• No results found

De ontwikkeling van een educatieve tool voor een klasbezoek aan een reptielenasiel en een daaraan gekoppeld bezoekerscentrum

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ontwikkeling van een educatieve tool voor een klasbezoek aan een reptielenasiel en een daaraan gekoppeld bezoekerscentrum"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE ONTWIKKELING VAN EEN

EDUCATIEVE TOOL VOOR EEN

KLASBEZOEK AAN EEN

REPTIELENASIEL EN EEN DAARAAN

GEKOPPELD BEZOEKERSCENTRUM

Aantal woorden: 12.926

Kelly Rediger

Studentennummer: 01205943

Promotoren: dr. Tom Hellebuyck, Prof. dr. Leen Haerens

Verkorte Educatieve Masterproef (9SP) voorgelegd tot het behalen van de graad van de Educatieve Master in de gezondheidswetenschappen, afstudeerrichting

diergeneeskunde.

(2)

1. Corona pre-ambule

De crisissituatie ten gevolge van het SARS-CoV-2, of het COVID-19 virus had een grote impact op de uitwerking van mijn masterproef. De verbouwing van het nieuwe bezoekerscentrum van SOS reptiel liep vertraging op en de opening werd uitgesteld. Daardoor konden de concepten voor het educatieve aanbod nog niet uitgevoerd worden. Van enkele onderdelen kon wel een prototype uitgewerkt worden. Verder waren er geen klasbezoeken mogelijk aan het asiel in de huidige vorm omwille van de lockdown en de opschorting van de lessen op school. Deze preambule werd in overleg tussen de student en de promotor opgesteld en door beide goedgekeurd.

2. Voorwoord

Na de opleiding diergeneeskunde startte ik de educatieve master als leraar in opleiding (LIO). Ik combineerde de educatieve masteropleiding met een voltijdse opdracht in het onderwijs. Met deze achtergrond, vond ik het belangrijk dat mijn masterproef aansloot bij mijn vooropleiding en direct toepasbaar was in de

onderwijspraktijk. Daarom besloot ik een educatieve tool te ontwikkelen voor een klasbezoek aan SOS reptiel. Ik had tijdens mijn korte werkervaring als leerkracht namelijk al ondervonden dat een studie-uitstap organiseren veel vraagt van

leerkrachten en dat het educatieve aanbod van de bestemming hier heel erg bij kan helpen. Omdat ik SOS reptiel een warm hart toe draag, zag ik deze masterproef als een mooie kans om hen te helpen om het educatieve aanbod voor de nieuwe locatie vorm te geven.

Via deze weg wil ik graag Mario Goes van SOS reptiel bedanken dat ik voor deze masterproef met hem mocht samen werken. Daarnaast wil ik mijn promotor dr. Hellebuyck en co-promotor prof. Dr. Haerens bedanken. Zij hebben mij tijdens het schrijven van deze masterproef met raad en daad bijgestaan. Ik kon steeds bij hen terecht met vragen en zij gaven telkens nuttige feedback en suggesties. Verder wil ik ook mijn collega’s van de broederschool biotechnische en sport bedanken voor de praktische adviezen die ze mij gaven voor de uitwerking van deze masterproef en specifiek voor de uitwerking van de werkbundel. Tenslotte wil ik mijn moeder en mijn partner bedanken. Wanneer ik aangaf dat het LIO-traject mij erg zwaar viel, spraken zij mij moed in om niet op te geven en ze zorgden ervoor dat ik af en toe ook de tijd nam om te ontspannen. Zonder al deze mensen had ik deze masterproef niet tot

(3)

3. Inhoudsopgave

1. Corona pre-ambule ... 2

2. Voorwoord ... 2

3. Inhoudsopgave ... 3

4. Lijst van afkortingen ... 4

5. Abstract ... 4

6. Inleiding... 5

7. Literatuurstudie ... 6

7.1. Leeromgevingen ... 6

7.2. Educatieve rol van informele leeromgevingen ... 8

7.3. Ontwerp van informele leeromgevingen ... 9

7.4. Ontwerp van studie-uitstappen ... 12

7.5. Informele leeromgevingen waar levende dieren tentoongesteld worden .... 18

8. Ontwerpcyclus ... 21 8.1. SOS reptiel ... 21 8.2. Materiaal en methoden... 23 8.3. Resultaten ... 31 9. Discussie ... 32 9.1. Educatieve strategieën ... 32

9.2. Ontwerp informele leeromgeving ... 33

9.3. Ontwerp educatief materiaal voor klasbezoeken ... 35

10. Conclusie ... 38

11. Literatuurlijst ... 39

(4)

4. Lijst van afkortingen

QR-code: Quick Response code UD: Universal Design

GPS: Global Positioning System AR: augmented reality

VR: virtual reality

STEM: Science, Technology, Engineering, Mathematics

5. Abstract

Informele leeromgevingen bieden unieke leerkansen voor studie-uitstappen. Onderzoekers hebben doorheen de jaren theoretische adviezen voor goede praktijken voor informele leeromgevingen en studie-uitstappen naar deze locaties geformuleerd. In het eerste deel van deze masterproef wordt een overzicht gegeven van deze goede praktijken. Het onderzoek naar succesvolle praktische toepassingen van deze theoretische adviezen is echter beperkt. Daarom wordt in het tweede deel van deze masterproef een voorstel voor een educatieve tool ontwikkeld voor een informele leeromgeving met aandacht voor de adviezen voor goede praktijken in de literatuur. Het resultaat van deze ontwerpcyclus bestaat uit een voorstel bestaande uit zeven concepten die de educatieve activiteiten voor een studie-uitstap aan SOS reptiel zullen vormgeven. In de discussie wordt geanalyseerd in welke mate de ontwikkelde tool voldoet aan de vooropgestelde goede praktijken. Hierbij worden de successen en uitdagingen van de ontwikkelde tool besproken en worden wenken gegeven naar mogelijke vervolgonderzoeken.

(5)

6. Inleiding

Informele leeromgevingen zoals musea, wetenschapscentra en zoo’s bieden een unieke gelegenheid om te leren. Meerdere onderzoeken hebben reeds aangetoond dat dergelijke informele leeromgevingen een meerwaarde vormen omdat ze leren door exploratie of het ‘vrije-keuze leren’ stimuleren en interactieve ervaringen aanbieden. Deze leerervaringen vormen een succesfactor in de overdracht van nieuwe informatie en hebben dus een positieve invloed op het leren (Barth & Muller, 2017; Carr & Cohen, 2015; Damnik et al., 2013; Dawson, 2014; DeWitt &

Storksdieck, 2008; Eren-sisman & Koseoglu, 2019; F. Mortensen & Smart, 2007; Kimble, 2014; Shaby & Vedder-Weiss, 2019; Weinstein et al., 2014; Zareva-Simeonova et al., 2009). Bovendien kunnen informele leeractiviteiten de identiteitsontwikkeling van leerlingen bevorderen. Dergelijke interactieve

leerervaringen zijn moeilijk realiseerbaar in de dagelijkse schoolse routine. Scholen en leerkrachten worden daarom aangemoedigd om het aangeboden curriculum te verrijken met één of meerdaagse extra-muros-activiteiten (Davidson et al., 2010; DeWitt & Storksdieck, 2008; Onderwijs Vlaanderen, 2013; Shaby & Vedder-Weiss, 2019; Wünschmann et al., 2017).

Hoewel in de literatuur beschreven wordt dat informele leeromgevingen grote leeropportuniteiten hebben, wordt in casestudies vaak opgemerkt dat deze leerkansen niet optimaal benut worden in de praktijk. Deze onderzoeken benadrukken dan ook het belang van een doordacht ontwerp van het educatief programma, met aandacht voor de cognitieve, affectieve en sociale doelen van een dergelijk klasbezoek. Het aantal studies waarin het leereffect van educatieve

programma’s in een informele setting nagegaan wordt, is gelimiteerd. Bovendien handelt de beschikbare literatuur over dit onderwerp over de algemene

bezoekerservaring. Dit impliceert dat er weinig onderzoek gedaan is rond het leereffect van studie-uitstappen naar informele leeromgevingen. Wanneer schoolse extra-muros-activiteiten besproken worden, gaat het meestal over klasbezoeken in het lager onderwijs. Verder onderzoek is dan ook nodig, zeker naar het ontwerp en het leereffect van studie-uitstappen in het secundair onderwijs (Carr & Cohen, 2015; DeWitt & Storksdieck, 2008; Kimble, 2014; Shaby & Vedder-Weiss, 2019; Yocco et al., 2011).

(6)

Het doel van deze masterproef is om op basis van de beschikbare wetenschappelijke literatuur een educatieve tool te ontwerpen voor een klasbezoek aan een informele leeromgeving waar levende dieren tentoongesteld worden. De doelgroepen van deze tool zijn leerkrachten en leerlingen van het secundair onderwijs. Om dit doel te

realiseren zal in de literatuurstudie onderzoek gedaan worden naar goede praktijken voor de invulling van het educatieve aanbod van informele leeromgevingen en specifiek voor klasbezoeken aan deze locaties.

7. Literatuurstudie

In dit onderdeel worden eerst de verschillende soorten leeromgevingen besproken. Vervolgens wordt dieper ingegaan op de educatieve rol van informele

leeromgevingen. Tenslotte zal besproken worden hoe informele leeromgevingen deze educatieve rol invullen. Het doel van deze masterproef is om een educatieve tool te ontwerpen voor de specifieke context van een reptielenasiel met een

bezoekerscentrum. Hierbij zal de nadruk gelegd worden op instellingen waar levende dieren tentoongesteld worden. Dergelijke leeromgevingen zijn zoo’s, aquaria,

opvang- en conservatiecentra. Zoo’s worden als modelvoorbeeld gebruikt, aangezien deze het meest behandeld worden in de beschikbare literatuur.

7.1. Leeromgevingen

7.1.1. Formele leeromgevingen

In een formele leeromgeving, is formeel leren het doel. Bij formeel leren, is ‘iets bijleren’ het hoofddoel van quasi alle aangeboden activiteiten. Het leereffect van deze formele leeractiviteiten wordt steeds gemeten aan de hand van verschillende evaluatievormen. Een voorbeeld van een formele leeromgeving is een klaslokaal, formeel leren is namelijk de meest toegepaste leervorm in het klassieke

onderwijssysteem (Counsil of Europe, 2008; Wünschmann et al., 2017; Zareva-Simeonova et al., 2009).

Formeel leren wordt gekenmerkt door een interactie, met leren als hoofddoel, tussen een leraar en een leerling, leerlingen onderling of tussen een leerling en

leermateriaal zoals een handboek. Typisch aan klassieke vormen van formeel leren, is dat de lerende sterk gestuurd wordt tijdens het leerproces. Dit heeft als voordeel dat het cognitieve leerprocessen en -effecten bevordert. Het nadeel van een sterk sturende aanpak is dat dit de autonomie van de lerende beperkt, wat volgens de

(7)

zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan nefast is voor de intrinsieke motivatie (Basten et al., 2014; Shaby & Vedder-Weiss, 2019). De zelfdeterminatietheorie stelt namelijk dat voor intrinsieke motivatie aan drie behoeften voldaan moet worden: autonomie, sociale verbondenheid en competentie (Valcke & De Craene, 2020). Het is dus een aandachtspunt om bij de ontwikkeling van formele leeractiviteiten een gevoel van autonomie te creëren bij de lerende.

7.1.2. Non-formele leeromgevingen

Een non-formele leeromgeving, is een omgeving waar bewust geleerd wordt als vrijetijdsbesteding. Bij non-formeel leren worden vaardigheden aangeleerd en/of wordt de kennis van een specifiek vakgebied uitgediept in een context die verschilt van de klassieke schoolomgeving. In deze context wordt net zoals in de formele leeromgevingen een zekere structuur gehanteerd om tot leren te komen. Deze structuur is echter minder strikt dan in een formele leeromgeving. Typische

voorbeelden van non-formele leeromgevingen zijn: sportvereningen, een boekenclub en een amateurkoor (Counsil of Europe, 2008; Wünschmann et al., 2017).

Het grote voordeel van non-formeel leren is dat er een grote intrinsieke motivatie aanwezig is bij de lerende om de gekozen vaardigheid onder de knie te krijgen of meer kennis te verwerven over een specifiek onderwerp. Verder is een non-formele leeromgeving voldoende gestructureerd om het leerproces te sturen. Bovendien biedt een non-formele leeromgeving meer mogelijkheden dan een formele

leeromgeving om naast cognitieve leereffecten ook affectieve en sociale leereffecten te bereiken. Het nadeel van non-formeel leren is dat het leren vaak trager gaat dan in een formele leeromgeving (DeWitt & Storksdieck, 2008; Wünschmann et al., 2017).

7.1.3. Informele leeromgevingen

Informeel leren is het proces waarbij onbewust geleerd wordt. Deze term wordt gebruikt om leerervaringen aan te duiden die niet in een klassieke schoolse omgeving plaatsvinden en waarbij leren niet het hoofddoel van de activiteit is. Informeel leren gebeurt dus toevallig en maakt deel uit van het dagelijkse leven. Informeel leren gebeurt veelal wanneer hogere denkniveaus aangesproken worden. Daarom zijn typische omgevingen waarin informeel leren zal optreden, situaties waarbij reflectie en communicatie nodig zijn om nieuwe taken aan te leren of problemen op te lossen (Damnik et al., 2013; Dawson, 2014).

(8)

Voordelen van informeel leren zijn dat de lerende een hoge motivatie heeft voor de informele leeractiviteiten, aangezien deze activiteiten gekozen worden met vermaak als hoofddoel. Verder biedt een informele leeromgeving meer mogelijkheden dan een (non-)formele leeromgeving om naast cognitieve leereffecten ook affectieve en

sociale leereffecten te bereiken. Bovendien zijn informele leerervaringen geschikt om zowel conceptuele kennis als feitenkennis bij te brengen, aangezien hogere

denkniveau’s worden aangesproken.

Het nadeel van informeel leren is dat het gerealiseerde leereffect eerder klein en bovendien heel wisselvallig is. De leereffecten worden namelijk niet actief gestuurd en zijn afhankelijk van een groot aantal factoren zoals het ontwerp van de informele leeromgeving, de voorkennis van de lerende en sociale interacties (Damnik et al., 2013; DeWitt & Storksdieck, 2008; Wünschmann et al., 2017).

In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de verschillende leervormen.

Formeel leren Non-formeel leren Informeel leren

Gepland Gepland Toevallig

Gestructureerd Semi-gestructureerd Weinig gestructureerd

Expliciete begeleiding Met of zonder begeleiding Zonder begeleiding

Tabel 1: verschil tussen formeel, non-formeel en informeel leren.

7.2. Educatieve rol van informele leeromgevingen

Informeel leren gebeurt toevallig en maakt deel uit van het dagelijkse leven. Er zijn echter omgevingen die informeel leren stimuleren. Plaatsen zoals zoo’s en musea worden vooral bezocht voor ontspanningsdoeleinden. De intentie van een bezoek aan een zoo of museum is dus niet om te leren. Bezoekers leren hier echter toch veel bij, vaak zonder dat ze dit zelf beseffen. Dergelijke instellingen doen dus dienst als informele leeromgevingen. (Counsil of Europe, 2008; DeWitt & Storksdieck, 2008; Lloro-Bidart, 2015; Sung et al., 2010).

Deze instellingen kunnen de leerervaringen van bezoekers sturen door een doordacht ontwerp van het educatieve aanbod. Omdat deze informele

leeromgevingen voornamelijk bezocht worden ter ontspanning, is het belangrijk dat deze instellingen een goed evenwicht vinden tussen vermaak en leerervaringen in hun educatief programma, in de literatuur wordt hiervoor de term ‘educational

(9)

entertainment’ of ‘edutainment’ gebruikt (Allen, 2004; Bossavit et al., 2018; Carr & Cohen, 2015).

Bij een schooluitstap naar informele leeromgevingen zoals zoo’s en musea, ligt de nadruk meer op leren dan bij een bezoek in de vrije tijd. Daarom zal het aandeel formeel en non-formeel leren tijdens een schooluitstap aan deze instellingen groter zijn dan tijdens een daguitstap met het gezin. De leerlingen zien een dergelijke uitstap echter vaak als een dag weg van school, dus als ontspanning. Het

ontspanningsdoel van de leerlingen in combinatie met de ‘edutainment’ aanpak van deze sites, zorgt er voor dat het grootste aandeel van de leerwinst tijdens een schooluitstap gerealiseerd wordt via informeel leren (DeWitt & Storksdieck, 2008; Godinez & Fernandez, 2019; E. Jensen, 2014; Kimble, 2014; Zareva-Simeonova et al., 2009).

7.3. Ontwerp van informele leeromgevingen

Het succes van informele leeromgevingen voor de overdracht van informatie, is afhankelijk van een aantal factoren zoals de voorkennis en de interne motivatie van de bezoekers. De belangrijkste factor is echter het ontwerp van het educatieve aanbod. Een doordacht ontworpen educatief programma zal bezoekers informeren, zonder dat ze beseffen dat ze aan het leren zijn. Bovendien is aangetoond dat het leereffect van educatieve programma’s zelfs enkele maanden na het bezoek nog aanwezig kan zijn. Informele leeromgevingen hebben dus de mogelijkheid om een impact op lange termijn te realiseren. Een succesvolle informele leeromgeving ontwerpen is echter niet gemakkelijk. Het ontwerp van het educatieve aanbod van dergelijke leeromgevingen moet daarom gebaseerd zijn op wetenschappelijk

onderzoek en moet continu geëvalueerd en bijgestuurd worden (Allen, 2004; DeWitt & Storksdieck, 2008; F. Mortensen & Smart, 2007; E. A. Jensen et al., 2017;

Lindemann-Matthies & Kamer, 2006; Sattler & Bogner, 2017; Wünschmann et al., 2017).

Onderzoek over informele leeromgevingen, gaat vaak uit van een constructivistisch standpunt over leren, waarbij leren een sterk individueel proces is, dat ontstaat door ervaringen. Daaruit kan afgeleid worden dat ervaringen die ontstaan door interactie met de omgeving en andere individuen noodzakelijk zijn om te leren (Allen, 2004; F. Mortensen & Smart, 2007; Lindemann-Matthies & Kamer, 2006). Door deze

(10)

constructivistische visie wordt bij de ontwikkeling van het educatieve aanbod voor informele leeromgevingen veel aandacht besteed aan de incorporatie van

interactieve leerervaringen (Allen, 2004; Barth & Muller, 2017; Bossavit et al., 2018; Lee, 2020; Tunnicliffe & Laterveer-de Beer, 2002; Vayanou et al., 2019; Webber et al., 2017) .

Allen beschrijft dat ontwikkelaars van het educatieve programma voor informele leeromgevingen kampen met een constructivistisch dilemma. Er wordt namelijk in de eerste plaats van deze instellingen verwacht dat ze ontspanning en vermaak bieden aan een divers publiek. Bovendien is het vanzelfsprekend dat bezoekers de vrijheid hebben om hun eigen interesses te volgen en tempo te bepalen. Tegelijkertijd willen deze informele leeromgevingen tijdens de korte bezoekduur zo veel mogelijk nieuwe informatie meegeven aan de bezoekers opdat ze iets zouden bijleren. Dit dilemma zorgt voor grote uitdagingen bij het ontwerp van informele leeromgevingen (Allen, 2004). Hoewel het uitdagend is om een succesvolle informele leeromgeving te ontwerpen, is het niet onmogelijk. Allen beschrijft vier belangrijke factoren om een omgeving te creëren waar leren en plezier elkaar versterken. Deze factoren zijn de volgende: onmiddellijke begrijpbaarheid, interactiviteit, conceptuele coherentie en aandacht voor de diversiteit van de bezoekers (Allen, 2004).

7.3.1. Onmiddellijke begrijpbaarheid

De omgeving moet zo ontworpen worden opdat bezoekers meteen en zonder moeite begrijpen wat de kenmerken zijn en wat het doel van de omgeving is. (Allen, 2004). Onmiddellijke begrijpbaarheid kan gerealiseerd worden op verschillende manieren. Enkele mogelijkheden zijn:

- Een ontwerp waarbij de gebruiker centraal staat.

Hierbij wordt gebruik gemaakt van natuurlijke gebruikersomgevingen.

Natuurlijke gebruikersomgevingen maken gebruik van algemeen aanvaarde handelingen. Het gebruik van een volumeknop is hier een voorbeeld van: het voelt heel natuurlijk aan dat een draaibeweging met de klok mee resulteert in een hoger volume en dat een draaibeweging tegen de klok in het volume verlaagt. Verder wordt slechts een beperkt aantal mogelijkheden aangeboden en wordt de omgeving sterk gestandaardiseerd (Allen, 2004; Shaby et al., 2017).

(11)

- Gebruik maken van reeds gekende principes.

Activiteiten in het educatieve aanbod baseren op werkvormen die de bezoekers reeds kennen, verhoogt het gebruiksgemak. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van werkvormen zoals een wedstrijd, een zoektocht, een puzzel, een spel, een winkelervaring, enz. (Allen, 2004; Shaby et al., 2017; Yocco et al., 2011).

Onmiddellijke begrijpbaarheid is belangrijk om cognitieve overbelasting bij bezoekers te vermijden. Wanneer ze geen moeite moeten doen om het ontwerp te begrijpen, zullen ze meer cognitieve capaciteit overhouden om te interageren met de

aangeboden leerinhouden. Bijgevolg zal het leereffect groter zijn in een omgeving die ontworpen is met aandacht voor onmiddellijk begrijpbaarheid (Allen, 2004).

7.3.2. Interactiviteit

Interactiviteit stimuleert de betrokkenheid van de bezoekers. Dit zorgt ervoor dat het begrip van de nieuw aangeboden informatie versterkt wordt en dat bezoekers de ervaringen langer zullen onthouden. Omwille van deze redenen is interactie met de leeromgeving een essentieel onderdeel van leerproces volgens het constructivisme. Daarom is het aanbevolen om interactieve ervaringen op te nemen in het educatieve aanbod (Allen, 2004; Atwood-Blaine & Huffman, 2017; Barth & Muller, 2017; Shaby et al., 2017; Vayanou et al., 2019).

7.3.3. Conceptuele coherentie

Volgens de constructivistische visie, is het belangrijk dat naast ervaringen ook concepten en modellen aangeboden worden. Een notie van het overkoepelende concept of thema waarover bezoekers leren, zal namelijk het begrip van de

aangeboden informatie stimuleren en het leerproces bevorderen (Allen, 2004). Door aandacht voor details tijdens het ontwerp van de leeromgeving, kan conceptuele coherentie gestimuleerd worden. Mogelijke strategieën hiervoor zijn: selectie van de aangeboden inhoud, afgebakende looplijnen per thema en het ontwerp, de

organisatie van de ruimte en het aangeboden leermateriaal aanpassen aan het thema (Allen, 2004; Sadler-Smith & Riding, 1999).

7.3.4. Aandacht voor de diversiteit van de bezoekers

De basis van het constructivisme is dat de lerende centraal staat in het leerproces. Voor een optimaal leerproces is het dus noodzakelijk dat het aangeboden

leermateriaal aangepast is aan de bezoeker. Dit is een grote uitdaging, aangezien informele leeromgevingen een zeer divers publiek aantrekken. Een succesvol

(12)

educatief aanbod biedt daarom informatie aan op meerdere manieren, maakt gebruik van diverse zintuiglijke waarnemingen en ondersteunt verschillende leerstijlen. De toepassing van ‘Universal Design’ (UD) is een effectieve manier leerervaringen op maat van een diverse doelgroep te creëren, zonder specifieke aanpassingen te moeten doen voor verschillende doelgroepen. UD staat namelijk voor

toegankelijkheid voor iedereen (Allen, 2004; Dawson, 2014; Fenrich et al., 2018).

7.4. Ontwerp van studie-uitstappen

Informele leeromgevingen zoals musea, wetenschapscentra en zoo’s bieden een unieke gelegenheid om te leren. Daarom vormen deze instellingen een goede bestemming voor een studie-uitstap (Basten et al., 2014; Davidson et al., 2010; DeWitt & Storksdieck, 2008; Sattler & Bogner, 2017; Shaby & Vedder-Weiss, 2019; Wünschmann et al., 2017). Tijdens klasbezoeken aan informele leeromgevingen wordt gebruik gemaakt van het algemene educatieve aanbod. Voor het succesvolle ontwerp hiervan werden reeds vier belangrijke elementen geïdentificeerd:

onmiddellijke begrijpbaarheid, fysieke interactiviteit, conceptuele coherentie en aandacht voor de diversiteit van de bezoekers.

Naast het algemene educatieve aanbod, ontwikkelen informele leeromgevingen vaak extra leermateriaal voor schooluitstappen. In deze context kunnen enkele

bijkomende factoren met een invloed op de leerwinst geïdentificeerd worden. DeWitt en Storksdieck beschrijven dat het leereffect van een schooluitstap afhankelijk is van de volgende factoren: de structuur van de uitstap, de nieuwheid van de omgeving en de leerervaringen, de voorkennis en interesse van de leerlingen, de sociale context van het bezoek, het doel van de begeleidende leerkracht en de aanwezigheid en kwaliteit van de voorbereiding en de opvolging van het bezoek (Allen, 2004; DeWitt & Storksdieck, 2008; Dohn, 2013; Tomažič et al., 2020).

7.4.1. Structuur en controle

De mate van structuur is een belangrijke factor voor het ontwerp van

studie-uitstappen. Sterk gestructureerde ervaringen hebben namelijk een positieve impact op de cognitieve leerwinst, maar hebben een negatief effect op de interesse en de motivatie van de leerlingen. Vooral wanneer de aangebrachte structuur met een hoge mate van controle gepaard gaat, aangezien dit de gevoelens van autonomie bij de leerlingen ondermijnt. Het is dus van groot belang om een evenwicht te vinden in de aangeboden structuur en controle zodat de cognitieve leerwinst voldoende groot

(13)

is, maar de interesse en motivatie van de leerlingen niet in het gedrang komt (Basten et al., 2014; DeWitt & Storksdieck, 2008; Shaby & Vedder-Weiss, 2019).

Enkele veel gebruikte strategieën om structuur te brengen in een klasbezoek aan een informele leeromgeving zijn gidsbeurten en werkbundels. Deze strategieën kunnen gebruikt worden zonder een negatieve impact op de interesse van de

leerlingen, mits zij doordacht ontworpen worden en adequaat ingezet worden tijdens de uitstap (Basten et al., 2014; DeWitt & Storksdieck, 2008; F. Mortensen & Smart, 2007; Shaby & Vedder-Weiss, 2019).

Mortensen en Smart ontwikkelden verschillende criteria waaraan werkbundels

moeten voldoen, opdat deze niet alleen cognitieve leerprocessen zouden stimuleren, maar ook een positieve invloed hebben op de interesse en motivatie van de

leerlingen. Ze beschrijven de volgende criteria: structuur en oriëntatie, tijd voor vrije exploratie, promotie van sociaal leren, aanbieding van keuze en variatie, stimulatie van observatie, benadrukking van concept-leren, voldoen aan de behoeften van de diverse doelgroep (DeWitt & Storksdieck, 2008; F. Mortensen & Smart, 2007). Basten onderzocht in 2014 het effect van autonomie-ondersteunende versus controlerende begeleiding van een bezoek aan een informele leeromgeving. De resultaten van dit onderzoek wijzen erop dat een autonomie-ondersteunende aanpak een positief effect heeft op de intrinsieke motivatie van studenten. Dit is belangrijk voor de lange-termijn impact van de schooluitstap. Als leerlingen intrinsiek

gemotiveerd zijn, is de kans groter dat leerlingen positieve emoties koppelen aan de uitstap, en daarmee ook aan de thema’s die aan bod kwamen tijdens de uitstap. Zo kan een verhoogde interesse voor deze thema’s ontstaan. Veel studenten geven bijvoorbeeld aan dat hun studiekeuze beïnvloed werd door positieve ervaringen tijdens schooluitstappen (Basten et al., 2014; DeWitt & Storksdieck, 2008; Shaby & Vedder-Weiss, 2019).

Het is dus belangrijk om een onderscheid te maken tussen structuur en controle. Structuur zorgt ervoor dat de aandacht van de leerlingen tijdens de uitstap

geconcentreerd blijft op de aangeboden informatie, zodat de vooropgestelde

leerdoelen bereikt worden. Controle beperkt de autonomie van de leerlingen en heeft daardoor een negatief effect op hun motivatie en de interesse. Op basis van deze

(14)

vaststellingen kan gesteld worden dat een succesvolle studie-uitstap nood heeft aan een zekere structuur en begeleid wordt op een autonomie-ondersteunende manier (Basten et al., 2014).

7.4.2. Nieuwheid

De nieuwheid van de omgeving heeft een grote invloed op het leereffect van een studie-uitstap. Een zeer hoge mate van nieuwheid of een compleet gebrek aan onbekende factoren zijn beide nefast voor het leerproces. Daaruit kan afgeleid worden dat een situatie waar een evenwicht is tussen bekende en onbekende elementen, een positieve invloed heeft op het leereffect.

Om het verlammende effect van onbekende factoren op het leerproces te beperken, is het nuttig om de leerlingen voor te bereiden op de uitstap. Dit gebeurt meestal door een inleidende les over de concepten die aan bod komen tijdens een bezoek. Onderzoek heeft echter aangetoond dat een oriënterende sessie over de

infrastructuur van de bestemming een hoger leereffect kan stimuleren. De leerlingen voelen zich in dat geval namelijk comfortabeler in de leeromgeving, waardoor hun aandacht meer gericht zal zijn op de leeractiviteiten (Allen, 2004; DeWitt &

Storksdieck, 2008).

7.4.3. Leerervaringen

De leerervaringen vormen de basis van het leren, dus hebben een grote invloed op het leereffect. Daarom is het noodzakelijk dat het educatieve aanbod ontwikkeld wordt met respect voor de aanvaarde pedagogische methoden en met aandacht voor de doelgroep.

De integratie van technologie in de aangeboden leerervaringen is een innovatieve strategie die reeds met succes toegepast wordt in verschillende instituten om krachtige leeromgevingen te realiseren. Wanneer technologie op een doordacht manier ingezet wordt, verhoogt dit het leereffect en de motivatie van de studenten (Bossavit et al., 2018; Damnik et al., 2013; Webber et al., 2017; Yocco et al., 2011).

7.4.4. Sociale context

Tijdens studie-uitstappen delen leerlingen hun ervaringen graag met klasgenoten. Een goed ontworpen educatief aanbod zal hier gebruik van maken door groepswerk toe te laten en dialoog te stimuleren. Als leerlingen in kleine groepen werken, zullen ze namelijk meer vragen stellen en meer betrokkenheid tonen. Dit gedrag stimuleert

(15)

zowel het cognitief als het affectief leren (Davidson et al., 2010; DeWitt & Storksdieck, 2008; Shaby et al., 2017).

7.4.5. Voorkennis

Het belang van voorkennis op het leereffect is goed ingeburgerd in het onderwijsveld en geldt ook voor studie-uitstappen. De voorkennis van de leerlingen, zal dus sterk beïnvloeden wat ze leren tijdens een klasbezoek. Als de leerlingen reeds een goede basiskennis hebben over de thema’s die aan bod komen tijdens een studie-uitstap zullen ze een grotere leerwinst behalen. De rol van de leerkracht mag hierbij niet onderschat worden (DeWitt & Storksdieck, 2008).

Het vormt voor informele leeromgevingen een grote uitdaging om leerervaringen te ontwikkelen die aansluiten bij de voorkennis van alle leerlingen die op klasbezoek komen. Daarom moet bij het ontwerp van het programma voor klasbezoeken, net zoals bij het ontwerp van het gehele educatieve aanbod, voldoende aandacht

besteed worden aan de diversiteit van het doelpubliek. Een succesvolle strategie om de voorkennis van de leerlingen te sturen is het ter beschikking te stellen van een handleiding aan de begeleidende leerkracht (Allen, 2004; DeWitt & Storksdieck, 2008; Wünschmann et al., 2017).

7.4.6. Voorbereiding en opvolging

Onderzoek heeft aangetoond dat het leereffect gemaximaliseerd en verlengd wordt, wanneer het klasbezoek gekoppeld wordt aan een voorbereiding en opvolging op school (DeWitt & Storksdieck, 2008).

Een goede voorbereiding bestaat uit twee onderdelen: - Uitbreiden van de voorkennis van de leerlingen.

- De leerlingen bekend maken met de structuur van het bezoek.

Deze twee elementen spelen in op de bepalende factoren ‘voorkennis’ en ‘nieuwheid’ die reeds aan bod kwamen in vorige paragrafen en beïnvloeden op die manier het leereffect (Allen, 2004; DeWitt & Storksdieck, 2008).

De ideale opvolging na het bezoek, bestaat uit activiteiten die reflectie uitlokken. Wanneer leerlingen na de uitstap reflecteren over hun ervaringen, wordt het

leereffect vergroot en bovendien verlengd tot meer dan drie maanden na het bezoek. De stimulatie van reflectie na een studie-uitstap zorgt dus voor een grotere leerwinst

(16)

en een leereffect op lange termijn (Davidson et al., 2010; DeWitt & Storksdieck, 2008; E. A. Jensen et al., 2017; Sumranwanich et al., 2019).

7.4.7. Doel van de leerkracht

Het doel waarmee de leerkracht een studie-uitstap organiseert en/of begeleidt, heeft een sterke invloed op het leereffect van deze uitstap. Leerkrachten kunnen

verschillende mogelijke doelstellingen hebben. Zo zien ze extra-muros activiteiten als een mogelijkheid om cognitieve, sociale en affectieve leerdoelen te behalen, als aanvulling op het curriculum, als een dag weg van school of als een verplichting. Afhankelijk van de doelstellingen van de leerkracht, zal de invulling van de studie-uitstap er anders uit zien en kan het leereffect veranderen. Dit zorgt voor een extra uitdaging in het ontwerp van het educatieve aanbod. Aangezien de doelstellingen van leerkrachten vaak gelinkt zijn aan het behalen van leerdoelen die opgenomen zijn in het curriculum, is het aanbevolen om de aangeboden leeractiveiten te plaatsen binnen de context van het curriculum (Davidson et al., 2010; DeWitt & Storksdieck, 2008; Schaal et al., 2012; Wünschmann et al., 2017).

7.4.8. Adviezen

Leerkrachten hebben een invloed op verschillende besproken factoren en spelen een belangrijke rol in de leerwinst die bereikt kan worden bij een studie-uitstap aan een informele leeromgeving. Daarom werden adviezen geformuleerd voor goede

praktijken met betrekking tot de rol van de leerkracht tijdens een studie-uitstap. Deze adviezen zijn de volgende:

1) De leerkracht is bekend met de bestemming voor de studie-uitstap. Dit wordt het best gerealiseerd aan de hand van een prospectie-bezoek. 2) De leerkracht bereidt de leerlingen voor op de uitstap.

In deze voorbereiding moeten de volgende elementen aan bod komen: een beschrijving van de locatie, het doel van de uitstap en een inhoudelijke inleiding.

3) De leerkracht geeft de leerlingen voldoende tijd om de omgeving te ontdekken.

4) De leerkracht plant activiteiten die aansluiten bij het curriculum.

5) De leerkracht maakt gebruik van de unieke kenmerken van de informele leeromgeving en benut de aanwezige leerkansen optimaal.

6) De leerkracht moet opvolgactiviteiten plannen en uitvoeren waarbij feedback en reflectie over de uitstap aan bod komen.

(17)

Wanneer leerkrachten deze adviezen opvolgen, kunnen ze het leereffect van buitenschoolse activiteiten maximaliseren. Uit gesprekken met leerkrachten en leerkrachtobservaties blijkt dat veel leerkrachten zich niet bewust zijn van deze goede praktijken. Bovendien slagen leerkrachten die zich wel bewust zijn van deze richtlijnen er in de praktijk niet altijd in om deze met succes toe te passen (Davidson et al., 2010; DeWitt & Storksdieck, 2008; Schaal et al., 2012). De redenen hiervoor zijn divers: leerkrachten hebben niet de tijd in hun curriculum om een uitgebreide voorbereiding en nabespreking te doen, leerkrachten focussen tijdens het bezoek te veel op het bijsturen van het gedrag van de leerlingen, leerkrachten hebben te weinig basiskennis over de thema’s die aan bod komen tijdens de uitstap of door

beperkingen van de bestemming (DeWitt & Storksdieck, 2008; Schaal et al., 2012; Shaby & Vedder-Weiss, 2019).

Instituten die informele leeromgevingen aanbieden, kunnen de kwaliteit van

schooluitstappen aan hun instelling bewaken door leerkrachten te ondersteunen in het opvolgen van de adviezen voor goede praktijken. Dit kunnen zij doen door bij de ontwikkeling van hun educatief aanbod voor klasbezoeken rekening te houden met de volgende factoren:

- Het aangeboden materiaal sluit aan bij het schoolse curriculum.

- Het aangeboden materiaal sluit aan bij de doelstellingen van de leraar.

- Het aangeboden materiaal stimuleert unieke leerervaringen, die onmogelijk te realiseren zijn binnen de school.

- Het aangeboden geeft structuur aan het bezoek.

- Het aangeboden materiaal stimuleert het gevoel van autonomie bij leerlingen. - Het aangeboden materiaal bevordert dialoog tussen leerlingen onderling en

leerlingen en volwassenen.

- Het aangeboden materiaal promoot acties van het hogere orde denkniveau. - Het aangeboden materiaal wordt continu geëvalueerd en verbeterd dankzij

feedback van leerkrachten en leerlingen.

De concrete invulling van deze factoren is een uitdaging voor informele

leeromgevingen. Verder onderzoek is nodig om te bepalen hoe deze theorie voor goede praktijken het best omgezet kan worden naar de praktijk (Basten et al., 2014; Davidson et al., 2010; DeWitt & Storksdieck, 2008; Shaby & Vedder-Weiss, 2019; Wünschmann et al., 2017).

(18)

7.5. Informele leeromgevingen waar levende dieren tentoongesteld worden

Het voorgaande overzicht geeft richtlijnen voor goede praktijken tijdens klasbezoeken aan informele leeromgevingen. Dit advies geldt ook voor een klasbezoek aan een informele leeromgeving waar levende dieren tentoongesteld worden. In dit onderdeel wordt een overzicht gegeven van manieren waarop deze instellingen, met zoo’s als modelvoorbeeld, deze theorie in de praktijk toepassen.

7.5.1. Zoo’s

Zoo’s zijn ontstaan als een plaats voor ontspanning en vermaak. Doorheen de jaren, is de functie van zoo’s verschoven. Nu bestaan zoo’s niet meer louter ter amusement van de mens, maar zijn ze een ook een plaats voor conservatie, onderzoek en

educatie. Deze functies werden opgenomen in de wetgeving. Twee van de vergunningsvoorwaarden voor zoo’s in de Europese Unie zijn namelijk dat ze deelnemen aan onderzoek en het publiek informeren en sensibiliseren met als doel diersoorten in stand te houden en biodiversiteit te bevorderen (Akerman, 2019; Carr & Cohen, 2015; European Comission, 2015; Godinez & Fernandez, 2019).

7.5.2. Educatie

Hoewel hedendaagse zoo’s vier missies hebben, komt het merendeel van de bezoekers nog steeds naar de zoo met ontspanning als doel (Carr & Cohen, 2015). Zoo’s houden hier rekening mee bij de ontwikkeling van hun educatief aanbod en leggen zich daarom sterk toe op edutainment (Carr & Cohen, 2015; Huang et al., 2019; Mann-Lang et al., 2016).

De voornaamste thema’s van zoo-educatie zijn conservatie, biodiversiteit en zoölogische wetenschappen. Deze thema’s worden ingebed in het algemene educatieve aanbod, waar elke bezoeker mee in contact komt (Carr & Cohen, 2015; Godinez & Fernandez, 2019; Lindemann-Matthies & Kamer, 2006).

De basis van het educatieve programma voor schooluitstappen bestaat uit het algemene educatieve aanbod. Dit aanbod wordt in veel zoo’s verder aangevuld met extra (formeel) leermateriaal en -ervaringen zoals een werkbundel, een workshop en/of een gidsbeurt (Davidson et al., 2010; Dohn, 2013; Sattler & Bogner, 2017; Wünschmann et al., 2017). Carr en Cohen deden in 2015 onderzoek naar deze aanvullende leerervaringen. Van de zoo’s die deelnamen aan dit onderzoek had 20,4% educatief materiaal voor het kleuteronderwijs, 61,1% aanvullend educatief materiaal voor het lager onderwijs en 51,9% voor het secundair onderwijs. Een groot

(19)

deel van de zoo’s benut de mogelijkheid die zij hebben tot educatie dus niet optimaal (Carr & Cohen, 2015).

7.5.3. Strategieën

Elke zoo vult zijn educatief aanbod op een eigen manier in. In dit onderdeel worden enkele frequent toegepaste strategieën besproken.

Infoborden

Op infoborden doorheen het park vinden bezoekers de belangrijkste informatie over de aanwezige diersoorten. Er zijn vaak ook borden aanwezig met meer uitgebreide inhoud voor de geïnteresseerde bezoekers. Ook conservatie-boodschappen kunnen via infoborden aan de bezoekers gecommuniceerd worden. Dit systeem heeft als enige doel informatieoverdracht en stimuleert geen interactie of denkniveaus van een hogere orde. Infoborden bestaan tegenwoordig in een analoge en digitale vorm. Het voordeel van de digitale infoborden is dat de inhoud sneller aangepast kan worden (Yocco et al., 2011).

Demonstraties

Veel zoo’s organiseren demonstraties waarbij een verzorger uitleg geeft. De invulling van deze demonstraties is afhankelijk van de context en de diersoort. Een populaire vorm van deze strategie is de voederdemonstratie. Deze sessies worden gekoppeld aan het voedermoment van de dieren. Bij ongevaarlijke diersoorten kunnen

bezoekers interactief betrokken worden bij de demonstraties, bijvoorbeeld door hen een dier te laten voederen, aanraken of hanteren. Dergelijke demonstraties zijn echte publiekstrekkers en een veel toegepaste vorm van edutainment, waarbij verzorgers er naar streven om de toeschouwers te entertainen, iets bij te leren over de dieren en boodschappen over conservatie en biodiversiteit over te brengen (Alba et al., 2017; Carr & Cohen, 2015; Yocco et al., 2011). Demonstraties lokken emoties uit bij bezoekers en vormen op die manier krachtige leerervaringen, die bezoekers lang onthouden (Akerman, 2019; Huang et al., 2019; Kimble, 2014; Moss et al., 2017).

Technologie

De voorbije jaren wordt technologie meer en meer gebruikt in het educatieve aanbod van zoo’s. Deze trend is ontstaan vanuit de overtuiging dat het gebruik van

technologie de leerervaring verrijkt. Bovendien is aangetoond dat interactieve media een positieve invloed hebben op het aanleren van concepten (Yocco et al., 2011). Er zijn tal van voorbeelden terug te vinden van manieren waarop zoo’s verschillende technologieën hebben opgenomen in hun educatief aanbod. Hier wordt een beknopt

(20)

overzicht gegeven van de mogelijkheden die technologie biedt in de context van zoo educatie.

- Het gebruik van interactieve aanraakschermen. - Het gebruik van audio-visuele media.

- Het gebruik van mobiele telefoons.

- Het gebruik van localisatietechnologie zoals gps. - Het gebruik van 2D barcodes.

- Het gebruik van augmented reality (AR) en virtual reality (VR).

De implementatie van technologie in het educatieve aanbod zorgt voor een hogere graad van interactiviteit en werkt als een motivator om de aangeboden inhoud te ontdekken (Carr & Cohen, 2015; Damnik et al., 2013; Epardi et al., 2018; Gupta et al., 2019; Yocco et al., 2011).

Speurtochten en werkbundels

Opvallend is dat het leereffect van speurtochten en werkbundels vooral aan bod komen in de literatuur over musea en minder in de context van zoo’s. Enkele vermeldingen in de literatuur wijzen er op dat deze stragegieën ook toegepast worden in zoo’s, maar het leereffect hiervan lijkt niet de focus van het onderzoek in het veld van zoo-educatie. Onderzoek over het gebruik van deze leermaterialen wijst er echter op dat dit in elke informele leeromgeving een positief leereffect kan hebben, dus ook in zoo’s (Basten et al., 2014; Davidson et al., 2010; DeWitt & Storksdieck, 2008; F. Mortensen & Smart, 2007).

Empathie

Voor elke strategie geldt dat zoo’s deze vaak combineren met een methode om empathie op te wekken bij de bezoekers. Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat de conservatieboodschap die zoo’s uitdragen versterkt wordt door empathie. Deze strategie is zo succesvol dat Akerman in 2019 goede praktijken voor het opwekken van empathie beschreef (Akerman, 2019; Root-Bernstein et al., 2014).

(21)

8. Ontwerpcyclus

In de literatuur staan tal van adviezen voor goede praktijken in verband met het ontwerp van informele leeromgevingen en de invulling van studie-uitstappen. In dit deel van deze masterproef wordt in de vorm van een ontwikkelingsonderzoek een volledig nieuw educatief aanbod ontworpen voor een klasbezoek aan SOS reptiel op basis van de theoretische adviezen voor goede praktijken.

8.1. SOS reptiel

SOS reptiel is een opvangcentrum voor reptielen, amfibieën en geleedpotigen. Jaarlijks belanden honderden van deze dieren in asielen. Onder andere door dumping, inbeslagname van een verwaarloosd of illegaal huisdier, huisbazen die geen reptielen in de woning toelaten, dieren die via lange transporten meereizen uit verschillende continenten, enz. Er zijn echter weinig asielen die reptielen, amfibieën en geleedpotigen opvangen. SOS reptiel was het eerste asiel specifiek voor reptielen en is ontstaan door een grote nood aan opvang voor deze dieren.

Door de grote toevloed van nieuwe dieren verhuisde SOS reptiel in 2020 naar een nieuwe locatie. De nieuwe locatie is een voormalig varkensbedrijf dat verbouwd wordt tot een asiel met daar een sanctuary aan gekoppeld. Op figuur 1 is de plattegrond van SOS reptiel na de verbouwingen te zien.

(22)

In het asiel worden de soorten gehuisvest die op de positieve lijst staan. Deze lijst somt de soorten op die in Vlaanderen gehouden en verhandelt mogen worden. Deze lijst is van kracht vanaf 1 oktober 2019. De soorten in het asiel kunnen geadopteerd worden.

In Crocodylia, de sanctuary, worden de soorten die niet op de positieve lijst staan, zoals krokodillen en gifslangen, permanent opgevangen. In principe kunnen ook deze soorten gehouden worden, mits de houder een erkenning heeft om deze soort te houden en te verhandelen. In de praktijk is het echter niet makkelijk om deze erkenning te verkrijgen.

Naast de opvang van dieren is educatie één van de belangrijkste doelen van SOS reptiel. De educatieve doelstellingen van SOS reptiel zijn de volgende:

− Het publiek informeren over goede praktijken voor het houden van reptielen. − Het publiek informeren over de problematieken in verband met het houden

van reptielen. De belangrijkste problematieken zijn: onaangepaste voeding en huisvesting, dumping, invasieve exoten, wildvang, illegale handel en

inbeslagnames omwille van dierenwelzijnsproblemen en inbreuken op de wetgeving.

Het educatieve aanbod in de oude locatie bestond uit workshops ter plaatse of op locatie en een gidsbeurt in het opvangcentrum. Het was ook mogelijk om het centrum te bezoeken zonder rondleiding of workshop. In dit geval konden bezoekers

infoborden raadplegen om de naam, herkomst en status van de aanwezige diersoorten te weten te komen. Het educatieve aanbod was niet gekoppeld aan specifieke eindtermen. Verder geeft SOS reptiel ook opleidingen aan professionelen die in aanrakingen komen met reptielen zoals de hulpdiensten, deze opleidingen staan los van het educatieve aanbod van het asiel en gaan ook door tijdens de verbouwingswerken.

Met de komst van het nieuwe bezoekerscentrum heeft SOS reptiel nood aan een uitbreiding van het educatieve aanbod. Daarom wordt in dit ontwikkelingsonderzoek een volledig nieuw educatief aanbod ontworpen specifiek voor SOS reptiel op basis van de theoretische adviezen voor goede praktijken. Dit educatieve aanbod zal gekoppeld worden aan de basiseindtermen van de derde graad secundair onderwijs.

(23)

8.2. Materiaal en methoden

In dit werk wordt een voorstel uitgewerkt voor het educatieve aanbod van SOS reptiel. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met Mario, de verantwoordelijke. Eerst worden de specifieke noden voor het educatieve aanbod bepaald. Daarna wordt gebrainstormd over mogelijke manieren om deze noden in te vullen. Uit de ideeën die resulteren uit deze brainstormsessie worden vervolgens de meest toepasbare geselecteerd. Deze concepten worden nadien theoretisch uitgewerkt. Tenslotte worden de concepten uitgevoerd.

8.2.1. Noden

Eerst worden de noden voor de educatieve tool verkend en geformuleerd, rekening houdend met de specifieke context.

De volgende noden werden geformuleerd:

- de educatieve tool brengt de educatiedoelen van SOS reptiel op een effectieve manier over naar het grote publiek;

- de educatieve tool biedt de mogelijkheid om het verhaal van de dieren te vertellen;

- de educatieve tool bezit elementen die aansluiten bij de eindtermen van het Vlaamse onderwijs;

- de educatieve tool is gebruiksvriendelijk;

- de educatieve tool is met een beperkt budget uitvoerbaar; - de educatieve tool is bruikbaar zijn voor elke bezoeker; - de educatieve tool is gemakkelijk aan te passen;

- de educatieve tool biedt de mogelijkheid om audiovisueel materiaal weer te geven;

- de lay-out van de educatieve tool sluit aan bij de huisstijl van SOS reptiel.

8.2.2. Concepten

Voor de ontwikkeling van het nieuwe educatieve aanbod werden zeven gloednieuwe concepten geselecteerd en uitgewerkt met aandacht voor de adviezen voor goede praktijken. Er werden zowel educatieve concepten uitgewerkt voor de algemene

(24)

bezoekerservaring als specifiek voor klasbezoeken. De concepten specifiek voor klasbezoeken zijn de werkbundel en de handleiding voor leerkrachten.

Concept 1: creëren van een leeromgeving

Dit concept heeft als doel om de omgeving van het reptielenasiel en

bezoekerscentrum optimaal in te richten als leeromgeving. Tijdens de afwerking van de locatie wordt rekening gehouden met elementen die het leerproces ondersteunen en stimuleren. De principes van universal design for learing vormen het uitgangspunt van dit concept. Dit concept zit in de uitvoeringsfase. De invulling bestaat uit de volgende elementen:

- Wegwijzers

Duidelijke wegwijzers naar de parking, het onthaal, het toilet, het asiel, Crocodylia, de shop en het cafetaria. Dit zorgt voor een overzicht van de verschillende ruimten en de aanbevolen looplijnen tijdens het bezoek. Het voordeel van een duidelijke bewegwijzering is dat een zorg wordt

weggenomen bij de bezoekers, waardoor ze zich kunnen focussen op de educatieve inhoud van het bezoek.

De bewegwijzering zal gebeuren aan de hand van borden uit harde plastic met pijlen en naamborden uit hetzelfde materiaal met aanduidingen van de verschillende ruimtes. De tekst wordt op deze borden aangebracht door middel van een op maat gedrukte sticker.

De weg van het onthaal naar Crocodylia en de aanbevolen route doorheen Crocodylia zal aangegeven worden door voetsporen van krokodillen die op de grond geschilderd worden.

- Infoborden

Elk dierverblijf wordt voorzien van een informatiebord. Alle infoborden hebben dezelfde lay-out en bevatten dezelfde informatie op dezelfde plaats. De

inhoud van de infoborden wordt bewust beperkt om de focus op de dieren te houden. Uitgebreide informatie over de dieren kunnen de bezoekers

raadplegen door het scannen van een QR-code. Deze ontwerpkeuzes

vermijden cognitieve overbelasting en verhogen het gevoel van comfort bij de bezoekers.

De infoborden worden gemaakt met plakkaten uit harde plastic. Deze worden bevestigd op of boven het verblijf van de dieren. De informatie wordt op deze borden aangebracht door middel van een op maat gedrukte sticker.

(25)

De infoborden bevatten de volgende elementen:

o Een foto van het dier, getrokken door de bedrijfsfotograaf.

o De Nederlandse en de wetenschappelijke benaming van de diersoort. o Het statuut van de diersoort.

o Een kaart met het verspreidingsgebied van de diersoort. o Een open vraag over de diersoort.

o QR-code.

o Logo van SOS reptiel.

Deze infoborden kunnen pas gemonteerd worden wanneer de definitieve verblijven afgewerkt zijn. Een prototype van de infoborden werd opgenomen in bijlage één.

- Aandachtstrekkers

Door aandachtstrekkers in de ruimtes te plaatsen wordt de nieuwsgierigheid van bezoekers geprikkeld. Dit heeft als doel om dialoog en

informatiezoekgedrag te stimuleren bij de bezoekers. Onder andere foto’s, objecten en vragen kunnen de rol van aandachtstrekker invullen.

De volgende aandachtstrekkers werden uitgewerkt:

o Een muurschildering met weetjes over reptielen in de onthaalruimte. o Een presentatiekast met objecten in de onthaalruimte.

SOS reptiel bezit een grote collectie objecten die tentoongesteld kunnen worden. De invulling van deze kast zal regelmatig vernieuwd worden. Enkele voorbeelden van objecten die de verantwoordelijke in deze kast kan plaatsen zijn: eieren van reptielen en verschillende vogelsoorten, schedels, huiden en vervellingsresten.

o Open vragen op de infoborden.

Door middel van de prominente plaats van de vragen op de infoborden wordt de aandacht van de bezoekers getrokken. Deze vragen

moedigen bezoekers aan om te denken, stimuleren dialoog tussen bezoekers en verhoogt de kans dat bezoekers de QR-code op het infobord zullen scannen.

- Immersietechnieken

Immersietechnieken zorgen ervoor dat bezoekers het gevoel krijgen dat ze één zijn met de omgeving van de dieren. Dit wordt gerealiseerd via de decoratie van de ruimtes: via natuurlijke kleurenpaletten, materialen en

(26)

planten worden bezoekers ondergedompeld in de wereld van de reptielen. Verder worden alle wegwijzers en infoborden ontworpen met aandacht voor uniformiteit. Het ontwerp van deze elementen sluit aan bij de gekozen kleuren en materialen zodat deze het gevoel van immersie zo weinig mogelijk

verstoren. Het gekozen kleurenpalet bestaat uit twee tinten groen, wit, zwart en houttinten. Dit kleurenschema wordt over de hele lijn doorgetrokken in het ontwerp van de ruimtes en leermaterialen.

Concept 2: technologie en media

Naast de verschillende elementen van concept één, wil de verantwoordelijke de leerervaring verrijken met extra informatie en audiovisueel materiaal. Om dit op een budgetvriendelijke manier te realiseren wordt een website aangemaakt. Op deze website wordt per diersoort de volgende informatie geplaatst: de basisinformatie over de diersoort, de geschiedenis van het exemplaar in het centrum, interessante

weetjes over de diersoort, foto’s en video’s.

Op het infobord van elke diersoort staat een code. Bij het scannen van deze QR-code komt de bezoeker rechtstreeks terecht op de relevante webpagina.

Ook bij de interactieve opstellingen zal gebruik gemaakt worden van technologie in de vorm van QR-codes en online formulieren. Dit wordt verder besproken bij concept vier.

Concept 3: werkbundel

Een werkbundel geeft structuur en verhoogt het leereffect van een klasbezoek. Daarom wordt een werkbundel gemaakt voor klasbezoeken aan het asiel en het bezoekerscentrum. Leerlingen lossen in groep vragen op met behulp van de

informatie die ze vinden bij het scannen van de QR-codes. De doelgroep voor deze werkbundel is in de eerste fase de derde graad van het secundair onderwijs. De inhoud van de werkbundel is gebaseerd op de gemoderniseerde eindtermen

(basisvorming) van het vijfde en zesde jaar secundair onderwijs. De eindtermen die aan bod komen zijn:

- Digitale competentie en mediawijsheid

o De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat functionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal te communiceren, samen te werken en te participeren aan initiatieven.

(27)

o De leerlingen tonen zelfvertrouwen bij het verkennen en gebruiken van digitale infrastructuur en toepassingen.

- Sociaal-relationele competenties

o De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties. o De leerlingen dragen in groepsactiviteiten actief bij aan de uitwerking

van een gezamenlijk resultaat.

- Competenties inzake wiskunde, exacte wetenschappen en technologie o De leerlingen verklaren biologische evolutie door natuurlijke selectie. o De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de

hand van verschillende STEM-concepten.

o De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het ontwerp en het gebruik van technische systemen en andere STEM-oplossingen.

- Burgerschapscompetenties met inbegrip van competenties inzake samenleven.

o De wederzijdse invloed tussen maatschappelijke domeinen en

ontwikkelingen en de impact ervan op de (globale) samenleving en het individu kritisch benaderen.

o De leerlingen reflecteren kritisch over het belang van en verschillende opvattingen over duurzame ontwikkeling.

Opmerking: de nadruk wordt hier gelegd op biodiversiteit en de

problematieken omtrent het houden van reptielen.

- Competenties met betrekking tot ruimtelijk bewustzijn.

o Personen, plaatsen, patronen en processen situeren op verschillende ruimtelijke schaalniveaus en tijdsschalen.

- Leercompetenties met inbegrip van onderzoekscompetenties,

innovatiedenken, creativiteit, probleemoplossend en kritisch denken, systeemdenken, informatieverwerking en samenwerken.

o Geschikte (leer-)activiteiten, strategieën en tools inzetten om informatie digitaal en niet digitaal kritisch te verwerven, beheren en verwerken rekening houdend met het beoogde leerresultaat en –proces. o De leerlingen optimaliseren zoekstrategieën op basis van de

bruikbaarheid en de betrouwbaarheid van digitale en niet-digitale bronnen om een informatievraag te beantwoorden.

(28)

o De leerlingen gebruiken verklarende en oriënterende overzichten om informatie in een digitale en niet-digitale bron terug te vinden.

Opmerking: de specifieke toepassing die aan bod komt is een

determinatietabel.

Wanneer deze werkbundel succesvol in gebruik genomen zijn, zullen er ook werkbundels ontwikkeld worden voor het kleuteronderwijs, lager onderwijs en de eerste en tweede graad van het secundair onderwijs.

De werkbundel wordt ontworpen volgens de richtlijnen van Mortensen en Smart (2007). Een prototype van de werkbundel kan geraadpleegd worden in bijlage twee.

Concept 4: interactieve opstellingen

Interactieve opstellingen bieden een verrijking van het educatieve aanbod op

verschillende redenen: deze vormen waardevolle leerervaringen, stimuleren hogere denkniveaus en vormen een afwisseling in het verloop van het bezoek. De volgende interactieve opstellingen zullen uitgewerkt worden:

- Gedrag observeren

Bezoekers kunnen deelnemen aan de welzijnscontrole door observatie van de dieren. Bij enkele verblijven zal een extra infobord opgesteld worden met daarop een lijst van signalen die wijzen op welbehagen en signalen die wijzen op stress of ziekte. Onderaan het bord staat een QR-code. Wanneer

bezoekers deze QR-code scannen, komen ze terecht op een online formulier waar ze het geobserveerde gedrag kunnen invullen en verzenden naar de verantwoordelijke.

- Terrarium inrichten

Bezoekers worden op een interactieve manier voorgelicht over de optimale huisvesting van reptielen aan de hand van een demonstratie-terrarium. In de adoptiezaal is een terrarium op een tafel opgesteld. Naast het terrarium staat een doos met verschillende materialen die gebruikt kunnen worden om het terrarium in te richten. Bezoekers kunnen het terrarium inrichten voor

specifieke reptielsoorten met het beschikbare materiaal. Aan het terrarium is een bundel vastgemaakt met een touw. De bundel bestaat uit verschillende kaarten. Op de voorzijde van elke kaart staat de volgende informatie:

o De opdracht: “Richt het terrarium in voor …” o De naam van de reptielsoort

(29)

o Een foto van de reptielensoort

o Een korte omschrijving van de natuurlijke habitat van de soort. Op de achterzijde van de kaart wordt de ideale inrichting van het terrarium voor deze diersoort omschreven. Aan de hand van deze informatie kunnen de bezoekers nagaan of ze het terrarium goed ingericht hebben.

- Electrospel

Dit concept is gebaseerd op het spel ‘Electro’ waarbij vragen met het juiste antwoord verbonden worden via een stroomkring. In het bezoekerscentrum wordt een tafel opgesteld met verschillende stroomkringen. Bovenop de stroomkringen komt een display met twee rijen van foto’s. Bezoekers

verbinden de foto’s die bij elkaar horen met een blauwe en een rode kabel om de stroomkring te sluiten. Wanneer de juiste combinatie gemaakt wordt, brandt een lampje bovenaan de display. De foto’s kunnen vervangen worden zodat spel gespeeld kan worden met verschillende thema’s. Het eerste thema dat wordt uitgewerkt is het thema ‘Bionica’. In dit thema worden foto’s van reptielsoorten verbonden met foto’s van uitvindingen die geïnspireerd werden door deze soort. De volgende paren kunnen gemaakt worden:

o Bergduivel – capillaire werking, lab on a chip o Pterosauriër – technisch textiel

o Gekko – gekko-plakband, gekko-robot o Kameleon – camouflage

o Slang – infraroodsensor - Dieren tellen

Bij het verblijf van de moeras- en de landschildpadden zal een extra infobord opgesteld worden met daarop een determinatietabel. Aan de hand van deze tabel kunnen bezoekers de verschillende schildpaddensoorten identificeren. Onderaan het bord staat een QR-code. Wanneer bezoekers deze QR-code scannen, komen ze terecht op een online formulier waar ze het aantal dieren van elke soort kunnen invullen. De bezoeker krijgt onmiddellijk feedback op het gegeven antwoord.

Concept 5: demonstraties

Er worden op verschillende dagen en tijdsstippen demonstraties uitgevoerd voor de bezoekers. Deze demonstraties bestaan uit trainingssessies, voedersessies en kennismakingssessies. Het doel van deze demonstraties is om de cognitieve

(30)

capaciteiten van reptielen te demonstreren, bezoekers iets bij te leren over de eetgewoonten van reptielen en de kans te geven om een reptiel te hanteren. Er heersen heel wat vooroordelen over reptielen. Deze demonstraties bieden een mogelijkheid om de publieke opinie over reptielen in de positieve zin te beïnvloeden. Door middel van (publieke) training wordt de interesse van het publiek gewekt en zullen bezoekers meer tijd doorbrengen in het centrum. Hierdoor zullen bezoekers meer informatie over deze dieren opnemen.

Concept 6: handleiding voor de leerkracht

Leerkrachten die een studie-uitstap organiseren krijgen een handleiding om het bezoek optimaal te begeleiden. Een prototype van de handleiding is te raadplegen in bijlage 3. De handleiding heeft de volgende structuur:

- Voorblad

Het voorblad is een pagina met de titel van de handleiding en het logo van SOS reptiel.

- Inleiding

De inleiding vormt een kennismaking met SOS reptiel. In deze kennismaking komen de noodzaak, de doelstellingen en de werking van het reptielenasiel aan bod.

- Praktische informatie

In dit onderdeel worden alle praktische gegevens verzameld. Onder andere het adres, de openingsuren, tijdsstippen van demonstraties en mogelijke formules voor klasbezoeken worden hier vermeld.

- Eindtermen

De verschillende eindtermen die aan bod komen in het educatieve aanbod worden hier opgesomd.

- Leidraad voor het bezoek o Voorbereiding

In dit onderdeel wordt een activiteit voorgesteld die de leerkracht in de klas kan uitvoeren ter voorbereiding van de uitstap.

o Begeleiding tijdens het bezoek

Dit onderdeel bevat tips om het bezoek vlot te laten verlopen en een correctiesleutel voor de werkbundel.

(31)

o Nabespreking

In dit onderdeel wordt een activiteit voorgesteld die de leerkracht in de klas kan uitvoeren ter nabespreking van de uitstap.

- Extra informatie

Deze pagina bevat een lijst met bronnen waar leerkrachten en leerlingen meer informatie kunnen vinden over de diersoorten en thema’s die aan bod komen tijdens het bezoek.

Concept 7: feedback

Het educatieve aanbod zal geëvalueerd en bijgestuurd worden op basis van feedback van de bezoekers. Deze feedback zal verzameld worden via een digitale enquête. Na afloop van het bezoek kunnen bezoekers vrijwillig online een korte vragenlijst invullen waarin gepeild wordt naar hun ervaringen.

In de handleiding voor de leerkracht is een reflectieformulier opgenomen dat de leerkracht door de leerlingen kan laten invullen tijdens de nabespreking van het bezoek. Ook de ervaringen van de leerkracht worden in rekening gebracht via een specifiek feedbackformulier. Het reflectieformulier voor de leerlingen en het

feedbackformulier voor de leerkracht werden opgenomen in de handleiding voor de leerkracht. Deze formulieren kunnen zowel op papier als digitaal worden ingevuld.

8.3. Resultaten

Het resultaat van deze ontwerpcyclus is een voorstel voor een educatieve tool voor een klasbezoek aan SOS reptiel. De verschillende concepten zijn nog niet volledig uitgevoerd en in gebruik genomen. Er werd een prototype gemaakt van het infobord uit concept 1, de werkbundel uit concept 3 en de handleiding uit concept 6. De uitvoering van de overige concepten werd uitgesteld omwille van de vertraging bij de verbouwingen van het nieuwe bezoekerscentrum. De educatieve tool moet dus nog gerealiseerd, geëvalueerd en geoptimaliseerd worden. Dit kan pas wanneer de verbouwingen van het nieuwe bezoekerscentrum verder gevorderd zijn.

Op basis van de uitgewerkte concepten zal een klasbezoek aan SOS reptiel en het daaraan gekoppelde bezoekerscentrum als volgt verlopen:

1. De leerkracht bereidt het bezoek voor op school aan de hand van de handleiding.

(32)

2. De klasgroep komt aan op de locatie en volgt de wegwijzers naar het onthaal om zich aan te melden.

3. Een medewerker van SOS reptiel verwelkomt de klasgroep.

4. De leerlingen krijgen een werkbundel en een login waarmee ze toegang krijgen tot de website met alle informatie over de dieren.

5. De leerlingen verkennen het asiel en het bezoekerscentrum in groepen van twee tot drie leerlingen. De vrije exploratie van de leerlingen wordt

gestructureerd door de werkbundel. Communicatie binnen de groep en

informatiezoekgedrag worden gestimuleerd door de QR-codes, de interactieve opstellingen en de vragen in de werkbundel. Om de afstand tussen de

groepen te verzekeren wordt de klasgroep opgesplitst. De ene helft van de klasgroep start het bezoek in de adoptiezaal, de andere helft in het

bezoekerscentrum. Wanneer de leerlingen de eerste locatie doorlopen hebben, vervolgen zij het bezoek op de volgende locatie. Deze fase van het bezoek neemt ongeveer twee uur tijd in beslag.

6. Nadat de leerlingen de tijd hebben gekregen om de locatie te verkennen en de werkbundel in te vullen, kan het bezoek worden aangevuld met een

demonstratie, een workshop en/of een gidsbeurt, afhankelijk van de gekozen formule.

7. De leerkracht sluit het bezoek af met een nabespreking in de klas aan de hand van de handleiding.

8. Indien de feedback- en reflectieformulieren op papier ingevuld werden, bezorgt de leerkracht deze aan de verantwoordelijke van SOS reptiel.

9. Discussie

In dit onderdeel wordt geanalyseerd hoe het resultaat van het

ontwikkelingsonderzoek voldoet aan de adviezen voor goede praktijken die vermeld worden in de literatuur. Ook worden enkele mogelijke aanpassingen en uitbreidingen van het educatieve aanbod besproken.

9.1. Educatieve strategieën

Infoborden, demonstraties, werkbundels en het gebruik van technologie worden vermeld als veel gebruikte strategieën in het educatieve aanbod van informele

(33)

leeromgevingen waar levende dieren tentoongesteld worden. Al deze strategieën komen aan bod in het voorstel voor de uitvoering van het educatieve aanbod van SOS reptiel. Zoals in de literatuurstudie aangegeven, worden deze strategieën

gecombineerd met een methode om empathie op te wekken bij de bezoekers. Ook in het educatieve aanbod van SOS reptiel zal dit toegepast worden om de boodschap die de organisatie aan de bezoekers wil overbrengen te versterken. Tijdens een bezoek aan SOS reptiel wordt empathie voornamelijk opgewekt door bezoekers kennis te laten maken met de voorgeschiedenis van de opgevangen dieren, de problematieken die verbonden zijn met het houden van reptielen en de ervaringen van SOS reptiel met deze problematieken.

9.2. Ontwerp informele leeromgeving

Onmiddellijke begrijpbaarheid, interactiviteit, conceptuele coherentie en aandacht voor de diversiteit van de bezoekers zijn volgens Allen belangrijke factoren in het ontwerp van een informele leeromgeving. Daarom werden tijdens de ontwikkeling van het educatieve aanbod van SOS reptiel niet enkel voorstellen geformuleerd voor de specifieke invulling van dit aanbod, maar werden er ook voorstellen uitgewerkt om de informele leeromgeving vorm te geven met aandacht voor deze vier factoren.

9.2.1. Onmiddelijke begrijpbaarheid

Het principe van onmiddellijke begrijpbaarheid wordt op verschillende manieren toegepast in het voorstel voor het educatieve aanbod van SOS reptiel. Ten eerste staat de bezoekerservaring centraal in het ontwerp van de omgeving. Dit wordt vooral uitgewerkt in concept één: creëren, van een leeromgeving. Wegwijzers leiden de bezoekers probleemloos naar de gewenste ruimte en alle infoborden hebben dezelfde lay-out. Dit zorgt voor voorspelbaarheid, de bezoekers vinden de infoborden gemakkelijk terug en moeten niet telkens op zoek naar de positie van de QR-code. Ten tweede wordt er zo veel mogelijk gebruik maken van reeds gekende principes. De meeste mensen zijn bekend met de meeste elementen van het educatieve aanbod zoals het volgen van wegwijzers, het scannen van QR-codes en het electro-spel. De overige elementen zoals het inrichten van het terrarium of het tellen van het aantal schildpadden per soort zijn relatief eenvoudig en zijn gemakkelijk te begrijpen met beperkte instructies.

Een beperking van het uitgewerkte voorstel is dat het praktisch niet mogelijk is om de infoborden telkens op dezelfde plaats van het dierverblijf te monteren. De positie van

(34)

de infoborden hangt af van de opbouw van het verblijf en is dus niet voorspelbaar. Een tweede beperking van het gekozen systeem zijn de QR-codes. Hoewel dit systeem gekend is bij de bezoekers, moeten zij zelf actie ondernemen om meer info te verkrijgen over de diersoorten te verkrijgen. Dit kan het gevoel van gebruiksgemak in de negatieve zin beïnvloeden.

9.2.2. Interactiviteit

Concept twee en vier verrijken het educatieve aanbod met interactieve ervaringen. Concept twee draagt bij tot de interactiviteit via de QR-codes. Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat integratie van 2D-barcodes zoals QR-codes het

informatiezoekgedrag van bezoekers verhoogt. Dit impliceert dat door het gebruik van deze technologie bezoekers meer gemotiveerd zijn om actief informatie over de aanwezige diersoorten te zoeken dan wanneer deze informatie ter beschikking gesteld wordt op een analoog infobord. Het gebruik van technologie voor interactiviteit heeft ook enkele beperkingen. De eerste grote beperking van dit

concept is dat niet iedere bezoeker toegang heeft tot een draagbaar toestel met een QR-code scanner. Deze tekortkoming kan opgelost worden door ter plaatse enkele toestellen ter beschikking te stellen van de bezoekers. Deze oplossing zorgt ervoor dat de kostprijs van de ontwikkeling van het educatieve aanbod toeneemt, maar vergroot de toegankelijkheid. Een tweede tekortkoming van het gebruik van deze technologie is dat het interfereert met de beoogde inleving van de bezoekers in de wereld van reptielen. Het gevoel van immersie dat opgewekt wordt door het gekozen kleurschema, materiaal en de aanwezige planten wordt namelijk onderbroken door het gebruik van technologie. Om deze verstoring zo veel mogelijk te beperken, worden de digitale infopagina’s ook ontworpen met gebruik van het gekozen kleurschema.

In concept vier werd een voorstel uitgewerkt voor vier interactieve opstellingen. Deze elementen hebben fysieke interactie als hoofddoel. Via het ontwerp van deze

opstellingen worden bezoekers aangemoedigd om de dieren te observeren en op een speelse en interactieve manier kennis te maken met de problematieken die SOS reptiel wil aankaarten.

De beperkingen van de fysieke opstellingen zoals het electrospel en het inrichten van het terrarium is dat het door slechts één persoon tegelijk uitgevoerd kan worden. Dit kan wachtrijen veroorzaken op drukke momenten.

(35)

9.2.3. Conceptuele coherentie

De locatie beperkt zich tot een bepaald thema: reptielen, amfibieën en

geleedpotigen. Hierbij ligt de nadruk op reptielen. Een verdere afbakening van het thema is niet meer nodig.

9.2.4. Aandacht voor de diversiteit van de bezoekers

Deze factor kan op twee manieren geïnterpreteerd worden, namelijk als fysieke en als cognitieve toegankelijkheid. Wat betreft fysieke toegankelijkheid, scoort het nieuwe bezoekerscentrum redelijk goed. Zowel jong als oud kan zich probleemloos door het centrum begeven en de dieren bekijken. Jonge kinderen kunnen echter problemen hebben om de dieren in hoge terraria observeren. Dit kan opgelost worden door opstapjes ter beschikking te stellen in de verschillende ruimten. Er zijn geen trappen, dus de locatie is toegankelijk voor rolstoelgebruikers of bezoekers met een kinderwagens. De breedte van de wandelgangen kunnen een beperkende factor vormen voor de mobiliteit van deze bezoekers, dit is een aandachtspunt voor de inrichting van de ruimten.

Cognitieve toegankelijkheid wordt gerealiseerd door de toepassing van universal design for learning in het ontwerp van het educatieve aanbod. Informatie wordt op verschillende manieren overgebracht. Bezoekers kunnen in de eerste plaats informatie verwerven door de infoteksten te lezen. Naast deze methode kunnen bezoekers ook naar foto’s en filmpjes kijken en de demonstraties bijwonen om informatie te verwerven. De opties kunnen nog uitgebreid worden door de installatie van tastbakken en geuropstellingen om de zintuiglijke beleving te verrijken. Deze mogelijkheden werden nog niet verder uitgewerkt. Verder is een mogelijke uitbreiding om de webpagina met infoteksten te laten voorlezen via

toegankelijkheidstechnologie.

9.3. Ontwerp educatief materiaal voor klasbezoeken

Het voorstel voor het educatieve aanbod van SOS reptiel bevat naast algemene principes ook elementen specifiek voor klasbezoeken. Het gaat om concept drie, de werkbundel en concept zes, de handleiding voor de leerkracht.

9.3.1. Structuur en controle

De ontwikkelde werkbundel zorgt voor structuur en geeft de leerlingen een houvast om informatie te zoeken via de QR-codes. De werkbundel geeft de leerlingen echter ook voldoende keuzes en laat op die manier ruimte open voor vrije exploratie van de omgeving. De leerkracht speelt hier een bepalende rol. In de handleiding worden

Afbeelding

Tabel 1: verschil tussen formeel, non-formeel en informeel leren.
Figuur 1: Plattegrond nieuwe locatie SOS reptiel.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de risicoverevening 2021 zijn alle somatische kosten die ten laste komen van de Zvw ondergebracht in één model, met de 218 risicoklassen beschreven in de vorige paragraaf als

Deze invloedsfaktor is bij Sonia niet nader onderzocht, doch bij Motrea zijn diverse aspecten van de struikopbouw voor de opbrengst van belang gebleken De mate waarin het gewas

Total numbers of ARCMs attached on ECM, L/E and L in the ischemic group consisted of similar numbers of non-viable hypercontracted and viable rod-shaped cells.. PBS is harmful

The dichotomies (and violence) as a dimension of modernity inform many theologies in the South African context and are visible in for example Black Theology and African Theology

Leerlingen hebben doorgaans een smartphone met ingebouwde magnetometer, wat interessanter kan zijn bij metingen waar de sensor zich niet verplaatst (bijvoorbeeld bij het bestuderen

In fase 2 zijn mst behulp van simulatie de optimale instellingen van de regelingen en regelaars bepaald, en zijn de regeling kori in de praktijk heproefd.. In fase 3 zijn

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Omdat de kerk van de vroegere abdij te Sint-Truiden een belangrijke plaats bekleedt in dit onderzoek, wordt door deze broeder voorgesteld om een onderzoek te doen naar