• No results found

Gedrukt voor de anonieme markt? Een boekwetenschappelijk onderzoek naar het publiek van gedrukte Nederlandstalige getijdenboeken in de vijftiende eeuw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gedrukt voor de anonieme markt? Een boekwetenschappelijk onderzoek naar het publiek van gedrukte Nederlandstalige getijdenboeken in de vijftiende eeuw"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gedrukt voor de anonieme markt?

Een boekwetenschappelijk onderzoek naar het publiek van

gedrukte Nederlandstalige getijdenboeken in de vijftiende eeuw

Masterscriptie Kunst- en cultuurwetenschappen, Boekwetenschap en handschriftenkunde

Lauren Leenders

Studentnummer: 10663398 September 2018

Begeleider: Jos Biemans

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Inleiding p. 4

Hoofdstuk 1: p. 12

De uitgevers-drukkers van Nederlandstalige getijdenboeken en hun drukken

1.1 De uitgevers-drukkers van Nederlandse getijdenboeken p. 12

1.2 De inhoud van de edities p. 19

1.3 De vormgeving van de edities p. 27

Hoofdstuk 2:

Drukkersmerken en decoratie p. 38

2.1 Drukkersmerken p. 39

2.2 Houtsneden in standaardgetijdenboeken p. 41

2.3 Houtsneden in getijdenboeken met een afwijkende inhoud p. 49

2.4 Metaalsneden p. 52

2.5 Randen p. 57

Hoofdstuk 3:

Specifieke invulling van bepaalde onderdelen p. 61

3.1 De kalenders p. 61 3.2 De litanieën p. 69 3.3 De gebeden p. 76 Conclusie p. 87 Literatuurlijst p. 93 Bijlagen p. 98

(4)

Inleiding

Het einde van de vijftiende eeuw staat in het teken van verandering. Niet alleen wordt er dan gesproken van de overgang van de Middeleeuwen naar de Renaissance, maar ook het boek is dan aan verandering onderhevig. Na de uitvinding van de drukpers halverwege de vijftiende eeuw was het ineens mogelijk om een veelvoud van dezelfde tekst op grote schaal te verspreiden. Daarom moet de kunst van het drukken met losse letters worden gezien als iets dat heeft bijgedragen aan de overgang van de ene tijd naar de andere. Tijdens de beginjaren van de boekdrukkunst was het gedrukte boek nauwelijks van het geschreven boek te onderscheiden, want de vorm bleef gelijk. Dit kwam doordat drukkers de uiterlijke en innerlijke vorm van de handschriften als voorbeeld gebruikten. Dit deden zij omdat het publiek boeken wenste waaraan men gewend was. Daarnaast was de hulp van rubricators, 1

verluchters en binders, net als bij het handgeschreven boek, ook tijdens de beginjaren van de drukpers nodig om van een gedrukte tekst een volledig boek te maken. Het drukken van boeken werd toen ook artificialiter scribere (kunstmatig schrijven) genoemd. Ook de doelgroep van de drukkers was in de eerste instantie hetzelfde als die van handschriften: geleerden en boekenliefhebbers. 2

Het produceren van drukken was niettemin een ander verhaal dan het kopiëren van een tekst en daar kwamen risico’s bij kijken die voor kopiisten of schrijvers van handschriften niet aan de orde waren. Voor hen was het namelijk gewoon om op bestelling te werken, maar bij drukkers ging dat anders. Waar een kopiist van handschriften over relatief weinig hoefde te beschikken om te schrijven (een geschikte tafel, pen, perkament of papier en inkt), had een drukker onder andere een drukpers, loden letters, een grote papiervoorraad en mensen in dienst nodig om een gedrukte tekst te zetten en te drukken. Vooral de hoeveelheid papier die nodig was voor het drukken van een editie was erg kostbaar. De 3

keuze van de tekst zelf was daarnaast ook van groot belang. Om geld aan het drukken te verdienen moest namelijk een groot aantal boeken worden gedrukt, dat vervolgens ook moest worden verkocht. De investeringen die voor het drukken nodig waren, hebben

J.A.A.M. Biemans, ‘Handschrift en druk in de Nederlanden rond 1500’ in: H. Pleij en J. Reynaert (red.), 1

Geschreven en gedrukt. Boekproductie van handschrift naar druk in de overgang van Middeleeuwen naar moderne tijd (Gent 2004) p. 19-46, 21.

A.M.W. As-Vijvers, ‘Machinaal schrijven’ in: A. Korteweg en A.M. As-Vijvers (red.) Zuid-Nederlandse 2

miniatuurkunst (Zwolle 2018) p. 320-327, 322.

P. Obbema, De middeleeuwen in handen. Over de boekcultuur in de late middeleeuwen (Hilversum 1996) 3

(5)

ervoor gezorgd dat veel drukkers het hoofd niet boven water wisten te houden en failliet zijn gegaan. Niet iedereen was de eerste decennia na de uitvinding van de drukpers 4

overtuigd van het nieuwe boek. Het handgeschreven en het gedrukte boek bestonden naast elkaar en duurde het nog even voor het gedrukte boek de standaard werd. Vorsten en andere welgestelden lieten namelijk ook in die tijd nog steeds veel handgeschreven boeken maken en dat gold zeker voor een bijzonder type boek, het getijdenboek. 5

Getijdenboeken waren voor de uitvinding van de drukpers al ontzettend populair - er wordt niet voor niets vaak naar het genre gerefereerd als de bestseller van de 15e eeuw - en nadat het drukken met losse letters was uitgevonden bleef dat zo. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel drukkers ervoor hebben kozen om deze graag geziene boeken te gaan drukken. Getijdenboeken zijn in de dertiende eeuw ontstaan als boeken voor privé-devotie voor leken. De getijden of horae zijn ontleend aan het Latijnse breviarium (brevier) waaruit priesters elke dag een deel moesten lezen en overdenken. Net als geestelijken konden leken zich met de vereenvoudigde teksten in hun getijdenboek meerdere malen per dag tot God richtten. In de middeleeuwen werd een dag volgens de kerk namelijk onderverdeeld in acht canonieke uren. De dag was onderverdeeld in gebedsuren die metten, lauden, priem, terts, sext, noon, vespers en completen worden genoemd. Voordat getijdenboeken bestonden, kon men gebedenboeken laten maken waaraan soms een onderdeel van het brevier kon worden toegevoegd: de Mariagetijden. Vanaf de dertiende eeuw maakten gebedenboeken en getijdenboeken een aparte ontwikkeling door. Getijdenboeken bevatten vaak ook gebeden, maar ze bestaan 6

hoofdzakelijk uit getijden, met de Mariagetijden voorop. Later werden ook andere onderdelen uit het brevier overgenomen en aan de getijdenboeken toegevoegd, zoals een kalender, boetpsalmen, litanie, vigilie en suffragiën. Ook de getijden van de Heilige Geest, de getijden van het Heilige Kruis en passages uit (een van) de evangeliën komen vaak in getijdenboeken voor.

In de Noordelijke Nederlanden vanaf de veertiende eeuw waren de getijdenboeken aan verandering onderhevig. Daar werden getijdenboeken ook in de volkstaal in plaats van het Latijn geschreven, wat in de rest van Europa nog niet aan de orde was. Vanaf de twaalfde

H. Pleij, ‘De betekenis van de beginnende drukpers voor de ontwikkeling van de Nederlandse literatuur in 4

Noord en Zuid’ in: Spektator 21 (1992) p. 227-263, 243.

J. Harthan, Books of hours and their owners (Londen 1977) p.169. 5

Harthan, Books of hours, p. 13. 6

(6)

eeuw werden bepaalde boeken al wel in de volkstaal geschreven, maar voor boeken over wetenschap en theologie werd alleen Latijn gebruikt. Geert Grote (1340-1384), de 7

grondlegger van de Moderne Devotie, bewerkte en vertaalde horae van het Latijn naar het Nederlands. In eerste instantie waren de Nederlandstalige getijdenboeken bedoeld voor aanhangers van de Moderne Devotie: de broeders en zusters van het Gemene Leven. Zij leefden samen in groepen zoals dat ook in kloosters werd gedaan en wilden hun leven wijden aan het dienen van God, zonder aan de kerk en een kloosterorde verbonden te zijn. Broeders des Gemene Levens schreven getijdenboeken voor eigen gebruik of voor andere aanhangers van de Moderne Devotie en vervaardigden soms exemplaren in opdracht. Geert Grote vertaalde de boeken niet letterlijk naar de volkstaal, maar hij herschreef de teksten waar nodig om voor de lezer de echte betekenis van de tekst duidelijk te maken. 8

Daarnaast heeft hij een nieuw onderdeel aan de getijdenboeken toegevoegd: de getijden van de Eeuwige Wijsheid. Deze getijden zijn geïnspireerd op het werk van Hendrik Suso (1295-1366), een Duitse mysticus die ook wel de ‘dienaar van de eeuwige wijsheid’ werd genoemd. Deze tekst is in eerste instantie alleen in Noord-Nederlandse getijdenboeken te 9

vinden, maar er zijn ook getijdenboeken uit Noord-Duitsland en de Nederlands-Duitse grensstreek bekend waarin de getijden van de Eeuwige Wijsheid zijn opgenomen. Deze teksten zijn hoogstwaarschijnlijk gebaseerd op Grote’s Middelnederlandse vertaling of op zijn voorbeeld geïnspireerd. 10

Getijdenboeken bleven tot ver in de zestiende eeuw populair. Waar de handgeschreven boeken vaak voor de broeders en zusters des Gemene Levens werden gemaakt, of in opdracht van vorsten, de adel en andere welgestelden, kwamen gedrukte getijdenboeken door de komst van de drukpers ook in het bereik van mensen die geen handschriften konden betalen. Nederlandse drukkers van getijdenboeken kozen er vaker voor om deze boeken in de volkstaal te drukken in plaats van in het Latijn: tot 1501 zijn er in het huidige

P. Wackers, ‘Latinitas en Middelnederlandse letterkunde’, in: P. Wackers e.a., Verraders en 7

bruggenbouwers. Verkenningen naar de relatie tussen Latinitas en Middelnederlandse letterkunde

(Amsterdam 1995) p. 13.

R. van Dijk, ‘Methodologische kanttekeningen bij het onderzoek van getijdenboeken’ in: Th. Mertens e.a. 8

(red.) Boeken voor de eeuwigheid. Middelnederlands geestelijk proza. Nederlandse literatuur en cultuur in

de Middeleeuwen (Amsterdam 1993) p. 210-229, 216.

W. Moll, ‘Geert Groote’s Dietsche vertalingen, geschreven en toegelicht door W. Moll’ in: Letterkundige 9

verhandelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Afdeling Letterkunde 13 (Amsterdam 1880)

p. 28.

A.G. Weiler, Getijden van de Eeuwige Wijsheid naar de vertaling van Geert Grote (Baarn 1984) p. 37. 10

(7)

Nederland zeventien edities in de volkstaal uitgegeven tegenover negen in het Latijn. 11

Door de grote bekendheid en verspreiding van het werk Geert Grote in Nederland was de vraag naar getijdenboeken in de volkstaal groter dan naar deze boeken in het Latijn. Dat wil niet zeggen dat boeken in het algemeen vaker in de volkstaal werden gedrukt. In Nederland werd er namelijk ongeveer drie keer zoveel in het Latijn gedrukt in plaats van in de volkstaal. Hetzelfde is te zien bij boeken gedrukt in het huidige België en Frankrijk. Voor die landen geldt daarnaast ook dat getijdenboeken vaker in het Latijn dan in de volkstaal werden gedrukt. De reden hiervoor is dat Latijnse boeken niet aan een taalgrens gebonden waren en dus ook naar andere landen konden worden geëxporteerd. Drukken uit de Nederlanden werden met name via boekhandelaren en agenten van uitgeverijen verkocht op beurzen en verkoopcentra in Antwerpen, Frankfurt en Lyon. In België zijn in 12

de vijftiende eeuw veertien Latijnse getijdenboeken geproduceerd en tien Nederlandse. 13

Met het oog op de specifieke doelgroep van Nederlandstalige drukken is het bijzonder dat er in Frankrijk ook drie getijdenboeken in het Nederlands zijn gedrukt. 14

Geschreven getijdenboeken konden natuurlijk gemakkelijk worden aangepast aan de wensen van de koper, maar voor drukkers-uitgevers die zich richtten op een anonieme markt was het een ander verhaal. De persoonlijk getinte samenstelling van de boeken is dan ook de reden dat getijdenboeken waarschijnlijk in een kleine oplage werden gedrukt. 15

In geschreven getijdenboeken kon de opdrachtgever immers zelf kiezen welke getijden en andere onderdelen er in zijn getijdenboek moesten komen. Daarnaast kon hij ook beslissen tot welke heiligen een gebed moest worden opgenomen. Met name in getijdenboeken vervaardigd in de Nederlanden is veel variatie te zien in de heiligen tot wie gebeden zijn opgenomen. Voor de litanieën geldt dat er in het algemeen dezelfde heiligen in werden 16

opgenomen, maar dat de volgorde van de heiligen per bisdom, stad of regio kon Zoekresultaten ISTC (www.bl.uk/catalogues/istc/index.html), trefwoorden: Horae AND place:NL AND 11

language:dut en: Horae AND place:NL AND language:lat, geraadpleegd 09-05-2018. Obbema, De middeleeuwen in handen, p. 34.

12

Zoekresultaten ISTC (www.bl.uk/catalogues/istc/index.html), trefwoorden: Horae AND place:BE AND 13

language:lat en: Horae AND place:BE AND language:dut, geraadpleegd 09-05-2018.

Zoekresultaten ISTC (www.bl.uk/catalogues/istc/index.html), trefwoorden: Horae AND place:FR AND 14

language:dut, geraadpleegd 09-05-2018.

J.W. Klein, ‘Ghescreven ofte gheprent. Aspecten van de (Goudse) middeleeuwse boekproductie’ in: H. Pleij 15

en J. Reynaert (red.), Geschreven en gedrukt. Boekproductie van handschrift naar druk in de overgang van

Middeleeuwen naar moderne tijd (Gent 2004) p. 67-84, 78.

L.M.J. Delaissé, ‘The Importance of Books of Hours for the History of the Medieval Book’ in: U.E. 16

McCracken, L.M.C. Randall en R.H. Randall Jr. (red.), Gatherings in Honor of Dorothy E. Miner (Baltimore 1974) p. 203-225, 204.

(8)

verschillen. De woonplaats van de opdrachtgever of de plaats waar hij zijn boek liet maken kon dan invloed hebben op de litanie. Bij getijdenboeken voor gebruikers van een bepaald klooster kon de ordestichter of de patroon van het klooster een bijzondere plek in de litanie innemen. Ook de invulling van de kalenders konden per bisdom, regio of stad variëren. De heiligen die in de kalender zijn opgenomen kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën: heiligen die algemeen, in een bepaald bisdom, of in een bepaalde streek of plaats moesten worden vereerd. Onderzoek naar een kalender kan dan inzicht geven over de plaats of regio waar de opdrachtgever woonachtig was of, in het geval van gedrukte getijdenboeken, het taalgebied of de regio waarop de drukker-uitgever zijn boek heeft gericht. Hetzelfde geldt voor de heiligen die in de litanie worden genoemd of de heiligen tot wie een gebed is opgenomen in de suffragiën. In deze onderdelen van getijdenboeken is dan ook de meeste variatie te zien. Daarnaast kon de eigenaar het boek zo mooi en uitbundig laten decoreren als zijn portefeuille toestond. Boeken werden daarom ook gezien als statussymbool: hoe mooier en rijker het boek was versierd, hoe belangrijker de eigenaar was. Voor welgestelde liefhebbers van getijdenboeken geldt dan ook dat zij geen 17

genoegen namen met een gedrukt massaproduct, maar dat zij hun boeken vaak nog met de hand lieten maken. Eigenaren van gedrukte getijdenboeken maakten hun boeken persoonlijker door het te laten decoreren of andere elementen aan de boeken toe te voegen. 18

Probleemstelling en deelvragen

Dit onderzoek spitst zich toe op Nederlandstalige getijdenboeken die vóór 1501 zijn gedrukt. Boeken die in deze periode zijn gedrukt worden wiegendrukken ofwel incunabelen genoemd. Deze periode wordt gezien als de beginperiode van de boekdrukkunst en is daarom erg interessant voor onderzoek. Zoals hierboven is besproken moesten drukkers-uitgevers met bepaalde onderdelen en elementen rekening houden met het drukken van getijdenboeken. De kalender, litanie en suffragiën waren namelijk op een bepaalde doelgroep gericht. Ook moesten drukkers keuzes maken wat betreft de inhoud en vormgeving van het boek en de decoratie of de ruimte die daarvoor werd overgelaten om die door de eigenaar te laten toevoegen. Al deze overwegingen over de vorm en inhoud van gedrukte getijdenboeken zijn met een bepaald soort lezer in het achterhoofd gemaakt.

Klein, Ghescreven ofte gheprent, p. 78. 17

As-Vijvers, Machinaal schrijven, p. 323. 18

(9)

Hoofdvraag

In hoeverre richtten drukkers-uitgevers van Nederlandstalige getijdenboeken, gedrukt voor 1501, hun werk op een specifiek publiek? Om deze vraag te beantwoorden moet er in de eerste plaats worden gekeken naar wie de drukkers van Nederlandse getijdenboeken waren, de inhoud van hun drukken en de manier waarop ze hun drukken hebben vormgegeven. Daarnaast wordt er ook gekeken of de drukkers hun werk hebben gedecoreerd of juist ruimte hebben overgelaten voor de eigenaar om dat zelf te (laten) doen. Tot slot worden drie specifieke onderdelen van getijdenboeken onderzocht die kunnen helpen met het achterhalen van het geografische publiek waarop de edities waren gericht: de kalender, litanie en gebeden tot specifieke heiligen.

Verantwoording

Er is al veel onderzoek gedaan naar zowel geschreven als gedrukte getijdenboeken, maar daar wordt vaak naar één handschrift of editie gekeken. Bij onderzoek naar meerdere handschriften of edities wordt vaak één aspect van de boeken uitgelicht, bijvoorbeeld de verluchting of de gebruikte houtsneden en worden andere onderdelen oppervlakkig beschreven of overgeslagen. Daarnaast is er weinig aandacht aan de vormgeving van de boeken geschonken, een onderdeel dat juist erg belangrijk is voor het uiterlijk van een boek. In dit onderzoek worden de belangrijkste aspecten van gedrukte getijdenboeken in 19

het Nederlands tot 1501 grondig beschreven en met elkaar vergeleken.

Het is niet met zekerheid te zeggen hoeveel Nederlandstalige getijdenboeken zijn gedrukt. Ongetwijfeld zullen dit er veel meer geweest zijn dan de edities die nu zijn overgeleverd. Een deel van de edities zal verloren zijn gegaan, onbekend zijn bij gespecialiseerde onderzoekers omdat zij zich in privé-bezit bevinden, of (nog) niet zijn teruggevonden. Volgens de Incunabula Short Title Catalogue (hierna: ISTC) zijn dertig Nederlandstalige getijdenboeken bekend die voor 1501 zijn gedrukt. Het liefst zou ik al deze 20

getijdenboeken hebben onderzocht, maar gezien een aantal exemplaren van deze edities alleen in het buitenland te raadplegen zijn of verloren zijn gegaan, heb ik een helaas wat kleiner corpus kunnen samenstellen van negentien edities. In tabel 1.0 is een schematisch overzicht te vinden met algemene informatie over de drukken. Ook is daar opgenomen op welke manier er in dit onderzoek naar de drukken wordt verwezen. Rechte haken geven

Delaissé, The Importance of Books of Hours, p 212. 19

Zoekresultaten ISTC (www.bl.uk/catalogues/istc/index.html), trefwoorden: Horae AND language:dut, 20

(10)

aan dat de drukker deze informatie niet zelf in de editie heeft gedrukt in de vorm van een colofon, maar dat onderzoek de editie aan een bepaalde drukker heeft toegewezen. Hetzelfde geldt voor de rechte haken bij de plaatsen en jaren. De verwijzingen wijzen op het nummer waaronder de editie bekend is. Een ILC-nummer staat voor de nummer die een specifieke editie in het onderzoek van Gerard van Thienen heeft gekregen in Incunabula printed in the Low Countries . Aangezien het onderzoek van Van Thienen 21

zich op drukken uit de Nederlanden heeft gericht, worden de Parijse drukken aangeduid met een GW-nummer: het nummer dat de editie in de Gesamtkatalog der Wiegendrucke 22

heeft gekregen.

Het uiteindelijke corpus bestaat dus uit negentien gedrukte getijdenboeken in het Middelnederlands. Deze edities zijn gedrukt door twaalf verschillende drukkers. Van deze drukkers zijn er tien afkomstig uit de Nederlanden (Delft, Leiden, Gouda, Den Hem, Brussel, Hasselt en Antwerpen) en twee uit Parijs. De getijdenboeken zijn op verschillende onderdelen onderzocht. Er is gekeken naar de drukkers zelf en naar de inhoud en vormgeving van de drukken. In het eerste hoofdstuk geef ik een schets van de situatie van de drukkers-uitgevers van getijdenboeken die tot 1501 actief waren in de Nederlanden. Ik ga ook kort in op de situatie in Parijs en dan met name op de drukkers-uitgevers Wolfgang Hopyl en Thielman Kerver. Daarnaast laat ik zien hoe de drukkers hun getijdenboeken hebben vormgegeven. Ik besteed aandacht aan het materiaal waarop is gedrukt, de verschillende drukgangen en de verschillende typografische keuzes die de drukkers in dat opzicht hebben gemaakt. Daar zal ook bijzondere aandacht worden gegeven aan de inhoud van de drukken en de onderlinge verschillen tussen de edities. Daarnaast wordt dieper ingegaan op de ruimte die door sommige drukkers voor de kopers is overgelaten om hun exemplaar naar eigen voorkeur in te delen. In het tweede hoofdstuk wordt besproken hoe een aantal drukkers-uitgevers de drukken hebben gedecoreerd en wat voor voorstellingen er zijn gebruikt om verschillende onderdelen van de druk te decoreren. In het derde hoofdstuk is gekeken naar de aanwezigheid en de volgorde van de heiligen in de kalenders en litanieën van de drukken. Daarnaast is er bijzondere aandacht voor de gebeden tot specifieke heiligen die in de edities te vinden zijn. Met dit onderzoek hoop ik een beeld te geven van de keuzes die drukkers hebben gemaakt wat betreft de inhoud, het uiterlijk en de doelgroep van gedrukte getijdenboeken in het Nederlands tot 1501.

G. van Thienen en J. Goldfinch, Incunabula Printed in the Low Countries. A Census (Nieuwkoop 1999). 21

Staatsbibliotheek Berlijn, ‘Gesamtkatalog der Wiegendrucke / Inkunabelsammlung’ (versie 28 mei 2018), 22

(11)
(12)

Hoofdstuk 1: De uitgevers-drukkers van Nederlandstalige getijdenboeken en hun edities

In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de uitgevers-drukkers van Nederlandstalige getijdenboeken in de vijftiende eeuw en de edities die zij hebben gemaakt. Door vast te stellen wie de drukkers van de getijdenboeken waren, waar ze actief waren en wat ze nog meer drukten, kan er een beeld worden geschetst van het publiek waarop zij zich richtten. In de eerste paragraaf worden de drukkers per regio besproken. In de paragrafen die daarop volgen wordt er gekeken naar de edities zelf. De inhoud van de edities wordt in de tweede paragraaf besproken en de manier waarop de edities zijn vormgegeven in de laatste paragraaf.

1.1 De uitgevers-drukkers van Nederlandstalige getijdenboeken

Drukkers in de Noordelijke Nederlanden

Het is niet ongewoon voor kloosterlingen om zich met het produceren van boeken bezig te houden. Voor het laten maken van handschriften kon men namelijk als eerste bij monniken terecht. In de loop der tijd begonnen ook leken zich met het schrijven van boeken bezig te houden. Voor getijdenboeken geldt zelfs dat de meest bijzondere exemplaren buiten de kloostermuren werden gemaakt. Na de uitvinding van de drukpers kon men ook bij kloosterlingen terecht voor gedrukte boeken. De enige bekende kloosterlingen die in de vijftiende eeuw Nederlandstalige getijdenboeken drukten waren de reguliere kanunniken te Den Hem bij Schoonhoven. De kanunniken te Den Hem leefden vanaf 1418/19 volgens de regel van Augustinus, maar dat is niet altijd het geval geweest. In de beginjaren bestond de gemeenschap namelijk uit broeders des Gemenen Levens, aanhangers van de Moderne Devotie. Deze broeders hadden geen kloostergeloften 23

afgelegd, maar sloten zich aan bij de derde regel van Franciscus. Zoals het vaker het geval is bij leefgemeenschappen die onder invloed van de Moderne Devotie zijn ontstaan, hebben de broeders te Den Hem na verloop van tijd wel kloostergeloften afgelegd en zijn zij strengere regels gaan volgen. De kanunniken drukten voornamelijk in het Nederlands: 24

van de tweeëntwintig edities die van deze kanunniken bekend zijn of aan hen zijn

K. Goudriaan, ‘Een kroniekje van het klooster Sint-Michiel-in-Den-Hem’ in: Het klooster Sint Michiel in 23

Den Hem buiten Schoonhoven. Historische Encyclopedie Krimpenerwaard (1995), p. 7-17, 9.

Goudriaan, Een kroniekje van het klooster Sint-Michiel-in-Den-Hem, p. 9. 24

(13)

toegeschreven, zijn er dertien in het Nederlands gedrukt en negen in het Latijn. De 25

Latijnse drukken zijn voornamelijk liturgische teksten, waaronder drie brevieren. De reguliere kanunniken drukten vier getijdenboeken in het Latijn en twee in het Nederlands (ILC 1236 en 1241), die waarschijnlijk voor eigen gebruik zijn gedrukt. De andere 26

Nederlandstalige edities zijn ook devote teksten, waaronder meditatieve teksten en werken over het leven van Christus.

De Collaciebroeders te Gouda hebben er niet voor gekozen om kloostergeloften af te leggen zoals de reguliere kanunniken, maar zijn aanhangers van de beweging van Geert Grote gebleven: de Moderne Devotie. De Collaciebroeders beheersten meerdere aspecten van het boekenvak en onderhielden zichzelf door het drukken, decoreren en binden van devote boeken. Uit de vijftiende eeuw zijn er twee getijdenboeken van hun persen bekend (ILC 27

1219 en 1248), beide gedrukt in 1496. Een van deze edities (ILC 1248) is een nadruk van een getijdenboek van Gerard Leeu uit 1483 , de drukker die later in deze paragraaf wordt 28

besproken. De broeders drukten voornamelijk in het Nederlands, maar een aanzienlijk deel hebben zij in het Latijn uitgebracht: van de tweeëntwintig drukken die van de Collaciebroeders bekend zijn (of aan hen zijn toegeschreven) zijn er dertien in het Latijn. Mogelijk hebben ze ook een aantal Engelse drukken op hun naam staan. In het corpus van de drukkers zijn vooral devote boeken te zien, maar er is ook een aantal edities van hen bekend die zij voor de overheid en scholen hebben gedrukt. 29

De Leidse drukker Hugo Janszoon van Woerden heeft de meeste Nederlandstalige getijdenboeken op zijn naam staan. Vier van zijn getijdenboeken zullen worden besproken (ILC 1232, 1233, 1237 en 1244). Naast deze edities heeft hij nog twee andere

Zoekresultaten ISTC (www.bl.uk/catalogues/istc/index.html), trefwoorden: Canonici Regulares AND Den 25

Hem, geraadpleegd 20-07-2018.

K. Goudriaan, ‘De drukpers van Den Hem: een bijdrage’ in: Het klooster Sint Michiel in Den Hem buiten 26

Schoonhoven. Historische Encyclopedie Krimpenerwaard (1995), p. 114-144, 128.

De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden. Tentoonstellingscatalogus van de 27

Koninklijke Bibliotheek Albert I (Brussel 1973) p. 442.

A. Dlabačová, ‘Religious Practice and Experimental Book Production. Text and Image in an Alternative 28

Layman’s ‘Book of Hours’ in Print and Manuscript’ in: Journal of Historians of Netherlandish Art 9:2 (2017), p. 4-5 (https://jhna.org/wp-content/uploads/2017/10/JHNA_9.2_Dlabacova.pdf), geraadpleegd op 18-06-2018).

De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden, p. 442. 29

(14)

getijdenboeken in het Nederlands gedrukt. Hugo Janszoon was een betrekkelijk kleine 30

producent van drukken die voornamelijk devote boeken op zijn naam heeft staan. Hij drukte hoofdzakelijk in het Nederlands: zesendertig van de negenendertig edities die van hem bekend zijn, zijn gedrukt in het Nederlands. Hugo Janszoon begon zijn loopbaan als drukker met zetsel en houtsneden die hij van Jacob Bellaert heeft overgenomen. Deze houtsneden zullen in hoofdstuk 2 worden besproken.

De werken van de Delftse drukkers Jacob Jacobszoon van der Meer en Christiaen Snellaert zijn soms lastig van elkaar te onderscheiden. De drukkers maakten gebruik van haast niet te onderscheiden typografisch materiaal en waren niet consequent in het toevoegen van colofons of drukkersmerken. Daarnaast drukte Henrick Eckert van Homberch ook met materiaal van Snellaert en daarnaast ook met zijn drukkersmerk. Een colofon waarin alleen is genoemd dat een boek in Delft is gedrukt, is dan lastig aan één van deze drukkers toe te schrijven. Van veel Delftse edities uit de vijftiende eeuw is dan ook niet bekend 31

door welk van deze drukkers het is gedrukt. Met behulp van het colofon is wel vast te stellen dat Eckert van Homberch twee Nederlandstalige getijdenboeken op zijn naam heeft staan. Daarnaast is Van der Meer ook verantwoordelijk voor twee Nederlandse 32

getijdenboeken (ILC 1223 en 1225), waarvan er één aan hem is toegeschreven (ILC 1223) en Snellaert voor één editie (ILC 1228). De Delftse drukkers drukten vooral in de volkstaal, maar ongeveer een derde van hun corpus bestaat uit Latijnse edities.

Peregrinus Barmentlo was in het Noord Nederlandse Hasselt van de vijftiende eeuw de enige bekende drukker. Het is de vraag of de naam waarmee hij drukte zijn echte naam was. Peregrinus betekent namelijk vreemdeling, reiziger of ‘van elders afkomstig’ in het Latijn. Ook wordt zijn naam vertaald met pelgrim. Het zou een bijnaam van de drukker 33

kunnen zijn geweest die hij aan zijn reis naar Italië heeft overgehouden. In 1476 leerde Barmentlo namelijk het drukkersvak in Italië, waar hij een jaar later zijn eerste editie heeft gedrukt: een gebedenboek in het Latijn. Barmentlo nam Italiaanse drukletters mee,

De enige bekende exemplaren van deze edities bevinden zich in Engeland: Londen, British Library, IA. 30

48450 (ILC 1243), Oxford, Bodleian Library, signatuur onbekend (ILC 1242) en Berlijn, Staatsbibliothek zu Berlin, signatuur onbekend (ILC 1242).

De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden, p. 268 31

De ene editie (ILC 1239) is verloren gegaan en de andere (ILC 1240) bevindt zich in Cambridge, 32

Universiteitsbibliotheek, signatuur onbekend.

Canon van Nederland, ‘Peregrinus van Barmentlo. De boekdrukkunst in Hasselt’, https://www.entoen.nu/ 33

(15)

waarmee hij in Hasselt verder drukte. Van zijn tijd in Hasselt zijn zeven drukken van Barmentlo bekend. Van deze drukken zijn er zes in de volkstaal verschenen, waarvan twee getijdenboeken: één uit 1488 (ILC 1226) en één uit 1490. De andere edities zijn 34

voornamelijk ook devote boeken over het leven van Christus en andere heiligen. In De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden wordt gesteld dat Barmentlo door zijn geringe aantal drukken niet als een beroepsdrukker zou kunnen worden gezien. Hoewel Barmentlo van goede komaf was, zou het namelijk teveel tijd, 35

geld en moeite hebben gekost om een drukkerij op zetten en vervolgens slechts zeven edities te drukken. Dat er nu zeven edities van de drukker bekend zijn, zegt natuurlijk niet dat dit ook het werkelijke aantal edities is die Barmentlo heeft gedrukt. Daarnaast zou het in het laatste kwart van de vijftiende eeuw waarschijnlijk juist teveel tijd, geld en moeite hebben gekost om een drukkerij op te zetten als hobby. Het is niet bekend waarom Barmentlo is gestopt met drukken.

Gerard Leeu is waarschijnlijk de meest bekende vijftiende-eeuwse drukker uit de Nederlanden. Hij begon zijn carrière in Gouda, waar hij als eerste drukker actief was. Drukken deed hij in eerste instantie in de volkstaal, later begon hij ook met het uitgeven van edities in het Latijn. Veel van de drukken die hij in zijn beginjaren heeft uitgebracht, zijn door andere drukkers nagedrukt. Dat is ook wat er is gebeurd bij Leeu’s getijdenboek 36

uit 1483 , dat door zijn broer Claes Leeu en de Collaciebroeders is nagedrukt (ILC 1248). 37 38

Hetzelfde geldt voor het getijdenboek dat Leeu in 1491 op de markt bracht (ILC 1229), dat door Adriaan van Liesvelt (ILC 1234) en Govert Bac (ILC 1230) is nagedrukt. Een 39 40

andere editie van de Collaciebroeders uit 1496 (ILC 1219) vertoont erg veel gelijkenissen met de druk van Leeu en met name de herdruk daarvan van Bac. Leeu heeft na een aantal 41

Zijn druk uit 1490 (ILC 1227) bevindt zich in Londen, British Library, IA.48220. 34

De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden, p. 342. 35

Idem p. 281 36

ILC 1245. Er zijn twee exemplaren van deze editie overgeleverd: Antwerpen, Bibliotheek van het 37

Ruusbroecgenootschap, signatuur onbekend en San Marina California, Huntington Library, signatuur onbekend.

ILC 1247. Het enige bekende exemplaar bevindt zich in Londen, British Library, IA.49933. 38

I. Kok, ‘Een houtsnede in een handschrift’ in: J. Biemans, K. van der Hoek, K. Rudy en E. van der Vlist 39

(red.) Manuscripten en miniaturen. Studies aangeboden aan Anne S. Korteweg bij haar afscheid van de

Koninklijke Bibliotheek (Zutphen 2007), p. 231-242, 239.

I. Kok, Woodcuts in incunabula printed in The Low Countries I (Houten 2013) p. 527. 40

De Collaciebroeders drukten met de houtsneden die Bac voor zijn getijdenboek (ILC 1230) heeft laten 41

(16)

jaar besloten naar Antwerpen te verhuizen en daar zijn zaak voort te zetten. De werkzaamheden die hij daar heeft verricht worden in de volgende paragraaf besproken. Drukkers in de Zuidelijke Nederlanden

In de Zuidelijke Nederlanden begon Leeu zich meer op de internationale markt te richtten en daarom ging hij vooral door met het drukken in het Latijn. De reden van zijn verhuizing zal waarschijnlijk zijn geweest dat het gemakkelijker handel drijven was in Antwerpen dan in Gouda, aangezien dat destijds een belangrijk handelscentrum in de boekenwereld was. Leeu heeft in totaal twaalf getijdenboeken uitgebracht, waarvan acht in het Latijn en drie in de volkstaal. De helft van de Latijnse getijdenboeken hebben de standaardusus Rome, 42

drie waren gericht op gebruik in het bisdom Utrecht en één op het bisdom van Salisbury. Adriaan van Liesvelt was werkzaam in Antwerpen en drukte veelal devote werken. Verder is er weinig over deze drukker bekend. Van Liesvelt drukte veel met materiaal van Gerard Leeu, dat hij na diens dood in bezit heeft gekregen. Een van zijn getijdenboeken (ILC 1234) is een nadruk van Leeu, maar ook veel van de andere drukken van Van Liesvelt hebben veel weg van Leeu’s werk. Dit zou erop kunnen wijzen dat Van Liesvelt een leerling bij Leeu is geweest. Van Liesvelt was geen vreemde als het op het drukken van getijdenboeken 43

aankomt: naast de nadruk van Leeu heeft hij nog twee andere Nederlandstalige en vier (mogelijk vijf) Latijnse getijdenboeken op zijn naam staan. 44

Uit het huwelijkscontract tussen Govert Bac en Katline van der Meere blijkt dat Bac als boekbinder werkzaam was, voordat hij de drukkerij van Mathias van der Goes, de overleden man van Van der Meere, heeft overgenomen. Bac drukte met het zetsel van 45

Van der Goes en zette ook zijn werk voort met het drukken van voornamelijk geestelijke en devote werken. Wat houtsneden betreft keek Bac de kunst af van een andere drukker: Gerard Leeu. Het overgrote deel van de houtsneden die Bac heeft laten maken is

Een editie is tussen 1482 en 1485 gedrukt (ILC 1245) en daarnaast is er nog een getijdenboek van Leeu 42

bekend die tussen 1484 en 1485 is gedrukt (ILC 1246).

De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden, p. 478. 43

Er bestond twijfel over een nu verloren gegane editie met de usus Salisbury die mogelijk ook door Leeu is 44

gedrukt (ILC 1212). Aangezien deze drukkers van dezelfde letters en houtsneden gebruik hebben gemaakt en een (volledig) colofon ontbrak, was niet te achterhalen wie de ware drukker van het werk is. De twee andere Nederlandstalige getijdenboeken zijn in 1494 (ILC 1231) en 1498 (ILC 1238) gedrukt.

De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden, p. 466. 45

(17)

nagemaakt van de houtsneden van Leeu. Slechts een paar zijn origineel. Bac heeft een 46

aantal keer in opdracht gedrukt en van hem is ook bekend dat hij heeft opgetreden als boekhandelaar. De meerderheid van zijn edities drukte hij in het Latijn. Zijn 47

getijdenboeken (ILC 1230 en 1235) drukte hij wel in de volkstaal. Een daarvan (ILC 1230) is een nadruk van een getijdenboek van Leeu.

De broeders des Gemene Levens te Brussel zijn verantwoordelijk voor één Nederlands getijdenboek (ILC 1224). De Brusselse broeders zijn slechts tien jaar actief geweest als drukkers. Het is niet bekend waarom ze met drukken zijn gestopt. De Broeders des 48

Gemene Levens hadden niet de gewoonte om een colofon onder hun werk te drukken: slechts één van hun zesendertig drukken bevat een volledig colofon. Dat maakt dat veel edities aan de broeders zijn toegeschreven. Het getijdenboek is één van de twee edities die in het Nederlands zijn gedrukt. Alle andere edities zijn in het Latijn gedrukt. Naast drukken en schrijven kon men in de vijftiende eeuw ook bij de Brusselse Broeders terecht om boeken te laten verluchten of binden. Het is bekend dat de broeders des Gemene 49

Levens veel in opdracht hebben geschreven of gedrukt voor andere broeders en zusters van dezelfde orde en verschillende lokale kerken. 50

De situatie in Parijs

Thielman Kerver kan worden gezien als een van de voornaamste Parijse drukkers van getijdenboeken in de vijftiende eeuw. Hij was verantwoordelijk voor maar liefst 51

drieëndertig getijdenboeken, waarvan hij er vier samen met een andere Parijse drukker, Georges Wolf, heeft gedrukt. Naast drukker trad hij ook op in de rol van opdrachtgever 52

en werden er ook vijf edities van getijdenboeken voor hem gedrukt. Aan de andere kant drukte Kerver ook veel in opdracht: meer dan de helft van zijn getijdenboeken drukte hij

Kok, Woodcuts in incunabula I, p. 515. 46

De vijfhonderdste verjaring van de boekdrukkunst in de Nederlanden, p. 468. 47

Idem, p. 196. 48

E. Cockx-Indestege, ‘Queeste naar het gebruik van drukwerk van de Brusselse Fraters’ in: R. Schlusemann, 49

J.M.M. Hermans en M. Hoogvliet (red.), Sources for the History of Medieval Books and Libraries (Groningen 1999), p. 31-60, 31.

Cockx-Indestege, Queeste naar het gebruik van drukwerk van de Brusselse fraters, p. 31. 50

M. van Delft, Van wiegendruk tot world wide web. Bijzondere collecties en de vele geschiedenissen van 51

het gedrukte boek (Zutphen 2015) p. 37.

Zoekresultaten ISTC (www.bl.uk/catalogues/istc/index.html), trefwoorden: Kerver AND Horae, 52

(18)

voor een ander, waaronder ook een Engelstalig getijdenboek en een Latijns getijdenboek gericht op het bisdom Luik. Zijn Nederlandstalige getijdenboek (GW 13171) uit de vijftiende eeuw is voor zover bekend niet in opdracht gedrukt. Kerver’s activiteiten in de zestiende eeuw lijken erop te wijzen dat het Nederlandstalige getijdenboek succes heeft gehad: Kerver heeft tussen 1501 en 1522 namelijk nog zes andere Nederlandstalige getijdenboeken op zijn naam staan. Na het overlijden van Kerver heeft zijn weduwe 53

Jolande Bonhomme in 1533 nog één Nederlandstalig getijdenboek gedrukt. Uit het colofon van die editie blijkt, dat het verkrijgbaar was in Parijs: ‘Ende sijn volmaect te Parijs (…) in Sint Iacobs Strate in den eenhoren ende daer vindt men se te cope’. Dit wijst erop dat 54

deze editie niet was gedrukt voor export naar de Nederlanden, maar in Parijs diende te worden gekocht. Deze informatie is niet in het colofon van Kerver’s editie uit 1500 (GW 13171) opgenomen, dus het is niet te zeggen of dat ook voor die editie geldt. Het lijkt onwaarschijnlijk dat Nederlandstalige getijdenboeken een grote afzetmarkt in Parijs hadden en dat de edities alleen daar werden verkocht. Het kan dus zijn dat deze informatie eerder bestemd was voor de handelaren in getijdenboeken die ze naar de Nederlanden exporteerden.

Wolfgang Hopyl is een andere Parijse drukker die in de vijftiende eeuw een Nederlands getijdenboek heeft gedrukt. Er zijn aanwijzingen dat de drukker afkomstig was uit het bisdom Utrecht (of nog specifieker uit Den Haag) en dat hij later in Parijs als drukker aan de slag is gegaan. In de vijftiende eeuw heeft Hopyl drieënvijftig drukken op zijn naam 55

staan, waarvan het getijdenboek uit 1500 (GW 13086) zijn enige Nederlandse werk is. In de zestiende eeuw heeft hij ongeveer twee keer zoveel edities op zijn naam staan. Het overgrote deel van Hopyl’s uitgaven drukte hij in het Latijn. Hij heeft slechts vier incunabelen in een andere taal op zijn naam staan: twee getijdenboeken in het Nederlands en Portugees en een Engelse en een Franse druk.

Hopyl werkte veel samen met een collega uit dezelfde stad: Johannes Higman. In 1497 drukte Higman in opdracht van Willem Houtmaert, een Antwerpse boekverkoper, het

Zoekresultaten USTC (https://www.ustc.ac.uk/index.php), trefwoorden: Kerver, Horae, Dutch, 53

geraadpleegd 14-08-2018.

Colofon overgenomen uit: M. Hoogvliet, ‘Middle Dutch religious reading cultures in late medieval France’ 54

in: Queeste 22 (2015) I, p. 29-46, 36.

Van Delft, Van wiegendruk tot world wide web, p. 39. 55

(19)

eerste Nederlandstalige getijdenboek in Parijs. Uit de colofon van het getijdenboek blijkt 56

dat het bij Houtmaert in Antwerpen werd verkocht: ‘Fijn geprent te Pariis (…) Voir Willem Houtmert wonende Tantwerpen int Voghelhuys buyten die Lamer poerte: ende daer salmense vinde te coepe’. Het getijdenboek van Higman was duidelijk bedoeld om te 57

worden verhandeld naar de Nederlanden. Het colofon van het getijdenboek van Hopyl geeft helaas geen informatie over de verkrijgbaarheid van zijn editie.

1.2 De inhoud van de edities

In het tweede gedeelte van dit hoofdstuk wordt gekeken naar de inhoud van de getijdenboeken. Geschreven getijdenboeken hadden vaak (deels) een vaste vorm en met name bij dit soort boeken was er ook ruimte voor eigen inbreng of persoonlijke voorkeur voor bepaalde onderdelen. Er wordt gekeken naar de manier waarop de samenstellers van gedrukte getijdenboeken hiermee omgingen. Door bijvoorbeeld te kiezen voor het drukken van een getijdenboek dat alleen de basisonderdelen bevat, kon de editie bij een groot publiek aansluiting vinden. Daarentegen kon het toevoegen van specifieke onderdelen mogelijk zorgen voor een kleinere groep kopers. In deze paragraaf wordt eerst gekeken naar de inhoud van de standaard getijdenboeken in het corpus en daarna worden een paar bijzondere edities behandeld.

1.2.1 Standaard getijdenboeken

Van oorsprong waren in Latijnse getijdenboeken vaak dezelfde onderdelen opgenomen. Zo bevatten ze onder andere een kalender, de Mariagetijden, de zeven boetpsalmen, een litanie en de vigilie. In de Nederlanden zijn de getijdenboeken die in de volkstaal zijn geschreven of gedrukt vaak afgeleid van de vertaling van Geert Grote uit de veertiende eeuw. Deze boeken hebben een specifieke inhoud: zij bevatten vaak een kalender gericht op het bisdom Utrecht, de Mariagetijden, getijden van de Heilige Geest, korte getijden van het Heilige Kruis, getijden van de Eeuwige wijsheid, lange getijden van het Heilige Kruis, zeven boetpsalmen met litanie en de vigilie. Niet alle getijdenboeken die naar de 58

vertaling van Geert Grote zijn opgesteld bevatten al deze onderdelen. Daarnaast werd er bij geschreven getijdenboeken nog ruimte overgelaten voor gebeden tot verschillende heiligen

GW 13080. 56

Colofon overgenomen uit: Hoogvliet, Middle Dutch religious reading cultures, p. 36. 57

Van Dijk, Methodologische kanttekeningen bij het onderzoek van getijdenboeken, p. 213. 58

(20)

en andere getijden, bijvoorbeeld van een specifieke heilige. Zoals al eerder is genoemd, had de invulling van een geschreven getijdenboek ook met de persoonlijke voorkeur van de eigenaar te maken, of in het geval van gedrukte boeken, met het publiek waarop de drukker zich heeft gericht. Dat is de reden dat niet alle getijdenboeken in het corpus dezelfde onderdelen bevatten. De onderdelen die in de getijdenboeken in het corpus voorkomen, komen overeen met de tekst van de vertaling van Geert Grote, zoals in Van Wijk. 59

Een aantal edities in het corpus valt onder een andere categorie. Deze getijdenboeken bestaan niet zozeer uit een aantal getijden en andere vaste onderdelen, maar bevatten andere teksten en zijn bijvoorbeeld ingedeeld over de verschillende dagen van de week. Een andere mogelijkheid is dat een editie slechts één getijde bevat. Deze edities worden in het tweede deel van deze paragraaf besproken. In tabel 2.1 is door middel van een ‘x’ aangegeven welk onderdeel in elk standaard getijdenboek in het corpus voorkomt. De edities staan op de volgorde van hoe ze in dit hoofdstuk worden besproken. De onderdelen die getijdenboeken naar de vertaling van Geert Grote meestal bevatten zijn lichtgrijs gemarkeerd. De getijdenboeken van de ‘afwijkende’ categorie zijn niet in de tabel opgenomen aangezien hun inhoud te sterk verschilt van de standaard getijdenboeken. De kalenders, litanieën en gebeden in de drukken zullen in hoofdstuk 3 worden behandeld. De Mariagetijden kunnen worden gezien als het belangrijkste onderdeel van een getijdenboek. Dit was namelijk het eerste onderdeel dat vanuit het brevier in boeken voor leken werd opgenomen. Daarmee markeren de Mariagetijden het begin van getijden-boeken. In tabel 2.1 is te zien dat deze getijden in alle drukken - op één uitzondering na - zijn opgenomen. De editie waarin deze getijden niet zijn opgenomen, bevat slechts de getijden van de Eeuwige Wijsheid, de vigilie en gebeden. Deze editie van Hugo Janszoon uit 1495 (ILC 1233) diende waarschijnlijk om samengebonden te worden met een andere editie van deze drukker die een aantal maanden daarvoor was uitgebracht (ILC 1232). De 60

Haagse band waarin beide drukken zijn samengevoegd bevat namelijk vrijwel alle belangrijke onderdelen die voor een getijdenboek van belang zijn. Daarnaast bevatten beide drukken compleet verschillende onderdelen, dus is er ook geen overlap van

N. van Wijk, Het getijdenboek van Geert Grote. Naar het Haagse handschrift 133 E 21 (Leiden 1940). 59

De onderzochte exemplaren van de edities zijn ook samengebonden in Den Haag, KB, 150 G 4 (1 + 2) en in 60

Den Haag, Museum Meermanno, 1 F 17 (I + II). Van beide edities is daarnaast nog één exemplaar overgeleverd, dat ook in dezelfde band is samengebonden in Londen, British Library, IA.48432 (1 + 2).

(21)

bijvoorbeeld twee keer dezelfde getijden in één band. In beide edities van Hugo Janszoon beginnen alle grote onderdelen op een nieuw katern. Om dit mogelijk te maken zijn er passende katernen voor elk onderdeel gemaakt. De Mariagetijden uit zijn druk van 1494 (ILC 1232) beslaan bijvoorbeeld vier katern van acht bladen en een katern van vier bladen (a-d8 e4). De andere onderdelen van deze editie bestaan steeds uit katernen van acht

bladen. Afhankelijk van de lengte van de tekst, komt het in gedrukte boeken natuurlijk vaker voor dat er een katern van minder dan acht bladen nodig is en er een onregelmatig katern ontstaat. Dit is vrijwel altijd pas op het eind van het boek te zien en niet tussen regelmatige katernen in. Dit onregelmatige katern laat zien dat er tijdens het samenstellen van de editie rekening mee is gehouden dat de Mariagetijden een losstaand onderdeel zijn. De andere onderdelen van deze edities beslaan ook steeds één of meerdere volledige katernen. Dit maakt het de koper van deze edities mogelijk om de volgorde van de onderdelen gemakkelijk aan te passen naar zijn eigen voorkeur, voordat hij het boek laat binden. Gedrukte boeken werden in de vijftiende eeuw namelijk zonder (vaste) band verkocht, zodat de eigenaar het naar eigen smaak kon laten inbinden.

In hoofdstuk 3 wordt aangetoond dat ook gebeden in deze edities werden gebruikt als bladvulling, zodat bepaalde onderdelen een geheel katern zouden vullen. Het is opmerkelijk dat bij het samenstellen van de andere twee edities van Hugo Janszoon (ILC 1237 en 1244) volgens hetzelfde principe is gewerkt. Hetzelfde geldt voor de edities van Peregrinus Barmentlo (ILC 1226) en de reguliere kanunniken te Den Hem (ILC 1236). Voor de andere drukken in het corpus geldt dat er tijdens het samenstellen van de druk geen rekening mee is gehouden dat de onderdelen op afzonderlijke katernen gedrukt moesten worden.

Een ander opmerkelijk verschijnsel van de katernen in de editie van Hugo Janszoon (ILC 1232) is dat de zeven boetpsalmen, litanie en het colofon gedrukt zijn op katern F-G8,

terwijl de Mariagetijden in die druk zich op katernen met signaturen van kleine letters bevinden. De katernsignaturen van de editie van Hugo Janszoon uit 1495 (ILC 1233) bestaan wel uit grote letters: de vigilie bevindt zich op katern A-D8 E4, de getijden van de

Eeuwige Wijsheid op H-I8 K4 de gebeden op L-M8. De katernen F en G komen niet in deze

editie voor en het zou dus kunnen zijn dat de boetpsalmen uit de andere editie (ILC 1232) oorspronkelijk op die plaats hebben gezeten. Van de korte getijden van het Heilige Kruis, dat zich in de editie uit 1494 (ILC 1232) tussen de Mariagetijden en de zeven boetpsalmen bevindt, ontbreekt het eerste blad in beide Haagse exemplaren (Den Haag, KB, 150 G 4 (1);

(22)

Den Haag, Museum Meermanno, 1 F 17 (I)). Het is niet bekend of dit blad wel aanwezig is in het enige andere bekende exemplaar van deze editie (Londen, British Library, IA.48432 (1)). Het katernsignatuur van de korte getijden van het Heilige Kruis zou meer inzicht kunnen bieden op de oorspronkelijke samenstelling van de drukken. Een belangrijk onderdeel dat in geen van Janszoon’s edities voorkomt is een kalender, een essentieel onderdeel van getijdenboeken. Dat is ook het geval bij een ander getijdenboek van Hugo Janszoon uit 1500 (ILC 1244). Deze editie bevat verder wel alle belangrijke onderdelen. De druk uit 1497 (ILC 1237) is de enige editie van Hugo Janszoon in mijn corpus die naast alle andere belangrijke onderdelen ook een kalender bevat.

De editie van de reguliere kanunniken te Den Hem uit 1496 (ILC 1236) lijkt een mooi voorbeeld van een getijdenboek dat met de kalender, Mariagetijden, zeven boetpsalmen, vigilie en gebeden alleen de essentiële onderdelen bevat. Alleen is, voor zover bekend, in deze editie geen litanie opgenomen. De litanie van het Haagse exemplaar van deze editie (Den Haag, KB, 150 G 10 (1)) is in handschrift aan de tekst toegevoegd. Aangezien er slechts één exemplaar van deze editie is overgeleverd, is niet met zekerheid te zeggen of er oorspronkelijk ook een gedrukte litanie in de druk was opgenomen. De katernsignaturen van de onderdelen voor en na de litanie lopen door: de Mariagetijden eindigen op de versozijde van blad d8, de zeven boetpsalmen beginnen op de rectozijde van katern A na de Mariagetijden en de vigilie gaat verder op de rectozijde van blad e1. Het is opvallend dat de zeven boetpsalmen zich bevinden op een katern met signatuur ‘A’. Dit doet vermoeden dat naast de vigilie ook deze tekst aan het exemplaar is toegevoegd. In de Gesamtkatalog der Wiegendrucke is dit katern wel opgenomen in de verder regelmatige katernformule: [A]B[a]b–dAe–m⁸, waarmee zij impliceren dat de boetpsalmen wel onderdeel uitmaken van de editie. Het Haagse exemplaar van de editie van de reguliere kanunniken is 61

samengebonden met een andere tekst in handschrift en nog een ander getijdenboek van deze drukkers dat een paar jaar later is gedrukt (ILC 1241). Deze editie wordt in de 62

volgende paragraaf besproken. Het Haagse exemplaar is een mooi voorbeeld van een band waarin de symbiose tussen handschrift en druk in de vijftiende eeuw te zien is. De eigenaar van de band heeft aan de hand van geschreven en gedrukte teksten zijn eigen boek samengesteld. Deze eigen invulling maakt het aannemelijk dat ook de boetpsalmen van katern A aan de band zijn toegevoegd.

Staatsbibliotheek Berlijn, ‘Gesamtkatalog der Wiegendrucke / Inkunabelsammlung’, nr. 13437 via http:// 61

www.gesamtkatalogderwiegendrucke.de/docs/GW13417.htm, geraadpleegd 15-08-2018. Het betreft de band Den Haag, KB, 150 G 10 (1 + 2).

(23)

De editie van Christiaan Snellaert uit 1490-1491 (ILC 1228) kan als een standaard getijdenboek worden gezien en hetzelfde geldt voor de editie van Peregrinus Barmentlo uit 1488 (ILC 1226). In de laatstgenoemde druk zijn alleen de korte getijden van het Heilige Kruis niet opgenomen, waardoor de editie niet kan worden gezien als een volledige reproductie van het getijdenboek dat aan Geert Grote is toegeschreven. De aanwezigheid van de getijden van de Eeuwige Wijsheid laat echter wel zien dat het een editie van de vertaling van Geert Grote betreft. Juist het ontbreken van de getijden van de Eeuwige Wijsheid in de druk van de broeders des Gemene Leven te Brussel, gedrukt tussen 1482 en 1484 (ILC 1224), maakt dat hun editie niet kan worden gezien als een getijdenboek naar de vertaling van Geert Grote.

Slechts drie edities in mijn corpus beantwoorden aan de onderdelen van het getijdenboek dat aan Geert Grote wordt toegeschreven: de drukken van Van der Meer uit (ILC 1223 en 1225) en de druk van Hugo Janszoon uit 1497 (ILC 1237) die hiervoor is besproken. De editie van Van der Meer uit 1484 (ILC 1225) bevat naast de onderdelen van het getijdenboek van Geert Grote nog een element dat in geen van de andere standaard getijdenboeken in het corpus te vinden is: de getijden van het Heilige Sacrament. Deze getijden komen ook voor in een afwijkend getijdenboek dat later in deze paragraaf wordt besproken. De aanwezigheid van de getijden van het Heilige Sacrament is op zichzelf al opmerkelijk, maar ook de plaats die dit onderdeel in de druk inneemt is opvallend (f. 17r-64r). Deze getijden zijn namelijk samen met de korte getijden van het Heilige Kruis (f. 12r-16v) vóór de Mariagetijden (f. 65r-93r) geplaatst. Beide edities gedrukt door Van der Meer bevatten daarnaast een proloog waarin wordt gewezen op de voordelen van het lezen van zijn getijdenboeken:

‘Die paues johannes die xxiiste heeft ghegheven allen kerstenen menschen die dese ghetiden devotelike lesen inder eeren des heilighen cruus alle daghe een jaer oflaets van haren sonden die in gracien staen ende oflaets moghen ontfaen. dat is die buten doot sonden sijn’

Blijkbaar was Van der Meer in de veronderstelling dat het verkrijgen van aflaat de voornaamste reden was om een getijdenboek te kopen. De korte getijden van het Heilige Kruis beslaan slechts vier bladen, waardoor het waarschijnlijk haalbaar was om dagelijks te lezen, zeker met de belofte op aflaat. De volgorde van de onderdelen in de rest van de editie

(24)

wijkt af van de volgorde van de onderdelen in het getijdenboek van Geert Grote. Zo zijn de getijden van de Eeuwige Wijsheid relatief voorin de editie opgenomen (f. 94r-110r) en staat de vigilie (f. 112-140) voor de boetpsalmen (141r-148r). Daarnaast zijn de getijden van de Heilige Geest (f. 156r-176r) en de lange getijden van het Heilige Kruis (f. 177r-182v) pas na de boetpsalmen opgenomen. De verschillende onderdelen van deze druk staan niet op afzonderlijke katernen, dus de volgorde staat vast. In de andere druk van Van der Meer uit 1484 (ILC 1223) is grotendeels hetzelfde te zien. Deze editie bevat dezelfde proloog als de andere druk van Van der Meer en ook hier is dezelfde opvallende volgorde van de teksten aangehouden. Alleen de getijden van het Heilige Sacrament zijn niet in de druk opgenomen.

In het getijdenboek van Leeu uit 1491 (ILC 1229) en de nadrukken van Bac na 1493 (ILC 1230), Van Liesvelt uit 1495 (ILC 1234) en de Collaciebroeders uit 1496 (ILC 1219) is iets opvallends te zien. In deze drukken is in plaats van de getijden van de Heilige Geest een hymne van de Heilige Geest opgenomen: een kort passage bestaande uit een hymne, antifoon en collect overgenomen uit de getijden van de Heilige Geest. De hymne van de Heilige Geest beslaat slechts anderhalf blad. Hetzelfde is te zien bij de Franse getijdenboeken van Kerver (GW 13171) en Hopyl (GW 13086). Deze edities bevatten precies dezelfde onderdelen als de druk van Leeu. Ook de passage uit het evangelie van Johannes is in deze drukken terug te vinden. Het evangelie van Johannes is een onderdeel van de bijbel, maar de tekst die in getijdenboeken wordt gebruikt kan beter worden gezien als een extract uit het missaal van de kerk. De reden dat Leeu ervoor heeft gekozen om 63

slechts een passage uit de getijden van de Heilige Geest op te nemen en niet de gehele getijden is onduidelijk. Anders dan bij de edities van Hugo Janszoon zijn de onderdelen van de editie van Leeu en de nadrukken daarvan niet passend gemaakt voor de katernen: zowel de passage uit het evangelie van Johannes als de hymne van de Heilige Geest dienden niet als bladvulling om andere onderdelen op een geheel katern te laten passen. Afwijkende getijdenboeken

In het corpus zitten ook drie edities waarvan de inhoud sterk afwijkt van wat in de vorige paragraaf is besproken. Het betreft de druk van de Collaciebroeders uit 1496 (ILC 1248), de reguliere kanunniken te Den Hem uit 1498 (ILC 1241) en de druk van Bac uit 1495 (ILC

R. Wieck, Time sanctified. The Book of Hours in medieval art and life (Londen 1988) p. 158. 63

(25)

1235). In de ISTC zijn deze drie drukken wel gecategoriseerd onder de Nederlandse getijdenboeken, maar de inhoud van de drukken spreekt dat tegen. 64

De editie van de Collaciebroeders (ILC 1248) is niet origineel: zoals in de vorige paragraaf is besproken is het een nadruk van de editie die Gerard Leeu op 3 november 1487 in Antwerpen heeft gedrukt (ILC 1503), dat meerdere keren is herdrukt en nagedrukt. De druk moet eerder worden gezien als een devotieboek waarin ook een onderdeel is opgenomen dat in getijdenboeken wordt gebruikt: de boetpsalmen. De editie bevat geheel geen getijden en valt daardoor niet te vergelijken met de andere edities in het corpus. De druk bestaat voornamelijk uit meditatieve teksten en gebeden. De onderdelen van deze druk zijn verdeeld over de dagen van de week. Het is zo onderverdeeld dat de lezer iedere dag een meditatieve tekst, één van de zeven boetpsalmen en meerdere gebeden leest. Getijden komen in deze editie dus eigenlijk niet voor. Het titelblad en de proloog van de nadruk van de Collaciebroeders ontbreekt, maar op het titelblad van de oorspronkelijke editie van Leeu wordt wel gesproken van een getijdenboek: ‘Devote ghetiden vanden leven ende passie jhesu christi’ en ook in de proloog wordt gesproken van korte getijden: ‘Daerom sijn hier gheordineert seuen corte ghetyden’. Daarnaast wordt in de proloog ook de manier waarop de editie gebruikt moet worden en de doelgroep van de editie beschreven:

‘Want overmits dat die menschen int ghemeen inder werelt staet int werkelike leven hem veel tijts becommeren ende onledich maken myt haer neringhen, ambachten of comenscappen, soe en hebben si niet wel die tijt of die macht die seven ghetyden alle daghe te houden. Daerom sijn hier gheordineert seven corte ghetyden van die

geheel weke, daer elck dach sijn sonderlinghe compunctie, sonderlinghe ghebet der penitecien ende sonderlinghe ghebeden ende ghetyden heeft.’ 65

In de proloog wordt deze druk aangedragen als uitkomst voor leken die niet altijd tijd hebben om een getijdenboek volgens de canonieke gebedsuren te gebruiken. Daarnaast wordt vermeld dat de gebruiker bij het dagelijks lezen van deze druk vrij zal zijn van zonden en verzekerd kan zijn van een plek in de hemel. Net als uit de proloog van de 66

Volgens de ISTC vallen alle drie de boeken onder de noemer ‘Horae [Dutch]’, ISTC, (www.bl.uk/ 64

catalogues/istc/index.html), geraadpleegd 20-07-2018.

Overgenomen uit Dlabačová, Religious Practice and Experimental Book Production, p. 4-5. 65

Dlabačová, Religious Practice and Experimental Book Production, p. 5. 66

(26)

edities van Van der Meer (ILC 1223 en 1225) blijkt, heeft Leeu zich op devote mensen gericht van wie het voornaamste doel is om in de hemel te komen.

In het getijdenboek van de reguliere kanunniken te Den Hem uit 1498 (ILC 1241) zijn de verschillende onderdelen ook verdeeld over de dagen van de week. Deze manier van ordenen komt vaker voor in getijdenboeken en is met name in getijdenboeken uit de Zuidelijke Nederlanden terug te zien. Anders dan de druk van de Collaciebroeders, 67

bestaat deze druk vrijwel uitsluitend uit getijden. Daarnaast komen er ook nog een aantal gebeden in de druk voor. Hieronder is in tabel A weergegeven welk onderdeel op welke dag moet worden gelezen. Alleen de getijden van de Heilige Geest, de getijden van de Eeuwige Wijsheid en de lange getijden van het Heilige Kruis komen ook in het getijdenboek dat aan Geert Grote is toegeschreven voor. Naast deze getijden zijn ook de getijden van Alle Heiligen en de Heilige Sacramentsgetijden vaak in getijdenboeken opgenomen die over de dagen van de week verdeeld zijn. Het is opvallend dat deze editie twee verschillende 68

getijden van Maria bevat, maar niet de standaard Mariagetijden. Daarnaast is de aanwezigheid van de getijden van Anna bijzonder. Samen met de twee Mariagetijden horen deze niet standaard thuis in Week-getijdenboeken en zijn ze waarschijnlijk met het idee van een bepaald publiek voor ogen toegevoegd. In handschriften konden namelijk getijden van specifieke heiligen die voor de opdrachtgever van belang waren op verzoek worden toegevoegd. Net als de bekende getijden, zijn ook de bijzondere getijden uit deze 69

druk onderverdeeld over de gebedsuren.

Wieck, Time sanctified, p. 105. 67

Wieck, Time sanctified, p. 105. 68

Idem, p. 106. 69

(27)

In de proloog van de druk van Bac uit 1495 (ILC 1235) wordt gesproken van zeven getijden: ‘Dit sijn die seven getijden in duytsche vander passien ons heeren’. In eerste instantie lijkt het over de getijden van het Heilige Kruis te gaan, ook als er naar de houtsneden wordt gekeken die de verschillende onderdelen illustreren. Dat zijn respectievelijk Christus in de hof van Gethsemane, Christus voor Kajafas, Geseling, Kruisiging, Maria en Johannes de evangelist naast het kruis met Longinus die Christus doorboort met een speer, Kruisafname en Graflegging. Een soortgelijke illustratiecyclus is vaak te vinden bij de getijden van het Heilige Kruis. De tekst komt echter niet overeen met dit getijde: het betreft een korte berijmde tekst over de passie van Christus. De tekst is onderverdeeld over de verschillende gebedsuren, maar bevat geen psalmen, antifonen, responsen, versikels of hymnen, wat bij de ‘standaardgetijden’ wel altijd het geval is. De druk bestaat verder uit gebeden tot Jezus, zijn moeder Maria en haar moeder Anna. Deze druk van Bac kan niet worden gezien als een getijdenboek zoals die in de vorige paragraaf is besproken. Zeker niet als de Mariagetijden, het belangrijkste onderdeel van een getijdenboek, niet in de editie zijn opgenomen.

1.3 De vormgeving van de edities

Het derde deel van dit hoofdstuk staat in het teken van de vormgeving van getijdenboeken. Er wordt gekeken naar het aantal drukgangen, het materiaal, de lege ruimte die is overgelaten voor de eigen invulling door de koper en de leeshulpen die aan de tekst zijn toegevoegd. Hieruit valt af te leiden drukkers-uitgevers een ‘af’ boek aanboden, dat klaar Tabel A: Onderdelen van het getijdenboek

van de reguliere kanunniken te Den Hem (ILC 1241).

zondag getijden van de Heilige Geest maandag getijden van de Eeuwige Wijsheid

gebed Tot de naam Jezus dinsdag getijden van Anna

woensdag getijden van Alle Heiligen

donderdag getijden van de Heilige Sacramenten vrijdag lange getijden van het Heilige kruis zaterdag getijden van de Droefheid van Maria

getijden van Hoogtijd van Maria aflaatgebed Sixtus

(28)

was voor gebruik of een boek dat na de aanschaf ervan eigenlijk nog door een verluchter onder handen moest worden genomen om het zo optimaal te kunnen gebruiken.

Daarnaast wordt ook gekeken naar titelbladen, inhoudsopgaven, registers, sprekende hoofdregels en allerlei andere elementen die nu worden gebruikt om gedrukte teksten te structuren. Deze elementen waren in vijftiende-eeuwse boeken nog niet allemaal vanzelfsprekend aanwezig. Drukken die kort na de uitvinding van de drukpers zijn verschenen verschilden nog niet zoveel met handschriften, maar na verloop van tijd begon de vormgeving van het boek langzaamaan te veranderen. De veranderingen droegen bij aan het beter zichtbaar maken van de structuur van de tekst voor de lezer. Verspreid over een aantal eeuwen zijn die elementen langzaam ingevoerd. In deze paragraaf wordt besproken hoe de uitgevers-drukkers hun edities structureerden aan de hand van de hiervoor genoemde onderdelen. Naast hun decoratieve functie konden ook afbeeldingen worden gebruikt om de tekst te structureren. Daarover meer in het volgende hoofdstuk. Voor een overzichtelijke weergave van de onderdelen verwijs ik naar tabel 2.2 waar met een ‘x’ is aangegeven welke elementen in welke druk in mijn onderzoekscorpus voorkomen. De drukken zijn gesorteerd op plaats van drukken: de witte kolommen geven aan dat een editie in de Noordelijke Nederlanden is gedrukt, de lichtgrijze kolommen staan voor de Zuid-Nederlandse drukken en de donkergrijze kolommen voor de drukken uit Parijs. Daarnaast staan de edities van dezelfde drukkers-uitgevers naast elkaar.

Algemene beschrijving Drukgangen

Een eerste bestudering van de Franse drukken laat een overeenkomst zien in de manier waarop de drukkers te werk zijn gegaan. Zowel Hopyl als Kerver hebben er namelijk voor gekozen om de tekst in hun edities (respectievelijk GW 13086 en GW 13171) in meerdere drukgangen te drukken: één keer in het zwart en één keer in het rood. In de getijdenboeken zijn de belangrijke onderdelen van de kalender in het rood gedrukt: KL, het gulden getal A, de namen van belangrijke heiligen, incipitformules, informatie over het aantal dagen en de stand van de maan van elke maand en onderdelen van cisiojanen die in hoofdstuk 3 worden besproken. In andere onderdelen van de tekst zijn de incipitformules, explicits, initialen en de namen van verschillende onderdelen van getijden eveneens in het rood gedrukt (metten, versikel, enz.). Op deze manier neemt de drukker ook de taak van rubricator op zich en is de druk na het drukken meer ‘af’ dan een druk met één drukgang in

(29)

zwarte inkt. Hetzelfde geldt in mindere mate voor de editie van Peregrinus Barmentlo uit Hasselt (ILC 1226). Daar geldt namelijk dat alleen de kalender zowel in zwarte als rode inkt is gedrukt. Alleen de heiligennamen en de incipitformules van elke maand zijn in het rood gedrukt, wat betekent dat KL en het gulden getal A na het drukken nog wel met rode inkt moesten worden toegevoegd. De kalender was na het drukken dus bijna compleet en vrijwel klaar voor gebruik, maar voor de rest van de druk geldt dat niet.

Materiaal

Vrijwel alle edities in mijn corpus zijn gedrukt op papier, wat ook gebruikelijk was voor gedrukte boeken. Alleen het getijdenboek van Hopyl (GW 13086) is gedrukt op perkament in plaats van papier. Het is bekend dat sommige drukkers een deel van hun oplage op perkament lieten drukken voor kopers die een luxueuzer exemplaar wilden of een boek dat qua uiterlijk dichter in de buurt van een handschrift kwam. Perkament leende zich namelijk beter voor verluchting dan papier. Voor papier geldt dat er beter met transparante verf kon worden geschilderd, wat betekent dat de hout- of metaalsneden slechts lichtjes konden worden ingekleurd. Door dit soort verf te gebruiken bleven de zwarte lijnen van de houtsneden goed zichtbaar, maar kon er vaak niet zo nauwkeurig mee worden gewerkt als met dekkende verf, aangezien de verf enigszins uitluit in het papier. Op perkament kon daarentegen wel heel precies met dekkende verf worden geschilderd, zodat ook kleine details in de decoratie konden worden aangebracht. De dekkende verf maakte het mogelijk om ook over hout- en metaalsneden te schilderen, waardoor de afbeelding geheel onder de verf kon verdwijnen. Dit geeft de eigenaar van een boek gedrukt op perkament de mogelijkheid om voor een andere afbeelding te kiezen dan de uitgever-drukker had gedaan, zonder dat er bladen uit het boek moesten worden gehaald en later weer moesten worden toegevoegd. De verluchter kon simpelweg worden geïnstrueerd om over de hout- of metaalsneden heen te schilderen. Dit is ook precies wat er is gebeurd in het Haagse exemplaar van de druk van Hopyl , dat in de laatste paragraaf van dit 70

hoofdstuk wordt besproken.

Kort na de uitvinding van de boekdrukkunst werden ook nog veel handschriften gemaakt. Er bestond geen duidelijk onderscheid tussen handschrift en druk en het kwam vaak voor

Zie het uitgebreide onderzoek van Van Delft naar drie exemplaren van het getijdenboek van Hopyl: M. van 70

Delft, Van wiegendruk tot world wide web. Bijzondere collecties en de vele geschiedenissen van het

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Al in 2010 heeft RAVON een zestal van de door RAVON vrijwilligers gemelde locaties onderzocht, waar jaarlijks meerdere tientallen (soms meer dan 100) amfibieën in straatkolken

The first FOCAC meeting in 2000 agreed on a three year action plan to boost Sino-African trade and investments; cancelling African countries debts to China; increasing

As far as the fact pattern of seeking to exercise a right after an extended period of time is concerned, a right does not automatically terminate merely because an

Met dit onderzoek hebben we helaas geen generiek sluitend antwoord kunnen geven op de vraag of door afkoppelen geen nieuw milieuprobleem optreedt. Om het beeld van de eff ecten op

In theorie zal er zeker sprake zijn van een relatie van maisteelt met bodemdaling, maar deze heeft dan vooral betrekking op de teeltwijze en niet direct op het gewas mais..

• De aanvoer van haaien en roggen door de Nederlandse visserij betreft voornamelijk drie soorten roggen (stekelrog, gevlekte rog en blonde rog) die door de boomkorvloot die op

The signals for these sensors are converted into full body kinematics using inertial navigation systems, sensor fusion schemes and a biomechanical model.. Inertial

pleistocene streken: voor 1950 bij Breda, Ootmarsum en Venlo pleistocene zandgronden en ja, maar onbekend welke soorten Z-Limburg Waddeneilanden Terschelling, Zeeland