• No results found

Archeologische Opgraving Kortenaken - Lapstraat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologische Opgraving Kortenaken - Lapstraat"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

A

RCHEOLOGISCHE OPGRAVING

K

ORTENAKEN

-

L

APSTRAAT

J.

C

LAESEN

,

B.

V

AN

G

ENECHTEN

,

G.

V

ERBEELEN

&

A.

D

EVROE OKTOBER

2016

ARCHEBO-RAPPORT 2016/054

(2)

C

OLOFON

Opgraving Prospectie

Vergunningsnummer: 2016/384

Datum aanvraag: 15 oktober 2016

Naam aanvrager: Jan Claesen

Naam site: Kortenaken, Lapstraat

Project

Archeologische opgraving – Kortenaken, Lapstraat.

Opdrachtgever KUMPEN nv Paalsteenstraat 36 3500 Hasselt Opdrachtnemer ARCHEBO bvba +32 (0)499/24.65.89 Merelnest 5 info@archebo.be B-3470 Kortenaken, België BE 0834.280.172 Projectuitvoering

Jan Claesen, ARCHEBO bvba Ben Van Genechten, ARCHEBO bvba Giel Verbeelen, ARCHEBO bvba Annika Devroe, zelfstandig archeologe

ARCHEBO-rapport 2016/054 ISSN 2034-5615

© 2016 ARCHEBO bvba

ARCHEBO aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd of aangepast worden, opgeslagen worden in een geautomatiseerd gegevensbestand, en/of openbaar gemaakt worden in enige vorm of wijze ook, elektronisch, mechanisch, door fotokopie of enige andere wijze, zonder voorafgaandelijke toestemming van de opdrachtgever.

(3)

Inhoud

ADMINISTRATIEVE FICHE ... i

1. INLEIDING ... 1

2. PROJECTBESCHRIJVING ... 1

3. SITUERING VAN HET ONDERZOEKSGEBIED ... 2

4. BODEMKUNDIGE SITUERING EN EVALUATIE ... 3

5. GEPLANDE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING ... 4

6. ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING ... 4 6.1. Historische bronnen ... 4 6.2. Cartografische bronnen ... 5 7. METHODE ... 6 8. RESULTATEN PROEFSLEUVEN ... 6 8.1. Archeologische niveaus ... 6

8.2. Archeologische sporen en structuren ... 6

8.3. Archeologische vondsten ... 9

9. EVALUATIE, WAARDERING EN AANBEVELINGEN ... 9

10. BIBLIOGRAFIE ... 10

(4)

A

DMINISTRATIEVE FICHE

Opdrachtgever KUMPEN nv

Uitvoerder ARCHEBO bvba

Vergunninghouder Jan Claesen

Bewaarplaats archief KUMPEN nv

Bewaarplaats vondsten KUMPEN nv

Vergunningsnummer 2016/384

Projectcode KOLA

Vindplaatsnaam Kortenaken, Lapstraat

Locatie Provincie Vlaams-Brabant

Gemeente Kortenaken Deelgemeente Kortenaken Plaats Lapstraat Lambertcoördinaten A x 198791 Y 178688 B x 198792 Y 178631 C x 198391 Y 178401 D x 198417 Y 178337

Kadaster (CadGIS 2015) Afd. 1, Sec. A, Percelen: 323A (partim) & 327A (partim). A

B

C

(5)

Kaart onderzoeksgebied

Begin- en einddatum terreinwerk 24 t.e.m. 26/10/2016 Grootte projectgebied 3201 m²

(6)

1. I

NLEIDING

Binnen de stedenbouwkundige vergunning voor riolerings- en collectorwerkzaamheden werd een archeologische begeleiding van de werken opgelegd door het Agentschap Onroerend Erfgoed aan de bouwheer.

De opdracht werd door de bouwheer, KUMPEN nv, toegekend aan ARCHEBO bvba op 27 september. De vergunning voor het uitvoeren van een archeologische opgraving werd afgeleverd op 26 oktober 2016.

Dit document vormt het eindrapport van deze opdracht.

2. P

ROJECTBESCHRIJVING

Volgende onderzoeksvragen dienen beantwoord te worden:

- Wat is de omvang van concentraties van grondsporen of archeologische resten binnen het projectgebied? Betreft het grote, aaneengesloten verspreidingen of kleinere, discrete clusters van archeologische resten met daartussen een diffuse verspreiding van archeologica?

- Wat is de conservering en gaafheid van de archeologische resten? - Wat is de datering van de vindplaats en is er sprake van een fasering?

- Wat is de relatie tussen de ligging van (onderdelen van) de site in zijn landschappelijke omgeving?

- Wat is de relatie van de vindplaats t.o.v. andere archeologische en historische sites in de omgeving?

- Wat is de ontwikkeling van het nederzettingspatroon en landgebruik? Welke aanwijzingen zijn er voor eventuele veranderingen (fasering) in het nederzettingssysteem en landgebruik (in de zin van ruimtelijke inrichting, wegen, percelering, akkers)?

- In hoeverre kunnen er gebouwplattegronden worden herkend en kunnen er uitspraken worden gedaan met betrekking tot verschillende de typen plattegronden en functionele en constructieve aspecten van de gebouwen?

- In hoeverre is er sprake van continuïteit in de bewoning van de eventuele verschillende perioden op het onderzoeksterrein?

- Hoe passen de mogelijke vindplaatsen binnen het ruimere regionale landschap uit die specifieke periode? Zijn deze vergelijkbaar met andere soortgelijke vindplaatsen uit eenzelfde periode en welke verschillen bestaan er?

- Welke gegevens kunnen worden ontleend aan de bij het onderzoek opgegraven artefacten, in het bijzonder ten aanzien van productie en distributie van goederen en lokale productie versus import? Is er een mogelijkheid om bestaande chronologieën te verbeteren?

- Welke vondsten of vondstcategorieën verschaffen informatie over de voedseleconomie en welke informatie kan hieraan worden ontleend (per periode of bewoningsfase)?

- Zijn er sporen aanwezig van dijken, oude wegen, knuppelpaden, houten of stenen bruggen, beschoeiingen, sluizen, aanlegsteigers, doorwaadbare plaatsen of andere aan de waterloop gerelateerde structuren en zo ja wat is hun fysiek aspect, omvang, datering, en conservatie. - Zijn er intentionele deposities in de aanwezigheid van de beek- of rivierovergangen? - Zijn er archeologische sporen die gelinkt kunnen worden met de Velp?

- Wat is de omvang van eventuele historische vennen?

- Wat is de bewaring van de venige sedimenten en zijn er aanwijzingen voor turfontginning? - Kan het verloop en de geomorfologie van de fossiele rivierbedding van de Velp achterhaald

(7)

De opgeleverde eindproducten omvatten (in overeenstemming met de BVS):  Het eindrapport

 Het werkputinplantingsplan  Sporenplannen

 Het onderzoeksarchief, met onder meer:

 Inventarislijsten vondsten, sporenbeschrijving, plannen/tekeningen, foto’s  Dagboek

 Rapport

 Foto’s, plannen/tekeningen, profieltekeningen en beschrijvingen  Vondsten

3. S

ITUERING VAN HET ONDERZOEKSGEBIED

Het projectgebied bevindt zich ten noorden van het centrum van Kortenaken. In het noorden grenst het onderzoeksgebied aan de Lapstraat. Ten westen en oosten lopen respectievelijk het Borgveld en de Diestsestraat. Kadastraal valt het terrein onder afdeling 1, sectie A, percelen 323A (partim) & 327A (partim).

(8)

4. B

ODEMKUNDIGE SITUERING EN EVALUATIE

Figuur 2: Bodemkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied in rood (DOV, 2016).

Op de bodemkaart staat het terrein gekarteerd als:

- Afa: Zeer sterk gleyige leembodem met reductiehorizont en textuur B-horizont. - Aep: Sterk gleyige leembodem met reductiehorizont maar zonder profiel

- sLda: Matig gleyige zandleembodem met textuur B-horizont. Zand op geringe diepte (ondieper dan 75 cm).

(9)

5. G

EPLANDE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING

KUMPEN nv zal op het terrein collectorwerken uitvoeren. De persputten of ontvangstputten zullen op deze plaatsen worden aangelegd. Tevens komt er in werkput 2 een pompput.

Figuur 3 : Kaart met pers- en pompput plaatsen (Aquafin).

6. A

RCHEOLOGISCHE VERWACHTING

6.1.

H

ISTORISCHE BRONNEN

De plaatsnaam Kortenaken wordt voor het eerst vermeld in 1132 als Cortenach. Reeds vroeg bezat Kortenaken het leen Vroonhof, later Vroenhoven. Kortenaken had in de middeleeuwen een hertogelijke schepenbank. Burgerlijk en gerechtelijk behoorde het tot de meierij Halen, één van de vier meierijen in het kwartier Tienen in het hoofdkwartier Leuven, hertogdom Brabant. Kerkelijk behoorde Kortenaken in 1139 tot het dekenaat Zoutleeuw, aartsdiaconaat Brabant, bisdom Luik. Vanaf 1599 bij de oprichting van het bisdom Mechelen, kwam Kortenaken bij het dekenaat Diest terecht. In 1964 ging de parochie naar het nieuwe dekenaat Bekkevoort over. De abdij van Vlierbeek, het Halens klooster van Rotem, de Kortenakense kerk en de Kortenakense Tafel van de Heilige Geest inden elk een kwart van de tienden. Rond 1200 werd de abdij van Vlierbeek de enige tiendheffe; de

(10)

6.2.

C

ARTOGRAFISCHE BRONNEN

Op de kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden opgemaakt onder leiding van Graaf de Ferraris tussen 1771 en 1776 wordt het onderzoeksgebied weergegeven als wei- of hooiland.

Figuur 4: Ferrariskaart met aanduiding van het onderzoeksgebied in rood (Geopunt, 2016).

De situatie weergegeven op de Ferrariskaarten lijkt nauwelijks veranderd te zijn op zowel de Atlas der Buurtwegen (1841) als de Poppkaart (1842-1879).

(11)

Figuur 6: Poppkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied in rood (Geopunt, 2016).

7. M

ETHODE

Het archeologische vlak werd aangelegd met behulp van een kraan van 21 ton met tandeloze graafbak van 2 m.

8. R

ESULTATEN PROEFSLEUVEN

8.1.

A

RCHEOLOGISCHE NIVEAUS

Er werd één archeologisch interessant niveau aangetroffen. In werkput 1 bevond dit zich tussen 26,56m TAW en 28,10m TAW. In werkput 2 werd enkel op de plaats van de pompput het archeologisch vlak geraakt. Dit bevond zich op 26,10m TAW.

8.2.

A

RCHEOLOGISCHE SPOREN EN STRUCTUREN

Archeologische sporen & structuren werkput 1

Bij de aanleg van werkput 1 werden naast een groot aantal sporen afkomstig van de aanleg van drainage en enkele natuurlijke sporen geen archeologische interessante sporen aangetroffen. Tussen de sporen afkomstig van drainage bevonden zich evenwel enkele oudere sporen. Het handelt hier om lineairvormige sporen die opgevuld werden met jonge dennebomen, waarlangs het overtollige water kon afvloeien. Mondeling werd vernomen dat dergelijke drainering typisch was voor de regio (Halen / Herk-De-Stad). De sporen zijn maximaal 200 jaar oud.

(12)

Figuur 7: Oudere drainagesporen aangetroffen in werkput 1 (ARCHEBO bvba, 2016).

(13)

Archeologische sporen & structuren werkput 2

In werkput 2 werden geen archeologisch interessante sporen aangetroffen. In het noordoostelijke deel van deze werkput was het terrein opgehoogd. Boven de oude bouwvoor bevond zich een ca. 50 cm dik pakket.

Figuur 9: Links profiel in het noordoostelijke deel van werkput 2; rechts een overzichtsfoto van hetzelfde deel van werkput 2 (ARCHEBO bvba, 2016).

(14)

8.3.

A

RCHEOLOGISCHE VONDSTEN

In werkput 1 werden in totaal vier puntvondsten ingemeten. Puntvondst 1 betreft een bewerkte kling in Wommersomskwartsiet. Dit stuk dient gedateerd te worden in het mesolithicum.

Een tweede puntvondst betreft twee scherven roodbakkend aardewerk. De magering van deze scherven alsook de zachtheid ervan, laat ons vermoeden dat deze stukken dienen gedateerd te worden in de Romeinse periode.

Puntvondst 3 betreft drie stukken in witbakkend aardewerk afgewerkt met een laag loodglazuur. Deze stukken dienen in de volle tot late middeleeuwen gedateerd te worden.

Puntvondst 4 betreft twee scherven roodbakkend aardewerk. De datering van deze stukken is onduidelijk.

Metaaldetectie:

Tijdens de controle van de aangelegde vlakken werden geen signalen met de metaaldetector verkregen.

9. E

VALUATIE

,

WAARDERING EN AANBEVELINGEN

- Wat is de omvang van concentraties van grondsporen of archeologische resten binnen het projectgebied? Betreft het grote, aaneengesloten verspreidingen of kleinere, discrete clusters van archeologische resten met daartussen een diffuse verspreiding van archeologica?

o Buiten sporen die in verband dienen gebracht te worden met drainage en enkele natuurlijke sporen, werden er geen archeologisch interessante sporen aangetroffen. - Wat is de conservering en gaafheid van de archeologische resten?

o N.v.t.

- Wat is de datering van de vindplaats en is er sprake van een fasering? o N.v.t.

- Wat is de relatie tussen de ligging van (onderdelen van) de site in zijn landschappelijke omgeving?

o N.v.t.

- Wat is de relatie van de vindplaats t.o.v. andere archeologische en historische sites in de omgeving?

o N.v.t.

- Wat is de ontwikkeling van het nederzettingspatroon en landgebruik? Welke aanwijzingen zijn er voor eventuele veranderingen (fasering) in het nederzettingssysteem en landgebruik (in de zin van ruimtelijke inrichting, wegen, percelering, akkers)?

o N.v.t.

- In hoeverre kunnen er gebouwplattegronden worden herkend en kunnen er uitspraken worden gedaan met betrekking tot verschillende de typen plattegronden en functionele en constructieve aspecten van de gebouwen?

o N.v.t.

- In hoeverre is er sprake van continuïteit in de bewoning van de eventuele verschillende perioden op het onderzoeksterrein?

o N.v.t.

- Hoe passen de mogelijke vindplaatsen binnen het ruimere regionale landschap uit die specifieke periode? Zijn deze vergelijkbaar met andere soortgelijke vindplaatsen uit eenzelfde periode en welke verschillen bestaan er?

(15)

o N.v.t.

- Welke gegevens kunnen worden ontleend aan de bij het onderzoek opgegraven artefacten, in het bijzonder ten aanzien van productie en distributie van goederen en lokale productie versus import? Is er een mogelijkheid om bestaande chronologieën te verbeteren?

o N.v.t.

- Welke vondsten of vondstcategorieën verschaffen informatie over de voedseleconomie en welke informatie kan hieraan worden ontleend (per periode of bewoningsfase)?

o N.v.t.

- Zijn er sporen aanwezig van dijken, oude wegen, knuppelpaden, houten of stenen bruggen, beschoeiingen, sluizen, aanlegsteigers, doorwaadbare plaatsen of andere aan de waterloop gerelateerde structuren en zo ja wat is hun fysiek aspect, omvang, datering, en conservatie.

o Er werden oudere sporen van drainage aangetroffen (maximaal 200 jaar oud). Hierbij werden greppels gegraven waarin jonge dennebomen werden begraven, om op deze manier het gebied te ontwateren.

- Zijn er intentionele deposities in de aanwezigheid van de beek- of rivierovergangen? o N.v.t.

- Zijn er archeologische sporen die gelinkt kunnen worden met de Velp? o N.v.t.

- Wat is de omvang van eventuele historische vennen? o N.v.t.

- Wat is de bewaring van de venige sedimenten en zijn er aanwijzingen voor turfontginning? o Er werden geen venige sedimenten aangetroffen.

10. B

IBLIOGRAFIE

AGIV (Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen) (2011), http://www.agiv.be/gis/. R. C. Hoffmann, ‘Carp, Cods, Connections: New Fisheries in the Medieval European Economy and Environment’, In: M. J. Henninger-Voss (ed.), Animals in Human Histories: The Mirror of Nature and Culture, University of Rochester Press, 2002, p. 3-55.

CAI (Centrale Archeologische Inventaris) (2011), http://geovlaanderen.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen/cai/.

Koninklijke Bibliotheek van België (2010), Ferrariskaart,

http://belgica.kbr.be/nl/coll/cp/cpFerrarisCarte_nl.html. Vandeputte Omer, Gids voor Vlaanderen (2007).

(16)

11. B

IJLAGEN

- Fotolijst - Vondstenlijst - Plannenlijst

(17)

Fotonummer Werkput Vlak Overzichtsfoto Spoor Profiel Opmerkingen Datum

1 1 1 X Drainage 24-10-2016 2 1 1 Detail drainage 24-10-2016 3 1 1 X 24-10-2016 4 1 1 X 24-10-2016 5 1 1 Puntvondst 1 24-10-2016 6 1 1 Puntvondst 1 24-10-2016 7 1 1 X 24-10-2016 8 1 1 X 25-10-2016 9 1 1 X 25-10-2016 10 1 1 X 25-10-2016 11 1 1 X 25-10-2016 12 1 1 X 25-10-2016 13 2 oost 26-10-2016 14 2 oost 26-10-2016 15 2 oost 26-10-2016 16 2 1 X 26-10-2016 17 2 1 X 26-10-2016 18 2 1 X 26-10-2016 19 2 1 X 26-10-2016 20 2 1 X 26-10-2016 21 2 1 X 26-10-2016 22 2 oost 26-10-2016 23 2 2 X 26-10-2016

FOTOLIJST

Vondstnr Werkput Vlak Spoornr Determinatie Datering Opmerkingen

PV 1 1 1 Kling in Wommersomkwartsiet Mesolithicum mogelijk geretoucheerd

PV 2 1 1 Romeins aardewerk Romeinse periode

PV 3 1 1 Middeleeuws witbakkend aardewerk Volle tot late middeleeuwen Deels afgewerkt met loodglazuur

PV 4 1 1 Roodbakkend aardewerk allicht post-middeleeuws

VONDSTENLIJST

P

LANNENLIJST

Plan 1 Werkputinplanting Plan 2 Allesporenplan WP1 Plan 3 Allesporenplan WP2

(18)

HET KASTEEL Borgveldstraat Beek De Velp (Rivier) Lapstraat De Velpe (Rivier) Diestsestraat 314E 313F 328A 317D 319A 317E 324 325 189B 327A 326 322 315F 320B 323A 314D 157A2 4E 8E 5D 3L 6E 154L 2E 7B 157Y 4/02 155G 154M 157Z 160K 159S 159P 462P WP1 WP2

Opdrachtgever

Merelnest 5

B-3470 Kortenaken

+(32)491/ 74 60 77

info@archebo.be

Opdrachtnemer

December 2016

PLAN 1

Legende

ARCHEOLOGISCHE

OPGRAVING

KORTENAKEN

-LAPSTRAAT

Opdrachtgever

KUMPEN nv

Paalsteenstraat 36

3500 Hasselt

Opdrachtnemer

Werkputinplanting

Legende

werkputten werkputnummer WP1

opmeting: Jonas Artois Landmetingen

Opdrachtgever

Opdrachtnemer

Opdrachtgever

Opdrachtnemer

(19)

pv3 pv4 26.74 26.56 26.86 27.17 27.14 27.00 27.29 27.40 27.39 27.42 27.52 27.56 27.58 27.45 27.74 27.72 27.68 27.67 27.79 27.83 27.87 27.96 28.03 28.20 28.10 28.06 28.01 27.92 28.32 28.27 28.10 28.00 27.93 27.75 27.55 27.17 27.04 27.01 27.43 27.59 27.78 27.99 28.12 28.26 28.45 28.48 28.44 28.42 28.38 28.42 pv1 pv2

Opdrachtgever

Merelnest 5

B-3470 Kortenaken

+(32)491/ 74 60 77

info@archebo.be

Opdrachtnemer

December 2016

PLAN 2

Legende

ARCHEOLOGISCHE

OPGRAVING

KORTENAKEN

-LAPSTRAAT

Opdrachtgever

KUMPEN nv

Paalsteenstraat 36

3500 Hasselt

Opdrachtnemer

Allesporenplan

WP1

Legende

werkputten puntvondst pv1

Opdrachtgever

Opdrachtnemer

Opdrachtgever

Opdrachtnemer

houten drainage stenen drainage

(20)

26.15 26.26 26.30 26.46 26.53 26.43 26.44 26.42 26.57 26.47 26.39 26.32 26.58 26.51 26.56 26.52 26.50 26.53 26.59 26.59 26.54 26.57 26.70 26.74 26.74 26.77 26.67 26.62 26.61 26.55 27.02 26.90 26.89 26.81 26.78 26.79 26.83 26.76 26.62 26.58 26.53 26.50 26.41 26.38 26.47 26.66 26.85 27.00 26.93 26.96 27.25 27.12 27.02 26.98 27.08 Lapstraat De Velpe (Rivier)

Opdrachtgever

Merelnest 5

B-3470 Kortenaken

+(32)491/ 74 60 77

info@archebo.be

Opdrachtnemer

December 2016

PLAN 3

Legende

ARCHEOLOGISCHE

OPGRAVING

KORTENAKEN

-LAPSTRAAT

Opdrachtgever

KUMPEN nv

Paalsteenstraat 36

3500 Hasselt

Opdrachtnemer

Allesporenplan

WP2

Legende

werkputten

opmeting: Jonas Artois Landmetingen puntvondst pv1 hoogte TAW 50.47

Opdrachtgever

Opdrachtnemer

Opdrachtgever

Opdrachtnemer

0m 10m houten drainage stenen drainage

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In tabel C staat het effect van de combinatie vanggewas en spuittechniek (conventioneel of luchtondersteuning) op de driftreductie weer­ gegeven ten opzichte van de drift naar het

In tabel 13 zijn concentraties aan vetzuren en het aandeel vertakte vetzuren weergegeven per kruisingstype. Uit deze tabel blijkt dat er verschillen waren tussen de drie

Niet alleen verschilde de aantallen eerste soort sterk, maar er waren ook betrouwbare verschillen in gemiddeld gewicht van de eerste soort, vooral bij ‘Granada’. figuur 11 laat

Algemeen kan worden gesteld dat in brakke wateren wordt gestreefd naar een situatie met oveiwegend helder niet te eutroof water dat rijk is aan waterplanten (o.a. nippia's) en

Hoewel in de huidige studie geen effect was van voeropname tijdens de zoogperiode op de morfologie van de dunne darm na spenen, was de groei van de totale groep van goede eters

Dat er veel leemtes zijn in de kennis over de maatschappelijke vraag naar natuur resultaat van het literatuuronderzoek; Dat de vraag naar natuur veel breder/ gevarieerder is dan

Korte omschrijving X= voorkeur aangeven in welke regio de BP van belang is niet relevant = 0, anders naam regio X = ja Deze maatregel wordt op < 30% van de bedrijven

Om een overmatige hoeveelheid van deze deeltjes in de dunne fractie te vermijden, is het nodig om de mest te behan­ delen met een vlokmiddel vóórdat deze wordt gescheiden in