• No results found

Interpretatie in politieke berichtgeving : een comparatieve inhoudsanalyse naar het verschil in de mate van interpretatie tussen de publieke en de commerciële zenders in Nederland tijdens recente verkiezingsjaren

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Interpretatie in politieke berichtgeving : een comparatieve inhoudsanalyse naar het verschil in de mate van interpretatie tussen de publieke en de commerciële zenders in Nederland tijdens recente verkiezingsjaren"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘INTERPRETATIE IN POLITIEKE BERICHTGEVING’

Een comparatieve inhoudsanalyse naar het verschil in de mate van interpretatie

tussen de publieke en de commerciële zenders in Nederland tijdens recente

verkiezingsjaren

Sophie de Rijk, 10680039 Universiteit van Amsterdam Communicatiewetenschap

Bachelor thesis afstudeerproject: Politieke Communicatie en Journalistiek Dhr. Dr. J. M. Lefevere

Aantal woorden: 7989 6 juni 2016

(2)

Samenvatting

Met behulp van een inhoudsanalyse is onderzocht of er verschillen zijn in de mate van interpretatie in politieke berichtgeving tussen de commerciële zender en de publieke zender bij verkiezingen in Nederland. De mate van interpretatie werd onderzocht aan de hand van een tiental indicatoren. Het is belangrijk om dit te onderzoeken omdat er tot dusver geen eenduidige bevindingen zijn over verschillen in de mate van interpretatie met betrekking tot zowel het verschil tussen de zenders als tot een trend doorheen de tijd. Een mogelijk verschil tussen zenders zou kunnen zorgen voor scheef/onvolledig geïnformeerde burgers, hetgeen de werking van de democratie in gevaar zou kunnen brengen. Er is een kwantitatieve

inhoudsanalyse uitgevoerd van nieuwsuitzendingen van het NOS Journaal en het RTL Nieuws uit de jaren 1994, 2003 en 2012 tijdens de drie weken voorafgaand aan de

verkiezingen. Uit onderzoek blijkt dat er geen verschil is in de mate van interpretatie tussen de commerciële zender en de publieke zender. Wel is er een verschil te zien doorheen de tijd, namelijk dat de gemiddelde mate van interpretatie duidelijk lager was in 1994 dan in 2003 en 2012. Ook blijkt dat ‘horserace’ items gemiddeld meer interpretatie bevatten dan ‘issue’ en ‘hoopla’ items.

(3)

Inleiding

Op 15 februari jongstleden stond er een artikel in de Telegraaf met als titel ‘Medvedev noemt EU-migrantenpolitiek blunder’ (de Telegraaf, 2016). Op dezelfde dag stond er een artikel in de Volkskrant met als titel ‘Medvedev heeft medelijden met Europa wegens migratiepolitiek’ (de Volkskrant, 2016). Beide artikelen gingen over hetzelfde interview dat de Russische premier die dag had gegeven, maar de manier waarop over het interview wordt bericht door de twee kranten, verschilt wezenlijk. Dat er verschillen zijn tussen nieuwsberichtgeving in kwaliteitskranten en populaire kranten in Nederland, is al vaak wetenschappelijk onderbouwd (Bakker & Scholten, 2014; Manssens & Walgrave, 1998; Schaap & Pleijter, 2012). Populaire kranten zijn voornamelijk sensatiegericht, terwijl kwalitatieve kranten vooral gericht zijn op het voorzien van informatie over maatschappelijke onderwerpen en problemen. De kop van de Telegraaf is duidelijk sensatiegericht (negatief, gericht op confrontatie of conflict), terwijl die van de Volkskrant informatief is en zegt waar het op staat: Medvedev heeft letterlijk gezegd dat hij medelijden heeft.

Deze tendens is ook te zien bij televisie, met name in het verschil tussen publieke zenders en commerciële zenders: commerciële zenders zijn meer geneigd om sensatiegerichte programma’s uit te zenden in vergelijking met publieke zenders (de Swert, 2011; Soroka e.a., 2013). Dit verschil kan bijvoorbeeld worden verklaard door het feit dat commerciële zenders gericht zijn op hoge kijkcijfers en winst maken, terwijl publieke zenders voornamelijk als doel hebben om het publiek te informeren, inspireren en amuseren (de Swert, 2011;

Nederlandse Publieke Omroep, 2013). Echter, wat betreft politieke nieuwsberichtgeving zijn tot dusver geen significante verschillen gevonden tussen de zenders met betrekking tot bijvoorbeeld de mate van conflictnieuws of de mate van interpretatie, terwijl er dus wel redenen zijn om verschillen te verwachten (Praag & Brants, 2000; Semetko & Valkenburg, 2000; Strömbäck & Dimitrova, 2011; Van Praag & Van Der Eijk, 1998).

Zoals bovenstaande krantentkop al illustreert, is nieuws niet altijd slechts objectief en interpretatie loos aangezien de president het woord ‘blunder’ niet in zijn mond heeft genomen tijdens het interview (Shuster, 2016). Toch is objectiviteit al heel lang de belangrijkste waarde binnen de journalistiek (Hanitzsch e.a., 2011; Maras, 2013; Pauly, 2014). Echter, steeds vaker is er sprake van interpretatieve verslaggeving, hetgeen de waarde van objectiviteit lijkt te vervagen (Maras, 2013). De veranderende vorm van politieke journalistiek kan worden gezien als onderdeel van de trend van mediatisering: het steeds machtiger en belangrijker worden van de media (Esser, 2013; Hjarvard, 2013; Lundby, 2014). Steeds meer journalisten vinden dat ze niet alleen verslag moeten uitbrengen, maar dat ze ook uitleg moeten geven aan zaken

(4)

omdat de wereld steeds complexer wordt (Schudson, 2001). Esser en Umbricht (2014) concludeerden dat politieke nieuwsitems steeds interpretatiever werden doorheen de tijd: items worden steeds analytischer en meer gericht op de context. Toch zijn er geen eenduidige bevindingen over deze trend, eveneens zijn er nog weinig onderzoeken die zich richten op verschillen tussen publieke zenders en commerciële zender met betrekking tot de mate van interpretatie in politieke berichtgeving. Journalistieke interpretatie kan worden gedefinieerd als het berichtgeven door journalisten dat naast feitelijke en beschrijvende informatie ook veel analyserende en subjectieve aspecten bevat.

Naar aanleiding van bovenstaande bevindingen, is het doel van deze studie om door middel van een inhoudsanalyse inzicht te verkrijgen in het verschil in de mate van

interpretatie in politieke berichtgeving tussen de publieke en commerciële zenders in Nederland. De onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt dan ook:

“In hoeverre is er een verschil in de mate van interpretatie in politieke berichtgeving, tussen publieke en commerciële zenders in Nederland tijdens recente verkiezingsjaren (1994, 2003 en 2012)?”

Het is maatschappelijk gezien nuttig om te weten of er verschillen zijn in de mate van interpretatie van politieke berichtgeving op televisie, omdat televisienieuws in Nederland de belangrijkste bron van informatie is voor het publiek (Bakker & Scholten, 2014; Schönbach & Waal, 2011). Daarbij is het nuttig aangezien televisienieuws de belangrijkste bron van

informatie is over persoonlijke informatie van politieke kandidaten (Chaffee & Kanihan, 1997; Chaffee, Zhao, & Leshner, 1994; Weaver & Drew, 1995). Ook is televisienieuws een belangrijke indicator voor de kennis over een bepaalde verkiezing, dus inhoud gerelateerde kennis (Becker & Dunwoody, 1982). Indien de informatie die wordt gegeven door

nieuwsmedia interpretatie bevat, kan het zijn dat het publiek verkeerd of scheef geïnformeerd wordt hetgeen de functionaliteit van de democratie in gevaar brengt (Maras, 2013). Ook kan het functioneren van de democratie in gevaar komen als het publiek geen correct en volledig wereldbeeld heeft. Indien dus sprake is van interpretatie door de journalist, is de kans groot dat het beeld dat het volk krijgt niet correct of volledig is (Schudson, 1995).

Wetenschappelijk gezien is het vraagstuk eveneens zeer relevant. Allereerst zijn er voornamelijk veel inhoudsanalyses uitgevoerd over de mate van interpretatie van

krantenberichten (Esser & Umbricht, 2014; Manssens & Walgrave, 1998; Schaap & Pleijter, 2012; Schuck & de Vreese, 2006). De inhoudsanalyses die zijn gedaan van televisienieuws,

(5)

zijn veelal niet recent, gaan niet over Nederland of onderzoeken slechts de publieke zenders (Chaffee e.a., 1994; de Swert, 2011; Meijer, 2003; Strömbäck & Aelst, 2010; Strömbäck & Dimitrova, 2011). Er is dus weinig onderzoek naar de verschillen tussen de publieke en commerciële zenders in Nederland. Onderzoek specifiek gericht op Nederland is nuttig, want Hallin en Mancini (2004) concludeerden dat bij het vergelijken van mediasystemen rekening gehouden moet worden met verschillen binnen elk land. Ook Strömbäck & Dimitrova (2011) stellen dat verschillen tussen landen groot kunnen zijn, dankzij verschillen in journalistieke culturen en politieke nieuws- en communicatie culturen. Specifieke onderzoeken over

interpretatie bestaan, maar deze richten zich dus niet op Nederlandse televisie, zijn veelal niet recent, onderzoeken geen ontwikkeling door de tijd heen of zijn niet gericht op verschillen in politieke berichtgeving (Brants, 2008; Cushion, 2014; Esser & Umbricht, 2014; Fink & Schudson, 2014; Patterson, 1993; Pauly, 2014; Schohaus, 2013). Dit onderzoek vult een gat op in de wetenschap, aangezien publieke zenders met commerciële zenders in Nederland worden vergeleken door de tijd heen.

Allereerst volgt een theoretisch kader met betrekking tot de onderzoeksvraag, waarin de hypothesen worden geformuleerd. Vervolgens zal de onderzoeksmethode worden

beschreven inclusief de dataselectie, gevolgd door de resultatensectie. Als laatst volgt een discussie en conclusie.

Theoretisch kader

In dit onderzoek wordt gepoogd verschillen in de mate van interpretatie in politieke

berichtgeving van de publieke zenders en de commerciële zenders te onderzoeken in recente verkiezingsjaren. Het is hiervoor noodzakelijk om de concepten, begrippen en theorieën te bespreken die relevant zijn voor het doel van dit onderzoek. Er volgt daarom een vergelijking van wetenschappelijke literatuur op basis waarvan de concepten, begrippen en theorieën worden uitgelegd.

Mediatisering

Al geruime tijd is duidelijk dat het maatschappelijk belang van de media steeds verder toeneemt. Media hebben invloed op cultuur en samenleving, hetgeen gevolgen heeft voor de manier waarop de maatschappij functioneert. Dit proces wordt ook wel mediatisering

genoemd (Hjarvard, 2013; Lundby, 2014; Mazzoleni & Schulz, 1999; Strömbäck & Dimitrova, 2011). Mediatisering is een proces dat zichtbaar is binnen verschillende onderzoeksgebieden en sociale instituties, zoals cultuur, religie en politiek. Naar

(6)

mediatisering in politiek is veel onderzoek gedaan: het is duidelijk dat media steeds meer invloed hebben op de politiek. De mediatisering van politiek is een proces waarbij een politiek systeem in hoge mate wordt beïnvloed door en aangepast aan de wensen van de massamedia in hun berichtgeving over politiek (Asp, 1986). Mazzoleni en Schulz (1999) en Strömbäck (2008a) voegden daar nog aan toe dat door mediatisering, politiek haar autonomie verloren heeft, afhankelijk is van massamedia en gevormd wordt door interactie met die media. Dat de politiek zich aanpast aan de media en gevormd wordt door de media komt doordat media steeds machtiger en onafhankelijker zijn geworden en doordat men steeds afhankelijker is van media (Lundby, 2014). Daarnaast zorgt mediatisering ook voor een verschuiving van de rol die de journalisten zichzelf aanmeten: het interpreteren van nieuwsberichten door journalisten kan worden beschouwd als een onderdeel van

mediatisering (Schohaus, 2013). Gezien het feit dat media dus een rol spelen in ons politieke systeem, is het van groot belang dat media het volk voorzien van de juiste informatie. Het is daarom belangrijk dat nieuws objectief en interpretatie loos is (Esser, 2013).

Objectiviteit en interpretatie

Mede dankzij de toenemende mate van concurrentie tussen publieke en commerciële omroepen, ontstaat er een steeds meer markt georiënteerde attitude bij journalisten. Keuzes van journalisten over onderwerpen en nieuwsgebeurtenissen worden steeds vaker beïnvloed door de vraag van het publiek. Ook de manier waarop nieuws gebracht wordt door

journalisten is veranderd (Brants, 2008; Van Zoonen, 2003). Er is een duidelijke verschuiving te zien van publieke logica (of partij logica) naar media logica. Waar journalisten eerst

kritisch informeerden en analyseerden, zijn ze nu, naast informeren, vooral gericht op onthullen, interpreteren en onderhouden. Hun rol was assertief en beschrijvend, maar tegenwoordig steeds actiever en meer gericht op confrontatie (Brants, 2008; Brants, 2001; Patterson, 1993; Schudson, 1998; Wijfjes, 2004). Journalisten waren vroeger voornamelijk gericht op het presenteren van feiten en feitelijke ontwikkelingen, tegenwoordig is

berichtgeving ondergeschikt aan het interpretatieve kader van de journalist (Schohaus, 2013). Journalisten houden zich dus minder met de beschrijving bezig en meer met de eigen

interpretatie van verschijnselen (Brants, 2008; Fink & Schudson, 2014). Patterson (1993) concludeerde dat de voorpaginaberichten van de New York Times over de

verkiezingscampagnes in 1960 voor meer dan 90% uit beschrijvende journalistiek bestonden, tegenover minder dan 20% in 1992. Soortgelijke resultaten werden gevonden in zijn volgende onderzoek over interpretatie in berichtgeving over het Amerikaanse Congres (Patterson,

(7)

1996). Ook Barnhurts & Mutz (1997) onderzochten de verandering van mate van interpretatie door de tijd heen door het analyseren van krantenberichten in Amerika: hun resultaten

bevestigen eveneens dat nieuwsberichten steeds meer interpretatie bevatten. Echter, deze onderzoeken zijn vrij gedateerd.

Een recentere longitudinale studie is die van Fink & Schudson (2014). Zij vinden een groei in interpretatieve journalistiek van 1955 tot 2003 na het analyseren van verschillende Amerikaanse kranten. Ook blijkt uit een survey onder journalisten in achttien verschillende landen dat journalisten in de VS zelf ook steeds meer persoonlijke evaluatie en interpretatie gebruiken in nieuwsinhoud. Echter, volgens Europese journalisten is dit in Europa niet het geval (Hanitzsch e.a., 2011).

Een kanttekening bij bovenstaand onderzoek is dat ze zich allemaal richten op gedrukte nieuwsmedia. Aangezien televisie een heel ander medium is dan bijvoorbeeld kranten, zijn er veel redenen te bedenken waarom de gevonden resultaten niet per se ook voor televisie gelden. Zo heeft televisie een veel groter bereik, trekt het ander publiek en zijn bewegende beelden heel anders dan bijvoorbeeld krantenberichten (Strömbäck & Dimitrova, 2011; Wijfjes, 2015). Toch betoogt Patterson (1993) dat deze trend eveneens te zien is in televisienieuws berichtgeving. Uit het onderzoek van Steele en Barnhurst (1997) blijkt bijvoorbeeld dat politiek televisienieuws in Amerika steeds meer meningen en oordelen van journalisten omvat in vergelijking met eerdere jaren. Ook Schudson (1998) vind een

soortgelijke trend in Amerika.

Naast het feit dat bovenstaande onderzoeken zich dus grotendeels richten op gedrukte media, is het ook zo dat al dit onderzoek zich voornamelijk richt op Amerika, dat een heel ander medialandschap heeft dan Nederland (Hallin & Mancini, 2004). Ook als naar onderzoek in Europa gekeken wordt, wordt de trend van steeds meer interpretatieve journalistiek veelal bevestigd (Reinemann & Wilke, 2007; Semetko & Schönbach, 2003; de Vreese, 2001; Wilke & Reinemann, 2001), In Duitsland bijvoorbeeld, concludeerden Wilke & Reinemann (2001) dat Duits verkiezingsnieuws in kranten van 1949 tot 1991 steeds interpretatiever van karakter was. In een vervolgstudie vonden zij dat deze trend zich voortzette in 2002 en 2005

(Reinemann & Wilke, 2007). Ook Semetko en Schönbach (2003) die eveneens Duitse kranten onderzochten, bevestigen dit.

Bovenstaande onderzoeken beperken zich slechts tot één aspect van interpretatie: de mate van toegevoegd commentaar. Echter, er zijn meer indicatoren die interpretatie meten welke niet zijn opgenomen in de inhoudsanalyses (Salgado & Strömbäck, 2012). Strömbäck en zijn collega’s, die overigens ook geen trend hebben onderzocht maar kranten in

(8)

verschillende landen onderling hebben vergeleken, focusten zich ook op slechts één aspect van interpretatie en vonden dat de mate van interpretatie erg verschilde per land (Strömbäck & Aalberg, 2008; Strömbäck & Dimitrova, 2006; Strömbäck & Luengo, 2008; Strömbäck & Shehata, 2007). Hetzelfde resultaat vonden Plasser & Lengauer (2009) die verschillen in televisienieuws hebben onderzocht in een aantal landen. Salgado (2007) concludeerde dat in Portugal ongeveer 20% van alle verkiezingsnieuws interpretatief is, maar dit zegt dus niet per se iets over Nederland omdat er zelfs binnen Europa veel verschillen zijn.

Onderzoeken specifiek gericht op Nederland zijn er wel, maar deze zijn minder omvangrijk dan bovengenoemde onderzoeken. De Vreese (2001) concludeerde dat het NOS Journaal steeds analytischer geworden is in de periode 1994-1999. Een kanttekening bij dit onderzoek is echter dat nationale verkiezingen werden vergeleken met Europese

verkiezingen, welke wellicht te verschillend zijn om te vergelijken. In één van de weinige onderzoeken van de afgelopen tien jaar naar interpretatie in televisienieuws in Nederland, wordt geconcludeerd dat journalisten de leiding hebben genomen in de interactie met politici (Schohaus, 2013). Schohaus stelt dan ook dat hiermee de interpretatieve trend die in Europa eerder al vaak gevonden werd, bevestigd wordt. Echter vergelijkt zij geen jaren met elkaar, dus haar conclusie over een trend lijkt niet te kloppen. Recent onderzoek dat een trend onderzoekt in Nederlands televisienieuws ontbreekt dus vooralsnog.

Ondanks het feit dat bovenstaande onderzoeken bevestigen dat er steeds vaker sprake is van interpretatieve journalistiek is, zijn er ook onderzoeken die deze conclusie verwerpen. Benson & Hallin (2007) concludeerden dat de Franse pers van 1960 tot 1990 iets minder interpretatief en opiniërend werd. Ook Strömbäck (2008b) concludeerde in de periode van 1998-2008 geen trend was naar meer interpretatieve journalistiek in Zweden. Lengauer, Pallaver, & Pig (2007) vinden soortgelijke resultaten in Oostenrijk. Cushion, Rodger, & Lewis (2014) bevalen dan ook aan dat er meer kwantitatief onderzoek nodig is naar de aard van interpretatieve journalistiek. Dit onderzoekt poogt om daar aan bij te dragen.

Dat er tegenstrijdige bevindingen zijn zou kunnen komen door het feit dat er veel verschillende journalistieke stijlen zijn, veel verschillende normen en waarden in

verschillende landen en doordat de journalistiek is veranderd doorheen de tijd (Benson & Hallin, 2007). Ook kan dit komen door verschillen in operationalisering. Zoals Salgado & Strömbäck (2012) concludeerden, kan interpretatieve journalistiek op veel verschillende manieren worden geoperationaliseerd. Het grootste verschil is of er wordt geoperationaliseerd gerelateerd aan vorm of juist aan inhoud. Patterson (2000) bijvoorbeeld, keek naar inhoud: hij onderzocht de mate van beschrijvende versus analyserende berichtgeving. Ook Barnhurst &

(9)

Mutz (1997) en Barnhurst (2003) onderzochten inhoud: zij analyseerden krantenberichten en radiofragmenten op basis van inhoudelijke kernmerken als achtergrondinformatie, context en interpretaties. De Vreese (2001) deed daarentegen onderzoek naar de vorm van journalistieke berichtgeving. Hij keek daarbij naar zaken als de tijd dat politici aan het woord waren versus de tijd dat journalisten aan het woord waren en hoe prominent journalisten in beeld waren. Dit is een goede indicator van de mate van interpretatie, aangezien zo wordt gekeken kan worden of journalisten zichzelf steeds vaker een centrale rol geven in een item of niet. Andere

onderzoeken naar vorm van berichten keken naar lipflaps (indien een journalist zegt wat iemand anders heeft gezegd terwijl diegene op de achtergrond in beeld is), soundbites of lengte van zinnen (Cushion e.a., 2014; Wilke & Reinemann, 2001).

Het is belangrijk dat onderzoek naar interpretatie verschillende aspecten van zowel vorm als inhoud meeneemt, omdat dit een zo volledig mogelijk beeld geeft van interpretatieve journalistiek en alleen op basis hiervan kunnen onderzoeken onderling worden vergeleken. Naar aanleiding van hun literatuurstudie concluderen Salgado en Strömbäck (2012) dat er een aantal variabelen gericht op inhoud (journalistieke uitleg/interpretatie, journalistieke

speculatie, journalistieke contextualisatie en open commentaar) in elk geval mee genomen moet worden in onderzoek dat dit onderwerp betreft. Als inhoud indicator zijn uit het onderzoek van Strömbäck & Aalberg (2008) de variabelen ‘voornamelijk

beschrijvend/analyserend’ en ‘voornamelijk terugkijkend/vooruitblikkend’ meegenomen, er vanuit gaande dat hoe meer analyserend/meer vooruitblikkend, hoe meer interpretatie. Als laatste inhoud indicator is de variabele ‘eigen woorden’ meegenomen in het onderzoek, omdat deze meet of journalisten in eigen woorden vertellen wat iemand anders heeft gezegd (Benson & Hallin, 2007). Qua vorm nemen we uit de onderzoeken van de Vreese (2001) en Salgado en Strömback (2012) de variabele ‘tijd dat journalisten aan het woord zijn (ten opzichte van de totale tijd)’ mee in het onderzoek. Naar aanleiding van het onderzoek van Barnhurst (2003) is gekozen om ook ‘gebruik lipflaps’ mee te nemen als vorm indicator, aangezien deze variabele meet of een journalist in eigen woorden vertelt wat iemand in op dat moment in beeld aan het vertellen is. Al laatste is uit hetzelfde onderzoek ook de variabele ‘prominentie journalist’ meegenomen als zowel vorm als inhoud indicator, omdat deze meet of journalisten prominent in beeld/aan het woord zijn of niet (Barnhurst, 2003; de Vreese, 2001).

De mate van interpretatie wordt dus gemeten aan de hand tien variabelen, onder te verdelen in twee categorieën:

(10)

Tabel 1: indicatoren interpretatie

Op basis van de trend van mediatisering en de voorafgaande onderzoeken naar de mate van interpretatie in Nederland wordt verwacht dat de mate van interpretatie is toegenomen. De hypothesen die zijn opgesteld zijn de volgende:

H1: De mate van interpretatie in politieke berichtgeving is gestegen tussen 1994 en 2012.

Publieke zenders vs. commerciële zenders

Een reden voor de toenemende mate van interpretatie in politieke berichtgeving is de toenemende mate van commercialisering (Schohaus, 2013; Soroka e.a., 2013). Televisie-instellingen worden genoodzaakt om goede kijkcijfers te behalen omdat er steeds meer concurrentie is, wat op zijn beurt dus weer leidt tot commercialisering (Meyer & Hinchman, 2002). In Nederland is er sprake van een duaal omroepbestel, waarin publieke en

commerciële omroepen naast elkaar uitzenden. Publieke omroepen zijn in beginsel minder afhankelijk van publiek gegenereerde inkomsten dan commerciële omroepen (Bakker & Scholten, 2014). Commerciële omroepen hebben als doel om winst te maken en richten zich daarom op het opwekken van interesse bij het publiek (Brants, 2001; Mazzoleni & Schulz, 1999). Het toevoegen van interpretatie kan hierbij een positieve rol spelen (Schohaus, 2013). Publieke omroepen, daarentegen, hebben als doel om het publiek zo volledig mogelijk te informeren over nieuws en hierover objectief bericht te geven (Bakker & Scholten, 2014; Brants, 2001). Op basis hiervan zou verwacht kunnen worden dat er bij commerciële zenders meer sprake is van interpretatie in politieke berichtgeving dan bij publieke zenders. Echter, door bezuinigingen bij de overheid worden ook publieke omroepen steeds meer afhankelijk

Inhoud

Vorm

Eigen woorden Spreektijd journalisten tov. duur item

Journalistieke uitleg/interpretatie Lipflaps

Journalistieke speculatie Prominentie

Journalistieke contextualisatie Open commentaar

Soort berichtgeving: beschrijvend/analyserend Soort berichtgeving:

terugblikkend/vooruitblikkend Prominentie

(11)

van publiek gegenereerde inkomsten. Dit zou kunnen leiden tot een toenemende mate van commercialisering bij de publieke zenders, hetgeen een toenemende mate van interpretatie zou kunnen betekenen (Broeders & Verhoeven, 2005). Brants (1998) betoogt dat hiervan nog geen sprake is in Nederland, maar deze bron is zeer gedateerd.

De veronderstelling dat de mate van interpretatie hoger is bij commerciële zenders dan bij publieke zenders wordt niet eenduidig ondersteund. Strömbäck & Dimitrova (2011) vonden geen verschil in de mate van interpretatie tussen publieke en commerciële zenders in Zweden. Kleinnijenhuis (1998) concludeert zelfs dat de soundbites van politici bij de

commerciële zender langer zijn dan bij de publieke omroep. Ook was er bij de commerciële zender minder sprake van een interpreterende openingszin dan bij de publieke omroep. Andere onderzoeken, speciaal gericht op Nederland, vonden eveneens geen of slechts hele kleine verschillen tussen nieuwsberichtgeving van de publieke en commerciële zenders (Praag & Brants, 2000; Semetko & Valkenburg, 2000; Van Praag & Van Der Eijk, 1998). Semetko (1991) vond hierin echter in een ander onderzoek wel verschillen in Groot-Brittannië en Amerika, maar betoogde hierbij ook dat de verschillen per land groot kunnen zijn. Bovenstaande onderzoeken gericht op Nederland zijn allemaal vrij gedateerd, recent

onderzoek naar de verschillen tussen de Nederlandse publieke en commerciële zenders is er niet. Schohaus (2013) heeft recent wel gevonden dat nieuwsberichtgeving een sterk

interpretatief karakter heeft bij Nederlandse publieke en commerciële zenders, maar heeft hierbij niet naar de verschillen tussen de zenders gekeken. Dit onderzoek zal zich daarom richten op het verschil tussen politieke berichtgeving in publieke nieuwsuitzendingen (NOS Journaal) en politieke berichtgeving in commerciële nieuwsuitzendingen (RTL Nieuws). Hoewel voorgaand onderzoek gemengde resultaten opleverde, worden er toch hypotheses opgesteld, op basis van de verschillende doelstellingen van beide zenders (informeren vs. winst maken).

H2: De mate van interpretatie in politieke berichtgeving is hoger bij de commerciële zender dan bij de publieke zender.

Ook worden er hypotheses opgesteld op basis van het feit dat ook publieke zenders steeds meer afhankelijk worden van publiek gegenereerde inkomsten als gevolg van bezuinigen.

H3: De verschillen in de mate van interpretatie in politieke berichtgeving tussen de publieke zender en de commerciële zender zullen kleiner worden tussen 1994 en 2012.

(12)

Methode

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is gekozen voor een kwantitatieve inhoudsanalyse van nieuwsuitzendingen van het NOS Journaal van 20:00 en van het RTL Nieuws van 19:30 van de verkiezingsjaren 1994, 2003 en 2012. Voor kwantitatieve inhoudsanalyse is gekozen omdat deze methode veranderingen in het mediamateriaal

(avondjournalen) het beste weergeeft. Dit is een veelgebruikte methode in onderzoek waarbij jaren of zenders met elkaar worden vergeleken en waarbij de mate van interpretatie wordt onderzocht (Benson & Hallin, 2007; Esser & Umbricht, 2014; Schohaus, 2013; Strömbäck & Dimitrova, 2011). Daarbij kan een goed overzicht gegeven worden van de mate waarin interpretatie door journalisten voorkomt en of dit samenhangt met andere kenmerken van het materiaal (Wester, 2006). De uitzendingen zijn aan de hand van een codeboek (zie Appendix A) systematisch geanalyseerd, waardoor een vergelijking kan worden gemaakt tussen zowel publieke als commerciële zenders en door de tijd heen.

In dit onderzoek wordt televisienieuws gecodeerd: nieuwsuitzendingen van het NOS Journaal en van het RTL Nieuws. Voor televisienieuws is gekozen omdat bijna elk

huishouden in Nederland toegang heeft tot televisienieuws en televisie het medium is dat het grootste gedeelde van de Nederlandse bevolking van politieke informatie voorziet (Bakker & Scholten, 2014; Schönbach & Waal, 2011). Voor het NOS Journaal en het RTL Nieuws is gekozen omdat dit de twee grootste nieuwsprogramma’s zijn (in termen van kijkcijfers) van de publieke- en commerciële zenders (SKO, 2016). Hiermee ontstaat er dus een

representatieve indicatie van politieke berichtgeving in televisienieuws die het grootste deel van de Nederlandse bevolking tot zich neemt.

Dataselectie

De avondjournalen van drie weken voor de verkiezingsdagen van de betreffende jaren werden geselecteerd, omdat er werd verondersteld dat er in deze periode voldoende politiek nieuws zou zijn.1 De NOS Journaals werden verkregen via het Beeld en Geluid Instituut. De RTL Journaals werden deels (de jaren 1994 en 2003) via de collectie van Amsterdam School of Communication Research (ASCoR) verkregen en deels (het jaar 2012) via Remco Liscaljet (archivaris bij RTL Nederland).

1 Geselecteerde perioden: 1994: 11 april – 22 mei

2003: 31 december – 21 januari, 2012: 21 augustus – 11 september

(13)

Van alle jaren waren per zender 21 uitzendingen beschikbaar, met uitzondering van 1994: hier ontbreekt de laatste week voor de verkiezingen. Voor dit jaar is gekozen om de vierde week voorafgaand aan de verkiezingen mee te nemen, zodat dit jaar toch nog bruikbaar was voor de analyses. De beschikbare periode voor dit jaar is dus uiteindelijk 4 april tot 25 april. In totaal waren er 126 uitzendingen beschikbaar, waar een gestratificeerde steekproef uit werd getrokken.

Van alle 21 uitzendingen per zender per jaar werden er negen geselecteerd om te coderen. In totaal werden er dus 54 uitzendingen geselecteerd, waarvan de helft uit NOS Journaals bestond en helft uit RTL Nieuws. In totaal werden er zes uitzendingen gezamenlijk gecodeerd door alle codeurs, om de intercodeurbetrouwbaarheid vast te kunnen stellen. De uitzendingen werden allemaal gecodeerd op itemniveau. Van alle items in de geselecteerde uitzendingen, werden alleen de politieke items meegenomen in de steekproef.

Analyse variabelen

Voordat een item volledig gecodeerd werd, werd gecontroleerd of het item wel politiek nieuws betrof. Van een politiek item was sprake in drie gevallen: een politicus was aan het woord, een politicus was het onderwerp van het item of het item ging over een politiek onderwerp.

Duur item - spreektijd journalist

Deze variabelen werden op itemniveau gemeten in seconden, afgerond op hele seconden. Het meetniveau van de variabelen is interval/ratio. Een item begon bij het eerste woord van de inleiding van de nieuwslezer en eindigde bij het eerste woord van het volgende item.

Lipflaps eigen woorden journalistieke uitleg/interpretatie journalistieke speculatie -journalistieke contextualisatie - open commentaar

Al deze variabelen zijn gemeten op itemniveau en hebben een nominaal meetniveau. Er werd ‘0’ gecodeerd indien van deze variabele geen sprake was in het item was en er werd ‘1’ gecodeerd indien van de variabele wel sprake was. Van een lipflap was sprake indien een journalist vertelde wat iemand anders op dat moment in beeld aan het zeggen was. Indien een journalist vertelde wat iemand anders gezegd heeft of vond (tenzij sprake was feiten), was er sprake van het in eigen woorden vertellen wat iemand anders heeft gezegd/vindt. Als er door journalisten werd gesproken over de reden van een gebeurtenis/actie zonder daarbij een bron te noemen, was journalistieke uitleg/interpretatie aanwezig. Van journalistieke speculaties

(14)

was sprake indien een journalist speculeerde over toekomstige consequenties of gevolgen van een gebeurtenis/actie (tenzij dit feiten waren) zonder daarbij een bron te vermelden. Indien een journalist context aan een bepaalde gebeurtenis/actie toevoegde die niet direct te maken had met de besproken gebeurtenis/actie, werd journalistieke contextualisatie als aanwezig gecodeerd. Als laatste was sprake van open commentaar, als de journalisten openlijk waarde beladen termen gebruikten bij bijvoorbeeld het uiten van adviezen of meningen.

Soort berichtgeving: beschrijvende/analyserende - terugblikkende/vooruitblikkende

De twee variabelen met betrekking tot de soort berichtgeving werden eveneens op itemniveau gecodeerd en hebben een nominaal meetniveau. Er werd ‘0’ gecodeerd indien de items

voornamelijk beschrijvende of terugblikkende berichtgeving bevatten en er werd ‘1’ gecodeerd indien de items voornamelijk analyserende of vooruitblikkende berichtgeving bevatten. Als de berichtgeving voornamelijk gericht was op het wie, wat en waar, dan was sprake van voornamelijk beschrijvende berichtgeving. Echter, indien voornamelijk sprake was van analyserende berichtgeving waarin veel werd geëvalueerd, waarbij ook delen van de wie, wat en waar werden beschreven, was sprake van analyserende berichtgeving. Van voornamelijk terugblikkende berichtgeving was sprake als journalisten voornamelijk

berichtgaven over wat er gebeurd was, van voornamelijk vooruitblikkende berichtgeving was sprake als journalisten vooral berichtgaven het vervolg na een bepaalde gebeurtenis/actie of over de toekomst.

Prominentie

De ‘prominentie’ variabele is ook gemeten op itemniveau met een nominaal meetniveau. Indien vooral anderen in beeld/aan het woord waren of indien journalisten vooral feiten beschreven over een gebeurtenis/actie of bronnen noemden bij het vertelde, werd de

prominente rol aan anderen toegeschreven en werd ‘0’ gecodeerd. Indien vooral journalisten in beeld/aan het woord waren waarbij zij meer waren dan slechts een doorgeefluik

(bijvoorbeeld als gezegd werd: “de PvdA heeft nu drie zetels meer en dat is erg mooi”), werd de prominente rol aan journalisten toegeschreven en werd ‘1’ gecodeerd.

Controlevariabelen

Het ‘soort onderwerp’ is meegenomen als controlevariabele, om achteraf te kunnen kijken of deze invloed heeft op de afhankelijke variabele. Het soort onderwerp is gemeten op

(15)

inhoudelijk onderwerp, een beleidskeuze van politicus/partij, prioriteiten van beleidsterreinen, beleidsvoornemens of gevoerd beleid ging. Van ‘horserace’ (2) was sprake indien het item ging over politieke strijd en achtergronden van de strijd, aandacht voor eigen/andermans positie of electorale strategieën. Als laatste was van ‘hoopla’ (3) sprake indien het item ging over een niet-inhoudelijk onderwerp, randverschijnselen van het politieke bedrijf, luchtig nieuws, niet functie-gerelateerde persoonlijke voorkeuren van politici of als de nadruk lag op vorm.

Jaar journaal

Deze variabele geeft aan of een item is gecodeerd in 1994 (0), 2003 (1) of 2012 (2).

De variabele zender geeft aan of een nieuwsitem afkomstig was uit het NOS Journaal (0) of het RTL Nieuws (1). Daarnaast werd gecodeerd wie de codeur was, wat het itemnummer was en wat de tijdsduur van het hele journaal was in seconden. Het gehele codeboek is te vinden in de Appendix A.

Betrouwbaarheid

Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van drie codeurs. Om de validiteit van het onderzoek te garanderen, is het belangrijk dat de intercodeurbetrouwbaarheid in orde is. Op basis van drie proefcoderingen zijn de Krippendorff’s alpha berekend. Alle variabelen met een alpha hoger dan 0,7 werden meegenomen, met uitzonding van de variabele ‘open commentaar’. Deze variabele had een alpha van 0,648 maar gezien de complexiteit van het coderen van deze variabele is deze, ondanks een lagere alpha, toch meegenomen. In Appendix B is een tabel te zien met alle alpha’s.

Data voorbereiden

Er waren geen fouten in de data dus er is niks missing gemaakt. Aan een aantal variabelen zijn labels toegevoegd. Van de negen dichtome variabelen die de mate van interpretatie meten, is een schaalvariabele gemaakt nadat een Mokkenschaal analyse was uitgevoerd. Deze mate van interpretatie wordt dus geanalyseerd op een schaal van 1 tot 9. De laatste variabele, die het percentage weergeeft dat de journalisten aan het woord zijn ten opzichte van de totale duur van het item, is apart bekeken aangezien dit geen dichotome variabele is. De hypothesen vallen daarom uit in twee delen:

(16)

H1: De mate van interpretatie in politieke berichtgeving in recente verkiezingsjaren (1994, 2003 en 1994) is gestegen.

H1.a: Het percentage van de spreektijd van journalisten ten opzichte van de totale duur van het item is gestegen in de periode 1994 - 2012.

H1.b: De frequentie waarmee de overige indicatoren die op interpretatie duiden voorkomen, is gestegen in de periode 1994 - 2012.

H2: De mate van interpretatie in politieke berichtgeving is hoger bij de commerciële zender dan bij de publieke zender.

H2.a: Het percentage van de spreektijd van journalisten ten opzichte van de totale duur van het item is groter bij de commerciële zender dan bij de publieke zender.

H2.b: De frequentie waarmee de overige indicatoren die op interpretatie duiden voorkomen, is groter bij de commerciële zender dan bij de publieke zender.

H3: De verschillen in de mate van interpretatie in politieke berichtgeving tussen de commerciële zender en de publieke zender worden tussen 1994 en 2012.

H3.a: De verschillen in het percentage van de spreektijd van journalisten ten opzichte van de totale duur van het item tussen de commerciële zender en de publieke zender zullen kleiner worden tussen 1994 en 2012.

H3.b: De verschillen in de frequentie waarvan de overige indicatoren die op

interpretatie duiden voorkomen tussen de commerciële zender en de publieke zender zullen kleiner worden tussen 1994 en 2012.

Er worden dus zowel vorm als inhoud indicatoren meegenomen, zoals Salgado en Strömbäck (2012) aanbevalen, maar deze worden niet apart bekeken omdat de twee schalen dan slecht te interpreteren zouden zijn.

Resultaten

Er zijn in totaal 525 items bekeken uit 18 uitzendingen, 9 van het NOS Journaal en 9 van het RTL Nieuws. Van deze items waren er 240 politiek nieuws, hetgeen betekent dat deze items meegenomen konden worden in de analyses. Van alle 240 politieke items kwamen er 120 uit het NOS Journaal en 120 uit het RTL Nieuws. In totaal kwamen er 94 items uit 1994, 78 items uit 2003 en 68 items uit 2012. Grafiek 1 geeft weer dat de gemiddelde mate van

(17)

bij het NOS Journaal eerst ook gestegen is, maar vervolgens weer is gedaald. Grafiek 2 geeft weer dat het gemiddelde percentage van de spreektijd van de journalist bij het RTL Nieuws eerst is gestegen en vervolgens een klein beetje is gedaald en dat deze bij het NOS Journaal alleen maar gedaald is.

Grafiek 1: Gemiddelde mate van interpretatie Grafiek 2: Gemiddeld percentage spreektijd

per zender doorheen de tijd journalist per zender doorheen de tijd

Hypothese 1: ontwikkeling door de tijd heen

Om hypothese 1a te testen, die verwacht dat ‘het gemiddelde percentage spreektijd van journalist’ is gestegen doorheen de tijd, is gekozen om een t-toets op een correlatiecoëfficiënt te doen. De afhankelijke variabele was ‘het gemiddelde percentage spreektijd van journalist’, de onafhankelijke variabele is het verkiezingsjaar. Er is geen significante correlatie, r = 0,05, p = 0,24, (eenzijdig), tussen ‘het gemiddelde percentage spreektijd van journalist’ en het verkiezingsjaar van het item. Hypothese 1a wordt dus niet bevestigd. Echter, zoals in grafiek 2 te zien is verschillen de twee zenders wel erg van elkaar op deze variabele. Daarom is nog een t-test uitgevoerd met alleen RTL als zender. Hieruit blijkt dat er een significante correlatie is, r = 0,16, p = 0,04 (eenzijdig), tussen ‘het gemiddelde percentage spreektijd van journalist’ en het verkiezingsjaar van het item voor het RTL Nieuws. Dus voor RTL Nieuw geldt: hoe verder in de tijd, hoe groter ‘het gemiddelde percentage spreektijd van de journalist’. Voor het NOS journaal bleef de correlatie niet significant.

Om hypothese 1b te testen, die verwacht dat ‘de gemiddelde mate van interpretatie in overige indicatoren’ is gestegen doorheen de tijd, is eveneens gekozen om een t-toets op een

correlatiecoëfficiënt te doen. De afhankelijke variabele is gemeten door middel van een somschaal van negen indicatoren (min = 0, max = 9, M = 3,39), de onafhankelijke variabele is

0 1 2 3 4 5 1994 2003 2012 G emi dde lde mat e van in terpr et ati e

Gemiddelde mate van interpretatie NOS vs. RTL NOS RTL 62 64 66 68 70 72 74 76 1994 2003 2012 G em idd el d perc ent age spre ekt ij d journais t

Gemiddeld percentage spreektijd journalist NOS vs. RTL

NOS RTL

(18)

het verkiezingsjaar. Er is een significante correlatie, r = 0,27, p < 0,001 (eenzijdig), tussen ‘de gemiddelde mate van interpretatie in overige indicatoren’ en het verkiezingsjaar van het item. Het verband is zwak en positief: hoe verder in de tijd, hoe hoger de mate van interpretatie is. Hypothese 1b wordt dus bevestigd.

Hypothese 2: verschil tussen de publieke en commerciële zenders

Om hypothese 2a te toetsen, die voorspelt dat ‘het gemiddelde percentage spreektijd van journalist’ groter is bij de commerciële zender dan bij de publieke zender, is er een t-toets op twee gemiddelden uitgevoerd. De afhankelijke variabele is dus ‘het gemiddelde percentage spreektijd van journalist’, de onafhankelijke variabele is de soort zender. ‘Het gemiddelde percentage spreektijd van journalist’ was bij het NOS Journaal 69,6% (SD = 0,19), bij het RTL Nieuws lag dit percentage iets hoger, namelijk 71,2% (SD = 0,18). Dit verschil is echter niet significant, t (238) = -0,66, p = 0,513, CI [-0,06, 0,03]. Hypothese 2a wordt dus niet bevestigd.

Om hypothese 2b te toetsen, die verwacht ‘de gemiddelde mate van interpretatie in overige indicatoren’ groter is bij commerciële zenders dan bij publieke zenders, is eveneens getest met behulp van een t-toets op twee gemiddelden. ‘De gemiddelde mate van interpretatie in overige indicatoren’ bij het NOS Journaal was 3,26 (SD = 2,18), bij het RTL Nieuws was het gemiddelde 3,53 (SD = 1,99). Dit verschil is echter niet significant, t (238) = -0,99, p = 0,323, CI [-0,80, 0,26]. Hypothese 2b wordt dus niet bevestigd.

Hypothese 3: interactie

Voor het testen van hypothese 3a, die verwacht dat de verschillen in ‘het gemiddelde percentage spreektijd van journalist’ tussen de commerciële zender en de publieke zender kleiner zullen worden doorheen de tijd, is een tweefactor-variantieanalyse uitgevoerd. Er werd geen significant hoofdeffect gevonden van het verkiezingsjaar op ‘het gemiddelde percentage spreektijd van journalist’, F (2, 234) = 0,81, p = 0,45 en ook geen significant hoofdeffect van de soort zender op deze afhankelijke variabele, F (1, 234) = 0,72, p = 0,40. Ook was er geen sprake van een interactie-effect van de soort zender en het verkiezingsjaar op de afhankelijke variabele, F (2, 234) = 1,76, p = 0,17. Aangezien er geen sprake is van significante effecten, zijn er geen post-hoc tests uitgevoerd. Hypothese 3a wordt dus niet bevestigd.

(19)

Voor het toetsen van hypothese 3b, die verwacht dat de verschillen tussen de commerciële zender en de publieke zender in ‘de gemiddelde mate van interpretatie in overige indicatoren’ kleiner worden doorheen de tijd, is eveneens een tweefactor-variantieanalyse uitgevoerd. Aangezien de groepen niet even groot waren is er een Levene’s test uitgevoerd, deze bleek significant F (5, 234) = 5,98, p < 0,001 dus er is sprake van gelijke varianties tussen de groepen in de populatie. Er werd geen significant hoofdeffect gevonden van de soort zender op de mate van interpretatie door journalisten, F (1, 234) = 0,42, p = 0,418, maar wel een significant middelmatig hoofdeffect van het verkiezingsjaar op de mate van interpretatie door journalisten, F (2, 234) = 11,13, p < 0,001, η2 = 0,09. De uitzendingen uit 2012 bevatte de hoogste mate van interpretatie door journalisten (M = 3,39, SD = 2,09) terwijl de uitzendingen uit 1994 de minste mate van interpretatie door journalisten bevatte (M = 2,62 , SD = 1,57). De uitzendingen uit 2003 scoren hier tussenin (M = 3,86, SD = 2,17). Uit een post-hoc

meervoudige vergelijkingentoets blijkt dat alleen de uitzendingen uit 1994 significant verschilden van de uitzendingen uit 2003 (Mverschil = -1,24, p < 0,001) en de uitzendingen uit

2012 (Mverschil = -1,31, p < 0,001). Er blijkt geen significant verschil tussen de uitzendingen in

2003 en 2012. Verder bleek er geen significant interactie-effect te zijn tussen de soort zender en het verkiezingsjaar, F (2, 234) = 1,36, p = 0,26. Hypothese 3b wordt dus niet bevestigd.

Impact ‘onderwerp item’

De variabele ‘onderwerp item’ is eveneens meegenomen in het codeboek, om te controleren of deze variabele effect heeft op zowel het percentage van de spreektijd van journalisten ten opzichte van de totale duur van het item als ‘de gemiddelde mate van interpretatie in overige indicatoren’.

Het regressiemodel zonder de variabele ‘onderwerp item’, met ‘het gemiddelde percentage spreektijd van journalist’ als afhankelijke variabele en de soort zender en het jaar als onafhankelijke variabele, bleek niet significant, F (3, 239) = 0,63, p = 0,60. Dit

regressiemodel is niet dus bruikbaar om de interpretatie op basis van de overige negen indicatoren te voorspellen.

Na het toevoegen van de variabele ‘soort onderwerp’ in de regressieanalyse blijkt het model eveneens niet significant, F (5, 239) = 2,09, p = 0,07.

Het regressiemodel (Appendix C, tabel 2) zonder de variabele ‘onderwerp item’, met ‘de gemiddelde mate van interpretatie in overige indicatoren’ als afhankelijke variabele en de

(20)

soort zender en het jaar als onafhankelijke variabele, bleek significant, F (3, 239) = 7,93, p < 0,001. Dit regressiemodel is dus bruikbaar om ‘de gemiddelde mate van interpretatie in overige indicatoren’ te voorspellen, maar de voorspelling is qua sterkte heel matig: 9 % van de verschillen in interpretatie kunnen voorspeld worden op grond van zender en jaar (R2 = 0,092).

Na het toevoegen van de variabele ‘soort onderwerp’ in de regressieanalyse blijkt het model (Appendix C, tabel 2) eveneens significant, F (5, 239) = 10,42, p < 0,001. De extra variabele blijkt dat het model een stuk meer van de mate van interpretatie voorspelt: 18 % van de verschillen in interpretatie kunnen voorspeld worden op grond van zender, jaar en het soort onderwerp (R2 = 0,182). De soort zender heeft nog steeds geen significant effect op de mate van interpretatie, het jaar nog steeds wel. Geconcludeerd kan worden dat alleen ‘horserace’ items in vergelijking met ‘hoopla’ items significant meer interpretatie bevatten: ‘horserace’ items bevatten gemiddeld 2,18 (op een schaal van een tot negen) meer interpretatie dan ‘hoopla’ items. Na het uitvoeren van nog een regressieanalyse met ‘horserace’ als constante, bleek dat ‘horserace’ items ook significant verschillen van ‘issue’ items, b* = -0,33, t = -4,92, p < 0,001: ‘horserace’ items bevatten gemiddeld 0,19 meer interpretatie dan ‘issue’ items.

Conclusie en discussie

Het doel van dit onderzoek was om te achterhalen in hoeverre er een verschil is in de mate van interpretatie van journalisten in politieke berichtgeving tussen publieke en commerciële zenders en of deze mate is gestegen in recente verkiezingsjaren. Het is van belang dat dit onderzocht werd omdat, gezien het feit dat televisie de grootste bron van informatie is voor het publiek en de belangrijkste indicator is van inhoudelijke kennis en persoonlijke informatie over politiek en politieke kandidaten, het publiek verkeerd/scheef geïnformeerd kan worden of een incorrect/onvolledig beeld wereldbeeld kan krijgen. Dit brengt de functionaliteit van de democratie in gevaar (Bakker & Scholten, 2014; Becker & Dunwoody, 1982; Chaffee & Kanihan, 1997; Chaffee, Zhao, & Leshner, 1994; Maras, 2013; Schönbach & Waal, 2011; Schudson, 1995; Weaver & Drew, 1995). Daarnaast voegt dit onderzoek een belangrijke bijdrage aan de wetenschap, omdat er tot nu toe geen eenduidige resultaten zijn wat betreft dit onderwerp en omdat er geen onderzoeken zijn die zowel een trend als het verschil tussen commerciële en publieke zenders in Nederland onderzoekt.

Uit de analyse van 240 politieke nieuwsitems blijkt dat er alleen een significante trend te vinden is dat ‘het gemiddelde percentage spreektijd van journalist’ stijgt gedurende recente

(21)

verkiezingsjaren bij het RTL Nieuws. Bij het NOS Journaal daalt het percentage alleen maar. Hypothese 1a wordt dus deels bevestigd. Anderzijds werd er wel degelijk een verband gevonden tussen ‘de gemiddelde mate van interpretatie in overige indicatoren’ en het verkiezingsjaar. Dit betekent dus dat de interpretatie steeds groter wordt doorheen de tijd. Echter, toen specifieker gekeken werd naar het verband, bleek dat de trend eigenlijk alleen maar gold voor 1994 tot 2003 en 2012, maar niet voor 2003 tot 2012. Echter, als gekeken wordt naar grafiek 1, is in elk geval voor RTL Nieuws wel degelijk sprake van een trend. Deze is niet significant, maar er is wel duidelijk sprake van een stijgende lijn. Hypothese 1b wordt dus ook deels bevestigd. Voorgaand onderzoek dat een trend bevestigt gaat veelal over de periode tot 2003, de periode waarin dit onderzoek ook een trend vindt

(de Vreese, 2001; Fink & Schudson, 2014, Semetko & Schönbach, 2003; Steele & Barnhurst, 1997; Wilke & Reinemann, 2001). Echter, er is weinig voorgaand onderzoek dat ook later nog een trend bevestigt. Strömbäck (2008b) concludeerde dat er tussen 1998-2008 geen trend naar nog meer interpretatiever journalistiek te zien was, net als Lengauer, Pallaver & Pig (2007), Benson & Hallin (2007) en Cushion, Rodger en Lewis (2014). Dit onderzoek vindt deze trend in de afgelopen tien jaar alleen bij het RTL Nieuws met betrekking tot ‘percentage spreektijd journalist’, de trend die voorgaand onderzoek vond tot 2003 wordt ook bevestigd.

In de analyse is weinig bewijs gevonden voor een verschil in de mate van interpretatie tussen het RTL Nieuws en het NOS Journaal. Zowel voor ‘het gemiddelde percentage spreektijd van journalist’ als voor ‘de gemiddelde mate van interpretatie in overige indicatoren’ is geen verband gevonden met de soort zender. Bij het RTL Nieuws is de gemiddelde spreektijd weliswaar na 1994 hoger dan bij het NOS Journaal, dit verschil is niet erg groot. Ook ‘de gemiddelde mate van interpretatie in overige indicatoren’ verschilt wel enigszins, maar ligt vrij dicht bij elkaar. Het RTL Nieuws eindigt met een iets hogere score, maar in 2003 was de score hoger bij het NOS Journaal. Zowel hypothese 2a als 2b moeten dus worden verworpen. Deze bevindingen sluiten aan bij voorgaand onderzoek, dat eveneens geen verschil tussen commerciële en publieke zenders vond (Kleinnijenhuis, 1998; Praag & Brants, 2000; Semetko & Valkenburg, 2000; Van Praag & Van Der Eijk, 1998). Echter, bovenstaande onderzoeken zijn vrij gedateerd en met het oog op toenemende commercialisering werd eigenlijk verwacht dat de verschillen steeds kleiner zouden worden doorheen de tijd.

Strömbäck & Dimitrova (2011) vonden eveneens geen verschillen tussen de commerciële en publieke zenders.

(22)

Voor de interactie-effecten is eveneens geen bewijs gevonden. De soort zender en het verkiezingsjaar hadden geen gezamenlijk effect op zowel ‘het gemiddelde percentage

spreektijd van journalist’ als op ‘de gemiddelde mate van interpretatie in overige indicatoren’. De verschillen in de twee afhankelijke variabelen worden dus niet kleiner doorheen de tijd. Hypothese 3a en 3b worden ook verworpen. Voorgaand onderzoek naar deze interactie is er nog niet, er werd voorheen alleen gekeken naar de verschillen tussen zenders in één bepaald jaar.

Toen werd gecontroleerd voor de invloed van het onderwerp van het item op ‘de gemiddelde mate van interpretatie in overige indicatoren’, bleek dat ‘horserace’ items significant meer interpretatie bevatten dan ‘hoopla’ en ‘issue’ items. Dit zou kunnen komen omdat ‘horserace’ items gezien worden als een indicator voor meer entertainment gerichte journalistiek (Brants & Neijens, 1998; Brants & Van Praag, 2006; Mazzoleni, 1987).

Dit onderzoek draagt dus zowel maatschappelijk als wetenschappelijk iets bij, maar kent ook een aantal beperkingen. Gezien de beperkte tijd die beschikbaar was voor het uitvoeren van het onderzoek en gezien de omvang van het codeboek, was het niet mogelijk om ook nog items uit andere jaren te coderen. Aangezien het jaar 2003 een nogal uitzonderlijk

verkiezingsjaar was, met een politicus als Pim Fortuyn, kan het zo zijn dat media anders berichtgaven over politiek dan ze ‘normaal’ gedaan zouden hebben. Hierdoor is een deel van de resultaten wellicht niet geheel representatief voor politieke berichtgeving. Het zou daarom wenselijk zijn om bijvoorbeeld 2006 mee te nemen in vervolgonderzoek. Ook is het aan te raden om bijvoorbeeld de verkiezingen van 2015 mee te nemen, omdat de bezuinigingen bij de Publieke Omroep sinds 2013 pas echt zijn begonnen dus is het interessant om te kijken of dat de mate van interpretatie bij de Publieke Omroep hierdoor veranderd is (Rijksoverheid, 2014).

In vervolgonderzoek zou het ook wenselijk zijn om, in plaats van alleen de periode voorafgaand aan de verkiezingen, ook eens te kijken naar een periode veel verder voor de verkiezingen. Zo kan worden achterhaald of de mate van interpretatie groter is vlak voor de verkiezingen of juist niet. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat journalisten zich in verkiezingstijd geroepen voelen om het publiek te voorzien van analyses om zo te kunnen bepalen op wie te stemmen, maar dat dit gedurende ‘normale’ politieke perioden veel minder het geval is. Zo is het waarschijnlijk dat er minder ‘horserace’ items zijn in een ‘normale’ politieke periode, hetgeen automatisch al leidt tot minder interpretatie.

(23)

Gezien het feit dat dit het eerste onderzoek is dat een trend onderzoekt gericht op het verschil tussen de publieke zender en de commerciële zender qua mate van interpretatie, kan vervolgonderzoek hier wellicht dieper op in gaan of extra jaren toevoegen om te kijken of de bevindingen dan anders zijn.

Daarnaast zou het aan te raden zijn om in vervolgonderzoek naast televisie, ook dagbladen mee te nemen. Dit komt omdat er in een televisie-item vaak bondiger uitleg gegeven moet worden dan in bijvoorbeeld een krantenartikel, dus het zou kunnen zijn dat de mate van interpretatie hierbij verschilt. Een deel van het codeboek zou dan moeten worden vervangen door andere variabelen, omdat deze variabelen niet bruikbaar zouden zijn voor dagbladen, maar dan wel met dezelfde strekking als de variabelen uit dit onderzoek.

Als laatst is het feit dat er één week miste in de geselecteerde periode van 1994 ook een beperking. Zo zou het kunnen zijn dat er dichterbij de verkiezingen steeds meer sprake is van interpretatie, dus dat de scores in 1994 daarom lager zijn dan als de geselecteerde periode geanalyseerd zou zijn.

Ondanks deze beperkingen heeft dit onderzoek iets bijgedragen aan zowel de wetenschap als de maatschappij. Zo is gebleken dat het verschil in de mate van interpretatie bij politieke berichtgeving tussen de publieke en commerciële zenders in Nederland niet significant is en dat er vooral een significant verschil is in interpretatie tussen 1994 enerzijds en 2003 en 2012 anderzijds. Voorheen stond slechts een periode óf een soort zender centraal, terwijl nu

bevindingen zijn gedaan over beide aspecten. Echter, gebleken is dat er geen significante interactie-effecten zijn tussen de mate van interpretatie enerzijds en het jaar en de zender anderzijds.

(24)

Referenties

Asp, K. (1986). Mäktiga massmedier. Studier i politisk opinionsbildning [Powerful Mass Medi. Studies in Public Opinion Fomation]. Stockholm: University of Stockholm.

Bakker, P., & Scholten, O. (2014). Communicatiekaart van Nederland : overzicht van media en communicatie (9e druk, 1e oplage). Amsterdam: Kluwer.

Barnhurst, K. (2003). The Makers of Meaning: National Public Radio and the New Long Journalism, 1980-2000. Political Communication, 20(1), 1–22.

http://doi.org/10.1080/10584600390172374

Barnhurst, K., & Mutz, D. (1997). American journalism and the decline in event-centered reporting. Journal of Communication, 47(4), 27–53. http://doi.org/10.1111/j.1460-2466.1997.tb02724.x

Becker, L., & Dunwoody, S. (1982). Media Use, Public Affairs Knowledge and Voting in a Local Election. Journalism Quarterly, 59(2), 212.

Benson, R., & Hallin, D. (2007). How States, Markets and Globalization Shape the News: The French and US National Press, 1965-97. European Journal of Communication, 22(1), 27– 48. http://doi.org/10.1177/0267323107073746

Brants, K. (1998a). Who’s afraid of infotainment? European Journal Of Communication, 13(3), 315–335.

Brants, K. & Neijens, P. (1998). The infotainment of politics. Political Communication, 15(2), 149-164.

Brants, K. (2001). Opgejaagd door Cerberus. De moeizame mediatisering van de politieke communicatie. In J. Bardoel, C. Vos, F. van Free, & H. Wijfjes, Journalistieke cultuur in Nederland (pp. 84–100). Amsterdam: Amsterdam University Press. Geraadpleegd van http://dare.uva.nl/record/1/191769

Brants, K. (2008). Risico’s, schandalen en publiciteit. De nieuwswaardigheid van een falende overheid. PROCES: tijdschrijft voor de Strafrechtspleging, 87(2), 47–54.

Brants K. & Van Praag, P. (2006). Signs of media logic half a century of political communication in the Netherlands. Javnost the public 13(1), 25-40.

Broeders, D., & Verhoeven, I. (2005). Kiezen uit overvloed. Sociaal-culturele ontwikkelingen in vraag en aanbod in het medialanschap. In W. B. H. J. van de Donk, D. W. J. Broeders, & F. J. P. M. Hoefnagel, Trends in het medialandschap : vier verkenningen. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Chaffee, S., & Kanihan, S. (1997). Learning about Politics from the Mass Media. Political Communication, 14(4), 421–430. http://doi.org/10.1080/105846097199218

(25)

Chaffee, S., Zhao, X., & Leshner, G. (1994). Political Knowledge and the Campaign Media of 1992. Communication Research, 21(3), 305–324.

http://doi.org/10.1177/009365094021003004

Cushion, S. (2014). Injecting Immediacy Into Media Logic: (Re)Interpreting The Mediatisation of Politics on UK Television Newscasts 1991–2013. Javnost - The Public, 21(3), 39–54. http://doi.org/10.1080/13183222.2014.11073410

Cushion, S., Rodger, H., & Lewis, R. (2014). Comparing levels of mediatization in television journalism: An analysis of political reporting on US and UK evening news bulletins. International Communication Gazette, 76(6), 443–463.

http://doi.org/10.1177/1748048514533860

de Swert, K. (2011). Where is the balance in the news? The determinants of balanced coverage of political news sources in television news. Universiteit van Antwerpen, Antwerpen. Geraadpleegd van http://uahost.uantwerpen.be/m2p/publications/1332232906.pdf

de Telegraaf. (2016, februari 15). Medvedev noemt EU-migrantenpolitiek blunder. de Telegraaf. Geraadpleegd van

http://www.telegraaf.nl/buitenland/25202689/__Medvedev__EU_blundert__.html de Volkskrant. (2016, februari 15). Medvedev heeft medelijden met Europa wegens

migratiepolitiek. de Volkskrant. Geraadpleegd van

http://www.volkskrant.nl/buitenland/medvedev-heeft-medelijden-met-europa-wegens-migratiepolitiek~a4245066/

De Vreese, C. (2001). Election coverage - new directions for public broadcasting: The Netherlands and beyond. European Journal of Communication, 16(2), 155–179.

Esser, F. (2013). Mediatization as a challenge: media logic versus political logic. In H. Kriesi, S. Lavanex, F. Esser, J. Matthes, M. Bühlmann, & D. Bochsler (Red.), Democracy in the Age of Globalization and Mediatization (pp. 155–176). Basingstoke: Palgrave MacMillan. Esser, F., & Umbricht, A. (2014). The Evolution of Objective and Interpretative Journalism in

the Western Press Comparing Six News Systems since the 1960s. Journalism & Mass Communication Quarterly, 91(2), 229–249. http://doi.org/10.1177/1077699014527459 Fink, K., & Schudson, M. (2014). The rise of contextual journalism, 1950s–2000s. Journalism,

15(1), 3–20. http://doi.org/10.1177/1464884913479015

Hallin, D., & Mancini, P. (2004). Comparing media systems [electronic resource]: three models of media and politics. Cambridge ; New York: Cambridge University Press.

Hanitzsch, T., Hanusch, F., Mellado, C., Anikina, M., Berganza, R., Cangoz, I., … Yuen, E. (2011). Mapping Journalism Cultures Across Nations. Journalism Studies, 12(3), 273–293.

(26)

http://doi.org/10.1080/1461670X.2010.512502

Hjarvard, S. (2013). The Mediatization of Culture and Society. United Kingdom: Routledge Ltd. Kleinnijenhuis, J. (1998). Paarse polarisatie : de slag om de kiezer in de media. Alphen aan den

Rijn: Samsom.

Lengauer, G., Pallaver, P., & Pig, C. (2007). Redaktionelle Politikvermittlung in

Österreichischen Wahlkämpfen, 1999–2006. In F. Plasser, Wechselwahlen. Analysen zur Nationalratswahl 2006. (pp. 103–151). Vienna: Facultas.

Lundby, K. (2014). Mediatization of Communication. Berlijn: Walter de Gruyter GmbH. Manssens, J., & Walgrave, S. (1998). Populair en/of kwaliteit? De Vlaamse pers over de zaak

Dutroux. Antwerpen: Departement Politieke en Sociale Wetenschappen. Geraadpleegd van http://uahost.uantwerpen.be/psw/pswpapers/PSWpaper%201998-10%20walgrave.pdf Maras, S. (2013). Objectivity in journalism. Cambridge, UK: Polity Press.

Mazzoleni, C. (1987). Media logic and party logic in campaign coverage: the Italian general election of 1983. European Journal of Communication, 2, 81-103.

Mazzoleni, G., & Schulz, W. (1999). “Mediatization” of Politics: A Challenge for Democracy? Political Communication, 16(3), 247–261.

http://doi.org/10.1080/105846099198613

Meijer, I.. (2003). What Is Quality Television News? A plea for extending the professional repertoire of newsmakers. Journalism Studies, 4(1), 15–29.

http://doi.org/10.1080/14616700306496

Meyer, T., & Hinchman, L. (2002). Media democracy : how the media colonize politics. Cambridge: Polity.

Nederlandse Publieke Omroep. (2013). Missie van de Nederlandse Publieke Omroep. Geraadpleegd 23 februari 2016, van http://over.npo.nl/missie-en-visie

Patterson, T. (1996). Bad news, bad governance. Annals Of The American Academy Of Political And Social Science, 546, 97–108.

Patterson, T. (1993). Out of order. New York, NY: Knopf.

Patterson, T. (2000). Doing Well and Doing Good: How Soft News and Critical Journalism are Shrinking the News Audience and Weakening Democracy - and what News Outlets Can Do about it. Joan Shorenstein Center on the Press, Politics and Public Policy, John F. Kennedy School of Government, Harvard University.

Pauly, J. (2014). The New Journalism and the struggle for interpretation. Journalism, 15(5), 589–604. http://doi.org/10.1177/1464884914529208

(27)

In H. Kaspar, H. Schoen, S. Schumann, & J. R. Winkler, Politik–Wissenschaft– Medien. Festschrift für Jurgen W Falter zum 65. Geburtstag. (pp. 323–246). Wiesbaden: VS Verlag.

Praag, P. van, & Brants, K. (2000). Tussen beeld en inhoud : politiek en media in de verkiezingen van 1998. Amsterdam: Het Spinhuis.

Rijksoverheid. (2014). Bezuinigingen en hervormingen publieke omroep. Geraadpleegd

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/media-en-publieke-omroep/inhoud/hervorming-publieke-omroep

Reinemann, C., & Wilke, J. (2007). It’s the Debates, Stupid! How the Introduction of Televised Debates Changed the Portrayal of Chancellor Candidates in the German Press, 1949-2005. The Harvard International Journal of Press/Politics, 12(4), 92–111.

http://doi.org/10.1177/1081180X07307185

Salgado, S. (2007). As Presidenciais de 2006: reflexões sobre a interpretação da política nos jornais [The 2006 Portuguese presidential election: Some thoughts on the journalistic interpretation of politics]. Studies in Communication Review, 1, 232–249.

Salgado, S., & Strömbäck, J. (2012). Interpretive journalism: A review of concepts, operationalizations and key findings. Journalism, 13(2), 144–161.

http://doi.org/10.1177/1464884911427797

Schaap, G., & Pleijter, A. (2012). Het sensatiegehalte van voorpaginafoto’s: een inhoudsanalyse van populaire en kwaliteitskranten in Nederland. Tijdschrift voor

Communicatiewetenschap, 40, 71–6930.

Schohaus, B. (2013). THE PERFECT CUT: The use of quotes in interpretation strategies on Dutch television news. Journalism Practice, 7(4), 502–516.

http://doi.org/10.1080/17512786.2013.802486

Schönbach, K., & de Waal, E. (2011). Het nieuwe media-aanbod: een gevaar voor de democratie? Diemen: AMB.

Schuck, A. & de Vreese, C. (2006). Between Risk and Opportunity News Framing and its Effects on Public Support for EU Enlargement. European Journal of Communication, 21(1), 5–32. http://doi.org/10.1177/0267323106060987

Schudson, M. (1995). The power of news. Cambridge, MA etc: Harvard University Press. Schudson, M. (1998). Public Journalism Movement and Its Problems. In D. A. Graber, D.

MacQuail, P. Norris, & J. N. Cappella (Red.), The Politics of News/The News of Politics (pp. 132–149). Washington, DC: CQ Press.

(28)

http://doi.org/10.1177/146488490100200201

Semetko, H. (1991). The formation of campaign agendas : a comparative analysis of party and media roles in recent American and British elections. Hillsdale, NJetc: Lawrence Erlbaum Associates.

Semetko, H., & Schönbach, K. (2003). News and Elections: German Bundestag Campaigns in the Bild, 1990-2002. The Harvard International Journal of Press/Politics, 8(3), 54–69. http://doi.org/10.1177/1081180X03253510

Semetko, H., & Valkenburg, P. (2000). Framing European politics: a content analysis of press and television news. Journal of Communication, 50(2), 93–109.

http://doi.org/10.1111/j.1460-2466.2000.tb02843.x

Shuster, S. (2016, februari 15). Exclusive: Russian Premier Remains Defiant on Bombing of Syrian Rebels. TIME Magazine. Geraadpleegd van http://time.com/4224396/russian-prime-minister-dmitry-medvedev-syria/?xid=homepage

SKO. (2016, maart 23). Jaaroverzicht kijkcijfers. Geraadpleegd 23 maart 2016, van https://kijkonderzoek.nl/kijkcijfers

Soroka, S., Andrew, B., Aalberg, T., Iyengar, S., Curran, J., Coen, S., … Tiffen, R. (2013). Auntie Knows Best? Public Broadcasters and Current Affairs Knowledge. British Journal of Political Science, 43(04), 719–739. http://doi.org/10.1017/S0007123412000555

Steele, C., & Barnhurst, K. (1997). The Journalism of Opinion: Network News Coverage of U.S. Presidential Campaigns, 1968-1988. Critical Studies in Mass Communication, 13(3), 187– 209.

Strömbäck, J. (2008a). Four Phases of Mediatization: An Analysis of the Mediatization of Politics. The International Journal of Press/Politics, 13(3), 228–246.

http://doi.org/10.1177/1940161208319097

Strömbäck, J. (2008b). Swedish election news coverage: Towards increasing mediatization. In: Strömbäck J and Kaid LL (eds) The Handbook of Election News Coverage around the World. New York: Routledge, 160–174.

Strömbäck, J., & Aalberg, T. (2008). Election News Coverage in Democratic Corporatist Countries: A Comparative Study of Sweden and Norway. Scandinavian Political Studies, 31(1), 91–106. http://doi.org/10.1111/j.1467-9477.2008.00197.x

Strömbäck, J., & van Aelst, P. (2010). Exploring Some Antecedents of the Media’s Framing of Election News: A Comparison of Swedish and Belgian Election News. The International Journal of Press/Politics, 15(1), 41–59. http://doi.org/10.1177/1940161209351004 Strömbäck, J., & Dimitrova, D. (2006). Political and media systems matter: A comparison of

(29)

election news coverage in Sweden and the United States. Harvard International Journal of Press/Politics, 11(4), 131–147. http://doi.org/10.1177/1081180X06293549

Strömbäck, J., & Dimitrova, D. (2011). Mediatization and Media Interventionism: A Comparative Analysis of Sweden and the United States. International Journal Of Press/Politics, 16(1), 30–49. http://doi.org/10.1177/1940161210379504

Strömbäck, J., & Luengo, Ó. (2008). Polarized Pluralist and Democratic Corporatist Models: A Comparison of Election News Coverage in Spain and Sweden. International

Communication Gazette, 70(6), 547–562. http://doi.org/10.1177/1748048508096398 Strömbäck, J., & Shehata, A. (2007). Structural biases in Britisch and Swedish election news.

Journalism Studies, 8(5), 798–812. http://doi.org/10.1080/14616700701504773

Van Praag, P., & Van Der Eijk, C. (1998). News Content and Effects in an Historic Campaign. Political Communication, 15(2), 165–183. http://doi.org/10.1080/10584609809342364 Van Zoonen, L. (2003). “After Dallas and Dynasty We Have … Democracy”: Articulating Soap,

Politics and Gender. In J. Corner & D. Pels, Media and the Restyling of Politics: Consumerism, Celebrity and Cynicism (pp. 99–116). London: SAGE Publications Ltd. Geraadpleegd van http://sk.sagepub.com/books/media-and-the-restyling-of-politics/n6.xml Weaver, D., & Drew, D. (1995). Voter Learning in the 1992 Presidential Election: Did the

“Nontraditional” Media and Debates Matter? Journalism & Mass Communication Quarterly, 72(1), 7–17. http://doi.org/10.1177/107769909507200102

Wester, F. (2006). Inhoudsanalyse : theorie en praktijk. Deventer: Kluwer.

Wijfjes, H. (2004). Journalistiek in Nederland, 1850-2000 : beroep, cultuur en organisatie. Amsterdam: Boom.

Wijfjes, H. (2015). De journalistiek van het journaal. Vijftig jaar televisienieuws in Nederland. Tijdschrift voor Mediageschiedenis, 8(2), 7–29.

Wilke, J., & Reinemann, C. (2001). Do the Candidates Matter? Long-Term Trends of Campaign Coverage - A Study of the German Press Since 1949. European Journal of Communication, 16(3), 291–314. http://doi.org/10.1177/0267323101016003001

(30)

Appendix 1: codeboek

CODEBOEK INTERPRETATIE DOOR JOURNALISTEN

Instructies vooraf

In dit codeboek worden variabelen gecodeerd die gericht zijn op journalistieke interpretatie bij politieke berichtgeving.

Dit codeboek bestaat uit een twee delen. Een algemeen deel waarin algemene

informatie wordt gecodeerd op uitzending niveau (A). Daarnaast is er een deel dat gecodeerd wordt op item niveau (B/C/D); over journalistieke interpretatie bij politieke berichtgeving.

Er wordt zowel een publieke zender als een commerciële zender gecodeerd. Het nieuwsprogramma van de publieke omroep dat wordt gecodeerd is het NOS Journaal van acht uur en het betreft het nieuwsprogramma RTL Nieuws van de commerciële omroep.

A: ALGEMENE INFORMATIE OP UITZENDING NIVEAU A1: Wat is de datum van de uitzending (dd/mm/jjjj)

A2: Codeur ID 1: Sophie 2: Joël 3: Antonio

A3: Uit welke nieuwsbron is het item afkomstig? 0. NOS-journaal van 20:00

1. RTL Nieuws van 19:30

A4: Tijdsduur van journaal / nieuws in seconden

→ (gemeten vanaf het eerste woord dat gezegd is na de leader tot en met het laatste woord dat gezegd wordt door de presentator, VOOR het weer)

…. seconden

B: SPECIFIEKE INFORMATIE OP ITEM NIVEAU B1: Geef het item een nummer

→ (dit is niet per uitzending, maar per nieuwsitem) …..

FILTERS

Filter voor politieke items

Alle berichten die aan één (of meerdere) van de volgende voorwaarden voldoen, worden gezien als politiek nieuws.

- Er is een politicus aan het woord;

- Er is een politicus het onderwerp van het item; - Het item gaat over een politiek onderwerp.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij de rubricering van de praktijkvoorbeelden werd er vooral op gefocust of de inzet van ICT in de praktijk zorgt voor verhoogde effectiviteit op een bepaalde dimensie en minder

reagents premade chiral copper complex (Cu-L1) was used as a catalyst. [12] This hypothesis also correlates with the fact that the reaction mixture derived from the addition

Finally, chapter 9 summarizes the main findings of this thesis: the influence of chronotype on school performance and the effects of different light interventions and season on

2p 28 Leg uit dat de commerciële zenders een concurrentievoordeel hebben ten opzichte van de publieke zenders vanwege regels die de inhoud van de programmering betreffen.. 2p 29

uit te zenden, worden door de overheid uitgedeeld en de publieke zenders krijgen gratis en voor niks de frequenties die zij.. willen hebben. Commerciële zenders moeten die

Breastfeeding and complementary feeding practices included exclusive breastfeeding in the first 6 mo, continued breastfeeding, vitamin A sup- plementation in the previous 6 mo,

Uit ons modelmatige onderzoek blijkt dat, voor de periode 1990-1997, van alle introducties van de televisiezenders, alleen het gezamenlijke effect van de introducties

Het beoogde leren in het onderwijs verschilt in een aantal opzichten van het leren als aspect van leven. Het beoogde leren in het onderwijs gebeurt niet vanzelf of uit eigen