• No results found

Wenselijkheid en verwachte effectiviteit van sociaal affectieve en cognitieve reacties bij Social Sharing van bezorgdheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wenselijkheid en verwachte effectiviteit van sociaal affectieve en cognitieve reacties bij Social Sharing van bezorgdheid"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wenselijkheid en Verwachte

Effectiviteit van Sociaal Affectieve en

Cognitieve Reacties bij Social Sharing

van Bezorgdheid

Geerte van Kesteren

Universiteit van Amsterdam

Bachelorproject Sociale Psychologie

Studentnummer: 10203796

Datum: 19 – 05 – 2015

Begeleider: Lisanne Pauw

(2)

2

Wenselijkheid en Verwachte Effectiviteit van Sociaal Affectieve en

Cognitieve Reacties bij Social Sharing van Bezorgdheid

Abstract

In deze studie werd gekeken naar wat mensen wenselijk vinden als reactie bij het delen van de emotie bezorgdheid en wat mensen denken dat effectief is voor de

verwerking van bezorgdheid. Negenenvijftig deelnemers hebben een online vragenlijst ingevuld waarbij bezorgdheid werd opgeroepen door middel van een scenario. Hierna kregen de deelnemers vier verschillende reacties (sociaal affectief, cognitief, sociaal-cognitief en sociaal-cognitief-sociaal) te lezen. Per reactie moesten de deelnemers aangeven hoe wenselijk en effectief ze de reactie vonden voor het verwerken van bezorgdheid. Hieruit kwam naar voren dat een sociaal-cognitieve reactie als het meest wenselijk en ook als het meest effectief werd ervaren in vergelijking met een sociaal affectieve en cognitieve reactie.

Dagelijks delen mensen emotionele gebeurtenissen met elkaar: omstandigheden, gevoelens en reacties bij een bepaalde gebeurtenis worden hierbij openlijk gedeeld met anderen. Dit proces wordt social sharing genoemd (Brans, Van Mechelen, Rimé, & Verduyn, 2013). Eerder onderzoek heeft aangetoond dat 80 tot 95% van de emotionele gebeurtenissen met anderen wordt gedeeld. Dit gebeurt in 60% van de gevallen nog dezelfde dag (Rimé, Finkenauer, Luminet, Zech, & Philippot, 1998; Rimé, Mesquita, Boca, & Philippot, 1991). Deze resultaten zijn vergelijkbaar over verschillende emoties en binnen diverse culturen. Emoties die intenser worden beleefd worden vaker en over een langere periode gedeeld in vergelijking met minder intense emoties (Rimé et al., 1998). Een belangrijke vraag is dan ook met welke reden mensen vrijwel al hun emoties met anderen delen. In de Westerse

(3)

3 samenleving heerst een breed verspreid geloof dat praten over negatieve emoties zorgt voor een lagere emotionele impact (Zech & Rimé, 2005). Dit is ook terug te zien in de vele therapieën die gebruik maken van een expressieve component om tot emotioneel herstel te komen (Whelton, 2004). Een mogelijke reden voor het delen van negatieve emoties lijkt te zijn dat mensen denken dat het helpt om emoties te reguleren.

Onderzoek laat tot nu toe nog niet eenduidig zien dat social sharing effectief is om negatieve emoties te reguleren. Of de emotie nou werd gedeeld of niet er werd geen significant verschil gevonden in intensiteit van de emotie (Rimé et al., 1998). Ander

onderzoek van Zech en Rimé (2005) laat zien dat er geen verschil is in herstel van negatieve emoties tussen praten of niet praten over de emotie. Wel kwam uit dit onderzoek naar voren dat mensen die praten meer subjectieve voordelen rapporteren dan mensen die niet praten. Dit komt mogelijk voort uit de verwachting van mensen dat social sharing helpt bij het herstel van emoties. Bij onderzoek waarbij een emotie werd opgeroepen door een videoclip werd de ervaren spanning verlaagd door er over te praten terwijl bij mensen die niet over de emotie praatte de ervaren spanning niet werd verlaagd (Lepore, Ragan, & Jones, 2000). Wat naar voren komt in deze onderzoeken is dat mensen die praten over emoties subjectieve voordelen ervaren en dat het spanning vermindert. Maar dat social sharing effectief is om emoties te reguleren is niet op te maken uit bovenstaand onderzoek. Meer soortgelijke uitkomsten zijn te vinden in het review van Rimé (2009) over social sharing. Enkel het delen van emoties leidt dus niet tot herstel maar mogelijk zijn er andere factoren van invloed die wel tot herstel kunnen leiden. In de bovenstaande onderzoeken is niet gekeken naar de reacties die mensen kregen van de luisteraar. Bepaalde elementen in de reactie zouden kunnen leiden tot herstel of juist niet tot herstel.

De two-mode theorie van Rimé (2009) geeft een mogelijke verklaring over wanneer social sharing effectief is en wanneer niet. Deze theorie onderscheidt twee soorten reacties:

(4)

4 de sociaal affectieve en de cognitieve reactie. Bij een sociaal affectieve reactie wordt er ondersteuning, comfort, herkenning, begrip en empathie geboden. Terwijl bij een cognitieve reactie de hersenen wordengestimuleerd om bijvoorbeeld een ander perspectief aan te nemen, doelen bij te stellen of om de situatie positiever te bekijken. Volgens deze theorie zorgt een sociaal affectieve reactie voor tijdelijke opluchting omdat het de subtiele impact wegneemt zoals de stress, eenzaamheid en onzekerheid die iemand kan ervaren bij een negatieve emotie. De sociaal affectieve reactie zorgt niet voor emotioneel herstel omdat de impact in de zin van piekeren en zorgen niet wordt weggenomen. Een cognitieve reactie kan er wel voor zorgen dat piekeren en zorgen over de emotionele gebeurtenis wordt weggenomen en kan daarom volgens de two-mode theorie wel voor emotioneel herstel zorgen (Rimé, 2009). In een

natuurlijke social sharing situatie is de meerderheid van de reacties sociaal affectief van aard. Dit kan mogelijk verklaren dat in correlationele studies over social sharing geen emotioneel herstel werd gevonden (Brans et al., 2013). In een onderzoek van Nils & Rimé (2012) werd de two-mode theorie voor het eerst getest. Bij het onderzoek werd de emotie opgeroepen door een videoclip en werd dit vervolgens gedeeld met een intimi. De intimi gaven een sociaal affectieve, cognitieve of neutrale reactie. Emotioneel herstel werd enkel gevonden bij een cognitieve reactie. Verbeterde sociale integratie en subjectieve voordelen werden enkel gevonden bij een sociaal affectieve reactie, tijdelijke opluchting werd echter niet gevonden. Voor een deel wordt de two-mode theorie met dit onderzoek ondersteund. Meer onderzoek is nodig om te kunnen onderbouwen of de two-mode theorie werkt, bijvoorbeeld ook bij

emotionele gebeurtenissen uit het eigen leven of wanneer de reacties beter gecontroleerd zijn en door één persoon worden gegeven.

In deze studie is niet, zoals in de hierboven beschreven onderzoeken, gekeken naar de daadwerkelijke effectiviteit van social sharing. In deze studie werd gekeken naar wat mensen wenselijk vinden als reactie bij het delen van emoties en wat mensen denken dat effectief is

(5)

5 bij het delen van emoties. Dit is nog niet eerder op deze manier onderzocht. Wat mensen wenselijk vinden kan mogelijk verklaren waarom er in eerder onderzoek geen duidelijk effect wordt gevonden in herstel bij social sharing. Wanneer mensen bijvoorbeeld de voorkeur hebben voor een sociaal affectieve reactie kan dit volgens de two-mode theorie (Rime, 2009) niet zorgen voor herstel van de emotie. Bij de verwachte effectiviteit kan gekeken worden of het breed verspreid geloof (Zech & Rime, 2005) dat het delen van emotie helpt van toepassing is op een bepaalde reactie of niet.

Mensen rapporteren voornamelijk sociaal affectieve motivaties om emoties te delen met anderen. In eerder onderzoek komen zeven factoren naar voren als motivatie om emoties te delen met anderen: opluchting, informeren/waarschuwen, wekken van empathie en

aandacht, assistentie/support en comfort, advies en oplossingen, herhaling, verheldering. De factoren opluchting, informeren/waarschuwen & wekken van empathie en aandacht werden het meest genoemd (Duprez, Christophe, Rime, Congard, & Antoine, 2014). Een groot deel van deze motivaties komen overeen met een sociaal affectieve reactie. De need to belong kan hier een mogelijke verklaring voor geven. De need to belong is een grote behoefte van mensen om stabiele interpersoonlijke relaties te onderhouden. Om deze behoefte te vervullen willen mensen frequente, affectief prettige interacties met een aantal anderen mensen

(Baumeister & Leary, 1995). Bij social sharing wordt verwacht dat de relaties tussen mensen worden versterkt en dat het zorgt voor meer sociale integratie (Rimé, 2009). Bij sociaal affectieve reacties in vergelijking met cognitieve reacties rapporteren mensen een verbeterde sociale integratie en een verminderde eenzaamheid (Nils & Rimé, 2012). Om de need to belong te vervullen wordt dus verwacht dat mensen behoefte hebben aan een sociaal affectieve reactie en niet aan een cognitieve reactie.

Naast de need to belong kan ook de law of minimal work verklaren dat mensen eerder behoefte hebben aan een sociaal affectieve reactie. Volgens de law of minimal work willen

(6)

6 mensen zo min mogelijk werk verzetten om de emotionele conditie te veranderen (Hilgard, 1944).Negatieve emoties kunnen zorgen voor een stress conditie en een tijdelijke

destabilisatie van een persoon. Een persoon is zeer gemotiveerd om deze conditie te

veranderen (Rimé, 2009). Dit verklaart mogelijk dat 60% van de emotionele gebeurtenissen dezelfde dag nog worden gedeeld (Rimé et al., 1998). Bij een cognitieve reactie worden mensen aan het werk gezet bijvoorbeeld door een situatie anders te bekijken. Volgens de two-mode theorie zorgt dit op langere termijn voor een grote beloning namelijk emotioneel herstel. Een sociaal affectieve reactie zorgt niet voor werk zoals bij een cognitieve reactie en levert volgens de two-mode theorie op korte termijn een bescheiden beloning op namelijk tijdelijke opluchting. Naast dat een sociaal affectieve reactie het minste werk oplevert kan er ook nog sprake zijn van temporal discounting waarbij mensen de voorkeur geven voor een

onmiddellijke maar bescheiden beloning in plaats van een grotere beloning later (Critchfield & Kollins, 2001). Volgens de law of minimal work en temporal discounting zullen mensen dus eerder behoefte hebben aan een sociaal affectieve reactie dan een cognitieve reactie.

Volgens de cognitieve dissonantie theorie wordt verwacht dat de wenselijkheid en de verwachte effectiviteit bij social sharing niet van elkaar zullen verschillen. In het geval van de law of minimal work en temporal discounting zal de sociaal affectieve reactie dan ook als het meest effectief worden verwacht. De cognitieve dissonantie theorie gaat er vanuit dat mensen streven naar overeenstemming tussen attitudes en gedrag en attitudes onderling. Wanneer dit niet in overeenstemming is, zal de persoon gemotiveerd zijn dit te veranderen omdat

dissonantie leidt tot psychologisch ongemak (Elliot & Devine, 1994). Mensen verlangen op basis van deze theorie waarschijnlijk graag reacties waarvan ze denken dat deze ook

werkzaam zijn.

Er wordt gesuggereerd dat de consequenties van social sharing verschillen per emotie (Wetzer, Zeelenberg, & Pieters, 2007). Vele onderzoeken over social sharing hebben zich

(7)

7 gericht op algemeen negatief affect. Terwijl er meerdere negatieve emoties zijn met

verschillende kenmerken (Brans, Van Mechelen, Rime, & Verduyn, 2014). In eerder onderzoek waarbij wel werd gekeken naar verschillende emoties werd verschil gevonden tussen boosheid en verdriet (Brans et al., 2014). In deze studie zal gekeken worden naar de emotie bezorgdheid.

Bezorgdheid kan worden gedefinieerd als ‘’een keten van gedachten en beelden die negatief geladen zijn en relatief oncontroleerbaar’’ (Borkovec, Robinson, Pruzinsky, & DePree, 1983), meestal gericht op mogelijke negatieve gevolgen (Watkins, 2004). Bezorgdheid is onder te verdelen in twee facetten: het onderwerp van de zorgen (over zichzelf, de ingroup, de maatschappij en de wereld) en het domein van de zorgen

(gezondheid, milieu, sociale relaties, betekenis, prestatie, economie en veiligheid) (Boehnke, Schwartz, Stromberg, & Sagiv, 1998). Dit onderzoek heeft zich gericht op de zorgen over zichzelf en de ingroup.

Uit onderzoek van Zlomke en Hahn (2010) komt naar voren dat cognitieve regulatie strategieën effectief zijn bij de symptomen van overmatige zorgen en angst. De personen in het onderzoek van Zlomke en Hahn (2010) die meer gebruik maakten van cognitieve

regulatiestrategieën hadden minder last van overmatige zorgen of angst. De cognitieve reactie bij het delen van bezorgdheid zal naar verwachting dus het effectiefst zijn omdat hierbij de mogelijkheid is om de zorgen weg te nemen door de zorgen niet te herkennen of te valideren (Parkinson & Simons, 2012). De vraag hierbij is of mensen zelf ook verwachten dat een cognitieve reactie het effectiefst is. Aangezien een cognitieve reactie energie kost, mogelijk geen direct effect oplevert en waarschijnlijk niet de need to belong bevordert is de

verwachting dat mensen een sociaal affectieve reactie wenselijker vinden. Ook wordt verwacht dat mensen de sociaal affectieve reactie het effectiefst vinden omdat er anders cognitieve dissonantiekan ontstaan tussen de wenselijkheid en de effectiviteit van de reacties.

(8)

8 In deze studie werd dus gekeken naar wat mensen wenselijk vinden als reactie bij het delen van bezorgdheid en wat mensen denken dat effectief is bij het delen van bezorgdheid. De deelnemers kregen de opdracht zich in te beelden in een scenario dat bezorgdheid opriep. Vervolgens kregen de deelnemers na elkaar vier mogelijke reacties te lezen, een sociaal affectieve reactie, een cognitieve reactie, eerst sociaal affectief vervolgens cognitief en eerst cognitief vervolgens sociaal affectief. Na elke reactie gaven de deelnemers aan in hoeverre ze de reactie wenselijk vonden en of ze dachten dat een reactie effectief was voor emotioneel herstel. Verwacht werd dat de sociaal affectieve reactie als wenselijker werd ervaren. Verwacht werd ook dat de sociaal affectieve reactie als meest effectief werd ervaren.

Methode Deelnemers

Negenvijftig deelnemers hadden de vragenlijst via internet afgemaakt. Hiervoor kregen zij geen beloning. Zeventien deelnemers hadden de vragenlijst niet serieus ingevuld: dit is bepaald op basis van leessnelheid en de gegeven antwoorden. De algemene gemiddelde leessnelheid per minuut is 240 woorden. Op basis hiervan is bepaald dat de helft snellere leessnelheid dan de gemiddelde leessnelheid niet serieus gelezen kon zijn. Dit was het geval bij elf deelnemers. Nog een reden voor uitsluiting waren drie deelnemers die minder dan 1,5 seconde aan een vraag hadden besteed. Drie deelnemers die op acht vragen achter elkaar hetzelfde antwoord gaven werden ook uitgesloten. Eén deelnemer was te jong namelijk zeventien jaar, één deelnemer had over de totale duur van het experiment een z-score hoger dan drie en één deelnemer kon zich niet inleven. In totaal werden de gegevens van twintig deelnemers niet meegenomen in verdere dataverwerking. Er bleven negenendertig deelnemers over voor de verdere dataverwerking. Van deze negenendertig deelnemers waren er tien man en negenentwintig vrouw. De gemiddelde leeftijd was 29.08 (SD=11.70) jaar met een

(9)

9 zat tussen VWO en MBO in. De gemiddelde stemming van de deelnemers was vrij positief (M=76.31, SD=16.42).

Materiaal

Deze studie was onderdeel van een groter onderzoek waarbij ook de emoties boosheid, verdriet, spijt en algemeen negatief affect werden onderzocht. De deelnemers werden

willekeurig verdeeld over de vijf emoties. Deze studie zal zich enkel richten op de emotie bezorgdheid.

Om de emotie bezorgdheid op te roepen is een scenario gebruikt (zie appendix 1). Er werden zorgen opgeroepen over een andere persoon uit de ingroup in de domeinen gezondheid en veiligheid. In een pilotonderzoek met 23 deelnemers is gekeken of het scenario de emotie bezorgdheid opriep. Middels ‘free labelling’ kwam naar voren dat 90% van de reacties op de emotie bezorgdheid uitkwam.

De verschillende reacties op social sharing werden als vier geschreven reacties na elkaar in een willekeurige volgorde aangeboden (zie appendix 1.2). De elementen

(h)erkenning, begrip en empathie kwamen vooral naar voren in de sociaal affectieve reactie. In de cognitieve reactie werd een positievere kijk en een ander perspectief benadrukt. Naast deze twee reacties werden er combinaties aangeboden van deze twee reacties: sociaal affectief en dan cognitief en eerst cognitief en dan sociaal affectief. Exact dezelfde reacties werden achter elkaar gebruikt.

De wenselijkheid van de reacties werd gemeten aan de hand van drie items. Deze drie items konden op een zevenpunts Likert-schaal beantwoord worden, variërend van 1 (helemaal niet) tot 7 (heel erg). Een voorbeeldvraag was: ‘In welke mate zou u deze reactie prettig vinden?’. De verwachte effectiviteit werd gemeten aan de hand van zes items. Deze zes items konden ook op een zevenpunts Likert-schaal beantwoordt worden, variërend van 1 (helemaal

(10)

10 niet) tot 7 (heel erg). Voorbeeldvraag is: ‘In hoeverre denkt u dat deze reactie zou helpen bij het verwerken van de situatie?’. Alle vragen zijn te vinden in appendix 1.3.

Als manipulatiecheck of mensen zich goed konden inleven in het scenario en de reacties werden vier vragen gesteld. Deze vier items konden worden beantwoord op een zevenpunts Likert-schaal van 1(helemaal niet) tot 7 (heel erg). Een voorbeeldvraag is: ‘In hoeverre kon u zich inleven in het scenario?’.

Aan het begin van de vragenlijst kregen de deelnemers een vraag over hun actuele stemming deze konden ze op een schaal van 0 (slecht) tot 100 (goed) aangeven.

Procedure

Een deelnemer kon in eigen tijd en plaats de online vragenlijst invullen op een

computer of tablet. In de informed consent kregen de deelnemers informatie over het doel van het onderzoek, gang van zaken tijdens het onderzoek, vertrouwelijkheid van de gegevens, vrijwilligheid en nadere inlichtingen. Vervolgens werden er vragen gesteld over de

controlevariabele zoals leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Ook kregen ze een vraag over hun actuele stemming. Daarna kreeg de deelnemer het scenario te lezen met de opdracht zich in te leven. Vervolgens kreeg de deelnemer de verschillende reacties op een willekeurige volgorde te lezen. Na elke reactie kreeg de deelnemer een aantal vragen in hoeverre de reactie wenselijk was en in hoeverre de reactie effectief was voor emotioneel herstel. Daarna werden er als manipulatiecheck een aantal vragen gesteld in hoeverre ze zich konden inleven in het verhaal. Ten slotte werden zij bedankt voor deelname aan het onderzoek en kregen zij nogmaals het doel van het onderzoek en mogelijkheid tot nadere inlichtingen te zien.

Data analyse

Een één weg herhaalde meting ANOVA zal worden gebruikt om te toetsen welke reactie als het meest wenselijk wordt ervaren. De vier reacties op bezorgdheid zijn de onafhankelijke variabele. De score van wenselijkheid per reactie dient als afhankelijke

(11)

11 variabele. Een één weg herhaalde meting ANOVA zal ook worden gebruikt om te toetsen welke reactie als het meest effectief wordt ervaren. De vier reacties op bezorgdheid zijn de onafhankelijke variabele. De score van effectiviteit per reactie dient als afhankelijke variabele.

Resultaten

De deelnemers konden zich gemiddeld ‘wel’ inleven in het scenario (M=5.92,

SD=.84). Ze vonden het scenario ook ‘wel’ realistisch (M=5.79, SD=.86). Ook de reacties

werden als ‘wel’ realistisch ervaren (M=5.77, SD=1.11). Het scenario deed gemiddeld niet aan iets denken uit het eigen leven van de deelnemer (M=3.36, SD=2.15).

Een PCA werd uitgevoerd over de drie wenselijkheid items en zes effectiviteit items per conditie. Er werd 1 component geselecteerd bij alle vier de condities. De eigenwaarden per conditie zijn als volgt: sociaal affectief: 5.63(61,43%), cognitief: 6.28(69.8%), sociaal-cognitief: 6.60(73.4%) en cognitief-sociaal: 6.68(74.2%). Dit was niet volgens verwachting omdat wenselijkheid en verwachte effectiviteit als twee verschillende componenten zijn behandeld in de methode. Aangezien de PCA geen ondersteuning biedt voor twee verschillende componenten zullen wenselijkheid en verwachte effectiviteit in de verdere analyse als één component worden behandeld.

Uit een betrouwbaarheidsanalyse bleek dat de drie wenselijkheid items en de zes effectiviteit items bij de conditie sociaal affectief een zeer betrouwbare schaal vormden (α=.92). Deze kon niet verbeterd worden door items weg te laten. Bij de andere condities was er ook sprake van een zeer betrouwbare schaal: cognitief(α=.95), sociaal-cognitief(α= .95) en cognitief-sociaal (α= .96). Ook bij deze condities kon de schaal niet verbeterd worden door items weg te laten.

Voor iedere conditie werd de gemiddelde wenselijkheid/verwachte effectiviteit berekend en de bijbehorende standaardafwijkingen, zie Tabel 1.

(12)

12 Tabel 1

Gemiddelde Wenselijkheid/Effectiviteit Scores en Standaarddeviaties voor alle vier de Condities

Conditie M SD

Sociaal Affectief 4.01 1.14

Cognitief 4.14 1.24

Sociaal-Cognitief 4.76 1.17

Cognitief-Sociaal 4.16 1.23

Er is een één weg herhaalde meting ANOVA uitgevoerd met als onafhankelijke variabele soort reactie (sociaal affectief, cognitief, sociaal-cognitief en cognitief-sociaal) en als afhankelijke variabele wenselijkheid/verwachte effectiviteit. De Mauchly’s test gaf aan dat er werd voldaan aan de homogene variantie assumptie, X(5)=3.18, p=.672. De herhaalde meting analyse laat zien dat de score op wenselijkheid/verwachte effectiviteit tenminste tussen twee soorten reacties significant verschilt,F(3, 114)=3.84, p=.012. Uit de Bonferoni post hoc test bleek dat de sociaal-cognitieve reactie (M=4.76, SD=1.17) als wenselijker en effectiever wordt ervaren in vergelijking met de sociale affectieve reactie (M=4.01, SD=1.14, p=.030) en de cognitieve reactie (M=4.14, SD=1.24, p=.046). Ondanks dat er significante verschillen gevonden zijn lijken de verschillen niet erg groot, zoals is te zien bij de

gemiddelden in Tabel 1. Alle andere reacties verschillen niet significant met elkaar. Dit is niet volgens verwachting, er werd verwacht dat de sociale affectieve reactie als wenselijker en effectiever werd beoordeeld in vergelijking met de andere reacties.

Tot slot werd er exploratief gekeken of geslacht, opleidingsniveau en stemming een effect hadden op de wenselijkheid en verwachte effectiviteit van de reacties. Er is een ANCOVA uitgevoerd met als onafhankelijke variabele soort reactie, als afhankelijke

variabele wenselijkheid/verwachte effectiviteit en als covariaat geslacht. Het effect van soort reactie op wenselijkheid/verwachte effectiviteit bleek niet meer significant, F(3, 111)=1.56,

(13)

13 p=.203. Wanneer een één weg herhaalde meting ANOVA enkel met mannen werd uitgevoerd is het effect van soort reactie op wenselijkheid/verwachte effectiviteit niet significant, F(3, 27)=.69, p=.585. Wanneer een één weg herhaalde meting ANOVA met vrouwen werd uitgevoerd is het effect van soort reactie op wenselijkheid/verwachte effectiviteit wel significant, F(3, 84)=6.06, p=.001. Het gevonden effect is dus alleen bij vrouwen te zien en niet bij mannen, dit is ook goed te zien in de gemiddelden, zie Tabel 2. Uit een

regressieanalyse kwam geen significante voorspelling door opleidingsniveau en stemming. Tabel 2

Gemiddelde Wenselijkheid/Effectiviteit Scores en Standaarddeviaties per Geslacht voor alle vier de

Condities Man Vrouw Conditie M SD M SD Sociaal Affectief 3.98 .89 4.01 1.22 Cognitief 3.48 .98 4.37 1.25 Sociaal-Cognitief 3.53 1.05 5.20 .87 Cognitief-Sociaal 3.57 1.27 4.36 1.17 Discussie

In deze studie werd gekeken naar wat mensen wenselijk vinden als reactie bij het delen van de emotie bezorgdheid en wat mensen denken dat effectief is bij het verwerken van bezorgdheid. De reactie die eerst een sociaal affectief component bevat en vervolgens een cognitief component werd als wenselijker ervaren bij het delen van bezorgdheid in

vergelijking met de sociaal affectieve en cognitieve reactie. De andere reacties hadden geen verschil in wenselijkheid. Omdat wenselijkheid en verwachte effectiviteit als één component

(14)

14 werden beschouwd werd de sociaal-cognitieve reactie ook als het meest effectief ervaren in vergelijking met de sociaal affectieve en cognitieve reactie.

Deze resultaten komen niet helemaal overeen met de verwachte hypothesen. Er werd verwacht dat de sociaal affectieve reactie als het meest wenselijk en effectief werd ervaren. Dit is gedeeltelijk uitgekomen omdat het sociaal affectieve component wel in de meest wenselijke reactie zit maar dan in combinatie met het cognitieve component. Er blijkt een behoefte aan een cognitieve reactie bij het delen van bezorgdheid maar dan wel pas als er eerst een sociale reactie is gegeven. De tijdshypothese (Rimé, 2009) kan hier mogelijk een verklaring voor geven. In deze hypothese wordt gesteld dat mensen gelijk na een emotionele gebeurtenis nog niet openstaan voor een cognitieve reactie en vooral nog niet in staat zijn om deze cognitieve reactie te verwerken. Mogelijk is eerst een sociaal affectieve reactie gewenst zodat de veroorzaakte stress kan worden verlaagd waardoor mensen daarna wel in staat zijn tot cognitieve verwerking van de gebeurtenis. In toekomstig onderzoek kan het interessant zijn te onderzoeken in hoeverre tijd hierin een rol speelt door bijvoorbeeld in een

experimentele setting meer tijd tussen de verschillende reacties te laten zitten. Mogelijk is er geen tijd nodig tussen de sociaal affectieve reactie en de cognitieve reactie als de sociaal affectieve reactie maar eerst wordt gegeven.

Een verklaring dat mensen naast een sociale reactie ook behoefte hebben aan een cognitieve reactie kan zijn dat hiermee de zorgen worden weggenomen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer de zorgen door een ander als niet reëel worden beschouwd.Enkel een sociale reactie laat mogelijk de bezorgdheid alleen maar toenemen door de zorgen te erkennen en herkennen. Een andere verklaring kan zijn dat mensen bij een cognitieve reactie ervaren dat het helpt om de emotie te verwerken en dat hiervoor een sociale reactie niet voldoende is. Uit eerder onderzoek komt ook naar voren dat cognitieve regulatie strategieën effectiever zijn bij het verwerken van bezorgdheid (Zlomke en Hahn, 2010). Dat mensen ook behoefte

(15)

15 hebben aan een sociaal affectieve reactie kan worden verklaard vanuit de need to belong. De need to belong is een grote behoefte van mensen om stabiele interpersoonlijke relaties te onderhouden. Om deze behoefte te vervullen willen mensen frequente, affectief prettige interacties met een aantal anderen mensen (Baumeister & Leary, 1995). De sociaal affectieve reactie kan helpen deze behoefte te vervullen.

Wenselijkheid en verwachte effectiviteit van een reactie wordt door mensen niet gezien als twee verschillende componenten. Wanneer een reactie als wenselijk werd ervaren werd er ook verwacht dat dit effectief was en andersom. Dit is wat ook al werd verwacht vanuit de cognitieve dissonantie theorie die ervan uitgaat dat mensen streven naar

overeenstemming tussen attitudes en gedrag en attitudes onderling (Elliot & Devine, 1994). Mensen streven naar overeenstemming tussen wenselijkheid en verwachte effectiviteit van een reactie zodat het elkaar niet tegenspreekt.

Uit de exploratieve analyses kwam naar voren dat de resultaten verschillen per geslacht. Alleen bij vrouwen werd gevonden dat de reactie met eerst een sociaal affectief component en vervolgens een cognitief component als wenselijker en effectiever wordt beschouwd in vergelijking met de sociaal affectieve en cognitieve reactie. Mannen vonden alle reacties ongeveer even wenselijk en effectief. Dit is een onverwacht resultaat, vooral ook omdat dit niet eerder in onderzoek naar voren is gekomen. Mogelijk maakt het mannen niet uit wat voor een soort reactie ze krijgen bij het delen van de emotie bezorgdheid en is alleen het delen van de emotie al voldoende. Vrouwen vinden mogelijk de soort reactie van de luisteraar belangrijker dan mannen. Wel moet er een kanttekening gezet worden bij dit

resultaat, de man/vrouw verhouding was in deze studie behoorlijk scheef en de groep mannen was klein. Deze data is daarom mogelijk niet betrouwbaar genoeg om dit als resultaat aan te nemen. In vervolgonderzoek kan gekeken worden of dit resultaat met een goede man/vrouw verhouding ook gevonden kan worden.

(16)

16 In deze studie werd geen gebruik gemaakt van een situatie uit het eigen leven en werd de emotie bezorgdheid niet daadwerkelijk gedeeld met een ander persoon. Hierdoor is er waarschijnlijk sprake van een lage externe validiteit. Wel gaven de deelnemers aan dat ze zich konden inleven in het scenario en de reacties. In vervolg onderzoek kan er gekozen worden voor een situatie uit het eigen leven die daadwerkelijk wordt gedeeld met een ander persoon die de reacties geeft. Dit maakt het echter wel lastiger om de deelnemers goed met elkaar te vergelijken ook omdat de reacties per situatie van elkaar zullen verschillen waardoor andere factoren een rol kunnen gaan spelen. In deze studie is gekozen om de combinatie reacties exact hetzelfde te houden om uit te sluiten dat andere factoren van belang waren. Dit kan hebben gezorgd voor verveling doordat deelnemers delen van reacties al eerder hadden gelezen. Om negatieve effecten van verveling zoveel mogelijk te voorkomen zijn strenge uitsluitcriteria gebruikt. In toekomstig onderzoek kan er gekozen worden voor een between-subject design zodat elke deelnemer maar één reactie te zien krijgt, er treedt dan geen verveling op en geen vergelijking met de andere reacties. Hiervoor zijn echter wel veel deelnemers nodig, vandaar dat daar in deze studie niet voor gekozen is. De effecten van vergelijking zijn zoveel mogelijk ondervangen door de reacties op een willekeurige volgorde aan te bieden.

Deze studie laat zien dat naast de daadwerkelijke effectiviteit van de reacties, mensen bij het delen van bezorgdheid een voorkeur hebben voor een reactie met eerst een sociaal affectief component en vervolgens een cognitief component in vergelijking met een sociaal affectieve reactie en een cognitieve reactie. Volgens de two-mode theorie wordt er verwacht dat een cognitieve reactie zorgt voor emotioneel herstel. Het is interessant om te weten dat mensen een reactie die begint met sociaal affectieve reactie als wenselijker ervaren. Mogelijk staan mensen daarna meer open voor een cognitieve reactie. Deze studie is enkel een begin in het onderzoek naar het delen van bezorgdheid. Het is van belang te kijken naar de

(17)

17 daadwerkelijke effectiviteit van de reacties bij bezorgdheid en of hierbij de combinatie van een sociaal affectieve reactie en een cognitieve reactie inderdaad zorgt dat mensen meer openstaan voor cognitieve verwerking in vergelijking met een cognitieve reactie. Dit kan waardevolle informatie zijn bij de behandeling van overmatige bezorgdheid.

Literatuurlijst

Baumeister, R. F., & Leary, M. R. (1995). The need to belong: Desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, 117(3), 497– 529. doi:10.1037/0033-2909.117.3.497

Boehnke, K., Schwartz, S., Stromberg, C., & Sagiv, L. (1998). The structure and dynamics of worry: Theory, measurement, and cross-national replications. Journal of Personality, 66, 745–782. doi:10.1111/1467-6494.00031

Borkovec, T. D., Robinson, E., Pruzinsky, T., & DePree, J. A. (1983). Preliminary exploration of worry: Some characteristics and processes. Behaviour Research and Therapy, 21, 9– 16. doi:10.1016/0005-7967(83)90121-3

Brans, K., Van Mechelen, I., Rimé, B., & Verduyn, P. (2013). The relation between social sharing and the duration of emotional experience. Cognition & Emotion, 27(6), 1023–41. doi:10.1080/02699931.2012.762758

Brans K., Van Mechelen, I., Rimé, B., & Verduyn, P. (2014). To share or not to share, examining the emotional consequences of social sharing in the case of anger and sadness. Emotion, 14(6), 1062 – 1071. doi:10.1037/a0037604

(18)

18 Critchfield, T. S., & Kollins, S. H. (2001). Temporal discounting: Basic research and the

analysis of socially important behavior. Journal of Applied Behavior Analysis, 34, 101– 122. doi:10.1901/jaba.2001.34-101

Duprez, C., Christophe, V., Rimé, B., Congard, A., & Antoine, P. (2014). Motives for the social sharing of an emotional experience. Journal of Social and Personal Relationships, 1–31. doi:10.1177/0265407514548393

Elliot, A. J., & Devine, P. G. (1994). On the motivational nature of cognitive dissonance: Dissonance as psychological discomfort. Journal of Personality and Social Psychology, 67(3), 382–394. doi:10.1037/0022-3514.67.3.382

Hilgard, E. R. (1944). Review of principles of behavior: An introduction to behavior theory. The Journal of Abnormal and Social Psychology, 39, 377–380. doi:10.1037/h0051597

Lepore, S. J., Ragan, J. D., & Jones, S. (2000). Talking facilitates cognitive-emotional processes of adaptation to an acute stressor. Journal of Personality and Social Psychology, 78, 499–508. doi:10.1037/0022-3514.78.3.499

Nils, F., & Rimé, B. (2012). Beyond the myth of venting: Social sharing modes determine the benefits of emotional disclosure. European Journal of Social Psychology, 42, 672–681. doi:10.1002/ejsp.1880

Parkinson, B., & Simons, G. (2012). Worry spreads: Interpersonal transfer of problem-related anxiety. Cognition & Emotion, 26(3), 462–479. doi:10.1080/02699931.2011.651101

Rimé, B. (2009). Emotion elicits the social sharing of emotion: Theory and empirical review. Emotion Review, 1(1), 60–85. doi:10.1177/1754073908097189

(19)

19 Rimé, B., Finkenauer, C., Luminet, O., Zech, E., & Philippot, P. (1998). Social sharing of

emotion: New evidence and new questions. European Review of Social Psychology, 9, 145–189. doi:10.1080/14792779843000072

Rimé, B., Mesquita, B., Boca, S., & Philippot, P. (1991). Beyond the emotional event: Six studies on the social sharing of emotion. Cognition & Emotion, 5, 435–465.

doi:10.1080/02699939108411052

Watkins, E. (2004). Appraisals and strategies associated with rumination and worry. Personality and Individual Differences, 37, 679–694. doi:10.1016/j.paid.2003.10.002

Wetzer, I. M., Zeelenberg, M., & Pieters, R. (2007). Consequences of socially sharing emotions: Testing the emotion-response congruency hypothesis. European Journal of Social Psychology, 37(6), 1310–1324. doi:10.1002/ejsp.396

Whelton, W. J. (2004). Emotional processes in psychotherapy: Evidence across therapeutic modalities. Clinical Psychology and Psychotherapy, 11, 58–71. doi:10.1002/cpp.392

Zech, E., & Rimé, B. (2005). Is talking about an emotional experience helpful? Effects on emotional recovery and perceived benefits. Clinical Psychology & Psychotherapy, 12(4), 270–287. doi:10.1002/cpp.460

Zlomke, K. R., & Hahn, K. S. (2010). Cognitive emotion regulation strategies: Gender differences and associations to worry. Personality and Individual Differences, 48(4), 408–413. doi:10.1016/j.paid.2009.11.007

(20)

20 1.1 Scenario:

Vanavond komt een goede vriend bij je eten. Tijdens het boodschappen doen heb je uitgebreid contact met je vriend over wat jullie zullen gaan eten. Eenmaal thuis begin je alvast met koken, aangezien hij elk moment op de stoep kan staan. Inmiddels is het eten bijna klaar, maar je vriend is nog steeds niet gearriveerd. Dit is gek, omdat hij eigenlijk altijd op tijd is. Hij heeft niet laten weten dat hij later is, terwijl je bij het boodschappen doen nog contact met hem hebt gehad. Je belt hem om te vragen waar hij blijft, maar krijgt hem niet te pakken. Na een half uur hoor je op de radio dat er een treinongeluk heeft plaatsgevonden tussen Utrecht en Amsterdam. Hij zat in de trein van Utrecht naar Amsterdam.

1.2 Steun:

1.2.1 Sociaal affectief:Wat een vervelende situatie. Hij is anders altijd op tijd. Gek dat hij ook

niks meer heeft laten weten. Ik begrijp dat je bang bent dat hij in die trein zit, laten we hopen van niet!

1.2.2 Cognitief: We hoeven natuurlijk niet meteen van het ergste uit te gaan. Misschien heeft hij de trein wel gemist. Er rijden nu ook geen treinen meer tussen Utrecht en Amsterdam. En mocht hij wel in de trein van het ongeluk zitten, wil dat natuurlijk nog niet zeggen dat hij zwaargewond hoeft te zijn.

1.2.3 Sociaal affectief en dan cognitief: Wat een vervelende situatie. Hij is anders altijd op

tijd. Gek dat hij ook niks meer heeft laten weten. Ik begrijp dat je bang bent dat hij in die trein zit, laten we hopen van niet! We hoeven natuurlijk niet meteen van het ergste uit te gaan. Misschien heeft hij de trein wel gemist. Er rijden nu ook geen treinen meer tussen Utrecht en Amsterdam. En mocht hij wel in de trein van het ongeluk zitten, wil dat natuurlijk nog niet zeggen dat hij zwaargewond hoeft te zijn.

1.2.4 Cognitief en dan sociaal affectief:We hoeven natuurlijk niet meteen van het ergste uit te

gaan. Misschien heeft hij de trein wel gemist. Er rijden nu ook geen treinen meer tussen Utrecht en Amsterdam. En mocht hij wel in de trein van het ongeluk zitten, wil dat natuurlijk nog niet zeggen dat hij zwaargewond hoeft te zijn. Wel een vervelende situatie. Hij is anders altijd op tijd. Gek dat hij ook niks meer heeft laten weten. Ik begrijp dat je bang bent dat hij in die trein zit, laten we hopen van niet!

(21)

21 1.3 Afhankelijke maten:

1.3.1 Wenselijkheid reactie:

• In welke mate zou dit voor u een gewenste reactie zijn? • In welke mate zou u deze reactie prettig vinden?

• In welke mate zou u deze reactie graag ontvangen? 1.3.2 Effectiviteit:

• In welke mate zou u zich door deze reactie gesteund voelen? • In hoeverre vindt u deze reactie geruststellend?

• In hoeverre zou u deze reactie als behulpzaam ervaren? • In hoeverre denkt u dat deze reactie u beter zou doen voelen?

• In hoeverre denkt u dat deze reactie zou helpen bij het verwerken van de situatie? • In hoeverre denkt u dat deze reactie ertoe zou leiden dat u zich op de lange termijn

beter zou voelen?

1.3.3 Sociale normen/gepastheid:

• In welke mate vindt u deze reactie gepast? • In hoeverre vindt u deze reactie terecht? • In hoeverre vindt u deze reactie geschikt? 1.4 Manipulatiecheck:

• In hoeverre kon u zich inleven in het scenario? • Hoe realistisch vond u het scenario?

• In hoeverre deed het scenario u denken aan gebeurtenis uit uw eigen leven? • Hoe realistisch vond u de reacties?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

the relevance of breast and prostate cancer mortality due to their metas- tasis to bone, 3D models derived from TE know-how, have been developed to study metastatic events

These animals do not execute the required number of cage revolutions (the main behav- ioural manifestation of pattern running) needed to be classified as high stereotypical animals,

U heeft een uitnodiging ontvangen van Zorginstituut Nederland om u in te schrijven voor een Dynamisch Aankoopsysteem (DAS) via het CTM-platform.. Voor meer informatie hierover kunt

loss pumps were aligned to remove energy from the tail of the Lorentzian profile, (b) the optical filter amplitude response, (c) the resonance applied to the upper sideband of a

Als we de factoren in samenhang bestuderen (de plus- en min- tekens geven de resultaten aan van deze analyse) blijkt dat mensen die langer in de gemeente wonen, een grotere

The environ- ments described in this paper are appropriate study sites of WNV ecology and vector population because (i) they have key required factors in common: intense circulation

Therefore, we investigated the relationship of three frequent SP-D single nucleotide polymorphisms, Met11Thr, Ala160Thr or Ser270Thr, with primary graft dysfunction and mortality in

Some of the positive effects associated with multiple identity in the intergroup context, such as intergroup bias reduction, have been found to only take place among minority groups