• No results found

De ontwikkeling van een maat voor de regelprestatie ten behoeve van een gesimuleerd produktieproces

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ontwikkeling van een maat voor de regelprestatie ten behoeve van een gesimuleerd produktieproces"

Copied!
120
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

behoeve van een gesimuleerd produktieproces

Citation for published version (APA):

Paternotte, P. H. (1974). De ontwikkeling van een maat voor de regelprestatie ten behoeve van een gesimuleerd produktieproces. (TH Eindhoven. Werkgroep Onderzoek Mens Machine Systemen; Vol. 3). Technische

Hogeschool Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1974

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at:

openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

Rapport nr. 3 - Vakgroep Organisatiepsychologie Prof.dr. M.J.M. Daniels Mens machine Systemen-i .0 • Werkgroep Onderzoek

-- Begeleiders: Ir. D. Kortlandt (DSM) Ir. H. Kragt (Afd. BDK) P.H. Paternotte

Vakgroep Organisatiepsychologie Afdeling Bedrijfskunde

Technische Hogeschool Eindhoven

Verslag van een onderzoek binnen de Werkgroep Onderzoek Mens-machinesystemen i.o., uitgevoerd bij N.V. Nederlandse Staatsmijnen/DSM.

~ .

DE ONTWIKKELING VAN EEN MAAT VOOR DE REGELPRESTATIE TEN BEHOEVE VAN EEN GESlMULEERD PRODUKTIEPROCES

(3)

3. ONDERZOEK EN RESULTATEN 3.1. Vooronderzoek 29 3.2. Doelstelling 29 3.3. Methode 3.3.]. Participerende observatie 31 3.3.1. Ret beslissingsalgorithme 32

3.3.3. Ret interview normaal bedrijf 37

3.4. Resultaten

3.4.1. Normaal bedrijf en normen voor het ingrijpen 40

3.4.2. De kwaliteitsregeling 44

3.4.3. De kwaliteitssturing 51

3.4.4. Ret beoordelen van procesresultaten 55

3.5. Conclusies 57 VOORWOORD I. INLEIDING 1.1. Mens-Machinesystemen 1.2. De stuur- en regeltaak 1.3. Prestatie 1.3.1. Systeemprestatie en mensprestatie 1.3.2. Regelprestatie 1.3.3. Prestatiematen 2. RET DESTILLATIEPROCES

2.1. Onderzoek aan mens-machinesystemen 2.2. Destilleren

2.3. De hoofddestillatie IIA 2.3.1. Functie

2.3.2. Apparatuur en instrumentatie 2.3.3. Bediening

4. PRESTATIEMATEN VOOR DE SIMULATIE 4.1. Discussie

4.2. Enkele suggesties van prestatiematen en voor labo-ratoriumonderzoek

4.3. Enkele mogelijke prestatiematen

3 4 7 8 10 15 16 19 20 26 64 67 68

(4)

5. VERDER ONDERZOEK

5.1. Storingen 72

5.2. Informatiepresentatie 73

5.3. Mentaal procesbeeld 74

5.4. Nadere studie van het interview als instrument van

onderzoek. 74

SAMENVATTING 76

LITERATUUR 77

(5)

VOORWOORD

Ten behoeve van onderzoek naar de taaksituatie van mensen in min of meer geautomatiseerde systemen, zal door de werkgroep Mens-Machinesystemen-i.o. van de afdeling der Bedrijfskunde van de Technische Hogeschool Eindhoven, onderzoek worden verricht m.b.v. een gesimuleerd produktl.eproces,. Het betreft een destillatiekolom welke ook in werkelijkheid bestaat bij de anol-anonfabriek van het DSM-bedrijf te Geleen.

~---:---:-- - ----_.

-Bij diverse experimenten van deze werkgroep zullen uiteraard als afhankelijke variabelen maten voor de regelprestatie nodig zijn. De ontwikkeling van dergelijke maten is door mij gekozen

als afstudeeronderwerp bij de werkgroep Mens-Machinesystemen-i.o. Aanvankelijk meende ik dat het mogelijk zou zijn een aantal repre-sentatieve maten direct ~e kunnen formuleren op basis van een

kort veldonderzoek en deze vervolgens te kunnen testen op gevoelig-heid, realiteitsgehalte ed. Literatuurstudie en een kort vooronder-zoek leerden mij echter dat dit een te eenvoudige benadering van het prestatiebegrip in het algemeen en van het begrip regelpres-tatie in het bijzonder was. Eerst bleek meer inzicht in

de wijze van taakuitvoering, het regelgedrag, noodzakelijk.

Dit eetekende een verandering van doelstelling; in feite een stap terug. In plaats van regelprestatie werd regelgedrag onderzocht, waarbij de over dit regelgedrag verkregen inzichten gebruik~ kunnen worden om bruikbare maten voor de regelprestatie te formuleren. De rapportering van dit onderzoek is als voigt opgebouwd:

In het eerste hoofdstuk worden een aantal begrippen geintroduceerd en een theorie over de menselijke stuur- en regeltaak geschetst. Daarnaast wordt een aantal aspecten van het begrip regeltie belicht en voorbeelden van in de praktijk gebruikte presta-tiematen gegeven. Deze begrippen en maten komen weer ter sprake bij de bespreking van het onderzoek (hoofd~tuk 3) en bij het formuleren van prestatiematen (hoofdstuk 4).

In het tweede hoofdstuk wordt nader ingegaan op het hierboven aangeduide onderzoek van de werkgroep Mens-Machinesystemen i.o.

en wordt een korte beschrijving gegevenvan destilleren. destil1atie-apparatuur en de taak van de operator bij het bedienen van een

destillatieproces.

(6)

2

-regelgedrag beschreven. Daarbij worden achtereenvolgens de methode van onderzoek, de resultaten en de conclusies aan de orde gesteld. In het vierde hoofdstuk wordt, mede op grond van deze conclusies een aantal relevant geachte maten voor de regelprestatie geformu-leerd en enkele problemen besproken die zich bij het gebruik van dergelijke maten (kunnen) voordoen.

In het vijfde hoofdstuk wordt een aantal uitgangspunten voor ver-der onver-derzoek genoemd.

*

De bij het veldonderzoek verkregen medewerking van DSM-zijde heb ik bijzonder op prijs gesteld.

Gaarne zou ik de operators en de chefs van dienst, met name diegenen die mij hun tijd en geduld ter beschikking hebben gesteld voor

de interviews, hartelijk willen bedanken, evenals de heren P.P.M. Zeyen (produktiechef Anol-Anonfabriek), J. Stok~an (assistent produktiechef Anol-Anonfabriek) en J. Deen (instructeur Anol-Anonfabriek) voor hun vele toelichtingen en hun bereidheid tot discussie over de

technische aspecten van het destilleren.

Hierbij zij opgemerk~datde resultaten van het onderzoek in overleg metde productieleidingvan de anol-anonfabriek zullen worden terug-gerapporteerd aan de operators die aan het veldonderzoek hebben mee-gewerkt.

Aan ire D. Kortlandt (instrumentatiedienst) en aan de heer H.J.M. Jeukendrup (Staf Chemie Groep Organische Produkten) ben ik veel dank verschuldigd voor hun stimulerende gesprekken, waarvoor zij hun kostbare tijd ter beschikking stelden.

Ir. G. Duyfjes (Afdeling Wiskunde en Procesbesturing) en de Heer M.M. Meyers (Staf Chemie Groep Organisahe Produkten) wil ik bedanken voor hun bereidwilligheid om mij inzicht te verschaffen in het

technisch-economisch model van de anol-anonfabriek.

Ook de begeleiding vanuit de vakgroep Organisatiepsychologie, met name van ire H. ~ragt, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van dit ondetzoeko

Speciale vermelding verdient ook Mevr. A. Hurkens-van der Aa: zij was immer bereid om het ne concept van dit rapport in leesbare vorm

(7)

I. INLEIDING.

1.1. Mens-machinesystemen.

Een gevolg van de voortschrijdende techniek is, dat het denken over de taaksituatie van de mens in min of meer gemechaniseerde* of ge-automatiseerde* systemen steeds meer gebaseerd wordt op een sys-teemconcept: het mens-machinesysteem. Chapanis (1965) definieerde een mens-machinesys teem als: II.0 0 • o. an equiptnent sys tem in·

which at least one of the components is an human being who interacts or intervenes in the operation of the machine-components from time to time". In deze betekenis is bv. een draaibank met een draaier op te vat ten als een mens-machinesysteem.

In het algemeen wordt echter nog een beperking aan deze definitie toe-gevo@gd: de mens interacteert meestal niet rechtstreeks met de machine; hij krijgt informatie via informatiebronnen (displays) en grijpt in met behulp van bedieningsmiddelen (controls). Voor een goed begrip zij opgemerkt dat de term "machineII dan ook een veel bredere be tekenis heeft dan in het normale spraakgebruik. Dit kan bv. ook een chemisch proces of een verkeersvliegtuig zijn. In het vervolg zullen wij de

term proces gebruiken. Daarbij zullen wij ons beperken tot een mens-machinesysteem bestaande uit een mens en een proces: de operator-proces situatie.

Meister(1971) hanteert ongeveer dezelfde definitie als Chapanis, maar voegt daar nog aan toe: 1I • • •t hey interact within an environment to produce some desired outputl l

• Hij legt er de nadruk op dat het systeem ontworpen is en bestaat om een bepaalde functie te vervullen; het sys-teem heeft een doel. De mate waarin het syssys-teem er in slaagt haar doel-stelling te realiseren noemen wij de systeemprestatie. Voor wij echter nader ingaan op wat dit begrip inhoud~willenwij de taak van een mens in een dergelijk systeem nader bezien.

* Bij mechanisering en automatisering draagt de mens een deel van z1Jn taak over aan apparaten; bij mechanisatie verrichten deze apparaten aileen handelingen en geen controle, bij automatisering wordt ook (een deel van) de controletaak overgedragen aan apparaten. (Rademaker, 1970).

(8)

- 4

-1.2. De stuur- en regeltaak.

Een tweede gevolg van de ontwikkeling van de techniek is. dat de eisen die gesteld worden aan het uitvoeren van de taak** veranderen; er wordt minder een beroep gedaan op de motorische vaardigheid, dan op wat Crossman (1960) noemde: "The ability to take in information and

to organize and interpret it for action". Alhoewel deze mentale vaar-digheid in feite bij elke taakuitvoering een rol speelt. kunnen wij

spreken van een accentverschuiving van motorische naar mentale vaar-digheden. Taken die aan bovengenoemde omschrijving voldoen,worden wel stuur- en regeltaken genoemd.

De relatie van operator en proces bij een stuur- en regeltaak kunnen wij illustreren aan de hand van figuur I.

proces (machine)

bedienings- informatie-middelen bronnen (controls) (displays)

,

operator (mens)

-Figuur I. De operator-proces situatie.

Daze operator-proces situatie kunnen wij beschouwen a1s een gesloten systeem (closed-loop system). waarin de operator informatie krijgt over het verloop en de actuele toestand van het proces en op grond daarvan bes1ist over a1 dan niet ingrijpen in bet proces.

Vo1gens Kelley (1968) is de taak van de operator in een dergelijk mens-machinesysteem het voorspe1len van moge1ijke toekomstige procestoe-standen. het daaruit kiezen van de meest gewenste toestand (m.b.t. het doel) van het proces en het initieren van een actie (of het nalaten van

** Voor de begrippen taak en vaardigheid verwijzen wij naar: BIJDRAGE

(9)

een actie) die leidt tot de realisatie van die gekozen toestand. Vol gens Kelley is het kiezen van de juiste actie een doelstelling op zich. Ret is als het ware een subdoel in een hierarchie van doe len waarvan het uiteindelijk (hoogste) doel het systeemdoel is. Zo zijn de activiteiten waarmee de gewenste actie tot stand wordt gebracht weer subdoelen van die actie zelf. Deze hierarchie wordt weer$piegeld in de regeltaak; het realiseren van een subdoel vormt een subtaak die nodig is om op een hoger niveau met een "hogere" taak het hogere doel te kunnen realiseren. Kelley spreekt over "inner-loop" en "outer-loop" activiteiten. Daarmee geeft hij aan dat de realisatie van het laagste subdoel d.m.v. het laagste subsysteem (inner-loop) nodig is om de realisatie van het hogere doel d.m.v. het hogere subsysteem

(outer-loop) mogelijk te maken; de taak,op een bepaald niveau sluit

~e taken op de lagere niveax in. In het algemeen komen de

"inner-loop" activiteiten ook frequenter voor dan de "outer-"inner-loop" activiteit~n. Kelley geeft een voorbeeld van een schip dat een bepaald traject

(systeemdoel*) moet afleggen. Dit wordt gerealiseerd door een bepaalde koers (subdoel) te volgen. De koers op zijn beurt wordt dan gerealiseerd door een bepaalde roerstand (sub-subdoel) m.b.v. een stuurmachine in te stellen. In figuur 2 is deze situatie weergegeven.

Desired Rudder Positioning rudder System angle Ship Steering System Desired Schedule Ship Navigation System ---_._--- ---=----:-:-==--~---Hydraulic Propulsive Power Power Source , Source L...-_ _-t_3~~~n~e__I + _ - - ' L -_ _---1--S~~~~~-I+--_---I Ship Position L - -j ~ - - -... sensors

Figuur 2. Rierarchie van taken en doelen bij het varen met een schip (Overgenomen uit Kelley, 1968, bIz. 29).

*

Wij beperken ons bij dit voorbeeld tot een aspect; in werkelijkheid zal het systeemdoel meer aspecten vertonen bv. de snelheid waarmee het gerealiseerd wordt, de kosten daarvan, etc. In dit verband spreekt men ook weI van dimensies

van-

de systeemprestatieo

(10)

6

-Kelley noemt als fundamenteel kenmerk van de menselijke stuur- en regel~

taak (manual control task): "manual control systems function to reduce the difference between what an operator wants to happen to a controlled variable and what he thinks is going to happen unless he institutes a change" (bIz. 41).

Zoals gezegd is het voorspellen een essentieel kenmerk van de menselijke stuur- en regeltaak. Hier ligt volgens Kelley dan ook het verschil met een automatiache regelaar: deze reduceert het verschil tussen de

gewenste output en de actuele output, daarbij rekening houdend met de dynamische karakteristieken van het proces* •

Tot nu toe hebben wij het begrip stuur- en regeltaak gebruikt voor aIle situaties waarin de operator zijn taak uitoefent. In de termino-logie van Kelley wordt iedere actie van een meBselijke operator regelen genoemdo Gegeven ziJn definitle; r~gelen is het beslissen op grand

van een vergelijking, is dit ook juist. Wij willen echter onderscheid maken tussen sturen en regelen, omdat wij veronderstellen dat dit in het regelgedrag, de wijze waarop een operator zijn stuur- en regeltaak uitvoert, tot uiting zal komen. Daarbij zullen wij tevens aangeven hoe wij dit met het model van Kelley kunnen verklaren.

Regelen heeft te maken met een gesloten keten van oorzaak en gevolg, het meten van de te regelen grootheid (het systeemdoel) en het ingr1Jpen

in het proces zodanig dat deze grootheid (in de gewenste richting) beinvloed wordt. Sturen heeft te maken met het feit dat er geen terug-werking is; de informatie over de toestand van de te regelen grootheid

ontbreekt c.q. is niet voorhanden.

Afhankelijk van de waarde van bepaalde procesvariabelen wordt het pro-ces beinvloed en weI zodanig dat het ~yste~mdoel gerealiseerd

zal kunnen worden. Hiervoor is o.a. kennis over de relatie van die bepaalde procesvariabelen met het doel noodzakelijk.

Dus de actie die een operator onderneemt op grond van waargenomen af-wijkingen van het systeemdoel zelf noemen wij regelen, terwijl de actie

*

Kelley stelt dat mensen kunnen voorspellen op grond van een intern

model (internal model) van het proces. Wij vragen of ons af of dit in wezen bij een automatische regelaar, m.n. een differentierende regelaar,

ook niet het geval is. C.i. is het meest essentiele verschil tussen mens en regelaar dat een mens flexibeler is; hij kan zich aanpassen bij veranderende dynamische karakteristieken van het proces, iets wat een regelaar niet kane

(11)

die een operator onderneemt op basis van informatie over procesvariabelen waarvan hij weet (of veronderstelt) dat zij afwijkingen van het systeem-doel kunnen veroorzaken door ons sturen genoemd wordt.

In de terminologie van Kelley betekent dit dat voor het sturen op een bepaald niveau de informatie over de toestand van de hogere "loop" ont-breekt c.q. niet voorhanden is. Met behulp van informatie uit een lagere

"lOOp" moet dan het hogere doel gerealiseerd worden. Dit betekent bv. bij het sturen van een schip dat de informatie over de positie van

het schip niet voorhanden is. Op grond van de gevaren afstand en koers(en) kan de operator (navigator) toch bepalen wat de positie van het schip

zal zijn/worden en dienovereenkomstig actie ondernemen.

1.3. Prestatie.

1.3.1. Systeemprestatie en mensprestatie (operator prestatie)

In par. 1.1. stelden wij dat een mens-machinesysteem een doel heeft: het systeemdoel. De mate waarin dat doel bereikt wordt noemden wij de systeemprestatie. Deze prestatie is dan het resultaat van de inter-actie tussen operator en proces. Glaser en Klaus (1961) merkten hier-over op: "total system performance is not only dependent on the skill of the operator, but on the capabilities of the machine in the system as well". Mens en proces leveren ieder hun eigen specifieke bijdrage aan de realisatie van het systeemdoel. De bijdrage van de mens aan de systeemprestatie noemen wij mensprestatie.

Het blijkt moeilijk binnEm de systeemprestatie de mens presta-tie te onderkennen Een bekend vocrbeeld van McCormick (1970) is·dat van een

typiste en haar schrijfmachine: de systeemprestatie (bv. het aantal correcte aanslagen per minuut) is niet aIleen afhankelijk van de ty-piste maar ook van de typemachine: elektrische of gewone machine, be-nodigde aanslagkracht, slijtage. plaatsing en vorm van de toetsen, etc. Volgens McCormick moet de mensprestatie van een operator in de meest strikte betekenis van het woord beschouwd worden in termen van zijn diverse sensorische, mentale en motorische activiteiten.

Dit vereist enerzijds dat men bij ieder mens-machinesysteem moet kunnen bepalen in hoeverre het proces een beroep doet op deze elementaire ac-tiviteiten en anderzijds dat men kan bepalen in hoeverre de mens de bekwaamheid bezit om deze activiteiten uit te voeren. In feite gaat het dan om een ver doorgevoerde classificatie van taken en vaardigheden. M.b.v. deze classificatie zou men dan in staat moeten zijn iedere

(12)

8

-stuur- en regeltaak te beschrijven en daarbij de mens-en s~steem­

prestatie onafhankelijk van elkaar te bepalen. Een poging tot

het beschrijven van een taak in elernentaire activiteiten is bv. onder-nomen door Berliner e.a. (1964). Het blijkt echtcr dat de diversi-teit van mens-machinesystemen de toepassing van een dergelijke classi-ficatie op meerdere mens-rnachinesystemen zeer rnoeilijk rnaakt.

McCormick (l970)~rkt-hierover op: "it is usually difficult, i f '

not impossible, to measure human activity in strictly human activity terms, since such performance usually is inextricably intertwined with the performance of the physical equipment being used".

Prestatiegegevens over mens-machinesystemen hebben dan ook meesta1uitsluitend betrekking op de systeemprestatie, hoewe1 dit vaak niet wordt

onder-kend. Dikwij1s wordtle'mensprestatie vetwaro met

de

systeemprestatie (CllI1es ,196

i).

1.3.2. Rege1erestatie~

Naast de genoemde begrippen, systeemprestatie en mensprestatie, komt in de 1iteratuur ook de term rege1prestatie (control performance) voor. Deze term wordt gebruikt voor een vee1heid van prestatie-opvattingen. Vaak bedoe1t men met dit begrip de mensp~estatie, geme-ten m.b.v. die aspecgeme-ten van desysteemprestatie waarvan men ver-onderste1t dat ze kenmerkend zijn voor de bijdrage van de mens aan het bereiken van het systeemdoel. Wij willen aan de term regelpres-tatie een bepaa1de betekenis toekennen en maken daartoe een onder-scheid in,of:

a. Het regelgedrag van de operator, dat op het bereiken van een doe1,

-'-,'-het leveren 'Van een prestatie gericht is.'"

b. De rege1prestatie van de operator, die weergeeft in welke mate

~'t,';

hij er in slaagt het geste1de doe1 te bereiken.

De wijze waarop men dit laatste-be.grIp-oper-aRonal1seeri~bepaa-rtdan of de regelprestatie eensysteem- dan weI een mensprestatie is.

Wij willen nu ingaan op wat regelprestatie betekent in de in IHH. 1./.

n Zie verder: BIJDRAGE AAN HET PROGRAMMA VAN DE WERKGROEP MENS-MACHINE-SYSTEMEN i.o., 1974.

~* Strikt senomen dient ook hier het onderscheid tussen sturen en

regelen gemaakt te worden. Wij stellen echter dat de begrippen regeIgedrag en regelprestatie mede op sturen befrekking hebben.

(13)

geschetste theorie van Kelley.

De operator kiest de meest gewenste, voorspelde, toestand van het pro-ces en besluit a1 dan niet aetie te ondernemen om die gekozen toestand te kunnen realiseren. V~lgens Kelley vereTst de keuze' tussen twee of meer toekomstige toestanden een schatting van:

a. de relatieve waarde van de voorspelde toestanden waaruit gekozen wordt voor derealisatie van het systeemdoel.

b. de moeilijkheden voor de operator en kosten voor het proces die ge-paard gaan met het trachten een dergelijke toestand te bereiken. c. de waarschijnlijkheid dat elke voorspelde toestand bereikt kan

worden.

Een operator kiest bvo een bepaald alternatief, omdat het hem gemakkelijk (weinig moeite) toeschijnt of, omdat het hem uitdagend (lage waarschijn-lijkheid van realisatie) voorkomt. De "beste" regelprestatie wordt ge-leverd door die operator die er in slaagt, gegeven een bepaalde proces-toestand, deze criteria op een "juiste" wijze tegen elkaar.af te wegen en op grond daarvan aetie te ondernemen of na te laten.

Willen wij deze regelprestatie me ten, dan zullen wij exacte informatie moeten hebben over:

a. de relatieve waarden van te kiezen toestanden.

b. de moeite en kosten om deze toestanden te realiseren.

c. de waarschijnlijkheden van de respectievelijke realisaties. Dit implieeert dat een proees volledig mathematisch te beschrijven moetzijn om op deze wijze te werk te kunnen gaan. Bij een echt proees levert dit echter onoverkomelijke moeilijkheden Ope Er zijn vrijwel altijd een aantal omgevingsfaetoren aanwezig die een onvoorspelbare invloed hebben op het proces 0 Daarnaast is het pr-oces meestal niet volledig besehreven. Ais er een model bestaat is dat altijd een ab-stractie; een aantal variabelenwordt als eonstanten in het model op~

genomen omdat ze voor het doel waarvoor dat model werd ontw{kkeld niet essentieel zijn en ook omdat anders het construeren van het model een praktisch-onmogelijke opgave wordt.

In een experimentele situatie is het weI mogelijk op de genoemde wijze

te werk te gaan. Met behulp van een gesimuleerd proces(ook een mode~is op het moment van ingrijpen reeds te bepalen hoe "goed" e,~n keuze en de

daarop gebaseerde ingreep zijn.

Ret is dan ook mogelijk het proeesgedrag constant te houden en een

groep proefpersonen m.b.v:de systeemprestatie onderling te ve~gelijken. Daarbij is het wel noodzakelijk dat een experimentele doelstelling

(14)

1.3.3. Prestatiematen.

Ook bij prestatiematen, in het vervolg "criteria"* te noemen, wordt het onderscheid in systeem- en mensprestatie gehanteerd.

McCorm~ck (1970) noemt als voorbeelden van systeemcriteria o.a.

hoeveelheid, kwaliteit en snelheid, gerelateerd aan de output van een mens-machinesysteem. Tot de menscriteria (" ••• types of criteria which may be pertinent indications of human behavior") rekent hij:

a. maten voor de eerder genoemde (zie par. 1.3.1.) elementaire acti-viteiten.

b. fysiologische indicaties bv. hartfrequentie en EEG. c. subjectieve beoordelingen.

d. ongelukken frequenties bv. verkeersongevallen bij transportsystemen. Behalve de onder a. genoemde is het zeer de vraag of dit werkelijk menscriteria zijn. Fysiologische indicaties geven wellicht informatie over de belasting, de kosten voor het systeem'~mens",die het ui t-voeren van een bepaalde taak met zich meebrengt. Dit zegt echter niets over de mensprestatie; de belasting behoeft immers niet veroorzaakt te worden door een doelgerichte prestatie.

Subjectieve beoordelingen zijn miss chien nog te interpreteren als menscriteria maar de subjectiviteit maakt vergelijking tussen

mens-prestaties bij verschillende mens-machinesystemen vrijwel onmogelijk; het referentiekader, de norm voor een "goede" prestatie, kan per systeem een verschillende mensprestatie (in absolute betekenis) re-presenteren. Ongelukkenfrequenties tenslotte, zijn per definitie eerder systeemcriteria dan menscriteria.

McCormick geeft o.i. zelf uiting aan zijn twijfel over het abso-lute onderscheid tussen systeem- en menscriteria door voor te stellen deze te beschouwen als uiteinden van een continuum Lp.v. als een "nette" dichotomie. Wij menen dat dit ook een betere weergave van de

werke-lijkheid is; naarmate men maer systeemvariabelen betrekt bij de pres-tatiemeting des te meer zullen een aantal daarvan de bijdrage van de mens aan de systeemprestatie weerspiegelen.

* Zie voor een uitwerking van het criteriumbegrip bv. Drenth (1972).

(15)

In de amerikaanse literatuur wordt de mensprestatie vaak beschouwd vanuit het gezichtspunt van de "human error", de menselijke be-drijfszekerheid (zie bv. Swain, 1964 en Pickrel en McDonald, 1964). Men vraag zich niet af hoe goed de mens het doet, maar hoe groot de de kans is dat een bepaalde activiteit verkeerd (of niet) wordt uit-gevoerd.

Edwards (1970) merkt terecht op dat het type criteria <lat men zoek-t afhank.elijk is van het doel w~arvoor men net nodig heeft. Iiij' maakt onderscheid tussene~n drietal vraagstellingen:

1. Het beoordelen van een totaal systeem gemeten aan spe-cificaties waaraan het moet voldoen.

2. Het beoordelen van een individu in vergelijking met zijn gelijken. 3. Het oeoordelen van systeemonderdelen en/of procedures.

In hetzelfde artikel geeft Edwards een overzicht van de meest ge-bruikelijke (sy,steem- en mens-) prestatiematen. Dns inziens geeft dit overzicht een duidelijk beeld van de huidige opvattingen over het prestatiebegrip in de context van mens-machinesystemen. Om deze

reden geven wij dit overzicht hier verkort weer. Edwards maakt onderscheid in een drietal categorien: A. Directe prestatiematen.

B. 0peratorbelastingsmaten C. Gecorreleerde maten.

ad.A. Directe Prestatiematen.

Deze zijn altijd gerelateerd aan de systeemprestatie of een aspect (component) daarvan. Deze zijn:

a. Absolute scores -dit is van toepassing als er geen behoefte aan ver-dere kwantificering bestaat- bv. aantal treffers.

(16)

- 12

-c. Precisiescores -deze zijn van toepassing als het mogelijk is de afwijking tussen de prestatie en een vooraf bepaald

prestatiecriterium te beschrijven als een continue functie. Deze bestaan meestal uit een of andere vorm van fleldt*.

d. Foutenscores -deze zijn vooral van toepassing wanneer het om sig-naaldetectie gaat.

e. Informatieverwerkingsscores. Hiermee is het mogelijk de informatie-' verwerkingsprestatie van een operator in een score uit tedrukken i.p.v. in snelheid, precisie en fouten. Het is echter de vraag of dit voor ieder probleem de meest geschikte methode is. (Opmerking: informatiescores combineren o.i. aIleen het hoeveelheids- en het nauwkeurigheidsaspect. Evenals bij andere scores wordt de informatie-score per tijdseenheid uitgedrukt).

f. Meervoudige scores -een combinatie van twee of meer van de bovenge-noemde methoden waarbij men de voor de probleemstelling meest rele-vante kiesto

ad.B. Operatorbelastingsmetingen •

•• Fysiologische indiuaties voor fysieke en/of mentale belasting w.o. ECG,EEG,EMG, bloeddruk, zuurstofverbruik, huidtemperatuur. pupil-diameter etc. Vereist nog veel nader onderzoek.

2. Secundaire taken. Het meten van de prestatie m.b.v. die op een tweede, goed kwantificeerbare, taak. Probleem is de interferentie van twee simultaan uitgevoerde taken.

3. Alternatieve taken. Na de qua prestatie niet meetbare eerste taak

* Uit de regeltechniek zijn bekend (zie bv. Rademaker, 1970):

1. minimale e(T): de afwijking moet uiteindelijk minimaal zijn.

T

2. minimale f e(t)dt: de som van aHe afwijkingen moet zo klein

mo-o

gelijk zijn.

3. minimale Je2(t)dt: 2 en hoe groter de afwijking hoe erger

(kwa-o

dratisch) •

4. minimale 'e2(t)dt2: 3 en hoe later een afwijking ontstaat hoe

d:'

, zwaarder dezeweegt (criterium voor snel corrigeren) •

5. p<~(t)<r: afwijking niet groter dan r en niet kleiner dan p.

6.

I

e(t)l<p voor t)q: de afwijking moet binnen q tijdseenheden kleiner dan p zijn.

7. 2. 3 en 4 met

I

e (t)

I

en

I

e2(t)1 : iedere afwijking telt mee; com-pensatie is niet ~ogelijk.

(17)

wordt een tweede uitgevoerd, waarbij meting weI mogelijk is. De mate waarin en de snelheid waarmee de prestatie op de tweede taak afneemt is een indicatie van de kosten (belasting) voor de mens die de eerste taak met zich meebracht.

4. Verloop van de prestatie in de tijd. Een operationalisatie van het begrip vermoeidheid.

5. Het oordeel van ervaren operators als maat voor de moeilijkheid

van een taak. ~_~ ~ ~_ _

-(Opmerking: wij kunnen m. b. t. de onder B genoemde "prestatie-maten" dezelfde critiek leveren als bij McCormick; belasting is niet even-redig met prestatie maar hoogstens een maat voor de motorische en/of mentale activiteit).

ad. C. Het meten van gecorreleerde functies.

1. Variabiliteit. Naarmate de prestatie toeneemt , zal zij ook consis-tenter* zijn. De mate van variabiliteit wordt dan gebruikt als maat voor de prestatie.

2. Verbaal commentaar van de operator zelf m.b.v. critical incidents. 3. Observatie door ervaren waarnemers.

Edwards en Lees (1972) merken op dat, nog afgezien van de methode van me ten , de mate van invloed die een operator op een proces kan uitoefenen sterk afhangt van een drietal.factoren:

- de karakteristieken van dat proces (technische en economische) - de eigenschappen van het regelsysteem

- de momentane toestand van dat proces.

Ten aanzien van dit laatste is globaal een.onderscheid te maken in: 1. Normaal bedrijf. De waarden van de procesvariabelen liggen binnen

be-paalde grenzen die in overeenstemfiUng zijn met het gewenste ver-loop van het proces.De taak van de operator bestaat in dit ge-val uit het bewaken van de waarde van deze procesvariabelen en

het zonodig opheffen van, of anticiperen op, de gevolgen van optredende verstoringen**~

2. Abnormale condities (storingen, breakdown). De waarden van de pro-cesvariabelen komen buiten de genoemde grenzen door een plotseling optredende calamiteit die de operator dwingt snel een aantal

han-* Een analoge veronderBtelling is, dat de eorrelatie tussen ver-schillende prestatiematen voor een taak zal toenemen naarmate de prestatie zelf toeneemt.

(18)

14

-delingen te verrichten om het proces hetzij weer in de normale toestand te brengen hetzij te stoppen of in een andere stabiele toestand te brengen teneinde aan veiligheids en/of produktieeisen te voldoen.

3. Starten, omschakelen en stoppen.

Dit zijn meestal een aantal voorgeschreven handelingen welke nodig zijn om het proces in of uit een normale bedrijfstoestand te

brengen.

Voor dergelijke situaties zouden dan verschillende prestatiecriteria gehanteerd moeten worden. Zo zou bij normaal bedrijf het produceren van een gemrddelde kwaliteit het belangrijkste kunnen zijn en bij storingen vooral de snelheid van ingrijpen.

In h~t volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op een concrete situatie waarin behoefte bestaat aan prestatiecriteria voor onderzoeksdoeleinden.

In ~it rapport hanteren wij de volgende definities van storing en verstoring, die zijn ontleend aan Kragt (1971).

verstoring: een langzame verandering in een of meerdere proces-variabelen (bv. het vervuilen van een regelklep, verouderen van een katalysator),

storing: een omstandigheid die het continue proces plotseling onderbreekt (bv. uitval van een pomp, leidingbreuk),

(19)

2. HET DESTILLATIEPROCES

2.1. Onderzoek aan mens-macninesystemen

De werkgroep Mens-Machinesystemen i.o. van de Afdeling der Bedrijfs-kunde van de Technische Hogeschool Eindhoven, stelt zich tot doel het optimaliseren van het mens-machinesysteem, gemeten naar sociale criteria

(het welzijn van de taakuitvoerder) en technisch-economische criteria (de effectiviteit van de taakuitvoering)*.

De effectiviteit van de taakuitvoering kunnen wij opvatten als het in hoofdstuk 1 genoemde begrip regelprestatie o

Een deel van het onderzoek van de werkgroep richt zich op de vraag welke invloed een aantal factoren, zowel gelegen aan de mens- als aan de

proceskant"hebben op deze regelprestaEieo Daarbij worden de volgende factoren genoemd:

a. factoren aan de proceskant: de wijze van informatiepres~ntatie,

complexiteit, graad van automatisering, typen storingen,. etc. b. factoren aan de menskant: leeftijd, ervaring ~t het teehnische systeem, intelligentie, technisch inzicht, extravert versus intravert. Kennis over de invloed van deze factoren op de regelprestatie is van belang voor taakontwerp, selectie en opleiding van

operators.-Ais methode van onderzoek zal, naast veldonderzoek, laboratoriumonderzoek verricht worden m.b.v. een gesimuleerd productieproces. Hiervoor is,

om een aantal redenen*, een des tillatieproces gekozen-dat ook in werkelijkheid bestaat.

Het in dit rapport weergegeven onderzoek heeft tot doel het ontwikkelen van criteria voor de regelprestatie, welke bij het

laboratorium-onderzoek alsafhankelijke variabele gebruikt zullen worden voor de genoemde vraagstellingen.

Daarbij is gebruik gemaakt van het feit dat het te simuleren proces ook in werkelijkheid bestaat. Door inzicht te vet:krijgen in de taak-uitvoering, het regelgedrag, menen wij beter in staat te zijn criteria te kunnen formuleren t.b.v. het laboratoriumonderzoek.

(20)

16

-Voor het laboratoriumonderzoek is een aantal proce9situaties van belang: de .'''normale'' bedrijfstoestand en een aantaVstorings-situaties. Voor deze laatste zijn een viertal bekende storingen gekozen welke in het laboratorium te simuleren zijn. Deze laatste zijn ondermeer van belang bij onderzoek naar "stre!?s-situaties"o Het veldonderzoek heeft zich in eerste instantie gericht op de normaIe bedrijfstoestand. Onderzoek naar storingssituaties is weI verricht doch niet in dit rapport weergegeven (zie voor een uitgebreidere toelichting hierop hoofdstuk 5).

Voor een goed begrip van het in hoofdstuk 3 beschreven onderzoek en de resuitaten daarvan geven wij in de volgende paragrafen een korte uiteenzetting over destilleren. de daarbij gebruikte appa-ratuur en een kort overzicht van de taak van een operator aan het desbetreffende proces.

2.2. DestiIIeren

Onder destiIIeren* verstaat men: het scheiden van een vloeistof-mengsel doormiddel van koken in damp, die later gecondenseerd wordt. en achterblijvende vloeistof. Wij beschouwen daarbij een vloeistofmengsel van twee stoffen; een zg. binair mengsel.

Deze twee stoffen hebben een verschillend kookpunt. De stof met het lage kookpunt noemen-~11j de lichtecomponent en de stof met

het hoge kookpunt noemen wij de zware component.

De kooktemperatuur van het mengsel ligt tussen de kooktemperaturen van beide componenten in en wordt bepaald door de

ver-houding waarin-beidecompo~enteni~ het--~;~;~l aa~;~-z'ig zijn~ doo~---de boven het mengsel heersendoo~---de druk. Hoe hoger doo~---de concentratie van

een bepaalde component. des te dichter zal de kooktemperatuur van het mengsel bij de kooktemperatuur van die component Iiggen.

De damp die door het koken boven het me~gsel 'ontstaatis -rijker aan de lichte component dan het oorspronkelijke vioeistofmengsel.

Wordt deze damp gecondenseer~dan is ook deze vloeistof rijker aan de Iichte component. Herhalen we met deze (door condensatie) ver-kregen vloeistof dezeIfde procedure van koken en condenseren. dan verkrijgen we een vloeistof die nog rijker is aan de Iichte com-ponent.

(21)

op· zijn beurt·~eer djker aan de zwarecomponetlto

Zouden ~e deze werkwijze een groot aantal malen herhalen, dan ont-staan er uiteindelijk een groot aantal vloeistofmengsels met ver-schillende samenstellingen. £en daarvan zal vrijwe1 aUeen uit

de lichte component bestaan en een zal vrijwel aUeen uitdezware----component bestaan; dit zijn de eindprodukten. Daartussen bevindt

zich echter een scala van t~;;~~prod~ten.

In een destillatiekolom treffen we een dergelijke situatie aan. Het proces van koken en condenseren vindt continu p1aats, waarbij de bij de condensatie vrijkomende warmte wordt gebruikt om een vloeistof die rijker is aan de lichte component (en dus een lage-re kooktemperatuur heeft dan de v1oeistofwaaruit de gecondenseer-de dampkomt) aan het koken en verd8mpente-b-~~~gen.. In een

destillatiekolom bestaan gelijktijdig al1e tussenprodukten en vindt een continue afvoer plaats van de eindprodukten bij een gelijktijdige toevoer van het te scheidenmengsel.

Er bestaat een evenwichtssituatie; erwordt 'evenv~;l ~~-gsei---­ toegevoerd als er aan aparte vloeistoffen wordt afgevoerd. Dit noemt men de massabalans.

De tussenprodukten bevinden zich op platen, die de passage van de

----._-~--- -_..---_.._-._---- - - - -.._---_.- - - -._-_.._- . '

damp uit een onderlig~ende plaat door de vloeistof op dp. plaat

,zelf mogelijk maken." Zoal~--g-~zegd~~~denseert-d~d.amp daarbij e n -verdampt tege1ijkertijd een deel van de v1oeistof op de p1aat.

Daarbij wordt de vloeistof op de plaat rijker aan de zware

compo-nent. Om de concentratie en hoevee1heid· oj> de plaat constant tekunnen houden wordt daarom een deel van de vloeistof via een overlooppijp

terug-gevoerd naar se lager gelegen plaat. Dit noemt men de interne re-flux. Geheel boven in de kolom komt uiteraard geen vloeistofstroom terug van een hogere plaat en daarom wordteen deel van het eind-produkt, hier topprodukt geheten, na (externe) condensatie terug-gestuurd.

Deze teruggaande vloeistofstroom heet externe reflux of kortweg: reflux.

Het andere eindprodukt, dat rijk is aan de zware component, wordt bodemprodukt genoemd. In figuur 3 is e.e.a. weergegeven.

(22)

- 18

-I

reflux

(ext. ) continue afvoer van eindproduktmet hoge

/1-

l\

concentratie lichte

~..

-component; topprodukt

1'\

I

~

1 -

-~--~'

---,.--.:---

-\ ( /"-1

C;~ paten met tussenprodukten !interne

l?,

"afne...nde enn_iratie lichte component "- reflux ~ ~ ~ AI ~ I, ~ I ~ ~ ~

!

_ afnemende concentratie zware component ~

/

/

L

continue afvoer van eindprodukt met

(

I

hoge concentratie zware component;

.

gende bodemprodukt opstiJ dampstroom aanvoer continue van te scheiden mengsel

Figuur 3. Produktstromen bij een destillatiekolom.

De aanvoer van net te scheiden mengsel, de voeding V,t,l de koTorii;-'vindt

plaats op die plaat waarvan het tussenprodukt eenzelfde samenstelling als de voeding heeft.

De voor het proces benodigde warmte wordt onder in de kolom toegevoerd.

Omdat de concentratie van de lichte component van onder in de kolom naar boven stijgt, zal ook op iedere volgendeplaat, van

onder af gerekend, --eenlagere kooktempe-ratuur heersen;- die medebepaald wordt door de boven de platen heersende druk. Hierdoor ontstaat een temperatuur-profiel. ~Pe 4~uk boven de r~ipectievelijke platen

ten vertoont ook een verloop; de opstijgende dampstroom ondervindt een bepaalde weerstand en daardoor zien wij een geleidelijke

af.;----name van de druk van onder in de kolom naar boven, a.h.w. een druk--profiel. Om praktische redenen verlaagt men voor bepaalde vloei-stofmengsels ook nog de druk in de kolom van boven af m.b.v.een

(23)

2.3. De hoofddestillatie IIA.

2.3.1. Functie.

Zoals in de vorige paragraaf gezegd, vindt het destilleren in een desti11atieko10m p1aats als een continu proces; er is een continue aanvoer van het te scheiden mengse1 (de voeding) en er vindt een

continue -afvoer plaats vande-lichte component{hettOpprodukt) en van de zware component (het bodemprodukt). Daarnaast zijn er continue

refluxstromen: de interne- en de externe reflux.

De hoofddesti11atie ItA nu, scheidt een binair* mengsel van cyc10hexa-non (anon) en cyclohexano1 (ano1). De lichte component, het

cyc10hexanon, is het eindprodukt van een reeks bewerkingen waarvan de hoofddesti11atie de 1aatste vormt. De zware component (en) , het cyclohexanol, wordt in een tweeta1 ko10mmen, de nadesti1latie, nog-maals gedesti11eerd. In figuur 4 is de plaats van de hooffdesti11atie II

in deze keten

("trein.

i'f-weergegeven.

---I_--r-~

TANK I I residu

J~_OL­

I~I

Na-des til-1atie tank 1 ANOL Na- destil-latie latie ruw anon Zeer

I

TANK

r-

lichte ZUIVER TANK

compon~~~~ I_AN~;

Voor- I lloofd- I

TANKI----.( dest1.1-. I dest1.l-. II - - . .

--~

r

nol +

IF latie

I

tzw.

: II :comp •

L

1-

-lL.--

_ 1 - - ,

Figuur 4. Destillatieketen van cyclohexanonbereiding.

*

Voor het gemak spreken wij van een binair mengse1; in werke1ijkheid zijn er meerdere zware componenten ~.o. feno1, in k1eine hoevee1-heid aanwezig.

(24)

bevat.

Hierin bevindt zich het bodemprodukt(enwordt 20

-2.3.2. Apparatuur en instrumentatie

De hoofdestillatie II bestaat uit twee kolommen. A en B. die nagenoeg identiek zijn (zie afbeelding 1)

Wij willen een kolom en de bijbehorende apparatuur bespreken m.b.v.

figuur

S,

waarin de belangrijkste onderdelen en produktstromen zijn aangegeven

\ - -...-\ ~. .. J ~~j a. stoom e.

figuur 5. Destillatie-apparatuur (cijfers en letters ve~ijzennaar de tekst Toelichting bij figuur 5.:

1. De kolom. die 62 platen 2. De verdamper(reboiler).

(25)
(26)

22

-daaruit afgevoerd). Op deze plaats wordt de voor het verdampen benodigde warmte d.m.v. stoom aan de kolom toegevoerd.

3. De condensor,waarin de van de bovenste plaat afkomstige damp (b) wordt gecondenseerd. Ret koelmedium is hier buitenlucht. die door een ventilator langs een aantal dampleidingen wordt geblazen.

4. Ret refluxvat, dat de functie van buffervat heeft. en waarin het gecondenseerde topprodukt wordt opgeslagen.

Vanuit dit vat vindt de terugvoer plaats van het topprOdukt.-~de-~~­

reflux.(c), en de afvoer van het topprodukt (d).

Deze laatste stroom wordt weI topafvoer of topaftap genoemd.

a. De toevoerstrbom van het te scheiden mengsel, de voedingt die afhankelijk van de samenstelling op een bepaalde plaat wordt toegevoerd~-Iridit geval

~ijn vier verschillende voedingsplaten mogelijk.

Daarnaast (niet in figuur 5 weergegeven) zijn nog pompen aanwezig voor de afvoer van het bodemprodukt, de bodempompen. en voor de reflux/afvoer van het topprodukt, de refluxpompen.

Een stoomejecteur onderhoudt het vacuum in de top van de kolom.

Voor de beheersing van het proces Z1Jn een anntal regelkringen aanwezig, uitgevoerd met automatische regelaars (P en/of PI):

I. De voeding wordt geregeld m.b.v. een klep in de toevoerleiding.

2. De stoomhoeveelheid naar de verdamper wordt geregeld met een klep in de stoomtoevoerleiding. Deze regeling wordt op zijn beurt gestuurd

(cascade-regeling) door de temperatuurregeling van plaat 15.

3. De refluxhoeveelheid wordt geregeld met een klep in de refluxtoevoer-leiding naar de kolom.

4.

Ret niveau in het refluxvat wordt geregeld met een klep in de afvoerleid-ing van de topafvoer. De topafvoer zelf wordt niet geregeld maar ,is

afhankelijk van de aangevoerde hoeveelheid topprodukt (b).

Als maat voor de instelling van de hoeveelheid reflux wordt,naast de

hoeveelheid zelf, ook wel de refluxverhouding gebruikt. d.i. de waarde van de hoeveelheid reflux gedeeld door de waarde van de hoeveelheid topafvoer. 5. Ret niveau in de bodem van de kolom (en dus ook het niveau in de verdamper

welke in een open verbinding daarmee staat) wordt geregeld met een klep in de afvoerleiding van het bodemprodukt.

6. Ret vacuum boven in de kolom wordt onderhouden door een stoomejecteur en geregeld door een klep die in verbinding staat met de buitenlucht. 7. De refluxtemperatuur wordt geregeld door het verstellen van de stand van

(27)

Naast de regeikringen zijn er ook een aantal signaleringen aanwezig die waarschuwen bij:

- uitvaIIen van pompen(reflux- en bodempompen) - uitvaIIen ventilatormotor

- uitvaIIen verstelmotor van de ventilatorvanen

- bereiken maxima Ie of minimale capaciteit van vaanstandregeling

In de meet- en regelkamer worden opeen paneel de waarden van bepaaide procesvariabelen weergegeven (registratie en/of aanwijzing) en bevinden zich de insteiknoppen van de regelaars (zie ook afbeeidingen 2 en 3).

AIle regelaars bieden de mogelijkheid om automatisch (d.m.v. setpointverstel-ling) of met de hand (het rechtstreeks verstellen van de kIep) te regelen. De indeling van het paneel en een overzicht van de daarop aanwezige

instrumentenis weergegeven in figuur 6, waarbij zij opgemerkt dat deze indeling overeenstemt met de afbeeldingen 2 en 3.

beeId~ng 2 afbeeld~ng 3

figuur 6. PaneeIindeIing van hoofddestillatie IIA. Betekenis van de cijfers:

1. Aanwijzing stoomdruk achter de .regelklep naar de verdamper.

2. Registrerende regelaar voor de temperatuur van plaat 15 (meesterregelaar) 3. Registratie van de hoeveelheid stoom naar de verdampers van hoofdestillaties

IIA en IIB.

4. Aanwijzende regelaar voor de hoeveelheid stoom naar de verdamper (slaaf-regelaar

)0-paneel :, paneel 6 paneel 7 paneel 8

Paneel van

G

hoofddestil-latie IIB

0

EJ

EJ

13

,

....

~ [J

:~

~

.

~

~8El

~

.

CJ

c=J

...--af

.

" 4 - -

.

..

(28)

24

(29)
(30)

".

26

-5. Registrerende regelaar voor de topdruk (vacuumregeling) en regis-tratie van het niveau van het refluxvat.

6. Registrerende regelaar voor de hoeveelheid voeding. 7. Aanwijzende regelaar voor het niveau van het refluxvat.

8. Registrerende regelaar voor de hoeveelheid reflux en registratie van de hoeveelheid topafvoer.

9. Aanwijzende regelaar voor de refluxtemperatuur.

10. Aanwijzende regelaar voor het niveau in de bodemvan de kolom.

11. Registratie van de trillingen van de luehtcondensors van hoofd-destillaties lIA en lIB.

12. Registratie van het temperatuurprofiel ("Brown"). 13. Signaleringen.

14. Registratie van de samenstelling (kwaliteit) van het top?rodukt, , (chromatograaf met monsterintervaltijd van 40 minuten) z.g~ " E-analyser.

15. Registratie van de samenstelling van de voeding, z.g. D-analyser. I

Bij iedere regelkring wordt ook de druk naar de regeikiep op het paneel aangegeven.

Daarnaast bevinden zich nog informatiebronnen op andere panelen (bv. tankniveaux) en bij de installatie zelf (hv. eriergieverbruik van pompen). Ook bestaat de mogelijkheld om rechtstreeks-In het proces~in-1:e g:s-ijpen

(bv. het verdraaien van een afsIuiter).

2.3.3. Bediening

De taak van een operator bij het bedienen van dit proces kan worden

omschreven a1s:

- het bewaken van het goede verioop van het proces, gemeten aan de waarden van een aantal procesvariabelen en"indien zich-een ver-storing v06rdoet, het bijregelen van het proces zodanig dat het proces weer in de gewenste toestand komt.

- het minimaliseren van de gevolgen van optredende storingen.

- het verrichten van alle noodzakelijke handelingen t.b.v. het star-ten, stoppen en veranderen van de belasting (voedingshoeveelheid) van het proces.

- het uitvoeren van een aantal routine-werkzaamhedenw.o. het invullen van meterstanden op een dagstaat, monstername van het bodemprodukt en het bepalen :van de samenstelling daarvan (informatiebron), het regelmatig controleren van de goede werking van procesonderdelen bij

(31)

het proces zelf en het verrichten van onderhouds- en (kleine) reparatiewerkzaamhedeno

De taak wordt uitievoerd in volcontinudieust; er zijn-vier ploegen die elkaar a£wisselen met perioden van acht uur.

- ' - ...-T_~" - _ . -- - __ - ·-T',,·...,...--.-···_" -, _ . ~.. _. __ ,__ . ,_ .. _

Daarbij zij opgemerkt.dat de taak van de operator zieh in dit ge-val niet beperkt tot het regelen van een kolom, i.e. de

hoofddes-tillatie IIA, maar dat hij in totaal aeht kolommen moet bedienen (dit wordt de post destillatie genoemd).

Voor iedere kolom geldt een bedieningsvoorsehrift dat een aantal richtlijnen geeft voor de bedrijfsvoering. Daarin wordt ondermeer gespecificeerd wat de samenstelling van het top- en bodemprodukt moet zijn en worden richtwaarden gegeven voor de in te stellen temperatunen, drukken en refluxverhouding. Wij halen er enige aan*: (voor zover van belang voor de normale procestoestand).

1. Zorg dat het niveau in de bodem van de kolom niet te hoog komt, want hierdoor loopt de verdampingscapaciteit terug en zal zelfs helemaal kunnen uitvallen.

2. Het is belangrijk om de hoeveelheden die de kolom ingaan steeds te vergelijken met de afvoer via top enbodem, deze moet gelijk zijn als de metingen kloppen. Hierdoor kan men de werking van de kolom en de metingen controleren.

3. De plaat waarop gevoed wordt, moet zoveel mogelijk, wat betreft de samenstelling van de vloeistof op die plaat, overeenstemmen

;,x>.t de voeding.

4. Bij refluxverhoging of -verlaging moet de stoomhoeveelheid aan-gepast worden.

5. Aan het stoomverbruik en de stoomdruk in de verdamper is mees-tal de goede werking van de verdamper te controleren.

6. De goede werking van de kolom kan men o.a. controleren met het temperatuurprofiel in de kolom.

*

Overgenomen uit: De anondestillatie in de anonfabriek,.bedieningsvoor-schrift, no. Fl, d.d. 11-10-1969, Organisehe Fabrieken, DSM.

(32)

- 28

-7. Ret is zeer belangrijk. dat de opkomende dienst van de afgaande dienst doorkrijgt. of ze ook op het einde van de dienst nog ge-regeld hebben. om zodoende verstoring door nog eens in ~e grijpen te voorkomen.

8. Bij refluxhoeveelheid verhogen of verlagen moet dit in kleine stappen gebeuren. '

(33)

3. ONDERZOEK

3.1. Vooronderzoek

Teneinde enig inzieht te verkrijgen in de taaksituatie van een

procesoperator en de bruikbaarheid van enige onderzoeksmethoden te bepalen, is een kort (2 weken) vooronderzoek verricht in een min of meer analoge situatie. De resultaten hiervan zijn gerapporteerd in "Vooronderzoek regelprestatie" (Paternotte, 1974).

Uit.dit vooronderzoek bleek ondermeer de mogelijkheid, met behulp van

ongestruetureerde interviews te komen tot het opstellenv8n eenbeslissings-algorithme. Een op een dergelijk algorithme gebaseerde vragenlijst zou dan de mogelijkheid kunnen bieden om het regelgedrag te analyseren op kwalita-tieve en kwantitakwalita-tieve aspeeten.

Deze onderzoeksmethode is dan ook gekozen voor het hoofdonderzoek.

3.2. Doelstelling

Ret mens-maehinesysteem werd door ons gedefinieerd (zie par. 1.1.) ·als een systeem van mens (en) , maehine(s) en hun onderlinge relatie(a), gericht op de realisatie van een vooraf gesteld doel. Daarbij maaktenwe onderscheid in:

1. De doelstelling van het mens-maehinesysteem waarbij we de mate waarin het systeemdoel werd bereikt de systeemprestatie noemden.··

2. De bijdrage van de operator aan de systeemprestatie. Dit noemden wij de mensprestatie.

Ten aanzien van het tweede punt, de mensprestatie, bleek het van belang een onderseheid te maken in:

a. Het regelgedrag van de operator dat gericht is op het bereiken van een doel, het leveren van een prestatie waar hij in meerdere of mindere mate in slaagt.

b. Zijn regeipresEatle

die

-almgeeft in hoeverre hi.; daar in $laa,t.

Om deze regelprestatie te meten is het dan noodzakelijk te wetenwaarop het regelgedrag zieh rieht, met andere woorden: hoe wordt de systeemdoelstelling:c geinterpreteerd.

(34)

30

-De regelprestatie kan immers aIleen juist afgemeten worden naar de mate waarin de eigen doelstelling bereikt wordt.

Het begrip regelprestatie is dus weI eenduidig. We zullen echter voor iedere situatie waarin wij deze willen meten, moeten vaststellen wat

wij regelprestatie noemen .- Wa.ntee-rstals wii weten wat de oper-afor' tracht te realiseren kunnen wij beoordelen in hoeverre hij daar in slaagt.

Daarbij moeten we ook nog rekening houden met de beperkingen die het proces hem oplegt (tenzij deze beperkingen reeds in het systeemdoel

verwerkt zijn).

Een eerste stap naar inzicht in deze problematiek is een onderzoek naar het regelgedrag:

1. Welke doelen en sub-doelen streeft een operator na?

2. Hoe doet hij dit? Plaatst hij b.v. zijn regeldoelen in een hierarchisch verband (conform Kelley) en zo ja, in welk?

3. In hoeverre is dit regelgedrag afhankelijk van de toestand van het proces?

Slagen wij er in het regelgedrag op deze wijze te beschrijven, dan is de volgende stap het formuleren van maten voor de regelprestatie. Daarbij kunnen wij van de verkre~en inzfchten gebruik maken om bij het gesimuleerde proces eenduidige en reele(haalbare) doelstelli~genaan te geven. Dit onderwerp komt nader ter sprake in hoofdstuk 4.

Zoals gezegd is een methode om de stuur- en regeltaak in beeld te brengen het opstellen van beslissingsalgorithmen. Mogelijkerwijs is voor bepaalde processituaties een'voor alle* operators representatief(kwalitatief) algorithme op te stellen, waarin per operator de kwantitatieve struc-tuur is aan te brengen. De informatie voor het opstellen van dit

algorithme proberen we dan te verkrijgen d.m.v. observatie en gesprek-ken "aan de post". De kwantitatieve structuur proberen we daarna

vast te leggen m.b.v. de open-end interviewtechniek.

Zoals reeds opgemerkt in par. 2.1. beperken wij ons in eerste instantie tot de normale bedr~Jfstoestand.

(35)

3.3~ Methode

Bij het vooronderzoek was reeds gebleken dat een goed begrip van de stuur- en regeltaak zoals deze door de operators wordt gezien een noodzakelijke voorwaarde is om d.m.v. de open-end interview-techniek betrouwbare antwoorden te verkrijgen. De betrouwbaarheid* van antwoorden heeft ondermeer betrekking op het feit of een antwoord op een vraag datgene is'wat wij willen weten. Hiertoe-d-~~t-de vraag voor de respondent en de vragensteller dezelfde betekenis te hebbenj ze

moeten m.a.w. eenzelfde referentiekader bezitten. In ons geval betekent dit: op dezelfde manier praten en denken ov~r het proces. Een methode om de gewenste betrouwbaarheid te verkrijgen is het

aan-leren van de taak op de werkplek in een periode voorafgaand aan de interviews. Het onderzoek in deze periode is op te vat ten als partici-perende observatie.

In de volgende paragrafen gaanwij achtereenvolgens in op: 1. Participerende observatie (par. 3.3.1.)'

--- -""- .---. _ ~ ~ ~

-Z. Het beslissingsaTgorithme (paro 303020 ' '

30 Het interview voor de processituatie "normaal bedrijf" 'Tpai~ 3o~;~J 3.3.1. Participerende observatie

Ret onderzoek is gestart met een periode van een maana waarin een volledige eontinudienstcyclus werd meegelopen met

een

ploeg.

Zoals reeds vermeld door Kragt(1971) bleek het meelopen in de continu-dienst een goede methode te zijn om contactte leggen met de proces-operators. Hierbij moet opgemerkt worden dat deze operators reeds gunstige ervaringen hadden opgedaan met vorige onderzoekers, wat de bereidheid tot het verstrekken van informatie en het opbouwen van een

goede relatie zeker vergemakkelijkt

heefi;;--Naast de observatie en gesprekken "aan de po'st", bood deze periode een goede gelegenheid om het onderzoek te introduceren en toestemming

te vragen voor het gebruik van een bandrecorder bij de later te houden interviews.

De observaties werden verricht door "mee te lopen" met de dienstdoende operator(s) en, indien er een ingreep aan het proces werd verricht, hem te vragen waarom deze ihgreep werd verricht, op welke informatie deze gebaseerd was en wat hij ervan verwachtte.

(36)

32

-Dit leidde tot de volgende veronderstellingen:

I. Er zijn twee regeldoelen: de kwaliteit van het topprodukt en de kwaliteit van het bodemprodukt. Deze moeten beide aan een bepaalde eis voldoen, waarbij geldt dat de kwaliteit van het topprodukt het belangrijkste is omdat dit een eindprodukt van de fabriek is en het bodemprodukt weer teruggevoerd wordt in andere processen van de fabriek.

2. Er zijn situaties waarin een operator van te voren inform~tiekan verkrijgen over de kwaliteit*. Rij kan op grond van het gedrag van bepaalde procesvariabelen vQorspellen

waf

het verloop van de kwaliteit zal wdrden en op grond van die informatie van tevoren actie onder-nemen, die een ongewenst verioop van de kwaliteit voorkomt.

Deze procesvariabelen zijn niet voor aIle operators dezelfde. Ook de waarden van deze procesvariabelen waarbij men beslist om in te grijpen zijn niet voor aIle operators gelijk. Naast een bepaalde grootte van afwijking is ook de snelheid van veranderen maatgevend voor het al dan niet ingrijpen (wij noemen dit

trend-informatie).

3. Er worden verschillende normen voor de gewenste/toelaatbare

kwaliteit gehanteerd. Ook deze zijn qua grootte en aard niet voor aIle operators hetzelfde.

3.3.2. Ret beslissirtgsalSdtith~e.

Voor de opzet van het beslissingsalgorithme maken ~ij gebruik van het door Kragt (1971) beschreven beslissingsschema.

Kragt bestudeerde de taak van een operator bij hetbeheersen van een proces waarbij een kwaliteitwerd geregeld. Hij onderkende daarbij dat het regelen zich zowel richtte op het handhaven van de kwaliteit van het eindprodukt als op het handhaven van de toestand. van het totale proces. Dit laatste noemt hijSTATE\ •

Ret feit dat de looptijd van het effect van een ingreep op de kwali-teit ca. 20 minuten wa~deed hem veronderstellen dat de operator eerst de kwaliteit en vervolgens de toestand van het proces in aanmerking zal nemen bij zijn eventuele ingrijpen.

* Met kwaliteit bedoelen wij verder de kwaliteit van het top- en bodemprodukt;zonodig zullenwij deze apart vermelden~

(37)

Zijn observaties bevestigden dit. Dit,was voor hem aanleiding om de

kwaliteit te onderscheiden van de STATE. D~arnaast stelde hij dat slechts een beperkt aantal variabelen relevant zijn voor het bijregelen van

het proces na het optreden van een verstoring in de STATE en/ of kwali-teitn • Dit bracht hij in beeld als in figuur 7 is weergegeveno

Controle

,..---...-

--~

""- Kwaliteit STATE

+

STA'lIE

+

Figuur 7. Beslissingsschema operator (naar Kragt. 1971)

Hij merkte daarbij op dat. indien het effect van een ingreep op de kwaliteit een looptijd van enige uren zou hebben, de volgorde Kwaliteit-STATE, zoals in zijn schema weergegeven, omgedraaid zou moe ten worden. De operator zou dan bij zijn beslissing over al dan niet ingrijpen eerst de STATE van het proces in aanmerking moeten nemen omdat het kwaliteitsmonster slechts een momentane indicatie is en niet voldoende informatie geeft over het nog te verwachten verloop (gezien de lange looptijd). De informatie over het verloop van de kwaliteit zou hij dan uit de STATE moeten afileiden.

*

Kragt geeft de volgende definities:

STATE: de toestand waarin het totale proces zich bevindt m.u.v. de kwaliteit van het eindprodukt.: Deze toestand wordt de operator gewaar via de hem ter beschikking staande informatiebronnen, d.w.z. via de op het paneel aanwezige instrumenten en de direct bij de installatie verkrijgbare informatie.

state: de toestand waarin dat deel van het proces zich bevindt dat relevant is voor het bijregelen van het proces na het optreden van een verstoring in de STATE en/of in de kwaliteit.

(38)

- 34

-Bij het beschouwde destillatieproces ligt de looptijd van het effect op de kwaliteit van ingrepen (en ook van verstoringen) in de orde van grootte van uren. Mede op grond van de eerder genoemde veronderstelling-en over de procesregeling komveronderstelling-en wij tot everonderstelling-en structuur van het kwalita-tieve beslissingsalgorithme als in figuur 8 ~s weergegeven.

Daarbij hanteren wij dezelfde teminologie als Kragt. Wij maken eveneens het onderscheid STATE-kwaliteit omdat deze oak bij dit proces door de operator(s) afzonderlijk in aanmerking worden genomen.

Toelichting bij figuur 8:

Als het proces normaal verloop~zal de operator min of meer regel-matig(mede afhankelijk van de toestand van andere kolommen) de toestand van het proces observeren (hij "scant" de STATE).

Constateert hij geen afwijking in de STATE (de STATE is +), dan zal hij nagaan of de kwaliteit aan de door hem gestelde nornlen voldoet. Constateert hij geen afwijking in de kwaliteit dan zal hij na verloop Van tijd weer de STATE observeren. Constateert hij weI een afwijking in de kwaliteit (top %en/of bodem %is -) dan zal hij, afhankelijk van de aard ( grootte, richting en kwaliteit top- en/of bodemprodukt) Van die afwijking actie ondernemen. Deze actie is er op gericht de afwijkingin de kwaliteit te niet te doen. Hiertoe worden setpoints van regelkringen(of klepstanden) versteld en, in eerste instantie, het effect van de ingreep op de waarde van bepaalde procesvariabelen

(de state) afgewacht. Op grond van de waarde van die procesvariabelen wordt eventueel nogmaals aan de regelingen gedraaid (a1s de state - is). Dit noemen wij het bijregelen van de state.

Constateert de operator een afwijking in de STATE(de STATE is -),

dan zal hij, mede op grond van de hem laatst bekende kwaliteitsinformatie, actie ondernemen. Dit gebeurt dan via het bijregelen van de state.

Er is echter een situatie denkbaar waarbij een STATEafwijking niet tot een actie behoeft te leiden. Dit is het geval als de toegelaten afwijking van de kwaliteit kleiner zal worden(voorspelling) als gevolg van de afwijking in de STATE. (In het rechter deel van het algorithme-wordt dit weergegeven door de keten: STATE -, top %+, bodem %+)

In aIle andere gevallen zal er afhankelijk van de aard van de afwijking in de kwaliteit actie ondernomen worden. Deze actie is er op gericht een afwijking in de kwaliteit te voorkomen.

Na deze toelichting willen wij de begrippen "STATE" en "state" nader pre-ciseren:

(39)

+

+

+ +

bijregele bijregelen ijregelen ijregelen ijregelen bijregele'

Figuur 8. Beslissingsalgorithme voor het destillatieproces.

w

(40)

36

-verkeert. Deze toestand wordt afgebeeld m.b.v. een aantal informatie-bronnen. Wij veronderstelden dat de normen voor afwijkingen in de STATE echter niet voor iedere operator dezelfde zijn.

De state is de toe stand van dat deel van het proces dat relevant is voor het bijregelen na het optreden van een verstoring in de STATE en/ of in de kwaliteit. De state is dus per definitie een deelver-zameling van de STATE. Wij veronderstelden ook dat de state persoons-gebonden zal zijn d.w.z. dat niet iedereen dezelfde deelverzameling van de STATE zal hanteren, zij het dat er wellicht een grote mate van overeenstennning zal bestaan tussen de--lndividuele "states".

Daarbij zij opgemerkt dat de state ook situatie-afhankelijk is, d.w.z. afhankelijk van de aard van de verstoring.

Resumerend: Ret begrip STATE is eenduidig, het begrip afwijking in de STiTE is persoonsafl:ankelijk.

De state is ten allen tijde een deelverzameling van de STATE, de samenstelling van de state is echter situatie- en

persoonsafhankelijk.

Met gebruikmaking van de begrippen state, STATE en kwaliteit is een hierarchie van taken en doe len te onderkennen. Naar analogie van het voorbeeld van Kelley dat wij in par. 1.2. bespraken,geven wij dit weer in figuur 9.

IT

- - - - I I I I , _ _ _ _ _ -1

J-

;~:-

-l--

- I E - - :- -' - - +1_kw~~~~ - - -

-kwali- STATE

I

state

~ tel.ts f----l

\~egelingl

regeling regeling I ' -gewenste kwalitei

Figuur 9. Rierarchie van taken en doelen bij het destillatieproces.

M.b.t. figuur 9 merken wij op dat de informatie over de kwaliteit (in fig.9 gestippeld) discontinu wordt gepresenteerd met intervallen van respectievelijk 40 minuten voor de kwaliteit van het topprodukt en vier uur voor de kwaliteit van het bodemprodukt, terwijl de state-en STATE-informatie continu voorhandstate-en is (m.u.v. de samstate-enstelling

(41)

I

van de voeding; deze wordt evenals de kwaliteit van het topprodukt gepresenteerd met intervallen van 40 minuten).

Zolang de operator niet over de kwaliteitsinformatie beschikt zal de operator m.b.v. de STATE moeten sturen om het ("hogere") doel, de kwaliteit, toch te realiseren. Voorspellen blijft essentieel, doch verandert van karakter; niet aIleen moet de operator toekomstige waarden van de kwaliteit voorspellen m.b.v. informatie over de

actuele kwaliteit en een te kiezen ingreep, maar hij moet ook

toekomstige waarden van de kwaliteit voorspellen op basis van informatie over variabelen die gerelateerd zijn aan de kwaliteit. In par. 2.1. maakten wij onderscheid tussen sturen en regelen. Ret blijkt dat een dergelijk onderscheid van toepassing is, waarvoor wij als oorzaak kunnen noemen: de aard van de informatiebronnen en de looptijden van het proces.

Op basis van het aldus tot stand gekomen kwalitatieve algoruthme werd vervolgens een voorlopige vragenlijst opgesteld, die zowel op de processituaties normaal bedrijf als op de later te onderzoeken storingssituaties betrekking had. Riermede werd een proefinterview gehouden met een operator. Deze nam naderhand niet meer aan de defini-tieve interviews deel*. Ret (op de band opgenomen) interview werd na uitwerking met deze operator besproken en op basis van deze resultaten werden definitieve vragenlij sten

gemaakto---Zoals eerder opgemerkt, komt het -interview ove-r de-~-~~

----.

storingssituaties in dit rapport ~;~der ~i~t aan de ordeo

3.3.2. Ret interview "normaal bedrijf"

De structuur van het interview werd gebaseerd op het beslissingsalgo-rithme. Wij geven een kort overzicht van de vragen en de daarbij gemaakte veronderstellingen voor ZQver deze laatste niet in het voor-gaande aan de orde zijn geweest. Voor een gedetailleerde vragenlijst met toelichting verwijzen wij naar bijlage I.

In de eerste plaats werd gevraagd naar:

1. De waarden van een aantal procesvariabelen voor de normale bedrijfstoestand. Wij veronderstelden dat hiermede mogelijk zou

zijn het begrip "normaal bedrijf" eenduidig vast te stellen.

*

Hij

had weI ervaring met het proces maar de procesregeling benoorde niet tot ~iin normale taak.

(42)

r~ 38 r~

-2. Welke procesvariabele men het belangrijkst vond(of waar men het meest op zou letten). Daarbij werd verondersteld dat respondenten die als antwoord een STATEvariabele noemen in meerdere mate gebruik zullen maken van de mogelijkheid tot sturen dan respondenten die als antwoord de kwaliteit noemen. Het in meerdere mate gebruik maken van de mogelijkheid tot sturen zou dan tot uiting IDoeten ,komen in het aantal STATEvariabelen dat bij een volgende vraag

ge-noemd zou worden.

3. De STATEvariabelen waarmee men zou kunnen detecteren dat er op een later tijdstip een verstoring in de kwaliteit zou gaan optreden en de aard en grootte van de afwijking waarbij men tot actie

zou overgaan. Het antwoord op deze vraag levert dan de normen voor het sturen.

4. De kleinst mogelijke afwijkingen in de kwaliteit die niet meer toegelaten zouden worden. Dit levert dan de normen voor het regelen.

Daarbij werd verondersteld dat de snelheid waarmee de operator infor-matie wenst*, een indicatie geeft over het belang dat hij aan die

informatie hecht in een bepaalde situatie. Een tweede veronderstel-ling was, dat er verband zal bestaan tussen de normen voor de kwa-liteit van het topprodukt en de normen voor de kwakwa-liteit van het bodemprodukt in die zin, dat iemand met een relatief(t.o.v. zijn collega's) grote toegelaten afwijking voor de kwaliteit van het topprodukt ook een relatief grote afwijking voor de kwaliteit van het bodemproqukt zal toelaten.

Dezegegevens werden tijdens het interview geregistreerd en in de

volgende fase gebruikt als uitgangspunt voor de vragen over het regelen en sturen.

* Er bestaat de mogelijkheid om frequentere informatie te verkrijgen over de kwaliteit van het topproduktten koste van de frequentie van de kwaliteitsinformatie over produktstromen van andere kolommen. De sample-tijd van de D-analyser kan voor een kolom op minimaal 10 minuten gezet worden("een stroom"). De bodemmonsters kunnen geheel naar eigen verkiezing sneller genomen worden dan met de voorgeschreven

(43)

Daarna werden m.b.v. de in eerste instantie verkregen normen voor het regelen a~ht (fictieve) situaties gecreerd , die stationnaire bedrijfs-toestanden representeerden.

Aan de operators werd gevraagd welke van beide situaties zij van iedere combinatie zouden prefereren en waarom. Het antwoord op deze vragen zou een indicatie kunnen geven over de wijze waarop men oordeelt over de kwaliteitsnormen en welke relatieve gewichten men aan de kwaliteit van

top- versus bodemproQukt toekent;

Bij de vragen over het regelen werd ondermeer gevraagd in welke, met enkele van de bovengenoemde situaties overeenkomende bedrijfstoestanden, men eerJer tot ingrijpen zou overgaan. Wij verondersteiden dat daarbij andere overwegingen een rol zouden spelen dan bij de keuze uit station-naire bedrijfstoestanden omdat bij deze Iaatsten de mogelijkheid tot correctie ontbreekt.

Als laatste werd gevraagd naar (het aantal jaren) ervaring met destilleren in het algemeen en met hoofddestillatie IIA in het bijzonder. Wij

veronderstelden daarbij dat ervaring in het regelgedrag tot uitdrukking zou kunnen komen b.v. in het feit dat naarmate de ervaring groter is op kleinere afwijkingen in de STATE gereageerd zal worden.

Bij het onderzoek waren aIle operators betrokken die regelmatig actief met het proces werken. In totaal 8 operators uit 4 ploegen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

9) Heeft u problemen met andere regelgeving op het gebied van verkeer en vervoer?. O

     Is mede ondertekend door zijn echtgenote en zoon. Kerssies heet Erik van zijn voornaam en niet Johan..  4) Piet Smits is van de HBD en niet van de

Men kan niet beweren dat die honderden huizen in aanbouw in Beuningen en Ewijk nodig zijn om aan de behoefte van deze twee kernen te voldoen.. In die twee kernen is er geen

1) De ene boom van deze twee diende dus tot de vorming van de menselijke geest, door oefening in gehoorzaamheid aan het Woord van God; de mens moest door deze tot een kennis komen

&#34;Maar hoe kwam u in deze ongelegenheid?&#34; vroeg CHRISTEN verder en de man gaf ten antwoord: &#34;Ik liet na te waken en nuchter te zijn; ik legde de teugels op de nek van mijn

&#34;Als patiënten tijdig zo'n wilsverklaring opstellen, kan de zorg bij het levenseinde nog veel meer à la carte gebeuren&#34;, verduidelijkt Arsène Mullie, voorzitter van de

&#34;Patiënten mogen niet wakker liggen van de prijs, ouderen mogen niet bang zijn geen medicatie meer te krijgen. Als een medicijn geen zin meer heeft, moet je het gewoon niet

De betrokkenheid van gemeenten bij de uitvoering van de Destructiewet beperkt zich tot de destructie van dode honden, dode katten en ander door de Minister van