• No results found

Interfacesystemen: voor het gebruik van sensoren en actuatoren bij multimedia exhibits

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Interfacesystemen: voor het gebruik van sensoren en actuatoren bij multimedia exhibits"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Interfacesystemen

Voor het gebruik van sensoren en actuatoren bij multimedia exhibits

Mark van den Bos B.Eng.

Delft, Nederland. 2007

(2)
(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 4

Wat is interactieve multimedia? 4

Wat zijn interfacesystemen? (waarvoor gebruik je ze) 5

Uitleg experiment/tot stand komen gegevens 5

Simpele systemen 8

Keyboard-encoders 8

USB-Relaiskaart 9

Touchsensoren (QSlider & Phidget) 10

Weeder (WTDIO, WTADC, WTDAC, WTPCT) 12

Uitgebreide systemen 16 Velleman K8055 16 Velleman K8061 17 Labjack 18 Phidgets 19 Intelligente systemen 22 Microcontroller 22 S.N.A.P. 23

Arduino & Wiring 24

Arduino 25

Wiring 26

Conclusie 28

(4)

Inleiding

Wat is interactieve multimedia?

Steeds vaker wordt er een interactieve manieren gebruikt bij het overdragen van kennis. Door deze interactie is er grotere mate van deelname en beleving. In een museum zullen er bijvoorbeeld niet alleen maar tekst bordjes bij stilstaande objec-ten gezet worden maar worden de objecobjec-ten zelf juist multimediaal en interactief. Regelmatig zijn deze interactieve objecten (voortaan exhibits genaamd) in een soort van spelvorm gegoten.

Binnen de opleiding Communication en Multimedia Design (CMD) aan de Avans Hogeschool in Breda wordt vaak de term interactieve installaties gebruikt. Deze installaties zijn vaak zelfstandige kunstobjecten met een bepaalde interactiviteit. Deze kunstobjecten zijn ontworpen om bezoekers een beleving te geven. Waar het bij exhibits vaak gaat om de overdracht van kennis, staat bij interactieve installaties de installatie zelf en de beleving ervan centraal.

In deze scriptie zal ik de term exhibits gebruiken als verzamelnaam voor interactieve multimedia. Deze term wordt veel gebruikt binnen de bedrijven die deze commer-cieel ontwikkelen. Er is technisch gezien geen groot verschil tussen interactieve installaties en “gebonden” exhibits. Het grootste verschil zit hem in de manier van totstandkoming en het doel van de exhibit.

Voorbeeld van een interactieve installatie is bijvoorbeeld SoulSphere. Deze in-stallatie bestaat uit een grote bol (een oog) met een monitor erin, diverse losse staalconstructies met sensoren en lampen. De installatie verzamelt gegevens over aanwezigheid van mensen op de locatie waar de installatie staat door middel van webcams en diverse sensoren. Deze aanwezigheid bepaalt samen met het nieuws van die dag de stemming van de installatie. Deze stemming wordt vervolgens geuit door bewegingen van het oog, beelden in het oog en de kleur van een lichtbron. Een voorbeeld van een “gebonden” exhibit is “Scheepssier”. Deze exhibit staat in de het Marine museum in Den Helder. De exhibit bestaat uit een tafel met een aantal knoppen en een touchscreen. Met de knoppen kunnen de gebruikers het ‘spel’ star-ten en een keuze maken uit 2 talen. In het spel, dat bediend wordt door het touch-screen, kunnen bezoekers zelf een scheepsembleem samenstellen. Hiermee laat het museum zien welke vormen er zoal mogelijk zijn bij scheepsemblemen. Tijdens het maken kunnen bezoekers kiezen voor meer informatie welke dan op het scherm verschijnt.

(5)

Vertalen

Aan de buitenkant van de computer zijn een aantal aansluitingen gemaakt. Deze aansluitingen zijn be-doeld om extra apparaten op de computer aan te kun-nen sluiten. Waarom kan je dan niet gewoon een lamp of een extra knop op de computer aansluiten? De aansluitingen zijn ont-worpen om bijvoorbeeld te kunnen communiceren met een printer of een webcam. Deze kan je dus wel direct aansluiten. Wil je nu echter een lamp aan en uit kunnen zetten met de computer dan heb je een vertaler nodig. Want de lamp kan niet met de computer praten. Een in-terface systeem is zo’n ver-taler. Aan de ene kant kan je er bijvoorbeeld een lamp op aansluiten en de ander kant sluit je aan op de com-puter.

Een extra probleem met een lamp is dat deze meestal werkt op 220V. De computer kan deze benodigde spanning niet zomaar op één van zijn aansluitingen zetten. Daar-om moet deze spanning worden omgezet. Een relais kan dat. Een relais is als het ware een schakelaar die omgezet kan worden door er een kleine spanning op te zetten. Op een aantal interface systemen zitten op de uitgangen standaard al relais. Deze kunnen dus direct gebruikt worden om een lamp aan en uit te zet-ten. De computer geeft het interface systeem de op-dracht om een uitgang aan te zetten en op die uitgang zit dan de lamp aangeslo-ten. Met als gevolg dat de lamp aangaat.

Wat zijn interfacesystemen? (waarvoor gebruik je ze)

Gebruikers zullen de exhibit gaan aansturen. Hiervoor kan ge-bruik gemaakt worden van een ‘gewoon’ toetsenbord, muis en monitor. Meestal zal de exhibit vele male interessanter worden als er niet een gewone computer staat maar een object, speciaal gericht op dat wat de exhibit moet overdragen. Hierdoor zal de beleving van de gebruiker veel groter zijn.

Het is niet mogelijk om zomaar knoppen, schakelaars, motoren, metertjes e.d. aan te sluiten op een computer. Deze elektroni-sche zintuigen (sensoren1) en aansturingen (actuatoren2) heb-ben vaak geen aansluiting waar de computer mee overweg kan. Om deze toch te kunnen gebruiken in de exhibit zijn er inter-facesystemen ontwikkeld. Deze systemen gedragen zich als een soort vertaler tussen de computer en de sensoren/actuatoren. Zie kader voor uitleg over deze vertaling.

Uitleg experiment/tot stand komen gegevens

Als ontwikkelaar heb je een grote keuze uit verschillende inter-facesystemen. Grofweg zijn deze systemen in drie groepen te verdelen. Er zijn simpele systemen die vaak 1 vorm van invoer of uitvoer hebben. Uitgebreide systemen die meerdere vormen van invoer en uitvoer hebben. En de laatste groep zijn de intel-ligente systemen. Deze bezitten vaak meerdere vormen van invoer en uitvoer en hebben een processor die in staat is zonder tussenkomst van een computer bepaalde taken uit te voeren. Door deze grote keuze is het lastig om de juiste te kiezen. Er spelen natuurlijk een heleboel vragen mee zoals mogelijkhe-den, prijs, compatibiliteit met de software. Maar ook kan het belangrijk zijn om te weten of 2 systemen wel samen kunnen werken. De snelheid van de systemen is ook iets waar rekening mee gehouden moet worden. De vraag is dus telkens weer, welk interfacesysteem gebruik je.

De vraag die dan ook centraal staat bij dit onderzoek is:

Welke interfacesystemen zijn geschikt voor het ontwikkelen van multimedia exhibits voor ontwikkelaars zonder hogere elektro-nica opleiding?

1 Sensoren zetten fysische grootheden zoals lichtsterkte, geluidsgolven e.d. om naar elektrische signalen. (bijvoorbeeld

(6)

Bij het beantwoorden van deze vraag spelen veel factoren een rol. Ik zal proberen om met deze scriptie een overzicht te geven van de voor en nadelen van elk systeem zodat de keuze een stuk makkelijker gemaakt kan worden.

Tijdens het onderzoek voor deze scriptie heb ik verschillende interfacesystemen getest.

Deze systemen heb ik aangesloten op een testopstelling. Deze opstelling bestond uit een aantal draaiknoppen, lampen (LEDs), schakelaars en metertjes. Met behulp van deze opstel-ling kon ik eenvoudig verschillende situaties uitproberen. Bij de meeste exhibits komt het uiteindelijk neer op het aan en uitzetten van bijvoorbeeld motoren, ventilatoren en derge-lijke of het inlezen van de stand van draaiknoppen of schake-laars. Deze zijn met een stuk elektronica aan te sluiten op de interfacesystemen. Deze elektronica ga ik nu niet beschrijven omdat die vaak specifiek ontwikkeld moeten worden voor de situatie die dan geldt. De lampjes op het testsysteem geven aan dat een bepaalde uitgang actief is en representeren dan bijvoorbeeld een motor die gaat draaien.

Vervolgens heb ik vanuit een aantal ontwikkelomgevingen dit systeem aangesproken.

Als software ontwikkelomgevingen heb ik gekozen voor Macromedia Director, Macromedia Flash en Processing. Di-rector en Flash zijn de meest gebruikte omgevingen binnen de bedrijven die commercieel exhibits ontwikkelen. Proces-sing is een nieuwe, op Java gebaseerde, ontwikkelomgeving voor beeld, animatie en geluid, die vooral niet commerciële ontwikkelaars aanspreekt. In deze niet commerciële

omge-ving wordt echter ook veelvuldig gebruik gemaakt van Flash en Director. Deze drie omgevingen worden ook aan studenten van de opleiding CMD onderwezen. Bij de opleiding ligt de focus momenteel vooral op Flash, maar dat kan altijd weer veran-deren.

Digitaal / Analoog Op interface systemen kunnen twee soorten aan-sluitingen aanwezig zijn. Digitale en analoge. Digitale ingangen worden gebruikt om de stand van een knop te kunnen inlezen. Is de ingang een ‘1’ dan is de knop ingedrukt, en bij een ‘0’ niet. Digitale uitgangen worden gebruikt om lampen e.d. aan of uit te zetten. Door op een digitale uitgang een relais (of verge-lijkbaars) te plaatsen kun-nen ook apparaten die een hoge spanning gebruiken worden aangesloten. Analoge ingangen zijn handig om allerlei sensoren op aan te sluiten. Wil je bijvoorbeeld weten hoe warm het is dan sluit je een elektronische thermometer op zo’n ingang aan. Deze sensor zal een variabele spanning genereren die in verhouding is met de temperatuur.

Analoge uitgangen kun-nen gebruikt worden om motoren aan te sturen. Hoe meer spanning je uitstuurt hoe sneller de motor zal draaien.

(7)

Simpele systemen

(8)

Simpele systemen

In dit hoofdstuk behandel ik systemen die zijn ontwikkeld om 1 taak uit te voeren. Bij-voorbeeld alleen digitale input/output, alleen maar relais aansturen of bijBij-voorbeeld een aanraaksensor die direct op de computer aan te sluiten is.

Keyboard-encoders

Knoppen zullen in veel exhibits aanwezig zijn. Denk bijvoorbeeld aan een start knop. De software op de exhibit moet kunnen weten of de knop ingedrukt wordt. Een sim-pele manier om dat te doen is gebruik te maken van een keyboard-encoder. Een key-board-encoder is een klein stukje hardware dat door de computer als toetsenbord gezien wordt.

Op deze hardware kan je eenvoudig knoppen of schakelaars aansluiten. Zodra een gebruiker zo’n knop indrukt zal de keyboard-encoder een signaal geven naar de computer. De computer denkt dat er een toetsenbord aangesloten zit en ‘ziet’ een gewone toetsaanslag.

Als je bijvoorbeeld een tekst editor zou opstarten en op de knop die aangesloten zit op de keyboard-encoder zou drukken dan zou je gewoon een letter te zien krijgen. De keyboard-encoder kan je het beste zien als een gewoon toetsenbord waarvan je de knoppen nog moet aansluiten.

Een voordeel van het gebruiken van een keyboard-encoder is dat je de software erg goed kan testen. Je kan gewoon op je gewone toetsenbord op een toets drukken en kijken of je software reageert. Je hoeft er ook geen drivers of andere programma’s voor te installeren. Het is dus in elke programmeertaal eenvoudig te gebruiken. De keyboard-encoder die ik heb gebruikt is de I-Pac (Interface for Pc to Arcade Con-trols) van Ultimarc [1].

Deze keyboard-encoder heeft 28 aansluitingen en is van oorsprong ontwikkeld voor het gebruik in arcade kasten met het MAME-OS. Dit is goed te zien aan de benaming van de aansluitingen. Deze heten namelijk Coin1, Coin2, Start1, Start2 en dergelijke. Deze aansluitingen zijn standaard gekoppeld aan de tekens die MAME normaal ge-bruikt voor deze signalen.

Deze zijn echter in de I-PAC aan te passen. Je kan dus van elke knop bepalen welk teken er doorgegeven dient te worden naar de computer.

Een nadeel van het gebruiken van een keyboard-encoder is de beperking van het te-gelijk ingedrukt zijn van knoppen. Dit is beperkt tot 6 knoppen tete-gelijk. Dit komt niet zozeer door de keyboard-encoder zelf maar door de beperking van toetsenborden in het algemeen.

Wat ik gemerkt heb tijdens het gebruik van deze keyboard-encoders is dat de kabel-lengte tussen de knoppen en de encoder zo kort mogelijk gehouden moet worden. De keyboard-encoder is namelijk redelijk gevoelig voor EM-storingen. Als je in de Keyboard-encoders

(9)

buurt van de keyboard-encoder gebruik maakt van relais dan kan het gebeuren dat de encoder ‘op hol slaat’. Deze geeft dan continu van de aangesloten knoppen het teken door aan de computer. Dit is alleen te stoppen door het kabeltje van de encoder naar de computer even los te halen. De I-PAC kost ongeveer

€35,-USB-Relaiskaart

Om een gebruiker duidelijk te maken dat hij bepaalde knoppen kan gebruiken wor-den er in exhibits vaak lampjes gemonteerd in een knop. Om deze aan of uit te zetten vanuit de computer heb je een systeem nodig dat als een soort schakelaar op afstand werkt.

Een voorbeeld van zo’n systeem is een USB-relaiskaart. De kaart die ik gebruikt heb is van Quancom. Ik heb daarvan 2 versies uitgeprobeerd. Namelijk de USBREL8LC en de USBREL8.

Het enige verschil tussen deze 2 is dat je maximaal één USBREL8LC kaart op je com-puter kan aansluiten en maximaal vier USBREL8 kaarten.

Deze kaarten bevatten 8 relais die een stroom van maximaal 1 Ampère kunnen scha-kelen.

Bij de kaarten wordt een cd meegeleverd met de drivers en een flinke bibliotheek van code voor uiteenlopende programmeertalen zoals C, C++, Delphi, Labview, Vi-sual Basic.net en Pascal. Het duurt wel een tijdje voordat de software klaar is met installeren (zo’n 3 minuten).

Helaas levert de fabrikant dus geen code voor het gebruik van Flash, Director of Pro-cessing/Java. Hiervoor moet dus eerst een programma ontwikkeld worden om van-uit deze programma’s direct de kaart te kunnen gebruiken.

Het is wel mogelijk om met behulp van de meegeleverde bibliotheken een Xtra (Di-rector uitbreiding) te maken voor Di(Di-rector zodat de kaart te gebruiken is.

De relaiskaarten zijn eenvoudig aan te sluiten op bijvoorbeeld lampen. Er is geen extra hardware nodig behalve de lampen en een voeding die de lampen van stroom voorziet.

Elk relais op de kaart heeft zijn eigen aansluiting en er kunnen dus meerdere (ver-schillende) actuatoren, al dan niet met een ander spanningsniveau, worden aange-sloten.

Wil je meer dan 8 uitgangen dan moet je de USBREL8 kaart gebruiken in plaats van de USBREL8LC. De USBREL8 is een stuk duurder dan de USBREL8LC maar je kan er

(10)

dan wel vier op één computer aansluiten. Met behulp van jumpers op de kaart kan je instellen welke nummer de kaart is. Tijdens het werken met meerdere kaarten op één computer kwam er echter een probleem aan het licht. Windows herkent de kaarten wel en geeft ze een volgnummer. Echter dit volgnummer is op volgorde van aansluiten en heeft niets te maken met het nummer dat

je instelt op de kaart. Dit maakt het gebruik van meerdere kaarten dus niet echt heel makkelijk. Als er per ongeluk een keer een kabel los raakt en weer in de computer wordt gedaan heeft de kaart een ander nummer gekregen en moet je je software dus aanpassen, of alle andere kaarten ook eerst los halen en allemaal op de juiste volgorde weer aansluiten.

De USBREL8LC kost ongeveer € 65,- de USBREL8 €

105,-Touchsensoren (QSlider & Phidget)

Bijna iedereen is er ondertussen wel gewend om er mee te werken, omdat ze op een iPod zitten; Touchsensoren (aanraakgevoelige sensoren) zijn knoppen of schuiven waar niet fysiek iets beweegt maar door middel van het aanraken van het oppervlak van de sensor wordt bedient.

De touchsensoren kunnen worden in gesteld dat ze al reageren als je er in de buurt (zo rond 1 cm) bent.

Een voorbeeld van het gebruik van touchsensoren is bijvoorbeeld dat je een schake-laar of regelschuif weg kan werken vlak onder het oppervlak van de exhibit. Je ziet dan helemaal niet dat er een schakelaar zit. Je kan op die manier je regelschuiven helemaal wegwerken in het ontwerp van de exhibit.

De touchsensoren zijn er eigenlijk in 3 verschillende types. Je hebt knoppen, rechte schuiven en ronde schuiven. Deze laatste is wat er bijvoorbeeld in een iPod zit. Er zijn van de knopsensoren diverse uitvoeringen. Er zijn enkelvoudige, meervoudige en matrixchips. Er zijn dus veel verschillende situaties mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan de aanraakschakelaars op een luxe oven waar de knoppen achter glas zitten. Is is eigenlijk 1 leverancier van touchsensoren. Dat is ‘Quantum Research Group ‘ [3] Zij leveren echter niet echt kant en klare systemen maar de chips die het mogelijk maken om deze techniek te gebruiken.

Wel hebben ze evaluatieborden waar de chip en de overige electronica zich al op bevinden.

(11)

Met deze evaluatiebordjes wordt gelijk een kabel meegegeven waarmee je deze bordjes direct op je USB port kan aansluiten. Normaal communiceren deze chips na-melijk via SPI (een 5-draads serieel protocol) en dat kan je computer niet.

Ik heb voor deze scriptie gebruik gemaakt van een QSlider E401 (rechte schuif) en een QWheel E501 (ronde schuif).

Na het installeren van de drivers op de computer bleek dat de sensoren zich lieten in-stalleren als een USB-serieel-converter. Dit betekende dat ik eenvoudig via de seriële port kon communiceren. Door gebruik te maken van een Xtra is dat in Director zeer eenvoudig en in andere programmeertalen is daar vaak als een eenvoudige methode voor ingebouwd. Voor het gebruik met Flash is het echter niet zo eenvoudig omdat Flash niet gemaakt is om direct te mogen communiceren met hardware die aan de computer zit. Hier is echter wel een omweg voor de maken. (zie kader voor uitleg hierover)

Toen ik op een later tijdstip echter deze Sliders wilde toepassen bleek dat Quantum de USB-SPI-converters had veranderd en deze zich niet meer als serieel apparaat lie-ten installeren. Hierdoor kon ik ze niet meer eenvoudig aanspreken vanuit software. Er waren wel bibliotheken met code voor bijvoorbeeld C++ bijgeleverd maar daar kon ik weinig mee.

Bij navraag bij de leverancier bleek dat ze die andere kabels ook niet meer konden leveren.

Tijdens het onderzoek voor deze scriptie was ik ook het Phidget in-terface systeem tegen gekomen. De ontwikkelaars van het Phidget systeem hebben ook een sensor boardje ontwikkeld met de Quan-tumchip erop. De ‘PhidgetLinearTouch’ gedraagt zich net zo als een Phidget Interface Kit (zie pagina 19) en is daardoor eenvoudig te gebruiken in allerlei programmeertalen.

Op pagina 26 zal ik laten zien dat het ook mogelijk is om direct de

Quantum chip te gebruiken en daardoor is het mogelijk om zelf de vorm te bepalen van het aanraakoppervlak waardoor het mogelijk is om bijvoord een grote halve

cir-kel als instelschuif te gebruiken.

Quantum Slider chips kosten los ongeveer € 10,-Een Quantum evaluatieboard kost ongeveer € 20,-Een Pidget Slider kost ongeveer €

39,-Touchsensoren (QSlider & Phidget)

Door een extern pro-gramma te gebruiken dat netwerkverkeer omzet naar de seriele poort kan ook Flash communiceren over de seriële poort. Zie [4] voor meer infor-matie hierover.

(12)

Weeder (WTDIO, WTADC, WTDAC, WTPCT)

Het laatste systeem dat ik in dit hoofdstuk behandel is een systeem dat zoveel in de categorie eenvoudig als uitgebreid zou kunnen vallen. Dit komt omdat dit systeem bestaat uit een aantal losse modules die eenvoudig aan elkaar te koppelen zijn tot een uitgebreider systeem.

Dit systeem is het Weeder systeem [5]. Het weeder systeem bestaat uit een aantal kleinere modules. Zo zijn er digitale input en output modules, analoog-uit modules, analoog-in modules en ook nog een paar andere waar onder een timer module. De modules zijn zeer eenvoudig om aan elkaar te koppelen zodat er een lange ‘ket-ting’ ontstaat. De modules geven alle data die ze ontvangen door aan de volgende en zo kan er met 1 aansluiting op de computer tot 32 modules aangestuurd worden. Deze modules hoeven niet van het zelfde type te zijn dus je kan zelf bepalen wat voor systeem je uiteindelijk gebruikt, geheel naar eigen wensen.

Ik zal nu de modules los van elkaar bespreken.

Als eerste is er de WTDIO. Dit is een 14 kanaals I/O mo-dule. Elke aansluiting is instelbaar als een input of een output. Er zijn op elke module verschillende instellin-gen mogelijk. Zo kan elke uitgang worden ingesteld als een normale uitgang of als een pulserende uitgang. Hiermee bedoel ik dat de uitgang een instelbare tijd aan blijft en vervolgens automatisch weer uit gaat.

De ingangen kunnen worden ingesteld dat er een signaal naar de computer ver-stuurd wordt als de schakelaar van stand veranderd (dus van aan naar uit gaat of anders om) of dat er een signaal verstuurd wordt zolang de knop ingedrukt blijft. Dit kan erg handig zijn als je enkel hoeft te weten dat de situatie veranderd is en niet steeds hoeft te weten welke knoppen er ingedrukt zijn. Dit scheelt soms best veel werk in de softwareontwikkeling.

De tweede module is de WTADC. Dit is een module die 8 analoge spanningen kan inlezen en doorgeven aan de computer. De module heeft een systeem inge-bouwd dat de computer een signaal kan geven als een waarde op één van de ingangen een bepaalde waarde overschrijft. Je zou dit bijvoorbeeld kunnen gebruiken om een signaal naar de computer te sturen als de tem-peratuur boven een bepaalde grens komt.

(13)

De WTDAC is 4 kanaals analoog-uit module. Hiermee is het mogelijk om 4 verschillende spanningen te creëren variërend tussen -10 Volt en +10 Volt met een resolutie van 0.01 Volt per stap.

De module is volledig via software te kalibreren zodat het niet meer nodig is om met een mini schroeven-draaier te priegelen. De instellingen worden opgesla-gen op de module dus het is ook niet nodig om telkens alles opnieuw af te regelen als de spanning van de mo-dule af is geweest.

De WTSSR is een 5 kanaals Solid State Relay module. Hierop zijn 5 optisch gescheiden relais gemonteerd. Bij opstarten zal het systeem de instelbare standaard stand aannemen. Het mooie van deze module is dat er een ingebouwde sequencer in zit die het mogelijk maakt om complexe schakelvolgordes met één com-mando uit te voeren.

De WTPCT is een puls teller/timer. In puls teller mode kan deze module frequenties tussen 0.5 Hz en 1.5 MHz tellen. De timer kan pulsen op de ingang lezen van 0.6 µsec tot 2 sec. Deze module kan bijvoorbeeld gebruikt worden bij het bepalen hoe snel een wiel draait of om morse signalen te ontcijferen.

Al deze modules zijn via de seriële port aan te sturen via een zeer eenvoudig proto-col. Elke module kan je een nummer geven en vervolgens stuur je via de seriële port een bericht met dat nummer erin. Alleen de module met dat nummer zal dan het be-richt lezen en vervolgens handelen en mogelijk een bebe-richt terugsturen. De overige modules in de ketting zullen berichten die niet voor hen zijn gewoon doorsturen naar de volgende module in de ketting.

De WTDIO kost ongeveer € 44,-De WTDAC kost ongeveer € 52,-De WTADC kost ongeveer € 75,-De WTSSR kost ongeveer € 52,-De WTPCT kost ongeveer €

60,-Weeder

(14)
(15)

proto-Uitgebreide systemen

(16)

Uitgebreide systemen

Met uitgebreide interface systemen bedoel ik systemen die zowel digitale in/output als analoge input en output mogelijkheden bevatten.

Het voordeel van deze systemen komt vooral tot zijn recht bij exhibits waar zowel analoge spanningen in gelezen moeten worden dan wel uitgestuurd en gebruikt ge-maakt wordt van digitale in- en uitgangen.

Velleman K8055

De firma Velleman [6] levert diverse bouwpakketten van electronica. Voor veel stu-denten van de opleiding CMD uit Breda [7] is de Velleman K8055 een bekend sy-steem. Het bevat 8 digitale uitgangen, 5 digitale ingangen, 2 anologe (PWM) uitgan-gen en 2 analoge inganuitgan-gen.

Dit systeem word momenteel veel gebruikt door CMD studenten omdat er door Pa-trick Gutlich [8] (een docent van de opleiding) een Xtra is geschreven voor Director die het mogelijk maakt om dit systeem te gebruiken in Director. Ook heeft deze do-cent een zogehete ‘wrapper’ geschreven in Flash. Dit is een stukje software waarin je je eigen Flash bestand kan toevoegen. Hierdoor is het toch mogelijk om dit systeem te gebruiken in Flash. Het nadeel is wel dat

de ‘wrapper’ niet heel erg stabiel is en het lastig is om dit bijvoorbeeld voor een klant te gebruiken. Het is namelijk niet echt flexibel.

Voordelen van dit systeem is dat er van alles mee te doen is. Je kan er mak-kelijk knoppen op aansluiten maar ook eenvoudig een lampdimmer. Je hoeft maar 1 keer te leren hoe deze te

gebruiken en je bent in veel situaties gelijk klaar. Op het systeem zijn LEDs

aanwezig die aangeven of een kanaal aan of uit is. Tijdens het ontwikkelen is dit han-dig omdat je er nog geen echte hardware op hoeft aan te sluiten en toch kan zien of het juiste kanaal aan of uit gaat.

Voor na de oplevering is het handig voor fout analyse. Als iets niet werkt kan je snel zien of het de software is (het juiste LEDje is niet aan) of een los contact of iets verge-lijkbaars is (het juiste LEDje is dan wel aan).

Een groot nadeel van dit systeem is de traagheid. Het duurt tot 20 msec voordat de software doorkrijgt dat er iets veranderd is op het systeem. Hierdoor kan het goed mogelijk zijn dat het indrukken van een schakelaar niet gezien wordt. Dit is natuurlijk absoluut niet gewenst.

Ook de andere kant op kan dit voor problemen zorgen. Neem bijvoorbeeld de situ-atie dat een schakelaar aangeeft dat een loopband op het einde is, het duurt dan Velleman K8055

(17)

20sec voordat de software dit doorkrijgt en vervolgens weer 20 msec (+ de tijd die het duurt om het in de software te verwerken) voordat een motor uitgeschakeld wordt. Afgerond kan je dus stellen dat het soms wel een halve seconde duurt voor-dat het systeem reageert.

De Velleman K8055 kost ongeveer €

35,-Velleman K8061

Dit systeem is vergelijkbaar met de K8055 met het grote verschil dat er op dit systeem meer digitale en analoge ingangen aanwezig zijn. Er is echter nog maar 1 analoge uitgang beschikbaar. Er zijn in totaal 8 digitale ingangen, 8 digitale uitgangen, 16 ana-loge ingangen en dus 1 anaana-loge uitgang. De anaana-loge ingangen zijn natuurlijk ook te gebruiken als soort van digitale ingang door er in de software op een juiste manier mee om te gaan. Denk hierbij aan een schakelaar die of 5V of 0V op de ingang zet en de software interpreteert dat dan als aan en uit.

Met de grote hoeveelheid analoge ingangen is het echter wel heel eenvoudig om veel

senso-ren aan te sluiten. Denk hierbij aan tempera-tuursensoren, druksensoren, vochtsensoren.

Met die sensoren is het ook mogelijk om een ander soort schakelaars dan knoppen te

ma-ken.

Misschien dat deze Velleman systemen in-teressanter worden als er een goede ma-nier wordt bedacht om met Flash en Pro-cessing te kunnen communiceren.

De Velleman K8061 kost ongeveer €

(18)

Labjack

De LabJack [9] is er in meerdere varianten, zowel met USB als met een netwerk aan-sluiting. De versie die ik gebruikt heb is de LabJack U12. Dit is een USB variant met 8 analoge inputs (van -10V tot +10V), 2 analoge outputs (0-5V), 20 digitale in/outputs en een 32-bits timer.

Een mooie functie van de LabJack is de mogelijkheid om bij verschilspannings-meting een ingebouwde versteker te gebruiken die tot wel 20x kan versterken. Het systeem is veel sneller dan de Velleman systemen. De digitale in/uitgangen kun-nen een snelheid van maximaal 50 Hz verwerken en 4 analoge ingangen kunkun-nen met een snelheid tot 50 samples per seconde worden gelezen. 8 ingangen kunnen worden gelezen met 25 samples per seconde.

Mocht deze samplerate niet hoog genoeg zijn dan kan de LabJack zo worden inge-steld dat deze 4096 samples neemt met een maximale samplerate van 8192 samples per seconde. Deze data wordt na het verzamelen doorgestuurd naar de PC. Deze functie kan worden gestart door de PC maar ook door een verandering van signaal-niveau op een digitale input.

De timer die aanwezig is op de LabJack kan pulsen tellen tot een maximale frequen-tie van 1MHz.

Voor onbeheerd gebruik heeft de LabJack ook een mogelijkheid tot het bewaken van de communicatie met de PC. Mocht deze een bepaalde periode wegvallen dan kan de LabJack zelfstandig de toestand van de I/O poorten veranderen en daarmee bijvoorbeeld het system herstarten of een signaal naar een beheerder sturen. Voor de LabJack geldt eigenlijk de zelfde beperking als

voor de Velleman systemen en dat is dat er geen goede software wordt meegeleverd om met behulp van Flash, Di-rector of Processing direct te communiceren. Toch is het vanuit Director mogelijk door gebruik te maken van een Xtra. Er worden wel diverse bibliotheken voor software pakketten meegeleverd door de fabrikant zodat iemand die het kan er eenvoudig zelf een Xtra van kan maken. De LabJack U12 kost ongeveer €

(19)

Phidgets

Het laatste systeem dat ik in dit hoofdstuk wil bespreken is eigenlijk een hele verza-meling van interface systemen samen met kant en klare sensormodules.

De basis van het Phidgetsysteem [10] ligt eigenlijk bij de InterfaceKits. Deze zijn er in verschillende uitvoeringen. Zo is er de ‘InterfaceKit 0/16/16’. Deze versie heeft 16 digitale ingangen en 16 digitale uitgangen. De ‘InterfaceKit 0/0/4’ is een simpele 4 kanaals relais kaart met een USB interface. De meest uitgebreide is de ‘InterfaceKit 8/8/8’. Deze versie bevat 8 analoge ingangen, 8 digitale uitgangen en 8 digitale in-gangen. Op deze kit is ook een USB hub aanwezig zodat het eenvoudig is om meer-dere InterfaceKits op elkaar aan te sluiten.

Van deze laatste is er ook versie waarbij op de achterzijde van de printplaat een LCD scherm is gemonteerd. Dit scherm kan vanuit de software worden aange-sproken.

Voor deze InterfaceKits is een heel scala aan sensoren beschikbaar die allemaal op een klein printplaatje zijn gesoldeerd met de juiste rand elektronica erbij zodat het een kwestie is van een kabeltje tussen de sensormodule en de InterfaceKit en de sensor kan gebruikt worden. Al deze sensormodules geven een waarde van 0 – 1023 terug aan de software. Deze uniform-heid is erg prettig voor de software ontwikkelaar omdat die dan weet dat 0 altijd de minimale waarde is die een sensor kan terug geven en 1023 altijd de hoogste. Het is natuurlijk ook mogelijk om zelf sensor modules te maken.

Bij het Phidget systeem wordt veel voorbeeldsoftware en meerdere softwarebibliotheken meegeleverd. Een van de programma’s die wordt meegeleverd is de ‘PhidgetWebService’. Dit is een klein programma dat op de computer moet draaien waar de Phidget op aangesloten is. Met behulp van dit programma is het mogelijk om via het netwerk te communiceren met de Phidgetmodules. Met dit programma is het heel eenvoudig om vanuit Flash, Director en Processing met de Phidgets te communiceren. Hiervoor worden ook een aantal voorbeeld codes meegeleverd.

Er is helaas nog geen Phidget gemaakt met analoge uitgangen. De Phidget InterfaceKit 0/16/16 kost ongeveer €

65,-De Phidget InterfaceKit 8/8/8 LCD kost ongeveer € 80,-Sensoren kosten tussen de € 7,- en €

(20)
(21)

Intelligente systemen

(22)

Intelligente systemen

In dit hoofdstuk wil ik de laatste categorie systemen bespreken. Dit zijn de systemen die ook volledig zonder inmenging van een computer kunnen werken. Het zijn sy-stemen die bijvoorbeeld zelfstandig lampen aan en uit kunnen schakelen als er een bepaalde combinatie is van ingangssignalen.

Het voordeel van deze systemen is dat er een hoop code voor het besturen van hard-ware uit de softhard-ware gehaald kan worden. Hierdoor wordt de softhard-ware veel overzich-telijker en beter te onderhouden.

Bij sommige exhibits is het soms helemaal niet meer nodig om een grote PC te ge-bruiken en alles eenvoudig in hardware op te lossen. Misschien wordt de PC alleen nog maar gebruikt voor het weergeven van videobeelden, animaties of informatie-schermen. Want daar zijn deze systemen niet toe in staat.

Microcontroller

Een microcontroller is eigenlijk een computer in een chip. Wel een computer met een heel erg beperkte interface. Maar in de basis is het een computer. Je kan er software op laten draaien en er zijn mogelijkheden om met die software interactie te hebben. Natuurlijk zit er geen monitor, toetsenbord of muis aan, maar de interactie gaat puur op signaal niveau. Een microcontroller is de basis van de alle systemen die in deze scriptie besproken worden.

Een microcontroller is waarschijnlijk veel te technisch voor de meeste ontwikkelaars maar ik wil deze wel noemen als mogelijkheid om te gebruiken in installa-ties. Soms kan een eenvoudig programma op een mi-crocontroller een heleboel problemen met software op de computer voorkomen. Een voorbeeld hiervan

is het aansturen van een RGB-LED. De computer kan niet snel genoeg

signalen sturen naar een RGB-LED om deze verschillende kleuren te laten aanne-men. Met een klein programma op een microcontroller, die door de computer vertelt wordt welke kleur de LED moet worden, kan dit wel. De microcontroller hoeft zich alleen maar bezig te houden met het aansturen van de LED en te luisteren naar een signaal van de computer. Zo zijn er nog veel meer toepassingen waar een groot of duur ander systeem niet nodig is.

Microcontrollers zijn er diverse uitvoeringen. Ze verschillen dan in snelheid, aantal I/O pinnen en ze hebben wel of geen analoge ingangen.

Een microcontroller kost ongeveer € 1,- tot € 30,- (afhankelijk van type) Microcontroller

(23)

S.N.A.P.

Het Zweedse bedrijf ImSys [11] is gespecialiseerd in het maken van embedded sy-stemen. Embedded systemen zijn eigenlijk een soort minicomputers die verwerkt worden in allerlei apparaten. Denk hierbij aan de computersystemen die in bijvoor-beeld frisdrank automaten zitten. In deze apparaten zit al jaren een systeem dat een reparateur instaat stelt om, door zijn laptop aan te sluiten, het systeem aan een paar simpele test kan onderwerpen om zo het probleem snel te lokaliseren. Deze syste-men zijn in de loop van de jaren dusdanig ontwikkeld dat deze nu in staat zijn om als er een storing is dit door te bellen of mailen naar een reparateur. En deze systemen zijn ook los erg interessant om te gebruiken. Het zijn een soort kleine computertjes met allerlei digitale en analoge ingangen, diverse systemen voor het aansluiten op sensor systemen en vaak ook een netwerk aansluiting.

Één zo’n systeem is het SNAP sy-steem. SNAP staat voor Simple Network Application Platform. Zoals de naam al doet vermoeden is dit een systeem met een net-werk aansluiting aan boord. Het systeem bevat verder een op Java gebaseerde microcontroller. Dit stelt de ontwikkelaar in staat om in Java ontwikkelde programma’s op deze microcontroller te laden en deze zonder tussenkomst van een computer af te draaien. Hiermee kunnen heel goed sensoren ontwikkeld wor-den die op een wat grotere afstand van elkaar of van een centrale computer af lig-gen. Deze toepassing heb ik zelf gebruikt bij de vrije exhibit ‘SoulSphere’. Ik had met behulp van meerdere SNAP modules een aantal sensoren ontwikkeld die de aan-wezigheid van mensen registreerde op diverse locaties in het school gebouw. Deze informatie kwam van een aantal bewegingssensoren die via een PIC microcontroller waren aangesloten op een SNAP module. De PIC controller berekende hoe druk het was in de ruimte en gaf dit vervolgens door aan de SNAP module. Deze SNAP module zorgde er vervolgens voor dat deze informatie voor het centrale computer systeem beschikbaar was doormiddel van een XML bestand samen te stellen dat door de cen-trale computer via het netwerk op te halen was.

Een SNAP module bevat 24 digitale I/O poorten, 8 analoge ingangen en 8 analoge uitgangen.

Een module is tevens uitgevoerd met 2 seriële poorten, een I2C bus (eenvoudig te gebruiken om extra digitale of analoge poorten toe te voegen) en twee 1-wire

(24)

faces. Deze 1-wire interfaces zijn ontwikkeld door Dallas semiconductors en worden veel gebruikt voor toegangscontroles door middel van ‘muntjes’. Dit zijn kleine, platte schijfjes maar een unieke code instaat. De schijfjes lijken erg veel op knoopcel bat-terijen. Maar ook zijn er diverse sensoren ontwikkeld voor het 1-wire systeem. Het ontwikkelen van code voor een SNAP module gebeurd in Java en er is geen mo-gelijkheid tot directe communicatie met de hardware op de module vanaf een com-puter. Hiervoor dient dan een stukje software worden ontwikkeld dat op de module draait en voor deze communicatie zorgt.

Een SNAP module kost ongeveer €

125,-Arduino & Wiring

De hiervoor beschreven systemen hebben 1 ding gemeen en dat is dat ze niet spe-cifiek ontwikkeld zijn voor het gebruik binnen exhibits of interactieve objecten in het algemeen. De meeste van deze systemen zijn ontwikkeld voor het gebruik in de industrie. Hierdoor is er weinig tot geen rekening gehouden een eenvoudige manier van aansluiten, programmeren of configureren. Er wordt soms wel een software bibli-otheek meegeleverd maar vaak is dat een software biblibibli-otheek waar ontwikkelaars in Director, Flash of Processing niet direct mee uit de voeten kunnen. Er zijn dan allerlei ingewikkelde kunstgrepen, in diverse andere meer ‘low-level’ programmeertalen, no-dig om toch vanuit Director, Flash en Processing gebruik te maken van de systemen. De laatste 2 systemen die ik in deze scriptie wil laten zien, zijn specifiek ontwikkeld voor het gebruik binnen interactieve objecten. Ze vormen de brug die nodig is om de fysieke wereld te kunnen meten en beïnvloeden vanuit software.

Wat deze systemen uitermate geschikt maakt voor gebruik door ontwikkelaars van zowel vrije als gebonden exhibits is de goede documentatie en meegeleverde soft-ware bibliotheken en ontwikkelomgevingen.

Een voorbeeld van een handige bibliotheek is bijvoorbeeld de servo bibliotheek. Het is daarmee heel eenvoudig om een servo te gebruiken in een exhibit. Men hoeft en-kel met 1 regel code aan te geven op welke pin een servo zit en kan vervolgens met 1 andere regel code de servo in een bepaalde stand zetten.

De software die je ontwikkeld in de meegeleverde ontwikkelomgeving wordt met 1 druk op de knop geladen in het systeem en daarna is het systeem klaar om gebruikt te worden.

Het is met deze ontwikkelomgeving zonder erg veel moeite mogelijk om een stand-alone (zonder tussenkomst van de PC dus) systeem te ontwikkelen. Voor commu-nicatie vanuit Director, Flash en Processing zijn door andere mensen ontwikkelde programma’s beschikbaar die eenvoudig zijn aan te passen aan je eigen wensen. Dat is een voordeel van open-source systemen. Er zijn diverse mensen voor aan het ont-wikkelen en alles wordt beschikbaar gesteld voor andere mensen.

(25)

Arduino

Arduino [12] is een systeem ontwikkeld bij het Italiaanse ‘Interaction Design Insti-tute Ivrea’. Dit is een onafhankelijke, non-profit, organisatie die een 2 jarige masters opleiding aanbied in interactieontwerp. Het is een open-source platform bestaande uit een hardware en een software deel. De hardware is gebaseerd op een Atmel At-Mege8 microcontroller en de software is een variant van Processing.

Juist door de open-source opzet zijn er al heel wat hardware verbeteringen uitge-voerd en zijn er voor de software al diverse extra bibliotheken ontwikkeld die het systeem nog uitgebreider maken dan het van oorsprong was.

Arduino komt in diverse uitvoeringen. De meeste van deze uitvoeringen zijn ook eenvoudig zelf te solderen maar het eenvoudigste is om deze gewoon te bestellen.

De verschillende types:

- Serieel. Het basis bordje met een standaard seriële aansluiting

- USB, Het basis bordje maar dan met een USB aansluiting.

- Mini, Met een andere processor waar door er 2x zoveel geheugen beschik- baar is en een veel kleinere afme- ting. (zonder directe aansluiting voor PC)

- Bluetooth, Zelfde processor als de mini maar dan uitgevoerd met een bluetooth adapter zodat het systeem draadloos kan communiceren met een computer.

Alle Arduino systemen hebben de volgende aansluitingen:

- 13 digitale I/O poorten (waarvan 2 gebruikt kunnen worden als 1 seriële poort)

- 6 analoge ingangen

- 3 analoge uitgangen (ten koste van 3 digitale poorten) Een Arduino USB kost ongeveer €

28,-Een Arduino MINI kost ongeveer € 30,-Een Arduino BlueTooth kost ongeveer €

(26)

Wiring

Ook Wiring [13] heeft zijn oorsprong bij het ‘Interaction Design Institute Ivrea’. De ontwikkelaar van Wiring, Hernando Barragán, heeft voor dit instituut gewerkt. Mo-menteel is Hernando verbonden met de universiteit van Los Andes in Columbia. Net als Arduino bestaat het Wiring systeem uit een relatief klein hardware bordje en een ontwikkelomgeving gebaseerd op Processing. Het grote verschil tussen Wi-ring en Arduino is de gebruikte microcontroller. WiWi-ring is ontwikkeld rond een At-Mega128 en heeft daardoor veel meer aansluitmogelijkheden en een aantal opties die de Arduino niet heeft. Het geheugen van de AtMega128 is ook groter dan die van de AtMege8 van de Arduino. Hierdoor is het mogelijk om uitgebreidere software te ontwikkellen voor Wiring. Van Wiring is momenteel maar 1 type beschikbaar.

Dit type bevat:

- 43 digitale I/O poorten - 8 analoge inputs - 6 analoge outputs - 8 externe interrupt aansluitingen - 1 seriële poort - 1 USB poort

De hardware van het Wiring systeem is in tegenstelling van Arduino niet

een-voudig zelf te solderen. Je kan momenteel het systeem enkel direct bij Hernando zelf bestellen. De opleiding CMD te Breda heeft op advies van mij en een paar studiege-noten er een 15-tal aangeschaft.

Bij software omgeving van Wiring lijkt heel veel op die van Arduino met een paar kleine syntax verschillen. Ook voor Wiring zijn er al heel wat handige bibliotheken ontwikkeld waaronder één om de QSlider chips aan te sluiten. Je sluit eenvoudig de 5 signalen van de chip op de digitale in- / uitgangen van Wiring aan en je kan deze vanuit je software gebruiken.

Wiring kost ongeveer € 40,-Wiring

(27)

Conclusie

(28)

Conclusie

Elke interactieve exhibit is uniek qua interactie met gebruikers. Daarom zal ook elke keer bij de ontwikkeling van een exhibit de keuze gemaakt moeten worden welk systeem er die keer wordt gebruikt. Bij deze keuze spelen een aantal factoren een rol. De persoonlijk voorkeur voor het gebruiken van een systeem kan een bepalende factor zijn in deze keuze. Ook de beschikbaarheid en budget zijn natuurlijk factoren die de keuze kunnen beïnvloeden.

Als een project tot op detail is uitgedacht voordat een keuze voor een interfacesy-steem gemaakt wordt kan er een syinterfacesy-steem gekozen worden dat precies op maat is. Vaak zal echter dit niet voorkomen en kan er het best gekeken worden naar een sy-steem dat flexibel is. Bij een aantal systemen is het goed mogelijk om het sysy-steem uit te breiden als er behoefte aan blijkt te zijn. Bij een aantal andere is het echter niet mo-gelijk om dit te doen en kan er een situatie ontstaan dat het hele systeem vervangen dient te worden door een ander en dat kost vaak veel tijd en soms ook geld.

Het is natuurlijk ook goed mogelijk om meerdere systemen te combineren in een en-kele exhibit. Er moet echter wel uitgekeken worden dat er niet te veel verschillende systemen gebruikt worden omdat je dan als ontwikkelaar soms niet meer weet welk commando je moet geven om iets voor elkaar te krijgen.

Voor een klant is het ook veel eenvoudiger als er niet te veel verschillende systemen gebruikt wordt. Een klant wil namelijk vaak een reserve systeem hebben zodat er eenvoudig iets vervangen kan worden mocht er iets kapot gaan. Ik neem aan dat het wel duidelijk is dat een klant het niet prettig gaat vinden als hij (of zij) van veel syste-men een reserve moet betalen.

Toekomst

De vraag naar interactieve multimedia groeit. Dit is een gevolg van de opkomt van de belevingseconomie. Vroeger waren het producten, daarna werden dat diensten maar nu wordt er van alles verkocht door het te verpakken in een beleving. Waar mensen eerst gewoon uit eten gingen voor de gezelligheid gaan mensen nu een avondje naar het wilde westen in Wateringen. Beleving is hip. En exhibits zijn ideale objecten om mensen dingen te laten beleven. Maar beleving kan alleen als er inter-actie is. Anders is het niet meer als ondergaan en dat is niet genoeg. Er zal dus steeds meer vraag zijn naar goede systemen om deze interactie mogelijk te maken. Ik denk dat er in de komende tijd meer systemen op de markt komen die meer gericht zijn op ontwikkelaars van multimedia. De huidige system zijn allemaal ontwikkeld voor industriële processen en zijn daardoor soms lastig te gebruiken binnen de software die bij exhibits gebruikt wordt.

Het meest flexibel is gebruik maken van microcontrollers en daar een deel electro-nica omheen bouwen dat precies aan de wensen van de exhibit voldoet. De techni-sche drempel die daardoor ontstaat is een flink hoge. Voor veel ontwikkelaars is het Conclusie

(29)

te ingewikkeld om buiten het programmeren van de exhibits ook nog het hele elec-tronische circuit te ontwikkelen en de microcontroller te programmeren. Microcon-troller zijn vaak enkel met een low-level programmeertaal (C, Basic of Assembly) te programmeren in plaats van een high-level taal zoals Lingo (Director) of Actionscript (Flash). De ontwikkelomgevingen voor microcontrollers is vaak erg prijzig. Je hebt namelijk een programmer nodig om de software in de microcontroller te krijgen. Ook de software voor het programmeren van microcontrollers is prijzig.

Een systeem als Arduino en Wiring zijn goede voorbeelden van systemen die de flexi-biliteit van microcontroller bevatten maar dan met een veel lagere drempel. De soft-ware wordt meegeleverd bij deze systemen is zeer eenvoudig in het gebruik. Met slechts een paar regels code is het al mogelijk om een interactief systeem te maken. Deze software is ook nog een gratis. Voor het programmeren van deze systemen is een kabeltje genoeg (bij de Bluetooth Arduino is die zelfs overbodig).

Wat deze systemen echter nog missen is een onderdeel dat gebruikt kan worden voor het monitoren van het systeem. Het is erg prettig om, als er zich een storing voordoet, direct te kunnen zien waar deze storing zich bevindt.

Hiervoor zou een systeem ontwikkeld kunnen worden waar een klein scherm op zit waar de toestand van het systeem op getoond kan worden. Denk hierbij aan de toe-stand van de digitale in- en uitgangen en de waardes van de analoge in- en uitgan-gen. Op dit scherm kan een ontwikkelaar ook meldingen kunnen laten verschijnen die meer gedetailleerde informatie over de toestand van het programma toont. Voor monitoren op afstand zou het erg praktisch zijn als deze informatie ook via bij-voorbeeld het internet te benaderen is. Hierdoor zou een ontwikkelaar op afstand problemen bij een klant kunnen voorkomen zonder onnodige reistijd (lees: reiskos-ten) te maken. Ook voor het updaten van software zou dit systeem gebruikt kunnen worden.

Met zo’n systeem zou het voor de ontwikkelaar nog eenvoudiger worden om een systeem op maat te ontwikkelen in minder tijd.

(30)

Bronnen Internetadressen: [1] iPac: http://www.ultimarc.com/ipac1.html [2] Quancom: http://www.quancom.de [3] Quantum Research Group:

http://www.qprox.com [4] Seriële communicatie in Flash:

http://people.interaction-ivrea.it/h.barragan/flashserialinterface.html [5] Weeder:

http://www.weedtech.com [6] Velleman BV

http://www.velleman.be

[7] Communication & Multimedia Design, Breda http://www.cmd-breda.nl [8] Patrick Gutlich http://www.gepatto.nl [9] LabJack Corporation http://www.labjack.com [10] Phidgets Inc. http://www.phidgets.com [11] ImSys Technologies http://www.imsys.se [12] Arduino platform http://www.arduino.cc [13] Wiring platform http://www.wiring.org.co Gebruikte literatuur:

- Oosterbaan, Warna: Een leesbare scriptie.

Amsterdam/Rotterdam, Prometheus/ NRC Handelsblad, 2006

- O’Sullivan, Dan : Physical Computing. Sensing and controlling the physical

(31)
(32)

©2007, Delft, Nederland

www.markvdb.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

gedurende de afgelopen 25 jaar wetenschappelijk onderzocht en geoptimaliseerd. De complicatierisico’s van de procedure zijn laag en voornamelijk afhankelijk van de ervaring van

The strategies reported in 4.2.1 to 4.2.5 above are mostly used in consultation with the physician in attempts to solve communication problems as they arise. However, many

Several international intervention initiatives have resulted in a decrease in the number of infant deaths; however, the incidence of sudden unexpected death in infancy (SUDI)

Visitors who filled out the survey thought the interactive media installations mainly contributed to the experiential value of “having learned valuable infor- mation”, rather than

Een aanvullende verklaring voor het uitblijven van succes zou dus ook kunnen zijn dat de propositie van krediet unies op dit moment niet onder- scheidend genoeg is ten opzichte van

Sparen voor zorgverlof, ouderschapsverlof, studieverlof of een buffer voor arbeidsongeschiktheid worden door alle respondenten minder vaak genoemd, zoals te zien is in tabel 1..

Omdat voor alle typen natuur op verge- lijkbare wijze natuurpunten worden berekend, zijn deze typen natuur substitueerbaar; een type natuur kan in een alternatief vervangen worden

Voor de fruitteelt nu kan gezegd worden dat wanneer in een grond tussen de bovenqrond en de grondwaterspiegel lagen van zwaardere grond of verdichte lagen