• No results found

Voel je je minder naar na een nare ervaring in een groep als je die ervaring fysiek afsluit? : het effect van fysieke afsluiting van een negatieve gebeurtenis in een groep op psychologische afsluiting en het ervaren van

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voel je je minder naar na een nare ervaring in een groep als je die ervaring fysiek afsluit? : het effect van fysieke afsluiting van een negatieve gebeurtenis in een groep op psychologische afsluiting en het ervaren van"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voel je je minder naar na een nare ervaring in een groep als je die ervaring

fysiek afsluit?

Het effect van fysieke afsluiting van een negatieve gebeurtenis in een groep op

psychologische afsluiting en het ervaren van negatieve emoties.

Oktober 2016 Greet Westerbeek

Studentnummer 5804213

Begeleider De heer prof. dr. E.J. Doosje Universiteit van Amsterdam

(2)

Abstract

In dit onderzoek werd nagegaan of er een effect is van het fysiek afsluiten van een negatieve gebeurtenis in een groep op het ervaren van negatieve emoties. De hypothesen waren dat fysiek afsluiten leidt tot psychologische afsluiting als mediërende variabele, waardoor negatieve emoties in mindere mate worden ervaren dan wanneer niet fysiek wordt afgesloten. In twee condities, fysiek afsluiten en niet fysiek afsluiten, werd door een groep een lastige Raven-test uitgevoerd, waarbij de (fake) resultaten steeds slecht waren. In de ene conditie sloten de deelnemers fysiek af door de ervaring op te schrijven en het papier in een enveloppe te stoppen en te sluiten. In de andere conditie werd niet fysiek afgesloten en lieten de

deelnemers het beschreven papier op tafel liggen.

Uit de resultaten bleek dat er geen significant effect is van fysiek afsluiten van een negatieve gebeurtenis in een groep op psychologische afsluiting noch op het ervaren van negatieve emoties. De resultaten worden geïnterpreteerd in de Discussie.

(3)

Inhoudsopgave Inleiding Methode Deelnemers Procedure Materialen Resultaten Conclusies en discussie Literatuur

(4)

Inleiding

In onze samenleving is leren en werken in groepen onontkoombaar. Zowel in het

onderwijs als in het werkende leven brengen de meeste mensen een groot deel van hun tijd door in project- en werkgroepen en in teams. Op hogescholen en universiteiten is het werken in projectgroepen onderdeel van veel vakken. In het bedrijfsleven is (projectmatig) samenwerken in teams de manier waarop veel organisaties georganiseerd zijn. Het goed functioneren in een team is daarmee belangrijk voor een succesvolle school- en werkcarrière. Emoties kunnen daarbij een grote rol spelen. Groepen zijn samengesteld uit individuen die enerzijds ieder hun individuele emoties beleven als gevolg van groepsdynamiek en anderzijds de groepsdynamiek beïnvloeden met hun emoties. Ook kunnen groepsleden dezelfde emoties delen of beleven om dezelfde redenen. Het effectief kunnen omgaan met emoties is van belang voor het goed communiceren en functioneren in projectgroepen en werkteams, mensen beïnvloeden anderen emotioneel en worden door anderen emotioneel beïnvloed (Van Kleef, van Doorn, Heerdink en Koning, 2011). Inzicht in manieren die het mogelijk maken goed met emoties om te gaan kan mensen helpen beter te functioneren in het onderwijs en in hun werk en daarmee in de

maatschappij in het algemeen. Als mensen goed kunnen omgaan met negatieve gebeurtenissen die zij in groep/teamverband ervaren en met de negatieve emoties die daar uit voortkomen, kunnen zij mogelijk succesvoller deelnemen in groepen en teams in hun studie en verder maatschappelijk leven.

In dit onderzoek is het onderwerp het afsluiten van een negatieve emotionele

gebeurtenis, om zo beter om te gaan met de negatieve emoties die voortkomen uit het ervaren van negatieve gebeurtenis. Tot nu toe is onderzocht wat het effect is van het fysiek afsluiten van negatieve gebeurtenissen op negatieve emoties bij individuen (Li et al, 2010). De vraag is nu, gezien het belang er van voor het functioneren in onderwijs en werksituaties cq in de

(5)

maatschappij, wat het effect is van het fysiek afsluiten van negatieve gebeurtenissen in groepen en vervolgens het ervaren van negatieve emoties.

Herinneringen aan gebeurtenissen die niet zijn afgesloten blijken namelijk meer emoties te blijven oproepen dan gebeurtenissen die wel zijn afgesloten. Die opgeroepen emoties zijn bovendien intenser en kunnen met meer gedetailleerdheid beschreven worden. Mensen hebben de behoefte onafgemaakte gebeurtenissen met de bijbehorende emoties af te sluiten. Enerzijds om onafgemaakte zaken, welke dan ook, af te sluiten (Beike & Wirth-Beaumont, 2005). Anderzijds omdat met name negatieve onafgemaakte gebeurtenissen mensen blijven bezighouden en de daarbij behorende negatieve emoties steeds ervaren worden. Dat blijkt bijvoorbeeld in onderzoek naar het hebben van ‘life regrets’, een daad of juist het nalaten van iets waar mensen de grootste spijt van hun leven over hebben. Voor mensen is dat een open, onafgemaakte zaak, waarbij geen sprake van inhibitie blijkt te zijn en zij zich deze gebeurtenis blijven herinneren en er last van blijven hebben (Beike & Crone, 2008). Mensen hebben de behoefte om wel een eind te maken aan een incomplete gebeurtenis, een ‘onafgemaakte zaak’ genoemd, een gebeurtenis waar men ontevreden over is, de neiging dus om psychologische afsluiting te zoeken (Clayton, 2012). Hierbij is de vraag of psychologische afsluiting fungeert als mediërende variabele tussen het fysiek afsluiten en de vermindering van negatieve emoties. Vanuit ongepubliceerd onderzoek is er een indicatie voor het effect van fysiek afsluiten van gebeurtenissen op psychologische afsluiting en op het minder ervaren van negatieve emoties (Peeters, 2013). Mogelijk bestaat hier een verband met Need for Closure. NFC is ook een vorm van afsluiting, namelijk cognitieve afsluiting, en refereert aan de behoefte van mensen aan een omgeving die duidelijk, gedefinieerd, gestructureerd en niet ambigue is (Webster &

Kruglanski, 1994). Speelt NFC een rol bij psychologische afsluiting bij het fysiek afsluiten van negatieve gebeurtenissen en daarmee indirect op het ervaren van negatieve emoties ?

(6)

De vraag die zich vervolgens aandient, is, hoe je dat doet, hoe sluit je negatieve

gebeurtenissen af? Een mogelijke manier van afsluiten zou het onderdrukken van gedachten en emoties kunnen zijn, Het afsluiten door het onderdrukken van gedachten en emoties blijkt echter vaak een tegengesteld effect te hebben. Uit onderzoek blijkt dat het onderdrukken van emoties of ongewenste gedachten juist leidt tot het meer denken er aan of het juist salient maken en houden van de ongewenste gedachte (Wegner & Erber, 1992). Een manier die wel kan werken is het fysiek afsluiten van een negatieve gebeurtenis. Uit het eerder genoemde onderzoek van Li, Wei en Soman (2010) blijkt dat mensen die een gebeurtenis fysiek afsluiten door het beschrijven ervan in een brief en vervolgens die brief in een envelop stoppen en dicht maken, minder negatieve emoties ervaren dan mensen die de brief op tafel laten liggen, dus niet fysiek afsluiten.

Fysiek afsluiten past bij metaforen die we in het dagelijks leven gebruiken. Zo spreken we over ‘gevoelens wegstoppen’ en ‘boosheid opkroppen’ bij emoties en over ‘het een plekje geven’, ‘het verleden begraven’, ‘zand erover’, ‘iets afsluiten’ en ‘een boek dichtslaan’ bij gebeurtenissen. Die metaforen corresponderen met een fysieke handeling. Tussen fysiek handelen en psychologische staat en emotionele gesteldheid zijn in onderzoek, waarvan hieronder voorbeelden, verbanden gevonden; in veel gevallen correlationeel, maar er is wel sprake van een relatie. De basis hiervoor ligt in de Embodied cognition theory (Barsalou, Niederthal, Barby en Ruppert, 2003), waarin uitgegaan wordt van een sterke interactie tussen het brein en het lichaam. Deze interactie is gevonden in veel en divers onderzoek, zoals het effect van gezichtsuitdrukking op emoties, Facial feedback hypothesis, die bijvoorbeeld door Strack, Martin en Stepper (1988) werd aangetoond in twee studies waarin door manipulatie van de gezichtspieren de ervaren emoties werden beïnvloed. Adelman en Zajonc (1989) vonden ondersteuning in een review van het relevante onderzoek voor het effect van wat zij Facial

(7)

tegenwoordig in twijfel getrokken, het is niet gelukt de resultaten in replicatieonderzoek te herhalen. Een recente verklaring voor het effect van mimicry is gevonden door Hess en Fischer (2013) in een onderzoek, waarbij gevonden werd dat emotionele mimicry niet slechts

gebaseerd is op waarneming, maar waarbij de context bepalend is door het interpreteren van de emotionele intentie van de zender door de ontvanger.

Ook onderzoek naar het effect van lichaamshouding op emotionele staat en gesteldheid wijst op interactie tussen lichaam en geest, zoals naar het gevonden effect van het armen over elkaar gesloten houden op vasthoudendheid in studies van Friedman et al (2008). Ook

onderzoek van Riskind en Gotay (1982) ondersteunt dit, met het effect van een in elkaar gebogen lichaamshouding dan wel een rechtopstaande lichaamshouding op het ervaren van stress en een depressiegerelateerde emotie als triestheid in de ineengebogen situatie en het niet kunnen uitvoeren van een standaard learned helplessness taak. Fysiek handelen heeft dus invloed op psychologische staat en emotionele gesteldheid waarmee verondersteld kan worden dat fysiek afsluiten van een gebeurtenis invloed heeft op het ervaren van de daarmee gepaard gaande emoties.

Tot nu toe is als aangegeven alleen bij individuen het effect van het fysiek afsluiten van een negatieve gebeurtenis op het ervaren van negatieve emoties onderzocht (Li et al, 2010). Eerder is wel onderzoek gedaan naar het effect van verwerken van gebeurtenissen op het

ervaren van emoties en uitwerking op psychologische staat gedaan door deze bijvoorbeeld op te schrijven (Pennebaker, 1997; Stone & Smyth, 2000). Li et al (2010) onderzochten voor het eerst het effect van fysieke afsluiting. Hierbij richten zij zich op negatieve gebeurtenissen en emoties, omdat mensen negatieve emoties als lastig ervaren en er dus het meeste baat is bij het psychologisch afsluiten van deze emoties. De vraag is dus nu, gezien het belang er van voor het functioneren in onderwijs en werksituaties cq in de maatschappij, wat het effect is van het

(8)

fysiek afsluiten van negatieve gebeurtenissen in groepen op psychologische afsluiting en vervolgens op het ervaren van negatieve emoties.

Groepsgebaseerde emoties zijn emoties die groepsleden delen of tegelijkertijd beleven en worden daarom ook wel collectieve emoties of gevoelens genoemd. Fischer, van der Schalk en Hawk (2009) maken een onderscheid tussen collectieve emoties en groepsemoties, waarbij zij groepsemoties zien als emoties die kunnen worden ervaren vanuit het lidmaatschap van een groep, terwijl zij collectieve emoties zien als emoties die daadwerkelijk in groepsverband worden ervaren. Kelly en Barsade (2001) definiëren groepsemoties meer in algemene zin, namelijk als de affectieve staat van een groep die het resultaat is van de combinatie van bottom up en botton down processen, waarbij in de bottom up processen sprake is van interactie tussen groepsleden. In de top down processen is interactie niet noodzakelijk, hetgeen overeenkomt met de genoemde groepsemoties van Fischer et al, die kunnen ontstaan zonder dat een

gebeurtenis wordt beleefd, maar waarbij alleen al door het behoren tot een bepaalde groep wel de bij de gebeurtenis passende emoties kunnen worden ervaren, bijvoorbeeld de trots die een Nederlander kan voelen als het Nederlands elftal heeft gewonnen, terwijl de persoon in kwestie niet zelf de wedstrijd heeft gespeeld en gewonnen. Voor de onderhavige

onderzoeksvraag gaan we uit van emoties waarbij sprake is van interactie, zoals ook

daadwerkelijk de situatie is in de groepen die in het onderzoek zijn getest. Hierbij is de vraag of deelnemers in dezelfde situatie dezelfde intensiteit van emoties voelen; concreet, in het

onderhavige onderzoek bij fysiek afsluiten minder negatieve emoties ervaren.

Dat het gezamenlijk ervaren van een negatieve gebeurtenis leidt tot het ervaren van dezelfde emoties heeft eerder onderzoek uitgewezen. Zo heeft bijvoorbeeld onderzoek naar het ervaren in een groep van een negatieve episode, in dit geval het vernederend behandeld

worden, uitgewezen dat iedereen de emotie ervoer van vernedering (Mann, Feddes, Doosje en Fischer, 2016).

(9)

Het doel van dit onderzoek was evenwel het onderzoeken van het effect van vernedering in initiatierites op affiliatie. Dit geeft een aanknopingspunt voor exploratief onderzoek. Welke rol speelt affiliatie en bonding, ontstaat wellicht door het gezamenlijk beleven van een gebeurtenis, bonding en daarmee sowieso een positief groepsgevoel en

daardoor vermindering van het ervaren van negatieve emoties? Mann et al (2016) tonen aan dat weliswaar sprake is van de groepsgebaseerde emotie vernedering door de initiatierite, in dit geval het gezamenlijk doen van een vreemd dansje en daarop vernederende feedback

ontvangen. Echter, affiliatie bleek zowel in de vernederingsconditie als in de neutrale conditie, waarin alleen het dansje werd gedaan. Het gezamenlijk beleven van een impactvolle

gebeurtenis, of deze nu slechts ‘awkward’ in de zin van lastig is (het doen van een gek dansje met vreemden) tot negatief, vernederend (erna vernederd worden ivm het niet presteren tijdens het dansje), leidt in het eerste geval al tot affiliatie en een positief groepsgevoel. Mogelijk leidt dat positieve gevoel tot het in mindere mate ervaren van negatieve emoties, In dit onderzoek zal daarom exploratief gekeken worden naar een mogelijk effect van affiliatie op het ervaren van negatieve emoties.

Ten slotte wordt nog de invloed van de eigen bijdrage op het groepsresultaat meegenomen. In het geval van de invloed van de eigen bijdrage aan het resultaat wordt bijvoorbeeld informatie die consistent is met de verwachtte en gewenste gegevens, zoals een positieve uitkomst van een test, minder kritisch gewogen dan inconsistente, niet gewenste informatie zoals een negatieve uitkomst van een test. Ditto & Lopez (1992) onderzochten dit en ontdekten dat self serving bias als mechanisme invloed heeft op informatieverwerking. In dit geval werden de negatieve uitkomsten van een test minder geloofwaardig gevonden, door Ditto en Lopez, motivated skepticism genoemd. In het onderhavige onderzoek kan dit het effect hebben, dat deelnemers in de situatie waarin zij als groep een test uitvoeren en dit slecht doen of althans die feedback krijgen, zij inschatten dat dit in ieder geval niet ligt aan de eigen

(10)

bijdrage aan het groepsresultaat. De zogenaamde self serving bias leidt tot het extern

attribueren van het negatieve resultaat en het intern attribueren van positieve resultaten, dus in dit geval respectievelijk het negatieve resultaat toeschrijven aan de andere groepsleden en het positieve resultaat toeschrijven aan de eigen prestaties. Met als mogelijk gevolg dat geen of minder negatieve dan wel positieve emoties worden ervaren, ongeacht of de gebeurtenis fysiek wordt afgesloten of niet, en er dus geen verschil te zien is in beleving van emoties tussen wel of niet fysiek afsluiten. Dit wordt eveneens exploratief onderzocht.

In het onderhavige onderzoek wordt gekeken naar het effect van het fysiek afsluiten van negatieve gebeurtenissen in groepsverband op psychologische afsluiting en het ervaren van negatieve emoties, gezien het belang er van voor het functioneren van mensen in onderwijs en werksituaties cq in de maatschappij, waar mensen voortdurend in groepen studeren, werken en leven en er emotioneel door worden beïnvloed en ook zelf anderen emotioneel beïnvloeden. Emoties worden in de meeste emotietheorieën gezien als een resultante van een individu’s bewuste of onbewuste evaluatie, ‘appraisal’, van een negatieve of positieve gebeurtenis in relatie tot een te bereiken doel of voor het individu relevante situatie. Emoties worden

gekarakteriseerd door de subjectieve ervaring ervan, door fysiologische reactie en expressies en een bepaalde mate van actiebereidheid om emoties om te zetten in gedrag (Frijda, 1986; Sherer & Tannenbaum, 1986; Ekman, 1993 in Van Kleef, van Doorn, Heerdink en Koning, 2011). Een emotie is gericht op een specifieke stimulus zoals een persoon, object of gebeurtenis van

buitenaf, en intens en kortdurend terwijl affect of mood, zoals Frijda (1986) dat begrip gebruikt, de gerichtheid op een specifieke stimulus mist en minder intens en langer aanhoudend van aard is. De negatieve emoties die in dit onderzoek worden gemeten zijn teleurgesteld, beschaamd, bedroefd, boos en ontdaan en zijn gekozen op passendheid bij het ervaren van een negatieve gebeurtenis zoals in de opzet van dit onderzoek, namelijk het gezamenlijk maken van een test met een slecht resultaat.

(11)

Vanuit het eerdere onderzoek van Li et al in 2010, waarbij een vermindering van

negatieve emoties werd gevonden in de fysiek afsluiten-conditie terwijl dit niet het geval was in de niet-fysiek afsluiten-conditie, wordt verwacht dat het fysiek afsluiten van negatieve

gebeurtenissen van individuen in groepen leidt tot het in mindere mate ervaren van negatieve emoties. In de het eerdere genoemde ongepubliceerde mastermanuscript (Peeters, 2013) naar het fysiek afsluiten van gebeurtenissen werd bevestiging gevonden voor het gegeven dat fysiek afsluiten leidt tot tijdelijke psychologische afsluiting en het verminderen van negatieve emoties bij fysieke afsluiting, hetgeen de hypothese was. Op basis daarvan wordt verwacht dat het fysiek afsluiten van negatieve gebeurtenissen ook in groepen leidt tot tijdelijke psychologische afsluiting en tot het minder ervaren van negatieve emoties.

Mogelijk speelt Need for Closure een rol tussen fysieke afsluiting en psychologische afsluiting. Dit zal exploratief worden meegenomen, evenals een effect van affiliatie en van het mechanisme van self serving bias.

(12)

Methode Deelnemers

In het eerdere onderzoek van Li et al (2011) en het ongepubliceerde onderzoek van Peeters (2013) waren per conditie tussen de 22 tot 27 deelnemers per cel opgenomen. In dit onderzoek namen per cel 20 mensen deel, waarmee het totaal op 40 uitkwam.

Design

Het onderzoeksdesign bestond uit twee verschillende condities. De deelnemers werden in groepen van drie tot vijf at random ingedeeld over de twee condities:

-A vier tot zes a zeven groepen van respectievelijk vijf tot drie deelnemers - negatieve ervaring – fysiek afsluiten

-B vier tot zes a zeven groepen van respectievelijk vijf tot drie deelnemers - negatieve ervaring – niet fysiek afsluiten

Schematisch:

Fysiek Afsluiten Niet Fysiek Afsluiten Negatieve ervaring A

20 deelnemers in groepen van 3-5

B

20 deelnemers in groepen van 3-5

Procedure

Elke groep voerde gezamenlijk een moeilijke taak uit, de zogenaamde Raven-test, die de psychologiestudenten mogelijk herkenden uit de testweek. Hieraan werd in een korte introductie van de test gerefereerd, vergezeld van een korte uitleg van wat de test meet,

namelijk algemene intelligentie G. De introductie begon met een uitleg van het waarom van het onderzoek en vervolgens een korte uitleg van de Raven-test: ‘Je gaat mee doen aan een

(13)

onderzoek, waaronder in de testweek voor psychologiestudenten, is deze test individueel afgenomen en zijn de resultaten voor algemene intelligentie G hetgeen door de Raven test gemeten wordt, ook individueel gemeten. In dit onderzoek willen we het effect nagaan op de resultaten wanneer de test in groepsverband wordt gedaan en wat hiervan het effect is op de deelnemers, bijvoorbeeld in emotioneel opzicht. De Raven-test die jullie gaan doen bestaat uit een reeks tekeningen in de vorm van patronen met een stijgende moeilijkheidsgraad. Een opdracht bestaat uit een aantal tekeningen met een patroon met een bepaalde volgorde van de patronen. Het is de bedoeling dat jullie uit meerkeuze-antwoorden het juiste patroon kiezen. Jullie krijgen in totaal 20 opdrachten. De opdrachten moeten in totaal binnen zes minuten worden beantwoord, wat overeenkomt met de tijd die staat voor het maken van en volledige Raven -test als onderdeel van een volledige intelligentietest. Elke niet gemaakte opdracht fout wordt gerekend. Na afloop worden de resultaten op het computerscherm geprojecteerd.”

De sessie startte met een welkom van de deelnemers door de proefleider, waarna de deelnemers naar een afgesloten ruimte met een tafel waarop een computer met computerscherm en drie tot vijf stoelen erachter, werden geleid. De deelnemers namen plaats op de stoelen. Na het tekenen van het informed consent formulier werd eerst de bovengenoemde instructie door de proefleider gegeven. Er lagen lege A4 vellen op tafel (voor later in de procedure).

Vervolgens werden de vragen met de meerkeuzemogelijkheden voor het antwoord een voor een getoond in Qualtrics ( een onlineprogramma waarin tests kunnen worden gemaakt en

vervolgens afgenomen) op het computerscherm, zodat men enerzijds niet de resultaten bij kon houden en het anderzijds een ‘serieus’ onderzoek naar het maken van een intelligentietest in groepsverband leek. Met het indrukken van een van de toetsen A, B, C of D ging de computer naar de volgende vraag. Het antwoord zelf deed dus niet ter zake, hetgeen uiteraard niet bekend was bij de groep.

(14)

De groep kreeg in totaal zes minuten, de proefleider waarschuwde na drie minuten dat de helft van de tijd voorbij was, na 20 opdrachten verscheen (uiteraard onafhankelijk van de werkelijke resultaten) de volgende tekst in beeld:

“Met een score van 11 fout zijn de behaalde resultaten ver beneden het gemiddelde.”

De proefleider volgde de procedure op camera in de belendende ruimte volgde en kwam binnen na het beëindigen van de test. De groep werd gevraagd de resultaten gezamenlijk kort te

bespreken en wat ze er van vonden/voelden: “Bespreek nu kort, circa vijf minuten, de behaalde resultaten en jullie visie en meningen. Schrijf vervolgens, ieder voor zich, twee tot drie

woorden op een van de lege A4 vellen op de tafel, die het gebeurde voor jou samenvat.” Elk van de deelnemers in conditie A werd gevraagd hun eigen A4 op te vouwen en in een envelop te stoppen en terug te geven aan de proefleider. In conditie B vroeg de proefleider de A4 vellen op tafel te laten liggen.

De deelnemers kregen vervolgens van de proefleider de vragenlijsten (zie voor de beschrijving onder Materiaal) uitgereikt met het verzoek deze ieder voor zich in te vullen. Dit gebeurde in dezelfde ruimte, waar nog een extra tafel zonder computerscherm stond en waar de helft van de deelnemers de stoelen naar toe kan schuiven en de vragenlijsten invullen, afzonderlijk van elkaar, dus individueel.

De deelnemers leverden de ingevulde vragenlijst in, waarna de proefleider de deelnemers debriefde door hen de eigenlijke doelstelling van het onderzoek ‘het onderzoeken van het effect van het fysiek afsluiten van negatieve gebeurtenissen beleefd in groepsverband op negatieve emoties’ mee te delen en hen te vragen deze eigenlijke opzet tot het einde van het veldwerk voor zich te houden en beëindigt, na de rondvraag of iemand nog vragen of opmerkingen heeft, de sessie.

(15)

Materialen

Er is gebruik gemaakt van de volgende vragenlijsten om de data te verzamelen die nodig zijn op de hypothesen en exploraties te kunnen checken, zie ook de volledige vragenlijsten in de bijlage (Appendix A).

Emoties werden gemeten met de gevalideerde vragenlijst mbt positief en negatief emoties, de Positief en Negatief Affect schalen, PANAS (Watson, Clerk & Tellegen, 1988). Uit de items werd gekozen voor emoties die passend zijn bij het als groep uitvoeren van een

moeilijke test en daar negatieve resultaten behalen. Hierbij zouden emoties ervaren kunnen worden als boosheid, teleurstelling en schaamte en kan men er bedroefd en ontdaan over zijn. Deze komen overeen met twee van de basisemoties, boosheid en verdriet, van de in totaal vier negatieve basisemoties, naast boosheid en verdriet, ook angst en walging. Angst en walging zijn niet van toepassing op de onderhavige onderzoeksopzet, het gezamenlijk maken van een test met slecht resultaat. In de vragenlijst zijn naast de negatieve emoties ook positieve emoties opgenomen, blij, trots, voldaan, saamhorig en enthousiast. Gevraagd werd aan te geven in hoe verre de emoties van toepassing waren op het doen van de test en het ervaren van de resultaten ervan. De emoties werden op een 7-punts Likert schaal gescoord, van 1 (helemaal niet op mij van toepassing) als 7 (extreem veel op mij van toepassing), bijvoorbeeld ‘Geef op een schaal van 1=‘helemaal niet’ tot 7=‘extreem met een kruisje aan hoe je je op dit moment voelt; bijvoorbeeld: ‘Teleurgesteld: 1 = helemaal niet tot 7 = extreem’.

Psychologisch afsluiting werd gemeten door vijf items van gevalideerde vragenlijst mbt psychologische afsluiting, de Psychologische afsluiting Schaal (Beike & Wirth-Beaumont, 2005). Op de stellingen ‘Deze gebeurtenis heb ik afgesloten; deze gebeurtenis is een gesloten boek voor mij; deze gebeurtenis is een onafgemaakte zaak voor mij; deze gebeurtenis heb ik achter mij gelaten.’ konden de deelnemers op een 7 punts schaal de score aangeven, 1 = helemaal mee eens en 7 = helemaal mee oneens.

(16)

NFC werd gemeten met een 27 item schaal van de oorspronkelijke 42 items van de NFC Schaal van Webster en Kruglanski (1994; Kossowska & Bar-Tal, 2013), waaruit de metingen mbt besluitvaardigheid zijn weggelaten omdat deze over vaardigheden gaan, namelijk hoe besluitvaardig men is en niet over NFC. Op stellingen als bijvoorbeeld ‘Ik hou niet van onzekere situaties’ konden de deelnemers op een 7 punts schaal de score aangeven, 1 = helemaal niet en 7 = extreem.

Voor het meten van affiliatie is gebruikt gemaakt van de Interpersonal Orientation Scale, subscale Need for Emotional Support, die ook gebruikt werd om affiliatie te meten in het onderzoek naar vernedering van Mann (Hill 1987, in Mann et al, 2016). Op stellingen als bijvoorbeeld ‘Ik voelde mij gesteund door samen met de andere groepsleden te zijn.’ konden de deelnemers op een 7 punts schaal de score aangeven, 1 = helemaal niet en 7 = heel erg.

Met betrekking tot self serving bias is bekeken in hoeverre de deelnemers de oorzaken van de positieve en negatieve resultaten op de Raven test als intern of extern attribueerden. Hiervoor wordt de Revised Causal Dimension Scale (CDSII) (McAuley, Duncan, & Russel, 1992) gebruikt. Op de stelling ‘De testresultaten zijn het gevolg van iets dat…’ konden

deelnemers kiezen voor antwoorden als ‘een aspect van jezelf weerspiegelt’ met een score van 1 tot score 9, ‘een aspect van de situatie weerspiegelt.’

Resultaten

Van de 40 deelnemers zijn alle data meegenomen in de analyse. De 40 deelnemers hadden een minimale leeftijd van 18 jaar en een maximale leeftijd van 64 jaar.

De gemiddelde leeftijd is 28,75 (SD = 13,57), er waren 15 mannen en 25 vrouwen, verdeeld over twee condities, met 20 deelnemers per conditie. In de ene conditie werd de meegemaakte negatieve gebeurtenis fysiek afgesloten, in de andere conditie werd niet fysiek afgesloten.

Voor alle vragenlijsten is de Cronbach’s alpha gemeten. De PANAS (Watson, Clerk & Tellegen, 1988) met de vijf scores op de negatieve emoties boos, teleurgesteld, beschaamd,

(17)

bedroefd en ontdaan heeft met een Cronbach’s alpha van .81 een hoge interne consistentie. Voor de Psychologische afsluiting Schaal van Beike & Wirth-Beaumont (2005) is de interne consistentie met een score van .85 eveneens hoog. Voor de Need for Closure schaal van Webster en Kruglanski (1994) geldt een ruim voldoende interne consistentie met een Cronbach’s alpha van .79. De schaal voor affiliatie, de Interpersonal Orientation Scale, subscale Need for Emotional Support (Hill, 1987), is met een Cronbach’s alpha van .60 acceptabel. Hierbij is een van de vijf vragen weggelaten, want medeneming van de vraag resulteert in een Cronbach’s alfa van .478. De vraagstelling ‘Het feit dat ik de test met anderen deed, maakt de situatie heel anders’ bleek ambigue, aangezien het onduidelijk was of de vraag en het antwoord een negatieve dan wel een positieve lading heeft met betrekking tot affiliatie. De Revised Causal Dimension Scale (CDSII) van McAuley, Duncan, & Russel (1992) heeft een Cronbach’s alpha van .65 met weglating van de vraag ‘De testresultaten zijn het gevolg van iets dat onveranderbaar/veranderbaar is’, de vraag bleek ambigue.

Om te toetsen of het fysiek afsluiten van een negatieve gebeurtenis negatieve emoties vermindert, werd een one-way ANOVA uitgevoerd over de negatieve emoties, met als onafhankelijke variabele fysieke afsluiting (wel of niet). In Tabel 1 kunnen de bijbehorende gemiddelden en standaardafwijkingen worden afgelezen.

Tabel 1.

Het Aantal Deelnemers per Conditie en de Gemiddelden Scores met de bijbehorende Standaardafwijking van de PANAS – negatieve emoties.

Conditie N M SD

Afsluiten 20 2.33 .25

(18)

Aan de assumpties van normaliteit en gelijke varianties is voldaan. Er wordt geen hoofdeffect voor fysiek afsluiten van een negatieve gebeurtenis op negatieve emoties

gevonden. Uit de ANOVA blijkt dat er geen significant verschil is tussen de condities, F(1,38) = .658, p = .422. Dit is niet in lijn met de verwachting, omdat volgens de hypothese er minder negatieve emoties ervaren zouden worden in de Fysiek Afsluiten conditie dan in de Niet Fysiek afsluiten conditie. Hier blijkt echter dat er geen significante verschillen waren voor negatieve emoties tussen de condities.

Vervolgens worden in een correlatiematrix de correlaties bekeken tussen de

verschillende variabelen. In Tabel 2 is deze matrix opgenomen met de volgende variabelen: Negatieve emoties, samengebracht onder de benaming Negatief affect; Conditie;

Psychologische Afsluiting onder de benaming PsychClosure; Affiliteit met de aangepaste vragenlijst minus 1 vraag (zie bij Cronbach’s alpha) genaamd Affminus1; Need for Closure met als benaming NFC; Self Serving Bias met de aangepaste vragenlijst minus 1 vraag (zie bij Cronbach’s alpha) genaamd SSBminus1; Sekse en Leeftijd. Er is gekozen voor Spearman’s rho, omdat er weliswaar sprake is van een normaalverdeling bij de meeste variabelen, echter niet bij Leeftijd.

(19)

Tabel 2.

Correlaties tussen de schalen voor Negatieve emoties, samengebracht onder de benaming Negatief affect; Psychologische Afsluiting onder de benaming PsychClosure; Affiliatie met de aangepaste vragenlijst minus 1 vraag genaamd Affminus1; Need for Closure met als benaming NFC; Self Serving Bias met de aangepaste vragenlijst minus 1 vraag genaamdSSBminus1 en Conditie, Sekse en Leeftijd.

1 2 3 4 5 6 7 8

1 Negatief affect Corr coeff ____

Sig(2-tailed) .

2 Conditie Corr coeff ,115 ____ Sig(2-tailed) ,479 .

3 Psych Closure Corr coeff -,076 ,015 ____ Sig(2-tailed) ,643 ,926 .

4 Affiliatie min 1 Corr coeff ,147 ,028 -,119 ____ Sig(2-tailed) ,366 ,862 ,463 .

5 NFC Corr coeff ,090 -,015 ,183 .-,163 ____ Sig(2-tailed) ,580 ,926 ,258 ,314 .

6 SSB min 1 Corr coeff ,052 -,350* -,114 -,079 -,162 ____ Sig(2-tailed) ,751 ,027 ,484 ,626 ,317 .

7 Sekse Corr coeff -,126 ,052 -,150 ,344* -,054 ,029 ____ Sig(2-tailed) ,440 ,752 ,355 ,030 ,742 ,858 .

8 Leeftijd Corr coeff -,238 -,270 ,073 -,123 -,501** ,169 -,119 ____ Sig(2-tailed) ,138 ,093 ,655 ,449 ,001 ,297 ,465 . * Correlatie is significant bij niveau p = 0.05 (2-tailed)

(20)

Er blijkt geen verband tussen Negatieve emoties en Conditie, in tegenstelling tot de verwachting. Dit bleek ook al uit de ANOVA, waar geen hoofdeffect werd gevonden voor negatieve emoties van fysieke afsluiting. Tevens blijkt er geen verband tussen Psychologische Afsluiting en Conditie en tussen Psychologische Afsluiting en Negatieve emoties, waarmee geen sprake lijkt te zijn van Psychologische Afsluiting als mediërende variabele tussen wel of niet afsluiten en Negatieve emoties. Met betrekking tot de exploraties is er geen verband tussen Need for Closure en Psychologische Afsluiting gevonden. Ook is er geen correlatie gevonden tussen Affiliatie en Negatieve emoties, nog afgezien van het ontbreken van een hoofdeffect van afsluiten op negatieve emoties. Ook tussen Self Serving Bias en Negatieve emoties is geen correlatie gevonden.

Er is wel een correlatie tussen Self Serving Bias en Conditie, er is sprake van minder Self Serving Bias in de Afsluiten conditie dan in de Niet afsluiten conditie (r = -.35, p = .027), dat betekent dat in de Afsluiten-conditie minder deelnemers extern attribueren, dus het resultaat van de test buiten henzelf leggen, dan in de Niet Afsluiten-conditie.

Er zijn nog twee significante correlaties gevonden, buiten de hypotheses en exploraties. Er is een correlatie tussen Sekse en Affiliatie (r = .34, p = .030), dat betekent dat de vrouwen in dit onderzoek hoger op affiliatie scoren dan mannen. Ten slotte is er een correlatie tussen Leeftijd en Need for Closure (r = -.50, p = .001), dat betekent dat in dit onderzoek bij oudere mensen minder sprake is van Need for Closure en vice versa, dat bij jongere mensen meer Need for Closure aanwezig is.

Conclusies en Discussie

In het huidige onderzoek werd nagegaan wat het effect is van het wel of niet fysiek afsluiten van een negatieve gebeurtenis in een groep op het ervaren van negatieve emoties.

Voor de hypothese dat het fysiek afsluiten van een negatieve gebeurtenis in een groep leidt tot het ervaren van minder negatieve emoties dan wanneer niet fysiek wordt afgesloten,

(21)

werd geen ondersteuning gevonden. Evenmin werd ondersteuning gevonden voor de hypothese dat Psychologische Afsluiting in dit proces als mediërende variabele fungeert. De exploratieve vragen of er een verband is tussen Need for Closure en Psychologische afsluiting en een effect van affiliatie en/of Self Serving Bias op het ervaren van minder negatieve emoties na het al dan niet fysiek afsluiten van een negatieve gebeurtenis moeten negatief beantwoord worden, want er is geen verband tussen Affiliatie en Negatieve emoties noch tussen Self Serving Bias en Negatieve emoties. Er zijn wel niet vooraf geformuleerde correlaties gevonden. Er is een correlatie gevonden tussen Self Serving Bias en Conditie, hetgeen betekent dat in de Afsluiten-conditie minder deelnemers extern attribueren, dus het resultaat van de test buiten henzelf leggen, dan in de Niet Afsluiten-conditie. Er is eveneens een correlatie tussen Sekse en Affiliatie, hetgeen betekent dat de vrouwen in dit onderzoek hoger op affiliatie scoren dan mannen. Ten slotte is er een correlatie tussen Leeftijd en Need for Closure, hetgeen betekent dat in dit onderzoek bij oudere mensen minder sprake is van Need for Closure en vice versa, dat bij jongere mensen meer Need for Closure aanwezig is.

In eerder onderzoek werd wel een effect gevonden van het fysiek afsluiten van een negatieve gebeurtenis op negatieve emoties voor individuen. De eerst mogelijke en voor de hand liggende verklaring voor het feit dat er geen effect is te vinden in een groep, is dat het klaarblijkelijk anders werkt voor individuen in een groep dan voor een individu als individu, waarmee het verschil zelf niet is verklaard. Een mogelijke verklaring kan zijn dat door het gegeven dat de gebeurtenis in een groep plaatsvindt de gebeurtenis als minder negatief wordt ervaren en de emoties dus ook minder negatief zijn en er geen verschil is tussen de condities. Een mogelijke alternatieve verklaring zou in dat geval de mate van affiliatie kunnen zijn. Door het gezamenlijk uitvoeren van een moeilijke taak kan affiliatie ontstaan en kan dit an sich minder negatieve emoties met zich meebrengen. Er blijkt echter geen sprake van een verband tussen Affiliatie en Negatieve emoties. Een alternatieve verklaring kan Self Serving Bias zijn.

(22)

Als mensen de ‘schuld’ voor het groepsresultaat buiten zichzelf leggen en bij de groep, dus extern attribueren kan dat ook een verklaring zijn van het ervaren van minder negatieve emoties na de negatieve ervaring in groepsverband, of men nu wel of niet fysiek afsluit. Er blijkt echter ook geen verband te bestaan tussen Self Serving Bias en Negatieve emoties.

Een verklaring voor het niet vinden van significante resultaten kan mogelijk ook in de opzet van het onderzoek en de dataverzameling gevonden worden. De opzet van het onderzoek is, waar mogelijk, gelijk gehouden aan eerder onderzoek: de laboratorium setting; het

opschrijven van de ervaring; het beschreven vel in een enveloppe stoppen en sluiten in de fysiek afsluiten-conditie en het op tafel laten liggen in de niet afsluiten-conditie. Door de aard van het onderzoek naar van het effect in groepsverband, werden sommige onderdelen

gewijzigd. Om een negatieve gebeurtenis in groepsverband te creëren deden de groepsleden eerst een computertest samen, spraken daar samen over en beschreven ieder kort de ervaring op papier. In de individuele eerdere onderzoeken beschreef iedere proefpersoon een nare

gebeurtenis uit het verleden. Hierbij is van twee grote verschillen sprake. Er is een verschil in de intensiteit van de ervaring. Een nare gebeurtenis uit iemands verleden zal een grotere impact hebben op de persoon en mogelijk meer negatieve gevoelens losmaken dan het niet goed doen van een computertest van 6 minuten met enkele andere samen. Er is een tweede verschil, met betrekking tot het tijdsverloop. In het eerdere individuele onderzoek is er uiteraard een verschil in tijd tussen de nare gebeurtenis en het opschrijven en het fysiek versus niet fysiek afsluiten, waarbij dit tot minder negatieve emoties in de fysiek afsluiten-conditie leidt. In het onderzoek in groepsverband is er geen tijdsverschil, direct na de ervaring wordt de ervaring opgeschreven en fysiek versus niet fysiek afgesloten, waarbij geen verschil tussen de condities wordt

gevonden. Mogelijk moet er enige mate van tijd verstrijken tussen het beleven van de emotie en het afsluiten. Dit kan tevens de verklaring zijn voor het niet vinden van een verband tussen fysiek afsluiten en Psychologische afsluiting.

(23)

Een volgende verklaring ligt mogelijk ook in de gebruikte vragenlijst voor de negatieve emoties, in relatie tot de zwarte van de negatieve gebeurtenis. Het niet goed doen van een computertest in een onderzoek van een psychologiestudent is mogelijk te ‘licht’ om de ermee gepaard gaande emoties te labelen als boos, teleurgesteld, bedroefd, beschaamd en ontdaan. Mogelijk relativeren deelnemers al tijdens het invullen van de vragenlijst en zijn de gebruikte termen dan te zwaar in relatie tot de gebeurtenis.

Ten slotte is de dataverzameling moeizaam verlopen. Allereerst is het moeilijker om groepen te werven dan individuen. Daarnaast waren in de veldwerkperiode nog maar weinig psychologiestudenten aanwezig en was de noodzaak voor het verkrijgen van credits voor de meesten niet meer aanwezig. Daardoor was het moeilijk te werven en kwamen vervolgens in een aantal gevallen een of twee van de deelnemers niet opdagen, waardoor de sessie geen doorgang kon vinden of in een enkel geval met slechts twee personen gewerkt moest worden. Ook moest vaker uitgeweken worden naar een geldelijke beloning (of een cadeautje in de vorm van chocolade) en naar andere studenten, werkenden en ouderen. Bovendien is een van de sessies met studenten niet in de laboratoriumomgeving uitgevoerd, maar in hun eigen

(bijbaan)werkomgeving. Door de moeizame dataverzameling moest er uitgeweken worden naar andere deelnemers, uit het netwerk van de onderzoeker en daarmee van enkele tot meerdere decennia ouder dan de studenten, waardoor Leeftijd niet normaal verdeeld was. Ook konden met moeite 20 deelnemers per cel gevonden worden. Die celgrootte is te beperkt om nader onderzoek binnen de cellen te doen. De beperkte celgrootte laat het ook niet toe om analyses uit te voeren met condities met weglating van bepaalde groepen, zoals de eerder genoemde

ouderen.

De gevonden correlatie tussen Self Serving Bias en Conditie, namelijk dat in de Afsluiten-conditie minder deelnemers extern attribueren, dus het resultaat van de test buiten henzelf leggen, dan in de Niet Afsluiten-conditie, kan mogelijk verklaard worden door het

(24)

gegeven dat Self Serving Bias gezien kan worden als een trait, een persoonskenmerk, eerder dan een emotionele staat, state. Mogelijkerwijs bevinden zich meer deelnemers met Self Serving Bias als trait in de conditie Niet Afsluiten. Dit lijkt de meest logische verklaring, omdat vanuit logica eerder verwacht kan worden dat mensen die extern attribueren (in de trant van ‘het slechte resultaat is niet mijn schuld maar de schuld van de groep’) makkelijker iets kunnen afsluiten dan mensen die intern attribueren en de schuld voor een slecht resultaat bij zichzelf leggen. Vanuit die logica kunnen juist minder deelnemers die extern attribueren in de Niet Afsluiten-conditie worden verwacht.

De gevonden correlatie tussen Sekse en Affiliatie kan mogelijk verklaard worden door dat vrouwen meer belang zouden hechten aan affiliatie dan mannen of eerder affiliatie zouden voelen dan mannen. Dat heeft dan geen invloed op het ervaren van de negatieve emoties, er is namelijk ook geen verband tussen Sekse en Negatieve emoties. De gevonden correlatie tussen

Need for Closure en leeftijd kan mogelijk te maken met het gegeven dat ouderen meer geduld

en tijd hebben dan jongeren. Jongeren hebben, generaliserend, meer verplichtingen, ervaren daardoor mogelijk een gebrek aan tijd, waardoor ze meer behoefte kunnen hebben aan ‘snelle oplossingen’, aan cognitive closure. Geduld of liever ongeduld, wat bij jongeren eerder een

trait (die wel een ontwikkeling door kan maken) is dan bij ouderen, kan ook leiden tot de

behoefte aan snelle oplossingen, aan cognitive closure. Hier is overigens geen ondersteuning voor te vinden in eerder onderzoek. Er is wel onderzoek gedaan naar verschil in NFC tussen jongeren (studenten) en ouderen, waarbij gevonden werd dat de ouderen juist een hogere NFC hadden dan jongeren maar tegelijkertijd een lagere Efficacy of Fulfilling NFC, EFNC. Dit betrof onderzoek bij ouderen tussen de 65 en 80 jaar met een gemiddelde leeftijd van 72 jaar. In het onderhavige onderzoek waren de oudere deelnemers jonger. Van de 40 deelnemers waren er 4 deelnemers tussen 40 en 50 jaar oud en 4 deelnemers tussen 59 en 64 jaar oud, daardoor is en vergelijking niet echt mogelijk. Ook is de groep ouderen in dit onderzoek erg klein om

(25)

daadwerkelijk uitspraken over Need for Closure bij ouderen te kunnen doen.

Er is nog niet veel onderzoek gedaan naar het effect van fysiek afsluiten van

gebeurtenissen op het ervaren van emoties, alleen het eerdere genoemde onderzoek van Li et al (2011) naar het afsluiten van negatieve gebeurtenissen en het ongepubliceerde onderzoek naar negatieve en positieve emoties (Peeters, 2013). In beide gevallen betreft het onderzoeken naar individuen. Het onderhavige onderzoek betreft onderzoek van het effect naar het fysiek

afsluiten van negatieve gebeurtenissen bij individuen in een groep. Het afsluiten van negatieve gebeurtenissen lijkt in ieder geval voor individuen tot een vermindering van negatieve emoties te leiden, hetgeen mensen kan helpen gebeurtenissen beter te verwerken en beter met de

negatieve emoties om te gaan. Voor groepen weten we dit nog niet. Het onderhavige onderzoek is slechts één onderzoek en kent problemen in de dataverzameling en de opzet van het

onderzoek; vervolgonderzoek is duidelijk een noodzaak. Bij voorkeur betreft dit dan onderzoek waarbij ook individuen en groepen vergeleken worden, zodat hier direct uitspraken over

kunnen worden gedaan. In de onderzoeksopzet kunnen dan ook de problemen van de opzet voor dit onderzoek geadresseerd worden. Allereerst dient een goede periode voor de

dataverzameling gepland te worden, waar in voldoende mate psychologiestudenten beschikbaar zijn die op gelijke wijze met credits beloond worden. Verder is idealiter de procedure voor individuen en groepen zoveel mogelijk gelijk en de gebeurtenis van een zelfde intensiteit. Gedacht kan daarom worden aan het individueel laten beschrijven van een negatieve

gebeurtenis, die je ofwel alleen hebt meegemaakt (de individuele conditie) ofwel in een groep hebt meegemaakt (de groepsconditie). Dit ondervangt meteen het moeten werven in groepen, want iedereen doet het onderzoek individueel. Ook ondervangt dit het tijdsverloopprobleem, de eerder gemaakte veronderstelling dat er mogelijk tijd moet zijn tussen de gebeurtenis en het kunnen afsluiten. Daarnaast ondervangt dit het probleem van de intensiteit van de gebeurtenis, als mensen wordt gevraagd een nare gebeurtenis uit het verleden op te schrijven, of deze nu

(26)

individueel dan wel in een groep beleefd is, zal de intensiteit niet veel verschillen of niet meer verschillen dan de verschillen binnen de individuele en groepsconditie. Beide condities sluiten vervolgens dan wel fysiek dan wel niet fysiek af. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid wordt de procedure daar gelijk gehouden aan het eerdere onderzoek, het opschrijven op een A4 en dat vervolgens in de ene conditie in een enveloppe stoppen en sluiten en in de andere conditie op tafel laten liggen. Schematisch:

Fysiek Afsluiten Niet Fysiek Afsluiten Negatieve ervaring – individuele ervaring A 25 deelnemers B 25 deelnemers Negatieve ervaring- In groepsverband C 25 deelnemers D 25 deelnemers

Ten slotte kan ook de vragenlijst mbt de negatieve emoties aangepast worden, met een uitbreiding met emoties die wat lichter van toon en meer beschrijvend zijn, in de vorm van statements. ‘Ik vind het jammer dat dit gebeurd is’ naast ‘Teleurgesteld’. ‘Ik heb dit als niet leuk ervaren’ naast ‘Bedroefd’, Ik schaamde me een beetje’ naast ‘Beschaamd’, ‘Het irriteerde me’ naast ‘Boos’. Hierdoor kunnen ook minder intense emoties, die mogelijk op de gebeurtenis als passender gezien, worden gescoord en wordt zo relativering tijdens het invullen en daarmee een mogelijk mindere score op negatieve emoties voorkomen.

Als afgeweken wordt van de premisse dat de onderzoeksopzet waar mogelijk gelijk is aan eerder onderzoek kan ook gedacht worden aan andere operationalisaties van afsluiten. Er kan zelfs een vooronderzoek gedaan worden naar wat de beste operationalisatie is voor afsluiten. Bijvoorbeeld het opschrijven en in een doos doen; het opschrijven en de kamer verlaten; het opschrijven en begraven in een doos met zand tot zelfs het verbranden van het beschreven papier. Daarmee wordt wel het risico gelopen dat mensen de operationalisatie ‘door

(27)

hebben’, maar de vraag is of dat een probleem is, daar kan een manipulatie-check op gedaan worden, en vervolgens gecorreleerd met de score op negatieve emoties. Als blijkt dat er, ook al heeft men de manipulatie door, sprake is van een effect op negatieve emoties, dan kan een dergelijke manipulatie een sterke zijn.

In vervolgonderzoek kan ook overwogen worden een onderscheid te maken tussen jongeren en ouderen, dus vier extra condities toe te voegen. Er is namelijk een verband gevonden tussen leeftijd en Need for Closure, namelijk hoe ouder hoe minder Need for

Closure. Mogelijk betekent dit ook een mindere behoefte aan afsluiting en daarmee minder tot

geen significant verschil tussen fysiek of niet fysiek afsluiten. Om het onderzoek niet te complex te maken kan ook overwogen worden ouderen als controlegroep mee te nemen, wel individueel en groepservaring laten beschrijven, maar alleen fysiek af te laten sluiten en dat te vergelijken met de jongeren die fysiek afsluiten.

Een andere manier om de onderhavige onderzoeksvraag (en eventueel ook andere vragen met betrekking tot emoties en emotionele beïnvloeding in groepen) te beantwoorden is het volgen van bestaande groepen in de maatschappij, zoals werkgroepen van studenten op de universiteit of groepen cq teams in werksituaties. Het voordeel hiervan is dat dit een vorm van veldonderzoek is en niet een laboratoriumsituatie. Als opzet kan aan het volgende gedacht worden: voor de bachelor/onderzoeksthese voor Psychologie wordt in werkgroepen gewerkt. Het doen van het onderzoek en het schrijven van voorstellen, presentaties en de these vergt veel van de studenten en gaat vaak met tegenslagen in het veldwerk gepaard, er zullen zich dus negatieve gebeurtenissen voordoen. De helft van de werkgroepen kan gevraagd worden elke negatieve gebeurtenis te bespreken en fysiek af te sluiten (op een van te voren door de groep te besluiten wijze, zodat de wijze van afsluiten goed bij de groep past en voor de groep werkt). De andere helft van de werkgroepen bespreekt de gebeurtenissen niet en sluit niet fysiek af.

(28)

gebeurtenissen besproken maar niet fysiek afgesloten. Gevraagd kan dan worden naar het ervaren van negatieve emoties. Daarnaast kan ook gevraagd worden naar hoe de samenwerking in de groep ervaren wordt en kunnen de uitkomsten gekoppeld worden aan de resultaten die elke groep behaald heeft. Als fysiek afsluiten bij deze werkgroepen studenten leidt tot minder negatieve emoties en/of betere samenwerking, kan een trial met teams in werksituaties

overwogen worden. In teams in ziekenhuizen bijvoorbeeld, waar vaak sprake is van negatieve gebeurtenissen en samenwerking van cruciaal belang is.

Het onderhavige onderzoek heeft niet geleid tot ondersteuning van de hypothese dat het effect van fysiek afsluiten van een negatieve gebeurtenis in een groep, leidt tot minder

negatieve emoties. Het geeft wel veel aanknopingspunten voor vervolgonderzoek, naar de werking van afsluiten van een negatieve beleving, als individu en als groep. In onze

maatschappij maken we als individu en groot deel van onze tijd onderdeel uit van groepen, in het gezin, in het onderwijs, in de crèche voordat een kind naar school gaat, tijdens de studie en een groot deel van het werkende leven. In die groepen worden mensen emotioneel beïnvloed worden en beïnvloeden zij op hun beurt anderen. Hoe effectiever we met emoties om kunnen gaan, hoe beter we kunnen functioneren en samenwerken in de groep.

“ Individually, we are one drop. Together, we are an ocean.”

(29)

Literatuur

Adelman, P. K., & Zajonc, R.B. (1989). Facial Efference and Experience of Emotion.

Annual Review Psychology, 40, 249-280.

Barsalou, L. W., Niedenthal, P. M., Barbey, A., & Ruppert, J. (2003). Social embodiment. In B. Ross (Ed.), The psychology of learning and motivation (33), 43–92. San Diego, CA: Academic Press.

Beike, D. R., & Crone, T. S. (2008). When experencied regret refuses to fade: Regrets of action and attempting to forget open life regrets. Journal of Experimental Social Psychology,

44, 1545-1550.

Beike, D.R., & Wirth-Beaumont, E.T. (2005). Psychological Closure as a memory phenomen. Psychology Press, 13(6), 574-593.

Ditto, P. H., & Lopez, D. F. (1992). Motivated Skepticism: Us of Differential Decision Criteria for Preferred and Nonpreferred Conclusions. Journal of Personality and Social

Pschychology, 63(4), 568-584.

Ellemers, N., Wilke, H., & Van Knippenberg, A. (1993). Effects of the Legitimacy of Low Group or Individual Status on Individual and Collective Status-Enhancement Strategies.

Journal of Personality and Social Psychology, 64(5), 766-778.

Fischer, A., van der Schalk, J., & Hawk, S. (2009). Het Ontstaan van Collectieve Emoties via Emotionele Besmetting. Sociologie, 5(2), 165-179.

Friedman R. & Elliot, A.J. (2008). The Effect of Arm crossing on Persistence and Performance. European Journal of Social Psychology, 38, 449-461.

Hess, U., & Fischer, A. (2013). Emotional mimicry as social regulation. Personality and

Social Psychology Review, 17, 142–157.

Hill, C. A. (1987). Affiliation motivation: People who need people ... but in different ways. Journal of Personality and Social Psychology, 52, 1008–1018.

(30)

Kelly, J.R., & Barsade, S.G. (2001). Mood and Emotions in Small Groups and Work Teams. Organizational Behavior and Human Diecision Processes, 86(1), 99-130.

Kossowska, M. & Bar-Tal, Y. (2013). Positive mood boosts the expression of a dispositional need for closure. Cognition and Emotion, 27(7), 1181-1201.

Kossowska, M., Jasko, K., & Bar-Tal, Y. (2012). Need for Closure and cognitive structuring among younger and older adults. Polish Psychological Bulletin, 43(1), 40-49.

Li, X., Wei, L., & Soman, D. (2010). Sealing the Emotions Genie: The Effects of Physical Enclosure on Psychological closure. Psychological Science, 21(8), 1047-1050.

Mann, L. Feddes, A. R., Doosje, E.J., & Fischer, A.H. (2016). Withdraw or affiliate? The role of humilation during initiation rituals. Cognition and Emotion, 30(1), 80-100.

McAuley, E., Duncan, T. E., & Russell, D. W. (1992). Measuring Causal Atributions: The Revised Causal Dimension Scale. Personality and Social Psychology Bulletin, 18(5), 566-573.

Pennebaker, J. W. (1997). Opening up: The healing power of expressing emotions. New York: Guilford Press.

Riskind, J. H., & Gotay, C. C.(1982). Physical Posture: Could It Have Regulatory or Feedback Effects on Motivation and Emotion? Motivation and Emotion, 6(3), 273-298.

Stone A., & Smythe J. (2000). Structured Writing About Stressful Events Exploring Potential Psychological Mediators of Positive Health Effects. Health Psychology, 19, 619-624.

Strack, F., Martin, L. L., & Stepper , S. (1988). Inhibiting and Facilitating Conditions of the Human Smile: A Nonobtrusive Test of the Facial Feedback Hypothesis. Journal of

Personality and Social Psychology, 54(5), 768-777.

Van Kleef, G.A., Van Doorn, E.A., Heerdink M.W., & Koning, L.F. (2011). Emotion is for Influence. European Review of Social Psychology, 22, 114-163.

(31)

Watson, D., Clark, L.A., & Tellegen, A. (1988). Development and Validation of Brief Measures of Positive and Negative Affect: The PANS Scales. Journal of Personality and

Social Psychology, 54(6), 1063-1070.

Webster, D. M., Kruglanski, A. W. (1994). Individual differences in need for cognitive closure. Journal of Personality and Social Psychology, 67, 1049–1062. doi:10.1037/0022-3514.67.6.1049

Wegner, D. M., & Erber, R. (1992). The Hyperaccessibility of Suppressed Thoughts.

(32)

Appendix A Vragenlijsten

LIJST 1 Emoties

Positief en Negatief Affect schalen, PANAS Watson, Clerk & Tellegen, 1988

LIJST 2 Psychologisch afsluiting Psychologische afsluiting Schaal Beike & Wirth-Beaumont, 2005

LIJST NFC NFC Schaal

Webster en Kruglanski 1994; Roets & van Hiel (2011) verkorte versie

Affiliatie

Interpersonal Orientation Scale, subscale Need for Emotional Hill 1987, Mann et al, 2016

Self serving bias

Revised causal dimension scale (CDSII) McAuley, Duncan, & Russel, 1992

(33)

LIJST 1

Geef op een schaal van 1=‘helemaal niet’ tot 7=‘extreem met een kruisje aan hoe je je op dit moment voelt. 1 teleurgesteld 1 helemaal niet 2 3 4 5 6 7 extreem 2 beschaamd 1 helemaal niet 2 3 4 5 6 7 extreem 3 saamhorig 1 helemaal niet 2 3 4 5 6 7 extreem 4 blij 1 helemaal niet 2 3 4 5 6 7 extreem 5 voldaan 1 helemaal niet 2 3 4 5 6 7 extreem

(34)

6 bedroefd 1 helemaal niet 2 3 4 5 6 7 extreem 7 enthousiast 1 helemaal niet 2 3 4 5 6 7 extreem Vervolg LIJST 1 8 boos 1 helemaal niet 2 3 4 5 6 7 extreem 9 trots 1 helemaal niet 2 3 4 5 6 7 extreem 10 ontdaan 1 helemaal niet 2 3 4 5 6 7 extreem

(35)

LIJST 2

Onderstaan staat een aantal stellingen die over de groepsopdracht van vandaag gaan. Geef op een schaal van 1=‘helemaal mee eens’ tot 7=‘helemaal mee oneens’ met een kruisje aan hoe eens of eens je het bent met de stellingen,

1 Deze gebeurtenis heb ik afgesloten

helemaal mee eens helemaal mee

oneens

1 2 3 4 5 6 7

2 Deze gebeurtenis is een gesloten boek voor mij

helemaal mee eens helemaal mee

oneens

1 2 3 4 5 6 7

3 Deze gebeurtenis lijkt geschiedenis voor mij

helemaal mee eens helemaal mee

oneens

1 2 3 4 5 6 7

4 Deze gebeurtenis is een onafgemaakte zaak voor mij

helemaal mee eens helemaal mee

oneens

(36)

5 Deze gebeurtenis heb ik achter mij gelaten

helemaal mee eens helemaal mee

oneens

1 2 3 4 5 6 7

LIJST 3

Geef op een schaal van 1 = ‘helemaal niet’ tot 7=‘ extreem’ aan met een kruisje in hoeverre de onderstaande beweringen op jou van toepassing zijn.

1. Ik houd niet van onzekere situaties

1 helemaal niet

2 3 4 5 6 7 extreem

2. Ik heb een hekel aan vragen die op verschillende manieren kunnen worden beantwoord

1 helemaal niet

2 3 4 5 6 7 extreem

3. Ik vind dat een goed geordend en regelmatig leven in mijn aard past

1 helemaal niet

2 3 4 5 6 7 extreem

4. Ik voel me onprettig ais ik niet begrijp waarom een gebeurtenis in mijn leven heeft plaatsgevonden

(37)

1 helemaal niet

2 3 4 5 6 7 extreem

5. Ik erger me wanneer iemand het oneens is met wat alle andere leden van een groep vinden

1 helemaal niet

2 3 4 5 6 7 extreem

Vervolg Lijst 3 -1-

6. Ik houd er niet van om in een situatie terecht te komen waarvan ik niet weet wat ik ervan kan verwachten

1 helemaal niet

2 3 4 5 6 7 extreem

7. Ik voel me opgelucht wanneer ik een beslissing heb genomen.

1 helemaal niet

2 3 4 5 6 7 extreem

8. Wanneer ik geconfronteerd word met een probleem, dan wil heel graag snel een oplossing vinden

1 helemaal niet

(38)

9. Ik zou me snel ongeduldig en geergerd voelen als ik niet onmiddellijk een oplossing voor een probleem vind

1 helemaal niet

2 3 4 5 6 7 extreem

10. Ik houd er niet van om met mensen om te gaan die onverwacht uit de hoek kunnen komen.

1 helemaal niet

2 3 4 5 6 7 extreem

Vervolg Lijst 3 -2-

11. Ik houd er niet van als een uitspraak van een persoon op veel verschillende manieren uitgelegd kan worden.

1 helemaal niet

2 3 4 5 6 7 extreem

12. Ik denk dat het tot stand brengen van een vaste routine me in staat stelt meer van het leven te genieten.

1 helemaal niet

2 3 4 5 6 7 extreem

13. Ik geniet van een duidelijke en gestructureerde manier van leven.

1 helemaal niet

(39)

14. Gewoonlijk overweeg ik niet veel verschillende meningen voordat ik mijn eigen opinie vorm.

1 helemaal niet

2 3 4 5 6 7 extreem

15. Ik heb een hekel aan onvoorspelbare situaties.

1 helemaal niet

2 3 4 5 6 7 extreem

LIJST 4

Geef op een schaal van 1=‘helemaal niet’ tot 7=‘heel erg’ aan met een kruisje in hoeverre de onderstaande beweringen op jou van toepassing zijn.

1 Ik voelde mij gesteund door samen met de andere groepsleden te zijn 1 helemaal

niet

2 3 4 5 6 7 heel erg

2 Ik was liever alleen geweest dan met de andere groepsleden te zijn 1 helemaal

niet

2 3 4 5 6 7 heel erg

3 Ik had behoefte met de andere groepsleden over de test te praten 1 helemaal

niet

(40)

4 Het feit dat ik de test met anderen deed, maakt de situatie heel anders 1 helemaal

niet

2 3 4 5 6 7 heel erg

5 Ik vond de andere groepsleden sympathiek 1 helemaal

niet

2 3 4 5 6 7 heel erg

LIJST 5

Denk aan de test van zo net en de behaalde resultaten. De stellingen hieronder gaan over je indruk of mening hierover. Kruis bij elk van de stellingen aan welke optie het meest voor jou van toepassing is.

De testresultaten zijn het gevolg van iets dat een aspect van jezelf

weerspiegelt

1 2 3 4 5 6 7 8 9 een aspect van de situatie weerspiegelt

binnen je controle ligt niet binnen mijn controle

ligt

permanent is tijdelijk is

is dat je zelf kunt reguleren

ik niet zelf kan reguleren

onder de macht van anderen valt

niet onder de macht van anderen valt

over mij gaat over anderen gaat

onveranderbaar is veranderbaar is

Gegevens

Leeftijd in jaar

(41)

Sekse: vul in M of V

Vul svp in: welk beroep of welke studie/welk jaar

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

Gemiddeld zou er sinds de beginjaren van het pompstation Watermolen bij de afsluiting van de Grote Watergang 16 mm extra verpompt moeten worden per jaar door het station

Zowel nestsucces als overleving van de jongen werd significant negatief beïnvloed door de aanwezigheid van schapen (Fig

Students who participate actively in sport had significantly lower levels of negative affect, somatic symptoms, symptoms of depression and pessimistic life orientation,

In het kader van de Code ter voorkomingvan oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling wordt alle beoogd betrokhenen bij de totstandkoming van

Sla het planten werden op het moment dat de touwtjes bevestigd werden, alle aanwezige dieven verwijdea Daarna.werden de volgende verschillen gemaakt:.. Dieven verwijderen als

De laagste gemiddelde leeftijd (37 jaar) hebben degene met een af- wijkend bedrijfstype (speciale bedrijven)? voor dit soort bedrijven is kennelijk meer animo bij de jongere