• No results found

Verwaarlozing verwaarloosd : een studie naar de samenhang tussen risicofactoren en verschillende vormen van verwaarlozing

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verwaarlozing verwaarloosd : een studie naar de samenhang tussen risicofactoren en verschillende vormen van verwaarlozing"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verwaarlozing verwaarloosd

Een studie naar de samenhang tussen risicofactoren en verschillende vormen

van verwaarlozing

Naam: M. Roobol, 10011293

Cursus: Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek, Graduate School of Child Development and Education, Universiteit van Amsterdam

Begeleider: mw. dr. C. E. van der Put Tweede beoordelaar: Mark Assink Amsterdam, (augustus, 2015) Aantal woorden: 5765

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding ... Error! Bookmark not defined.

Methode ... 6 §1.1 Deelnemers ... 6 §1.2 Meetinstrumenten ... 6 §1.3 Uitkomstmaat ... 8 §1.4 Procedure ... 8 §1.5 Analyses ... 9 Resultaten ... 9

§2.1 Point biseriele correlaties ... 9

§2.2 Regressie-analyses ... 11

Discussie ... 11

Literatuurlijst ... 16

(3)

- 1 -

Abstract

Child neglect neglected.

A study at the relation between risk factors and the different forms of child neglect.

Neglect is the most prevalent but also the least researched form of child abuse. This study examined the relation between risk factors and physical-, emotional-, and pedagogical child neglect and possible differences in the strength of association. Family coaches and healthcare professionals completed for 491 families the California Family Risk Assessment (CFRA), which predicts future neglect. These families had one or more child(ren) with child-rearing difficulties. The risk factors ‘intervention focused on neglect’, ‘previous interventions and investigations’, ‘primary caretaker doesn’t take care of a child in a way which fits with the child’s needs’ and ‘primary caretaker is dominant’ all increased the risk of physical-, emotional-, and pedagogical neglect. Both differences and similarities were found in the relations between risk factors and the different forms of neglect. ‘Intervention focused on neglect’, ‘age of the youngest child’ and ‘previous interventions and investigations’ all had a unique contribution to all three forms of neglect. When a child is registered for Jeugdzorg, it is important to map out all these variables. In addition, risk assessment should weigh these factors in assessing future risk of neglect.

Keywords: child neglect, physical neglect, emotional neglect, pedagogical neglect, California Family Risk Assessment (CFRA), risk factors, child abuse, risk assessment

Inleiding

Verwaarlozing is een onderbelichte vorm van kindermishandeling in de wetenschappelijke literatuur. Van de verschillende vormen van kindermishandeling komt verwaarlozing het meest voor, maar is tegelijkertijd ook het minst onderzocht (Dubowitz, Pitts, & Black, 2004; Alink et al., 2011; Lukkassen, 2013; Schumacher, Smith, Slep, & Heyman, 2001; Hildyard & Wolfe, 2002; Dubowitz et al., 2005). Daarnaast zou verwaarlozing van alle subtypen de meest ernstige gevolgen voor een kind hebben (Dubowitz, Papas, Black, & Starr, 2002; Jonson-Reid, Drake, & Zhou, 2012). Uit onderzoek van Grassi-Oliveira en Stein (2008) is bijvoorbeeld gebleken dat volwassenen die als kind waren verwaarloosd, het meeste risico liepen op het ontwikkelen van een posttraumatische stresstoornis (PTSS) vergeleken met

(4)

- 2 -

volwassenen die een andere vorm van kindermishandeling hadden meegemaakt. De PTSS is vaak het gevolg van emotionele verwaarlozing. Daarnaast hebben kinderen die slachtoffer zijn geweest van fysiek geweld in relationeel en cognitief opzicht een betere prognose dan kinderen die slachtoffer zijn geweest van verwaarlozing (Hermanns, Nijnatten, Verheij, & Reuling, 2005).

Het doel van dit onderzoek was om meer kennis over verwaarlozing en de specifieke risicofactoren die hiermee samenhangen op te doen. Om verwaarlozing te voorkomen is het van belang om kennis te hebben over de factoren die het risico hierop vergroten. Hierdoor kan de kans op herhaling beter worden voorspeld. Er bestaat al veel literatuur over de risicofactoren van kindermishandeling, maar de kennis over specifieke risicofactoren die het risico op verwaarlozing vergroten is nog heel beperkt (Stith et al., 2009; De Vor, 2014). Omdat de risicofactoren voor kindermishandeling per subtype verschillen, is het van belang om de risicofactoren specifiek voor verwaarlozing nader te bestuderen (van der Put et al., 2015; McCoy & Keen, 2009).

Kindermishandeling is een fenomeen dat al sinds de oudheid voor komt (McCoy & Keen, 2009; van de Putte, 2013), maar is in deze tijd nog steeds zeer actueel. Naar schatting zijn jaarlijks ongeveer 34 op elke 1000 kinderen in Nederland het slachtoffer van kindermishandeling (Alink et al., 2011). Deze mishandeling en/of verwaarlozing kan ernstige korte- en lange termijn gevolgen hebben op lichamelijk, emotioneel, sociaal en cognitief gebied (Teeuw & Boer, 2013; Rijpert et al., 2006; van de Putte, 2013; McCoy & Keen, 2009). Kindermishandeling is “...elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel” (Wet op de Jeugdzorg, artikel 1, lid m, 2005). Kindermishandeling kan worden opgedeeld in fysieke mishandeling, emotionele mishandeling, fysieke verwaarlozing, emotionele verwaarlozing, pedagogische verwaarlozing en seksueel misbruik (Van der Ploeg, 2013). In dit onderzoek zal er aandacht worden besteed aan de verschillende subtypen van verwaarlozing (fysieke-, emotionele-, en pedagogische verwaarlozing).

Bij fysieke- en emotionele verwaarlozing wordt er niet aan de minimale fysieke- en emotionele behoeften van het kind voldaan (McCoy & Keen, 2009). Hierdoor krijgt het kind niet de zorg die het nodig heeft. Blootstelling aan huiselijk geweld valt ook onder emotionele

(5)

- 3 -

verwaarlozing (McCoy & Keen, 2009). Vormen van pedagogische verwaarlozing zijn kinderen aan hun lot overlaten en een gebrek aan het bieden van toezicht of ondersteuning (van der Ploeg, 2013).

In 2011 is verwaarlozing bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) het meest van alle vormen van kindermishandeling geregistreerd (Lukkassen, 2013). In dit jaar ging 27,5% van het aantal meldingen over pedagogische verwaarlozing, 34,2% over emotionele verwaarlozing (inclusief het getuige zijn van huiselijk geweld) en 7,4% over fysieke verwaarlozing (Lukkassen, 2013). Verder bestonden de meldingen bij 8,3% van de gevallen uit fysieke mishandeling, 8,9% ging over emotionele mishandeling en 2,2% over seksueel misbruik. Van alle vormen van verwaarlozing lijkt emotionele verwaarlozing (inclusief verwaarlozing van onderwijs en huiselijk geweld) dus het meest voor te komen. Uit de Nederlandse NPM-studie blijkt dat respectievelijk 8,4 en 8,1 op de 1000 kinderen elk jaar emotioneel en fysiek worden verwaarloosd (Lukkassen, 2013; Landsmeer-Beker, van Voorst Vader-Boon, & van de Putte, 2013).

Er is relatief weinig kennis over verwaarlozing beschikbaar doordat er relatief weinig onderzoek is gedaan naar deze vorm van kindermishandeling. Er zijn hier een aantal redenen voor te noemen. Ten eerste zijn er moeilijkheden met de operationalisatie en het gedegen onderzoeken van verwaarlozing. Veel onderzoekers beschrijven geen duidelijke definitie van verwaarlozing in hun onderzoeksartikelen (Zuravin, 1999; Dubowitz et al., 2005). Daarnaast worden er veel verschillende definities van verwaarlozing aangehouden, waardoor onderzoeksresultaten moeilijk met elkaar kunnen worden vergeleken (Dubowitz et al., 2005; Dubowitz et al., 2002; Zuravin, 1999). Naast de definiëring van verwaarlozing wordt het onderzoek naar dit subtype vaak ook niet grondig uitgevoerd. Zo zijn er nog weinig longitudinale onderzoeken naar verwaarlozing verricht. De paar onderzoeken die wel longitudinaal van opzet waren hadden kleine steekproeven waardoor de resultaten niet zonder voorzichtigheid geïnterpreteerd kunnen worden. Daarnaast onderzoeken weinig studies verwaarlozing apart van andere vormen van mishandeling (Dubowitz et al., 2002). Tot slot hebben weinig studies gecontroleerd voor variabelen die van invloed kunnen zijn op de samenhang tussen verwaarlozing en eventuele negatieve uitkomsten voor het kind (Dubowitz et al., 2002). Hierdoor is de invloed van verwaarlozing niet meer goed vast te stellen.

Ten tweede zijn de verschillende vormen van kindermishandeling soms moeilijk van elkaar te onderscheiden. Bij veel kinderen is er sprake van comorbiditeit; zij worden aan meerdere typen mishandeling tegelijkertijd blootgesteld (Alink et al., 2011; van der Put et al.,

(6)

- 4 -

2015; McCoy & Keen, 2009; Hamilton, Falshaw, & Browne, 2002; Higgins, 2000; Higgins, 2004; Dong et al., 2004; Arata, Langhinrichsen-Rohling, Bowers, & O'Farrill-Swails, 2005). Door deze comorbiditeit is het lastig om de invloed van een specifieke vorm van kindermishandeling te bepalen. Ondanks dat is het van belang de verschillende typen kindermishandeling te onderscheiden, aangezien er verschillen bestaan in gevolgen tussen verschillende typen mishandeling (McCoy & Keen, 2009).

Stith en anderen (2009) lieten in hun meta-analyse zien dat het van belang is om dit onderscheid te maken. Zij hebben fysieke mishandeling en verwaarlozing apart van elkaar onderzocht en kwamen tot de conclusie dat er zowel gemeenschappelijke als specifieke factoren van belang zijn voor verwaarlozing en mishandeling. Sterke risicofactoren voor mishandeling waren angst, depressie en fysieke straffen. Sterke risicofactoren voor verwaarlozing waren daarentegen persoonlijke stress, zelfwaardering en werkeloosheid. Risicofactoren die voor zowel mishandeling als verwaarlozing van belang bleken waren de kwaliteit van de ouder-kind relatie, de ouder ervaart het kind als een probleem, boosheid en psychopathologie bij de ouders. Dit wijst erop dat risicofactoren kunnen verschillen per type kindermishandeling. Stith en anderen (2009) stellen dat mishandeling en verwaarlozing het beste apart van elkaar onderzocht kunnen worden. Hierdoor wordt er meer kennis verkregen over hoe kindermishandeling kan worden voorkomen. Ook Zuravin (1999) gaat ervan uit dat mishandeling en verwaarlozing apart moeten worden onderzocht. Zij stelt dat het bij verwaarlozing om een omissie in de verzorging gaat, in plaats van dat er iets actief wordt toegebracht, zoals vaak wordt gezien bij andere vormen van kindermishandeling.

Het onderzoek van Van de Riet (2010) liet ook zien dat risicofactoren per subtype kunnen verschillen. Zo bleek uit dit onderzoek dat middelengebruik door de moeder een risicofactor voor verwaarlozing vormde. Ouderkenmerken van de vader hingen echter niet significant met verwaarlozing samen. Verder kwam in dit onderzoek naar voren dat fysieke mishandeling samenhing met slachtofferschap van de moeder van huiselijk geweld en geestelijke en/of lichamelijke ziekte bij de vader. Kinderen waren vaker het slachtoffer van seksueel misbruik wanneer hun vader in zijn jeugd slachtoffer van kindermishandeling was geweest. Tot slot bleken kinderen vaker het slachtoffer van emotionele mishandeling wanneer hun moeder het slachtoffer was van huiselijk geweld (van de Riet, 2010). Landsmeer-Beker en collega’s (2013) geven aan dat ernstige psychische stoornissen bij de ouder, zoals stemmingsstoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en middelenmisbruik, en sociale isolatie en het verwikkeld zijn in een moeilijk verlopende scheiding, het risico op emotionele

(7)

- 5 -

verwaarlozing verhogen. Ook Dubowitz, Papas, Black en Starr (2002) vonden een sterke samenhang tussen depressie bij de moeder en verwaarlozing van hun kind. Daarnaast lijken er aanwijzingen te zijn dat armoede een grotere rol bij verwaarlozing dan bij fysieke mishandeling speelt (Berger, ten Berge, & Geurts, 2004; van Rooijen, Bartelink, & Berg, 2013). Volgens van Rooijen en collega’s (2013) komen vooral in verwaarlozende gezinnen voortdurend crises en extreme ongeregeldheden voor. Samengevat laten de hierboven besproken onderzoeken zien dat de risicofactoren voor kindermishandeling verschillen per subtype.

In de literatuur wordt er vaak gesproken over verwaarlozing als entiteit in plaats van dat er verschillende vormen worden onderscheiden (Landsmeer-Beker et al., 2013). Tot nu toe hebben weinig onderzoeken de verschillende vormen van verwaarlozing met elkaar vergeleken (Dubowitz et al., 2004). Jonson-Reid, Drake en Zhou (2012) benadrukken dan ook dat toekomstig onderzoek zich moet richten op de unieke factoren die samenhangen met de subtypen van verwaarlozing.

Een aantal onderzoeken hebben wel de verschillende vormen van verwaarlozing met elkaar vergeleken. Zo vonden Dubowitz en collega’s (2002) dat wanneer een moeder vindt dat haar kind een moeilijk temperament heeft, dit een risicofactor voor emotionele verwaarlozing vormt. Deze risicofactor voorspelt echter geen fysieke verwaarlozing. Er is verder weinig bekend over risicofactoren die met verschillende vormen van verwaarlozing samenhangen. Onderzoek heeft zich wel gericht op verschillen in gevolgen van verwaarlozing. Zo bleek uit onderzoek van Johnson en collega’s (2000) dat emotionele verwaarlozing samenhing met een verhoogd risico op het ontwikkelen van een vermijdende- paranoïde persoonlijkheidsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen met cluster A kenmerken (zoals paranoïde en schizoïde persoonlijkheidsstoornis). Daarnaast hangt emotionele verwaarlozing samen met sociale isolatie, problemen op school, gevoelens van wanhoop en een slechte of verstoorde hechting (Landsmeer-Beker et al., 2013; Wark, Kuczek, & Boley, 2003). Verder gaven Dubowitz en collega’s (2002) aan dat emotionele verwaarlozing significant samenhing met internaliserend en externaliserend probleemgedrag bij kinderen. Fysieke verwaarlozing werd echter geassocieerd met een verhoogd risico op het ontwikkelen van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis en persoonlijkheidsstoornissen met cluster A symptomen. Pedagogische verwaarlozing hing tot slot samen met een verhoogd risico op het ontwikkelen van een passief-agressieve persoonlijkheidsstoornis met cluster B kenmerken (zoals antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis), borderline, en

(8)

- 6 -

paranoïde persoonlijkheidsstoornis. Uit het onderzoek van Johnson en collega’s (2000) blijkt dat de verschillende typen van verwaarlozing andere gevolgen voor de ontwikkeling en gezondheid van een kind kunnen hebben (Dubowitz et al., 2002). Dubowitz en collega’s (2004) gaan er dan ook vanuit dat ondanks dat er vaak overlap bestaat tussen de verschillende vormen van verwaarlozing, zij elk wel een unieke ervaring representeren. Het is daarom van belang om ze te onderscheiden.

In deze studie werd onderzocht of er een significant verband bestaat tussen enerzijds risicofactoren voor kindermishandeling en anderzijds fysieke-, pedagogische- en emotionele verwaarlozing. Daarnaast werd onderzocht in hoeverre er verschillen zijn tussen de verschillende vormen van verwaarlozing in de sterkte van de samenhang tussen risicofactoren en de verschillende vormen van verwaarlozing. Aan de hand van de besproken literatuur en onderzoeken werd er in dit onderzoek verwacht dat er een verschil in samenhang tussen de risicofactoren en fysieke-, pedagogische- en emotionele verwaarlozing bestaat.

Methode

Deelnemers

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een databestand bestaande uit 491 gezinnen waarbij de CFRA is afgenomen door gezinscoaches en interventieverpleegkundigen van CJG Rijnmond voor de gezinnen die zij begeleidden. Deze gezinnen zijn geworven ten behoeve van onderzoek naar de validering van de California Family Risk Assessment (van der Elst, Sondeijker, Vogel, Jansen, & Hermanns, 2012). De gezinnen hadden ten minste één kind tussen de nul en twaalf jaar waarbij er sprake was van opgroei- of opvoedproblemen. De 491 ingevulde CFRA’s zijn gebruikt voor dit onderzoek. De deelnemers ontvingen geen beloning voor hun deelname. De deelnemers hadden de volgende culturele achtergrond: 33% Nederlands, 19,6% Surinaams, 21,4% was Turks of Marokkaans en 25,5% had een overige etniciteit. De primaire verzorger was in 53% van de gevallen ouder dan 30 jaar, en in 47% van de gevallen 30 jaar of jonger. Tot slot was het gemiddelde aantal kinderen in een gezin 2,05 en was er gemiddeld 1,70 volwassenen in een gezin aanwezig.

Meetinstrumenten

Om te onderzoeken in hoeverre er een verschil bestaat tussen risicofactoren voor fysieke-, emotionele- en pedagogische verwaarlozing werd in dit onderzoek gebruik gemaakt van data gemeten met de California Family Risk Assesment (CFRA). De CFRA is een risicotaxatie-instrument waarmee een inschatting kan worden gemaakt van het toekomstige risico dat een kind binnen het gezin mishandeld of verwaarloosd wordt (NJI, 2006; Desair et al., 2010;

(9)

- 7 -

Johnson, 2011). Het instrument is in 1998 ontwikkeld door Amerikaanse kinderbeschermingsdiensten (Johnson & Wagner, 2003; Desair et al., 2010). De CFRA is gebaseerd op empirisch onderzoek in kinderbeschermingszaken naar kenmerken van ouders, kinderen, gezin en omgeving die de kans op (herhaling van) kindermishandeling voorspellen in Californië (Bartelink & Kooijman, 2013). Het doel van de CFRA is om de kans op herhaling van kindermishandeling in te schatten en daarmee kindermishandeling te voorkomen.

De CFRA bestaat uit tien risicofactoren voor verwaarlozing en tien risicofactoren voor mishandeling (van der Elst et al., 2012). Deze twintig risicofactoren zijn gebaseerd op empirische Amerikaanse data waarin een correlatie van die variabele met kindermishandeling is gevonden (Hermanns, 2015). De onderzoeksgroep die werd gebruikt voor de ontwikkeling van de CFRA bestond uit 2,511 gezinnen waarbij werd onderzocht of er in het gezin kindermishandeling plaatsvond. Bij 91.6 procent van de gezinnen werd vastgesteld dat er daadwerkelijk kindermishandeling (had) plaatsgevonden (Johnson & Wagner, 2003). Uit dit onderzoek kwamen risicofactoren naar voren die het meest samenhingen met het voorspellen van kindermishandeling.

Aan elk item van de CFRA kan een score van 0 of 1 worden toegekend. Op enkele items kan een score 2 of 3 worden behaald. Door optelling van de scores op de twee schalen worden er twee somscores bepaald. Het totale CFRA risiconiveau wordt bepaald op basis van deze twee somscores (van der Elst et al., 2012). Voor verwaarlozing geldt dat een score van 0-1 als risiconiveau laag wordt beschouwd. Bij een score van 2-4 hoort een matig risiconiveau, een score van 5-8 geeft een hoog risiconiveau en bij een score van ≥9 is het risiconiveau zeer hoog (van der Elst et al., 2012). Voor mishandeling geldt dat bij een score van 0-1 een laag risiconiveau hoort. Bij een score van 2-4 hoort een matig risiconiveau, een score van 5-7 geeft een hoog risiconiveau en bij een score van ≥8 is het risiconiveau zeer hoog. De minimum score is nul en de maximale score is achttien.

Een voorbeelditem voor de verwaarlozing schaal is: ‘Aantal eerdere interventies, jeugdzorgindicaties, meldingen bij AMK of Raadsonderzoeken’. De antwoordopties die hierbij horen zijn: geen, één of meer (algemeen), één voor verwaarlozing, twee voor verwaarlozing en drie of meer voor verwaarlozing. Een ander voorbeelditem voor de verwaarlozing schaal is: ‘Leeftijd van het jongste kind in huis’. De antwoordopties hierbij waren: twee jaar of ouder of jonger dan twee jaar.

(10)

- 8 -

Een voorbeelditem voor de mishandelingschaal is: ‘Kenmerken van kinderen in het huishouden’. De verschillende antwoordmogelijkheden waren: geen bijzonderheden, delinquentie, fysieke/verstandelijke beperking of psychiatrisch probleem of gedragsprobleem. Een ander voorbeelditem voor de schaal mishandeling is: ‘De primaire opvoeder is als kind mishandeld of verwaarloosd’. De twee antwoordmogelijkheden waren: nee en ja.

Uit onderzoek in de VS blijkt dat de betrouwbaarheid van de CFRA redelijk goed is, en de validiteit voldoende (van der Elst et al., 2012). Uit het onderzoek van Johnson (2011) blijkt dat de CFRA een beter resultaat oplevert, dan wanneer maatschappelijk werkers afgaan op hun eigen oordeel om de (on)veiligheid in te schatten.

In dit onderzoek is de aangepaste versie van de CFRA gebruikt die is ontwikkeld door de GGD Rotterdam-Rijnmond in samenwerking met Van Montfoort/Collegio en J. Hermanns. In deze versie zijn een aantal vragen uit de MFRA, een aantal nieuwe vragen en een aantal algemene vragen toegevoegd (van der Elst et al., 2012).

Uitkomstmaat

De uitkomstmaat in deze thesis is een dichotome variabele. De uitkomstmaat bestond uit nieuwe meldingen van verwaarlozing bij het AMK binnen een follow-up periode van zes maanden. De verschillende vormen van verwaarlozing kwamen als volgt bij de deelnemers voor: 11,8% emotionele verwaarlozing (inclusief huiselijk geweld), 3,1% fysieke verwaarlozing en 9,6% pedagogische verwaarlozing.

Procedure

Gezinscoaches en interventie-verpleegkundigen van CJG Rijnmond ontvingen vooraf aan het onderzoek een tweedaagse cursus over het werken met de gedigitaliseerde CFRA. De training ging over het doel en het nut van de CFRA, het leren achterhalen van risicofactoren, het invullen van het instrument aan de hand van eigen casuïstiek en het bespreken van de problemen, vragen en onduidelijkheden die de medewerkers tegenkwamen terwijl ze met de digitale versie van de CFRA werkten (van der Elst et al., 2012). Na deze training volgde een periode van twee maanden waarin met het invullen van de CFRA werd geoefend. Voor vragen en hulp konden de professionals terecht bij een helpdesk. De CFRA werd ingevuld op basis van informatie uit het Elektronisch Kind Dossier en andere bronnen zoals observaties tijdens huisbezoeken (van der Elst et al., 2012). De dataverzameling is begonnen voor de interventieverpleegkundigen op 6 juli 2009 en voor de gezinscoaches op 9 september 2009. De CFRA werd ingevuld voor alle gezinnen die verpleegkundigen en coaches begeleidden. Op 1 april 2011 waren er uiteindelijk 500 volledig ingevulde CFRA’s beschikbaar.

(11)

- 9 -

Analyses

Om de samenhang tussen de risicofactoren en de verschillende vormen van verwaarlozing te meten, is gebruik gemaakt van point biseriele correlaties. Hierna is er een binaire logistische regressieanalyse per vorm van verwaarlozing uitgevoerd om het verschil in samenhang te meten tussen de verschillende vormen van verwaarlozing.

Resultaten

Point biseriele correlaties

Allereerst is er door middel van point biserele correlaties gekeken of er significante verbanden bestaan tussen de risicofactoren en fysieke-, pedagogische- en emotionele verwaarlozing. Uit deze analyse kwamen een aantal risicofactoren naar voren die significant waren.

De uitkomstmaat in deze thesis is een dichotome variabele. Hierdoor is er sprake van point biserele correlaties. De grenzen voor een zwak/ medium/ of sterk effect liggen anders dan bij normale correlaties. In het artikel van Rice en Harris (2005) wordt een formule gegeven waarmee je deze grenzen kunt berekenen. Om te kunnen zien hoe groot de effecten in deze thesis zijn, is voor elke vorm van verwaarlozing de verschillende grenswaarden berekend. De grenswaarden hangen af van de base rate van de afhankelijke variabele. Deze is verschillend voor de verschillende vormen van verwaarlozing, namelijk .10 voor pedagogische verwaarlozing, .05 voor emotionele verwaarlozing en .03 voor fysieke verwaarlozing. Voor emotionele verwaarlozing gold dat bij correlaties vanaf .04 er sprake was van een zwak verband, vanaf .11 er sprake was van een medium verband en bij correlaties vanaf .17 was er sprake van een sterk verband. Voor pedagogische verwaarlozing gold dat bij correlaties vanaf .06 er sprake was van een zwak verband, vanaf .15 van een medium verband en vanaf .23 er sprake was van een sterk verband. Tot slot was er bij correlaties vanaf .03 sprake van een zwak verband met fysieke verwaarlozing, vanaf .08 was er sprake van een medium verband en correlaties vanaf .14 gaven een sterk verband aan.

In tabel 1 worden de correlaties tussen de risicofactoren van verwaarlozing en emotionele-, pedagogische- en fysieke verwaarlozing weergeven. Van de verwaarlozingsschaal hingen er drie risicofactoren significant met alle drie de vormen van verwaarlozing samen. Zo bleek dat wanneer de huidige interventie was gericht op verwaarlozing (rfysiek = sterk; rpedagogisch = medium; remo = medium), er sprake was van eerdere interventies, jeugdzorgindicaties, meldingen bij AMK of Raadsonderzoeken (rfysiek = medium; rpedagogisch = medium; remo = medium), of de primaire opvoeder voor één of

(12)

- 10 -

meer kinderen zorgt die niet bij de behoeften past (rfysiek = medium; rpedagogisch = zwak; remo = zwak), de kans op fysieke-, pedagogische- en emotionele verwaarlozing toe neemt.

Verder hingen de volgende twee risicofactoren van de verwaarlozingschaal zowel met pedagogische- als met emotionele verwaarlozing samen: de leeftijd van het kind (rpedagogisch = zwak; remo = medium) en dat de primaire opvoeder een huidig alcoholprobleem heeft (rpedagogisch = medium; remo = sterk). Voor de leeftijd geldt: hoe jonger een kind in het huishouden was, hoe groter de kans op het voorkomen van pedagogische- of emotionele verwaarlozing. De risicofactor dat de primaire opvoeder vroeger een alcoholprobleem had hing daarentegen alleen significant samen met pedagogische- en fysieke verwaarlozing (rpedagogisch = medium; rfysiek = medium).

Tot slot waren er vijf risicofactoren van de verwaarlozingschaal die ofwel alleen met pedagogische verwaarlozing samenhingen ofwel alleen met fysieke verwaarlozing significant samenhingen. Zo verhoogden het aantal kinderen (r = medium), een ontwikkelingsstoornis of handicap bij kind(eren) in het huishouden (r = medium) en het hebben van kind(eren) die geïntoxiceerd waren bij de geboorte (r = sterk) allen de kans op fysieke verwaarlozing. Wanneer er bij de primaire opvoeder sprake was van een drugsprobleem in het verleden (r = zwak) of de primaire opvoeder had een huidig drugsprobleem (r = medium), dan nam de kans op pedagogische verwaarlozing toe.

In tabel 2 worden de correlaties tussen de risicofactoren van mishandeling en emotionele-, pedagogische- en fysieke verwaarlozing weergeven. Van de mishandelingschaal hing alleen de risicofactor dat de primaire opvoeder dominant is significant samen met alle drie de vormen van verwaarlozing (rfysiek = medium; rpedagogisch = sterk; remo = zwak). De risicofactor dat er sprake was van eerdere interventies, jeugdzorgindicaties, meldingen AMK of Raadsonderzoeken hing significant samen met pedagogische- en emotionele verwaarlozing (rpedagogisch = medium; remo = sterk). Verder bleek het hebben van kind(eren) in het huishouden met een fysieke of verstandelijke beperking als kenmerk significant samen te hangen met zowel pedagogische- als fysieke verwaarlozing (rpedagogisch = zwak; rfysiek = medium). De risicofactoren verwonding was de schuld van het kind zelf (r = sterk) en de primaire opvoeder geeft onvoldoende emotionele of psychologische steun (r = medium) hingen alleen significant samen met fysieke verwaarlozing. De risicofactor dat de primaire opvoeder overdreven of om onbegrijpelijke redenen streng tegen het kind is verhoogt alleen de kans op pedagogische verwaarlozing (r = zwak). Tot slot vergrootten de risicofactoren er is eerder een kinderbeschermingsmaatregel

(13)

- 11 -

opgelegd in verband met mishandeling (r = medium) en delinquentie als kenmerk van kind(eren) in het huishouden (r = medium) alleen de kans op emotionele verwaarlozing.

Regressieanalyses

Om tot slot de deelvraag te beantwoorden of er een verschil in samenhang bestaat tussen de risicofactoren en de verschillende vormen van verwaarlozing, is per vorm een binaire logistische regressieanalyse uitgevoerd, met de risicofactoren als variabelen.

Uit deze analyse kwamen vijf risicofactoren naar voren die significant bijdroegen aan de kans op fysieke verwaarlozing (zie Tabel 3). Dit waren de risicofactoren huidige interventie is (mede) gericht is op verwaarlozing, of er in het huishouden eerder een kinderbeschermingsmaatregel is opgelegd, de leeftijd van het jongste kind in huis, dat de primaire opvoeder vroeger een alcoholprobleem had en aantal eerdere interventies, jeugdzorgindicaties, meldingen bij AMK of Raadsonderzoeken in verband met mishandeling.

Er zijn drie risicofactoren die een significante bijdrage leverden aan het voorkomen van pedagogische verwaarlozing (zie Tabel 4). Dit waren huidige interventie is (mede) gericht op verwaarlozing, leeftijd van het jongste kind in huis en aantal eerdere interventies, jeugdzorgindicaties, meldingen bij AMK of Raadsonderzoeken in verband met mishandeling. Tot slot zijn er vier risicofactoren gevonden die een significante bijdrage leverden aan de kans op het voorkomen van emotionele verwaarlozing (zie Tabel 5). Dit waren huidige interventie is (mede) gericht op verwaarlozing, leeftijd van het jongste kind in huis, aantal eerdere interventies, jeugdzorgindicaties, meldingen bij AMK of Raadsonderzoeken in verband met mishandeling en kenmerk van kinderen in het huishouden is delinquentie.

Discussie

In deze studie is onderzocht of er een significant verband bestaat tussen enerzijds risicofactoren voor kindermishandeling en anderzijds fysieke-, pedagogische- en emotionele verwaarlozing. Daarnaast werd onderzocht in hoeverre er verschillen zijn tussen de verschillende vormen van verwaarlozing in de sterkte van de samenhang tussen risicofactoren en de verschillende vormen van verwaarlozing.

Risicofactoren die met alle drie of met twee van de verwaarlozingsvormen samenhingen waren: 1). huidige interventie (mede) gericht op verwaarlozing, 2). eerdere interventies, jeugdzorgindicaties, meldingen bij het AMK of Raadsonderzoeken, 3). primaire opvoeder zorgt voor één of meer kinderen op een manier die niet bij de behoeften van het kind past, 4). primaire opvoeder is dominant, 5). leeftijd jongste kind, 6). primaire opvoeder heeft een huidig alcoholprobleem, 7). primaire opvoeder had vroeger een alcoholprobleem en

(14)

- 12 -

8). het kind heeft een fysieke of verstandelijke beperking. Dat deze risicofactoren significant met de verwaarlozingsvormen samenhingen is niet verrassend, aangezien deze verbanden ook in andere studies zijn gevonden. Zo is bekend dat de leeftijd van een kind van invloed kan zijn op het voorkomen van kindermishandeling. Met name jonge kinderen hebben een verhoogd risico op kindermishandeling (van Rooijen, Bartelink, & Berg, 2013; van de Ruiter, Hildebrand, & van der Hoorn, 2012). Daarnaast is de samenhang tussen verwaarlozing en middelenmisbruik ook vaker aangetoond (Boer & Landsmeer-Beker, 2013; van de Ruiter, Hildebrand, & van der Hoorn, 2012; Kelleher et al., 1994). Van de verwaarlozende opvoeders blijkt 30 tot 90% met middelenmisbruik te kampen (Mutsaers, 2008). Tot slot worden het aantal eerdere interventies, dat de interventie is gericht op verwaarlozing, eerdere bemoeienis door bureau Jeugdzorg en/of het AMK of het opvoeden van een kind met een fysieke of verstandelijke beperking door onderzoekers als risicofactoren voor kindermishandeling genoemd (van de Ruiter, Hildebrand, & van der Hoorn, 2012; van de Putte et al., 2013; Dubowitz et al., 2011).

Naast risicofactoren die met alle drie of twee verwaarlozingsvormen samenhingen, zijn er ook factoren gevonden die enkel met één vorm samenhingen. Risicofactoren die alleen met fysieke verwaarlozing samenhingen waren: 1). intoxicatie van het kind bij de geboorte, 2). aantal kinderen in een gezin, 3). opvoeden van een kind met een handicap of ontwikkelingsstoornis, 4). de overtuiging van de ouder dat de verwonding de schuld van het kind zelf is (dit geldt voor gezinnen waarbij er sprake was van eerdere verwondingen bij het kind door de ouders) en 5). dat de ouder onvoldoende psychologische en emotionele steun aan één of meer kinderen biedt. Een verklaring waarom het aantal kinderen binnen het gezin alleen met fysieke verwaarlozing samenhing zou kunnen zijn dat de ouders te weinig middelen hebben om alle kinderen te kunnen onderhouden, maar hen wel emotionele steun, regels, liefde en aandacht bieden. Door gebrek aan eerder wetenschappelijk onderzoek naar de samenhang tussen risicofactoren en de verschillende verwaarlozingsvormen is het tot dusver onbekend waarom deze factoren alleen met fysieke verwaarlozing samenhingen en niet met andere vormen van verwaarlozing.

Risicofactoren die alleen met pedagogische verwaarlozing samenhingen waren dat de primaire opvoeder in het verleden of in het heden kampt(e) met een drugsprobleem en dat de primaire opvoeder overdreven streng is. De samenhang met pedagogische verwaarlozing komt overeen met eerder gevonden resultaten. Zo is bekend dat er in gezinnen waarbij de

(15)

- 13 -

ouder(s) verwaarlozen vaak sprake is van inadequate supervisie of disciplinering (Famularo, Kinscherff, & Fenton, 1992).

Tot slot hingen een eerder opgelegde kinderbeschermingsmaatregel in verband met mishandeling, of het opvoeden van een delinquent kind alleen met emotionele verwaarlozing samen. In meerdere onderzoeken is gevonden dat een verwaarlozende opvoeder het risico op het ontwikkelen van delinquentie bij een kind vergroot (Kumpfer et al., 1996; Kumpfer, 1999; Koopman, 2009). De samenhang tussen delinquentie en emotionele verwaarlozing is eveneens eerder aangetoond. Zo vonden Kumpfer en anderen (1996) dat huiselijk geweld, afwijzing van ouders door kinderen, koud en niet ondersteunend moedergedrag, onaangepaste ouder-kindinteracties, gebrek aan betrokkenheid en samen door te brengen tijd en het toestaan van alcohol- en drugsgebruik (mede door gebrek aan regels en normen op dit gebied) allen het risico op de ontwikkeling van delinquentie bij een kind kunnen verhogen. Dit komt overeen met de samenhang die in deze studie is gevonden.

Uit de regressieanalyses is gebleken dat er verschillen zijn in de unieke bijdrage van de risicofactoren aan de voorspelling van respectievelijk fysieke-, pedagogische- en emotionele verwaarlozing. De volgende risicofactoren bleken een unieke bijdrage te leveren aan de voorspelling van fysieke verwaarlozing: interventie (mede) gericht op verwaarlozing, leeftijd van het jongste kind, aantal eerdere interventies in verband met mishandeling, primaire opvoeder had vroeger een alcoholprobleem en eerdere oplegging van een kinderbeschermingsmaatregel. De risicofactoren interventie (mede) gericht op verwaarlozing, leeftijd van het jongste kind en aantal eerdere interventies in verband met mishandeling leverden een unieke bijdrage aan de voorspelling van pedagogische verwaarlozing. Tot slot leverden de risicofactoren interventie (mede) gericht op verwaarlozing, leeftijd van het jongste kind, aantal eerdere interventies in verband met mishandeling en delinquentie als kenmerk van een kind, een unieke bijdrage aan de voorspelling van emotionele verwaarlozing. De variabelen ‘interventie (mede) gericht op verwaarlozing’, ‘leeftijd van het jongste kind’ en aantal eerdere interventies, jeugdzorgindicaties, meldingen bij het AMK of Raadsonderzoeken leverden alle drie een unieke bijdrage aan alle drie de vormen van verwaarlozing. Wanneer een kind bij jeugdzorg wordt aangemeld, is het van belang om deze drie variabelen goed in kaart te brengen. Deze drie variabelen dienen ook meegewogen te worden bij de inschatting van het risico op het mogelijk voorkomen van verwaarlozing.

Op basis van de wetenschappelijke literatuur werd er van enkele risicofactoren verwacht dat zij met een bepaalde vorm van verwaarlozing zouden samenhangen. Allereerst

(16)

- 14 -

werd een significante samenhang tussen middelenmisbruik en emotionele verwaarlozing verwacht. Famularo, Kinscherff en Fenton (1992) geven aan dat kinderen met ouders met verslavingsproblematiek weinig aandacht ontvangen. In deze gezinnen nemen de kinderen vaak de ouderrol op zich, geven emotionele steun aan de ouder of zorgen voor hun jongere broertjes of zusjes (Famularo, Kinscherff, & Fenton, 1992). Deze kenmerken vallen onder emotionele verwaarlozing. Een verklaring waarom er geen verband met emotionele verwaarlozing is gevonden in het huidige onderzoek zou kunnen zijn dat de follow-up periode van het databestand waar deze studie op is gebaseerd, maar zes maanden duurde. Wellicht dat bij een langere follow-up periode er meer meldingen bij het AMK zullen worden gedaan en zo meer vormen van verwaarlozing aangetoond kunnen worden. Hierdoor wordt de onderzoeksgroep, die nu relatief klein was, groter en zal er misschien eerder een verband met emotionele verwaarlozing gevonden kunnen worden. Een andere verklaring waarom er geen verband met emotionele verwaarlozing is gevonden kan zijn dat het wellicht langer duurt om emotionele verwaarlozing vast te kunnen stellen dan de andere verwaarlozingsvormen. Fysieke verwaarlozing valt bijvoorbeeld eerder op, omdat dit vaak aan het uiterlijk van het kind is af te zien en je niet alleen bent aangewezen op de interactie tussen de ouder en het kind. Wellicht dat zes maanden te kort is om emotionele verwaarlozing op te merken of te kunnen vaststellen, hetgeen een verklaring kan zijn dat er relatief weinig significante verbanden gevonden zijn. Meer en langer onderzoek is dan ook gewenst om de samenhang tussen risicofactoren en de vormen van verwaarlozing nader te bestuderen.

Ten tweede werd een significante samenhang tussen emotionele verwaarlozing en het opvoeden van een kind met een fysieke of verstandelijke beperking verwacht. Een kind met een beperking kan niet voldoen aan de verwachting van de ouder en de opvoeding geeft vaak stress (van Rooijen, Bartelink, & Berg, 2013). Hierdoor zou de ouder het kind koud of afstandelijk kunnen gaan behandelen. Daarnaast komt volgens Landsmeer-Beker en collega’s (2013) fysieke verwaarlozing vaak samen met emotionele verwaarlozing voor. Aangezien het opvoeden van een kind met een fysieke of verstandelijke beperking wel met fysieke verwaarlozing samenhing, werd verwacht dat dit ook het geval voor emotionele verwaarlozing zou zijn. Er is meer onderzoek nodig om erachter te komen waarom dit verband niet is gevonden.

Ten derde werd er een significante samenhang tussen delinquentie bij het kind en pedagogische verwaarlozing verwacht. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat een slechte supervisie, gebrek aan regels en het stellen van consequenties als een kind zich misdraagt en

(17)

- 15 -

slechte disciplinaire vaardigheden van de opvoeder risicofactoren zijn die bijdragen aan de ontwikkeling van delinquentie bij een kind (Jakobs, 1999; Kumpfer, 1999). Daarnaast geeft Jakobs (1999) aan dat een risicofactor op delinquentie bij een kind drugsgebruik door de ouder is. Drugsgebruik door de ouder hing in deze studie alleen significant met pedagogische verwaarlozing samen. Er werd daarom ook verwacht dat pedagogische verwaarlozing en delinquentie significant met elkaar zouden samenhangen. Tot slot was het de verwachting dat intoxicatie van het kind bij de geboorte en het bieden van onvoldoende psychologische of emotionele steun eveneens met alle drie de vormen van verwaarlozing zou samenhangen, met name omdat de laatste risicofactor een vorm van emotionele verwaarlozing is. Ook hier is meer onderzoek gewenst om inzicht te krijgen in de relatie tussen risicofactoren en verschillende vormen van verwaarlozing, en waarom significante verbanden niet zijn gevonden.

Er kunnen enkele kanttekeningen bij dit onderzoek worden geplaatst. Ten eerste is er nog weinig onderzoek in Nederland verricht naar de belangrijkste voorspellers voor verwaarlozing. Hierdoor zou het kunnen dat de CFRA niet alle voor Nederland relevante variabelen bevat (Desair, Reynders, & Hermans, 2010). Ten tweede heeft de follow-upperiode waarop het gebruikte databestand is gebaseerd, slechts zes maanden geduurd. Wellicht dat bij een langere onderzoeksperiode er meer meldingen bij het AMK zullen worden gedaan en er meer vormen van verwaarlozing aangetoond kunnen worden. Hierdoor zou het aantal meldingen toenemen en zou de samenhang tussen de risicofactoren en de verwaarlozingsvormen mogelijk ook anders uit kunnen pakken. Verder is uit de resultaten gebleken dat er relatief weinig significante verbanden tussen de risicofactoren en emotionele verwaarlozing zijn gevonden. Zoals eerder is besproken kan een verklaring hiervoor zijn dat het wellicht langer duurt om emotionele verwaarlozing vast te kunnen stellen dan de andere verwaarlozingsvormen. Ten derde kan er sprake zijn geweest van onderrapportage van de verschillende vormen van verwaarlozing. De gegevens uit het databestand zijn gebaseerd op meldingen die bij het AMK zijn binnengekomen (van der Elst et al., 2010). Niet alle gevallen van kindermishandeling worden echter ook daadwerkelijk bij het AMK gemeld waardoor de kenmerken van de gezinnen die niet worden gemeld bij het AMK onbekend blijven.

Verwaarlozing is de meest voorkomende vorm van kindermishandeling, maar is tegelijkertijd de minst onderzochte vorm. Er bestaat nog steeds een gat in de wetenschappelijke kennis over de verschillende vormen van verwaarlozing en de eventuele risicofactoren die met deze vormen samenhangen. Deze thesis was de eerste stap naar het

(18)

- 16 -

dichten van dit gat. Omdat het hier een exploratieve thesis betrof, is er alleen gekeken naar eventuele significante verbanden. Om causale verbanden tussen risicofactoren en de verschillende verwaarlozingsvormen vast te stellen is vervolgonderzoek nodig. Door deze verbanden in kaart te brengen zal er een duidelijker beeld ontstaan over welke risicofactoren daadwerkelijk bepaalde verwaarlozingsvormen kunnen veroorzaken of het risico hierop vergroten. Een longitudinaal onderzoek zou de beste methode zijn om deze causale verbanden te onderzoeken. Daarnaast zou het een waardevolle toevoeging zijn wanneer in vervolgonderzoek het onderzoeksgebied wordt vergroot. Het gebruikte databestand was nu enkel op Rotterdam gebaseerd, waardoor onderzoeksresultaten met voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd en niet zonder meer naar de algemene populatie kunnen worden gegeneraliseerd. Dit onderzoek heeft laten zien welke factoren het sterkst samenhangen met de verschillende vormen van verwaarlozing. Er bleken zowel overeenkomsten als verschillen te zijn in de risicofactoren voor de verschillende verwaarlozingsvormen. Vervolgonderzoek is noodzakelijk om nog beter zicht te krijgen op overeenkomsten dan wel verschillen en mogelijke verklaringen hiervoor. Wanneer er meer kennis over risicofactoren en de verschillende verwaarlozingsvormen beschikbaar is, kunnen wellicht risicotaxatie-instrumenten beter functioneren. Hierdoor kan (herhaling van) verwaarlozing mogelijk beter worden ingeschat en daarmee beter worden voorkomen.

Literatuurlijst

Arata, C. M., Langhinrichsen-Rohling, J., Bowers, D., & O'Farrill-Swails, L. (2005). Single versus multi-type maltreatment. Journal of agression, maltreatment & trauma, 11, 29-52. doi:10.1300/J146v11n04_02

Alink, L., van IJzendoorn, R., Bakermans-Kranenburg, M., Pannebakker, F., Vogels, T., & Euser, S. (2011). Kindermishandeling 2010. De tweede nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2010). Leiden: Leiden University/TNO Bartelink, C., & Kooijman, K. (2013). Inschatten van veiligheid en kans op

kindermishandeling: noodzaak, instrumenten en ontwikkelingen. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen, 7, 391-393. Verkregen van

http://www.c4youth.nl/fileadmin/user_upload/Documenten/Artikel%20De%20leerfabri ek%20(1).pdf#page=37

Berger, M., ten Berge, I., & Geurts, E. (2004). Samenhangende hulp: interventies voor mishandelde kinderen en hun ouders. Utrecht: NIZW.

(19)

- 17 -

Boer, F., & Landsmeer-Beker, E. A. (2013). Emotionele verwaarlozing. In Putte, E. M., Lukkassen, I. M. A., Russel, I. M. B., & Teeuw, A. H. (Eds.), Medisch handboek kindermishandeling (pp. 237-244). doi: 10.1007/978-90-313-9185-1_18

Desair, K, Reynders, A., & Hermans, K. (2010). Een evidence-based instrument voor het protocolleren van de risicotaxatie in de vertrouwenscentra kindermishandeling

(Research Report). Verkregen van https://lirias.kuleuven.be/handle/123456789/302471 Dong, M., Anda, R. F., Felitti, V. J., Dube, S. R., Williamson, D. F., Thompson, T. J., Loo,

C. M., & Giles, W. H. (2004). The interrelatedness of multiple forms of childhood abuse, neglect, and household dysfunction. Child abuse & neglect, 28, 771-784. doi:10.1016/j.chiabu.2004.01.008

Dubowitz, H., Papas, M. A., Black, M. M., & Starr, R. H. (2002). Child neglect: Outcomes in high-risk urban preschoolers. Pediatrics, 6, 1100-1107. doi:10.1542/peds.109.6.1100 Dubowitz, H., Pitts, S. C., & Black, M. M. (2004). Measurement of three major subtypes of

child neglect. Child maltreatment, 4, 344-356. doi:10.1177/1077559504269191

Dubowitz, H., Pitts, S. C., Litrownik, A. J., Cox, C. E., Runyan, D., & Black, M. M. (2005). Defining child neglect based on child protective services data. Child abuse & Neglect, 29, 493-511. doi:10.1016/j.chiabu.2003.09.024

Dubowitz, H., Kim, J., Black, M. M., Weisbart, C., Semiatin, J., & Magder, L. S. (2011). Identifying children at high risk for a child maltreatment report. Child abuse & Neglect, 2, 96-104. doi: 10.1016/j.chiabu.2010.09.003

Elst, M., van der, Sondeijker, F., Vogel, I., Jansen, W., & Hermanns, J. (2012).

Veiligheidsrisicotaxatie bij opvoedhulp en opgroeihulp aan gezinnen met kinderen van 0-12 jaar. Validering van de California Family Risk Assessment. Rotterdam/Woerden: GGD Rotterdam Rijnmond/Van Montfoort Collegio.

Famularo, R., Kinscherff, R., & Fenton, T. (1992). Parental substance abuse and the nature of child maltreatment. Child abuse & Neglect, 4, 475-483.

doi:10.1016/0145-2134(92)90064-X

Grassi-Oliveira, R., & Stein, L. M. (2008). Childhood maltreatment associated with PTSD and emotional distress in low-income adults: The burden of neglect. Child abuse & Neglect, 12, 1089-1094. doi:10.1016/j.chiabu.2008.05.008

Hamilton, C. E., Falshaw, L., & Browne, K. D., (2002). The link between recurrent maltreatment and offending behavior. International journal of offender therapy and comparative criminology, 46, 75-94. doi:10.1177/0306624X02461006

(20)

- 18 -

Hermanns, J., Nijnatten, C., van, Verheij, F. , & Reuling, M. (2005). Handboek Jeugdzorg. Verkregen van http://dare.uva.nl/record/1/423574

Hermanns, J. (2015, januari 23). Re: Masterthesis CFRA [Electronic mailing list message]. Higgings, D. J., & McCabe, M. P. (2000). Multi-type maltreatment and the longterm

adjustment of adults. Child abuse review, 9, 6-18. doi: 10.1002/(SICI)1099-0852(200001/02)9:1<6::AID-CAR579>3.0.CO;2-W

Higgings, D. J. (2004). The importance of degree versus type of maltreatment: a cluster analysis of child abuse types. Journal of psychology, 138, 303-324.

doi:10.3200/JRLP.138.4.303-324

Hildyard, K. L., & Wolfe, D. A. (2002). Child neglect: developmental issues and outcomes. Child abuse & neglect, 26, 679-695. doi:10.1016/S0145-2134(02)00341-1

IJzendoorn, M.H., van, Prinzie, P.J., Euser, E.M., Groeneveld, M.G., Brilleslijper-Kater, S.N., Van Noort-Van der Linden, A.M.T., Bakermans-Kranenburg, M.J., Juffer, F., Mesman, J., Klein Velderman, M., & San Martin Beuk, M. (2007). Kindermishandeling in Nederland anno 2005: De nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2005). Leiden: Casimir Publishers.

Jakobs, J. (1999). Criminaliteitspreventie in gezinnen met jonge kinderen. Verkregen van http://beke.nl/doc/publicaties/archief/Criminaliteitspreventie_in_gezinnen_met_jonge_ kinderen.pdf

Johnson, J. G., Smailes, E. M., Cohen, P., Brown, J., & Bernstein, D. P. (2000). Associations between four types of childhood neglect and personality disorder symptoms during adolescence and early adulthood: Findings of a community-based longitudinal

study. Journal of personality disorders, 14, 171-187. doi: 10.1521/pedi.2000.14.2.171 Johnson, K., & Wagner, D. (2003). California structured decision making. Risk assessment

revalidation: a prospective study (Research Report). Madison, WI: Children’s Research Center.

Johnson, W. L. (2011). The validity and utility of the California Family Risk Assessment under practice conditions in the field: A prospective study. Child abuse & Neglect, 1, 18-28. doi: 10.1016/j.chiabu.2010.08.002

Jonson-Reid, M., Drake, B., & Zhou, P. (2012). Neglect subtypes, race, and poverty: individual, family, and service characteristics. Child maltreatment, 18, 30-41. doi: 10.1177/1077559512462452

(21)

- 19 -

Kelleher, K., Chaffin, M., Hollenberg, J., & Fischer, E. (1994). Alcohol and drug disorders among physically abusive and neglectful parents in a community-based sample. American journal of public health, 10, 1586-1590. doi: 10.2105/AJPH.84.10.1586 Kumpfer, K. L., Molgaard, V., Spoth, R. (1996). The strengthening families program for the

prevention of delinquency and drug use. In Ray, D. E., & McMahon, R. J. (Eds.), Preventing childhood disorders, substance abuse, and delinquency. Verkregen van https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=U9tyAwAAQBAJ&oi=fnd&pg=PA241& dq=related:mMQ6D2vqsnEJ:scholar.google.com/&ots=2KYqOiekf0&sig=4Kse64O7L nRlmo_j-n_lCIQXeu0#v=onepage&q&f=false

Kumpfer, K. L. (1999). Strengthening America’s families: exemplary parenting and family strategies for delinquency prevention (Research Report). Verkregen van

http://www.strengtheningfamilies.org/html/literature_review_1999.pdf

Landsmeer-Beker, E. A., van Voorst Vader-Boon, N. D., & van de Putte, E. M. (2013). Lichamelijke verwaarlozing. In Putte, E. M., Lukkassen, I. M. A., Russel, I. M. B., & Teeuw, A. H. (Eds.), Medisch handboek kindermishandeling (pp. 227-236). doi: 10.1007/978-90-313-9185-1_17

Lipschitz, D. S., Winegar, R. K., Nicolaou, A. L., Hartnick, E., Wolfson, M., & Southwick, S. M. (1999). Perceived abuse and neglect as risk factors for suicidal behavior in

adolescent inpatients. The journal of nervous &mental disease, 1, 32-39. Verkregen van http://ovidsp.tx.ovid.com/sp-3.14.0b/ovidweb.cgi?QS2=434f4e1a73d37e8c1c7f5031d0406d8c9d0d71fe16bba2ef25 3186b8b9dfa2bcd14fe363c6f4724d3e101be435c0d606b79cced74148cb9e2e281b49e1e 999455b657d361cbc235b41c748bdf4ca3e3d81fc8c3a9caaec082a42d9ed0cf0a3685d81 0832fc7b0cdad95db6d0d907ef4b86b0d033c9f089cfa92a87cc8494139091f9bb8605d11 3e5537608703b3ad70623634a5f44447ed9fc7e8934ae036fe5ddd1ace6128f1bad8deabb ebac524f9147da030053b64ed1c3c0986e8667c7bc6feba262c47fda5fed37fca252e66e7a 13f8a50032ab55a8169e1446648f5d34f6e84652ae4f36054d50bc29c8db81e69abf62fd5 9567203553d8e80e1ba0729cdd6d96cbe2b581bd6db4002f8a50255175cdc2b59005965f 9e3b0ceb9a27e47759c832490170dabbe47232b94d227c0255013ab2655b8b9045c30b4 6a9abea302347c0e931639f9812cc0227fbd21d93356425cc028b304

Lukkassen, I. M. A. (2013). Verwaarlozing. In Putte, E. M., Lukkassen, I. M. A., Russel, I. M. B., & Teeuw, A. H. (Eds.), Medisch handboek kindermishandeling (pp. 223-226). doi:10.1007/978-90-313-9185-1_16

(22)

- 20 -

McCoy, M. L., & Keen, S. M. (2009). Child abuse and neglect. New York: Psychology Press.

Mutsaers, K. (2008). Oorzaken van kindermishandeling (Research Report). Verkregen van http://swigle-content.s3.amazonaws.com/0780a30a222d35e9e20112494e4965f3.pdf Ney, P. G., Fung, T., & Wickett, A. R. (1994). The worst combinations of child abuse and

neglect. Child abuse & Neglect, 9, 705-714. doi:10.1016/0145-2134(94)00037-9 NJI. (2006). California Family Risk Assessment (CFRA). Verkregen van www.nji.nl Ploeg, J., van der. (2013). Stress bij kinderen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum/Springer

media

van der Put, C. E., Lanctôt, N., De Ruiter, C., & Van Vugt, E. (2015). Child maltreatment among boy and girl probationers: Does type of maltreatment make a difference in offending behavior and psychosocial problems?. Child abuse & neglect, 46, 142-151. Putte, E. M., van de. (2013). Inleiding kindermishandeling. In Putte, E. M., Lukkassen, I. M.

A., Russel, I. M. B., & Teeuw, A. H. (Eds.), Medisch handboek kindermishandeling (pp.3-10). doi:10.1007/978-90-313-9185-1_1

Putte, E. M., van de., Sittig, E. R., ten Berge, I. J., Vogtländer, L. M., & Landsmeer-Beker, E. A. (2013). Veiligheidstaxatie en interventie. In Putte, E. M., Lukkassen, I. M. A., Russel, I. M. B., & Teeuw, A. H. (Eds.), Medisch handboek kindermishandeling (pp. 415-428). doi: 10.1007/978-90-313-9185-1_34

Rice, M. E., & Harris, G. T. (2005). Comparing effect sizes in follow-up studies: ROC area, Cohen’s d, and r. Law and human behavior, 5, 615-620. doi:10.1007/s10979-005-6832-7

Rijpert, M., L’Hoir, M. P., Beltman, M., Schwencke, P. M., Bicanic, I. A. E., & Russel, I. M. B. (2006). Vermoedens van kindermishandeling in het Wilhelmina Kinderziekenhuis: overzicht van casuïstiek en follow-up. Tijdschrift voor kindergeneeskunde, 74, 121-127. doi:10.1007/BF03061617

Rooijen, K., van, Bartelink, C., & Berg, T. (2013). Risicofactoren en beschermende factoren voor kindermishandeling (Research Report). Verkregen van

http://redactie.nji.nl/nji/dossierDownloads/Risicofactoren_kindermishandeling.pdf Ruiter, C., de, Hildebrand, M., & Hoorn, S., van der. (2012). Gestructureerde risicotaxatie bij

kindermishandeling: de Child Abuse Risk Evaluation-Nederlandse versie (CARE-NL). GZ-Psychologie, 3, 10-17. Verkregen van

(23)

- 21 -

ctureerde_risicotaxatie_bij_kindermishandeling_De_Child_Abuse_Risk_Evaluation-

Nederland_(CARE- NL)_Structured_risk_assessment_of_child_abuse_The_Child_Abuse_Risk_Evaluation-Dutch_version_(CARE-NL)/links/54c8b3a40cf238bb7d0e2cd1.pdf

Scher, C. D., Forde, D. R., McQuaid, J. R., & Stein, M. B. (2004). Prevalence and demographic correlates of childhood maltreatment in an adult community sample. Child abuse & neglect, 28, 167-180. doi:10.1016/j.chiabu.2003.09.012

Schumacher, J. A., Smith Slep, A. M., & Heyman, R. E. (2001). Risk factors for child neglect. Agression and violent behavior, 6, 231-254.

doi:10.1016/S1359-1789(00)00024-0

Stith, S. M., Liu, T., Davies, L. C., Boykin, E. L., Alder, M. C., Harris, J. M., ... & Dees, J. E. M.E.G. (2009). Risk factors in child maltreatment: A meta-analytic review of the literature. Aggression and violent behavior, 14, 13-29. doi:10.1016/j.avb.2006.03.006 Teeuw, A. H., & Boer, F. (2013). Somatische en psychische gevolgen van

kindermishandeling. In Putte, E. M., Lukkassen, I. M. A., Russel, I. M. B., & Teeuw, A. H. (Eds.), Medisch handboek kindermishandeling (pp. 507-517). doi: 10.1007/978-90-313-9185-1_44

Van de Riet, J. C. G. G. (2010). De negatieve gevolgen van kindermishandeling bij kinderen in de pleegzorg. Ongepubliceerde masterthesis. Verkregen van

http://dare.uva.nl/cgi/arno/show.cgi?fid=201765

Vor, J. M., de. (2014). Opvoedingsstress, verleden van mishandeling als kind en factoren in de ouder-kindinteractie als risicovergrotende factoren voor kindermishandeling bij jonge kinderen met gedragsproblemen. Ongepubliceerde masterthesis. Verkregen van http://dspace.library.uu.nl/handle/1874/294753

Wark, M. J., Kruczekb, T., & Boleyb, A. (2003). Emotional neglect and family structure: impact on student functioning. Child abuse & Neglect, 9, 1033-1043.

doi:10.1016/S0145-2134(03)00162-5

Weg, F., van der. (2009). Signalering van kindermishandeling: een dossieronderzoek naar relevante aspecten. Ongepubliceerde masterthesis. Verkregen

http://dspace.library.uu.nl/handle/1874/35206

Zuravin, S. J. (1999). Child neglect. A review of definitions and measurement research. In Dubowitz, H. (Eds.), Neglected children. Research, practice, and policy (pp. 24-39). Verkregen van

(24)

- 22 - https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=Re9yAwAAQBAJ&oi=fnd&pg=PA24&dq=su btypes+neglect&ots=yfEm14kJkN&sig=ak-pnY4GZSESzdQcYIfSQGsS17k#v=onepage&q=subtypes%20neglect&f=false Bijlagen Tabel 1

Samenhang tussen de risicofactoren van verwaarlozing en emotionele-, pedagogische- en fysieke verwaarlozing

Items verwaarlozing Emotionele

verwaarlozing

Pedagogische verwaarlozing

Fysieke verwaarlozing Huidige interventie mede gericht op verwaarlozing ,144** ,184** ,198**

Aantal eerdere interventies jeugdzorgindicaties meldingen AMK of raadsonderzoeken

,124** ,208** ,136**

In het huishouden is eerder een kinderbeschermingsmaatregel opgelegd -,017 ,010 ,058 Aantal kinderen in huishouden waarvoor een interventie van toepassing is ,060 ,007 ,106*

Leeftijd van het jongste kind in huis -,128** -,107* -,083

Primaire opvoeder zorgt voor een of meer kinderen op manier die niet past bij behoeften

,105* ,100* ,109*

Primaire opvoeder heeft psychiatrische problemen op dit moment of in voorgeschiedenis

,023 ,021 ,018

Primaire opvoeder had vroeger een alcoholprobleem ,083 ,173** ,125**

Primaire opvoeder had vroeger een drugsprobleem ,016 ,143** ,051

Primaire opvoeder heeft nu een alcoholprobleem ,207** ,194** ,078

Primaire opvoeder heeft nu een drugsprobleem ,059 ,216** -,020

Medisch kwetsbaar of onvoldoende groeien kind(eren) in huishouden ,033 -,021 ,034 Ontwikkelingsstoornis of handicap kind(eren) in huishouden ,033 ,079 ,122**

Geïntoxiceerd bij de geboorte kind(eren) in huishouden -,015 -,021 ,174**

Huidige huisvesting is onveilig ,028 ,016 ,011

Geen vaste woonplek -,059 -,054 ,054

Noot. * p<.05 ** p <.01, Significante correlaties worden dikgedrukt weergegeven.

Tabel 2

Samenhang tussen de risicofactoren van mishandeling en emotionele-, pedagogische- en fysieke verwaarlozing Items mishandeling Emotionele verwaarlozing Pedagogische verwaarlozing Fysieke verwaarlozing

Huidige interventie mede gericht op mishandeling -,019 ,068 ,054

Aantal eerdere interventies jeugdzorgindicaties meldingen AMK of raadsonderzoeken

,193** ,155** ,079

In het huishouden is eerder een kinderbeschermingsmaatregel opgelegd in verband met mishandeling

,128** -,039 -,021

Een kind ooit eerder gewond geraakt door verwaarlozing of mishandeling -,028 ,019 ,078

Verwonding was de schuld van het kind zelf -,015 ,088 ,174**

Praat mishandeling goed als verklaring voor verwonding -,010 -,015 -,008 Is er in het afgelopen jaar meer dan twee keer sprake geweest van huiselijk geweld ,077 ,020 -,068 Primaire opvoeder geeft onvoldoende emotionele of psychologische steun ,052 ,072 ,102*

Primaire opvoeder is overdreven of om onbegrijpelijke redenen streng tegen het kind

(25)

- 23 -

Primaire opvoeder is erg dominant ,108* ,241** ,096*

primaire opvoeder is als kind mishandeld of verwaarloosd ,035 ,080 ,059 Delinquentie als kenmerken van kind(eren) in het huishouden ,163** ,002 -,026 Fysieke of verstandelijke beperking als kenmerk van kind(eren) in het huishouden ,077 ,100* ,099*

Psychiatrisch of gedragsprobleem als kenmerk van kind(eren) in het huishouden ,055 ,052 ,088 Noot. * p<.05 ** p <.01, Significante correlaties worden dikgedrukt weergegeven

Tabel 3

Binaire logistische regressie-analyse voor fysieke verwaarlozing

Variabele B S.E. Wald df Sig. Exp(B)

Step 1a Vvraag1 2,976 ,895 11,050 1 ,001 19,608 Vvraag2 -,756 ,622 1,480 1 ,224 ,469 Vvraag3 3,773 1,405 7,213 1 ,007 43,517 Vvraag4 1,824 1,034 3,115 1 ,078 6,198 Vvraag5 -2,053 ,830 6,118 1 ,013 ,128 Vvraag6 -1,030 ,959 1,154 1 ,283 ,357 Vvraag7 1,126 ,858 1,722 1 ,189 3,083 Vvraag8aB 5,032 1,940 6,727 1 ,009 153,167 Vvraag8aC -1,559 1,733 ,809 1 ,368 ,210 Vvraag8bB -1,327 2,447 ,294 1 ,588 ,265 Vvraag8bC -21,613 12547,161 ,000 1 ,999 ,000 Vvraag9B ,790 1,165 ,460 1 ,498 2,204 Vvraag9C 1,333 1,057 1,591 1 ,207 3,793 Vvraag9D 3,660 2,761 1,758 1 ,185 38,860 Vvraag10B -3,829 2,767 1,914 1 ,166 ,022 Vvraag10C ,986 ,600 2,701 1 ,100 2,682 Mvraag1 -,407 1,067 ,146 1 ,703 ,666 Mvraag2 2,546 1,109 5,273 1 ,022 12,754 Mvraag3 -22,706 12628,810 ,000 1 ,999 ,000 Mvraag4 -2,801 2,476 1,280 1 ,258 ,061 Mvraag5C 3,222 2,387 1,823 1 ,177 25,081 Mvraag5D -10,246 20096,485 ,000 1 1,000 ,000 Mvraag6 -10,012 1791,772 ,000 1 ,996 ,000 Mvraag7B -,332 ,905 ,135 1 ,714 ,717 Mvraag7C 2,912 1,590 3,352 1 ,067 18,392 Mvraag7D ,564 1,716 ,108 1 ,742 1,758 Mvraag8 ,434 ,781 ,308 1 ,579 1,543 Mvraag9B -15,014 9985,163 ,000 1 ,999 ,000 Mvraag9C ,691 ,989 ,489 1 ,485 1,997 Mvraag9D ,665 ,993 ,449 1 ,503 1,945 Constant -5,225 ,982 28,333 1 ,000 ,005

Noot. Significante waarden worden dikgedrukt weergeven Tabel 4

Binaire logistische regressie-analyse voor emotionele verwaarlozing

Variabelen B S.E. Wald df Sig. Exp(B)

Vvraag1 1,440 ,625 5,299 1 ,021 4,220 Vvraag2 ,251 ,453 ,309 1 ,578 1,286 Vvraag3 -21,278 6839,855 ,000 1 ,998 ,000 Vvraag4 ,420 ,863 ,237 1 ,626 1,522 Vvraag5 -1,801 ,569 10,015 1 ,002 ,165 Vvraag6 -,032 ,617 ,003 1 ,959 ,969 Vvraag7 ,156 ,547 ,082 1 ,775 1,169

(26)

- 24 - Vvraag8aB ,003 1,727 ,000 1 ,999 1,003 Vvraag8aC -,443 1,128 ,154 1 ,695 ,642 Vvraag8bB 2,438 1,595 2,337 1 ,126 11,449 Vvraag8bC -,396 1,810 ,048 1 ,827 ,673 Vvraag9B ,324 ,800 ,165 1 ,685 1,383 Vvraag9C -,708 ,961 ,543 1 ,461 ,493 Vvraag9D ,657 26643,857 ,000 1 1,000 1,929 Vvraag10B -,239 1,046 ,052 1 ,819 ,787 Vvraag10C -8,925 3514,331 ,000 1 ,998 ,000 Mvraag1 -1,579 1,002 2,481 1 ,115 ,206 Mvraag2 1,339 ,550 5,923 1 ,015 3,816 Mvraag3 21,181 6839,854 ,000 1 ,998 1580231177,553 Mvraag4 -18,463 14746,122 ,000 1 ,999 ,000 Mvraag5C -17,275 24632,139 ,000 1 ,999 ,000 Mvraag5D -,807 21406,325 ,000 1 1,000 ,446 Mvraag6 ,414 ,338 1,494 1 ,222 1,512 Mvraag7B -,998 ,674 2,190 1 ,139 ,369 Mvraag7C -,681 1,693 ,162 1 ,688 ,506 Mvraag7D ,919 1,198 ,588 1 ,443 2,506 Mvraag8 ,754 ,605 1,552 1 ,213 2,125 Mvraag9B 2,385 1,019 5,476 1 ,019 10,863 Mvraag9C ,886 ,804 1,213 1 ,271 2,425 Mvraag9D ,502 ,688 ,531 1 ,466 1,651 Constant -3,187 ,484 43,421 1 ,000 ,041

Noot. Significante waarden worden dikgedrukt weergeven Tabel 5

Binaire logistische regressie-analyse voor pedagogische verwaarlozing

Variabelen B S.E. Wald df Sig. Exp(B)

Vvraag1 ,989 ,483 4,198 1 ,040 2,689 Vvraag2 ,419 ,316 1,759 1 ,185 1,521 Vvraag3 ,170 ,760 ,050 1 ,823 1,186 Vvraag4 ,051 ,723 ,005 1 ,944 1,052 Vvraag5 -,900 ,370 5,915 1 ,015 ,407 Vvraag6 -,353 ,502 ,496 1 ,481 ,702 Vvraag7 -,106 ,403 ,069 1 ,792 ,899 Vvraag8aB -,602 1,234 ,238 1 ,626 ,548 Vvraag8aC 1,227 ,685 3,204 1 ,073 3,409 Vvraag8bB 2,444 1,311 3,474 1 ,062 11,519 Vvraag8bC 1,712 1,410 1,474 1 ,225 5,540 Vvraag9B -,405 ,729 ,309 1 ,578 ,667 Vvraag9C ,291 ,651 ,200 1 ,655 1,338 Vvraag9D -21,132 25682,669 ,000 1 ,999 ,000 Vvraag10B -1,456 1,063 1,876 1 ,171 ,233 Vvraag10C -,516 ,543 ,903 1 ,342 ,597 Mvraag1 -,385 ,608 ,400 1 ,527 ,681 Mvraag2 1,275 ,463 7,595 1 ,006 3,580 Mvraag3 -20,931 14963,509 ,000 1 ,999 ,000 Mvraag4 -1,072 1,857 ,333 1 ,564 ,342 Mvraag5C ,338 2,008 ,028 1 ,866 1,402 Mvraag5D -10,415 20096,485 ,000 1 1,000 ,000 Mvraag6 -,296 ,297 ,992 1 ,319 ,744 Mvraag7B -,725 ,499 2,113 1 ,146 ,484 Mvraag7C 1,371 ,916 2,241 1 ,134 3,941

(27)

- 25 - Mvraag7D 1,228 ,878 1,956 1 ,162 3,413 Mvraag8 ,115 ,455 ,064 1 ,800 1,122 Mvraag9B -,290 1,253 ,054 1 ,817 ,748 Mvraag9C ,561 ,655 ,733 1 ,392 1,752 Mvraag9D ,501 ,512 ,957 1 ,328 1,650 Constant -2,322 ,345 45,395 1 ,000 ,098

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

graph transformation, vertex-removing synchronised product, performance of real-time periodic processes, process

Our study proposed three mechanisms linking organizational knowledge sharing habits and processes to employees' IWB: (i) a direct effect whereby access to knowledge across the

Op basis hiervan kan verwacht worden dat in wat voor stemming de consument verkeert – positief of negatief – dit weinig tot geen effect zal hebben op de attitude die de

Change of both transmitted and reflected intensities The enhancements of the total transmitted intensity η tr , the total reflected intensity η re , and the intensity outside

relevant in regard to this section and the defence of &#34;contributory intent&#34; is the practical manner in which the courts apportion damages between intentional wrongdoers

De convergentie van deze twee drijfveren vergt een innovatieve manier van handelen waarin het optreden van decentrale overheden een belangrijke factor is voor het succes van

This study explores the relation between personality (based on the Five Factor Model) and game preference (based on the Five Domains of Play theory) to enable creation of such