• No results found

Onderzoek naar de kwel en het zoutbezwaar in het zuidelijke deel van de Twiskepolder

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek naar de kwel en het zoutbezwaar in het zuidelijke deel van de Twiskepolder"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

':M

NN31545,0655

BiBLiOTK

STARINGGEBOÜW

NOTA 655 4 februari 1972

Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding Wageningen

BIBLIOTHEEK ^

l

' S¥

Droevendd^;- -r^ ~^a Postba- _ - 1 6700 AE Waget'Dgert

ONDERZOEK NAAR DE KWEL EN HET ZOUTBEZWAAR IN HET ZUIDELIJKE DEEL VAN DE TWISKEPOLDER

M. W i j n s m a e n K . E . W i t , I n g .

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatiemid-delen, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud varieert sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking

!

-> i. 1998

CENTRALE LANDBOUWCATALOGUS

(2)

I N H O U D

B i z .

INLEIDING 1 OPZET VAN HET ONDERZOEK

Enige toelichting op de punten 1 tot en met 7 3

VERWERKING VAN DE GEGEVENS 3 BEREKENING VAN HET ZOUTBEZWAAR 19 HET VERLOOP VAN HET Cl~ GEHALTE MET DE DIEPTE 20

SAMENVATTING 31 LITERATUUR 32 SYMBOLENLIJST 33

(3)

INLEIDING

Het zuidelijke deel van de Twiskepolder, fig. I, waarop de resul-taten van deze nota betrekking hebben is een veengraslandgebied, dat in 1943-1950 in cultuur is gebracht.

De totale oppervlakte bedraagt _+ 280 ha en is verdeeld in 239 ha land en 41 ha water, wegen en kaden.

Door de Werkgroep Bodem en Water van de Twiskepolder is een onder-zoek ingesteld naar de geschiktheid van de Twiskepolder voor enkele niet-agrarische bodemgebruiksvormen (VAN WIJK en VAN DEN HURK, 1971).

In bovengenoemd rapport is getracht, door middel van schattingen, de kwel te bepalen. Aangezien de indertijd gebruikte gegevens vrij dubieus waren, is een aanvullend onderzoek ingesteld.

OPZET VAN HET ONDERZOEK

In eerste instantie is het onderzoek gericht op het bepalen van de verticale weerstand van het afdekkend pakket en de kwel. Daar we in de Twiskepolder te maken hebben met 'zoute' kwel is ook aandacht besteed aan het chloridegehalte van het grondwater op verschillende diepten.

Ten behoeve van bovengenoemd onderzoek zijn de volgende werkzaam-heden uitgevoerd:

1. het nemen van ongestoorde grondmonsters op een diepte van 1,5-4,5 m - m.v.;

2. geo-elektrische metingen tot 10 m - m.v.;

3. het installeren van filters op een diepte van 1,5 en 4,5 m - m.v.; 4. het stellen van filters in de watervoerende laag, globaal 10 m - m.v.; 5. het opstellen van meetpunten voor slootpeilen;

6. het waarnemen van grondwaterstanden en slootpeilen;

7. het nemen van watermonsters van oppervlakte en van de geplaatste filters.

(4)

/ ' r~ • o ^

< = 5 ^

r 'S r ^ \ •^V ' l l ï r ' ! r f' H \ , | !<MI'tl ' i 4 J ^ - ? v • » i

(5)

E n i g e t o e l i c h t i n g o p d e p u n t e n 1 t o t e n m e t 7

1. Voor het nemen van ongestoorde monsters is gebruik gemaakt van het ICW steekapparaat (WIT, 1962). De bemonstering is uitgevoerd volgens een bepaald schema, zie fig. 3 tot en met 12, voor het verkrijgen

van volledige gegevens van de laag van 1,5 tot 4,5 m - m.v. De be-monstering van het veen heeft op bepaalde plaatsen moeilijkheden gegeven als gevolg van het voorkomen van taaie vezels. In dit geval is de boorgaten methode toegepast.

2. Bij het geo-elektrisch onderzoek is een sonde verticaal in de grond gedreven tot een diepte van 10 m. Om de halve meter is de specifieke weerstand bepaald (WIT, WIJNSMA, 1970).

3. De filters op 1,5 en 4,5 m - m.v. zijn geplaatst in het gat dat

enige tijd in tact blijft, nadat de ingedreven stangen bij het geo-elektrische onderzoek uit de grond zijn getrokken.

4. Door middel van spuitboringen zijn de filters in de watervoerende lagen gesteld.

5. Voor het waarnemen van slootpeilen zijn peilschalen aangebracht en ingemeten.

6. Het waarnemen van grondwaterstanden en slootpeilen is 2 keer per maand verricht.

7. Van diepe en ondiepe filters en van het oppervlaktwater zijn 2 keer watermonsters genomen.

Op 10 locaties, aangegeven in fig. 2 zijn bovengenoemde werkzaamheden uitgevoerd.

VERWERKING VAN DE GEGEVENS

Uit de aan ongeroerde monsters bepaalde verticale doorlaatfactoren is voor elke laag de verticale weerstand berekend; in fig. 3 tot en met

12 aangegeven door c (WIT, 1967, 1972).

n De c ' - w a a r d e v o l g t u i t :

c ' = c + c + c ( \)

(6)
(7)

o c

i

H i

" 1

t

0) r v î^° Ä h*' *o t-T O rt* '•> He 3 * O c rt-1 <i 01 et-<t> 3 V (-< B et-« B hi » «* 0 « « m P *r H « H-M , t->' C - J . 3 N û; S u-es CD O 8 l\i O O o o o o o o o -J. »vjj v j j o o - » VX OS U«t VW ^ - i 3 t g > < i rt-O 1 a 9 ) S i u o o vX> o O - A VJ1 o o CD U I o o PO w ! • T i rt-O •1 O. te 0 * o o o t\J V X o o vJD CO O —* VO o o vjn —a - o ) rt-O n O (Kt ' ^ ^ * • • - — i • i ! f* PO O cu on » a. o i * » C L CS* a oq O I* os a 9 <8

(8)

-e* ~Q VX

!r! lil

l L-.l. f ' Cf o r* ft H * .«*• * '1

.•••

J

' ' ^ 1 •o < l -1 <t> * n> P O rr 01 0 *J (S ri-ft » Ä* M » p . ! • • ' » • »

1"

i- • • • * H' c-u P N 0 a

e

CS o i O o o o -p». o NS CS o *>• 4 *

2 8

OD O O VJ>J o H -vT> •O et B I B i ÖS O 1 O fv> PO O o \J1 O ON IV> O «fc GD O O ao — . W i » er O 1 9) O o —A VO O O V* VO O - * * • O W VO O O -^J —3 O O fO ~J c c ••o V>l VJ1 » S 1* - o Os a a o i c p> ff) •1 a » » (H a XT I Ml &> et-O 0s" 03 O e> 0"s VJ>1 « D ft ?v>

(9)

a

"TT—T"!—! WE—P3—m

Ï

ii f I i F

i — i — 9 m • • _ Cl ~ % o •- » 'S SS •V H " SB a » B « 0) et 9 9 «S B « a. o t

o

o o

g g ^ -

o f\î O O PO •A»

8

V * \M B i S O a at tu o o o o o o - J ro t o O O O

2 8 8

OB 9 v W I *•% f r O a *• I a o o i H » rt (t B a » H ' a «s o M 0«J m a o> cr o o i w » et (V 13 B » rr 3* O a a* : $a H O o* o. 09 B O I « e, 0 C z

•aaana^;r-3

i j p a. o « » a. P H it

(10)

_._L- l L _ _ . O . O c c o o e Cf • J (V CD f*

-1}

TS » S3 rf a <v 01 3 CD O I O o <•

8

W O «

8

•sO o <• fO o » o

\n

O w o 0> o "•

o

o

V** - • » I H M O *

o

—à - 4 a. H -0> l B > < i 3) r*-O a ff O o •*fc O - g f « O V/l -* O ro \ J * O o OD \ D O o VI» « A 00 » s r O 1 O a. o o • o u M O w o\ o m o -t». vo o m fv> >• O «•

8

VU O «• O o 4 * 3 » O a » » o O a A o »» <?••¥"••• f - ' * " " - • ? : !': I ' I 1 •„O j - O 05 O. » ex e* o a «s a PT

(11)

o p H-: <

I

-1 X i -n o V m v.-; 'O >-s <D G'J <+ <ts B ar o e C f 1 » CD «• » O t l t - -1 Ü' 3 <•»• » S <"f 9 m * * • o < (b ( l 0 w H A H-•-% H-t _ j . e N a> B a pi o i o o o o o o ~» ON o o o a Ui > M 9 \ NO ON fv) i 9 t o a » en w

o o

o ON MD O VJJ ON O O -*>» vo O O M ON { m r «•» o a

i

mm&

ÏZT*£FT*9*&* I 3 t rm^^T^s^-'Slc:'*:-^-«^ -o VJ1 a <* B I l l I I l „ 0 i

I I A I I J W I M HITI illti • • n la. «nr-i ii(

OD NO u> U i 0-» 04 a B P. » (X <ft s

o

1 % ON

o

NO » « B « ft' » a a » B M a

(12)

o ru O _T

-l\

CR 3 o O 3- c: » rt i - «1 •O » n a » <* 9 « t* a B

!•

I M J 3> 3 r f O 1 O OB **• 0 f g y

1

< <D B - • • Pr M •*• • t-.. H- B N V a a. # O 1 -_* fO o O- o o

§ *8 8

Os \J* CD O O O <^ >J1 M O O VJ1 o o _* -f* er i a PT t 0 O CL 3) w o o o o o \ J 1 VJ» o o VJ' O o - 4 • ^ h «* ro o Ö OS o o \J* - J • w . I pr o 04

5

CL O o *•» ri-ft » O. er » < o o o O o* o o • 1 m » et-D a 9 <* V O o-» o o o o VJ» \ Q O o ON ro O O J * 9 O o ro 4*. O O -"* ^J* O v —J PT or pr ! •"* S> w C l " O *1 Cv 0 » •Q pr os o •» CS o. «

(13)

o \ > l O |! » YSrtu' 01 O CT <ft M -a M (ft Ol «• » » t r o c «*• 1 9 a c* a o TS H » 9 rt-a B »< a 0) «* < <t » 3 W H fl> H -•-•> H-C_i. 3 N PI 0 a>

£

CD O ! fO O O w o o •f*. o o o ro o •w o \ 0 ^ o «• -Jt J * o o o ^ —1 o » o o ro l\J O « O o ro \J\ •O 9 I 3 W I » et O a » N i w

o o

o o

o o

O O O O O O \ji O O rvj -» œ OD I *-% 9> S*r si-O 1 O. SS7WS

" * .;' " V *^fe''*'!,.'.A-4)i.WS»j;-Trt»'-f.'

£1

a*^*-",«E'<#':^ "^"-V- •••-~T r i l ' - o . i » » o VJ1 co co o. 0<J m o. P P , o I « a o.

«

O il» CO co a » o

(14)

-J. ?__.., o C ie

U| 181

m o =T ^—' •n i .D 01 er as ö 3" O c f t -•1 tb as «+ O B *i~> H-» a r* et B 1 » re et-3 < <B (t » * • H 9 H-•-«s H-l _ > . P N W.1 » a a ap o i ro O O - 4 «* V i VJS O fo oo o \J1 M O —* SX o O I-1" 3 i et-O a ON ro

2

O O o o ro I o » 1 o-i a o o n » » B a B-o o o ro ro OB - 4 - * O O O

8

VO * .

8

VJ1 « • o* ro ( O *1 ft Bi OS O B a o* o o »1 Oq cf a B 9 (t ci- B-O a. » cc I . « ro fO ft

3

o ro ro œ eu » (ft a B '•••*a»iv"Wdv /••»•''ii-si»...-.is' -• ' i & ' i . ' s r ' A ïr-**^7.-'- "'•"1 # j * < ? - 4 i ..»5?d-î"',.----;f-i>'.'»^' ;«Tvi

U:

i I _ I » I (ft I » I O I I I o I c » o. ft » A B

3

(15)

4». O O O

r

<[

o n" rt! 'T— xs *s •D 0) e t » 3

jn

=r o c r t *t Cl ca C f 3

M

'O t 3 rt-(6 3 *5 (t tft r t -3

1

< (ft Ci 3 I t <-* H-Ct C_l. H- 3 N 0! 9 I X c CD o 1 —* O O o o _ k —* o o _* —» o o ^* I J l o 0 \ a> •o 9 I 3 0 O O. (ft ^ * CO o o o o o o O O -» O O O* -» OB C\ -* o -» v/t .* o i o •1 o. O O » -*. V* o « t —k ^ O w

8

VJI vn O «* O « h _* o «• o o M VJI O O o -•* M o «• .*». K I to rt-O IS œ « SS PC

(16)

£-—, < < — i

II

a ur o o V e • ft M >1 •ö t» * m 9 H-a » «* B

s

Ij

Xi t -* » 9 M IB B

J

< » « » ;';| ST N» H H-ft C J . H- 0 N Si 0 a Ê o 1 O o o OD O O

8 2

o o -* M v * 'T.'-r f .D 3 3 V V ~^(-, -_\, »f I » O & o* w o o o o o o OD O - * V»

§ 8

I » o at» o* i a o o *1 er i o « « B er 0> a o m o BI a c o o i 04 » r* 9 B B » el-s ' o o, 9 S.ol - o a> fx O) a N> I o- ; » i 04 i « P Q. P O I «o * < • ou ff Ot 9 B

(17)

De c-wäarde van het afdekkend pakket kan worden berekend uit verti-cale potentiaalverschillen tussen de filtefs op een diepte van 1,5 en 4,5 m beneden maaiveld en het filter in de -watervoerende laag en de gevonden c'-waarde volgens(WIT, 1972):

(h" - h') , .„*

c = (hj - h') C ( 2 )

In tabel I zijn gemiddelde grondwaters-tanden en slootpeilen weer-gegeven.

Tabel I. Grondwaterstanden en slootpeilen in cm - NAP

Plek nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Meetperiode -( j a a r 1971) 2 8 / 6 - 1 4 / 9 1 4 / 7 - 1 4 / 9 28/6.-14/9 2 8 / 7 - 1 4 / 9 14/7-14/9 2 8 / 7 - 1 4 / 9 2 8 / 6 - 2 8 / 7 - 1 4 / 9 1 4 / 7 - 1 4 / 9 14/7-14/9 14/7-14/9 Gemiddelde h ' 296,6 307,0 -303,7 346,8 290,7 300,6 324,6 334,0 320,8 grondwaters h» 2 7 9 , 8 291,6 -290,5 297,2 289,0 292,3 303,2 300,4 297,0 tanden en h" 274,5 277,6 271,1 286,7 296,2 288,7 283,6 284,2 298,8 289,8 s l o o t p e i l e n h P 2 9 0 , 3 290,8 288,6 3 2 6 , -306,5 295,6 291,5 289,3 295,0

Uit tabel I volgen waarden voor (h" - h') en (h - h ' ) , c' is gege-ven in de fig. 3 tot en met 12. De c-waarde kan nu met (2) berekend wor-den bij elk meetpunt.

De verticale stroming q volgt uit:

% - ^ ^

In tabel II zijn de resultaten van de berekeningen gegeven.

(18)

Tabel II. Stijghoogteverschillen en berekende c-waarden Plek nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 c' (dagen) 365 530 325 394 609 384 788 228 487 359 Rekenkundig gemiddelde h - h' (cm) 16,8 15,4 -13,2 49,6 1,7 8,3 21,4 33,6 23,8 20,4 (mm-cfag) 0,46 0,29 -0,33 0,81 0,044 0,10 0,93 0,68 0,66 0,47 h" - h' (cm) 22,1 29,4 -17,0 50,6 2,0 17,0 40,4 35,2 31,0 27,1 c (dagen) 480 1013 -545 624 454 1700 434 517 469

Uit het rekenkundig gemiddelde van de 4e en 5e kolom van tabel II volgt een gemiddelde c-waarde van 577 dagen.

In fig. 13 zijn de gemiddelde stijghoogten van het 'diepe' grond-water gedurende de meetperiode weergegeven, alsmede de stijghoogten van 2 putten, die vanaf 1964 tot en met 1969 zijn waargenomen. Uit de isohypsenkaart kan worden afgeleid dat het niveau van het 'diepe' grondwater gedurende de meetperiode, ten opzichte van het gemiddelde van 1964 tot en met 1968 18 cm lager ligt. De gemiddelde jaarlijkse stijghoogte van het 'diepe' grondwater kan op 267 cm - NAP worden ge-steld.

Voor de gemiddelde hoogte van het freatisch vlak worden in de prak-tijk waarden aangehouden van 20 cm - m.v. in de winter en van 70 cm - m.v. in de zomer. Gedurende de meetperiode was de gemiddelde grondwaterstand 60 cm - m.v. Voor het jaargemiddelde kunnen we bij benadering

45 cm - m.v. aanhouden ofwel 298 cm - NAP.

Voor het gemiddelde drukverschil tussen het 'diepe' grondwater en het freatisch vlak vinden we over een geheel jaar 31 cm, hetgeen bij een c-waarde van 577 dagen neerkomt op een kwel van 0,54 mm/dag.

Een verlaging van het polderpeil van 3,20 m - NAP tot 3,70 m - NAP

(19)
(20)

zal een toename van de kwel als gevolg hebben.

In rapport 2 van de Twiskepolder wordt er van uitgegaan dat de grondwaterstand eveneens 50 cm zal dalen, deze wordt dan gemiddeld 3,48 m - NAP.

Stellen we de gemiddelde daling van het 'diepe' grondwater x meter, dan is de toename van de kwel;

\

-

H^

Ter vaststelling van x kunnen we bij benadering het gebied voor-stellen door een cirkel met r = 850 m. Voor de potentiaalverschillen (gradiënt) van de stroming binnen de cirkel geldt:

Aq rdr

- i r -

- «•

(5)

Integreren geeft: 2 Aq r

-w-

+ c =

*

(6)

2

In het volgende is afgeleid: kD = 700 m /dag. Wordt bovendien nog aangenomen dat voor r = 850 m geldt 4> = 0, dan volgt uit (6)

2 Aq r

C - - 4^D ° - - 0,224 - 0,448 x (7)

Voor de potentiaalverlaging op de rand van de cirkel geldt:

r Q(r ) K (-°-)

*

(

V =

2^5-

X

r r

(8)

<ir> • V A

2

)

waarin: Q(r ) = F x Aq o v 2 F = oppervlakte van de cirkel (m )

Aq = kwel in m/dag A = v^kDc

(21)

We vinden dus voor de potentiaal van het 'diepe' grondwater tenge-volge van de verlaging van het polderpeil, waarbij r = 850 m en

r 4 850 m.

r

„ ,

A q

v

r r

^ V

K

o

(

iT>

*

( r ) =

i k D -

+ c +

2^r

x

r-

( 9 )

<r> • Vr>

Voor het oplossen van (9) substitueren we voor Aq = —' • . De kD-waarde kunnen we afleiden uit fig. 13;voor het aangegeven gebied geldt:

n x kD x Ah = F x q (10)

Substitutie van 22,4 voor n; 0,025 voor Ah; 8,1 x 10 voor F en

-4 2 4,7 x 10 voor q geeft een kD-waarde van 700 m /dag.

De waarde van X kan nu worden berekend uit:

X = /kÖc = /700 x 577 = 634

m

Voor het aangrenzende gebied van de polder is dezelfde waarde voor

X aangehouden

Q(ro) = F x Aqv = 2,17 x 106 x °'*7* X

Een gemiddelde waarde voor (6) vinden we vopr r * 550 m. Door substitutie van de gevonden grootheden in (9) krijgen we:

( 0i7! x ) x 5502

x = / / _ _ _ 0 ) 2 2 4 _ 0 > 4 4 8 x +

(°>5

+

* >

x

2 17 x 10

6

K Ä

577

X AtU X

'" Vfr34

J

2 x Î,Ï4 x 700 x 850 x „ ,851, U U

yoor x vinden we - 0,22 meter

Aqv = ( 0'5 57^, 2 2 ) - 0,00048 m/dag

(22)

Het gebied wordt, uitgezonderd de noordkant, begrensd door open water, dat vooral aan de zuidzijde enkele honderden meters breed is. In het noordelijk deel van de Twiskepolder is een diepe plas gemaakt. We kunnen de berekening vanaf (4) herhalen, waarbij we veronder-stellen dat het gebied wordt begrensd door open water, waarbij

Ht

) * 0.

o

We vinden dan voor x; - 0,10 m en voor Aq ; 0,00069 m/dag. We zien dus dat de huidige kwel van 0,54 mm/dag bij een poldeacpeilverlaging van 0,50 m zal toenemen tot 1,0 à 1,2 mm/dag.

BEREKENING VAN HET ZOUTBEZWAAR

Het zoutbezwaar kan worden berekend uit de kwel (q ) en de zout-v concentraties op een bepaalde diepte (DE RIDDER en WIT, 1967). Voor deze berekening is uitgegaan van de zoutconcentraties pp een diepte van 4,5 m - m.v. Op deze diepte is het chloridegehalte gemiddeld

2,12 gr Cl /l (z), volgens bepalingen verricht aan watermonsters. Het zoutbezwaar (Z) uitgedrukt in kg Cl /ha kan worden berekend volgens:

Z = 0,01 q x 10 v 10" 0,0054 x 10 2,12 103 = 11,34 kg Cl /ha/dag

Bij een verlaging van het polderpeil, met 0,50 m, wordt het zoutbe-zwaar : Z = 0,01 q x 10 v 10" 0,011 x 10 2,12 103 = 23,1 kg Cl /ha/dag

Uit bovenstaande berekening van het zoutbezwaar mag niet worden geconcludeerd dat het zoutgehalte van het oppervlaktewater een factor 2 hoger wordt. Dat de verhoging minder zal zijn kan worden afgeleid uit de volgende berekeningen. Stellen we de overtollige neerslag op 300 mm/jaar dan is in de huidige situatie het chloorgehalte van het polderwater

(23)

11 3 4 0 x . 3 j 6 5 _ _

= 0 j 8 3 3 g r C

r / i

107 x I300 + 197

Voor de toekomstige situatie wordt het chloorgehalte van het polder-water

23 100 x 365 . 1 > 2 0 0 g r c r / 1

107 x [3_00 + 402

Uit deze berekening volgt dat het zoutbezwaar toeneemt met een factor 1,4. Ten aanzien van het noordelijk deel van de polder kan worden opge-merkt dat dit door ophoging een gebied zonder kwel is geworden en waar-schijnlijk enige wegzij ging zal hebben. Gebruik van het neerslagover-schot uit de noordelijke helft van de polder voor doorspoeling vafi het zuidelijke deel lijkt voorlopig weinig effectief gezien het zoutgehalte van het grondwater in de huidige speciedepots: ca. 500 mg Cl /l.

HET VERLOOP VAN HET Cl" GEHALTE MET DE DIEPTE

In de fig. H tot ea met 22 zijn de resultaten gegeven van de geo-elektrische metingen.

Bij het uitvoeEe© v«m geo-elektrische metingen worät eén stalen buis, waarop 4 messing ringen geïsoleerd zijn aangebracht, in de grond gedreven. De ringen zijn door middel van een 4 aderige kabel met een meetkast verbonden.

Door de onderste en de bovenste ring wordt een stroom gestuurd, ter-wijl tussen de twee binnenste ringen het spanningsverschil wordt gemeten.

De specifieke weerstand van het sediment en het in de poriën aanwe-zige vocht wordt aangeduid door ps en van het bodemvocht door pv (WIT, WIJNSMA, 1970). Op de locaties is tot 10 meter gesondeerd waarbij om de halve meter ps is gemeten.

Van watermonsters van filters op een diepte van 1,5 en 4,5 meter en van 10-12 meter is bovendien het chloridegehalte en pv bepaald.

Het verband tussen het chloridegehalte en de pv is in fig. 23 gege-ven.

Uit de specifieke weerstand in het veld gemeten en door middel van een gevonden formatie constante in afhankelijkheid vatf de profielopbouw is het verloop van pv met de diepte afgeleid.

(24)

OD ON PJ O o.

H-a»

o < a —' « r OB o o o o o o o 01 4 0! ff 8 a H -CS o B 'S os • \ J J . f « o < 9 I o O •*J I f o ! - J O h J O I O I a> •«f » M3ÛD rv> « ff f + <!> 1 5 0 o a ft-» n v> o < Cf ff <H P "a 0) )JS * - * 6-' H-P 3 oq •""> H- O H1 8* f t H1 -n o • 1 * j 0! H-P. o tr. P 3<5 c+ « r- t r n ül >r r t p- (p * 3 00 1 , ON l\3 - (\> » » O I * • » 09 a "O it S*

(25)

œ Os O 00 «vi r* >ö o < 9 K H 3 <I> O O O O OS o o (S »» 0) & 3 9 T3 co 'M t O O II ». 00 -f* t\j l os H 00 ON o 00 OS • I , c a<t> ••O I «f O S * * a> ei-ns •1 3 O » 0) et-d l 1 w * < Cc t3 01 » 3 • - • > M-M r t -!t. 1 ffi O S r*~ r f k1 O PC ( C ft S3 c <T& •Ö » H H -O oq o cr (-> o i « CR Ctl cr « (-" r f « CU 1

(26)

',y, *"V ES O >** rt-rt> '-> fE » D &'f U5 D *-*? p ' j - rï-« i *S m o » < • * • ;•*-'•< O *' i*' » sa u..* r~l P m n 5 f _»™< ^/ 1 uu » o«s o £T » ^ r*-m "M Ti H « 1 O

(27)

OD A . O N I .J o «t 3 O a 8 » I ? O O o o OS o o

H

"H

M * a Cf ö H-3 \ J 1 U I O I II o i o I •«o a H-et o> Os -fa. o « « rt-!t 1 3 O 3 0) rt-<* 1 01 * < » 3 3> » 3 »-*» H-I -1 f i -ll» f « O ES r+ r + 1 O 7T 7? <* 3 er »ti *n » i -1 p-f * o 2T (-' O 1 * <*» !» er t.** <+ « 0<ï o "0

(28)

a> a\ -f5. I\3 ...1 O < 3 « o »ö a <s w B V N os -e-u w o o p* • • O I « • -p* o o ON O O o o» &. o O F-O o o

V

X co ON I fUlVO —Jl et* * a> r+ ct> <-i B 0-S3 0! r t -(S *1 » * < *s p 3 t-b i-i" H et-S' 1 ff O 0 r t rt-T r-f (t • Ö « >-J H -B C«j o tr f-1 o I-J ia. » c* a> t r » II VN -P» ON vn O f\5 - ~ 3 CO O O. ohö l < * w * » oq O H1 I-'

(29)

« —u -J*. —3 .Ca. 0 3 O t l O Os CD o\ f\J CL, an-• a « 9! et-<B * j 3 O 3 »-er •1 B) * < Cf EU (t S3 13 0) 9! H 8) (->• O Ö W) •-*> H- O H-1 pr ft- M » O *"J *1 m H-a, O i» 3 » <+ 3 ^ P" 1 * O M • M (XJ o

(30)

OD _J OS o < a i f\3 O a F-a» I rt-3« < f\3 O o o o O o fl> rf CO 0> s O- H-3 01 co B CO O I « rofvyX o | o II ON co ON fO a F-° f rt-'< s » c-(0 *H s O 3 0) C f flü *1 CD « < a 3 a B 3 ! - l j F> M c-r !t> >•« Ui O 3 rt-*i O >X FC <t 3 ü * ïï> .T*t » M *-*• 3 Ct O rr* t— o i F -m CU n 3 " ai (-' c i -<ï T3 pr CD 1 o

(31)

CD ON fO O

>1

9 ot> t

Is

I VJD •T5 3 * o o ON o o o o CS 1 tB t * 0> 3 O. M-3 M n -^ 9 ON ^ _ A O O o w :r 05 ON IV> « « ar » » « » » 9 » H-CR -»> <* t-" 3 * n «• M a A O » 1 i-S o» H" o » «* <* r» t r O M X- r«-* a H-• *a 1 Cf M ff» 1 a H 13 H m f f VC

(32)

00 Os N> O < a i f * o < 3 w « M ) p. •3» " O lei-=t(t> • ö ü ! O O

N

' ^ ^ % * • » Os O O 03 O o « (5 (t •-» n o-y 3 a H-S > O a *ts CM VJ1 i v_nLn - M o a li I \-T> O N S il) rf » 1 3 O P M <-f (* -S 00 •s M 3 P 3 >-<> H-M et-0> 1 0) O 3 c f CT *1 0 ">:.*" X Tl 0 O" i> T3 J) !-< | _ 4 . 3 oq o 3 " t-> O 1 O. » 09 <J> D* ï ) H C f ^ CD ON i ro

a

a, • - > . • •o Irt-O 3» IV> •1 O T>

(33)

a ; n> ci-<; er £».-. ö ' a c en » 3 CL, <!> CO H -a> *r « a 1 OJ c+ M 3 Q, < (6 S3 o O « O

(34)

Uit de gegeven ijkcurve van fig. 23 kan dan het chloridegehalte af-hankelijk van de diepte worden afgelezen.

Déze methode om uit geo-elektrische metingen het chloridegehalte te bepalen bied de meeste nauwkeurigheid bij relatief hoge chloride-gehalten.

Uit vorige onderzoekingen is gebleken dat bij chloridegehalten boven 1450 mg/l het geIeidingsvermogen een goede maat is voor het

chloride-gehalte- . Bij lagere Cl-gehalten treed een aanzienlijke spreiding op wanneer de

Cl-gehalten worden'uitgezet tegen de totale ionenconcentratie. Dienten-gevolge is in dit traject het geleidingsvermogen een minder goede maat

voor het Cl-gehalte (STOL, 1960).

SAMENVATTING

In de polder 'De Twiske' is een onderzoek uitgevoerd naar de verti-cale weerstand van het afdekkend pakket, de kwel en het zoutbezwaar, in verband met het Voorstel, gedaan in het rapport van VAN WIJK en VAN DEN HURK (1971), om in dit gebied het polderpeil 0,50 meter te verlagen.

Voor de verticale weerstand van het afdekkend pakket is in grootte-orde een c-waarde gevonden van 577 dagen.

Uit de gemeten grondwaterstanden en de gevonden c-waarde is een kwel berekend van 0,54 mm/dag.

Voor het huidige zoutbezwaar is 11,3 kg Cl /ha/dag berekend. Bij

een verlaging van het polderpeil met 0,50 meter zal de kwel 1,0 a 1,2

mm/dag worden, terwijl het zoutbezwaar 23,1 kg Cl /ha/dag wordt.

Het chloridegehalKe van het polderwater zal hierdoor met een factor 1,4 stijgen.

(35)

LITERATUUR

RIDDER, N.A. DE en K.E. WIT, 1967. Seepage flow analyses of a small polder in south-wesfâern part of the Netherland.

Technical Bulletin 49.

STOL, Ph.Th., i960. Het elektisch geleidingsvermogen als maat voor het chloridegehalte in enkele polders in het Deltagebied. Geologie en Mijnbouw, nr 11.

WIT, K.E., 1962. An apparatus for Coring Undisturbed Samples in Deep Bore Holes, Soil Science Vol. 94 no. 2.

1967. Apparatus for measuring hydraulic conductivity of undisturbed soil samples, Technical Bulletin 52.

en M. WIJNSMA, 1970. Bepaling van de specifieke weerstand in situ. Nota 559.

1972. Berekening van verticale weerstanden uit potentiaalver-schillen en doorlatendheden (nog niet verschenen).

WIJK, A . W H . VAN en J.A. VAN DEN HUSK, 1971. Geschiktheid voor speel-en ligweidspeel-en speel-en bos van het zuidelijke deel van de Twiskepolder, Werkgroep Bodem en Water; rapport 2.

(36)

SYMBOLENLIJST

Symbool Omschrijving Dimensie c Verticale weerstand van een bepaalde laag t

n

c' Verticale weerstand van 1,5 tot 4,5 m - m.v. t c Verticale weerstand van 1,5 m tot de watervoerende

laag t

D Laagdikte 1 2

F Oppervlakte 1 h" Stijghoogte 'diep' grondwater 1

h. Stijghoogte van filters op 4,5 m - m.v. 1

h" Hoogte van het freatisch vlak 1

h Slootpeil 1 k Horizontale doorlaatfactor It

K (x) Besselfunctie van de tweede soort en van de orde 0 -o

K (x) Besselfunctie van de tweede soort en van de orde 1

-A Karakteristieke lengte 1

<f> Potentiaal 1 Ah Potentiaal verschil 1

ps Specifieke weerstand van grond en grondwater ^1

pv Specifieke weerstand van grondwater Ql

1

Q Afvoer l3t~1

q Verticale stroomsnelheid lt v

r Afstand 1 x Daling 'diep' grondwater 1

-3

z Chloorgehalte grondwater Ml -2 -1

Z Zoutbezwaar Ml t

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit is een rechtspersoon die over meerdere afgescheiden vermogens kan beschikken opdat schulden die verband houden met een van de afgescheiden vermogens niet kunnen worden verhaald

Toch, zo blijkt uit hoofdstuk 9, loopt Nederland perfekt in de pas met de andere landen als het gaat om toegang van vrouwen tot het onderwijs en specifiek op hen

Zo zijn er nog wel meer details waarover ik graag iets vernomen zou hebben, maar dat doet niet af aan de grote waardering die ik voor dit werk heb, waarin een samenvattend beeld

Adjuvant dendritic cell based immunotherapy (DCBI) after cytoreductive surgery (CRS) and hyperthermic intraperitoneal chemotherapy (HIPEC) for peritoneal mesothelioma, a phase

 Als naast een verhoging van het waterpeil waarvoor de inkomstenderving volledig wordt vergoed door carbon credits (zie sheet 18) ook restricties worden gesteld aan de minimale

To investigate whether fluctuations in enzymatic activities were reflected at the level of mRNA, we measured expression levels for GBA, and genes encoding CathD (CTSD), GCase ’s

In Groningen is een actieve en ondersteunende afdeling groenparticipatie van de gemeente en een hulpvaardige en actieve Natuur en Milieufederatie.!. Motivatie om mee te gaan doen

Stelt de Raad voor om ln de paragraaf &#34;opleidlng&#34; van het K.B. Bij ontstentenis van een geneesheer zoals bedoeld onder de punten 1. hierboven, kan aan