± 3,3 0,32 0,10

Vezels (en%)* 1,1 ± 0,7 <0,01 3,5 ± 6,0 0,42 0,76

Vochtinname per dag (ml) 139 ± 552 0,47 345± 793 0,23 0,53

SD= Standaarddeviatie

BMI= Body Mass Index (kg/m²)

*en%= het percentage ten opzichte van de totale energie-inname per dag (kcal)

(15)

4. Discussie

Het doel van het huidige interventieonderzoek is te onderzoeken wat het effect is op de

lichaamssamenstelling, de algemene gezondheidstoestand, het prestatievermogen, de lichamelijke activiteit en de inname van energie, macronutriënten en vocht van de werknemers in 7 weken. Uit de resultaten blijkt dat op het gebied van lichaamssamenstelling bij de deelnemers in de

interventiegroep sprake is van een significant grotere toename van de spiermassa en een significant grotere afname van het percentage lichaamsvet in vergelijking met de controlegroep. Alleen bij het item gezondheidsverandering van de RAND–36 vragenlijst is een significant hogere score meetbaar in vergelijking met de controlegroep. De verschillen in verandering van het aantal deelnemers dat voldoet aan de beweeg- en fitnorm is in de interventiegroep significant groter vergeleken met de controlegroep. Tot slot is de inname van energie, totaal vet, verzadigd vet en eiwit significant verbeterd in de interventiegroep. In vergelijking met de controlegroep is de inname van energie en totaal vet significant lager.

De resultaten van het huidige interventieonderzoek worden vergeleken met onderzoeken die hieronder besproken worden. De veranderingen van de lichaamssamenstelling van de deelnemers in de interventiegroep is niet na verwachting. Alleen het percentage lichaamsvet is significant

afgenomen met 0,9 kg vergeleken met de controlegroep. Daarnaast is de spiermassa significant toegenomen met 1,2 kg. Volgens de hypothese zou vergeleken met de controlegroep ook het lichaamsgewicht en de BMI afnemen. Het percentage lichaamsvocht zou verbeteren in de interventiegroep. Bij een 18 maanden gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek, zijn 288

deelnemers verdeeld over drie groepen: begeleiding bij gewichtsverlies en lichamelijke activiteit (LA + GV groep), alleen begeleiding bij lichamelijke activiteit (LA groep) en alleen begeleiding bij

gewichtsverlies (GV groep) (27). De LA + GV groep kreeg tijdens het onderzoek intensieve begeleiding bestaande uit dagelijkse beweging en groepssessies met gedragstherapie. Ten opzichte van de deelnemers uit de LA groep en de GV groep is er een significante afname van het lichaamsgewicht (7,1 kg)en de BMI (2,4 kg/m²) in de LA + GV groep. Bij het huidige interventieonderzoek kreeg de interventiegroep tijdens de interventie alleen adviezen over lichamelijke activiteit. Intensieve begeleiding (bestaande uit dagelijkse beweging en groepssessies) op het gebied van lichamelijke activiteit kan het verschil in afname van het lichaamsgewicht en de BMI van werknemers wellicht bevorderen. Daarnaast verschilt het huidige interventieonderzoek in duur en omvang van het

onderzoek van Beavers KM, et al (27). De duur (7 weken) en omvang (18 deelnemers) van het huidige interventieonderzoek kan een verklaring zijn voor de geringe verschillen in lichaamsgewicht (0,1kg), BMI (-0,4 kg/m²) en lichaamsvocht (0,1%) in de interventiegroep. Het cohort onderzoek van Wolllner S, et al. bevestigd deze verklaring (28). Aan het onderzoek doen 100 werknemers van een apotheek mee. Zij krijgen een dieet van 900-1200 kcal/dag en individuele begeleiding met cognitieve

gedragstherapie. Bij 0-4 weken bedraagt het gemiddelde gewichtsverlies 1,6%, bij 5-9 weken 6,0 % en bij 10 weken 8,1%. Wollner S en collega’s tonen met dit onderzoek aan dat het gewichtsverlies significant toeneemt naarmate de duur van het onderzoek vordert.

Bij een meta – analyse is onderzoek gedaan naar de effecten van leefstijlinterventies gericht op lichamelijke activiteit. Hierbij is verbetering geconstateerd op het gebied van de kwaliteit van leven en de stemming van de deelnemers in de interventiegroep in vergelijking met de controlegroep (29). Hierbij is geen significante verschil gemeten. De verklaring die de onderzoekers hiervoor geven is de opzet van de leefstijlinterventie, waarbij enkel begeleiding op het gebied van lichamelijke activiteit plaats vindt. Daarom adviseren zij gecombineerde leefstijlinterventies met voedingsadviezen. De hypothese voor het huidige interventieonderzoek is dan ook dat de algemene gezondheidstoestand zou verbeteren in de interventiegroep. Bij RAND – 36 wordt door de deelnemers in de

interventiegroep bij alle schalen beter gescoord. Significante verschillen zijn niet meetbaar, met uitzondering van het item gezondheidsverandering. Een verklaring voor de significante toename van

(16)

de score bij het item gezondheidsverandering is dat het verschil dermate groot is in vergelijking met het kleine verschil in verandering van de scores van de schalen. Indien het interventieonderzoek van langere duur (minimaal 12 maanden) zou zijn en een grotere omvang (minimaal 100 deelnemers) zou hebben, bestaat de mogelijkheid dat de verschillen groter zouden zijn door de grotere statistische power en effecten aantoonbaar zouden zijn. Dit wordt bevestigd door een gerandomiseerd

gecontroleerd onderzoek van 12 maanden waarbij de werknemers lichamelijke activiteit verrichten zoals groepslessen en aerobics. Door middel van gedragstherapie en dagboeken over de stemming van de deelnemers wordt verbetering op het gebied van de algemene gezondheid, het emotionele welbevinden en zelfwaardering getoetst (30).

Een geringe niet significante verbetering is waarneembaar in het gemiddelde aantal sales in de interventiegroep. Dit komt niet overeen met de hypothese dat het prestatievermogen van de deelnemers in de interventiegroep significant zou verbeteren. Daarnaast zijn de resultaten niet in lijn met de resultaten uit andere onderzoeken. Uit de resultaten van een eenjarig cross-sectioneel onderzoek van Burton et al. (31) onder 564 werknemers van een telefonische klantenservice blijkt dat de productiviteit toeneemt. De productiviteit wordt gemeten aan de hand van het aantal dagen absent door ziekte (-0,38 uur per week) en de verloren tijd door verminderde productiviteit op het werk door te werken met ziekte (-5,0 uur per week). Bij een driejarig gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek (32) kregen 264 werknemers van Brabantia Nederland gezondheidseducatie in combinatie met lichamelijke activiteit. Verbetering van productiviteit wordt getoetst aan de hand van de

absentie vervaardigd uit het systeem van de organisatie. Absentie in de interventiegroep neemt dubbel zo veel af in vergelijking met de controlegroep (- 8.1% ten opzichte van -4.8%). De duur (een en drie jaar) en de hoeveelheid deelnemers (564 en 264 werknemers) van de besproken

onderzoeken in vergelijking met de duur (7 weken) en de hoeveelheid deelnemers (18 werknemers) van het huidige interventieonderzoek kan een verklaring zijn voor het verschil in de resultaten. Op het gebied van voeding zijn bij het huidige interventieonderzoek significante verschillen aangetoond. De resultaten komen niet geheel overeen met de verwachting dat het gehele voedingspatroon van de deelnemers in de interventiegroep zou verbeteren. De inname van

koolhydraten is wel afgenomen, maar niet significant. Ook bij de vochtinname is een niet significante toename getoetst in de interventiegroep. De inname van energie, het totaal vet, verzadigd vet en eiwit zijn significant verbeterd in de interventiegroep. Ten opzichte van de controlegroep is alleen de inname van energie (-774 ± 281 kcal/dag) en totaal vet (-5,5 ± 6,9 en% gelijk aan -49,50 g) significant lager in de interventiegroep. Deze resultaten zijn in lijn met een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek van acht weken onder 53 werknemers van de universiteit (33). De deelnemers in de interventiegroep nemen deel aan een educatie programma gericht op voeding. Om de kennis over voeding en de inname van voeding te verbeteren wordt gebruik gemaakt van het Health Belief Model. Hiermee wordt een beeld verkregen van de therapietrouw bij de deelnemers. Door middel van een vragenlijst wordt de inname van energie en macronutriënten gemeten. De inname van energie is afgenomen met 840 kcal/dag en de inname van totaal vet met 45 g/dag. Tijdens de interventie is veel gepubliceerd en gesproken over de gezondheidsvoordelen van een

voedingspatroon met een lage inname van vet. In het onderzoek van Abood en collega’s wordt dit als een mogelijke verklaring voor de lagere inname van vet en indirect de lagere inname van energie gegeven (33). Daarnaast is de omvang van het huidige interventieonderzoek (18 deelnemers) aanzienlijk kleiner dan de omvang van het besproken gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek (53 deelnemers) (33). De verschillen in de inname van koolhydraten en vocht zijn misschien groter wanneer het interventieonderzoek uit 50 of meer deelnemers bestaat.

Positieve effecten op de beweeg- en fitnorm door middel van leefstijlinterventies zijn schaars te vinden in de literatuur. Bij een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek van Sternfeld en collega’s (34) worden 787 werknemers uit de gezondheidszorg 16 weken begeleid via een e-mail programma. Om de lichamelijke activiteit te meten wordt gebruik gemaakt van de PAQ- vragenlijst (physical

(17)

activity questionnaire). In vergelijking met de controlegroep is in de interventiegroep een significante toename in de duur van krachttraining (12,5 minuut/week), matig lichamelijke beweging (28,0 minuten/per week) en wandelen (21,5 minuut/week). Deze resultaten zijn in lijn met het huidige interventieonderzoek. Het verschil in verandering in de interventiegroep ten opzichte van de controlegroep is significant groter met betrekking tot zowel de beweegnorm (P=0,01) als de fitnorm (P=0,02). Bij een ander gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek van Aittasalo M, et al. (35) is in de groep die begeleiding kreeg door middel van een gedragsveranderingsmodel in combinatie met fitnesstraining sprake van verbetering op gebied van zowel de fitnorm (P=0,0003) als de

beweegnorm (P=0,049). In de groep die enkel begeleiding kreeg, is alleen verbetering op het gebied van de fitnorm (P=0,034). Deze effecten zijn pas aantoonbaar na 12 maanden begeleiding. In tegenstelling tot de hypothese zijn er bij het huidige interventieonderzoek geen significante

verschillen in de interventiegroep tussen de baseline- en eindmeting. De korte duur van 7 weken van het interventieonderzoek kan hiervoor een verklaring zijn, aangezien er bij het onderzoek van Aittasalo M en collega’s na 12 maanden pas significante verbetering getoetst is (35).

Bij het huidige interventieonderzoek zijn zowel adviezen over gezonde voeding en vochtinname als adviezen op gebied van lichamelijke beweging gegeven. Hierdoor zijn de deelnemers in de

interventiegroep op verschillende vlakken gemotiveerd om een zo groot mogelijk resultaat te behalen. Om dieettrouw te bevorderen is gebruik gemaakt van intensieve begeleiding door middel van persoonlijk opgestelde adviezen per deelnemer van de interventiegroep. Hierbij is rekening gehouden met de persoonlijke behoefte. Op ieder gewenst moment is door de deelnemers uit de interventiegroep contact opgenomen met de diëtist voor het stellen van vragen of advies. Daarbij kregen de deelnemers in de interventiegroep 3 diëtistische consulten gedurende de interventie. Met behulp van de persoonlijke dagmenu’s opgesteld aan de hand van Richtlijnen Goede Voeding en verdere invulling door Personal Body Center is het mogelijk om op korte termijn te zorgen voor een verandering van de lichaamssamenstelling. Betrouwbare resultaten zijn verkregen door het gebruik van de gevalideerde vragenlijst RAND – 36 en het consequent te werk gaan bij de wegingen door gebruik te maken van dezelfde apparatuur onder dezelfde condities.

Ondanks deze sterke punten, is het van belang rekening te houden met de limitaties van dit

interventieonderzoek. In vergelijking met andere onderzoeken is het tijdsbestek van 7 weken redelijk kort. De deelnemers in de interventiegroep hadden wellicht meer kunnen bereiken indien het interventieonderzoek van langere duur zou zijn. Daarnaast kunnen de effecten op lange termijn niet worden gemeten, omdat deze studie geen follow – up heeft. De statische power is daarom laag en de kans om verschil op te merken is klein. Om de statische power te vergroten en verschillen op te merken zijn meer deelnemers en eventueel meer vestigingen nodig. Een andere limitatie is dat bij de baselinemeting alle deelnemers in de interventiegroep een gezond lichaamsgewicht (kg) en BMI (kg/m²) bleken te hebben. De onderzoeken waarbij het lichaamsgewicht en de BMI van de

deelnemers in de interventiegroep significant is afgenomen, zijn uitgevoerd onder werknemers met overgewicht en obesitas. Daarom is het maken van een vergelijking met de effecten van het huidige interventieonderzoek lastig. De vraag is of het huidige interventieonderzoek meer effect heeft op de lichaamssamenstelling als de deelnemers een hoger lichaamsgewicht of BMI hebben.

In de conclusie wordt verder ingegaan op de aanbevelingen voor de beroepspraktijk.

(18)

5. Conclusie & aanbevelingen

Het interventieonderzoek van 7 weken heeft effect op het percentage lichaamsvet, de spiermassa, lichamelijke activiteit, inname van energie en totaal vet. Ondanks gunstige verschillen in verandering in de interventiegroep, heeft het interventieonderzoek geen effect op de algemene

gezondheidstoestand, het prestatievermogen en de inname van koolhydraten, eiwit, vezels en vocht. Aanbevelingen voor de beroepspraktijk

Er is meer onderzoek nodig, voordat de beroepspraktijk (diëtist) geadviseerd kan worden, gebruik te maken van het huidige interventieonderzoek. Als er verder onderzoek wordt gedaan, is het van belang dat er gebruik gemaakt wordt van een gecombineerde leefstijlinterventie met controlegroep. Om het gewichtsverlies, de afname van de BMI, de algemene gezondheidstoestand, lichamelijke activiteit en dieettrouw van de werknemers te bevorderen, is bij verschillende studies

gedragstherapie ingezet (27, 28, 30, 33, 35). Deze vorm van begeleiding wordt daarom aanbevolen als onderdeel van intensieve persoonlijke begeleiding. Daarbij kan een langere duur, een grotere onderzoekspopulatie en eventuele follow – up interessante resultaten op lange termijn opleveren. In dit geval heeft het interventieonderzoek een grotere statische power en is het mogelijk om

significante verschillen op te merken. Ook het verschil in verandering van het prestatievermogen zal hierdoor wellicht op te merken zijn.

(19)

Literatuurlijst

1. Van Dongen JM. Economic evaluations of worksite health promotion programs. Vrije Universiteit Amsterdam 2014. Beschikbaar via: http://dare.ubvu.vu.nl/handle/1871/51290

2. Overgewicht. Nederlands Instituut voor Sport en Beweging 2015. Beschikbaar via: http://www.nisb.nl/weten/kennisgebieden/overgewicht.html

3. Malik VS, Popkin BM, Bray GA, Després JP, Willett WC, Hu FB. Sugar-sweetened beverages and risk of metabolic syndrome and type 2 diabetes: a meta-analysis. Diabetes Care.

2010;33(11):2477-83. Beschikbaar via: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2963518/ 4. Malik VS, Pan A, Willett WC, Hu FB. Sugar-sweetened beverages and weight gain in children and

adults: a systematic review and meta-analysis. Am J Clin Nutr. 2013;98(4):1084–1102. Beschikbaar via: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3778861/

5. Drankenconsumptie in Nederland. Nederlandse Vereniging Frisdranken 2013. Beschikbaar via: http://www.frisdrank.nl/sites/fws/files/drankenconsumptie_in_nl lr_def.pdf

6. Duinen JJ. Water. Informatorium Voeding en Diëtetiek 2013:349,352 (artikel in Springerlink) 7. Rolfes SR, Pinna K, Whitney E. Normal and Clinical Nutrition. Negende druk. Azie: Wadsworth

Cengage learning; 2009. p. 276,362,364.

8. Lutke Schipholt I. Dikke werknemers zijn vaker ziek. Medisch contact. 2010;40. Beschikbaar via: http://www.medischcontact.nl/archief-6/Tijdschriftartikel/84879/Dikke-werknemers-zijn-vaker- ziek.htm

9. Meer ziekteverzuim bij ernstig overgewicht. Centraal Bureau voor de Statistiek 2007. Beschikbaar via: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheid-

welzijn/publicaties/artikelen/archief/2007/2007-080-pb.htm

10. Gezonde voeding leidt tot betere arbeidsprestaties. MKBfit 2016. Beschikbaar via: http://www.mkbfit.nl/aan-de-slag/gezond-eten

11. Verbetering gezondheid werknemers levert €2,6 miljard op voor het bedrijfsleven. Rijksoverheid 2012. Beschikbaar via: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ziekteverzuim-van-het- werk/nieuws/2012/10/10/verbetering-gezondheid-werknemers-levert-2-6-miljard-euro-op-voor- het-bedrijfsleven

12. Werkgever steeds bewuster van belang gezond personeel. MKBNederland 2016. Beschikbaar via: http://www.mkb.nl/nieuws/werkgever-steeds-bewuster-van-belang-gezond-personeel

13. Johns DJ, Hartmann-Boyce J, Jebb SA, Aveyard P, et al. Diet or exercise interventions vs combined behavioral weight management programs: a systematic review and meta-analysis of direct comparisons. J Acad Nutr Diet. 2014;114(10):1557–1568. Beschikbaar via:

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4180002/

14. Ramage S, Farmer A, Eccles KA, McCargar L. Healthy strategies for successful weight loss and weight maintenance: a systematic review. Appl Physiol Nutr Metab. 2014;39(1):1-20. Beschikbaar via: http://www.nrcresearchpress.com/doi/full/10.1139/apnm-2013- 0026#.Vyj0EI9OLIU

15. Ni Mhurchu C, Aston LM, Jebb SA. Effects of worksite health promotion interventions on employee diets: a systematic review. BMC Public Health. 2010;10:62. Beschikbaar via: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2829502/

16. Katz DL, O'Connell M, Yeh MC, Nawaz H, Njike V, Anderson LM, et al. Public health strategies for preventing and controlling overweight and obesity in school and worksite settings: a report on recommendations of the Task Force on Community Preventive Services. MMWR Recomm Rep. 2005;54:1–12. Beschikbaar via: http://www.cdc.gov/mmwr/preview/mmwrhtml/rr5410a1.htm 17. Jensen JD. Can worksite nutritional interventions improve productivity and firm profitability? A

literature review. Perspect Public Health. 2011;131(4):184-92.

18. Schröer S, Haupt J, Pieper C. Evidence-based lifestyle interventions in the workplace: an overview. Oxford Journals. 2014;64(1):8-12. Beschikbaar via:

http://occmed.oxfordjournals.org/content/64/1/8.long

(20)

19. Nutritional assessment. Berekenen. Academisch ziekenhuis Maastricht.

http://www.nutritionalassessment.azm.nl/algoritme+na/onderzoek/energiegebruik/berekenen. htm

20. Richtlijnen goede voeding 2015. Gezondheidsraad 2015;24. Beschikbaar via:

https://www.gezondheidsraad.nl/sites/default/files/201524_richtlijnen_goede_voeding_2015.p df

21. Rand 36: een handleiding. Universitair Medisch Centrum Groningen 2012. Beschikbaar via: https://www.umcg.nl/SiteCollectionDocuments/research/institutes/SHARE/assessment%20tools /handleiding_rand36_2e_druk.pdf

22. Verschillende meetmethoden van lichaamsvet. Tanita. https://tanita.nl/verschillende- meetmethoden-van-lichaamsvet/

23. Syntax file rand – 36 V1. Universitair Medisch Centrum Groningen 2012. Beschikbaar via:

https://www.umcg.nl/SiteCollectionDocuments/research/institutes/SHARE/assessment%20tools /syntax_file_rand-36_v1_withoutaggregatescores.pdf

24. Scoring rules for the RAND 36- item health survey (version 1.0). Rand. Beschikbaar via:

https://www.rand.org/content/dam/rand/www/external/health/surveys_tools/mos/mos_core_ 36item_scoring.pdf

25. Eetmeter. Voedingscentrum. https://mijn.voedingscentrum.nl/nl/eetmeter/

26. Overzicht verschillende voedingsanamnesemethodieken. Diëtetiekvaardig. Beschikbaar via: http://www.dietetiekvaardig.nl/documenten/bijlagen/bijlage_studietaken_voedingsanamnese.p df

27. Beavers KM, Beavers DP, Nesbit BA, Ambrosius WT, Marsh AP, et al. Effect of an 18-month physical activity and weight loss intervention on body composition in overweight and obese older adults. Obesity (Silver Spring). 2014;22(2):325-31. Beschikbaar via:

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3880399/

28. Wollner S, Blackburn D, Spellman K, Khaodhiar L, Blackburn GL. Weight-Loss Programs in Convenient Care Clinics: A Prospective Cohort Study. American Journal of Health Promotion. 2010;1(25):26-29.

29. Conn VS, Hafdahl AR, Cooper PS, Brown LM, Lusk SL. Meta-analysis of workplace physical activity interventions. Am J Prev Med. 2009;37:330–339. Beschikbaar via:

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2758638/

30. Coulson JC. McKenna J. Field M. Exercising at work and self-reported work performance. Int J Workplace Health Manage. 2008;1(3):176-97.

31. Burton WN, Conti DJ, Chen CY, Schultz AB, Edington DW. The role of health risk factors and disease on worker productivity. Journal of Occupational and Environmental Medicine. 1999;41:863–77.

32. Maes S, Verhoeven C, Kittel F, Scholten H. Effects of a Dutch worksite wellness-health program: The Brabantia Project. American Journal of Public Health. 1998;88:1037–41. Beschikbaar via: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1508259/

33. Abood DA, Black DR, Feral D. Nutrition education worksite intervention for university staff: Application of the Health Belief Model. Journal of Nutrition Education and Behavior. 2003;35: 260–7.

34. Sternfeld B, Block C, Quesenberry CP, Block TJ, Husson G, Norris JC, et al. Improving diet and physical activity with ALIVE: A worksite randomized trial. American Journal of Preventive Medicine. 2009;36:475–83.

35. Aittasalo M, Miilunpalo S, Suni J. The effectiveness of physical activity counseling in a work-site setting: A randomized, controlled trial. Patient Educ Couns. 2004;55(2):193-202.

(21)

Bijlage ɪ variatielijsten

Product soort Wel Niet Niet

Groenten: Alle soorten verse groente, groente uit diepvries, blik of pot zonder toevoegingen

groentepuree (tenzij zelf gemaakt en geen vet)

Groente a la crème of met saus

Fruit Alle soorten vers

fruit, fruit uit

diepvries, fruit uit blik of pot op water of eigen sap

Vruchtensap zonder

toegevoegde suiker Fruit uit blik of pot op siroop

Brood 100% zuurdesem

of

100% speltbrood of

Bruin brood (alle soorten) havermout, roggebrood, volkoren krentenbrood, mueslibrood ect Wit brood, krentenbrood, beschuit, knäckebröd, croissant, muesli, cruesli, cornflakes, ricecrispies Volkorenbrood Vleeswaren Beenham, achterham, kipfilet, kiprollade schouderham, casselerrib, fricandeau gekookte lever, rookvlees, rosbief. Magere knakworst, leverkaas, linera smeerpate Gekookte tong Rauwe ham , filet americain

Pekelvlees

alle soorten worst en spek, leverpastei, paté,

gebraden gehakt, salami

Kaas 20+ kaas 40+ -kaas magere

geitenkaas magere fetakaas, verse light kaas zoals Philadelphia light en 30+ -kaas of smeerkaas, Zwitserse strooikaas, mozzarella, hüttenkäse, 48+ -Goudse kaas, 48+ -smeerkaas, roomkaas, Franse kaas, volvette feta, volvette geitenkaas 20

(22)

Zoet/overig Geen hagelslag,

chocoladevlokken vruchtenhagel, fruit, jam, stroop ect

Chocoladepasta, hazelnootpasta, kokosbrood, pindakaas

Aardappelen, rijst,

pasta & peulvruchten Peulvruchten (alle soorten), volkoren pasta, zilvervliesrijst, quinoa, bulgur, spelt couscous, couscous. aardappelpuree & gekookte aardappelen. Gebakken aardappelen, frites, aardappelkroketten, pasta, rijst

Vlees, kip, ei &

vleesvervangers Kip/kalkoen zonder vel, biefstuk, rosbief, runderbaklappen, entrecote, tartaar,varkensfilet, varkenshaas, varkensfricandeau, hamlap, ongepaneerde schnitzel, gekookt ei, vegetarisch gehakt, vegetarische burgers, Quorn, Valess

Rundergehakt, kip

met vel Gehakt, hamburger, lamsvlees, doorregen rundvlees,

schouderkarbonade, varkenslap, slavinken, worst, gebakken ei

Vis Alle witte verse vis en

vis uit diepvries.

Zuivel producten Magere varianten, optimel.

Vetten Geen.

Of olijfolie

en blik, zoute en zure haring, gestoomde makreel, gerookte zalm, gerookte paling, mosselen, garnalen Soja producten, karnemelk, halfvolle producten. Margarine in een kuipje met maximaal 40% vet,

alle soorten olie, vloeibare margarine en vloeibare bak-, braad- en frituurproducten Vissticks, kibbeling, lekkerbekje Volle producten Margarine in pakjes, roomboter, hard bak, braad- en frituurvet

Drinken Thee zonder suiker,

(mineraal) water, frisdranken zonder energie.

Margarine in een kuipje met meer dan 40% vet

Frisdranken met maximaal 20 kcal per 100 ml

Vruchtensap, gewone frisdranken,

(23)

Tussendoortjes tijdens het sporten ALLEEN BIJ HET UITVOEREN VAN EEN INTENSIEVE SPORT

Alleen bij zeer intensieve sporten langer dan een uur wordt tijdens het sporten een tussendoortje of sportdrank genuttigd. Hierbij kan je denken aan langer dan een uur mountainbiken, wielrennen en hardlopen. Bij intensieve sporten is het belangrijk om de koolhydraten in het lichaam aan te vullen, omdat deze het lichaam tijdens de training of de wedstrijd van energie voorzien.

Een tussendoortje tijdens het sporten bestaat daarom voornamelijk uit koolhydraten: - Volkorencracker met (halva)jam of appelstroop;

- Volkorenboterham met (halva) jam of appelstroop; - Rijstwafel met (halva)jam of appelstroop;

- Een stuk fruit.

Wanneer er tijdens intensieve sporten wordt gekozen voor een sportdrank om het lichaam snel en makkelijk van koolhydraten te voorzien, wordt er gekozen voor een isotone sportdrank. Dit is een dorstlesser en levert het lichaam energie zonder dat het een piek in de bloedsuikerspiegel

veroorzaakt. Een aantal isotone dranken zijn als volgt: - Aquarius;

- Isostar isotone sportdrank; - AA isotoon;

- Pickwick isotoon.

Tussendoortjes na het sporten

Het is goed om het lichaam na het sporten altijd aan te vullen met voornamelijk koolhydraten en eiwitten. Het kan zijn dat je na het sporten geen eetlust hebt. Dit komt doordat het lichaam zich bezig houdt met de hardwerkende spieren. Hierdoor worden de hongersignalen zwakker. Heb je geen trek om iets te eten na het sporten, dan lukt het vaak wel om iets vloeibaars te eten. Doe je dit niet, dan duurt het herstel van je lichaam langer. Hieronder volgen enkele voorbeelden:

- Een schaaltje (magere) yoghurt/kwark met een stuk fruit. Magere zuivelproducten bevatten meer eiwitten dan halfvolle zuivelproducten;

- Een schaaltje (magere) yoghurt/kwark/melk met granen zoals muesli/granola (zonder toegevoegde suikers) en havermout;

- Een rijstwafel met een theelepel amandelpasta;

- Een shake van 150 ml (magere) yoghurt/melk met een stuk fruit; - Een volkorencracker/boterham/rijstwafel met een stuk magere vis; - Hummus met stukjes groente zoals paprika, wortel en komkommer; - Een glas Vifit of Optimel (zonder toegevoegde suikers);

- Een volkorenboterham of cracker belegd met mager beleg zoals 20+/30+ kaas, fricandeau, rosbief en een gekookt ei.

- Een stuk fruit met een klein handje nootjes;

- Eiwit shake met een stuk fruit na een krachttraining. Vocht

Het voorkomen van uitdroging is uiterst belangrijk. Een tekort aan vocht zorgt voor verminderde prestaties, hoofdpijn, misselijkheid, braken, etc. Daarom zijn er richtlijnen voor het drinken van water voor, tijdens en na het sporten:

- 10-15 minuten voor de inspanning: 200-250 ml vocht (1 longdrinkglas); - Tijdens het sporten 1 bidon (500 ml/uur);

- Na het sporten 1 bidon (500 ml/uur);

Deze richtlijnen gelden naast de standaard 1,5 liter vocht die je drinkt per dag.

(24)

Bijlage ɪɪ vragenlijst prestatie en lichamelijke activiteit

In deze vragenlijst wordt naar uw prestaties en lichamelijke activiteit gevraagd.

Wilt u elke open vraag beantwoorden door middel van een cijfer en elke gesloten vraag door het omcirkelen van het juiste antwoord. Wanneer u twijfelt over het antwoord op een vraag, probeer dan het antwoord te geven die het meest van toepassing is.

Prestaties

1. Wat is uw gemiddelde score (gemiddelde aantal sales) van de afgelopen maand?

--- --- 2. Is dit de score die u wilde behalen? Omcirkel het juiste antwoord.

Ja/Nee

3. Welke gemiddelde score wil u de komende maand behalen?

--- --- Lichamelijke activiteit

Aan de hand van onderstaande tabellen kan u per leeftijdscategorie aflezen welke activiteiten matig intensieve lichamelijke activiteit vereisen.

Voor volwassenen tot 55 jaar:

Activiteit

MET-

waarde

Nordic walking, 5,6 - 6,4 km per uur, geen helling, gemiddeld tempo

4,8

Golf, algemeen

4,8

Skateboarden, algemeen, matige inspanning

5,0

Fietsen, vrije tijd, 15 km per uur

5,8

Volleybal, competitie, in sportzaal

6,0

Gras maaien, lopend, met een handmaaier

6,0

Zwemmen, voor plezier, geen baantjes, algemeen

6,0

Basketbal, algemeen

6,5

Voor volwassenen vanaf 55 jaar:

Activiteit

MET-

waarde

Wandelen met de hond

3,0

Ramen schoonmaken, ramen wassen, algemeen

3,2

Wandelen, 4,5 - 5,2 km per uur, geen helling, gemiddeld tempo, stevige

ondergrond

3,5

Onkruid wieden, aarde losmaken, lichte tot matige inspanning

3,5

Nordic walking, 5,6 - 6,4 km per uur, geen helling, gemiddeld tempo

4,8

Golf, algemeen

4,8

4. Hoeveel dagen per week bent u tenminste 30 minuten per dag matig intensief lichamelijk actief?

--- ---

(25)

Aan de hand van onderstaande tabellen kan u per leeftijdscategorie aflezen welke activiteiten zwaar intensieve lichamelijke activiteit vereisen.

Voor volwassenen tot 55 jaar:

Activiteit

MET-

waarde

Basketbal, algemeen

6,5

Roeien op een roeimachine, 100 Watt, matige inspanning

7,0

Schaatsen, algemeen

7,0

Tennis, algemeen

7,3

Step aërobic met stephoogte 15-20 cm

7,5

Hockey, veld

7,8

Voetbal, competitie

10,0

Hardlopen, 15 km per uur

12,8

Voor volwassenen vanaf 55 jaar:

Activiteit

MET-

waarde

Skateboarden, algemeen, matige inspanning

5,0

Fietsen, vrije tijd, 15 km per uur

5,8

Volleybal, competitie, in sportzaal

6,0

Gras maaien, lopend, met een handmaaier

6,0

Zwemmen, voor plezier, geen baantjes, algemeen

6,0

Basketbal, algemeen

6,5

5. Hoeveel dagen per week bent u tenminste 20 minuten per dag zwaar intensief lichamelijk actief?

--- ---

(26)

Bijlage ɪɪɪ 3- daags eetdagboekje Beste Deelnemer,

Samen gaan wij ervoor zorgen, dat uw doel om gewicht te verliezen wordt verwezenlijkt. Om een beeld te krijgen van uw eetpatroon, mag u de komende week een eetdagboek bij houden. Hierin geeft u aan op welk tijdstip u bepaalde voedingsmiddelen en drinken heeft genuttigd.

’s Ochtends begint u met het noteren van uw eten en drinken. Noteer hierbij het volgende:  Het tijdstip, zoals 07:00 uur of 14:25 uur;

 het soort voedingsmiddel (bijvoorbeeld 30+ kaas of 48+ kaas, halvolle melk of volle melk, vleeswaren: boterhamworst);

 bij de bereiding van maaltijden of brood wordt wellicht boter/margarine/ halvarine of olie gebruikt. Vergeet deze niet te vermelden in het schema. Vermeld daarbij ook of u het brood dun, bedekt of dik heeft besmeerd;

 de hoeveelheid/ eenheid van het genuttigde voedingsmiddel of drinken (zie portiegroottes op de volgende bladzijde);

 het aantal, zoals drie sneden brood of twee plakjes ham.

 TIP: zorg ervoor dat u een notitieblokje bij u hebt, zodat u het dagmenu kan bijwerken op ieder moment van de dag. Verwerk deze notities aan het einde van de dag in uw digitale eetdagboek (zie de laatste 3 bladzijde van deze handleiding).

Natuurlijk hoeft u niet iedere dag het schema in te vullen.

Twee weekdagen en één dag zijn voldoende om een realistisch beeld te vormen van uw voedingspatroon.

Hebt u nog vragen na het lezen van deze handleiding, dan kan u natuurlijk altijd telefonisch of via een e-mail contact opnemen.

(27)

Portiegroottes en voorbeeld dagmenu Brood en granen

Brood

Snee

Ontbijtkoek

Plak

Broodje

Stuk

Roggebrood

Plak

Cracker

Stuk

Koekje

Stuk

Aardappel, pasta, rijst, couscous Opscheplepel

Vlees (vervangers)

Vlees (vervanger)

Stuk

Tofu, tempé

Stuk

Dranken

Thee/koffie

Kopje = 150 ml

Frisdrank

Glas = 225 ml

Bier/wijn

Glas = 250 ml

Melk

Beker = 200 ml

Koffiemelk

Scheutje

Broodbeleg

Vleeswaren

Plakje

Kaas

Plakje

Jam, pindakaas,

appelstroop op 1 snee

brood

15 gram

Strooibaar (alle hagels) op 1

snee brood

20 gram

Boter en olie

Olie/vloeibaar vet

1 eetlepel = 15 gram

Boter/margarine/ halvarine op 1

snee brood

Portie = 5 gram

Groente en fruit

Groente

Opscheplepel

Fruit

Stuk

Lekkernijen

Snoep

1 stuk

IJs

Bolletje

Cake

Plak

Suiker

Schepje/klontje

Dessert (vla, yoghurt)

Schaaltje = 125 gram

(28)

Voorbeeld dagmenu

(week)Dag 1

(29)

(week)Dag 2

Tijdstip

Voeding

Eenheid

Aantal

Dag 3 (weekend)

Tijdstip

Voeding

Eenheid

Aantal

(30)

Bijlage IV tabel 4

Tabel 4. Verandering in de controle- en interventiegroep tussen de baseline- en eindmeting

Interventiegroe Controlegroep Nulmeting Eindmeting Week 0 (N=9) Week 7(N=9) Gemiddeld ±SD Gemiddeld ±SD P-waarde Nulmeting Week 0 (N=9) Gemiddeld ±SD Eindmeting Week 7 (N=9) Gemiddeld ±SD P-waarde Lichaamsgewicht (kg) 72,2 ± 8,2 72,3 ± 8,3 0,80 79 ± 8,6 79,8 ± 8,5 0,18 BMI (kg/m²) 22,2 ± 1,7 22,1 ± 1,8 0,72 23,8 ± 1,7 24,1 ± 1,8 0,11 Lichaamsvet (%) 16,3 ± 4,4 15,4 ± 4,7 <0,01 17,8 ± 6,9 18,5 ± 6,9 0,03 Spiermassa (kg) 57,5 ± 7,8 58,7 ± 8,1 0,04 62,7 ± 6,3 61,7 ± 8,3 0,36 Lichaamsvocht (%) 57,8 ± 3,1 57,9 ± 3,3 0,79 57,3 ± 3,2 57,2 ± 2,9 0,47 Algemene gezondheidstoestand - Fysiek functioneren 97,8 ± 3,6 97,2 ± 5,1 0,59 87,2 ± 16,0 95,6 ± 6,3 0,14 - Sociaal functioneren 84,7 ± 17,4 97,2 ± 8,3 0,09 83,3 ± 18,8 81,9 ± 15,5 0,83 - Rolbeperking (fysiek) 88,9 ± 18,2 88,9 ± 22,0 1,0 63,9 ± 37,7 83,3 ± 33,1 0,11 - Rolbeperking (emotioneel) 85,2 ± 33,8 92,6 ± 22,2 0,62 81,5 ± 29,4 70,4 ± 45,5 0,20 - Mentale gezondheid 74,6 ± 13,4 81,3 ± 10,6 0,25 78,7 ± 12,5 79,1 ± 8,1 0,89 - Vitaliteit 64,4 ± 12,1 77,2 ± 12,3 0,08 63,9 ± 11,7 61,7 ± 4,3 0,56 - Pijn 86,8 ± 15,0 90,5 ± 14,7 0,67 85,3 ± 18,4 86,6 ± 17,0 0,84 - Algemene gezondheidsbeleving 67,8 ± 12,0 77,2 ± 16,9 0,18 60,0 ± 19,5 65,4 ± 8,5 0,16 Gezondheidsverandering 47,2 ± 23,2 69,4 ± 16,7 0,04 36,1 ± 28,3 38,9 ± 28,3 0,35 Aantal sales 1,5 ± 0,8 2,1 ± 1,6 0,25 2,2 ± 2,0 2,2 ± 2,0 0,83

Energie-inname per dag (kcal) 2268 ± 403 1494 ± 293 <0,01 2286 ± 510 2300 ± 393 0,93

Koolhydraten (en%)* 51,0 ± 6,7 47,3 ± 4,2 0,24 45,8 ± 11,3 45,9 ± 4,8 0,98

Totaal vet (en%)* 31,3 ± 6,7 25,8 ± 4,7 0,04 29,9 ± 6,6 29,4 ± 5,5 0,46

Verzadigd vet (en%)* 11,1 ± 2,7 8,3 ± 2,4 0,03 10,3 ± 1,5 10,4 ± 1,6 0,29

Eiwitten (en%)* 14,6 ± 2,5 18,3 ± 3,4 <0,01 18,3 ± 6,9 19,5 ± 5,7 0,32

Vezels (en%)* 1,6 ± 0,4 2,7 ± 0,73 <0,01 1,9 ± 0,4 3,5 ± 5,8 0,42

Vochtinname per dag (ml) 1867 ± 359 2006 ± 461 0,47 1778 ± 863 2123 ± 340 0,23

SD= Standaarddeviatie

BMI= Body Mass Index (kg/m²)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In the Pastoral care of meted out to caregivers, they should get assistance to make that choice, to ‘shift’ them, so that despite the suffering of patients, despite the

plant opgeneem word. weet dat die bakterie~ aan die wortels van peulplante stikstof as voedsel vir die plant in die grand beskikbaar stel. Die gemiddelde

De in deze evaluatie gepresenteerde bevindingen bevestigen ook dat het structureel verbinden van waterveiligheidsopgaven met ruimtelijke opgaven in een gebied alleen mogelijk is

Hij of zij zal je zeggen welke medicatie voor de ingreep gestopt moet worden en welke medicatie je de ochtend van de operatie met een klein slokje water moet innemen.. Vergeet

De auteurs hebben daarvoor naar vier aspecten gekeken van de situatie in een land op het gebied van omgang met geo:.. • infrastructuur en beleid • institutionele capaciteit •

In order to further determine the strength of the relationship between the dependant variable (expansion and employment creation) and the independent variables

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

All the questions we are going to ask you now are regarding to the consent form that you have signed when you agreed to participate in one of the Effective Care Research Unit -