DEZE TAAK BESTAAT UIT 30 ITEMS.
Economische begrippen 1
Beschouw de volgende beweringen:
I De aanschaf van kapitaalgoederen wordt in de economie investeren genoemd.
II Verbruiksgoederen worden ook wel consumptiegoederen genoemd.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
2
Leerling Misimooi koopt een smartphone om met haar vriendinnen te kunnen whatsappen. In de handel noemen we Misimooi een A consument. B detaillist. C leverancier. D producent. Goederenhandel 3
Het pluimveebedrijf “ Chicken Little” doet uitsluitend aan kleinhandel. De kleinhandel wordt onderverdeeld in groot en klein bedrijf. Deze onderverdeling berust niet op
A de grootte van de omzet. B de grootte van het kapitaal. C het aantal afdelingen. D het aantal personeelsleden.
4
Bij afnemerskrediet geschiedt de betaling van de goederen A bij de levering. B in termijnen. C na de levering. D voor de levering. 5
Het tijdsverschil in de handel wordt overbrugd door de A distribuerende functie. B financierende functie. C opslaande functie. D sorterende functie. 6
Een entrepotbewijs is een A betalingsbewijs. B opslagbewijs. C vervoerbewijs. D verzekeringsbewijs. Tussenpersonen 7
De heer Doloe ontvangt courtage als loon voor zijn bemiddeling bij de verkoop van een huis. De heer Doloe is een
A commissionair. B handelsagent. C handelsreiziger. D makelaar.
8
Een overeenkomst tussen een handelsagent en een commissionair is, dat beiden
A de belangen van twee partijen behartigen. B één vaste opdrachtgever hebben.
C een vrij beroep uitoefenen. D op eigen naam handelen.
Effecten 9
Welke van de onderstaande waardepapieren worden
niet
tot effecten gerekend?A Connossementen
B Converteerbare obligaties C Pandbrieven
D Preferente aandelen
10
Wat moet de obligatiehouder Debi bij het innen van zijn intrest inleveren?
A de aangewezen coupon B de mantel
C de talon
D het aangewezen dividendbewijs.
11
NV Glitter besluit interimdividend uit te keren aan de aandeelhouders.
Interimdividend is dat deel van de winst, dat wordt uitgekeerd
A aan alle personeelsleden. B aan het eind van het boekjaar. C in contanten aan directieleden. D in de loop van het boekjaar.
Bank- en Kredietwezen 12
Het houden van een goud- en deviezenvoorraad als dekking van de geldhoeveelheid die in omloop is, behoort tot één van de
werkzaamheden van
A de Centrale Bank van Suriname. B de Surinaamse Volkskredietbank. C het Ministerie van Financiën.
D het Ministerie van Handel, Industrie en Toerisme.
13
De oudste bankinstelling in Suriname is de
A Centrale Bank van Suriname.B Hakrinbank NV.
C Surinaamsche Bank NV.
D Surinaamse Postspaarbank NV.
14
Spaarders Bank Leners
Er is sprake van actieve krediettransactie, wanneer de
A Bank kredieten verstrekt aan Leners. B Bank spaarrente betaalt aan de Spaarders. C Spaarders gelden à deposito opnemen. D Spaarders hun spaargelden storten op de
Marktvormen 15
Beschouw de volgende kenmerken:
I De goederen zijn niet in natura aanwezig. II De biedprijs wordt in een gesloten enveloppe
aangeboden.
De genoemde kenmerken zijn van een
A beurs.
B inschrijving. C markt.
D openbare veiling.
16
Beschouw de volgende beweringen: Op een jaarbeurs worden
I de nieuwste industriële producten tentoongesteld.
II koopcontracten door fabrikanten en handelaren afgesloten.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
Overeenkomsten 17
Welke overeenkomst kan zowel mondeling als schriftelijk aangegaan worden?
A Huurkoopovereenkomst B Huurovereenkomst C Hypotheekovereenkomst D Verzekeringsovereenkomst
18
Het “vrijwaren tegen verborgen gebreken” is de plicht van de .I. en komt voor bij een .II.
I II A koper koopovereenkomst B verkoper koopovereenkomst C werkgever arbeidsovereenkomst D werknemer arbeidsovereenkomst Betalingsverkeer 19 John heeft:
I SRD 500,‒ op zijn DUKU spaarrekening. II SRD 150,‒ in zijn portemonnee.
III SRD 100,‒ in zijn spaarpot. Hoeveel giraal geld bezit John? A SRD 100,‒
B SRD 250,‒ C SRD 500,‒ D SRD 600,‒
20
De heer Torinio die rekeninghouder is bij de Hakrinbank NV, kan zijn schuld bij de EBS NV het makkelijkst en snelst betalen door
A het automatisch te gireren.
B het afgeven van een bankcheque. C het gebruikmaken van zijn pinpas. D het storten op haar bankrekening.
Handelsinstellingen 21
De controle op de prijzen van goederen in de winkels geschiedt door
A de Kamer van Koophandel en Fabrieken. B de Vereniging Surinaams Bedrijfsleven. C het Ministerie van Financiën.
D het Ministerie van Handel, Industrie en Toerisme.
Ondernemingsvormen 22
Wat wordt
niet
in de oprichtingsakte van de Vennootschap onder Firma opgenomen?A De grootte van het privévermogen van ieder der vennoten
B De kapitaalinbreng van ieder der vennoten. C De namen van de vennoten.
D De verdeling van de winst.
23
Bij een Coӧperatieve Vereniging wordt het ledenkapitaal gevormd, door de
I inleggelden van de leden. II uitgifte van aandelen.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
24
Een notariële akte is vereist bij de oprichting van een
A Commanditaire Vennootschap. B Eenmanszaak.
C Naamloze Vennootschap. D Vennootschap onder Firma.
Sociale‒ en Belastingwetgeving 25
Om deel te nemen aan een staatsexamen moeten de leerlingen examengeld betalen.
Dit examengeld wordt gerekend tot de A inkomstenbelasting.
B kostprijsverhogende belasting. C omzetbelasting.
D retributie.
26
Beschouw de volgende beweringen:
I De veiligheidswet heeft onder andere als doel het beschermen van de werknemers tegen bedrijfsongevallen tijdens hun werk. II De controle op de naleving van de
arbeidswet geschiedt door het Ministerie van Justitie en Politie.
Ten aanzien van het bovenstaande kan gezegd worden, dat
A alleen I juist is. B alleen II juist is. C I en II beide juist zijn. D I en II beide onjuist zijn.
27
Vrachtschip “Surimaribo” vervoert om de zes weken goederen vanuit China naar Suriname tegen vaste tarieven.
Er is hier sprake van .I. en wordt gerekend tot .II.
I II
A binnenvaart beurtvaart B binnenvaart charterpartij C zeevaart lijnvaart D zeevaart wilde vaart
28
Het vervoersdocument bij de beurtdienst heet A adreskaart.
B connossement. C luchtvrachtbrief. D vervoeradres.
Verzekeringen 29
Jenny sluit een brandverzekering af bij een verzekeringsmaatschappij.
Het bedrag, dat zij in het tweede jaar moet betalen, is A alleen de premie. B de premie en de incassokosten. C de premie en de poliskosten. D de premie, de poliskosten en de incassokosten. 30
Mark koopt een auto om deel te nemen aan een autorally in de stad.
Mark is verplicht tot het afsluiten van een A All risk verzekering.
B Ongevallenverzekering. C Transportverzekering. D WAM-verzekering.