• No results found

Stoomschepen in transitie, het stoomschip in Engelse overzeese conflicten tussen 1824-1856.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stoomschepen in transitie, het stoomschip in Engelse overzeese conflicten tussen 1824-1856."

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stoomschepen in transitie

Het stoomschip in Engelse overzeese conflicten tussen 1824-1856.

Thomas Postma 11155566

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding blz. 3

Theoretisch kader blz. 7

Hoofdstuk 1: De Eerste Birmese oorlog blz. 12

Hoofdstuk 2: De Eerste Opiumoorlog blz. 26

Hoofdstuk 3: De Krimoorlog blz. 38

Conclusie blz. 48

(3)

Inleiding

Hoe kon het gebeuren dat Europese mogendheden in de negentiende eeuw grote gebieden in de wereld veroverden? Over deze vraag wordt reeds lange tijd gedebatteerd en er zijn verschillende verklaringen. Volgens een ervan kwam dit door militaire revoluties, teweeggebracht door tactische, technische en strategische veranderingen, die op hun beurt vaak nauw samenhingen met de ontwikkeling van een staatsstructuur. Ook hier verschillen de meningen. De ene militair historicus legt de nadruk op het gebruik van linievuur in de zestiende en zeventiende eeuw, de ander noemt de buskruitrevolutie als mogelijke oorzaak. Jeremy Black, onderzoeker en professor aan de Universiteit van Exeter, houdt zich hier al geruime tijd mee bezig. In A Military Revolution? Military change and European Society,

1550-1800 onderzocht hij de zestiende en zeventiende eeuw in combinatie met de achttiende

eeuw. Hij meende dat die in te weinig samenhang waren onderzocht, viel hiermee het concept aan van één militaire revolutie en suggereerde dat het concept revolutie niet langer van toepassing was, omdat het zich over een langere periode uitstrekte. Hij noemde drie momenten van verandering: de vroegmoderne tijd, van 1550 tot 1660 met de buskruitrevolutie en de verandering naar linievuur, de periode van 1660 tot 1760 waarin de landlegers en de marines in omvang toenamen. Ten slotte waren er dan op het einde van de achttiende eeuw de veranderingen die ervoor zorgden dat Europese mogendheden hun bezittingen in Azië en Afrika konden uitbreiden. Dit kwam door superieure wapens, grote volkslegers en belangrijke veranderingen in communicatie en transport. Hiermee doelde hij op telegraafverbindingen, spoorwegen en stoomschepen.1

Black suggereerde in Britain as a Military Power, 1688-1815 eveneens dat Groot-Brittannië zich in de negentiende eeuw tot wereldmacht kon ontpoppen door zijn maritieme macht. Hij stelde dat de groei en kracht van de Britse vloot tussen 1688 en 1815 hiervan de oorzaak was. Overwinningen op zee veranderden de situatie: de Britten konden nu een koloniaal netwerk onderhouden; ze konden waar dan ook versterkingen heen sturen, deelnemen aan maritieme handel en hun overzeese handelsroutes effectief verdedigen. Black meende dat dit niet was vanwege superieur wapentuig, maar dat de Britse toewijding aan de vloot een cruciaal verschil maakte ten opzichte van dat van andere Europese grootmachten. Een andere verklaring voor de Engelse successen was de durf om aan te vallen, om te willen

overwinnen en niet om slechts te overleven.2 Engeland werd dus dominant in de wereld

vanwege zijn capaciteit om met zijn vloot aanvoerroutes te beschermen en nieuwe routes aan 1 J. Black, A Military Revolution, military change and European Society, 1550-1800 (London 1991) 51-52 en 92-96.

(4)

te leggen. De Britse vloot bestond echter tot ver in de negentiende eeuw uit zeilschepen. Zoals Black in A Military Revolution? stelde, kwam in deze eeuw ook het stoomschip op als steeds dominantere factor.

Het gebruik van stoomschepen werd in ongeveer een eeuw tijd van groot belang en zorgde ervoor dat het eeuwenoude zeilschip als machtsmiddel verdween. De opkomst van het stoomschip is zeer interessant. Engeland had immers zijn maritieme overheersing te danken aan het zeilschip, dat vooral opereerde op open zee. Hoe kon dit stoomschip goed ingezet worden? Hoe verliep de overgang van wind naar stoomkracht? Wanneer werd het stoomschip cruciaal en waaruit bleek dit?

Een onderzoeker die hier een studie aan wijdde, is Andrew Lambert, professor aan Kings College London. In zijn werk Battleships in Transition, the Creation of the Steam

Battlefleet 1815-1860 benadrukt hij dat het stoomschip pas tijdens de Krimoorlog

(1853-1856) een cruciale factor werd. Toen pas waren volgens hem de snelheid, kracht en bepantsering op een technologisch hoog genoeg niveau. Het was mogelijk de rol van het zeilschip op open zee over te nemen. Er bestaat echter geen consensus over wanneer het stoomschip daadwerkelijk van doorslaggevend belang werd. Het kon zich namelijk ook nuttig maken op een rivier in het binnenland in plaats van slechts op volle zee. Dit verschil is belangrijk, want de eerste stoomschepen waren juist niet goed geschikt voor grote oceaanreizen maar werden daarentegen vaak ingezet op rivieren.3 In zijn A military history of Britain: from 1775 to the Present noemt Black als voorbeeld het stoomschip Diana dat in de

Eerste Birmese oorlog (1824-1826) een rol speelde. De Diana maakte het mogelijk om troepen sneller te verplaatsen en om zeilschepen mee te slepen.4

Een ander voorbeeld komt naar voren in het werk Naval Warfare 1815-1914 van Lawrence Sondhaus, als hoogleraar verbonden aan Universiteit van Exeter, die meende dat in de Eerste Opiumoorlog (1839-1842) eveneens stoomschepen ingezet werden.5 Het blijft

echter gissen naar de daadkracht van het stoomschip op de rivier, anders dan zijn rol als sleepboot zoals Black en Sondhaus meenden. Lambert benadrukte juist dat het stoomschip in deze conflicten een ondergeschikte rol had in vergelijking met de rest van de vloot. Deze discrepantie is interessant. Er bestaat in verschillende casussen geen overeenstemming over het nut van stoomschepen op rivieren. Black meent dat er een rol was weggelegd voor de

Diana in de Eerste Birmese Oorlog maar onderbouwt dit te weinig. Hetzelfde geldt voor de

3 A. Lambert, Battleships in Transition, the Creation of the Steam Battlefleet 1815-1860 (Londen 1984) 117-121. 4 J. Black, A Military History of Britain: from 1775 to the Present (New York 2006) 77-79.

(5)

Eerste Opiumoorlog, waar de betekenis van het stoomschip eveneens te weinig naar voren komt.

Voor mijn onderzoek zal ik me richten op drie casussen: de Eerste Birmese oorlog, de Eerste Opiumoorlog en de Krimoorlog. Ten eerste focus ik me in elke casus op de rol van de Britse stoomschepen in de marine. Engeland liep (noodgedwongen) voorop in de ontwikkeling van het stoomschip. Het kon zich namelijk niet veroorloven zijn rol als maritieme grote mogendheid kwijt te raken aan landen die wel succesvol het stoomschip konden gebruiken. Engeland nam gedurende de negentiende eeuw daarom ook deel aan een hoop oorlogen waar het stoomschip bij betrokken was. Dit brengt mij naar de keuze voor de Eerste Birmese oorlog: het stoomschip Diana wordt door sommige historici beschouwd als het eerste stoomschip dat ooit succesvol meedeed in een oorlog. Hier is overigens geen consensus over, maar feit blijft dat het één van de eerste stoomschepen was die succesvol werden ingezet. Omdat dit één van de allereerste gewapende acties van een stoomschip was, kan ik een mooie vergelijking maken met hoe het gebruik en het nut van stoomschepen in de beide andere oorlogen veranderden. De Eerste Birmese Oorlog werd vooral via de rivier Irradway gevoerd. De Engelsen voeren met hun vloot de rivier op en trachtten zo de Birmese hoofdstad Ava te bereiken. Tevens heb ik deze casus geselecteerd op basis van Black en Sondhaus, die menen dat de Diana als één van de eerste stoomschepen werd ingezet maar die slechts weinig op haar rol als stoomschip ingingen.6

Voor mijn tweede casus heb ik gekozen voor de Eerste Opiumoorlog, die op zowel rivieren als langs de kust van China werd gevoerd. Deze oorlog begint in 1839 en ligt tussen de beide andere oorlogen in. Hierdoor kan de toenemende betekenis van het stoomschip duidelijker geïllustreerd worden. Een andere verklaring voor deze keuze is dat de rol van het stoomschip in deze oorlog in veel literatuur wel aan de orde komt maar dat het belang ervan onduidelijk blijft. Zo schrijven Black en Sondhaus dat het stoomschip belangrijk was als sleepboot, maar niet in welke mate en is Lambert juist van mening dat het voordeel ten opzichte van het gewone zeilschip te verwaarlozen was.

De Krimoorlog heb ik gekozen omdat de meeste historici het erover eens zijn dat hier het stoomschip echt cruciaal werd. Het is belangrijk het verschil tussen het gebruik van het stoomschip op de rivier ten opzichte van de inzet op volle zee te benoemen. Tijdens de Krimoorlog was het schip sterk genoeg om de oceaan te bevaren. Het is echter geen probleem om deze verschillen met elkaar te vergelijken. Er kan nu juist gekeken worden naar hoe de 6 L. Sondhaus, Naval Warfare, 1815-1914 (London 2001) 19-21 en J. Black, A Military History of Britain: from 1775 to the Present (New York 2006) 77-79.

(6)

functie van het stoomschip door de jaren heen veranderde. Zo kan ik onderzoeken wanneer het stoomschip een factor van belang werd op de rivier en wanneer het op volle zee inzetbaar werd en hoe dit verschil tot stand kwam.

Deze verschillende conflicten zal ik vanuit twee invalshoeken bekijken. Ten eerste zal ik de rol van het stoomschip op tactisch niveau onderzoeken. Wat was zijn rol tijdens directe veldslagen? Wat maakte het belangrijk tijdens contact met de vijand? Wat waren zijn manoeuvres tijdens de slag en met welk doel gebeurde dit? In alle drie oorlogen werd het stoomschip bij gewapende acties ingezet en bij elke slag analyseer ik zijn belang op dit tactisch niveau. Daarmee wordt dan ook de ontwikkeling van het schip duidelijk. Ten tweede zal ik me richten op het strategische niveau. Ik zal onderzoeken hoe het stoomschip uiteindelijk op grotere schaal heeft bijgedragen aan de uiteindelijke doelen van de oorlogen. In hoeverre was het hier van cruciaal belang? Onderscheidde het zich ten opzichte van het zeilschip?

Mijn hoofdvraag luidt: In hoeverre was het stoomschip een doorslaggevende factor bij enkele militaire acties in de eerste helft van de negentiende eeuw? Hiermee wil ik aantonen dat het stoomschip in deze tijdsperiode belangrijker was dan verondersteld wordt. In de eerste twee casussen zal ik me veelal richten op primaire bronnen, zoals memoires, oorlogsverslagen en brieven van officieren. Daarnaast zal ik ook gebruikmaken van verschillende zeekaarten om de geschetste oorlogen en zeeslagen te verduidelijken. Bij mijn derde casus baseer ik mij op secundaire literatuur, dit omdat hier reeds veel onderzoek naar gedaan is. Aan het begin van elke casus zal ik mijn bronkeuzes verder toelichten evenals eventuele aanvullende secundaire literatuur.

(7)

Theoretisch kader

Het was de Britse historicus Michael Roberts, die in 1953 aanzette tot het debat over militaire revoluties en de vraag hoe Europa dominant werd in de wereld. Hij sprak van een strategische en tactische revolutie die zich afspeelden tussen 1560 en 1660. De strategische revolutie waar Roberts op duidde, was het voeren van verschillende veldtochten op hetzelfde tijdstip en het actief opzoeken van de veldslag, zodat het doel van de oorlog sneller kon worden bereikt. De tactische revolutie was dat men ging inzien dat het vuurwapen, mits effectief gebruikt, superieur was aan het handwapen. Dit leidde ertoe dat het leger van Maurits van Nassau overging op het linievuur.7 Het linievuur was een ingewikkelde manoeuvre en vereiste veel

oefening. Het leidde tot staande legers die gedurende het hele jaar op de been bleven. Zo kon er langer en beter getraind worden. Het zorgde er wel voor dat de staat meer geld nodig had om dit te kunnen onderhouden. Dit droeg bij aan staatshervormingen.

Deze visie bleef ruim twintig jaar lang weinig bekritiseerd bestaan, totdat in 1976 Geoffrey Parker een nieuwe these ontwikkelde. Hij ging de technische aspecten van militaire ontwikkelingen in de vijftiende en zestiende eeuw onderzoeken. Hij stelde dat aan het begin van de zestiende eeuw kanonnen zo krachtig geworden waren dat ze stads- en kasteelmuren omver konden schieten, wat er volgens hem toe leidde dat men ging experimenteren met nieuwe vestingwerken, de tracé italienne. Belegeringen duurden nu veel langer. Beide wetenschappers meenden derhalve dat de verklaring voor Europese suprematie in de negentiende eeuw ver in het verleden te vinden was.8

Jeremy Black onderzocht in zijn werk A Military revolution? de zestiende en zeventiende eeuw en hoe zich die verhielden ten opzichte van de achttiende eeuw. Wij zagen al hierboven dat Black het concept van slechts één militaire revolutie onderuithaalde en het over een langere tijdsperiode bekeek.9 Zoals reeds gemeld meende hij dat de marine al een

grote rol speelde voor de negentiende eeuw. Hij doelde hier op het zeilschip en de controle die een land hiermee uitoefende over belangrijke aanvoerlijnen. Wanneer werd het stoomschip volgens Black echter belangrijk? Volgens hem gebeurde dit tussen 1830 en 1850. In zijn literatuur benoemde hij verder de rol van het stoomschip Diana, maar weidde hij hier niet over uit. Ook meende hij dat tussen 1830 en 1850 het stoomschip nog een rol speelde in de Eerste Opiumoorlog. Het belang hiervan lag volgens hem in het voortslepen van boten over

7Black, A military revolution?, 2-4.

8G. Parker, The military revolution, military innovation and the rise of the West, 1500-1800 (Cambridge 1988) 1-4 en G. Parker, ‘The "Military Revolution, 1560-1660--a Myth?’, The Journal of Modern History 48 No. 2 (1976) 195-214.

(8)

rivieren. Het blijft hier echter onduidelijk in welke mate het stoomschip echt invloed had op die oorlog.10 De schroefaandrijving die in de jaren vijftig actief gebruikt ging worden, zorgde

dat het stoomschip uiteindelijk de rol van het zeilschip zou overnemen, doordat het met deze aandrijving makkelijker de open zee kon bevaren en meer ruimte had voor boordkanonnen.11

Black zag de rol van het raderstoomschip vooral in het slepen van boten. Hij maakte dus onderscheid tussen het stoomschip op de rivier en het stoomschip dat dienst deed op volle zee. Volgens Andrew Lambert ging het stoomschip pas in de Krimoorlog een cruciale rol spelen. Hij signaleerde dat stoomschepen in de jaren vijftig echt effectieve kracht ontwikkelden. Hij behandelde in Battleships in Transition dan ook de Krimoorlog en toonde aan dat hier de stoomboot voor het eerst zijn daadwerkelijke waarde tijdens een oorlog liet zien.12 Voor die tijd, meende Lambert, werd het stoomschip slechts gebruikt om zeilschepen

naar plekken te loodsen, berichten over te dragen of om te verkennen. De stoomvloot was echter ineffectief, had te maken met kinderziektes en mankementen en was duur in onderhoud. Zij werd alleen in stand gehouden vanwege het verlangen om met stoomboten op Frankrijk voor te liggen. Lambert heeft in zijn Steam, Steal and Shellfire, met als co-auteur de maritiem historicus Robert Gardiner, geschreven over het gebruik van het stoomschip in de Eerste Opiumoorlog. De conclusie luidde dat het stoomschip hier wel aanwezig was, maar dat de oorlog gewonnen werd door het traditionele zeilschip, dat meer vuurkracht kon leveren en hierdoor een grotere bedreiging vormde voor de Chinezen.13

In zijn werk The Crimean War: British Grand Strategy against Russia, 1853-1856, meent hij dat de stoomvloot voor 1852 beschouwd werd als een experiment en daarna in marinekringen pas als een serieuze optie werd gezien.14 Pas in de Krimoorlog konden de

stoomschepen effectief gebruikt worden. Toen waren de snelheid, kracht en bepantsering op een technologisch hoog genoeg niveau, zodat ze konden concurreren met het zeilschip.

Lawrence Sondhaus analyseerde in Naval Warfare de ontwikkeling die het stoomschip onderging in de eerste helft van de negentiende eeuw. Hij meende dat pas in de jaren dertig het stoomschip een grotere rol begon te verwerven en dat het daarvoor nog niet effectief genoeg was om een bijdrage te leveren in oorlogen. Wel beschreef hij hoe het stoomschip

Diana meedeed in de Eerste Engels-Birmese Oorlog en daar actief was. Hij legde niet uit hoe

10 Black, A Military History of Britain, 85-88. 11 Black, Introduction to Global Military History, 41.

12Lambert, Battleships in Transition, 117-121.

13 R. Gardiner, Steam, Steel&Shellfire: The Steam Warship, 1815-1905 (London 2001) 10-13 en Lambert, Battleships in Transition, 152-159.

(9)

groot deze rol was. Volgens hem is het bewijs hiervoor te onduidelijk.15 Pas in de jaren dertig

werden stoomschepen beter. Dit kwam volgens Sondhaus door een verbeterde versie van de stoomaandrijving, waardoor het schip stabieler en langer kon varen. Sondhaus vat in zijn werk ook de Eerste Opiumoorlog samen: hij meende dat de stoomschepen die hieraan meededen een zeer belangrijke rol speelden in het transport. Toch vond hij dat er pas in 1850 een omwenteling plaatsvond toen de raderaandrijving plaatsmaakte voor de schroefaandrijving. Het leidde er volgens hem toe dat er meer ruimte was voor geschut op het dek en de aandrijving beter beschermd was tegen schade.16 Hij beredeneerde op basis van Franse en

Engelse bronnen dat er een grote terugval was in de productie van rader- en zeilschepen, toen een effectief schroefstoomschip werkbaar bleek. Dit alles vond volgens hem plaats omstreeks 1850. Sondhaus leunt in zijn conclusie sterk op het werk van Andrew Lambert.

Het beeld dat geschetst wordt door Lambert, Black en Sondhaus, is dat pas met de komst van de schroefaandrijving het stoomschip echt belangrijk werd, waarbij ze wijzen op de grote inzet van bepantserde schroefstoomschepen tijdens de Krimoorlog. De periode van 1830 tot 1850 was volgens hen een tijd van overgang waar het raderstoomschip bij tijd en wijle zijn waarde bewees door zeilschepen op sleeptouw te nemen op bijvoorbeeld rivieren. In deze tijd werden stoomschepen steeds betrouwbaarder en hadden ze minder problemen met de motor. Hoewel de redenatie dat na 1850 stoomschepen een gigantische technologische sprong voorwaarts maakten, moeilijk te ontkrachten valt, zijn er wel historici die menen dat het stoomschip ook voor 1850 en zelfs voor 1830 een belangrijke, soms zelfs een doorslaggevende rol, speelde in de marine. Donald L. Canney, een Brits historicus gespecialiseerd in de Amerikaanse marine gedurende de negentiende eeuw, is een van hen. Hij schreef in zijn werk The Old Steam Navy, Volume One, Frigates, Sloops and Gunboats,

1815-1885, dat in 1815 stoomschepen al van groot belang waren voor de verdediging van

Amerikaanse kuststeden in de oorlog tegen de Engelsen. Zo kreeg Robert Fulton, de ontwerper van één van ’s werelds eerste stoomschepen, de opdracht om een stoomschip te ontwikkelen dat geschut kon dragen en in 1815 ontwierp hij een schip dat, hoewel totaal ongeschikt voor lange afstanden en grote gevechten, wel nuttig bleek in een haven, daar het zonder windkracht te gebruiken kon manoeuvreren waardoor het een tactisch voordeel ontwikkelde.17 Hoewel dit niet de schepen waren die een oorlog zouden beslissen, kan de

stelling verdedigd worden dat stoomschepen toch al voor 1830 een belangrijkere rol speelden dan Lambert, Black of Sondhaus meenden. Canney heeft voor zijn onderzoek gebruikgemaakt 15 Sondhaus, Naval Warfare, 1815-1914, 18-19.

16 Sondhaus, Navies of Europe, 19-20.

(10)

van brieven tussen ingenieurs, inspecteurs, blauwdrukken van de marine, maar ook van constructieplannen en communicatie tussen verschillende officieren.

De meeste historici menen al met al dat het stoomschip pas tijdens de Krimoorlog en met de invoering van de schroef een belangrijke factor in de marine werd. Zowel Black, Sondhaus als Lambert erkennen dat het stoomschip tussen 1830 en 1850 waarde had. Lambert vindt echter dat het niet te vergelijken is met de rol van het zeilschip. Black specificeerde niet in hoeverre dit belangrijk was en volgens Sondhaus was het stoomschip vooral als sleepboot van waarde. De discrepantie die er bestaat tussen de werken van vooral Sondhaus, Lambert en Black, toont aan dat meer onderzoek ernaar gerechtvaardigd is. Sondhaus stelt dat The Diana het eerste stoomschip was dat effectief in een oorlog meedeed. Hij ging hier niet verder op in. Black memoreerde ook dat de Diana mee deed in de Eerste Opiumoorlog, maar hechtte hier minder belang aan.

Over de Opiumoorlog zijn de meningen ook verdeeld. Hoewel zowel Sondhaus als Black meenden dat het stoomschip hier wel een nuttige rol had als sleepboot, onderstreepte Lambert juist dat dit meeviel en meende dat het stoomschip in de Krimoorlog pas echt nuttig werd. Verder onderzoek naar de rol van het stoomschip is gerechtvaardigd vanwege enerzijds het verschil dat optreedt bij deze studies en de rol die eraan wordt toegediend en anderzijds de grote nadruk die er gelegd wordt op de rol van het stoomschip op volle zee, terwijl de functie van het schip op de rivier hierdoor juist minder aandacht krijgt. Het is interessant te bekijken in hoeverre het schip hier een cruciale rol had en in hoeverre deze verschilde of juist overeenkwam met die van het stoomschip op volle zee. Op basis hiervan kan er duidelijker worden vastgesteld wanneer en waardoor het stoomschip een belangrijke rol kreeg in de marine.

Casussen

Voor mijn casussen heb ik heb ik vooral gebruik gemaakt van primaire bronnen en in mindere mate van secundaire literatuur. De literatuur is vaak erg beperkt over het gebruik van het stoomschip. Toch kan het tot op zekere hoogte als naslagwerk worden gebruikt. Een voorbeeld hierbij is Britains Empire van Michael Gott, voormalig correspondent van The

Guardian, en werkzaam geweest aan het Royal Institute of Royal Affairs, die meent dat met de

inzet van de Diana voor het eerst in de geschiedenis met succes gebruik werd gemaakt van een stoomschip. Hij weidde er weinig over uit, maar zijn publicatie was wel van belang omdat hij de Birmese reactie en troepenbewegingen liet zien.18 Andere literatuur, zoals Terrence 18 R. Gott, Britains's empire, resistance, repression and revolt (London 2011) 244-255.

(11)

Blackburns The British Lion and the Birmese Tiger, gaat geheel over de Eerste Birmese oorlog. Hij onderzoekt hier vooral de rol van de commandanten aan Britse en Birmese zijde en richt zich op de grote veldslagen en in mindere mate op de rol van het stoomschip. Nu dient gezegd te worden dat dit ook zijn intentie niet was: hij wilde de achtergrond schetsen van beide officieren. Er is met andere woorden vrij weinig terug te vinden over de precieze rol en functie van de Diana, anders dan dat ze een functie had als sleepboot.19 Hoewel ik me in

mijn casussen grotendeels zal richten op de primaire bronnen, zijn deze werken wel handig als naslagwerk, vooral voor het schetsen van de achtergrondsituatie.

Datzelfde geldt voor de Opiumoorlog. In A Modern History of China van Micheal Dilton, mede-oprichter van het centrum van contemporaine Chinese wetenschappen aan de Universiteit van Durham, beschrijft hij in veelvoud wat de spanningen waren die tot de Opiumoorlog leidden, maar hij gaat niet verder in op details. Hij spreekt slechts van een paar grote slagen, die hij amper behandelt. Dit is overigens niet vreemd, daar dit niet zijn doel

was.20 Oudere boeken zoals The Opium War van Peter Fay of The Opium War van Brian

Inglis trachtten hier verder op in te gaan.21 Ze beschrijven meer dan Dilton deed, maar

beperken zich vervolgens tot hoe de troepen zich verplaatsten en gaan niet over tot een analyse van de geleverde slagen. Een laatste boek dat voor mij als naslagwerk van belang was, is A History of China van David Wright. Ook hij schetst de historische achtergrond van de Eerste Opiumoorlog.22

Voor de Krimoorlog richt ik me op secundaire literatuur, veelal van reeds genoemde auteurs, zoals Lambert, Black of Gardiner, maar ook aangevuld met onderzoek over de Krimoorlog waarin het stoomschip niet centraal stond. Aanvullend werk is afkomstig van Clive Ponting, auteur van The Crimean War. Hij legde de hele Krimoorlog vast en analyseerde wat voor rol het stoomschip had en hoe de meeste veldslagen zich afspeelden.23

Daarnaast heb ik gebruikgemaakt van The Crimean War van Bob Carruthers. Deze baseerde zich op de negentiende-eeuwse auteur James Grant, die veel overlevenden uit de Krimoorlog interviewde.24 Ten slotte heb ik gebruikgemaakt van Guy Arnolds Historical Dictionary of the Crimean War, al diende dit vooral als naslagwerk voor de aanloop naar het conflict.25

19 T. Blackburn, The British Lion and the Burmese Tiger (London 2002).

20 M. Dilton, A modern History of China (London 2012).

21 P. Fay, The Opium War (New York 1975) en B. Inglis, The Opium War (London 1976).

22 D. Wright, The History of China (New York 2001).

23 Ponting, C., The Crimean War, the Truth behind the Myth (London 2004). 24 B. Carruthers, The Crimean War (London 2012).

(12)
(13)

Hoofdstuk 1: De Eerste Birmese Oorlog

In dit hoofdstuk zal de rol van het stoomschip in de Eerste Birmese Oorlog (1824-1826) tussen het Britse Rijk en het Derde Birmaanse Koninkrijk worden onderzocht. Allereerst zal ik de achtergrond van het conflict schetsen om de situatie te verhelderen. Daarna zal ik me richten op de militaire aspecten van de veldtocht. Deze speelde zich vooral af op één van de grootste rivieren van Azië, namelijk de Irradway. Deze waterweg is ruim tweeduizend kilometer lang en stroomt door heel Birma. Vanuit hier trokken de Britse troepen op naar de Birmese hoofdstad Ava met als doel deze in te nemen. Deze opmars was niet zonder moeilijkheden. Er waren verschillende schermutselingen, belegeringen en veldslagen voordat de Birmese koning, Bagyidaw (1784-1846), zich uiteindelijk overgaf.26 Ik ga deze conflicten

tijdens de opmars langs de rivier onderzoeken. Zo bekijk ik voor elk conflict het tactische niveau en zal ik de specifieke gevechtshandelingen onderzoeken om zodoende vast te stellen in hoeverre het stoomschip een doorslaggevend tactisch nut had. Tevens zal ik de Britse strategie analyseren en daaruit eveneens een conclusie over het nut van het stoomschip trekken. Voor dit stuk zal ik vooral primaire bronnen gebruiken, afkomstig uit kranten, brieven tussen officieren of boeken naderhand geschreven aan de hand van memoires.

Een van de bronnen die ik veel gebruik komt van de hand van majoor John Snodgrass. Hij was de militaire secretaris van de bevelvoerder Archibell Campbell en aanwezig gedurende de gehele oorlog. Na de oorlog heeft hij zijn memoires opgeschreven. Snodgrass krijgt kritiek dat hij niet altijd volledig was met zijn berichtgeving.27 Dat verwijt kreeg hij

vooral van luitenant John Marshall, die zijn memoires in Narrative of the Naval Operations in

Ava during the Burmese War in the years 1824, 1825 and 1826 opschreef. Hij nam eveneens

deel aan de oorlog en had kritiek op hoe Snodgrass het had vastgelegd, vooral omdat deze niet uitgebreid genoeg zou zijn geweest.28 Andere werken zijn van de hand van Edward Brenton,

officier in de Britse marine. Brenton was zelf niet ter plaatse, maar stelt in zijn voorwoord dat hij voor zijn werk The naval history of Great Britain informatie verzameld heeft doormiddel van gesprekken met en brieven van officieren.29 Een laatste werk werd geschreven door John

Smith Neill, een kapitein die besloot de geschiedenis van zijn regiment op te schrijven. Ook hij was niet aanwezig, maar beroept zich op getuigenverklaringen van leden van het 26 R. Gott, Britains's empire, 244-245.

27 J. Snodgrass, Narrative of the Burmese war, detailing the operations of Major-General Sir Archibald Campbell's army from May 1824 to

February 1826 (London 1827) vii-viii.

28 J. Marshall, Narrative of the Naval Operations in Ava during the Burmese War in the years 1824, 1825 and 1826 (London 1830) vi-vii. 29 E.P. Brenton, The Naval History of Great Britain, from the Year MDCCLXXXIII to MDCCCXXXVI. (London 1837) 588.

(14)

regiment.30 De werken van Neill en Brenton kunnen als secundaire literatuur gezien worden,

aangezien ze niet zelf ter plekke waren. Het gebruik van deze bronnen voegt veel diepgang toe aan mijn analyse. In de secundaire literatuur wordt er nauwelijks gesproken over de

Diana. Door me tot deze literatuur te wenden kan ik hier een veel beter beeld over krijgen.

Helaas zijn er alleen Engelse bronnen. Het gevaar van een eenzijdig beeld ligt dan op de loer. Het leidt er bijvoorbeeld toe dat de Britse bronnen hun verliezen proberen te bagatelliseren of hun overwinningen trachten te accentueren. Dit is goed duidelijk wanneer de Britten het over de Birmese troepensterktes hebben. De ene bron meent bijvoorbeeld dat de Britten een leger van 20.000 man verslagen hebben, terwijl een andere een getal van 60.000 man noemt. Vaak zijn ze wel consistent over hun eigen aantallen en over de manier en de gebruikte tactiek. Het enige voordeel dat er is, bestaat uit de verscheidenheid aan bronnen samen, die een beeld vormen waaruit de tactiek en strategie van de Britten te analyseren valt.

Aanloop

De grondslagen van de Eerste Birmese Oorlog zijn te vinden in de expansiedrang van het Britse en Birmese Rijk, die hun invloedssfeer trachtten uit te breiden en daarbij met elkaar in conflict kwamen. Het Britse Rijk begon in de eerste helft van de negentiende eeuw meer invloed te verwerven rondom hun Indische rijk in Calcutta en probeerde tevens andere Europese mogendheden te verhinderen voet aan wal te krijgen. Daarnaast zocht het ook naar nieuwe afzetmarkten.

30 John Smith Neill, Historical Record of the Honourable East India Company's First Madras European Regiment, containing an account

of the establishment of independent companies in 1645; their formation into a regiment in 1748; and its subsequent services to 1842

(15)

Kaart 1 De Irradway, onderste cirkel is Rangoon, middelste Donoobew en de bovenste Prome.31

De Birmese koning zocht eveneens naar manieren om zijn invloed uit te breiden. Toen de belangen van de twee mogendheden elkaar begonnen te overlappen, leidde dit tot spanningen. Het Britse Rijk ging tegenstanders van de Birmese koning steunen en verleende ze een veilige toegang tot de Engelse gebieden. Birmese troepen voerden steeds vaker verkenningsopdrachten uit tot over de Britse grens. Deze gebeurtenissen leidden zowel in Birma als in Calcutta tot de roep om een gewapend conflict. Uiteindelijk mondde een directe achtervolging door Birmese troepen van een rebellengroep uit in een gewapend treffen bij de grens.32

Het was voor de Britse beleidmakers duidelijk dat een invasie in Birma een bijzonder moeilijke opdracht zou zijn. De grens tussen beide gebieden werd gekenmerkt door een junglelandschap met heuvels en bergen. De Birmezen hadden veel meer ervaring met oorlogvoering in dit soort gebieden. Daarom kozen de Engelsen voor een andere koers, namelijk een invasie vanaf zee. Deze zou beginnen bij de Birmese havenstad Rangoon. Deze 31 John Thompson, Birman Empire (London 1814) in collectie bij David Rumsey Historical Maps bij http://www.davidrumsey.com/ 32 Gott, Britains's empire, 244-246.

(16)

stad verleende toegang tot de Irradway die tot diep in Birma stroomde. Dit was echter niet zonder gevaren. Het was niet alleen een lange en kronkelende rivier, maar ook was het voor de Engelsen een onbekend gebied. Er konden zandbanken zijn waar schepen vastliepen. Er waren Birmese gevechtslinies die de Irradway bewaakten en het was lastig om de rivier te bevaren. De rivier had een harde stroming richting de Andaman-zee en hoewel het voor zeilschepen mogelijk was deze te bevaren, waren ze wel van de wind afhankelijk. Tevens was elk dorp langs de Irradway verplicht een kleine groep oorlogsboten te onderhouden, waardoor ieder dorp een obstakel kon zijn. Met andere woorden: het zou zeer lastig blijken.

Eén van de officieren, Kapitein Frederick Maryatt van de Britse vloot in Calcutta, drong er daarom op aan om gedurende de expeditie een stoomschip te gebruiken. Hij meende dat het van belang zou kunnen zijn, daar stoomschepen al eerder waren ingezet om in havens boten voort te stuwen. Maryatt was jaren daarvoor officier geweest in Engels-Amerikaanse Oorlog van 1812 tot 1815. Volgens Robert Fulton gebruikten Amerikanen hier voor het eerst stoomkracht, dus mogelijkerwijs heeft Maryatt hier zijn inspiratie uit gehaald.33 Een

stoomschip zou volgens hem in ieder geval op de Irradway schepen kunnen voortrekken, zo redeneerde men. Hierdoor was het makkelijker gebruik te maken van grote zeilschepen op de rivier. Later zou blijken dat de aanwezigheid van grote zeilschepen een goede verdediging was tegen de kleine Birmese oorlogsboten.34 Over de transportfunctie van het stoomschip op

de rivier waren de bevelvoerders tevreden. Zij schreven achteraf:

Neither wind nor tide, when both were adverse and combined, could much retard her movements, while in the day time, she spouted black and white smoke from the same fountain,

and, in the night, vomited flames as she glided, like a meteor, over as the tranquil bosom of the stream.35

De Birmese beleidmakers hielden echter rekening met een aanval vanuit zee en hadden daarom een offensief plan opgesteld om dit tegen te gaan. De Birmese generaal Thado Maha Bandula (1782-1825) had bedacht de Britten vroegtijdig aan te vallen, zodat ze geen tijd hadden om hun plannen ten uitvoer te brengen. Bandula trok daarom met 8000 man naar Brits gebied met als doel Chittagong in te nemen, een stad in de buurt van de grens en daarna door te stoten naar Calcutta, dat volgens hem een slechte verdediging zou hebben, daar de Britse

33 J. H. Ellis, A Ruinous and Unhappy War: New England and the War of 1812 (New York 2009) 237.

34 Brenton, The naval history of Great Britain, 589.

(17)

strijdmacht zich op zee zou bevinden. Er dient gezegd te worden dat van deze 8000 man slechts de helft gewapend was met musketten. De rest had pijl en boog, zwaard of speer. Het plan van Bandula werkte tot op zekere hoogte. Hij versloeg een kleine Britse strijdmacht van Indische Sepoys, soldaten in Britse dienst, eveneens slecht bewapend en trok daarop door naar Chittagong. Het was in de meeste opzichten een uitstekend plan, want de Engelsen waren inderdaad niet voorbereid op een invasie op hun eigen grondgebied. Chittagong was, net zoals Calcutta slecht verdedigd. Bandula had er echter geen rekening mee gehouden dat de Britten via de zee zeer snel zouden optrekken en dit zorgde ervoor dat Rangoon ingenomen werd voordat hij Chittagong bereikt had. Hij kreeg van zijn keizer te horen dat hij terug moest keren om het rijk te beschermen en Rangoon te heroveren.36

De expeditie

De aanval op Birma werd georganiseerd vanuit de haven Cornwall op de Andamen-eilanden. Vanaf hier vertrok de vloot vroeg in mei 1824 en kwamen enkele dagen later aan bij Rangoon, waar zij eerst voor anker ging. Het leger en de vloot die aanwezig waren, bestonden uit de HMS Liffey, een fourth rate schip. Dit betekende dat er tussen de veertig en zestig stuks geschut aan boord waren. Dit type werd als te zwak beschouwd om een linieschip te zijn. De

Liffey had vijftig stukken geschut aan boord, de HMS Slaney en de HMS Larn, beide achttien 32-ponders en twee 9-ponders, de HMS Sophie en HMS Satellite, beide zestien 32-Ponders en

twee 6-ponders. Voorts waren er vier kleine licht bewapende fregatten, geschikt voor verkenningsmissies, twintig roeitransportboten en nog eens veertig zeiltransportboten. De scheepsartillerie was vernoemd naar de grootte van de kogel, dus in het geval van een

32-ponder is het 32 pond ofwel 14,5 kilogram.37 Naast de vloot ging er ook een leger van in

totaal 8700 man mee. Later kwamen hier nog enkele duizenden manschappen bij. Deze strijdmacht stond onder leiding van Archibell Campbell (1769-1843).38 In Narratives of the Burmese War wordt er tevens over gesproken dat de Engelsen hoopten bij Rangoon Birmese

schepen te veroveren die geschikt waren om de Irradway over te bevaren, aangezien de Britten dit handiger leek dan hun eigen schepen riskeren.

Zoals reeds vermeld was de tocht over de Irradway een zeer gevaarlijke onderneming. De Engelsen wisten niet zeker waar zandbanken lagen en het regenseizoen had ervoor gezorgd dat de rivier buiten zijn oevers was getreden. Hierdoor waren die moerassig geworden. Bovendien was de Irradway omgeven door een zeer dichte jungle. Verscheidene 36 Gott, Britains's empire, 247.

37 R. Winfield, British Warships in the Age of Sail 1817-1863 (London 2014) XII.

(18)

zijrivieren maakten het optrekken van troepen via land eveneens lastig, hoewel dit uiteindelijk wel gedaan werd. Aan het begin van deze rivier lag Rangoon. De stad was volgens de bronnen zwak verdedigd. Er stond een houten palissade omheen en op de havenplaats was een klein stuk geschut. In de Narratives lezen wij hoe de Liffey met een gunstige wind de haven van Rangoon inzeilde en hier het geschut van de stad uitschakelde. Een deel van het Britse leger, het 38ste regiment, werd vervolgens met roeiboten aan land gezet. De rest van het

Birmese garnizoen, dat niet het afweergeschut gebruikte, was inmiddels de jungle in gevlucht. Tegelijkertijd met de aanval op Rangoon werd de stad Dallah die iets verderop de stroom lag, aangevallen door twee compagnieën, die gebruikmaakten van roeiboten. Het is niet duidelijk uit hoeveel man deze compagnieën bestonden. Deze kregen geen ondersteuning van de vloot en moesten er naartoe roeien. Omdat Dallah er verlaten bij lag, konden de compagnieën het zelf aan.39

In de daaropvolgende weken trachtte een vloot van Birmese oorlogsschepen de Engelsen te verslaan door er kano’s gevuld met petroleum, dat geproduceerd werd in die omgeving, in brand te steken. Deze waren afkomstig uit het enkele kilometers verderop gelegen fort Kemmendine. Het plan was om er in de nacht op af varen en pas van dichtbij de boten in brand te steken. Dit plan mislukte echter doordat de bewakers aan boord van de schepen dit tijdig opmerkten en het vuur openden.40

Over de inname van Rangoon kan worden gezegd dat het stoomschip Diana er weinig aan te pas kwam. Traditionele zeilschepen, zoals de Liffey openden het vuur op de kust en via roeiboten werden mariniers aan land gezet die uiteindelijk Rangoon en Dallah innamen. Hoewel de Engelsen het in hun bronnen beschrijven als een grote overwinning, moet wel gezegd worden dat de bevolking onvoorbereid was op deze oorlog en snel zonder verzet het gebied opgaf en zich terugtrok in de jungle. Vanuit hier zouden er nog vele maanden guerrilla-acties op Rangoon uitgevoerd worden.41

Kemmendine

Stroomopwaarts lag het fort Kemmendine, dat omringd werd door een dichte jungle. Om via de Irradway op te trekken moest dit fort vernietigd worden. Het zou twee keer aangevallen worden. De eerste keer vond plaats begin juli 1824 met weinig manschapen en de tweede keer in juli van dat jaar met bijna 3000 man. Tijdens de eerste poging trok men met een relatief

39 Snodgrass, Narrative of the Burmese War, 7-10.

40Brenton, The naval history of Great Britain, 595.

(19)

kleine groep -de bronnen zijn onduidelijk over de omvang- erop uit om het fort aan te vallen. Deze zou zich opsplitsen en het fort omsingelen. Aangezien het fort aan het water lag zou de ene groep via het land gaan en de andere via de rivier naderen. Dit is de eerste actie waar de

Diana een rol kreeg. Halverwege trof men echter een barricade op de rivier aan die eerst

genomen diende te worden. De bronnen melden dat de aanval hierop succesvol bleek, maar beschrijven niet voldoende waarom dit zo was. De opmars naar Kemmendine bleek geen succes: volgens de Britten was het fort gewaarschuwd en dit leidde ertoe dat er geen verrassingsaanval meer uitgevoerd kon worden. De Engelsen deden wel een poging, maar verloren hierbij manschappen en trokken zich vervolgens terug. Dit gedeelte van de rivier was nu wel vrij gemaakt van eventuele versperringen en een halve maand later vertrok er vanuit Rangoon een tweede groep. De tweede poging werd gedaan op 19 juli met bijna 3000 man terwijl op een gunstige wind ook de Sophie, een klein fregat, meevoer. Daarnaast waren er enkele 18-ponders meegenomen waarmee Kemmendine beschoten werd. Na een lang bombardement vanaf de Irradway trokken de troepen het fort in, slechts om het verlaten aan te treffen.42

Het waren grote Engelse overwinningen. Een Britse officier gaf aan dat dit alles niet mogelijk geweest was zonder de grote inzet van de vloot en van het stoomschip Diana. De bronnen benadrukken een belangrijke rol in het transport, maar zijn niet duidelijk over eventuele gevechtsrollen. De Diana werd tot dusver alleen nog maar ingezet om de barricade halverwege Kemmendine in te nemen. Bij de inname van Rangoon en Kemmendine zelf werd het niet gebruikt.

Slag om Rangoon

Het regenseizoen in Birma valt altijd in de zomermaanden. Daardoor konden de Britten niet verder optrekken. Het gaf de Birmezen echter de tijd om zich te hergroeperen en het bleek voor Maha Bandula mogelijk om tijdig terug te keren om een aanval op Rangoon voor te bereiden. Deze maanden gebruikte hij om zijn militaire middelen te organiseren en naar Rangoon te trekken. Begin november 1824 had Bandula volgens de bronnen circa 30.000 tot 60.000 man verzameld om de stad mee aan te vallen. Het is niet helemaal duidelijk manschappen hij precies had; de bronnen verschillen hierover van mening. Dit blijft overigens ook een probleem bij andere veldslagen. De verscheidene Engelse bronnen zijn wel consistent over hun eigen manschappen, maar verschillen altijd over de sterkte van de Birmese

42Smith Neill, Historical Record of the Honourable East India Company's First Madras European Regiment, 448 en Brenton, The Naval

(20)

strijdkrachten. Bandula, die met zijn 8000 man, waar de bronnen het wel over eens zijn, terug was gekeerd uit India, haalde de rest van zijn leger uit verschillende delen van het rijk. In Donoobew, een stad verder gelegen aan de Irradway, werden de strijdkrachten samengebracht.43 De Britten schatten dat de helft van zijn leger musketten had. De geruchten

van het grote leger dat Rangoons kant uit kwam, bereikten ook de Britten. Zij hadden Kemmendine dat de waterweg naar Rangoon kon blokkeren, inmiddels stevig versterkt. Hier lagen de Sophie en een flink aantal kanonneerboten. De resterende vloot lag voor anker bij Rangoon. Op 30 november had Bandula zijn troepen naar de omgeving van Rangoon laten optrekken om vervolgens op 1 december met de aanval te beginnen.44

Bandula zorgde ervoor dat het fort door verschillende groepen omsingeld werd en stelde aan de overkant van de rivier geschut op om de schepen mee onder vuur te nemen. Deze eenheden werden echter verjaagd door de Engelse schepen. Bandula zorgde na de omsingeling voor een frontale aanval op de vesting. De Britten, bijna 9000 man sterk, waren veel beter bewapend dan het Birmese leger. Het was het verschil in technologie dat ervoor zorgde dat de Engelsen de slag wonnen. De Birmezen hadden weliswaar musketten, maar deze hadden weinig kans tegen de snellere en effectievere wapens van de Britten. Daarnaast hadden de Engelsen voor het eerst een nieuw soort kanon mee, met exploderende kogels in plaats van de standaard loden bal. Dit zorgde ook voor veel doden aan Birmese zijde. Enkele dagen later moest Bandula zijn mannen terugtrekken. Hij had er 7000 over.45

Opmars

Het zou na de slag om Rangoon enige tijd duren voordat de Britten verder de Irradway optrokken. Door het Birmese klimaat stierf inmiddels bijna een kwart van de Engelsen aan de cholera. Het zou tot januari 1825 duren tot de problemen in Rangoon opgelost waren, al hadden de Britten geen antwoord op de ziektes. Tevens besloot men om verder op te trekken. Het was niet mogelijk alle schepen mee te nemen dus werd een naar verhouding kleine gevechtsgroep samengesteld. Deze bestonden uit het stoomschip Diana, de recent aangekomen Prince of Wales, de Satellite, beide van dezelfde klasse en vijftien roeiboten, die ieder over één kanon beschikten op de voorkant van het schip. Daarnaast werden de roeiboten van de grote linieschepen eveneens gebruikt om troepen in te vervoeren. Eveneens trokken er langs de kustlijn troepen op. De totale legermacht hier bedroeg 2500 man. Dit was een zeer

43 Snodgrass, Narrative of the Burmese War, 90-103. 44 Brenton, The naval history of Great Britain, 598-602. 45 Snodgrass, Narrative of the Burmese War, 114-116.

(21)

hachelijke operatie, aangezien de rivier regelmatig uit zijn oevers trad en het daardoor deels moerassig was. Bovendien kwamen de Engelsen door de vele zijrivieren niet snel vooruit.46

Deze opmars was sowieso al niet makkelijk. Afgezien van de vele problemen die er al waren, werd de rivier goed verdedigd door de Birmese strijdmacht. Het eerstvolgende conflict speelde zich af bij het fortencomplex Thai-ta-Bain. De forten waren weliswaar vaak gemaakt van grote houten constructies, maar wel bewapend met geschut en daardoor vormden zij een reële dreiging. De aanval op Thai-ta-Bain verliep volgens een vast patroon. Vanaf de rivier nam men het fort onder vuur terwijl troepen via het land oprukten en dit fort ten slotte innamen, ook omdat een gedeelte van de Birmese soldaten op de vlucht geslagen was. Hier was een speciale rol weggelegd voor de Diana: het diende de Satellite voort te trekken om het dicht genoeg in de buurt van het fort te laten komen. De Diana vervulde twee belangrijke taken. Enerzijds betrof het de tactische ondersteuning van de Satellite. De Diana kon de

Satellite tot vlak bij het fort slepen, waardoor de laatstgenoemde steun aan het gevecht kon

leveren. Ten tweede konden door de Diana twee grotere schepen meegenomen worden, zodat men niet van roeikracht afhankelijk was. Dit zorgde voor een snellere Britse opmars, die bovendien door de aanwezigheid van twee belangrijke schepen minder gevaarlijk werd. In de bronnen wordt vaak een speciale dankbetuiging gedaan aan de vloot en in het bijzonder aan de Diana waaruit de waarde van het stoomschip voor de hele expeditie blijkt.47

The Diana, which vessel had contributed so largely towards the subjugation of the enemy, escorted these powerful auxiliaries and towed up the Satellite.48

Donoobew

Het volgende doel was Donoobew. Deze stad lag in de delta van de Irradway maar bovendien diep in het binnenland van Birma. Haar fortificaties waren ongeveer 750 meter breed en vier meter hoog, niet gemaakt van steen maar van dikke houten balken. Hierachter, bleek achteraf, zaten 150 kanonnen en het geheel was omgeven door een grote diepe gracht gevuld met pieken, spijkers en ander soort materiaal om aanvallers zwaar te verwonden. Het is niet duidelijk wat voor type kanonnen dit waren. Daarnaast lag het ook nog enigszins op een heuvel, echter wel aan de rivier. In maart 1825 besloten de Engelsen om de stad aan te vallen. De bronnen blijven vaag over het aantal manschapen in dit fort. De schattingen lopen uiteen van 3000 tot 5000. Zij stonden onder bevel van generaal Bandula. Het Britse aanvalsplan was 46 Brenton, The Naval History of Great Britain, 602.

47Brenton, The naval history of Great Britain, 602-603.

(22)

met roeiboten de kustlijn van de stad te naderen terwijl men door de jungle de stad aan de achterkant zou aanvallen.

De eerste aanval vond plaats begin maart, maar werd afgeslagen. Het Britse plan mislukte echter: de Birmese verdedigingslinies werden hevig onderschat en er vielen bijna 500 Britse doden. Het is niet duidelijk hoeveel Birmezen hierbij omkwamen. De bronnen zijn hier niet heel duidelijk over. De Britten sloegen vervolgens in de buurt hun kamp op en zouden een maand wachten tot hun verliezen aangevuld werden vanuit Rangoon. In april 1825 trokken zij opnieuw naar Donoobew om aan te vallen. Dit gebeurde zowel ter zee als op land. De Diana trok de Satellite voort terwijl de landtroepen mortieren bleven afvuren op de barricades. Dit duurde enige tijd. De volgende ochtend gingen de Engelsen over tot de bestorming van het fort. De Britten hadden geluk aan hun zijde, want Bandula werd getroffen en stierf. De paniek die vervolgens ontstond, zorgde ervoor dat de Birmezen het fort ontvluchtten, achtervolgd door de Britten.49 De tweede poging was juist door het optreden van de Diana en de Satellite

succesvol. Onduidelijk is wat er zou zijn gebeurd, wanneer Bandula niet dodelijk getroffen was en zijn soldaten niet gedemoraliseerd.

Prome

Na de val van Donoobew besloten de Britten op te trekken naar de tweede stad van Birma, Prome. Het werd bestempeld als het hoofddoel van de veldtocht in dit jaar. Er moest namelijk rekening gehouden worden met het regenseizoen, waarin het veel moeilijker was om op te trekken of om oorlog te voeren. De Britten hadden daarom vaak weinig tijd. De bronnen beschrijven de tocht van Donoobew naar Prome als vervelend en vermoeiend, maar tegenaanvallen bleven uit. De grootste vijanden bleken andermaal de rivier, die moeilijk te bevaren was, en ziektes die onder de mannen heersten. Vlak voor de legers bij Prome aankwamen namen ze een dorp in, genaamd Shudaung. Er wordt niet beschreven hoe dit gebeurde maar er wordt wel vermeld dat hier de plannen gemaakt werden om Prome aan te vallen. Uiteindelijk gebeurde dit niet. De troepen in de stad hadden zich teruggetrokken.

De inname was van groot belang. Het was een sterke fortificatie, gelegen in de heuvels en beveiligd met kanonnen. Bovendien waren er veel voedselvoorraden in de stad. Daarnaast leidde de inname van Prome ertoe dat de Britten bondgenootschappen konden sluiten met nabijgelegen gebieden, die voorheen onder controle van Ava gestaan hadden. De bronnen vermelden dat de lager gelegen provincies tussen Prome en Rangoon zich nu echt overgaven en begonnen te onderhandelen over goede voorwaarden. Het leidde tot een veilige doorgang

(23)

over de Irradway voor Britse schepen, waardoor het expeditieleger beter bevoorraad kon worden. Toen het regenseizoen in de zomer van 1825 begon en het leger in Prome verbleef, kwam er een Birmese diplomaat om over vrede te spreken.50

De Britten eisten dat de Birmezen zich niet meer zouden bemoeien met verschillende grensgebieden van de Engelsen, een vergoeding van de Britse oorlogskosten plus extra herstelbetalingen, waarvan een deel direct en een deel over enkele jaren betaald diende te worden. Bovendien moest Birma zijn markt openstellen voor Britse producten. Birma ging met geen van de voorwaarden akkoord.51

Slag om Prome

Uiteindelijk werd er besloten een wapenstilstand van enkele maanden in acht te nemen. Voor de Engelsen kwam dit goed uit: zo konden ze tot rust komen en hun voorraden weer aanvullen. Voor de Birmezen betekende dit ook een adempauze. Deze werd gebruikt om de troepen in gereedheid te brengen om Prome te heroveren. Toen de Britten hier lucht van kregen, lieten ze versterkingen aanrukken. Ze hadden het geluk dat de Irradway in hun handen was en nu relatief veilig bevaren kon worden. Dit zorgde ervoor dat het garnizoen aangevuld werd tot bijna zesduizend man, aangetrokken vanuit Donoobew en Rangoon. De commandant van Prome, Campbell, liet vervolgens de Diana, vergezeld met enkele kanonneerboten en vijftig soldaten, de omgeving verkennen. De Diana ontdekte de vijandelijke troepen op 15 augustus bij het dorp Meaday. Hier waren grote fortificaties opgezet. Toen de Diana in het vizier van de Birmezen kwam, openden die het vuur met een batterij van 4 tot 6-ponders. Ze konden het stoomschip echter niet bereiken, dat zich overigens snel uit de voeten maakte.52

Deze confrontatie leidde niet direct tot een voortzetting van de oorlog. Allereerst stuurden de Birmezen weer een afgevaardigde om de vredesonderhandelingen te heropenen. Zij hoopten dat ze met een grote legermacht druk konden zetten op de Britten. Dit mislukte echter. De Britten en vooral hun Oost-Indische Compagnie hadden al vele miljoenen verloren om deze oorlog te financieren en er betrekkelijk weinig voor teruggekregen. Hierdoor stonden ze aan de rand van een financiële afgrond. Het leidde ertoe dat ook deze onderhandelingen werden afgebroken en oorlog spoedig werd voortgezet.53

Op 15 november vond de slag uiteindelijk plaats. Het Birmese leger was groot, al zijn de bronnen niet consistent over het exacte aantal. De ene noemt een getal van 50.000 man en de

50Brenton, The naval history of Great Britain, 605.

51 Snodgrass, Narrative of the Burmese War, 212-225. 52 Brenton, The naval history of Great Britain, 606-607.

(24)

andere weer 20.000. In ieder geval lieten de Birmezen drie gevechtsgroepen oprukken tot enkele kilometers afstand van Prome. Het leek commandant Campbell een goed idee om enkele eenheden vooruit te plaatsen om de Birmese opmars te stoppen of te vertragen. Dit plan bleek helemaal niet te werken: de troepen werden verpletterend verslagen en de commandant sneuvelde. Overigens vermelden de bronnen dat dit niet geheel desastreus was, daar het bij de Birmese troepen tot overmoed leidde. Wij kunnen tevens ook constateren dat de Engelse bronnen hiermee de eigen nederlagen goed wisten te verdoezelen. Campbell gaf aan geleerd te hebben van deze uitval en besloot zich puur te richten op de verdediging van Prome. Hij gaf de Diana en het bijgaande flotille opdracht de waterwegen te beschermen. De volgende dagen werd Prome geheel omsingeld. Het is onduidelijk hoe groot de Birmese troepenmacht was.54

Het moet in elk geval een grote legermacht zijn geweest die de daaropvolgende dagen het door de Britten veroverde Prome omsingelden. Alle verbindingslijnen werden afgesloten. Dit Birmese leger was overigens goed bewapend; het vocht niet met pijl en boog maar met musketten. Het leger was verdeeld in drie korpsen. Op 1 december besloot Campbell een tegenaanval te doen. De korpsen van de Birmezen waren op strategische plekken rond de stad geplaatst, aan beide zijden van de rivier. De aanval van de Britten kwam aan op de oostkant, waar een derde van het leger lag. De Birmezen moesten om de rivier te kunnen bewaken er dicht bij blijven. Dit leidde ertoe dat de Britten die de uitval deden hun in Prome gestationeerde vloot konden inzetten. Hier deed de Diana aan mee, samen met verschillende kanonneerboten. Om de aandacht van de aanval af te leiden namen de Engelsen de beide andere korpsen zwaar onder vuur.55

De Britten vielen de oostkant van de rivier aan, en ineengesloten van vuur vanaf de rivier en vanaf het Britse leger leidde het tot paniek, aangezien de Birmezen zo’n aanval niet hadden verwacht. Dit zorgde voor chaos in de Birmese gelederen. Bovendien doodden de Engelsen in deze aanval de nieuwe Birmese opperbevelhebber, namelijk Maga ne Myo. Na deze overwinning gingen de Britten enkele dagen daarna weer in de aanval, maar ditmaal met hun gehele kracht en versloegen ze de Birmezen. Het is niet geheel duidelijk hoe dit plaats vond, de bronnen zijn hier vrij onduidelijk over. Wel is duidelijk dat de marine er niet aan te pas kwam, aangezien de Birmese hoofdmacht buiten haar bereik lag.56

Vrede

54 Snodgrass, Narrative of the Burmese War, 225-243.

55 Brenton, The naval history of Great Britain, 605-608.

(25)

Het restant van het Birmese leger trok zich terug op Melloone, een sterk fort, waar de Britten enkele dagen na hun overwinning eveneens heengingen. Dit was het moment dat de Birmese koning vroeg om opnieuw te onderhandelen over vrede. Die gesprekken vonden plaats op 26 december. Allereerst werd een wapenstilstand van 24 dagen in acht genomen. Gedurende deze wapenstilstand werden de Engelsen elders echter aangevallen door troepen van ontevreden Birmese soldaten. Het zou leiden tot de inname van het fort Melloone, hoewel het onduidelijk is hoe dit ingenomen werd. Wel is bekend dat de Britten het grootste deel van hun zware geschut bij zich hadden en dat het niet al te lang duurde om het fort in te nemen. Dit kwam ook omdat door de eerdere zware nederlaag het moreel van de Birmese troepen niet goed was.

De Britten wilden nu niet meer praten met de Birmese onderhandelaars en in plaats daarvan stuurde de koning een Amerikaanse missionaris die aanwezig was aan het Birmese hof, om de onderhandelingen te voeren. De Engelsen dwongen af dat de veroverde gebieden onder Brits gezag zouden komen. Tevens zouden verschillende provincies gelegen onder de Martaban-rivier eveneens van de Britten worden. Daarnaast diende de Birmese koning Bagyidaw een miljoen Sterling als schadevergoeding te betalen en zouden de Britten een handelsvergunning krijgen. De koning kon niet anders dan akkoord gaan met de eisen, daar zijn leger uitgedund was en zijn belangrijkste generaals dood op het slagveld lagen.57

Belang

In hoeverre was de Diana van cruciaal belang in de Eerste Birmese Oorlog? De technische innovatie van het stoomschip had, zoals kapitein Marryt, die de aankoop van een hiervan had aangeraden en voorspeld, invloed op het tactische en strategische niveau van de veldtocht. De belangrijkste rol van de Diana op tactisch niveau is het voortrekken van zeilschepen naar forten geweest, zodat deze schepen hier het vuur konden openen. Anders was dit veel moeilijker geweest. Hier ligt haar sterkste kracht dan ook in. Bij slagen kon ze de belangrijke vuurkracht op de juiste plek brengen en haar rol was dus vooral ondersteunend. Hierdoor konden de Britten hun wapengeschut op de juiste plek krijgen. De Diana had dus zeker een tactisch ondersteunend belang, in combinatie met de vuurkracht van schepen en het Britse linievuur van het leger.

Op strategisch niveau ligt dit anders. Het doel van de veldtocht was immers Ava bereiken via de Irradway en het Birmese rijk op hun knieën te dwingen. Er is verscheidene keren in de bronnen een toespeling gemaakt op de onschatbare waarde van de Diana met 57 Brenton, The naval history of Great Britain, 607-609.

(26)

betrekking tot transport. Door dit stoomschip was het mogelijk twee zeilschepen mee te nemen, wat anders veel moeilijker zou zijn geweest. Hoewel zeilschepen ook op eigen kracht een rivier kunnen bevaren, is dit niet altijd mogelijk vanwege slechte weersomstandigheden. De toevoeging van de Diana maakte het mogelijk zeilschepen mee te nemen en dat zorgde voor een grotere veiligheid, slagkracht en effectiviteit van het expeditieleger in de binnenlanden van Birma. Deze zeilschepen konden weer op tactisch niveau een bijdrage leveren, waar de Diana indirect de hand in had. Misschien was dit ook zonder de stoomboot en zonder de zeilschepen mogelijk geweest, maar de strijd had dan langer geduurd en was veel moeilijker geweest. Mijn conclusie luidt daarom dat het stoomschip als cruciale katalysator bijdroeg aan de Britse overwinning.

(27)

Hoofdstuk 2: De Eerste Opiumoorlog

In dit hoofdstuk wordt het belang van stoomschepen in de Eerste Opiumoorlog tussen het Britse Rijk en China geanalyseerd. Ik zal allereerst de aanloop en achtergrond van het conflict schetsen ter verduidelijking van de situatie. Daarna zet ik uiteen op hoe de strijd vorm aannam en hoe deze verder verliep. De veldtocht tegen China bestond uit meerdere onderdelen. Ik zal me richten op alle belangrijke conflicten. Deze belangrijke momenten heb ik gekozen aan de hand van de bestaande secundaire literatuur en aan de hand van primaire Engelstalige bronnen. Secundaire literatuur refereert namelijk wel aan bepaalde slagen die plaatsvonden, maar treedt niet in detail. De bronnen vullen dit heel goed aan. Voor mijn bronnen heb ik vooral memoires en brieven gebruikt. Zo heb ik gebruikgemaakt van het werk van John Ouchterlony die Chinese War: An Account of all the Operations of the British Forces from

the commencement to the Threaty of Nanking schreef. Ouchterlony was een dienstdoende

luitenant in het geniekorps. Hij was aanwezig bij de meeste slagen. Wanneer hij niet aanwezig was heeft hij geput uit de herinneringen van andere officieren.58 Andere memoires die ik heb

gebruikt, zijn van Robert Jocelyn, de militaire secretaris van een van de stafofficieren Hij schreef onder andere Six Months with the Chinese Expeditions; or leaves from a soldiers

note-book. Hij publiceerde zijn ervaringen in verschillende delen.59 Een derde bron is

geschreven door twee officieren samen, William Hall en W. B. Bernard. William Hall was de commandant van het stoomschip Nemesis en dit boek richt zich dan ook meer op de rol van dit stoomschip.60 Hij maakte gebruik van zijn eigen memoires. Naast memoires maak ik ook

gebruik van brieven die tussen de officieren zijn verstuurd en later zijn gepubliceerd in naslagwerken. Vaak betreft het ook brieven aan de gouverneur van India, waar men de situatie in detail uiteenzet. Mijn bronnen hebben vooral een militaire invalshoek. Sommigen zoals bijvoorbeeld Ouchterlony waren daadwerkelijk bij veldslagen aanwezig en geven een duidelijk beeld van de situatie. Anderen schrijven meer uit tweede hand, zoals bijvoorbeeld John Jocelyn. De meeste boeken zijn naderhand geschreven, maar de officieren hielden vaak dagboeken bij of hadden veel correspondentie. Vaak maakten ze hier gebruik van. Door deze bronnen en brieven kan er een duidelijker beeld verkregen worden dan in de secundaire literatuur geschetst wordt. Er kan gekeken worden naar hoe bepaalde veldslagen tot in detail verliepen, of hoe men over het stoomschip dacht. Het gebruik van verschillende bronnen zorgt 58 J. Ouchterlony, Chinese War: An Account of all the Operations of the British Forces from the commencement tot the Threaty of Nanking

(London 1844) III-V.

59 R. Jocelyn, Six Months with the Chinese Expeditions; or leaves from a soldiers note-book (London 1841) VII-X.

60 W. Hall en W. Bernard, The Nemesis in China comprising a History of the late war in that country with a complete account of the colony

(28)

tevens voor een accurater beeld, aangezien de verschillende bronnen elkaars verhaal nu juist kunnen bevestigen of kunnen tegenspreken. Dit is bijvoorbeeld vaak het geval wanneer de auteurs het over de troepensterkte van de tegenstander hebben. De ene bron noemt hogere aantallen dan de andere. Toch kan je door verschillende bronnen met elkaar te overlappen een verhaal destilleren dat meer duidelijkheid geeft.

Tevens heb ik gekeken naar de technische aspecten van de conflicten. In hoeverre had Engeland een technisch voordeel? Hoe geavanceerd waren de wapens en wat voor verschil maakte dit? Daarnaast behandel ik het tactische niveau. Ik zal kijken naar hoe de concrete gevechtshandelingen verliepen en wat voor rol het stoomschip hier uitoefende. Daarnaast zal ik ten slotte de strategie analyseren en onderzoeken wat de invloed van het stoomschip hierop was. Hier zal ik het doel van de gehele veldtocht en de rol van het stoomschip in perspectief plaatsen en zo bepalen in hoeverre dit de uitkomst beïnvloedde. Dit zorgt ervoor dat ik uiteindelijk een uitspraak kan doen op technisch, tactisch en strategisch niveau.

Aanloop

Veel historici die zich over de Opiumoorlog hebben uitgelaten, menen dat de kern van het conflict bij het Britse verlangen ligt om meer invloed te verwerven op de Chinese markt. Voor de oorlog hadden de Britten slechts het recht om te handelen in één specifieke stad, Guangzhou. Ze mochten hier van oktober tot januari handeldrijven en waren onderworpen aan een reeks keuringen, tariefmuren en belastingen. De Britse ondernemers hadden bovendien specifiek aangewezen handelsplekken en genoten weinig bewegingsruimte. Pogingen om hier een oplossing voor te vinden vonden geen gehoor bij de Chinese autoriteiten, aldus de Engelsen zelf.61 Het Britse verlangen om meer handel te drijven met China kan gezien worden

als een indirecte reden. De directe reden was de Chinese blokkade van de Engelse opiumsmokkelaars in Guangzhou.

Deze opiumhandel was reeds een halve eeuw bezig en geïnitieerd vanuit de Engelse Oost-Indische Compagnie. Het was een zeer lucratieve handel vanwege de verslavende werking van opium. Het was dusdanig verslavend dat de Chinese Keizer, Jiaqing van de

Qing-dynastie (1760-1820) in 1796 besloot de handel op opium in de ban te doen.62 De

Compagnie schortte hierop haar opiumhandel officieel op, maar bleef ondertussen privéondernemingen steunen. Deze ondernemers wisten in de eerste twintig jaar van de negentiende eeuw ruim 4500 kisten met opium het land in te smokkelen. Maatregelen 61 D. C. Wright, The History of China (Westport 2001) 105-107.

(29)

hiertegen werkten slecht of helemaal niet en tussen 1820 en 1830 groeide de handel met bijna 400%. Aan het begin van de Opiumoorlog was dit aantal opgelopen tot bijna 40.000 kisten per jaar. De opiumhandel was voor de Britten de ommekeer in de handel met China waar ze lang op gehoopt hadden. Door de opiumhandel stroomde er nu geld uit China in plaats van ernaartoe. Men kon eindelijk exporteren.63

In 1838 was de Engelse invoer van opium een dusdanig groot probleem geworden voor de Chinese regering dat de roep om een krachtig antwoord steeds groter werd. Er dienden zich twee oplossingen aan: opiumhandel legaal maken en hierop belasting heffen. De tweede oplossing was een totale drooglegging. Men koos voor de tweede optie. In 1838 werd een hoge ambtenaar Lin Zexu (1785-1850) aangesteld om in Guangzhou de opiumhandel aan te pakken.64 Zijn maatregelen betroffen het zwaar bestraffen van opiumhandelaars en het

ondersteunen van verslaafden zodat de markt langzaam zou verdwijnen. De actie die uiteindelijk leidde tot de Eerste Opiumoorlog, was de eis aan de Britse handelaren om al hun opium, opgeslagen in hun handelshuizen, in te leveren. Voor een deel waren deze voorraden eigendom van Charles Elliot (1801-1875), een Britse marineofficier en de latere stichter van de Britse kolonie Hongkong. Elliot besloot geen gehoor te geven aan Lins ultimatum, wat leidde tot een blokkade van de Engelse handelshuizen. Toen Elliot zich noodgedwongen overgaf, verklaarde hij dat hij het opium overdroeg aan koningin Victoria en stelde dat het vanaf dan haar persoonlijke bezit was. De inbeslagneming van wat privégoederen van een officier was geen reden tot vergelding, het innemen van eigendom van de Britse monarchie echter wel. Elliot stuurde dan ook vlak nadat hij zich overgaf een brief naar de Britse regering om verslag te doen van deze zijns inziens schandelijke daad. Dit leidde ertoe dat de Britse regering besloot een expeditieleger naar China te sturen om deze schande recht te zetten.65 Conflict

Terwijl in 1839 het expeditieleger op weg was, liepen de spanningen in Guangzhou steeds hoger op. Er vonden verschillende schermutselingen plaats tussen Engelse smokkelaars en Chinese ordehandhavers, waarbij Chinese doden vielen. Naarmate de sfeer grimmiger werd trokken steeds meer Engelse inwoners zich terug op het eiland Hongkong, waar het veiliger was en waar Engelse schepen gestationeerd waren, onder andere het schip van Elliot, de

H.M.S. Melville. Lin Zexu riep daarom de inwoners van Hongkong op om de Engelsen met 63 M. Dillon, China, A Modern History (New York 2010) 42-44 en B. Inglis, The Opium War (London 1976) 77-90.

64 P. Ward Fay, The Opium War, 1840-1842 (North Carolina 1975) 140-150.

(30)

geweld van de kust te weren. Toen kapitein Elliot dit nieuws ontving, maakte hij gebruik van de nabijgelegen vloot, onder leiding van kapitein Henry Smith (1803-1887), om de ingang van de rivierdelta naar Guangzhou te blokkeren. Dit zou leiden tot het eerste conflict in de Opiumoorlog. 66

Op 3 november 1839 voeren 29 gewapende Chinese jonks, relatief kleine schepen met beperkt geschut, in de richting Hongkong en naar de twee Engelse schepen die de blokkade in stand hielden, de korvetten H.M.S. Volage en de H.M.S. Hyacinth. Het waren grote zeilschepen van zo’n 33 meter lang en tien meter breed, bewapend met zestien 32-ponders, een typisch marinekanon uit die tijd vernoemd naar het gewicht van het projectiel dat hij afvuurde, namelijk 32 pound ofwel veertien kilo.67 Hoewel de Chinese oorlogsvloot veruit in

de meerderheid was, waren de korvetten superieur bewapend en ondanks hun grootte zeer wendbaar.

Kapitein Smith ervoer de komst van de Chinese oorlogsvloot, getooid met rode vlagen, als bedreigend en besloot zijn schepen via stuurboord langs de vijandelijke vloot te manoeuvreren en het vuur te openen. Dit bleek succesvol: één jonk werd getroffen in zijn arsenaal en explodeerde terwijl een tweede fataal geraakt werd en zonk. De Chinese vloot kon niet veel terugdoen want deze was ineffectief opgesteld: de vijf best bewapende jonks vuurden niet terug doordat het schootsveld door hun eigen schepen geblokkeerd werd. Daarnaast konden de korvetten sneller manoeuvreren en hadden ze een langer schootsveld. Nadat Smith de schepen liet keren en ditmaal van de andere zijde een salvo afvuurde, zonken er nog eens twee Chinese schepen en raakte het Chinese vlaggenschip van kapitein Kuan Tienpie zwaar beschadigd. De Chinese vloot sloeg na al deze verliezen op de vlucht. Aan Engelse zijde had alleen de H.M.S. Volage een treffer te verduren gekregen. Een 5-pounder had lichte schade aan één van de masten aangericht.68

De Engelsen beschouwden dit als een technische en tactische overwinning, daar goede manoeuvres en superieur wapentuig geleid hadden tot een zege. Volgens de memoires van de Chinese geleerde Wei Yuan (1794-1857), die leefde in Guangzhou en diende onder Lin, kwam de vloot echter met vreedzame bedoelingen. De rode vlaggen die de Chinese schepen droegen, waren volgens Wei Yuan het equivalent van de Europese witte vlag. De vloot zou daarom in verkeerde slagorde opgesteld zijn en niet goed voorbereid zijn geweest op een

66 Dillon, China, 51 en J. Ouchterlony, Chinese War: An Account of all the Operations of the British Forces from the Commencement to the Treaty of Nanking (London 1844) 20.

67 R. Winfield en D. Lyon, The sailing navy list: all the ships of the Royal Navy, built, purchased and captured, 1688-1860 (London 2003) 118.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bevorderen van kennis en gebruik van onder- zoek bij politici en ambtenaren zou volgens de top- functionarissen onder meer als volgt kunnen verlo- pen: 'Een minister moet

1 De Centrale Raad van beroep stak een stokje voor deze ‘innovatieve’ praktijk, omdat de daarvoor vereiste wettelijke basis ontbreekt.. 2 De Raad trekt daarbij een vergelijking met

[r]

De toepassing van de rechten van de patiënt op het medische onderzoek in private verzekeringen. Recht op

In de eerste twee bijdragen gaan Cyrille Fijnaut en Jan Wouters in op de crises waarmee de Europese Unie momenteel wordt geconfronteerd en op

Behoudens uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt,

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Met behulp van figuur 4 zouden we vanuit dagvlinderoogpunt kunnen voor- stellen dat gebieden die gelegen zijn in de bijzonder waardevolle en zeer waardevolle uurhokken,