• No results found

Dating en quarterlife : Tindergebruik onder jongvolwassenen van verschillende opleidingsniveaus

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Dating en quarterlife : Tindergebruik onder jongvolwassenen van verschillende opleidingsniveaus"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Dating en Quarterlife

Tindergebruik onder jongvolwassenen van

verschillende opleidingsniveaus

Judith Schory

Bachelorproject

Universiteit van Amsterdam Begeleid door Mark Spiering Studentnummer: 10150765 29-05-2015

(2)

2 Inhoudsopgave Abstract 3 Inleiding 4 Methode 8 Deelnemers 8 Materialen 8 Procedure 10 Analyseplan 10 Resultaten 11 Hypothese 1 12 Hypothese 2 13 Hypothese 3 14 Exploratief 15 Discussie 16 Literatuurlijst 19 Bijlage 1 21

(3)

3

Abstract

In deze studie werden verschillende aspecten van dating onderzocht onder jongvolwassenen van verschillende opleidingsniveaus. Verwacht werd dat laagopgeleiden in mindere mate dan hoogopgeleiden voldoen aan de beschrijving van de quarterlifeperiode en hierdoor in mindere mate gebruikmaken van de datingapplicatie Tinder. Onder 53 MBO-studenten en 105 WO-studenten werden vragenlijsten afgenomen met betrekking tot het gevoel van volwassenheid, algemene wensen op romantisch gebied en Tindergebruik. Uit de resultaten bleek dat de MBO-studenten zich volwassener voelden dan de WO-studenten, in mindere mate gebruikmaakten van Tinder dan de WO-studenten en in meerdere mate een vaste relatie ambieerden dan de WO-studenten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat

laagopgeleiden in mindere mate voldoen aan de beschrijving van de quarterlifeperiode en dat laagopgeleiden verschillen van hoogopgeleiden op het gebied van dating en

(4)

4

Inleiding

Er vindt een verschuiving plaats in de manier waarop mensen tussen de 18 en 30 jaar oud daten; het internet speelt hier een steeds grotere rol in (Bogle, 2007). Tinder is een applicatie voor smartphones met het doel om mensen aan elkaar te koppelen. Deze applicatie lijkt goed aan te sluiten bij de bovengenoemde leeftijdscategorie, ook wel aangeduid als de quarterlifeperiode. Het is nog onduidelijk of Tinder bij alle mensen in de quarterlifeperiode aansluit (Arnett, 2000). In het huidige onderzoek zal dan ook worden onderzocht of er verschil is tussen verschillende groepen Tindergebruikers in de

quarterlifeperiode; hoog- en laagopgeleiden zullen vergeleken worden op verschillende variabelen, zoals wensen op romantisch gebied in het algemeen, het gebruik van Tinder en de doelen van het Tindergebruik. Allereerst zal de relatief nieuwe quarterlifeperiode beschreven worden. Vervolgens zal beschreven worden hoe dating veranderd is in de

afgelopen decennia, de rol van dating binnen de quarterlifeperiode en wat voor rol de komst van het internet hierin speelde. Hierna wordt Tinder uitgelegd, een nieuwe datingapplicatie die veel gebruikt wordt door de huidige jongvolwassenen in de quarterlifeperiode. De verschillen tussen verschillende opleidingsniveaus in dating en de implicaties voor de

verschillen in Tindergebruik tussen verschillende opleidingsniveaus zullen als laatste worden uitgelegd.

Er vindt een verlenging plaats in de periode tot het bereiken van volwassenheid (Arnett, 2014). Deze periode wordt beschreven als een tijd tussen de adolescentie en volwassenheid, ook wel aangeduid als de quarterlifeperiode of de emerging adulthood, waarin nog niet voldaan hoeft te worden aan de criteria van volwassenheid, zoals het hebben van een vaste baan, het kopen van een huis en het krijgen van kinderen (Arnett, 2014). Deze relatief nieuwe periode werd voor het eerst in de literatuur beschreven als een nieuwe tijdsspanne waarin de focus ligt op het ontwikkelen van eigenschappen, kwaliteiten en vaardigheden en het opdoen van zoveel mogelijk ervaring, terwijl de focus voorheen meer lag op zekerheid en deze zekerheid zo snel mogelijk te verkrijgen na de adolescentie (Arnett, 2000). Deze ontwikkeling brengt een grote hoeveelheid aan opties en keuzes met zich mee, zoals ruimere opties in studiekeuze, meer mogelijkheden op het gebied van banen, maar ook partnerkeuze heeft een verruiming doorgemaakt (Arnett, 2014; Atwood & Scholz, 2008). De generaties voor de huidige jongvolwassenen hadden deze opties in mindere mate

(5)

5

tot helemaal niet. De verruiming van partnerkeuze in de quarterlifeperiode lijkt een andere manier van daten teweeg te brengen ten opzichte van de eerdere generaties: hooking-up, het hebben van een los contact, waarbij het niet nodig is om de ander beter te leren kennen voordat er seks plaatsvindt, en losse relaties onder jongvolwassenen in de quarterlifeperiode (Arnett, 2014; Bogle, 2007).

Tot en met de jaren ‘50 van de vorige eeuw werden er voornamelijk afspraakjes gemaakt met de intentie tot het verkrijgen van een lange relatie (Knox & Wilson, 1981), sinds de jaren ‘60 is de intentie onder jongvolwassenen voornamelijk afspreken voor seks en het hebben van kortdurende contacten zonder de restricties die een lange relatie met zich meebrengt (Arnett, 2014; Mongeau, Jacobsen & Donnerstein, 2007; Strouse, 1987).

Klassieke datingsites, waarbij een uitgebreid profiel aangemaakt kan worden met interesses, hobby’s en andere bezigheden, spelen in op de behoefte aan het hebben van een stabiele relatie doordat deze sites ondersteunen in het vinden van ‘de perfecte partner’ (Arnett, 2014). Ondanks dat het publiek op datingsites de laatste jaren gemêleerder geworden is (Kraut et al., 2002) en het geaccepteerder geworden is om via een datingsite partners te zoeken, wordt dit soort sites nauwelijks gebruikt door jongvolwassenen in de

quarterlifeperiode. Voornamelijk oudere vrijgezellen van minimaal 30 jaar oud gebruiken datingsites met de reden om liefde en een lange relatie te vinden (Valkenburg & Peter, 2007), terwijl de jongere leeftijdsgroep meer bezig is met het verkrijgen van ervaringen, intimiteit en status (Arnett, 2014; Zimmer-Gembeck, Hughes, Kelly, & Connoly, 2012). Dit verschil in dategedrag duidt op een verschil in motivatie tussen de oudere singles en de jongere singles waardoor de mogelijkheden die klassieke datingsites bieden niet tot nauwelijks aansluiten bij de behoeften van jongvolwassenen in de quarterlifeperiode.

Het nieuwe fenomeen Tinder lijkt beter aan te sluiten bij de behoeften van de huidige jongvolwassenen in de quarterlifeperiode. Tinder is een downloadbare applicatie voor smartphones waarmee, via een koppeling met het Facebookprofiel van de gebruiker, snel op basis van geslacht, leeftijd en woonplaats een selectie wordt gemaakt van andere gebruikers. Er vindt geen selectie plaats op basis van interesses en hobby’s, zoals dat bij klassieke datingsites wel gebeurt. Matches worden gevonden door een klein aantal foto’s van een andere gebruiker te beoordelen en deze vervolgens te selecteren of te verwijderen. Wanneer deze andere gebruiker de foto’s van de ander ook selecteert, is er de mogelijkheid om een chatgesprek te beginnen. De populariteit van Tinder is sinds de lancering van de

(6)

6

applicatie enorm gestegen; begin 2014 gebruikten zo’n 1.4 miljoen Nederlanders Tinder, in totaal 7 procent van de bevolking (“1.2 miljoen Nederlandse”, 2014). Waar jongvolwassenen in de quarterlifeperiode voorheen hun hookups in het uitgaansleven zochten (Strouse, 1987), wordt nu verondersteld dat Tinder en soortgelijke applicaties massaal gebruikt worden als het middel om te daten en seks te vinden (van der Wiele & Tom Tong, 2014). Om inzicht te krijgen in de huidige hookinguptrend onder jongvolwassenen in de quarterlifeperiode en de nieuwe datingtrend die is ontstaan met de komst van Tinder is het van belang dat

onderzocht wordt op wat voor manier en met welke doelen verschillende groepen jongvolwassenen in de quarterlifeperiode gebruik maken van deze applicatie.

Over deze hookinguptrend die nu al een aantal jaren aan de gang is (Bogle, 2007), is voor bepaalde groepen jongvolwassenen in de quarterlifeperiode al redelijk veel bekend. Uit verschillende Amerikaanse studies blijkt dat zo’n 60 tot 80 procent van de Amerikaanse hoogopgeleide studenten ervaring heeft met hookingup, terwijl daar tegenover minder hoogopgeleide studenten ervaring hebben met dates of het hebben van een langdurige relatie (voor een overzicht zie Garcia et al., 2012). Hiermee te maken heeft dat de scripts voor dating en hookingup onder hoogopgeleide studenten veel van elkaar verschillen (Bogle, 2007). Onder studenten is voornamelijk het hookingup script actief, terwijl dit verschuift naar het dating script als de studenten stoppen met studeren, waarbij de focus meer ligt op het verkrijgen van een lange relatie (Stinson, 2010). Deze verschuiving wordt in verband gebracht met het al eerder genoemde verschil tussen jongere singles en singles van ouder dan 30 jaar oud in motivatie in het kiezen van potentiële seksuele contacten en eventuele partners (Mongeau et al., 2007).

Naar laagopgeleide jongvolwassenen in de quarterlifeperiode en hun seksuele

gewoonten en scripts is nog weinig onderzoek gedaan. Wel laten de Graaf, Kruijer, van Acker en Meijer (2012) zien dat laagopgeleide jongeren op jongere leeftijd beginnen met seksuele activiteiten dan hoogopgeleide jongeren. In alle onderzochte leeftijdscategorieën, 12-13 jaar oud, 14-15 jaar oud en 16-17 jaar oud, werd geconstateerd dat zowel laagopgeleide jongens als laagopgeleide meisjes eerder bezig zijn met tongzoenen, strelen, orale seks en

geslachtsgemeenschap dan hoogopgeleide jongens en meisjes. Deze bevindingen zouden kunnen duiden op een versnelling van de adolescentie en daarmee op eerdere

volwassenheid bij laagopgeleide jongeren, wat ook aangetoond lijkt te worden door het aantal huwelijken onder laagopgeleiden aan het einde van hun adolescentie; de leeftijd

(7)

7

waarop mensen tegenwoordig trouwen is hoger dan ooit, behalve onder laagopgeleiden (Larson, Wilson, Brown, Furstenberg, & Verma, 2002). Het uitstellen van trouwen en het ontbreken van de behoefte aan het huwelijk wordt juist gezien als een belangrijk kenmerk van de quarterlifeperiode (Arnett, 2014). Laagopgeleiden laten hiermee hetzelfde patroon zien als de generaties voor de huidige jongvolwassenen; na het afronden van een

beroepsopleiding wordt er een vaste baan en partner gezocht waarna er een periode plaatsvindt van eventueel kinderen krijgen en een huis kopen. Ook deze bevinding duidt op eerdere volwassenheid bij laagopgeleiden dan bij hoogopgeleiden, waarmee laagopgeleiden in mindere mate voldoen aan de beschrijving van de quarterlifeperiode zoals deze in de literatuur omschreven wordt. Iets soortgelijks werd verondersteld door Arnett (2000) in zijn beschrijving van de quarterlifeperiode. Volgens deze studie is de aanwezigheid van de kenmerken van de quarterlifeperiode afhankelijk van het feit of mensen gaan studeren en bijvoorbeeld een andere plek zoeken om te wonen na de middelbare school dan bij hun ouders. Doordat laagopgeleiden een minder lange studie volgen en na hun studie eerder een vaste baan zoeken dan hoogopgeleiden, zijn ze op jongere leeftijd al doelgerichter bezig en hebben ze minder keuzevrijheid tijdens hun studie dan hoogopgeleiden. Deze

veronderstelling brengt met zich mee dat het de vraag is of laagopgeleide jongvolwassenen überhaupt door een periode als de quarterlifeperiode gaan en of hoogopgeleide en

laagopgeleide jongeren in de quarterlifeperiode dezelfde voorkeuren hebben op het gebied van dating en hooking-up. Het is hiermee onduidelijk of het gebruik van Tinder onder hoogopgeleide jongvolwassenen te generaliseren is naar laagopgeleide jongvolwassenen.

In het huidige onderzoek werden de verschillen onderzocht tussen hoogopgeleide en laagopgeleide jongvolwassenen in de quarterlifeperiode in algemene datingvoorkeuren en Tindergebruik. Allereerst werd een hypothese opgesteld met betrekking tot de algemene relatiestatus en voorkeur op romantisch gebied. De hypothese die werd opgesteld was dat laagopgeleiden in meerdere mate momenteel een vaste relatie hebben en in het algemeen in meerdere mate een vaste relatie ambiëren dan hoogopgeleiden, die meer losse seksuele contacten hebben en deze ook in meerdere mate ambiëren. De volgende hypothese die werd opgesteld richtte zich specifiek op Tindergebruik en het gevoel van volwassenheid. Verwacht werd dat laagopgeleide jongeren minder gebruik maken van Tinder dan

hoogopgeleiden en dat laagopgeleiden zich volwassener voelen dan hoogopgeleiden. Met betrekking tot de doelen van het gebruik van Tinder werd de hypothese opgesteld dat

(8)

8

laagopgeleiden in meerdere mate Tinder gebruiken met het doel een vaste relatie en dates te verkrijgen en in mindere mate om seks te verkrijgen en dat dit patroon omgedraaid is bij hoogopgeleiden; van hen werd verwacht dat ze in meerdere mate Tinder gebruiken met het doel om seks te verkrijgen en in mindere mate om een vaste relatie en dates te verkrijgen. Als laatste werd exploratief gekeken naar de uitkomsten van het gebruik van Tinder bij hoog- en laagopgeleiden.

Methode Deelnemers

In totaal zijn 265 mensen begonnen met het onderzoek. Deelnemers dienden in de quarterlifeperiode zitten en daarmee tussen de 18 en 30 jaar oud te zijn. Negen deelnemers zijn uitgesloten omdat ze te oud of te jong waren. Verder zijn 30 deelnemers uitgesloten omdat ze met de vragenlijst begonnen waren, maar verder niks ingevuld hadden. Een ander inclusiecriterium was het opleidingsniveau; alleen deelnemers die een MBO-opleiding (middelbaar beroepsonderwijs) of een WO-opleiding (wetenschappelijk onderwijs) volgden of gevolgd hadden, dienden deel te nemen. In totaal zijn 57 deelnemers verwijderd die een HBO-opleiding (hoger beroepsonderwijs) volgden of gevolgd hadden. Uiteindelijk hebben er 158 mensen tussen de 18 en 30 jaar oud deelgenomen aan dit onderzoek en de vragenlijst ingevuld (zie Bijlage 1), waarvan 60 mannen en 98 vrouwen.

Materialen

De variabele opleidingsniveau werd uitgevraagd met de volgende vraag: “Ik volg of heb gevolgd …” De opties die de deelnemers kregen bij deze vraag waren MBO, HBO en WO.

Alle variabelen met betrekking tot Tinder zijn gemeten met behulp van een

aangepaste versie van de vragenlijst gebruikt voor het meten van het gebruik, de doelen en de uitkomsten van Grindr, een populaire datingapplicatie voor homoseksuelen, die gebruikt is door Van de Wiele en Tom Tong (2014). Voor het huidige onderzoek zijn een aantal onderdelen van de vragenlijst gebruikt.

Tindergebruik werd gemeten met behulp van de vragenlijst van Van de Wiele en Tom Tong (2014) met de vraag: “Ik heb wel eens Tinder gebruikt,” waarbij de

(9)

9

De variabele volwassenheid werd gemeten met behulp van de volgende vraag: “Op een schaal van 0 tot 7 voel ik me …” Deelnemers konden op een achtpunts Likert-schaal aangeven in welke mate ze zich volwassen voelen, variërend van adolescent (0) tot volwassen (7). De leeftijd kon ingevuld worden bij de volgende vraag: “Ik ben … jaar oud.”

De wensen op romantisch gebied werden op de volgende manier uitgevraagd: “Op dit moment zou ik op romantisch/seksueel gebied graag willen (meerdere antwoorden mogelijk).” Deelnemers konden hier uit vier categorieën kiezen, namelijk vriendschappelijke relatie, vaste relatie, seks en overig. Bij de categorie overig was de mogelijkheid om aan te geven wat de wens op romantisch gebied dan wel was.

De doelen van het Tindergebruik werden gemeten met behulp van de vragenlijst van Van de Wiele en Tom Tong (2014) met de stelling: “Op Tinder wil ik het liefste bereiken …” De antwoorden konden gegeven worden op achtpunts Likert-schalen, variërend van helemaal niet (0) tot helemaal wel (7) in drie verschillende categorieën, namelijk seks, een romantische relatie en daten/afspreken.

De uitkomsten van het Tindergebruik werden gemeten met behulp van de vragenlijst van Van de Wiele en Tom Tong (2014) met de stelling: “Op Tinder heb ik bereikt …” De antwoorden konden gegeven worden op achtpunts Likert-schalen, variërend van helemaal niet (0) tot helemaal wel (7) in drie verschillende categorieën, namelijk seks, een

romantische relatie en daten/afspreken.

De relationele status van de deelnemers kon worden ingevuld bij de volgende vraag: “Ik ben …,” met als drie opties single, in een relatie en overig. Geslacht werd uitgevraagd met de volgende vraag: “Ik ben een …,” waarbij de deelnemers de opties man, vrouw en

transgender kregen.

Ook werd deelnemers de optie gegeven om nog op- en aanmerkingen te geven door middel van de volgende vraag: “Wil je nog iets kwijt over je ervaringen met Tinder? Of heb je andere opmerkingen over deze vragenlijst. Vul het hier in.”

Voor parallel lopende studies van Boll (2015), Van Leeuwen (2015) en Zigenhorn (2015) werden de volgende variabelen uitgevraagd in dezelfde vragenlijst: de frequentie van het Tindergebruik, de seksuele voorkeur van de deelnemers, de verwachtingen van het Tindergebruik en de tevredenheid met het Tindergebruik.

(10)

10

Procedure

Een aantal van de deelnemers werd geworven via sociale media, namelijk via Facebook. De online versie van de vragenlijst inclusief het Informed Consent (zie Bijlage 1) werd op dit medium door de onderzoeker gedeeld en de sneeuwbal strategie werd gebruikt door te vragen of deelnemers zelf de vragenlijst ook op Facebook konden delen. Gedurende april 2015 konden deelnemers de vragenlijst, na het lezen van het Informed Consent, online invullen. Het andere deel van de deelnemers is in april 2015 geworven op het MBO College Zuid van het ROC van Amsterdam. Deze deelnemers werden benaderd door de onderzoeker en konden na het geven van toestemming beginnen met de vragenlijst. Tijdens het invullen hield de proefleider zich afzijdig en gaf de proefleider de deelnemers alleen de mogelijkheid om vragen te stellen wanneer duidelijk werd dat één van de vragen daadwerkelijk niet begrepen werd door de deelnemer. Na het invullen werden de deelnemers die hierom vroegen ingelicht over het doel van het onderzoek en konden zij daarover alle vragen stellen die zij wilden. Alle deelnemers lazen het Informed Consent voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst.

Voor de parallel lopende onderzoeken van Boll (2015), Van Leeuwen (2015) en Zigenhorn (2015) werden ook deelnemers geworven in het homo uitgaanscircuit van Amsterdam.

In bijlage 1 is te zien hoe het Informed Consent en de vragenlijst opgebouwd zijn. Allereerst werden de basisgegevens uitgevraagd, namelijk Tindergebruik, de frequentie van het Tindergebruik, de leeftijd, het gevoel van volwassenheid, het geslacht, de seksuele voorkeur, de huidige relationele status, het opleidingsniveau en de algemene wensen op romantisch gebied. Vervolgens worden de drie schaalvragen met betrekking tot Tinder gesteld, namelijk over de doelen van het Tindergebruik, de verwachtingen van het

Tindergebruik, de uitkomsten van het Tindergebruik en de tevredenheid met betrekking tot het Tindergebruik. De vragenlijst werd afgesloten met de ruimte voor deelnemers om nog op- en aanmerkingen te geven.

Analyseplan

Om te controleren of er geen verschillen zijn tussen de groepen WO-studenten en MBO-studenten die van invloed kunnen zijn op de eventuele verbanden zal er een

(11)

11

onafhankelijke t-toets gedaan worden om te controleren voor leeftijd en een chi-kwadraattoets om te controleren voor geslacht.

Om de eerste hypothese, of er een verband is tussen opleidingsniveau en relationele status, te toetsen, zal er een chi-kwadraattoets uitgevoerd worden. Om te onderzoeken of er een verband is tussen opleidingsniveau en een verschil in wensen op romantisch gebied, zal nog een chi-kwadraattoets uitgevoerd worden.

De toetsing van de tweede hypothese zal uitgevoerd worden met behulp van een chi-kwadraattoets om naar een eventueel verband te kijken tussen Tindergebruik en

opleidingsniveau. Met een onafhankelijke t-toets zal vervolgens onderzocht worden of er een verband is tussen opleidingsniveau en het gevoel van volwassenheid.

De derde hypothese met betrekking tot het eventuele verband in verschillen in doelen van Tindergebruik tussen de verschillende opleidingsniveaus zal getoetst worden met een drietal onafhankelijke t-toetsen op de variabelen seks, dates en vaste relatie.

Exploratief zal onderzocht worden of er een verband is tussen verschillen in uitkomsten van Tindergebruik tussen de verschillende opleidingsniveaus. Dit zal getoetst worden met een drietal onafhankelijke t-toetsen op de variabelen seks, dates en vaste relatie.

Resultaten

Alle 158 deelnemers zijn gebruikt in de analyses. Bij alle statistische analyses is aan de assumpties voldaan, tenzij erbij vermeld wordt dat de assumpties geschonden zijn. Voor zowel de WO-studenten als de MBO-studenten werden een aantal demografische gegevens berekend, zie Tabel 1.

Tabel 1

Demografische Gegevens in Frequenties voor de MBO-studenten en de WO-studenten

Variabele MBO (n = 53) WO (n = 105)

Leeftijd 19.9 (2.0) 22.4 (2.5)

Geslacht

Man 26 (44%) 34 (56%)

(12)

12 Noot. De variabele leeftijd in gemiddelden met standaarddeviaties tussen haakjes. De variabele geslacht in aantal

deelnemers met de percentages naar opleidingsniveau tussen haakjes.

Bij de controle voor leeftijd met behulp van een onafhankelijke t-toets werd

geconstateerd dat de WO-studenten gemiddeld ouder zijn dan de MBO-studenten, zoals aan de gemiddelden in Tabel 1 te zien is. Dit verschil was significant, t(155) = 6.26, p < .001. Ook is in Tabel 1 bij de frequenties bij man en vrouw te zien dat de WO-studenten en de MBO-studenten ongelijk verdeeld zijn qua geslacht. Uit de chi-kwadraattoets blijkt dat 68% van de WO-studenten vrouw is en 32% van de WO-studenten man is terwijl maar 51% van de MBO-studenten vrouw is tegenover 49% van de MBO-MBO-studenten man is. Uit de odds ratio,

berekend zoals beschreven door Field (2013), van 1.8 voor het MBO blijkt dat de odds om op het MBO te zitten voor mannen 1.8 keer zo groot is als de odds om op het MBO te zitten voor vrouwen en uit de odds ratio van 0.6 voor het WO blijkt dat de odds om op het WO te zitten voor mannen 0.6 keer zo groot is als de odds om op het WO te zitten voor vrouwen, χ2(1) = 4.16, p = .041.

Hypothese 1

Om de eerste hypothese te toetsen, de verwachting dat MBO-studenten in meerdere mate een vaste relatie hebben dan WO-studenten en in het algemeen meer op zoek zijn naar een vaste relatie en in mindere mate naar seks en dat WO-studenten in het algemeen in meerdere mate op zoek zijn naar seks en in mindere mate naar een relatie, werd een tweetal chi-kwadraattoetsen uitgevoerd. De resultaten van het eerste deel van de eerste hypothese zijn in Tabel 2 te zien.

Tabel 2

Resultaten van Hypothese 1 voor de MBO-studenten en de WO-studenten

Variabele MBO (n = 53) WO (n = 105) Relationele status Vaste relatie 21 (43%) 28 (57%) Single 32 (31%) 72 (69%) Wens (seks) Wel 12 (18%) 55 (82%) Niet 41 (45%) 50 (55%)

(13)

13 Wens (relatie)

Wel 48 (39%) 76 (61%)

Niet 5 (15%) 29 (85%)

Noot. De variabelen relationele status, wens op romantisch gebied (seks) en wens op romantisch gebied (relatie) in aantal deelnemers met de percentages naar opleidingsniveau tussen haakjes.

Uit de odds ratio van 1.6 voor het MBO blijkt dat de odds om een relatie te hebben 1.6 keer zo groot is voor MBO-studenten als de odds om een relatie te hebben voor WO-studenten. Uit de odds ratio van 1.7 voor het WO blijkt dat de odds om single te zijn 1.7 keer zo groot is voor WO-studenten als de odds om single te zijn voor MBO-studenten. Deze resultaten zijn niet significant, χ2(2) = 4.79, p = .091.

De resultaten van het tweede deel van de eerste hypothese zijn in Tabel 2 te zien. Uit de odds ratio van 3.8 bij seks voor het WO blijkt dat de odds om seks te willen 3.8 keer zo groot is voor WO-studenten als de odds om seks te willen voor MBO-studenten. Uit de odds ratio van 0.3 bij seks voor het MBO blijkt dat de odds om seks te willen 0.3 keer zo klein is voor MBO-studenten als de odds om seks te willen voor WO-studenten. Deze resultaten zijn significant en in lijn met de gestelde hypothese, χ2(1) = 12.76, p < .001.

Uit de odds ratio van 0.2 bij relatie voor het WO blijkt dat de odds om een relatie te willen 0.2 keer zo klein is voor WO-studenten als de odds om een relatie te willen voor MBO-studenten. Uit de odds ratio van 3.7 bij relatie voor het MBO blijkt dat de odds om een relatie te willen 3.7 keer zo groot is voor MBO-studenten als de odds om een relatie te willen voor WO-studenten. Deze resultaten zijn significant en in lijn met de gestelde hypothese, χ2(1) = 6.90, p = .009.

Hypothese 2

Om het eerste deel van de tweede hypothese te toetsen, werd een chi-kwadraattoets uitgevoerd. De frequenties van de deelnemers die wel en geen Tinder gebruiken, zijn in Tabel 3 te zien.

Tabel 3

Resultaten van Hypothese 2 voor de MBO-studenten en de WO-studenten

Variabele MBO (n=53) WO (n=105)

(14)

14

Wel 32 (24%) 100 (76%)

Geen 21 (81%) 5 (19%)

Volwassenheid 5.77 (0.82) 4.33 (1.56)

Noot. De variabele Tindergebruik in aantal deelnemers met de percentages naar opleidingsniveau tussen haakjes. De variabele volwassenheid in gemiddelden op een schaalvraag met antwoordmogelijkheden van 0 tot 7 met

standaarddeviaties tussen haakjes.

Uit de significante odds ratio van 0.07 voor het MBO blijkt dat de odds om wel Tinder te gebruiken voor MBO-studenten 0.07 keer zo klein is als de odds om wel Tinder te

gebruiken voor WO-studenten. Uit de significante odds ratio van 13.6 voor het MBO blijkt dat de odds om geen Tinder te gebruiken 13.6 keer zo groot is als de odds is om geen Tinder te gebruiken voor WO-studenten, χ2(1) = 31.14, p < .001.

Om het tweede deel van de tweede hypothese, de verwachting dat MBO-studenten zich gemiddeld volwassener voelen dan WO-studenten, te toetsen, werd een onafhankelijke t-toets uitgevoerd. Uit de gemiddelden in Tabel 3 blijkt dat de MBO-studenten zich

gemiddeld volwassener voelen dan de WO-studenten en dat dit verschil significant is, t(154) = 6.29, p < .001.

Hypothese 3

Om de derde hypothese, de verwachting dat het Tinderdoel van MBO-studenten in meerdere mate een vaste relatie en dates is en in mindere mate seks en dat het Tinderdoel van WO-studenten in meerdere mate seks is en in mindere mate een vaste relatie en dates is, te toetsen is een drietal onafhankelijke t-toetsen uitgevoerd.

Voor elke variabele werd de gemiddelde score en de bijbehorende standaarddeviatie berekend voor zowel de MBO-studenten als de WO-studenten met behulp van een drietal onafhankelijke t-toetsen, zie Tabel 4.

Tabel 4

Resultaten van Hypothese 3 en de Exploratieve Analyse voor MBO-studenten en WO-studenten

Variabele MBO (n=30) WO (n=97)

Tinderdoel

Relatie 3.63 (2.59) 3.33 (2.15)

Dates 3.27 (2.35) 4.07 (2.05)

(15)

15 Tinderuitkomst

Relatie 0.83 (1.65) 1.95 (2.73)

Dates 2.38 (2.68) 4.28 (2.63)

Seks 1.28 (1.98) 3.21 (2.97)

Noot. De variabelen Tinderdoel en Tinderuitkomst in gemiddelden op een schaalvraag met antwoordmogelijkheden van 0 tot 7 met standaarddeviaties tussen haakjes.

Uit de toetsingsresultaten in Tabel 4 bleek dat er geen significant verschil was in de mate van relatie zoeken via Tinder tussen de MBO-studenten en de WO-studenten, t(125) = 0.64, p = .522. Ook bleek dat er geen significant verschil was in de mate van dates zoeken via Tinder tussen de MBO-studenten en de WO-studenten, t(125) = 1.82, p=.072. Als laatst bleek dat er ook geen significant verschil was in de mate van seks zoeken via Tinder tussen de MBO-studenten en de WO-studenten, t(125) = 0.30, p =.762.

Exploratief

Om de exploratieve vraag, of er verschillen zijn in Tinderuitkomst tussen MBO-studenten en WO-MBO-studenten en wat deze verschillen zijn, te toetsen, is een drietal

onafhankelijke t-toetsen uitgevoerd. Voor elke variabele werd de gemiddelde score en de bijbehorende standaarddeviatie berekend voor zowel de MBO-studenten als de WO-studenten met behulp van een drietal onafhankelijke t-toetsen, zie Tabel 4.

Uit de toetsingsresultaten bleek er een significant verschil te zijn in de mate van een relatie als uitkomst van Tinder tussen de MBO-studenten en de WO-studenten, t(78.87) = 2.68, p = .009. Volgens de gemiddelden in Tabel 4 hebben WO-studenten in meerdere mate dan de MBO-studenten een relatie als uitkomst van hun Tindergebruik. Volgens de

gemiddelden in Tabel 4 hebben WO-studenten ook in meerdere mate dan de

MBO-studenten dates als uitkomst van hun Tindergebruik, t(122) = 3.40, p = .001. Ten slotte bleek dat de WO-studenten in meerdere mate dan de MBO-studenten seks als uitkomst hebben van hun Tindergebruik, t(69.78) = 4.05, p < .001.

(16)

16

Discussie

De eerste hypothese werd deels ondersteund door de resultaten. Laagopgeleiden en hoogopgeleiden verschilden niet op het gebied van relatiestatus; laagopgeleiden hadden niet vaker een vaste relatie. Wel werd gevonden dat laagopgeleiden in meerdere mate dan hoogopgeleiden een vaste relatie ambiëren in vergelijking met seks. De tweede hypothese werd volledig ondersteund door de gevonden resultaten. Er werd namelijk gevonden dat laagopgeleiden in verhouding minder gebruik maken van Tinder dan hoogopgeleiden en dat laagopgeleiden zich in meerdere mate volwassen voelen dan hoogopgeleiden. Er werd geen verschil gevonden in de doelen van het Tindergebruik; hoogopgeleiden verschilden niet in de mate waarin ze vaste relaties, seks of dates zochten op Tinder van laagopgeleiden. Wel was er verschil tussen laag- en hoogopgeleiden in de uitkomsten van het Tindergebruik;

hoogopgeleiden hadden in meerdere mate vaste relaties, dates en seks als uitkomsten van Tinder dan laagopgeleiden.

In de literatuur werd gesuggereerd dat er bij laagopgeleiden in mindere mate sprake is van een quarterlifeperiode, aangezien laagopgeleiden sneller volwassen zijn dan

hoogopgeleiden laagopgeleiden omdat ze geen periode doormaken met een grote hoeveelheid keuzemogelijkheden (Arnett, 2000). De verwachting dat laagopgeleiden daarmee andere voorkeuren hadden op het gebied van dating en het gebruik van Tinder volgt uit deze hypothese. Het huidige onderzoek ondersteunt deze hypothese deels. Zo blijkt dat laagopgeleiden zich inderdaad volwassener voelen dan hoogopgeleiden, waarmee gesuggereerd wordt dat deze groep in mindere mate past binnen de omschrijving van de quarterlifeperiode (Arnett, 2014), al verschillen de uitkomsten op het gebied van dating wel tussen deze groepen. Laagopgeleiden prefereren in meerdere mate een vaste relatie boven losse contacten dan hoogopgeleiden, al zijn ze niet in meerdere mate in een vaste relatie. Deze uitkomst strookt deels met de theorie dat laagopgeleiden minder hookups hebben en deze in mindere mate prefereren, omdat ze niet dezelfde keuzemogelijkheden en –vrijheden hebben als hoogopgeleiden (Bogle, 2007). Wat Tindergebruik betreft, is er vanuit de

literatuur geen indicatie voor een sterke verwachting, maar gelinkt aan de huidige hookinguptrend is de hypothese in dit onderzoek opgesteld dat laagopgeleiden Tinder in mindere mate gebruiken en dat de laagopgeleiden die Tinder gebruiken dit doen met het doel om een vaste relatie te vinden. Deze hypothese wordt deels ondersteund met de

(17)

17

uitkomsten; laagopgeleiden gebruiken Tinder in mindere mate dan hoogopgeleiden, maar de laagopgeleiden die Tinder gebruiken, verschillen qua doelen niet met hoogopgeleiden.

Een eerste methodologische kanttekening die gesteld kan worden bij deze studie heeft betrekking tot de genomen steekproef. Aangezien de steekproef enerzijds bestond uit deelnemers uit het netwerk van de onderzoekers en anderzijds uit benaderde deelnemers van één school, is de steekproef redelijk eenzijdig met als gevolg dat de bevindingen moeilijk te generaliseren zijn naar bijvoorbeeld alle jongvolwassenen in de quarterlife periode. Hier komt nog bij kijken dat de gehele steekproef voor het grootste deel uit Amsterdam

afkomstig is, wat de resultaten wellicht beperkt te generaliseren maakt naar bijvoorbeeld jongvolwassenen buiten de Randstedelijke gebieden in Nederland. Het meest wenselijk zou zijn om te kunnen generaliseren naar een groter deel van de populatie (Kazdin, 2006), zoals naar alle jongvolwassenen in Amsterdam door bijvoorbeeld een steekproef te nemen van verschillende scholen in Amsterdam. Daarnaast was de vragenlijst relatief kort, met voornamelijk demografische gegevens en een drietal wat grotere schaalvragen. Al met al was de vragenlijst in maximaal vijf minuten in te vullen. Dit maakt de vragenlijst minder betrouwbaar dan een langere vragenlijst, aangezien met een langere vragenlijst

verschillende constructen met meerdere vragen kunnen worden uitgevraagd. Deze manier van werving was, gezien de tijd en de middelen, wel te verantwoorden. Aangezien dit een observatieonderzoek is met het doel om een relatief nieuw fenomeen als Tinder en de quarterlifeperiode te onderzoeken, is het wenselijk hier veel deelnemers voor te gebruiken. Met een langere vragenlijst was dit wellicht minder goed te realiseren, aangezien de MBO-studenten bijvoorbeeld in pauzes van verschillende lessen en aan het einde van lange studiedagen benaderd zijn. Met behulp van de wat kortere vragenlijst was de drempel om mee te doen aan het onderzoek lager dan wanneer de deelnemers gevraagd werd een langere vragenlijst in te vullen. In vervolgonderzoek zou deze studie herhaald kunnen worden met een langere vragenlijst en een gemêleerdere steekproef.

Een tweede methodologische kanttekening die gesteld kan worden bij deze studie heeft betrekking tot het verschil in de manier van werving en het gebruik van de vragenlijst. Alle laagopgeleiden zijn benaderd door de onderzoeker en alle hoogopgeleiden hebben de vragenlijst online ingevuld. Bij het benaderd worden door de onderzoeker en de vragenlijst invullen waar de onderzoeker bij is, ook al hield de onderzoeker zich tijdens de afname afzijdig, kan sociale wenselijkheid een rol spelen. Deze sociale wenselijkheid speelt al een rol

(18)

18

doordat er vragen in de vragenlijst staan die als gevoelig en privé kunnen worden

beschouwd. In vervolgonderzoek is het van belang dat de deelnemers op een gelijke manier geworven worden en dat er één versie van de vragenlijst wordt gebruikt om te voorkomen dat hierdoor verschillen in de uitkomsten door ontstaan.

Geconcludeerd kan worden dat hoog- en laag opgeleide jongvolwassenen verschillende voorkeuren hebben op het gebied van algemene wensen op romantisch gebied. Ook kan geconcludeerd worden dat Tinder onder hoogopgeleide jongvolwassenen een veelgebruikte applicatie is en voor laagopgeleide jongvolwassenen een applicatie is die in mindere mate gebruikt wordt. De doelen waarmee Tinder gebruikt wordt verschillen niet tussen verschillende opleidingsniveaus; de uitkomsten wel. Met betrekking tot deze

uitkomsten lijkt het erop te wijzen dat er inderdaad voor laagopgeleiden minder sprake is van een quarterlifeperiode wat dating betreft.

(19)

19

Literatuurlijst

Al 1,2 miljoen Nederlandse Tinder-gebruikers. (2014, 20 januari). De Volkskrant. Arnett, J. J. (2000). Emerging adulthood: A theory of development from the late teens

through the twenties. American Psychologist, 55, 469.

Arnett, J. J. (2014). Emerging adulthood: The winding road from the late teens through the twenties. Oxford University Press.

Atwood, J. D., & Scholtz, C. (2008). The quarter-life time period: An age of indulgence, crisis or both? Contemporary Family Therapy, 30, 233-250.

Bogle, K. A. (2007). The shift from dating to hooking up in college: What scholars have missed. Sociology Compass, 1, 775-788.

Boll, T. (2015). (Niet gepubliceerde bachelorthese). Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics (4th ed.). London: Sage Publications Inc.

Garcia, J. R., Reiber, C., Massey, S. G., & Merriwether, A. M. (2012). Sexual hookup culture: A review. Review of General Psychology, 16, 161.

de Graaf, H., Kruijer, H., van Acker, J., & Meijer, S. (2012). Seks onder je 25e. Eburon Uitgeverij BV.

Kazdin, A. E. (2006). Research design in clinical psychology (4th ed.). Essex: Pearson Education

Limited.

Knox, D., & Wilson, K. (1981). Dating behaviors of university students. Family Relations, 30, 255-258.

Kraut, R., Kiesler, S., Boneva, B., Cummings, J., Helgeson, V., & Crawford, A. (2002). Internet paradox revisited. Journal of social issues, 58, 49-74.

Larson, R. W., Wilson, S., Brown, B. B., Furstenberg Jr, F. F., & Verma, S. (2002). Changes in adolescents' interpersonal experiences: Are they being prepared for adult

relationships in the twenty-first century? Journal of Research on Adolescence, 12, 31-68.

(20)

20

Mongeau, P. A., Jacobsen, J., & Donnerstein, C. (2007). Defining dates and first date goals generalizing from undergraduates to single adults. Communication Research, 34, 526-547.

Stinson, R. D. (2010). Hooking up in young adulthood: A review of factors influencing the sexual behavior of college students. Journal of College Student Psychotherapy, 24, 98-115.

Strouse, J. S. (1987). College bars as social settings for heterosexual contacts. The Journal of Sex Research, 23, 374-382.

Valkenburg, P. M., & Peter, J. (2007). Who visits online dating sites? Exploring some characteristics of online daters. CyberPsychology & Behavior, 10, 849-852. Van De Wiele, C., & Tong, S. T. (2014, September). Breaking boundaries: the uses &

gratifications of grindr. Proceedings of the 2014 ACM International Joint Conference on Pervasive and Ubiquitous Computing, 619-630.

Van Leeuwen, R. (2015). Tinder & quarterlife: Love at first swipe (Niet gepubliceerde bacherlorthese)? Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

Zigenhorn, N. (2015). Daten als emerging adult: Sekse en seksuele orientatieverschillen op tinder (Niet gepubliceerde bachelorthese). Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland.

Zimmer-Gembeck, M. J., Hughes, N., Kelly, M., & Connolly, J. (2012). Intimacy, identity and status: Measuring dating goals in late adolescence and emerging

(21)

21

Bijlage 1

Beste deelnemer,

Voordat het onderzoek van start gaat is het noodzakelijk dat je de volgende informatie nauwkeurig doorleest, zodat je op de hoogte bent van de procedure van dit onderzoek.

Doel van het onderzoek

Moderne communicatietechnologie is niet meer weg te denken uit de samenleving. Dit wordt ook gebruikt voor verkenning van seksueel en romantisch gedrag. Tinder is hier een voorbeeld van. Tinder is een dating app waarmee op basis van een foto, leeftijd en een korte omschrijving een match

gevonden kan worden. Hoewel naar vele dating applicaties of websites onderzoek is gedaan, is Tinder nog niet wetenschappelijk onderzocht.

Het doel van dit project is het onderzoeken van de samenhang tussen de doelen waarmee Tinder wordt gebruikt en de uitkomst bij verschillende groepen quarterlifers (jongvolwassenen tussen 18 en 30 jaar oud).

Gang van zaken tijdens het onderzoek

Dit project betreft een vragenlijstonderzoek. Het bestaat uit 14 vragen die slaan op jou als persoon en uw tindergebruik. Er wordt ook gebruik gemaakt van een aantal schaalvragen, hierbij is het de bedoeling dat je een kruisje zet op de schaal in hoeverre je denkt dat dit van toepassing is op je. Al met al zal dit onderzoek maximaal 15 minuten duren.

Vertrouwelijkheid van gegevens

Alle onderzoeksgegevens worden volstrekt vertrouwelijk en anoniem verwerkt, en zullen ook op deze manier bekend worden gemaakt aan derden. De onderzoeksgegevens worden niet ter beschikking gesteld aan derden als je hier niet uw toestemming voor gegeven hebt, en worden uitsluitend in gecodeerde vorm gepresenteerd.

Vrijwilligheid

Het staken van jouw deelname aan het onderzoek, op elk moment, zal op geen enkele wijze consequenties met zich meebrengen.

Verzekering

Omdat dit onderzoek geen risico's voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van Universiteit van Amsterdam.

Nadere inlichtingen

Mocht u vragen hebben over dit onderzoek, of wil je meer informatie over dit onderzoek, kun je terecht bij de verantwoordelijke onderzoeker: Tim Boll, te bereiken via timboll@hotmail.com. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kun je terecht bij een lid van de Commissie Ethiek: dhr. A. van Emmerik, tel: 020-5256810, email: a.a.p.vanemmerik@uva.nl.

Toestemmingsverklaring

Door het invullen van deze vragenlijst verklaar ik dat ik op een voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en het doel van het onderzoek. Ik weet dat de gegevens en de resultaten van het onderzoek geheel anoniem en vertrouwelijk aan derden bekend gemaakt zullen worden. Ik ben ervan op de hoogte dat ik voor vragen altijd terecht kan bij één van de onderzoekers.

(22)

22

Ik heb wel eens Tinder gebruikt?

a. Ja b. Nee Ik gebruik Tinder a. dagelijks b. wekelijks c. maandelijks

d. minder dan maandelijks

Ik ben … jaar oud

a. 18 b. 19 c. 20 d. 21 e. 22 f. 23 g. 24 h. 25 i. 26 j. 27 k. 28 l. 29 m. 30

Op een schaal van 0 tot 7 voel ik me

Adolescent Volwassen Ik ben een a. man b. vrouw c. transgender Ik val vooral op a. mannen b. vrouwen c. beiden Ik ben a. single b. in een relatie c. anders Ik volg of volgde a. MBO b. HBO c. WO

Op dit moment zou ik op romantisch/seksueel gebied graag willen (meerdere antwoorden mogelijk)

a. vriendschappelijke relatie b. vaste relatie

(23)

23

d. overig

Geef met een kruis op de lijn aan hoezeer je het eens bent met de volgende stellingen (Helemaal niet=0 en helemaal wel=7)

Op Tinder wil ik het liefst bereiken:

Zelfvertrouwen

Helemaal niet Helemaal wel Seks

Helemaal niet Helemaal wel Vriendschap

Helemaal niet Helemaal wel Vermaak/tijdsverdrijf

Helemaal niet Helemaal wel Romantische relatie

Helemaal niet Helemaal wel Daten/afspreken

Helemaal niet Helemaal wel

Op Tinder verwacht ik te bereiken:

Zelfvertrouwen

Helemaal niet Helemaal wel Seks

Helemaal niet Helemaal wel Vriendschap

Helemaal niet Helemaal wel Vermaak/tijdsverdrijf

(24)

24

Helemaal niet Helemaal wel Romantische relatie

Helemaal niet Helemaal wel Daten/afspreken

Helemaal niet Helemaal wel

Op Tinder heb ik bereikt ..

Zelfvertrouwen

Helemaal niet Helemaal wel Seks

Helemaal niet Helemaal wel Vriendschap

Helemaal niet Helemaal wel Vermaak/tijdsverdrijf

Helemaal niet Helemaal wel Romantische relatie

Helemaal niet Helemaal wel Daten/afspreken

Helemaal niet Helemaal wel

In hoeverre ben je tevreden met je Tindergebruik?

a. Heel erg tevreden b. Tevreden

c. Neutraal d. Ontevreden

(25)

25

Wil je nog iets kwijt over je ervaringen met Tinder? Of heb je andere opmerkingen over deze vragenlijst. Vul het hier in:

……… ……… ……… ………

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

Dit wil in de eerste plaats zeggen dat de naam van de dossierbehandelaar verplicht wordt vermeld in elke briefwisseling … De burger moet waar nodig gewezen worden op de

Op enige gegewe tydstip bereik n feitlik onbeperkte aantal stimuli uit die omgewing die sintuie. Dit be- staan uit geabstraheerde inligting in die vorm van

De genomineerden voor de Federale Prijs Armoede- bestrijding, eind mei, waren niet enkel verenigingen en OCMW’s, maar ook een privépersoon: de Wetterse Lucia De Dycker.. Ondanks

• Je kunt deze uitspraken niet zonder meer als een ‘koude oorlog‘ stemming voor beide blokken beschouwen, want hoewel de mening van Stalin wel voor het Sovjetblok geldt, is

Archebacteriën zijn onder andere aan te treffen in geisers met zeer heet water in het Yellowstone Park en in het extreem zoute water van de Dode Zee?. 2p 26 † - Door welke

In deze proef ontdek je of je de richting van staven op verschillende plekken op de tafel kan voelen1. Verdeel de taken: onderzoeker, proefpersoon

Verder is het opvallend dat leeftijd geen impact heeft op zelfsturing in de loopbaan, maar wel op een ongebonden loopbaanattitude en een duidelijk loopbaanperspectief.. De