• No results found

Iatrogene nachtmerries, gevolg van antibiotica en hormonen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Iatrogene nachtmerries, gevolg van antibiotica en hormonen?"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Iatrogene nachtmerries,

gevolg van antibiotica en hormonen?

Susan Gorissen

10381678

Bachelorthese Klinische Psychologie

Begeleider: Huib van Dis Afdeling psychologie

(2)

2

Inhoud

ABSTRACT ... 3 INLEIDING ... 4 METHODE ... 10 RESULTATEN ... 17 DISCUSSIE ... 26 LITERATUUR ... 30 Bijlage Antibiotica ... 33 Bijlage Malaria-middelen ... 38 Bijlage Hormonen ... 40

(3)

3

ABSTRACT

In dit onderzoek werd bestudeerd of en in welke mate er iatrogene nachtmerries voorkomen bij het

gebruik van antibiotica en hormonen. Aangezien er sprake is van een relatief nieuw

onderzoeksgebied, is gebruik gemaakt van een mixed method approach. Er zijn hiervoor vragenlijsten

afgenomen bij twee verschillende populaties, waarin het medicatie-gebruik en het ervaren van

nachtmerries werd uitgevraagd. Uit deze data kwam naar voren dat 12,4 % van de deelnemers zich

bewust was van een mogelijke relatie tussen medicatiegebruik van de afgelopen vier weken en

nachtmerries. Daarnaast kwam naar voren dat het gebruik van meerdere geneesmiddelen kan

samenhangen met de frequentie van nachtmerries. Verder rapporteren vrouwen meer nachtmerries

dan mannen.

Er is tevens informatie geanalyseerd uit de databases van het Farmacotherapeutisch kompas en

het Lareb. Bij de hormonale medicatie, waarbij er specifiek is gekeken naar geslachtshormonen en

glucocorticosteroïden, lijken er weinig iatrogene nachtmerries voor te komen; wel andere

psychologische bijwerkingen komen voor. Bij 20 % van de antibiotica werden nachtmerries

beschreven als mogelijke bijwerking. Met name het gebruik van malariamiddelen en fluroquinolones

(4)

4

Iatrogene nachtmerries, gevolg van antibiotica en hormonen?

INLEIDING

Deze bachelorthese is geschreven binnen het kader van het bachelorproject: Iatrogene

nachtmerries. Dit bachelorproject is opgezet om een inzicht te krijgen in het voorkomen van

nachtmerries als bijwerking van somatische medicatie en om een overzicht te kunnen opstellen van

medicatie waarbij nachtmerries kunnen voorkomen. In het kader van taakverdeling zal iedere

student uit dit bachelorproject zich richten op een aantal groepen medicatie. Na afloop van het

bachelorproject zal er op deze manier een breed en volledig overzicht ontstaan van de huidige kennis

van de medicatie waarbij nachtmerries kunnen voorkomen. In deze bachelorthese zal er gekeken

worden naar geneesmiddelen die vallen onder de groepen antibiotica en hormonen. Wat deze

medicatie met elkaar gemeen heeft, is dat ze veelal een systemische werking heeft op het lichaam,

en dus niet gericht is op één specifiek orgaan (hart, hersenen, longen).

BIG-geregistreerde psychologen zullen in hun loopbaan hoogstwaarschijnlijk te maken krijgen

met patiënten die zowel psychische klachten ervaren als medicatie gebruiken. Het aantal

medicatie-gebruikers in Nederland is zeer hoog. Er zijn circa 11 miljoen mensen die voorgeschreven medicatie

gebruiken en te verwachten is dat het aantal nog zal toenemen. Dit aantal is afkomstig uit de

GIP-databank van het Zorginstituut Nederland, waarin alleen de medicatie is opgenomen die vergoed

wordt op grond van de zorgverzekeringwet en medicatie die extramuraal is verstrekt (dus exclusief

instellingen zoals ziekenhuizen en verpleeghuizen) (Genees- en hulpmiddelen Informatie Project

[GIP], 2016)). Het is belangrijk om als psycholoog alert te zijn op medicatiegebruik, omdat alle

medicatie naast de gewenste werking, ook bijwerkingen veroorzaakt, die zowel somatische als

psychologische aard kunnen zijn (van der Laan, Weenink & Passier, 2008). Wanneer psychische

klachten de ongewenste gevolgen zijn van medicatie, kan het verlagen van de dosis, veranderen van

(5)

5

voor het verdwijnen of afnemen van de klachten. Hiermee kan veel leed bespaard blijven en dit kan

soms niet werkende interventies voorkomen.

Er is echter nog maar weinig aandacht in de literatuur over psychologische bijwerkingen die

kunnen voortkomen uit somatische medicatie. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat psychologen

niet alert zijn op het gebruik van de medicatie waarbij psychologische bijwerkingen kunnen

voorkomen. Een van de psychologische bijwerkingen die kunnen optreden zijn nachtmerries.

Nachtmerries die door medisch ingrijpen zijn veroorzaakt, kunnen gedefinieerd worden als iatrogene

nachtmerries (Nederlandse Encyclopedie, 2016). In dit onderzoek zal specifiek aandacht worden

besteed aan iatrogene nachtmerries als bijwerking van somatische medicatie, die vallen onder

antibiotica en hormonen.

Nachtmerries zijn een veelvoorkomend fenomeen. Ongeveer 80 procent van de algemene

populatie ervaart wel eens nachtmerries en 5 tot 8 procent heeft last van terugkomende

nachtmerries (Thompson & Pierce, 1999). In dit onderzoek wordt de volgende definitie als

uitgangspunt gebruikt: Lange, zeer realistische, extreem angstige droom die goed door de

betrokkenen worden herinnerd wanneer deze wakker wordt (Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders [DSM] V, 2013). Aangezien nachtmerries veel voorkomen, zouden ze als normaal

gezien kunnen worden. Uit verschillende onderzoeken komt echter naar voren dat nachtmerries voor

significant lijden kunnen zorgen. Zo komt uit een onderzoek van Lancee & Schrijnemaekers (2013)

dat één of meer nachtmerries in een nacht al impact kunnen hebben op de mate van stress de

volgende dag. Verder komen nachtmerries veel voor bij mensen die gediagnosticeerd zijn met

psychopathologie. Zo hebben terugkomende nachtmerries een hoge comorbiditeit met stemmings-

en angststoornissen en worden ze geassocieerd met persoonlijkheidsstoornissen, schizofrenie,

alexithemie, drugs- en alcohol-afhankelijkheid en post traumatische stress stoornis (PTSS) (Arargun,

Kara, Özer, Selvi, Kiran & Özer, 2003). Nachtmerries komen veel voor bij psychopathologie en dat ze

vervelende gevolgen kunnen hebben is bekend. Dit blijkt tevens uit een prospectief onderzoek

(6)

6

suïcidepogingen (Tanskanen, Tuomilehto, Viinamäki, Vartiainen & Lehtonen, 2001). Over het

voorkomen van nachtmerries als bijwerking van medicatie is echter nog veel onduidelijk.

Te verwachten is dat de kans op het krijgen van iatrogene nachtmerries, toeneemt naarmate

iemand meer medicatie gebruikt. Bij het gebruik van meerdere soorten medicatie, wordt de kans op

bijwerkingen namelijk vergoot (Kingsbury & Simpson, 2001). Verstoring van de slaap is een van de

bijwerkingen die vaker lijkt voor te komen bij het gebruik van meerdere geneesmiddelen (Kingsbury

& Simpson, 2001). En kan bij verstoring van de slaap of slapeloosheid de kans op nachtmerries

toenemen? Uit een onderzoek van Schredl (2009) blijkt dat naarmate slapeloosheid toeneemt,

tevens de mate van nachtmerries kan toenemen.

Verder blijken er sekseverschillen te zijn in de mate van medicatiegebruik. Uit verschillende

onderzoeken komt naar voren dat vrouwen over het algemeen meer medicatie gebruiken dan

mannen (Mantauffel et al., 2014; Obermeyer et al., 2004). Over de oorzaak van dit verschil is nog

weinig bekend. Uit het onderzoek van Mantuaffel et al., 2014 komen een aantal hypotheses naar

voren die kunnen bijdragen aan het verschillend gebruik: vrouwen krijgen meer medicatie

voorgeschreven, vrouwen zijn minder therapietrouw in het nemen van de medicatie voor chronische

ziektes, en het is minder waarschijnlijk is dat vrouwen de juiste medicatie krijgen voorgeschreven op

basis van evidence-based richtlijnen. Aangezien vrouwen over het algemeen meer medicatie

gebruiken, kan er tevens verwacht worden dat vrouwen meer bijwerkingen ervaren van medicatie.

Daarnaast blijkt dat uit het onderzoek van Nielsen, Sendstrom en Levin (2006) dat vrouwen over het

algemeen al meer nachtmerries ervaren. Of dit tevens geldt voor iatrogene nachtmerries is nog

onduidelijk.

Medicatie die veel wordt gebruikt door vrouwen, zijn de orale anticonceptiemiddelen. Hierbij

is bekend dat er psychologische bijwerkingen kunnen optreden. Verandering in gemoedstoestand en

libido zijn veel voorkomende redenen om te stoppen met het gebruik van anticonceptiemiddelen

(Ott, Shew & Fortenberry, 2008). Volgens de dream continuity hypothesis worden dagelijkse

(7)

7

(Antunis-Alvis & de Koninck, 2012). Aan de hand van deze theorie zou verwacht kunnen worden dat

vrouwen die een negatieve gemoedstoestand ervaren als gevolg van orale anticonceptie, tevens last

zouden kunnen hebben van nachtmerries.

Een andere groep hormonen die als geneesmiddel worden gebruikt en waarbij veel

slaap-gerelateerde bijwerkingen kunnen optreden zijn de glucocorticoïden. Glucocorticoïden zijn een groep

hormonen die door de bijnierschors worden gemaakt en die belangrijk zijn voor het behouden van de

homeostase en de reactie op externe stressoren (Dickmeis, 2008). Voorbeelden van medicijnen die

onder de groep glucocorticoïden vallen zijn: cortison, prednis(ol)on en dexamethason. Deze

middelen hebben een sterke ontstekingsremmende werking. De mate van endogene

glucocorticoïden in het bloed, hangt samen met de fase van het circadiaans ritme. Er is een piek van

endogene productie glucocorticoïden te zien tijdens activiteitfases, bijvoorbeeld in het begin van de

ochtend, wat zorgt voor energie en een gevoel van honger. Naarmate dag vordert en de nacht

aanbreekt, neemt de mate van glucocorticoïden steeds meer af (Buckley & Schatzberg, 2009).

Wanneer er in de verkeerde fase van het circadiaans ritme, een teveel aan glucocorticoïden aanwezig

is het lichaam, kunnen slaapproblemen optreden. Hiermee kan verklaard worden dat verstoring van

de slaap een van de meest voorkomende bijwerkingen is bij het gebruik van exogene

glucocorticoïden (Huscher et al., 2008). Doordat slapeloosheid kan samengaan met nachtmerries,

zouden er tevens bij toediening van glucocorticoïden iatrogene nachtmerries kunnen voorkomen. Of

dit daadwerkelijk zo is, zal verder uitgezocht moeten worden.

Een van de meest gebruikte groep geneesmiddelen in Nederland zijn de antibiotica (GIP,

2016). Over het voorkomen van iatrogene nachtmerries bij deze medicatie is nog niet veel bekend.

Een uitzondering hierop vormen de malariamiddelen als medicatie tegen parasieten. Uit een studie

van Petersen (2014) blijkt dat 59 % van de ondervraagde malaria-gebruikers last hadden van

terugkomende nachtmerries, hiervan heeft 41,8 % na drie maanden nog steeds last. De vraag is hoe

(8)

8

Eén van de hypotheses over het werkingsmechanisme waarlangs malariamiddelen zouden

kunnen leiden tot nachtmerries, komt voort uit een onderzoek van Janowsky et al. (2014). Hierin

werd de overeenkomst onderzocht tussen de bijwerkingen van malariamiddelen en de effecten van

psychedelische drugs. Bepaalde malariamiddelen, zoals Lariam, bevatten de werkzame stof

mefloquine. Bij mefloquine wordt een mechanisme in gang gezet, dat overeenkomst heeft met de

neurotransmittermechanismes van psychedelische drugs zoals LSD. Hallucinogenen en mefloquine

hebben beide een sterke structurele verwantschap met serotonine (5-HT) 2A. Deze

gemeenschappelijke neurochemie zou een verklaring kunnen zijn voor het ervaren van nachtmerries

en andere bijwerkingen zoals hallucinaties optreden bij het gebruik van malariamiddelen (Janoswky

et al., 2014). Een kanttekening hierbij is dat mefloquine langdurige effecten kan veroorzaken, terwijl

dit bij LSD niet het geval is.

Mefloquine behoort tot de quinolones, waartoe tevens een andere antibioticagroep behoort,

namelijk de fluoroquinolones. Fluoroquinolones zijn een groep antibiotica die gebruikt worden voor

het behandelen van meer resistente vormen van bacteriën en die vooral effectief zijn voor

urogenitale infecties (Hooper, 1999). De verwantschap van mefloquine met quinolones ligt

vermoedelijk aan de manier waarop ze bacteriële replicaties tegengaan (Wyler, 1989). De vraag is

dan ook of door de gemeenschappelijke basis er tevens bij fluoroquinolones er nachtmerries kunnen

optreden.

Er is er nog maar weinig in de literatuur te vinden over het voorkomen van nachtmerries als

bijwerking. Een van de redenen hiervoor zou de hoge mate van onderrapportage kunnen zijn. Zo lijkt

er bij klinische trials pas sinds kort aandacht te zijn voor nachtmerries als bijwerking van medicatie

(Pagel, aangehaald in Bardbury, 2002). Nachtmerries worden vaak niet gemeld aan zorgverleners,

ook als er wel last van wordt ondervonden (Nardoff, Nardoff & Germain, 2015). Een van de redenen

zou kunnen zijn dat patiënten zich niet bewust zijn van de mogelijke relatie tussen nachtmerries en

(9)

9

nachtmerries als bijwerking van medicijnen voorkomen en of deze passen bij bovenstaande

hypotheses.

Om erachter te komen of nachtmerries veroorzaakt kunnen worden door medicatie, in welke

mate en bij welke specifieke geneesmiddelen dit het geval is, zal een mixed method approach

gebruikt worden. Bij het ontdekken van een nieuw onderzoeksgebied is het gebruik maken van een

mixed method een geschikte keuze, omdat er een meer completer beeld kan worden gevormd vanuit

verschillende invalshoeken (Johnson, Onwuegbuzie & Turner, 2007). Triangulatie van verschillende

databronnen kan zo leiden tot hypothesevorming.

De vraag die centraal staat is: in welke mate kunnen er iatrogene nachtmerries optreden bij

antibiotica en hormonen? Er wordt hierbij verwacht dat patiënten zich veelal niet bewust zijn van de

mogelijke relatie tussen medicatiegebruik en nachtmerries. Daarnaast wordt er verwacht dat het

gebruik van meerdere vormen van medicatie in verband staat met het vaker ervaren van

nachtmerries. Tevens wordt er verwacht dat vrouwen gemiddeld meer medicatie gebruiken en meer

nachtmerries ervaren dan mannen. Bij hormonen wordt er verwacht dat het gebruik van orale

anticonceptiemiddelen in verband staat met het ervaren van nachtmerries. Verder wordt verwacht

dat het gebruik van glucocorticoïden in verband staat met slapeloosheid en nachtmerries. Bij de

antibiotica wordt er verwacht dat malariamiddelen in verband staan met het ervaren van

nachtmerries en het gebruik van fluoroquinolones in verband staat met het ervaren van

nachtmerries. Door het ontstaan van een kennisbank over geneesmiddelen waarbij nachtmerries

vaak voorkomen, kunnen psychologen zich meer bewust worden van de mogelijkheid van iatrogene

nachtmerries. Hierdoor kan in de klinische praktijk de juiste diagnostiek gesteld worden, en kan

besloten worden tot de juiste vervolgstappen, waarmee veel leed voorkomen kan worden.

Tenslotte kan dit aanleiding geven tot hypothese toetsend onderzoek over de relatie tussen

(10)

10

METHODE

Bij het exploreren van een nieuw onderzoeksgebied is het gebruik maken van een mixed

method een geschikte keuze, omdat er een meer completer beeld kan worden gevormd (Johnson,

Onwuegbuzie & Turner, 2007). Een begrip dat centraal staat bij een mixed method benadering is

triangulatie. Triangulatie in onderzoek is het gebruik van twee of meer verschillende designs om tot

een uitkomst te komen, die kan zorgen voor een hogere validiteit, het ontdekken van unieke

bevindingen en het krijgen van meer vertrouwen in de resultaten (Thurmond, 2001). Bij twee

verschillende groepen zullen metingen worden gedaan met behulp van digitale vragenlijsten.

Hiermee kunnen vragen getoetst worden met statistische analyses. Verder zal er gebruik gemaakt

worden van gegevens uit bestaande databases over bijwerkingen van geneesmiddelen, het

Farmacotherapeutisch Kompas en de database van het Lareb, het Nederlands bijwerkingen centrum.

Vragenlijstonderzoek

Participanten

a) Onderzoeksoriëntatie door participatie

Een verplicht onderdeel van de propedeuse psychologie aan de Universiteit van Amsterdam is het

vak Onderzoekoriëntatie door Participatie. De eerstejaars psychologiestudenten doen mee aan een

batterij van onderzoeken in zogenoemde testzittingen van 80 minuten. In ruil daarvoor krijgen de

studenten de benodigde punten, om het vak te kunnen afsluiten. In de testzittingen op 15 en 16

maart 2016 zijn de vragenlijsten van dit bachelorproject afgenomen. De deelnemers bestonden uit

200 eerstejaars psychologiestudenten. Na het verwijderen van de deelnemers die niet akkoord

gingen met het informed consent waren er nog 190 deelnemers over, waarvan 52 mannen en 138

vrouwen met een leeftijd tussen de 18 en 32 jaar oud (M=20,2 SD = 2,23).

b) Sociale media, Fora en www.nachtmerries.org

Voor de tweede populatie zijn deelnemers geworven via sociale media onder andere via een oproep

(11)

11

aanpassingen). Hiermee werd een groter aantal deelnemers bereikt met een grotere diversiteit in

leeftijdrange. Deze deelnemers ontvingen geen beloning voor deelname aan het onderzoek.

Daarnaast zijn er deelnemers geworven via fora. Op de volgende fora is een oproep geplaatst:

www.insomnia.nl, www.fok.nl, www.viva.nl, www.inslaap.nl.

Verder zijn er via de website van Jaap Lancee, www.nachtmerries.org, deelnemers geworven.

Er is hiervoor gekozen om deelnemers te betrekken die gericht op zoek waren naar informatie over

nachtmerries. Mogelijk ervaren deze deelnemers nachtmerries. Deze deelnemers kregen allen

dezelfde vragenlijst en ontvingen geen beloning voor deelname aan het onderzoek.

In totaal waren er 302 starters aan de enquête. Na het verwijderen van de deelnemers die

niet akkoord gingen met het informed consent, een leeftijd van onder de 18 jaar oud en het invullen

van bizarre antwoorden, waren er nog 283 deelnemers over. Er is voor gekozen om deelnemers

onder de 18 jaar te verwijderen, omdat er toestemming nodig is van de voogd om de data te mogen

gebruiken. Er namen 77 mannen en 206 vrouwen deel aan dit onderzoek met een leeftijd van tussen

de 18 en 78 jaar oud (M=35,86 SD=14,60).

Materiaal: Vragenlijst

De vragenlijst is een samengestelde vragenlijst en bevat primair items over nachtmerries en

geneesmiddelengebruik. Daarnaast is een bestaande vragenlijst, de Nederlandse vertaling van de

SLEEP-50 opgenomen (Spoormaker, Verbeek, van den Bout & Klip, 2005). De vragenlijst heeft

betrekking op de afgelopen vier weken en bestaat uit items over demografische gegevens, drank- en

drugsgebruik, nachtmerries, medicatiegebruik, de mogelijke relatie tussen nachtmerries en

medicijngebruik en de gehele SLEEP-50. De items aangaande nachtmerries hebben betrekking op het

aantal nachtmerries, het aantal nachten met nachtmerries en de mogelijke gevolgen van de ervaren

nachtmerries. De vragenlijst is op te vragen bij de begeleider van dit onderzoek.

Wanneer er sprake was van medicatie-gebruik door de deelnemer werd gevraagd welke

(12)

12

de manier waarop de medicatie verkregen is. Het medicatiegebruik is geclassificeerd aan de hand

van de volgende categorieën: antibiotica, cardiovasculaire medicatie, hormonen, immuuntherapie,

neurologische medicatie, slaapmiddelen, pijnmedicatie, psychofarmaca, verdovingsmiddelen, respiratoire medicatie, reumatologische middelen, overig. Vervolgens werd gekeken naar de

kwalitatieve antwoorden met betrekking tot de specifieke medicatie.

SLEEP-50

De vragenlijst eindigt met de SLEEP-50. De SLEEP-50 is een zelf-rapportage vragenlijst bestaat

oorspronkelijk uit 50 items en bevraagt de subjectieve slaapklachten, slaapstoornissen zoals

beschreven in de DSM-IV-TR en factoren die van invloed kunnen zijn op slaap (Spoormaker et al.,

2005). De SLEEP-50 bevat negen sub schalen: Slaapapneu (Items 1-8), Insomnie (Items 9-16),

Narcolepsie (Items 17-21), Rusteloze Benen Syndroom (RLS)/Periodic Limb Movement Disorder

(PLMD) (Items 22-25), Circadiaan Ritme Slaapstoornis (CRSD) (Items 26-28), Slaapwandelen (Items

29-31), Nachtmerries (Items 32-36), Slaap Beïnvloedende Factoren (Items 37-43), en de Impact van

Slaapklachten op het Dagelijks Functioneren (Items 450). De items worden gescoord op een

4-punts Likertschaal (1=niet, 2=een beetje, 3=tamelijk veel, 4=zeer veel). Voorbeeldvragen zijn: “Mij is

verteld dat ik snurk”, “Ik heb angstige dromen (indien niet, ga verder met vraag 37)”, en “Ik slaap

over het algemeen slecht”. De cut-off score voor een slaapstoornis per sub schaal is 19 of hoger

(Spoormaker et al., 2005). De interne consistentie van de SLEEP-50 is hoog (Cronbach’s a = .85), ook

zijn de test-hertest correlaties hoog, tussen de .65 en .89 (Spoormaker et al., 2005).

Er is in dit onderzoek gekozen voor deze vragenlijst omdat er op basis van de SLEEP-50 inzicht

wordt verkregen in de ernst van de nachtmerries. Tevens kan er door middel van de SLEEP-50

gekeken worden naar mogelijke andere slaapproblematiek. Voor dit onderzoek is er voor gekozen

een extra item aan de SLEEP-50 toe te voegen (item 40: ‘Ik drink ’s avonds koffie’), omdat dit item in

de eerste versie van de SLEEP-50 opgenomen was en het drinken van koffie een factor is die van

(13)

13

Een screening van de gegevens na de afname bij de groep van studenten heeft geleid tot

enkele kleine aanpassingen. Er zijn twee afzonderlijke items over malariamiddelen toegevoegd. Bij

het eerste item werd uitgevraagd of de deelnemers wel een malariamiddelen hadden gebruikt en bij

het tweede item werd uitgevraagd of ze wel eens nachtmerries hadden ervaren tijdens het gebruik

van malariamiddelen. Het tweede item is door een omissie alleen afgenomen bij de sociale

media-populatie.

Hierna kwamen er twee items waarbij werd uitgevraagd of de deelnemers wel eens gemerkt

hadden dat er een relatie is tussen medicijngebruik en nachtmerries of andere slaapproblemen,

tijdens of na het gebruik van medicatie. Waarbij een item over het medicatiegebruik van de

afgelopen vier weken ging en het andere item over het medicatiegebruik in het verdere verleden.

Ten slotte werd er uitgevraagd of de deelnemers wel eens hadden gemerkt dat er een relatie was

tussen medicatiegebruik en andere psychologische bijwerkingen.

Samenvattend zullen er drie criteria gebruikt worden voor de prevalentie van nachtmerrie-

klachten:(a) de frequentie van het aantal nachten met nachtmerries in de afgelopen 4 weken, (b) het

aantal nachtmerries in de afgelopen week, en (c) de vaststelling van een nachtmerries disorder op

grond van de sleep-50.

Procedure

a) Onderzoeksoriëntatie door participatie

Het onderzoek vond plaats in een computerzaal van de Universiteit van Amsterdam. Het invullen van

de testbatterij van de vragenlijsten gebeurde individueel op een computer, waarbij de deelnemers

de computerzaal konden verlaten wanneer ze alle testen hadden voltooid. De deelnemers werden

aan het begin van het onderzoek schriftelijk geïnformeerd over het doel van het onderzoek, waarna

ze wel/niet akkoord konden gaan met het informed consent.

(14)

14

De deelnemers uit deze populatie hadden zelf de keuze waar en wanneer ze deze vragenlijst

invulden. De vragenlijst heeft ongeveer 10 dagen online gestaan van 13/04/2016 tot 23/04/2016.

Analyseplan Vragenlijst

Om een uitspraak te kunnen doen over het percentage deelnemers wat zich bewust was van een

mogelijke relatie tussen medicatiegebruik en nachtmerries is er een frequentieverdeling opgesteld,

zie figuur 1. Tevens is er gekeken naar de correlatie tussen het gebruik van meerdere

geneesmiddelen en nachtmerries, zie figuur 2, 3 en 4. Om te kunnen beoordelen of er sprake is van

verschillend gebruik per sekse, is een onafhankelijke t-test uitgevoerd. Hierbij is gecontroleerd voor

het gebruik van anticonceptiemiddelen door tevens een onafhankelijke t-test uit te voeren waarbij

de mannen werden vergeleken met vrouwen die geen anticonceptiemiddelen gebruikten. Tenslotte

is er gekeken naar de correlatie tussen sekseverschillen en nachtmerries.

Databases

Farmotherapeutisch Kompas (FK)

Naast het afnemen van de enquête onder twee verschillende populaties, werden ook bestaande data

geanalyseerd. Als eerste werd een beschrijvende analyse uitgevoerd op informatie, vergaard via het

Farmacotherapeutisch Kompas. Het Farmacotherapeutisch Kompas bevat informatie over alle

geneesmiddelen die in Nederland vrij verkrijgbaar zijn en/of vergoed worden door de

zorgverzekeraars (Farmacotherapeutisch kompas, 2016). Het Farmacotherapeutische Kompas van

Zorginstituut Nederland (ZIN) is een website die informatie verzamelt over alle medicatie die in

Nederland verkrijgbaar is en die geregistreerd staat als 'medicatie voor mensen’ bij het College ter

Beoordeling van Medicatie (CBG) of de European Medicines Agency (EMA). De informatie die

verstrekt wordt door het Farmacotherapeutisch Kompas is gebaseerd op de actuele

wetenschappelijke productinformatieteksten (SmPC's) van het College ter Beoordeling van Medicatie

(15)

15

Genootschap (NHG), het Centraal Begeleidings Orgaan voor de intercollegiale toetsing (CBO),

Federatie Medisch Specialisten (FMS), erkende handboeken en medische literatuur

(Farmacotherapeutisch kompas, 2016). De bijwerkingen die gemeld worden op de website van het

Farmacotherapeutisch Kompas worden (meestal) gecategoriseerd van zeer vaak (>10%), vaak

(1-10%), soms (0,1-1%), zelden (0,01-0,1%), zeer zelden (>0,01%) en verder nog gemeld

(Farmacotherapeutisch Kompas, 2016). In dit onderzoek is de informatie op het

Farmacotherapeutisch Kompas over het voorkomen van nachtmerries als bijwerking van antibiotica

en hormonen geanalyseerd.

Analyseplan Farmacotherapeutisch kompas

De informatie van het Farmacotherapeutisch Kompas die is gebruikt is gevonden onder het kopje

bijwerkingen, waarbij de focus lag op nachtmerries en andere slaapstoornissen. Er is gebruik

gemaakt van de bestaande indeling van prevalentie: zeer vaak (>10%), vaak (1-10%), soms (0,1-1%),

zelden (0,01-0,1%) en zeer zelden (<0,01%). Van de antibiotica en hormonen die vermeld staan bij

het Farmacotherapeutisch Kompas, is geregistreerd bij welke medicatie nachtmerries en/of

abnormale dromen als mogelijke bijwerkingen werden genoemd en in welke prevalentie. Er is voor

gekozen om zowel op nachtmerries als op abnormale dromen te zoeken. Hiervoor is gekozen omdat

de benamingen van abnormale dromen en nachtmerries door elkaar gebruikt kunnen worden en qua

definitie op elkaar lijken. Wanneer nachtmerries of abnormale dromen genoemd werden als

bijwerking, zijn tevens de andere slaap-gerelateerde bijwerkingen geregistreerd.

De meeste informatie op het FK wordt gehaald uit de Summary of Product Characteristics

(productinformatie) die aangeleverd moet worden volgens de Europese wetgeving, voordat een

product de markt op mag. Deze informatie moet aan hoge eisen voldoen, maar wordt wel vanuit de

producent geleverd. Omdat de informatie vanuit de producent geleverd wordt, is het niet uitgesloten

(16)

16

is soortgelijke informatie tevens via een andere bron bestudeerd, de database van het Nederlandse

Bijwerkingencentrum Lareb.

Databank van het Nederlands Bijwerkingcentrum Lareb

De tweede beschrijvende analyse werd uitgevoerd met informatie verkregen uit de database van

Bijwerkingencentrum Lareb. Het Lareb signaleert de risico’s van het gebruik van geneesmiddelen en

van vaccins in de dagelijkse gebruik. Dit doet men door middel van een systeem waar bijwerkingen

van geneesmiddelen kunnen worden gemeld door de industrie, huisartsen en specialisten, andere

zorgverleners of door de patiënt zelf (Lareb, 2016). Deze informatie wordt gecontroleerd en

vervolgens anoniem in de database opgenomen. Hierdoor kunnen nog onbekende bijwerkingen,

eerder gevonden worden. Het Lareb werkt onafhankelijk. In tegenstelling tot vele andere landen zijn

toelating tot de markt - ondergebracht bij het CBG (college beoordeling geneesmiddelen) – en

farmacovigilantie – ondergebracht bij het Lareb gescheiden. Bovendien bestaan er geen financiele

banden met de farmaceutische industrie (Lareb, 2016). Per geneesmiddel wordt door Lareb

weergegeven, wat er gemeld is qua bijwerkingen. De frequentie waarin de bijwerking is gemeld,

wordt weergegeven in absolute aantallen. De focus in dit onderzoek lag op de gemelde bijwerkingen

bij antibiotica en hormonen onder het kopje “psychische bijwerkingen” en dan vooral op

nachtmerries, abnormale dromen en andere slaap-gerelateerde bijwerkingen.

Analyseplan Lareb

Er is een tabel gemaakt van de top 25 meest gebruikte antibiotica en welke slaap-gerelateerde

bijwerkingen hierbij gerapporteerd zijn. Daarnaast is er een afzonderlijke tabel gemaakt voor de

malariamiddelen en fluoroquinolones. Bij de hormonale medicatie is er gekeken naar de top 25 van

meest gebruikte geslachtshormonen, waaronder de anticonceptie valt. Daarnaast is een tabel

gemaakt voor de glucocorticosteroïden en de slaap-gerelateerde bijwerkingen. De informatie over de

(17)

17

RESULTATEN

Hieronder zullen eerst de resultaten vanuit de vragenlijst worden toegelicht. De gegevens zullen per

onderzoeksgroep worden behandeld. Vervolgens worden de gegevens die verkregen zijn vanuit de

databestanden van het Lareb en Farmacotherapeutisch kompas aan de hand van de tabellen

toegelicht.

1. Vragenlijst

Bewustzijn van de relatie medicatie-gebruik en bijwerkingen Populatie Sociale Media

Om te kunnen beoordelen hoeveel procent van de deelnemers bewust waren van een mogelijke

relaties tussen het gebruik van geneesmiddelen en nachtmerries, andere slaap-gerelateerde

bijwerkingen en psychologische bijwerkingen in het algemeen, is een frequentieverdeling opgesteld.

De percentages zijn afgebeeld in figuur 1. Van de deelnemers waren er 12, 4 % bewust van een

relatie tussen het gebruik van de geneesmiddelen en het ervaren van nachtmerries en andere

slaap-gerelateerde bijwerkingen in de afgelopen vier weken (NM 4wkn). 20,3 % van de deelnemers waren

bewust van een mogelijke relatie tussen het gebruik van geneesmiddelen in het verre verleden en

nachtmerries e.a. slaap-gerelateerde bijwerkingen (NM verleden). Er waren 28,1 % van de

deelnemers bewust van een mogelijke relatie tussen het gebruik van geneesmiddelen en

psychologische bijwerkingen. Vanwege omissie kan er alleen bij deze populatie een uitspraak worden

gedaan over het bewust van een relatie tussen het gebruik van geneesmiddelen en psychologische

(18)

18

Figuur 1: De percentages van deelnemers die zich bewust van een mogelijke relatie tussen medicatiegebruik en

nachtmerries e.a. slaap-gerelateerde bijwerkingen en psychologische bijwerkingen in het algemeen.

Medicatie en nachtmerries

Populatie Sociale Media

Om te kunnen beoordelen of er een significant verband is tussen het gebruik van meerdere

geneesmiddelen en nachtmerries is de correlatie berekend. Er is hierbij gekeken naar de correlatie

tussen het aantal geneesmiddelen en het voldoen aan de criteria van de nachtmerriestoornis, en naar

de correlatie tussen het aantal geneesmiddelen, het aantal nachtmerries per week en het aantal

nachten met nachtmerries per week. Al deze relaties bleken significant te zijn. Er was een significante

positieve relatie tussen het aantal geneesmiddelen en het voldoen aan de nachtmerriestoornis, r =

.171, p (two-tailed) <.001., zie figuur 2. Er was tevens een significante relatie tussen het aantal

geneesmiddelen en aantal nachtmerries per week, r = .34, p. (two-tailed) < 0.01., zie figuur 4. Er was

een significante positieve relatie tussen het aantal geneesmiddelen en het aantal nachten met

nachtmerries per week, r = 0.57, p. (two-tailed), p. <0.001, zie figuur 3. De resultaten komen overeen

met de verwachtingen. Zo werd er verwacht dat er een positieve relatie is tussen het gebruik van

meerdere geneesmiddelen en het aantal nachtmerries per week en het voldoen aan de criteria van

een nachtmerriestoornis. 0 5 10 15 20 25 30 % bewust van PsyADR NM verleden NM 4wkn %resp JA samenhang Tijdens medicatie Na stoppen Beide

(19)

19 Populatie Onderzoeksoriëntatie door Participatie

Er is naar dezelfde correlaties gekeken bij de studentenpopulatie die deelnam aan het vak

Onderzoeksoriëntatie door Participatie. Hieruit kwam naar voren dat er geen significante relatie is

tussen het aantal geneesmiddelen en een nachtmerriestoornis, r = 0.80, p(two-tailed)>0,05. Er was

tevens geen significante relatie tussen het aantal geneesmiddelen en het aantal nachtmerries, r =

2.81, p.(two-tailed) >0.05. Er was wel een significante positieve relatie tussen het aantal

geneesmiddelen en het aantal nachten met nachtmerries, r =.287, p.(two-tailed) <0.001. Deze

Figuur 3:

De gemiddelde scores van het aantal nachten met nachtmerries per week in verband met het aantal geneesmiddelen-gebruik

Figuur 4:

De gemiddelde scores van het aantal nachtmerries per week in verband met het aantal geneesmiddelen-gebruik

Figuur 2:

Het gemiddelde percentage nachtmerriestoornis in verband met het aantal geneesmiddelen-gebruik

(20)

20

resultaten komen gedeeltelijk overeen met de verwachting dat er een significante relatie is tussen

medicatiegebruik en nachtmerries. Zo werd er verwacht dat het gebruik van meer medicatie positief

correleert met het aantal nachtmerries per week en het voldoen aan de criteria van een

nachtmerriestoornis, wat het geval is. Verder werd er verwacht dat er significante relatie zou zijn

tussen het gebruik van geneesmiddelen en het aantal nachten met nachtmerries. Deze verwachting

komt niet overeen met de resultaten.

 Malariamiddelen Populatie Social Media

Er zijn in deze populatie 256 deelnemers die geneesmiddelen gebruiken, waarvan 19, 3 % (56) wel

eens malariamiddelen heeft gebruikt. Van deze 56 deelnemers heeft 26, 8 procent nachtmerries

ervaren tijdens het gebruik. Dit resultaat komt overeen met de verwachting dat deelnemers die

malariamiddelen hebben gebruikt, tijdens het gebruik nachtmerries kunnen ervaren tijdens het

gebruik.

Populatie Onderzoeksoriëntatie door Participatie

Er kan vanuit deze populatie geen uitspraak worden gedaan over het voorkomen van nachtmerries

tijdens het gebruik van malariamiddelen. Er werd alleen gevraagd naar het gebruik van

malariamiddelen en niet naar het ervaren van nachtmerries. Bij het verspreiden van de vragenlijst via

sociale media is hier rekening mee gehouden, door zowel te vragen naar het gebruikt hebben van

malariamiddelen als naar het ervaren van nachtmerries.

Sekse en medicatie

Populatie Sociale media en nachtmerries.org

Om te kunnen beoordelen of sekse samenhangt met medicatiegebruik, is een onafhankelijke t-test

(21)

21

(p>.01)). Uit de t-test komt naar voren, dat vrouwen gemiddeld meer medicatie gebruiken (M = .1.26,

SE = .067) dan mannen (M= .79, SE= .105). Het verschil was significant t(281) = -3.68, p< .05. Om

erachter te komen of dit effect veroorzaakt wordt, doordat van de 206 vrouwen er 102 vrouwen zijn

die anticonceptiemiddelen gebruiken, is er tevens een onafhankelijke t-test uitgevoerd, met alleen

de 102 vrouwen die geen hormonale anticonceptie gebruiken, te vergelijken met de mannen. Aan de

assumptie voor gelijke varianties werd voldaan (Levene’s test was niet significant (p>.01)). Uit de test

kwam naar voren dat vrouwen (M=.93, SE=1.007) die geen anticonceptiemiddelen gebruikten

gemiddeld meer medicatie gebruikten dan mannen (M=.79, SE=.105). Het verschil was dan niet meer

significant t(177) = -.95, p>.05. Deze resultaten kwamen deels overeen met de verwachtingen. Er

werd verwacht dat vrouwen gemiddeld meer medicatie gebruikten dan mannen. Er werd niet

verwacht dat er geen significant effect zou zijn, na dat er gecontroleerd was voor anticonceptie-

gebruik.

Populatie Onderzoeksoriëntatie door Participatie

Om te kunnen beoordelen of sekse samenhangt met medicatiegebruik, is een onafhankelijke t-test

gedaan. Aan de assumptie voor gelijke varianties werd voldaan (Levene’s test was niet significant

(p>.01)). Uit de t-test komt naar voren, dat vrouwen gemiddeld meer medicatie gebruiken (M = 1.66,

SE = .08) dan mannen (M= .69, SE= .88). Het verschil was significant t(188) = -6.36, p< .05.

Een groot deel van de vrouwen in dit onderzoek maakte gebruik van hormonale anticonceptie,

namelijk 101 van de 138. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het gevonden effect. Om hier een

oordeel over te kunnen vellen is er tevens een onafhankelijke t-test uitgevoerd, waarbij het

medicatiegebruik van mannen werd vergeleken met de vrouwen die geen hormonale anticonceptie

gebruikte. Aan de assumptie van gelijke varianties werd voldaan (Levene’s test was niet significant

(p>.01)). Uit de test kwam naar voren dat vrouwen die geen hormonale anticonceptie gebruikten

(M=.89, SE=.13) gemiddeld meer medicatie gebruikten dan de mannen (M=.69, SE=12) Het verschil

(22)

22

Er werd bij beide populaties verwacht dat vrouwen gemiddeld meer medicatie gebruikten

dan mannen. Er werd verwacht dat er significant effect zou zijn, nadat er gecontroleerd was voor

anticonceptie gebruik. Aan deze verwachtingen is niet voldaan.

Anticonceptie en nachtmerries

Populatie Sociale media

Om te kunnen beoordelen of vrouwen die anticonceptiemiddelen gebruiken, meer nachtmerries per

week ervaren dan vrouwen die geen anticonceptiemiddelen gebruiken, is een onafhankelijke t-test

uitgevoerd. Aan de assumptie voor gelijke varianties werd voldaan (Levene’s test was niet significant

(p>.05)). Uit de t-test kwam naar voren dat er geen significante relatie is tussen het gebruik van

anticonceptie en het aantal nachtmerries per week, t(204) = 1.82, p>0.05.

Populatie Onderzoeksoriëntatie door Participatie

Aan de assumptie van gelijke varianties werd niet voldaan (Levene’s test was niet significant

(p<0.05)). Uit de onafhankelijke t-test kwam naar voren dat er vrouwen die wel anticonceptie

gebruikten, meer nachtmerries per week hadden (M = 2.3 SE= .82) dan vrouwen die geen

anticonceptie gebruikte (M = 2.6 SE = .72), t(136) = -2.20, p<0.05. Deze resultaten kwamen niet

overeen met de verwachting.

Sekse en nachtmerries

Populantie Sociale media en nachtmerries.org

Om erachter te komen of er een significante relatie is tussen sekse en nachtmerries is er gekeken naar

de correlatie tussen deze variabelen. Er was een significante relatie tussen sekse en het voldoen aan

de nachtmerriestoornis, r = .171, p (two-tailed) <.0001. Er was een significante relatie tussen sekse en

het aantal nachtmerries, r = .203, p(two-tailed) <.05 en het aantal nachten met nachtmerries, r = 245,

(23)

23

ervaren van nachtmerries en het voldoen aan een nachtmerriestoornis, dan wanneer een deelnemer

een man is. Deze resultaten kwamen overeen met de verwachtingen.

Populatie Onderzoeksoriëntatie door Participatie

Er is gekeken naar dezelfde correlaties bij de studentenpopulatie die meededen aan het vak

Onderzoeksoriëntatie door Participatie. Hieruit kwam naar voren dat er een significante relatie was

tussen sekse en het voldoen aan de nachtmerriestoornis, r = .008, p (two-tailed) >.05. Er was geen

significante relatie tussen sekse en het aantal nachtmerries, r = .-105, p(two-tailed) >.05 en wel met

het aantal nachten met nachtmerries, r = .248, p(two-tailed) <0.05. Oftewel, wanneer een deelnemer

een vrouw is, er een sterkere correlatie met het aantal nachten met nachtmerries en het voldoen aan

een nachtmerriestoornis dan bij mannen. Deze resultaten kwamen gedeeltelijk overeen met de

resultaten. Er werd verwacht dat er een significante positieve relatie was tussen sekse en het voldoen

aan de nachtmerriestoornis en het aantal nachten met nachtmerries. Verder werd er verwacht dat

wanneer een deelnemer een vrouw is, er een sterkere correlatie met het aantal nachtmerries per week

dan wanneer de deelnemer een man is. De resultaten kwamen niet overeen met deze verwachting.

2. Databases Hormonen

Farmacotherapeutisch kompas

Er zijn 155 soorten hormonen te vinden bij het farmacotherapeutisch kompas. Van deze medicatie

staan er bij 6 verschillende soorten medicatie, nachtmerries en/of abnormale dromen in de

bijwerkingen vermeld. Oftewel, bij ongeveer 3,9 % van de 155 hormonale medicatie kunnen

nachtmerries voorkomen als bijwerking, volgens het Farmacotherapeutisch kompas. Het gaat hierbij

om: desmopressine, (orale en sublinguale toediening), desmopressine, (nasale toediening), eligard

(24)

24 Lareb

In het Lareb bijwerkingencentrum is er specifiek gekeken naar geslachtshormonen en

glucocorticosteroïden. Bij de geslachtshormonen is er een top 25 gemaakt op basis van het aantal

gebruikers, zie tabel 8 in de bijlage. Bij 14 van de 25 geslachtshormonen zijn slaap-gerelateerde

bijwerkingen gemeld, oftewel bij 56 % van de geslachtshormonen. Bij 5 van de 25

geslachtshormonen zijn er nachtmerries en/of abnormale dromen gerapporteerd, oftewel bij 20 %

van de geslachtshormonen. Het gaat hierbij om de hormonen: ethinylestradiol met levonorgestrel,

testosteron, estriol, norethisteron en progesteron.

Op basis van de aanwijzingen uit de literatuur is er nog specifiek gekeken naar de

slaap-gerelateerde bijwerkingen bij glucocorticosteroïden. Bij de 11 glucocorticosteroïden zijn er bij negen

slaap-gerelateerde bijwerkingen gemeld. Bij 72,7 % van de glucocorticosteroïden is Insomnia, oftewel

slapeloosheid, gemeld. Wanneer er Insomnia was gemeld, was er in 44, 4 % van de gevallen tevens

nachtmerries gemeld. Bij vier van de 11 glucocorticosteroïden zijn er nachtmerries en/of abnormale

dromen gemeld, oftewel bij 36, 4 % van de glucocorticosteroïden. Het gaat hierbij om de volgende

glucocorticosteroïden: prednisolon, triamcinolon, prednison en triamcinolon (zie tabel 9, in de

bijlage).

3. Databases Antibiotica

Farmacotherapeutisch kompas

Er zijn 157 soorten antibiotica te vinden bij het farmacotherapeutisch kompas, deze vallen onder:

antimicrobiële middelen, anthelminthicum, malariamiddelen, antivirale middelen en antimycotica.

Van deze 157 soorten zijn er 31 verschillende geneesmiddelen waarbij nachtmerries en/of

abnormale dromen kunnen voorkomen. Oftewel, bij ongeveer 20 % van de 157 antibiotica

(25)

25

Op basis van de aanwijzingen uit de literatuur is er een afzonderlijke tabel gemaakt voor de

malariamiddelen, zie tabel 5 in de bijlage. Bij vijf van de acht malariamiddelen staan

slaap-gerelateerde bijwerkingen vermeld, namelijk: mefloquine, atovaquon/proguanol, chloroquine,

pyrimethamine en artemether/lumefantrine. Bij drie van de acht malariamiddelen staan specifiek

abnormale dromen en/of nachtmerries vermeld, namelijk bij: mefloquine, atovaquon/ proguanil en

artemether/lumefantrine.

Verder is er specifiek gekeken naar de fluoroquinolones als antibioticagroep, zie tabel 2. Deze

is te vinden in de bijlage. Bij alle fluoroquinolones kunnen er slaap-gerelateerde bijwerkingen

voorkomen. Bij drie van de acht fluoroquinolones kunnen er nachtmerries of abnormale dromen

voorkomen, namelijk: ciprofloxacine, ofloxacine en moxifloxacine.

Lareb

Er is gekeken naar de top 25 meest gebruikte antibiotica en de gemelde slaap-gerelateerde

bijwerkingen in het Lareb, zie tabel 3 in bijlage. Bij 23 van de top 25 meest gebruikte antibiotica zijn

slaap-gerelateerde bijwerkingen gemeld, oftewel bij 92 %. Bij 16 van de top 25 zijn er nachtmerries

gemeld, oftewel bij 64 %.

Er is verder een specifieke tabel gemaakt voor de malariamiddelen, zie tabel 6 in de bijlage.

Bij zes van de acht malariamiddelen zijn nachtmerries en/of abnormale dromen gerapporteerd,

oftewel bij 75 %. Bij mefloquine zijn veruit de meeste nachtmerries gerapporteerd.

Ten slotte is er een tabel gemaakt van de fluoroquinolones en welke slaap-gerelateerde

bijwerkingen er gemeld zijn bij het Lareb, zie tabel 4 in de bijlage. Bij alle fluoroquinolones zijn er

nachtmerries gerapporteerd. Bij ciprofloxacine zijn er 10 nachtmerries en/of abnormale dromen

gerapporteerd en bij ofloxacine zijn er 18 nachtmerries en/of abnormale dromen gerapporteerd. Bij

(26)

26

DISCUSSIE

In het huidige onderzoek werd onderzocht of en in welke mate er iatrogene nachtmerries

voorkomen als bijwerking van het gebruik van antibiotica en hormonen. Hierbij werd gebruik

gemaakt van een mixed method approach om zo een compleet beeld mogelijk te kunnen vormen. Er

kwam naar voren dat er bij bepaalde antibiotica nachtmerries kunnen vormen, en in het bijzonder bij

malariamiddelen en fluoroquinolones. Vooral bij malariamiddelen die de stof mefloquine bevatten, is

de kans aanzienlijk op het ervaren van nachtmerries. Uit de databases kwam naar voren dat er bij

bijna alle fluoroquinolones nachtmerries en/of abnormale dromen kunnen voorkomen. Bij

ciprofloxacine is deze kans zelfs meer dan 10 procent en bij moxifloxacine 1-10 %. Deze uitkomsten

sluiten aan bij de verwachting vanuit de literatuur. Zo kwam uit onderzoek van Petersen (2014) naar

voren dat 59 % van de gebruikers van preventieve malariamiddelen, last hadden van terugkomende

nachtmerries. Bij fluoroquinolones werd er tevens verwacht dat er nachtmerries konden voorkomen

vanwege het feit dat zowel mefloquine als fluoroquinolones tot de quinolones behoren. Mogelijk is

er een verwantschap in de manier waarop ze bacteriële replicaties tegengaan (Wyler, 1989).

Bij hormonen leek de relatie met iatrogene nachtmerries minder sterk. Een kanttekening

hierbij is dat er in het bijzonder gekeken is geslachtshormonen en glucocorticosteroïden, waardoor

andere groepen hormonen, zoals aan de schildklierhormonen nog geen aandacht is besteed.

Hierdoor kan er alleen een gedegen uitspraak gedaan worden over de glucocorticosteroïden en de

geslachtshormonen. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat bij deze groepen hormonen niet tot

nauwelijks iatrogene nachtmerries voor lijken te komen. Uit de databases kwam wel naar voren dat

het gebruik van glucocorticosteroïden kan samengaan met andere psychische bijwerkingen, zoals

slapeloosheid (zie tabel 9 in de bijlage).

Er lijkt een hoge mate te zijn van onderrapportage van nachtmerries. Nachtmerries worden

vaak niet gemeld aan zorgverleners (Nardoff, Nardoff & Germain, 2015). Daarnaast worden ze niet

altijd uitgevraagd bij klinische trials (Pagel, aangehaald in Bradbury, 2002). Aangezien er veel

(27)

27

zowel geneesmiddelen gebruiken als psychische klachten ervaren. Het is hierbij belangrijk om bewust

en alert te zijn op iatrogene nachtmerries, zodat de juiste vervolgstappen gemaakt kunnen worden.

In dit onderzoek was het niet mogelijk om te onderzoeken of zorgverleners zoals

BIG-psychologen bewust zijn van de mogelijke relatie tussen medicatie-gebruik en nachtmerries. Wel was

er de mogelijkheid om te onderzoeken of de deelnemers in dit onderzoek bewust waren van de

mogelijke relatie tussen medicatie-gebruik en psychologische bijwerkingen, zoals nachtmerries. Aan

de hand van het onderzoek van Nardoff, Nardoff en Germain (2015) werd verwacht dat de

deelnemers zich niet bewust waren van deze mogelijke relatie. Uit dit onderzoek kwam echter naar

voren dat een deel van de deelnemers van de vragenlijst zich hiervan wel bewust was. 28,1 % van de

deelnemers was zich bewust van een mogelijke relatie tussen medicatie-gebruik en psychologische

bijwerkingen. 32, 4 % was zich bewust van een mogelijke relatie tussen medicatiegebruik en en

andere slaap-gerelateerde bijwerkingen, van medicatie-gebruik van de afgelopen vier weken of in

medicatiegebruik in het verder verleden.

De kans op bijwerkingen lijkt groter naarmate mensen meer geneesmiddelen gebruiken. Op

basis van de data uit de populatie verkregen via sociale media, kan deze verwachting worden

bevestigd. Er was een significant positieve relatie tussen het aantal geneesmiddelengebruik en de

ervaring van nachtmerries en het voldoen aan de criteria van de nachtmerriestoornis. Bij de

populatie van het vak Onderzoeksoriëntatie door Participatie, bleek er geen significant verband te

zijn tussen medicatie-gebruik en nachtmerries. Een verklaring zou kunnen zijn dat deze populatie

bestond uit studenten, waar door de gemiddelde leeftijd een stuk lager lag. Of dit daadwerkelijk de

oorzaak is, zal verder uitgezocht moeten worden.

Aan de hand van onderzoeken van Mantauffel et al., (2014) en Nielsen, Sendstrom en Levin

(2006) werd verwacht dat vrouwen gemiddeld meer medicatie gebruiken en meer nachtmerries

ervaren dan mannen. De verwachting dat vrouwen gemiddeld meer nachtmerries ervaren, kan aan

de hand dit onderzoek grotendeels worden bevestigd. Bij de deelnemers aan dit onderzoek vanuit de

(28)

28

nachtmerries, nachten met nachtmerries en nachtmerriestoornissen dan bij mannen. Uit de

populatie van het vak Onderzoeksoriëntatie door Participatie werd er gedeeltelijk aan deze

verwachting voldaan. Bij vrouwen was er een significant sterkere relatie met het voldoen aan de

criteria van een nachtmerriestoornis en het aantal nachten met nachtmerries per week dan bij

mannen. Deze relatie werd niet gevonden met het aantal nachtmerries per week. De verwachting

dat vrouwen meer medicatie zouden gebruiken dan mannen, werd aan de hand dit onderzoek niet

bevestigd.

Een kritiekpunt van dit onderzoek is dat de conclusies met name gebaseerd zijn op

correlaties. Zo is er in de vragenlijst gekeken naar de correlatie tussen medicatie en het ervaren

nachtmerries. Tevens kan vanuit de resultaten uit de databases niet gesproken worden van causale

verbanden. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat er andere variabelen van invloed zijn op het

ervaren van nachtmerries. Een voorbeeld hiervan zou kunnen zijn dat de nachtmerries niet

voortkomen uit de medicatie, maar als gevolg van de ziekte waartoe de medicatie dient. Een andere

verklaring zou kunnen voortkomen uit de dream continuity hypothesis. Volgens deze hypothese

worden dagelijkse ervaringen en zorgen verwerkt in dromen, waardoor nachtmerries kunnen

voorkomen (Antunis-Alvis & de Koninck, 2012). Om wel te kunnen spreken van een causaal verband,

zou er gebruik gemaakt kunnen worden van Randomized Controlled Trials. In deze onderzoeken zou

medicatie waarbij een significante correlatie is met het ervaren van nachtmerries, getest kunnen

worden. Op deze manier kan er eerder een causaal verband worden aangetoond.

Verder kan er vanuit de data van de vragenlijst geen uitspraak worden gedaan over

specifieke medicatie en de relatie met het ervaren van nachtmerries en/of het voldoen aan de

criteria voor nachtmerriestoornis. Dit komt omdat er te weinig deelnemers een bepaald

geneesmiddel gebruikten, om deze statistisch te kunnen toetsen. Er zijn twee uitzonderingen waar

wel genoeg deelnemers gebruik van maakten, namelijk van malariamiddelen en anticonceptie. In

vervolgonderzoeken zouden patiëntverenigingen benaderd kunnen worden, om zo een meer

(29)

29

Dit onderzoek draagt bij aan de kennis over het voorkomen van iatrogene

nachtmerries bij somatische medicatie. Deze kennis kan voor bewustzijn zorgen bij zorgverleners,

zoals BIG-psychologen. Hiermee kan veel leed bespaard blijven en soms niet werkende interventies

(30)

30

LITERATUUR

Agargun, M. Y., Kara, H., Özer, Ö. A., Selvi, Y., Kiran, Ü., & Özer, B. (2003). Clinical importance of nightmare disorder in patients with dissociative disorders. Psychiatry and Clinical

Neurosciences, 57(6), 575-579.

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders

(DSM-5®). American Psychiatric Pub.

Antunes-Alves, S., & De Koninck, J. (2012). Pre-and post-sleep stress levels and negative emotions in a sample dream among frequent and non-frequent nightmare sufferers. Archives of

Psychiatry and Psychotherapy, 2, 11-6.

Beullens, J. (1996). Nightmares in psychiatry. Acta Neuropsychiatrica, 8(01), 12-16.

Bradbury, J. (2002). Common drugs and the pursuit of a good night's sleep. The Lancet, 359 (9301), 140.

Buckley, T. M., & Schatzberg, A. F. (2005). On the interactions of the hypothalamic-pituitary-adrenal (HPA) axis and sleep: normal HPA axis activity and circadian rhythm, exemplary sleep disorders. The Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism, 90(5), 3106-3114.

Clark, I., & Landolt, H. P. (2016). Coffee, caffeine, and sleep: A systematic review of epidemiological studies and randomized controlled trials. Sleep Medicine Reviews.

Dickmeis, T. (2009). Glucocorticoids and the circadian clock. Journal of Endocrinology, 200(1), 3-22.

Farmacotherapeutisch kompas. (2016). https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/, opgehaald tussen 10 april 2016 – 20 mei 2016.

Genees- en hulpmiddelen Informatie Project [GIP]. (2016). www.gipdatabank.nl, opgehaald tussen 10 april 2016 – 20 mei 2016.

Hooper, D. C. (1999). Mechanisms of fluoroquinolone resistance. Drug Resistance Updates, 2(1), 38-55.

Huscher, D., Thiele, K., Gromnica-Ihle, E., Hein, G., Demary, W., Dreher, R., & Buttgereit, F.

(2009). Dose-related patterns of glucocorticoid-induced side effects. Annals of the Rheumatic

Diseases, 68(7), 1119-1124.

Janowsky, A., Eshleman, A. J., Johnson, R. A., Wolfrum, K. M., Hinrichs, D. J., Yang, J., & Riscoe, M. K. (2014). Mefloquine and psychotomimetics share neurotransmitter receptor and

transporter interactions in vitro. Psychopharmacology, 231(14), 2771-2783.

Johnson, R. B., Onwuegbuzie, A. J., & Turner, L. A. (2007). Toward a definition of Mixed Methods research. Journal of Mixed Methods Research, 1(2), 112-133.

Lancee, J., & Schrijnemaekers, N. C. (2013). The association between nightmares and daily distress. Sleep and Biological Rhythms, 11(1), 14-19.

(31)

31

Lande, R. G., & Gragnani, C. (2015). Relationships between polypharmacy and the sleep cycle among active-duty service members. The Journal of the American Osteopathic Association, 115(6), 370-375.

Manteuffel, M., Williams, S., Chen, W., Verbrugge, R. R., Pittman, D. G., & Steinkellner, A. (2014). Influence of patient sex and gender on medication use, adherence, and prescribing alignment with guidelines. Journal of Women's Health, 23(2), 112-119.

Nadorff, M. R., Nadorff, D. K., & Germain, A. (2015). Nightmares: under-reported, undetected, and therefore untreated. Journal of Clinical Sleep Medicine: JCSM: official publication of the

American Academy of Sleep Medicine, 11(7), 747.

Nielsen, T. A., Stenstrom, P., & Levin, R. (2006). Nightmare frequency as a function of age, gender, and September 11, 2001: Findings from an Internet questionnaire. Dreaming, 16(3), 145. Obermeyer, C. M., Schulein, M., Hardon, A., Sievert, L. L., Price, K., Santiago, A. C., & Neuman, M.

(2004). Gender and medication use: an exploratory, multi-site study. Women & Health, 39(4), 57-73.

Ott, M. A., Shew, M. L., Ofner, S., Tu, W., & Fortenberry, J. D. (2008). The influence of hormonal contraception on mood and sexual interest among adolescents. Archives of Sexual

Behavior, 37(4), 605-613.

Pagel, J. F., & Helfter, P. (2003). Drug induced nightmares—an etiology based review. Human

Psychopharmacology: Clinical and Experimental, 18(1), 59-67.

Pagel, J. F. (2006). The neuropharmacology of nightmares. Sleep and Sleep Disorders (pp. 241- 250). Springer US.

Petersen, E. (2014). Acute and long-term psychiatric side effects of mefloquine: A follow-up on Danish adverse event reports. Travel Medicine and Infectious Disease, 20, 1-9.

Van der Laan, J., Weenink, C., & Passier, A. (2008). Bijwerkingen: vraag ernaar!. Tijdschrift voor

Praktijkondersteuning, 4, 74-76.

Schlagenhauf, P., Adamcova, M., Regep, L., Schaerer, M. T., & Rhein, H. G. (2010). The position of mefloquine as a 21st century malaria chemoprophylaxis. Malaria Journal, 9(9), 357.

Schredl, M. (2009). Nightmare frequency in patients with primary insomnia. International Journal of

Dream Research, 2(2), 85-88.

Spoormaker, V. I., Verbeek, I., van den Bout, J., & Klip, E. C. (2005). Initial validation of the SLEEP-50 questionnaire. Behavioral Sleep Medicine, 3(4), 227-246.

Tanskanen, A., Tuomilehto, J., Viinamäki, H., Vartiainen, E., Lehtonen, J., & Puska, P. (2001). Nightmares as predictors of suicide. Sleep: Journal of Sleep and Sleep Disorders Research. Thompson, D. F., & Pierce, D. R. (1999). Drug-induced nightmares. Annals of

Pharmacotherapy, 33(1), 93-98.

Thurmond, V. A. (2001). The point of triangulation. Journal of Nursing Scholarship, 33(3), 253-258. van der Laan, J., Weenink, C., & Passier, A. (2008). Bijwerkingen: vraag ernaar!. Tijdschrift voor

(32)

32

Vázquez, G. V., Macías, F. J., Alonso, D. T. F., González, L. H. R., de Teresa, R. G., Alvarez, H. A., & Carretero, A. J. (2000). [The quality of sleep associated with polypharmacy]. Atencion

primaria/Sociedad Espanola de Medicina de Familia y Comunitaria, 26(10), 697-699.

Wyler, D. J. (1989). Fluoroquinolones for malaria: the newest kid on the block?. Annals of Internal

(33)

33

Bijlage Antibiotica

1. Farmacotherapeutisch Kompas

Tabel 1

Nachtmerries e a. slaap-gerelateerde bijwerkingen bij antibiotica, vermeld in het Farmacotherapeutisch kompas

ATC-code Merknaam Generieke naam

Groep Zeer vaak (>10%) Vaak (1-10%) Soms (0,01-0,1%) Zelden (0,01-0,1%) Verder

L03AB11 Pegasus peginterferon alfa-2a overige antivirale middelen Nachtmerries Slaperigheid

L03AB10 Pegintron peginterferon alfa-2b overige antivirale middelen Slapeloos Heid Dyspneu Abnormaal dromen Slaperigheid Slaapstoornis

J05AR13 Triumeq dolutegravir/ abacavir/ lamivudine anti-retrovirale middelen Slapeloos Heid Nachtmerries Abnormale dromen Slaperigheid

J05AX08 Isenstress raltegravir anti-retrovirale middelen Nachtmerrie Abnormaal dromen Slapeloosheid Vermoeidheid Slaap Stoornis

J05AX07 Fuzeon enfuvirtide anti-retrovirale middelen

Nachtmerrie

J05AG03 Efavirenz efavirenz anti-retrovirale

middelen

Abnormaal dromen Slaapstoornis

J05AX12 Tivicay dolutegravir

anti-retrovirale middelen Abnormale dromen Slapeloosheid Vermoeidheid

J05AR14 Rezolstra darunavir/ cobicistat anti-retrovirale middelen Abnormale dromen Vermoeidheid

J05AF09 Emtriva emtricitabine anti-retrovirale

middelen

Abnormale dromen Slapeloosheid

(34)

34

J05AR08 Eviplera emtricitabine/ rilpivirine/ tenofovir anti-retrovirale middelen Slaperigheid Abnormale dromen Slapeloosheid Vermoeidheid

J05AG05 Edurant rilpivirine anti-retrovirale middelen Slapeloosheid Abnormale dromen Vermoeidheid Slaperigheid

J05AF04 Zerit staduvine anti-retrovirale middelen Abnormale dromen, Slaperigheid, Slapeloosheid

J05AB04 Copegus ribavirine overige antivirale middelen Slapeloosheid, Vermoeidheid Abnormaal dromen

J01XX Sivextro tedizolid anti-retrovirale

middelen

Vermoeidheid Nachtmerries Slaapstoorniss

en

J05AE08 Reyataz atazanavir anti-retrovirale middelen Vermoeidheid Abnormale droom Slaapstoornis Slaperigheid

J05AE10 Prezista darunavir anti-retrovirale middelen Vermoeidheid Slapeloosheid Abnormale dromen Slaapstoornis

J05AR10 Kaletra lopinavir/ ritonavir anti-retrovirale middelen Slapeloosheid Abnormale dromen

J01MA12 Tavanic levofloxacine chinolonen Slapeloosheid Slaperig Heid

Nachtmerries Abnormale

dromen

J05AH02 Tamiflu oseltamivir overige antivirale middelen

Nachtmerries

J01MA14 Avelox moxifloxacine chinolonen Vermoeid heid

Abnormale dromen

(35)

35

Tabel 2.

Nachtmerries e.a. slaap-gerelateerde bijwerkingen van fluoroquinoles, vermeld in het Farmacotherapeutisch kompas

ATC-code Merknaam Generieke naam

Groep Zeer vaak (>10%) Vaak (1-10%) Soms (0,01-0,1%) Zelden (0,01-0,1%) Verder

J01MA02 Ciproxin ciprofloxacine fluoroquinolo nes /chinolonen Abnormale dromen Slapeloosheid Slaperig- heid Vermoeid- heid

J01MA06 Norfloxacine norfloxacine fluoroquinolo nes /chinolonen Vermoeid- heid Slaap- stoornissen

J01MA14 Pegintron moxifloxacine fluoroquinolo nes /chinolonen Slapeloosheid Dyspneu Abnormale dromen Slaperigheid Slaapstoornis

J01MA12 Tavanic levofloxacine fluoroquinolo nes

/chinolonen

Slapeloosheid Slaperigheid Nachtmerries Abnormale dromen

J01MA01 Ofloxacine ofloxacine fluoroquinolo nes

/chinolonen

Slaap- stoornissen

(36)

36 2. Bijwerkingencentrum Lareb

Tabel 3

Top 25 Antibiotica, op basis van gebruikers (Bijwerkingencentrum Lareb).

ATC-code Generieke naam Gebruikers* Gemelde bijwerkingen Slaap apneu Insomnia Narco- lepsie RLS** CR*** Slaap-wandelen Nacht merries Slaap stoornis J01CA04 amoxicilline 14.184.000 1548 7 2 8 1 J01CR02 amoxicilline met enzymremmer 12.267.500 1455 6 J01AA02 doxycycline 9.591.900 1124 5 3 3 J01GB01 tobramycine 6.800.600 105 1 J01FA10 azitromycine 5.173.100 424 2 3 1 J01CF05 flucloxacilline 4.984.400 414 1 3 3 J01MA02 ciprofloxacine 4.664.700 826 15 3 10 4 P01BA02 hydroxychloroq uin 3.530.700 485 3 2 J01CE05 feneticilline 2.638.800 272 1 1 J01FF01 clindamycine 2.637.600 262 J01FA09 claritromycine 2.574.100 635 19 15 1 J01DF01 aztreonam 2.527.700 12 J01AA08 minocycline 2.089.700 347 2 1 2 5 J01EE01 sulfa- methoxazol met trimethoprim 1.925.100 861 8 J01EA01 trimethoprim 1.675.100 368 7 1 5 1 J01FA01 erytromycine 793.010 221 3 2 J01XE01 nitrofurantoine 699.330 1408 2 8 2 J01MA06 norfloxacine 696.560 332 4 1 J01CE08 benzylpenicillin ebenzathine 609.830 32 J01MA14 moxifloxacine 573.240 152 1 J01DD04 ceftriaxon 344.930 123 1 J01DH02 meropenem 298.810 23 1 J01MA01 ofloxacine 208.950 217 14 1 18 5 J01MA12 levofloxacine 316.020 231 3 1 1 J01AA07 tetracycline 190.760 107 1

*Deze data gaat over medicatie-gebruikers in het jaar 2014, verkregen uit het Genees- en hulpmiddelen Informatie Project [GIP].

** RLS = Restless Legs Syndrome *** CR = Circadiaanse ritme stoornis

(37)

37

Tabel 4

Nachtmerrie e.a. slaap-gerelateerde bijwerkingen van fluoroquinolones (Bijwerkingencentrum Lareb).

*Deze data gaat over medicatie-gebruikers in het jaar 2014, verkregen uit het Genees- en hulpmiddelen Informatie Project [GIP].

** RLS = Restless Legs Syndrome

*** CR = Circadiaanse Ritme Slaapstoornis

ATC-code Generieke naam Gebruikers* Gemelde bijwerkingen Slaap apneu Insomnia Narcolep sie RLS** CR*** Slaap-wandelen Nacht merries Slaap stoornis J01MA02 cipro-floxacine 4.664.700 826 15 3 10 4 J01MA06 norfloxacine 696.560 332 4 1 J01MA14 moxi-floxacine 573.240 152 1 J01MA12 levofloxacine 316.020 231 3 1 1 J01MA01 ofloxacine 208.950 217 14 1 18 5

(38)

38

Bijlage Malaria-middelen

1. Farmacotherapeutisch kompas

Tabel 5

Nachtmerries e.a. slaap-gerelateerde bijwerkingen bij malariamiddelen, vermeld in het Farmacotherapeutisch kompas

ATC-code Merk naam

Generieke naam

Groep Zeer vaak (>10%) Vaak (1-10%) Soms (0,01-0,1%) Zelden (0,01-0,1%) Verder

P01BC02 Lariam mefloquine malaria-middelen Abnormale dromen Slapeloosheid Slaperigheid Vermoeidheid P01BB51 Malarone atovaquon/ proguanil malaria-middelen Abnormale dromen Slapeloosheid Nachtmerries L03AB11

Proguanil proguanil malaria-middelen P01BA02 Hydroxychlo roquine hydroxychlo roquine/ plaquinil malaria-middelen P01BA01 A–CQ 100 chloroquie chloroquine malaria-middelen Slapeloosheid

P01BC01 A–QS 200 kinine malaria-middelen P01BD01 Daraprim pyrimetham ine malaria-middelen Slapeloosheid Slaperig heid P01BF01 Riamet artemether/ lumefantrin malaria-middelen Abnormale dromen Slapeloosheid

(39)

39 2. Lareb

Tabel 6

Nachtmerries e.a. slaap-gerelateerde bijwerkingen bij malariamiddelen (Bijwerkingencentrum Lareb)

*Deze data gaat over medicatie-gebruikers in het jaar 2014, verkregen uit het Genees- en hulpmiddelen Informatie Project [GIP].

** RLS = Restless Legs Syndrome

*** CR = Circadiaanse Ritme Slaapstoornis

ATC-code Generieke naam Gebruikers* Gemelde bijwerkingen Slaap apneu In somia Narco lepsie RLS** CR*** Slaap-wandelen Nacht merries Slaap stoornis P01BA02 hydroxy-chloroquine 3.530.700 485 3 2 P01BB51 proguanil combinatie preparaat 54.897 385 17 24 P01BC01 kinine 21.980 14 1 1 P01BD01 pyri-methamine 9.045 4 P01BA01 chloroquine 7.844 56 2 5 P01BF01 artemether met lumefantrin 3.071 3 P01BC02 mefloquine 2.712 1481 187 P01BA03 primaquine 1.269 1 P01BB01 proguanil 1.169 191 4 3

(40)

40

Bijlage Hormonen

1. Farmacotherapeutisch kompas

Tabel 7

Nachtmerries e a. slaap-gerelateerde bijwerkingen bij hormonen, vermeld in het Farmacotherapeutisch kompas

ATC-code Merknaam Generieke naam

Groep Zeer vaak (>10%) Vaak (1-10%) Soms (0,01-0,1%) Zelden (0,01-0,1%) Verder H01BA02 Desmopressi ne, (orale en sublinguale toediening) acetaat-hydraat hormonen van de hypofyse achterkwab Vermoeidheid Nachtmerries (vooral bij kinderen) Slapeloosheid Slaperigheid Dyspneu H01BA02 Desmopressi ne, (nasale toediening) acetaat-hydraat hormonen van de hypofyse-achterkwab Slapeloosheid Nachtmerries (voornamelijk bij kinderen) Bijwerking Mannen: L02AE02 Eligard leupro-reline hormonen van de hypothalam us Moeheid Slaperigheid Slaapstoornis Abnormale dromen Bijwerking Vrouwen: L02AE02 Eligard leupro-reline hormonen van de hypothalam us Slapeloos heid

H01AX01 Somavert pegviso-mant hormonen van de hypothalam us Abnormale dromen Slaperigheid Vermoeidheid G4BX14 Priligy dapoxe-tine middelen bij premature ejaculatie Abnormale dromen Insomnia Vermoeidheid Slaapstoornis

(41)

41

2. Bijwerkingencentrum Lareb

Tabel 8

Top 25 Geslachtshormonen, op basis van gebruikers (Bijwerkingencentrum Lareb)

ATC-code Generieke naam Gebruikers* Gemelde bijwerkingen Slaap apneu Insom nia Narco lepsie RLS** CR*** Slaap-wande len Nacht merrie Slaap- stoornis

G03GA05 follitropine alfa 9.289.700 28 1 1

G03GA02 menopauzegon

adotrofine

7.007.300 34 1

G03GA06 follitropine beta 6.899.100 20

G03AA07 ethinylestradiol met levonorgestrel 6.487.100 1032 6 1 2 2 G03BA03 testosteron 5.204.400 58 2 1 G01AF04 miconazol 4.759.500 99 G03CA04 estriol 3.697.800 240 3 G03GA04 urofollitropine 2.685.300 6 G03CA03 estradiol 1.466.500 206 4 2 G03HB01 cyproteron met oestrogeen 2.348.900 821 1 G02CB03 cabergoline 1.455.200 52 1 G03HA01 cypteron 1.097.100 70

G02BA03 iud met progestagenen 1.020.600 1415 1 15 1 4 G03FA14 oestrogenen met dydrogesteron 855.840 19 G03AA12 ethinylestradiol met drospirenon 845.750 294 4 G03GA01 choriongonadot rofine 838.550 38 1 G01AF02 clotrimazol 589.080 18 G03DC02 norethisteron 581.850 82 1 3 1 G03DC03 lynestrenol 537.380 81 2 G03AC06 medroxyproges teron 531.320 135 G03DA04 progesteron 492.610 26 1 2 G03XB02 ulipristal 433.870 16 G01AF01 metronidazol 45.466 11 G01AF15 butoconazol 347.690 16 G02BB01 vaginale ring met progestageen 106.470 487 1 1

(42)

42

*Deze data gaat over medicatie-gebruikers in het jaar 2014, verkregen uit het Genees- en hulpmiddelen Informatie Project [GIP].

** RLS = Restless Legs Syndrome

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The findings also suggest that species’ movement capacity plays an important role in shaping the increase in population size in response to an increased spatial autocorrelation

two stores, the stronger effect of discount in the store with the lower level of customer equity in the product price perception and in the loyalty than for the store with

Our study of the means by which designers analyse and prioritize use situation aspects, evaluate solutions with regard to these use situations and communicate knowledge of

Our experimental measurements, which cover a wide range of protrusion angles, reveal a strong dependence of the effective hydrodynamic slip on the gas–liquid interface curvature..

Ten eerste zijn er nog niet veel gecontroleerde studies naar de effectiviteit van IRT voor posttraumatische nachtmerries en algemene PTSS klachten.. Hierdoor zou er veel ruis in

In Chapter 5: “Very fast adsorption of biological anions by particle loaded mixed matrix membranes” the adsorption capacities and kinetic properties of anion exchange mixed

Gemeenten kunnen de integrale verantwoordelijkheid voor maatschappelijke ondersteuning zodanig invullen dat zij betrokken zijn bij individuele klachten over

Door middel van nieuwe mathematische modellen, statistische patroonherkenning en algoritmes, tezamen met krachtige computersystemen, kan veel van de datachaos worden getransformeerd