• No results found

Griffierecht bij de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg : Een onderzoek naar de wenselijkheid van een griffierecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Griffierecht bij de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg : Een onderzoek naar de wenselijkheid van een griffierecht"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Griffierecht bij de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg Een onderzoek naar de wenselijkheid van een griffierecht

Universiteit van Amsterdam

Masterscriptie Publiekrecht, traject: Gezondheidsrecht Studiejaar 2015-2016

Begeleider: mr. dr. R.P. Wijne Tweede lezer: prof. dr. J. Legemaate Student: J.S. van Hees

(2)

2 Abstract

Dit onderzoek richt zich op de vraag of het invoeren van een griffierecht bij de medische tuchtcolleges voor de gezondheidszorg in lijn is met het doel van de tuchtrechtspraak, namelijk het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de gezondheidszorg. Naar aanleiding van de tweede wetsevaluatie van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een conceptwetsvoorstel modernisering Wet BIG uitgebracht. Hiermee introduceerde zij het voorstel een griffierecht in te voeren bij de medische tuchtcolleges. Uit de tweede wetsevaluatie werd namelijk geconcludeerd dat het medisch tuchtrecht verstopt dreigt te raken door toenemend aantal klachten dat wordt ingediend bij de tuchtcolleges. De vrees is dat belangrijke zaken daardoor te laat voor de tuchtrechter komen. Een griffierecht moet het aantal klachten terugdringen en ervoor zorgen dat alleen belangrijke zaken voor de tuchtrechter komen.

In het theoretisch kader is uitgelegd hoe het tuchtrecht in zijn werk gaat en hoe de minister de modernisering wil doorvoeren. Een invoering van een griffierecht bleek al langere tijd een punt van discussie te zijn in het medisch tuchtrecht. Om hier een helder beeld over te krijgen, is vanaf 2000 beschreven wat in de literatuur geschreven is over het heffen van een griffierecht. Uit verschillende bronnen zijn zowel argumenten voor als tegen de invoering van een griffierecht gehaald. Het voornaamste argument voor een griffierecht bleek dat de tuchtcolleges te veel druk ervaren. Daardoor is er te weinig tijd om belangrijke zaken te behandelen. Als belangrijkste argument tegen een griffierecht kwam naar voren dat het in strijd is met het algemene belang wat het tuchtrecht dient. Ook is een aantal vragen gesteld aan de voorzitters van drie tuchtcolleges voor de gezondheidszorg. Hieruit is naar voren gekomen dat de voorzitters niet positief tegenover het voorstel van de minister staan en het probleem als zodanig niet herkennen. Zij denken zelf dat een griffierecht de procedure zal vertragen.

Concluderend is een griffierecht niet in lijn met het doel van het tuchtrecht. Er bestaat een te grote kans dat klachten niet worden ingediend door een klager indien er een financiële drempel wordt opgeworpen. Om een verstopping te voorkomen en te zorgen dat belangrijke zaken toch tijdig door de tuchtrechter behandeld worden, is een aantal aanbevelingen gedaan. Zo wordt aanbevolen te investeren in het vergroten van de personeelsaantallen van de tuchtcolleges en klagers te wijzen op andere vormen van geschillenbeslechting.

(3)

3

Inhoudsopgave

1 Inleiding 5

2 Theoretisch kader Wet BIG 7

2.0 Inleiding 7

2.1 De Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg 7

2.1.1 De totstandkoming van de huidige Wet BIG 7

2.1.2 Een nieuw tuchtrecht 8

2.1.3 Naar een nieuwe wet? 8

2.2 Het tuchtrecht in de Wet BIG 9

2.2.1 Tuchtnormen 9

2.2.2 Klachtgerechtigden 10

2.2.3 De tuchtcolleges 11

2.2.4 Het verdere verloop van de procedure 12

2.2.5 Maatregelen 13

2.2.6 Het College van Medisch Toezicht 14

2.3 Modernisering van het tuchtrecht in de Wet BIG 14

2.3.1 Waarom een modernisering? 14

2.3.2 De reactie op de tweede wetsevaluatie 15

2.3.3 Wat wordt gemoderniseerd in het conceptwetsvoorstel? 17

3 De geschiedenis van het griffierecht 20

3.0 Inleiding 20

3.1 2000-2004 20

3.1.1 Eerste ervaringen met de Wet BIG 20

3.1.2. De eerste wetsevaluatie 21

3.2 2005-2013 22

3.2.1 Werkgroep tuchtrecht 22

3.2.2 Griffierecht niet gewenst 23

3.3 2014-heden 23

3.3.1 De tweede wetsevaluatie: een nieuw debat 23

3.3.2 Het oordeel van de tuchtcolleges 23

4 Waarom wel een griffierecht? 25

4.0 Inleiding 25

(4)

4

4.1.1 Onberaden proceslust 25

4.1.2 Bijdrage economische procesvoering 25

4.1.3 Tuchtrechtspraak is kostbaar en specifiek 26

4.1.4 ‘Burgers’ geen bezwaar 26

4.1.5 Klacht indienen moet niet zonder gevolg zijn 27

4.2 Kamerstukken 27

4.2.1 Belasting van de tuchtcolleges 27

4.2.2 Elders individuele genoegdoening 28

4.3 Voorzitters van de tuchtcolleges 28

4.4 Slotsom 29

5 Waarom geen griffierecht? 30

5.0 Inleiding 30

5.1 Literatuur 30

5.1.1 Strijd met een publiek belang 30

5.1.2 Praktische en principiële bezwaren 30

5.1.3 Opkomen voor het algemeen belang 31

5.1.4 Kosten laagdrempelig? 31

5.1.5 Geen belang met goede tuchtrechtspraak 32

5.1.6 Wees blij met klagers 32

5.2 Kamerstukken 33

5.2.1 Kostenvergoeding 33

5.2.2 De andere weg 33

5.3 Voorzitters tuchtcolleges 35

6 Conclusie & Aanbevelingen 39

6.0 Inleiding 39

6.1 Conclusie 39

6.2 Aanbevelingen 40

7 Literatuur 43

(5)

5

1 Inleiding

Op 23 september 2015 werd het conceptwetsvoorstel Modernisering Tuchtrecht Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (hierna: het conceptwetsvoorstel) gepubliceerd.1 De aanleiding voor de modernisering van het tuchtrecht in de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) was, onder andere, dat het tuchtrecht verstopt dreigt te raken door een toestroom van klachten die daar niet thuishoren.2 Door het hoge aantal onbelangrijke klachten komen veel belangrijke zaken daardoor niet op tijd of zelfs helemaal niet voor de tuchtrechter.3

Eén van de doelstellingen van het conceptwetsvoorstel is een verbeterde werking van het tuchtrecht. Om dat te bereiken is voorgesteld een griffierecht te heffen bij de medische tuchtcolleges. Het voorstel beoogt daarmee te voorkomen dat klachten ingediend worden die niet thuishoren in het medisch tuchtrecht.4 Daarnaast wordt beoogd te voorkomen, dat de

zogenoemde ‘bagatelklachten’ ingediend worden.5 Zulke klachten zorgen voor de dreigende verstopping van het tuchtrecht. De drempel die door middel van een griffierecht gecreëerd wordt, zou een eventuele klager langer doen nadenken over de vraag of hij de klacht echt wil indienen.6

Het medisch tuchtrecht bestaat, om de gezondheidszorg te bevorderen en te bewaken. Dit gebeurt doordat patiënten, of andere belanghebbenden, een klacht indienen over het handelen van een hulpverlener in de zorgrelatie, bij een medisch tuchtcollege. Hoe ‘laagdrempelig’ de voorgestelde heffing van het griffierecht ook mag zijn, het vormt wel een drempel voor het indienen van een klacht.

De vraagstelling van deze scriptie luidt dan ook: Is het voorstel om een laagdrempelig

griffierecht te heffen bij de medische tuchtcolleges in lijn met het doel van het tuchtrecht, namelijk de bevordering en bewaking van de algehele kwaliteit van de gezondheidszorg en zo nee, hoe kan de verstopping van het tuchtrecht dan aangepakt worden?7

1 Zie www.internetconsultatie.nl (zoek op modernisering Wet BIG), geraadpleegd op 23 september

2015.

2 Zie www.skipr.nl, (zoek op tuchtrecht raakt verstopt) geraadpleegd op 5 november 2015. 3 Sijmons & Hubben 2015, p. 2673.

4 Conceptwetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, 23-09-2015, p. 36 (MvT). 5 Sijmons & Hubben 2015, p. 2674.

6 Conceptwetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, 23-09-2015, p. 56 (MvT). 7 Dute/Leenen 2014, p. 606.

(6)

6

Om een antwoord te geven op deze vraag wordt eerst het theoretisch kader van de huidige Wet BIG geschetst in hoofdstuk 2. Ook wordt in dit hoofdstuk dieper ingegaan op de werkwijze en het doel van het tuchtrecht. Vervolgens wordt een diepgaande uitleg gegeven van het bovengenoemde voorstel van de heffing van griffierecht binnen het conceptwetsvoorstel.

In hoofdstuk 3 wordt de geschiedenis van het griffierecht beschreven. Vanaf het jaar 2000 tot aan het heden wordt de geschiedenis weergegeven aan de hand van verschillende bronnen. Daarmee wordt een overzicht gecreëerd van de verschillende ideeën die zijn geschreven over het heffen van een griffierecht door de jaren heen.

In hoofdstuk 4 worden de argumenten uitgewerkt die bestaan in het voordeel van het griffierecht. Deze argumenten worden gegeven aan de hand van literatuur en het conceptwetsvoorstel. Ook worden de meningen van de voorzitters van een aantal medische tuchtcolleges over het griffierecht uiteengezet. Dit gebeurt met behulp van de antwoorden die zij op een aantal vragen hebben gegeven.

In hoofdstuk 5 worden de argumenten die tegen het griffierecht bestaan behandeld. Ook deze argumenten worden uit de literatuur en het conceptwetsvoorstel gehaald. Tevens worden, net als in het voorgaande hoofdstuk, de meningen van de voorzitters van een aantal medisch tuchtcolleges uitgelicht, aan de hand van de vragen die zij hebben beantwoord.

Hoofdstuk 6 bevat de conclusie. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de hoofdvraag of het wetsvoorstel in lijn is met het doel van het medisch tuchtrecht. Ook wordt hierin een aantal aanbevelingen gedaan over hoe de gerezen argumenten die in het voordeel van het griffierecht bestaan, mogelijk anders aangepakt kunnen worden.

Als laatste zij opgemerkt dat deze scriptie zich hoofdzakelijk toespitst op het voorstel van de heffing van griffierecht, hoewel voor de volledigheid ook andere elementen kort worden aangestipt. Het gehele tuchtrecht in de Wet BIG wordt in het conceptwetsvoorstel onderworpen aan een modernisering, wat te omvangrijk is om in één scriptie te behandelen.

(7)

7

2 Theoretisch kader Wet BIG

2.0 Inleiding

Als eerste is het belangrijk om een beeld te krijgen van de huidige Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG). In de eerste paragraaf (2.1) wordt daarom kort de reden van de totstandkoming van de Wet BIG en de veranderingen ten opzichte van de vervangen wetten geschetst. Ook worden de wetsevaluaties van de Wet BIG kort uitgelicht. Vervolgens wordt in de tweede paragraaf (2.2) het tuchtrecht van de Wet BIG behandeld. Degene die onder het tuchtrecht vallen alsook de tuchtnormen en -procedure komen onder meer aan bod. In de laatste paragraaf (2.3) wordt ingegaan op de modernisering van de Wet BIG. Behandeld wordt, waarom de overheid heeft gekozen om tot een modernisering van de Wet BIG over te gaan, welke veranderingen precies voorgesteld zijn en wat bereikt moet worden met de modernisering.

2.1 De Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg

2.1.1 De totstandkoming van de huidige Wet BIG

In 1986 werd het wetsvoorstel van de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg ingediend (hierna: Wet BIG).8 De doelstellingen van de wet waren het beschermen van burgers tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen op het gebied van individuele gezondheidszorg en het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening.9 In het wetsvoorstel stond, dat de wet beoogde een zoveel mogelijk uniforme regeling te geven voor een groot aantal beroepen op het gebied van de individuele gezondheidszorg.10 Het was opmerkelijk, dat met dit wetsvoorstel de beroepsmatige uitoefening van de individuele gezondheidszorg in beginsel werd vrijgelaten.11 In plaats van het strafbaar stellen van het onbevoegd uitoefenen van medische handelingen, werd een strafrechtelijk beschermde titelvoering ingevoerd.12 In 1997 is de Wet BIG uiteindelijk in werking

getreden.13 8 Dute/Leenen 2014, p. 456. 9 Cuperus-Bosma 2002, p. 9. 10 Kamerstukken II, 1985/86, 19522, 3, p. 2 (MvT). 11 Ibid, p. 2.

12 Uitgezonderd is hier het uitvoeren van de voorbehouden handeling wat geregeld wordt in de

artikelen 35-39 Wet BIG.

(8)

8 2.1.2 Een nieuw tuchtrecht

Het tuchtrecht werd met de nieuwe Wet BIG eveneens aan een vernieuwing onderworpen. De Medische Tuchtwet kwam te vervallen en het tuchtrecht werd voortaan geregeld in de Wet BIG, hoofdstuk VII. Zo werden bijvoorbeeld rechtszittingen openbaar gemaakt, tenzij er gewichtige redenen bestaan om dit niet te doen, waar deze onder het oude tuchtrecht nog besloten waren.14 Ook werden de uitspraken vanaf dat moment in het openbaar uitgesproken.15 Een ander ingrijpend voorbeeld was het vervangen van de tuchtnorm door een meer globaal omschreven norm. De oude tuchtnorm, die werd omschreven als ‘het schuldig maken aan handelingen die het vertrouwen in de stand der beroepsbeoefenaren ondermijnen’, werd vervangen door ‘het handelen of nalaten in strijd met de zorg ten opzichte van de patiënt of zijn naaste omgeving'.16 Hoewel het medisch handelen wordt vrijgelaten met deze wet, vallen onder het tuchtrecht alleen de beschermde beroepstitels die genoemd worden in artikel 3 lid 1 Wet BIG.17

2.1.3 Naar een nieuwe wet?

In artikel 95 Wet BIG staat dat binnen vijf jaar na de inwerkintreding van de wet, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) een verslag moet zenden aan de Eerste en Tweede Kamer over de wijze waarop de wet is toegepast. Dit gebeurde voor het eerst in 2002 en voor het laatst in 2014. Als reden voor de meest recente evaluatie gaf de minister aan dat de zorg en samenleving sterk veranderd waren, sinds de wet in 1997 in werking was getreden.18

In de laatste evaluatie stonden twee hoofdvragen centraal. Onderzocht moest worden of de wet wel degelijk de patiënt beschermt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen, het voornaamste doel van de wet. Ook moest gekeken worden of de wet toekomstbestendig was, zeker nu opgemerkt was dat de zorg en samenleving sterk veranderd waren.19

14 Kamerstukken II, 1985/86, 19522, 3, p. 2. (MvT). 15 Ibid, p. 2.

16 Artikel 47 lid 1 sub a Wet BIG.

17 Daarnaast wordt in artikel 36a Wet BIG bepaald dat bij AMvB extra beroepen aangewezen kunnen

worden. zie hiervoor uitgebreider paragraaf 2.2.1.

18 Kamerstukken II, 2014/15, 29282, nr. 211, p. 2. 19 Ibid, p. 2.

(9)

9

Een van de belangrijkste conclusies van het onderzoek was, dat de wet nog altijd zorgde voor de basale lijnen die leidend zijn voor de zorg.20 Een complete vernieuwing van de wet werd daarom niet nodig geacht. Ook werd geconstateerd dat het tuchtrecht een van de belangrijkste onderdelen van de wet was.21 De uitslag van de tweede wetsevaluatie is de aanleiding geweest om tot het wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG te komen.

2.2 Het tuchtrecht in de Wet BIG

2.2.1 Tuchtnormen

Hoofdstuk VII van de Wet BIG regelt het tuchtrecht. Het doel van de wet is het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg. Het tuchtrecht bestaat om dit tot uitwerking te brengen in het kader van de beroepsuitoefening.22 Daardoor heeft het twee functies: het bevorderen van het lerend vermogen van de sector door het professioneel handelen te verduidelijken en disfunctionerende beroepsbeoefenaren te corrigeren of zo nodig uit het beroep te sluiten.23 De beroepen die onder het tuchtecht vallen worden beschreven in artikel 3 lid 1 Wet BIG. Deze zijn achtereenvolgens: arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige en verpleegkundige. Ook vallen de bij AMvB aangewezen beroepen onder het tuchtrecht. Momenteel zijn dit de verpleegkundig specialist, de physician assistant en de klinisch technoloog.24

Leidend in het tuchtrecht zijn de twee tuchtnormen neergelegd in artikel 47 lid 1 sub a en b Wet BIG. Aan deze normen wordt het handelen van de hulpverlener getoetst.

De eerste tuchtnorm betreft een tekortschieten in zorgvuldigheid ten opzichte van de patiënt of diens naaste betrekkingen.25 Tegenover deze twee groepen hoort een hulpverlener zorg zonder dat sprake is van enig handelen of nalaten in strijd met de goede zorg. De registratie in het BIG-register verlangt van de hulpverlener een bepaalde mate van zorgvuldigheid. Dat brengt ook met zich mee dat het handelen van de hulpverlener wordt getoetst in diens

20 Kamerstukken II, 2014/15, 29282, nr. 211, p. 2. 21 Ibid, p. 3.

22 Ibid, p. 16.

23 Conceptwetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, 23-09-2015, p. 23 (MvT).

24 Artikel 36a Wet BIG en tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid verpleegkundig specialisten,

tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid physician assistent en tijdelijk besluit zelfstandige bevoegdheid klinisch technoloog.

(10)

10

hoedanigheid van BIG-geregistreerde. Het tuchtcollege toetst het handelen van de zorgverlener aan de uit de beroepsethiek voorvloeiende gedragsnormen. Deze gedragsnormen zijn afgestemd op de specifieke aard en functie van de verschillende beroepstakken in het BIG-register. Treedt een hulpverlener buiten de grenzen van het gebied van deskundigheid, dan wordt dat als een laakbaar gebrek aan zorgvuldigheid beschouwd.26

De tweede tuchtnorm beslaat niet een directe arts-patiënt relatie, maar ziet op het brede spectrum van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg.27 Daaronder valt bijvoorbeeld onzorgvuldig optreden in de media door een hulpverlener of het onjuist declareren bij een ziektekostenverzekeraar.28 Ook hier geldt, dat het handelen van de hulpverlener wordt getoetst in diens hoedanigheid van BIG-geregistreerde. Bij de tweede tuchtnorm wordt gebruikt gemaakt van het ‘weerslag’-criterium. Dit criterium houdt in, dat een gedraging van een hulpverlener buiten zijn directe beroepsuitoefening ook de goede gezondheidszorg waar hij voor in moet staan, kan schaden.29 Als die gedraging voldoende weerslag heeft op de uitoefening van de individuele gezondheidszorg, dan wordt deze als onzorgvuldig beschouwd.

Bij de beoordeling van het handelen kijkt het tuchtcollege niet of het handelen van de hulpverlener beter had gekund, maar of het handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. De maatstaf die daarbij genomen wordt, is die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot.30

2.2.2 Klachtgerechtigden

In artikel 65 lid 1 sub a Wet BIG staat dat een rechtstreeks belanghebbende een tuchtzaak kan beginnen en dat deze als ontvankelijk wordt beschouwd. Een rechtstreeks belanghebbende kan een patiënt zelf zijn, maar het kan ook iemand zijn die klaagt over de behandeling die een

26 Kamerstukken II 1985/86, 19522, nr. 3, p. 75 (MvT). 27 Dute/Leenen 2014, p. 613.

28 Ibid, p. 613.

29 Zie hiervoor bijvoorbeeld: RTG Amsterdam 29 oktober 2015, ECLI:NL:TGZRAMS:2016:14

(Groningse HIV-verpleger) of CTG 12 februari 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:56 (Arts en opdracht brandstichting).

(11)

11

ander heeft ondergaan, zo staat in artikel 47 lid 1 sub a Wet BIG. Dit zijn personen die in de directe omgeving van de hulpbehoevende staan.31 Dat betekent dat een hulpverlener ten opzichte van die personen ook bepaalde verplichtingen heeft.32 Hierbij moet gedacht worden aan de levenspartner, ouder, wettelijk vertegenwoordiger, kinderen of andere naaste betrekkingen van de patiënt. Het is echter niet noodzakelijk dat het een bloed- of aanverwant betreft. Het kan ook gaan om een persoon met wie de patiënt nauw samenleeft.33 Het is wel vereist dat die andere persoon een rechtstreeks belanghebbende is en in die zin betrokken is geweest bij de behandeling van de patiënt.

Andere klachtgerechtigden worden aangegeven in artikel 65 lid 1 sub b-d Wet BIG. Dit zijn: degene die de beroepsbeoefenaar een opdracht heeft gegeven, de werkgever bij wie of het bestuur van de instelling waarbij de beroepsbeoefenaar werkzaam of ingeschreven is en de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur voor de Gezondheidszorg.

2.2.3 De tuchtcolleges

Welk tuchtcollege bevoegd is tot het behandelen van een zaak in eerste aanleg, wordt geregeld in artikel 54 lid 1 Wet BIG en het Tuchtrechtbesluit BIG. Het tuchtcollege dat bevoegd is, is het tuchtcollege binnen welk ambtsgebied de te berechten persoon zijn woonplaats heeft. Gaat een klacht over meerdere aangeklaagde personen die in verschillende ambtsgebieden wonen, dan is het ambtsgebied waarin het handelen of nalaten plaatsvond bevoegd, zo wordt bepaald in artikel 3 lid 3 Tuchtrechtbesluit Wet BIG.

Er zijn vijf Regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg (hierna: RTG) waar tuchtzaken in eerste aanleg worden behandeld. Deze zijn gevestigd in Groningen, Zwolle, Amsterdam, Den Haag en Eindhoven, zo wordt bepaald in artikel 2 lid 2 Tuchtrechtbesluit Wet BIG. Deze vijf colleges hebben ieder een aantal provincies dat valt binnen hun ambtsgebied.34 Daarnaast is er één Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna:

31 Kamerstukken II 1985/86, 19522, nr. 3, p. 75 (MvT). 32 Dute/Leenen 2014, p. 613.

33 Kamerstukken 1991/92, 19522, nr. 20, p. 47 (MvT).

34 De tuchtcolleges hebben als volgt de provincies onder hun ambtsgebied: Groningen (Groningen,

Friesland, Drenthe), Zwolle (Overijssel, Flevoland, Gelderland), Amsterdam (Noord-Holland, Utrecht), Den Haag (Zuid-Holland, Zeeland) en Eindhoven (Noord-Brabant, Limburg), zo wordt in artikel 2 lid 2 sub a-d Tuchtrechtbesluit BIG bepaald.

(12)

12

CTG), wat de beroepsinstantie is.35 Het CTG is gehuisvest in Den Haag, aldus artikel 53 lid 2 Wet BIG.

2.2.4 Het verdere verloop van de procedure

Voor het tuchtcollege is het belang van de klager niet leidend. Zo moet de hulpverlener tegen wie een klacht is ingediend geen verantwoording afleggen aan de klager, maar aan het tuchtcollege. Een tuchtcollege onderzoekt een klacht echter wel pas na indiening door een klager.36 Nadat een klaagschrift is ingediend, wordt door de voorzitter van het bevoegde college een afschrift daarvan verzonden naar degene over wie geklaagd is, aldus artikel 65 lid 7 Wet BIG.

Na de verzending van dit afschrift gelast de voorzitter van het RTG een vooronderzoek. Ingevolge artikel 66 lid 1 Wet BIG wordt dit vooronderzoek wordt geleidt door de secretaris, de plaatsvervangend secretaris, of een of meer leden of plaatsvervangende leden van het RTG. Het vooronderzoek is bedoeld om beide partijen hun standpunten mondeling toe te kunnen laten lichten. Degene die het onderzoek verricht probeert om samen met de partijen tot een minnelijke oplossing te komen. Als dit mogelijk blijkt wordt een klacht vaak ingetrokken.37 De voorzitter van het tuchtcollege kijkt in alle gevallen of er een algemeen belang is om de klacht alsnog te behandelen.

Wanneer tijdens het vooronderzoek blijkt, dat een klacht door een niet-bevoegde klager is ingediend of als de klacht niet voldoet aan de in artikel 65 lid 1 Wet BIG gestelde eisen, wordt zonder verder onderzoek in een raadkamer een eindbeslissing gegeven, welke leidt tot niet-ontvankelijkheid van de klager. Als blijkt dat de klacht kennelijk ongegrond is of van onvoldoende gewicht is, wordt de klacht zonder verder onderzoek in de raadkamer afgewezen, aldus artikel 66 lid 4 Wet BIG. Wordt hieraan geen toepassing gegeven, dan wordt het vooronderzoek gesloten met een verwijzing naar een terechtzitting, aldus artikel 66 lid 5 Wet BIG.

Een RTG behandelt een zaak in een openbare terechtzitting. Alleen om gewichtige redenen kan het college bepalen dat de behandeling achter gesloten deuren plaatsvindt, aldus artikel 70 lid 1 Wet BIG. In artikel 55 lid 2 Wet BIG staat dat de terechtzitting wordt begeleid door

35 Jaarverslag Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg 2014, p. 16. 36 Dute/Leenen 2014, p. 606.

(13)

13

de voorzitter, welke een rechtsgeleerde is. Daarnaast moet ingevolge artikel 55 lid 2 Wet BIG nog één andere rechtsgeleerde aanwezig zijn, alsmede drie leden-beroepsgenoten. Bij de zitting is ook een secretaris aanwezig, die een rechtsgeleerde is, zo staat in artikel 55 lid 5 Wet BIG.

Ingevolge de artikelen 74 lid 2 jo artikel 70 lid 1 Wet BIG behandelt het CTG een zaak ook in een openbare terechtzitting, tenzij er gewichtige redenen zijn dit niet te doen. In artikel 56 lid 1 Wet BIG staat dat een zitting van het CTG bestaat uit drie rechtsgeleerde leden, waaronder de voorzitter en twee leden-beroepsgenoten. Ook is daarnaast een secretaris aanwezig, die een rechtsgeleerde is, aldus artikel 56 lid 4 jo artikel 55 lid 5 Wet BIG. Een klager kan overigens niet in beroep gaan als hij vindt dat een te lichte maatregel is opgelegd. Wel kan in beroep gegaan worden als een regionaal tuchtcollege zijn klachten heeft afgewezen of niet-ontvankelijk heeft verklaard, aldus artikel 73 lid 1 sub a Wet BIG. Sub b van datzelfde artikel vermeldt, dat degene over wie geklaagd is, in beroep kan gaan tegen de uitspraak van een regionaal tuchtcollege, voor zover de klacht gegrond is verklaard en een maatregel is opgelegd. Daarnaast kan de inspecteur van het staatstoezicht op de Volksgezondheid in beroep gaan tegen een uitspraak van een regionaal tuchtcollege, aldus sub c van het voornoemde artikel.

2.2.5 Maatregelen

Wanneer het tuchtcollege een klacht gegrond verklaard, heeft het de keuze uit een aantal verschillende maatregelen die het kan opleggen. Deze maatregelen staan beschreven in artikel 48 lid 1 sub a-f Wet BIG. Deze maatregelen zijn: een waarschuwing; een berisping; een geldboete van ten hoogste € 4.500,-; een schorsing van de inschrijving in het BIG-register van hooguit één jaar; een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid om het beroep uit te oefenen; een doorhaling van de inschrijving in het register. Wordt een geldboete opgelegd, dan komt deze ten behoeve van de Staat en niet ten behoeve van de klager, artikel 48 lid 4 Wet BIG. De maatregelen die het tuchtcollege kan opleggen bevatten dus geen persoonlijke genoegdoening voor de klager.

Hier zij nog bij opgemerkt, dat in artikel 36 lid 5 Wet BIG wordt bepaald dat aan de verpleegkundig specialist, de physician assistant en de klinisch technoloog slechts een waarschuwing, berisping of geldboete van ten hoogste € 4500,- opgelegd kan worden.

(14)

14 2.2.6 Het College van Medisch Toezicht

In artikel 79 lid 1 Wet BIG is bepaald, dat naast de tuchtcolleges ook een College van Medisch Toezicht (hierna: CMT) bestaat en dat dit college is gevestigd in Den Haag. Ingevolge het tweede lid van artikel 79 Wet BIG beoordeelt het CMT het handelen van een hulpverlener in het kader van de geestelijke of lichamelijke gesteldheid of zijn gewoonte van drankmisbruik of misbruik van middelen. Bestaat de vrees dat de geschiktheid tot het uitoefenen van het beroep door de lichamelijk- of geestelijke gesteldheid of gebruik van middelen in gevaar komt, dan kan het CMT een voorziening te treffen. Deze kan bestaan uit het doorhalen van de inschrijving in het BIG-register of een bijzondere waarborg aan de uitoefening van het beroep hechten. Ingevolge artikel 79 lid 3 jo lid 2 Wet BIG betreft het hier een aparte procedure, die alleen gestart kan worden door een voordracht van de inspecteur van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Het is mogelijk om in beroep te gaan tegen een uitspraak van het CMT. Dit dient te worden ingesteld bij het CTG, aldus artikel 85 lid 1 Wet BIG.

2.3 Modernisering van het tuchtrecht in de Wet BIG

2.3.1 Waarom een modernisering?

In 2014 werd de Wet BIG voor de tweede maal geëvalueerd. De Wet BIG was in 1997 in werking getreden en sinds die tijd was de zorg en samenleving sterk veranderd, zo schreef de minister.38 In het rapport van deze tweede wetsevaluatie werd een aantal belangrijke conclusies getrokken. Deze evaluatie was vooral gericht op het onderzoeken van de doelbereiking en de toekomstbestendigheid van de Wet BIG.39

Vanaf 1995 was een vrijwel onophoudelijk stijgende lijn te zien wat de indiening van tuchtzaken bij de tuchtcolleges betreft. Het aantal klachten van 1995 vergeleken met 2012 liet zelfs een verdubbeling zien.40 Een deel van de stijging was te wijten aan de toename van BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren, maar de stijging van de klachten was groter dan de groei van beroepsbeoefenaren.41

De onderzoekers constateerden ook dat een groot aantal van de klachten in de raadkamer werd afgewezen als ongegrond. Slechts eenderde van alle klachten bleek zwaar genoeg om

38 Kamerstukken II, 2014/15, 29282, nr. 211, p. 2. 39 Sijmons 2013, p. 13.

40 Ibid, p. 149. 41 Ibid, p. 150.

(15)

15

op een zitting behandeld te worden.42 De onderzoekers trokken daaruit de conclusie, dat teveel klagers niet aan het juiste adres waren met hun klacht bij het tuchtcollege. Te vaak werden klachten afgewezen omdat ze inhoudelijk te licht waren, niet genoeg gefundeerd waren, of niet aan de vereisten voldeden. Als gevolg daarvan werden de klachten afgedaan in de raadkamer en niet meer behandeld op een zitting.43

De onderzoekers concludeerden verder dat, het tuchtrecht een belangrijk onderdeel was van de wet, maar dat een aantal onderdelen in die vorm onvoldoende tot zijn recht kwam. Deze onderdelen waren voornamelijk de norm ontwikkelende en corrigerende werking van het tuchtrecht.44 Daarnaast gaven de onderzoekers aan, dat niet alleen te veel lichte zaken, maar ook te weinig zware zaken voor de tuchtrechter kwamen. Daarom meenden zij dat het tuchtrecht niet toekomstbestendig was en dat het op een aantal punten sterk verbeterd moest worden.

2.3.2 De reactie op de tweede wetsevaluatie

In haar brief van 2 december 2014 gericht aan de Tweede Kamer, gaf de minister de belangrijkste conclusies weer van de evaluatie van de Wet BIG. Daarin schreef zij welke conclusies van het rapport zij overnam en welke maatregelen zij wilde nemen. De maatregelen met betrekking tot het tuchtrecht zullen hieronder kort aangestipt worden. Deze maatregelen zien vooral toe op de toegankelijkheid, effectiviteit en reikwijdte van het tuchtrecht.45

Een van de maatregelen die de minister in de brief introduceerde, was de mogelijkheid om de klacht te wijzigen tijdens het vooronderzoek. Dit moest door middel van het instellen van een speciale functionaris bij het tuchtcollege gerealiseerd worden.46 Deze functionaris zou de klager assisteren bij het wijzigen van zijn klacht. Ook gaf de minister aan de tuchtnormen aan te willen passen. Dit wilde zij, omdat zij het wenselijk vond het tuchtrecht ook van toepassing zou zijn op handelingen die BIG-geregistreerden buiten hun hoedanigheid van geregistreerde verrichten.47 Als laatste maatregel, schreef de minister dat zij een breder beroepsverbod wilde 42 Sijmons 2013, p. 174. 43 Ibid, p. 174. 44 Ibid, p. 148. 45 Kamerstukken II, 2014/15, 29282, nr. 211, p. 7. 46 Ibid, p. 8. 47 Ibid, p. 8.

(16)

16

creëren dan tot dan toe mogelijk was. Dit hield in, dat een breder verbod dan een doorhaling van de inschrijving in het BIG-register toegepast zou kunnen worden. De minister wilde een verbod van het werken met bepaalde categorieën patiënten, evenals het werken onder toezicht van een BIG-geregistreerde.48

Daarnaast wilde de minister ook zorgen dat de juiste klachten bij het tuchtcollege zouden komen. Om dit te stimuleren wilde zij een laagdrempelige klachtafhandeling waarbij het zoeken naar een oplossing centraal staat mogelijk maken. Dit deed zij door middel van het introduceren van de inmiddels op 1 januari 2016 van kracht gegane Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz). Deze wet biedt zorgaanbieders de mogelijkheid om klachten van cliënten laagdrempelig en informeel op te lossen.49 Deze wet zou als tussenstation moeten gelden, voordat naar een tuchtcollege kan worden gegaan met de klacht. Daarnaast heeft de minister het Landelijk Meldpunt Zorg opgericht waar mensen terecht kunnen voor advies en begeleiding.50 Dit klachtpunt lost zelf geen klachten en geschillen op, maar het biedt wel ondersteuning. Opmerkelijk is dat de minister de aanbeveling van de onderzoekers om tuchtcolleges de mogelijkheid te geven relatief lichte klachten door te verwijzen naar andere klachteninstanties, niet overnam. Dit vond zij een te grote beperking van de toegang tot het tuchtrecht.51

De aanbeveling van de onderzoekers om te voorzien in een kostenveroordeling, nam de minister wel over. De minister was voornemens de drempel van hoge financiële proceskosten verlagen voor klagers en zo te stimuleren dat zwaardere zaken terecht komen bij de tuchtrechter.52

Een laatste, maar zeker niet onbelangrijke, grote wijziging die de minister naar aanleiding van de tweede wetsevaluatie wilde doorvoeren, is het invoeren van een griffierecht. De aanleiding hiervoor is de constatering van de onderzoekers dat teveel lichte en te weinig zware worden in gediend bij de tuchtcolleges.53 De minister is het met de onderzoekers eens, 48 Kamerstukken II, 2014/15, 29282, nr. 211, p. 8. 49 Ibid, p. 7. 50 Kamerstukken II 2012/13, 179978-114755-MC, 20 december 2013, p. 1. 51 Ibid, p. 7. 52 Ibid, p. 7. 53 Sijmons 2013, p. 10.

(17)

17

dat het belangrijk is dat de juiste klachten voor de tuchtrechter komen en dat het tuchtcollege niet belast moet worden met klachten die ergens anders beter behandeld kunnen worden.54 Zij schreef voornemens te zijn om dit uitgebreider te verwerken in een nieuwe voorstel.55 Dit heeft zij verder uitgewerkt in het conceptwetsvoorstel dat op 23 september 2015 werd gepubliceerd.

2.3.3 Wat wordt gemoderniseerd in het conceptwetsvoorstel?

In het conceptwetsvoorstel, dat op 23 september 2015 door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) werd gepubliceerd, wordt de Wet BIG op veel punten grondig herzien. Met betrekking tot het tuchtrecht worden een aantal punten hieronder uitgelicht.

Voorzittersbeslissing

De minister heeft in het conceptwetsvoorstel de voorzittersbeslissing geïntroduceerd. De Memorie van Toelichting vermeldt, dat het regelmatig voorkomt dat klachten worden ingediend waarvan het niet nodig is dat zij door een voltallig college worden afgedaan. Dit zijn bijvoorbeeld klachten die kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond zijn. Door middel van een voorzittersbeslissing moet bereikt worden, dat zaken die een relatief groot beslag leggen op de capaciteit van de tuchtcolleges, op een efficiënte wijze kunnen worden afgedaan.56 In iedere fase, tot aan de behandeling van de klacht ter zitting, kan besloten

worden de zaak af te doen met een voorzittersbeslissing. Dit betekent, dat bij kennisneming van de klacht of na het vooronderzoek de voorzitter kan beslissen om de zaak af te doen. Door middel van het voorgestelde artikel 67a lid 1 Wet BIG, krijgt de voorzitter de bevoegdheid te besluiten dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is, kennelijk ongegrond of kennelijk van onvoldoende gewicht is. Tegen een dergelijke beslissing staat beroep op bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.

Overheveling College van Medisch Toezicht

In het conceptwetsvoorstel werd voorgesteld om de taken van het College van Medisch Toezicht over te hevelen naar de tuchtcolleges.57 De reden hiervoor is, dat te weinig

54 Kamerstukken II, 2014/15, 29282, nr. 211, p. 19. 55 Ibid, p. 9.

56 Conceptwetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, 23-09-2015, p. 32 (MvT). 57 Ibid, p. 35.

(18)

18

voordrachten in verband met ongeschiktheid bij het College van Medisch Toezicht worden gedaan.58 De voorzitters van de tuchtcolleges krijgen dan de bevoegdheid om een melding te doen bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg, wanneer zij tijdens de behandeling van een zaak het vermoeden krijgen dat sprake is van ongeschiktheid. Wanneer de Inspectie voor de Gezondheidszorg besluit om een zaak wegens ongeschiktheid te beginnen, wordt de zaak behandeld bij hetzelfde tuchtcollege, door een aparte kamer die is samengesteld voor die zaak.59

Het lijkt tegenstrijdig, dat de taken van het College van Medisch Toezicht overgeheveld worden naar de tuchtcolleges, nu deze juist zoveel druk ervaren. Vanaf de inwerkingtreding van de Wet BIG tot 2014 zijn echter slechts 14 zaken aangedragen door de Inspectie voor de Gezondheidszorg.60 De overheveling van taken zal derhalve niet significant meer werk voor de tuchtcolleges betekenen.

Griffierecht

In het conceptwetsvoorstel heeft de minister haar voornemen om een griffierecht in te voeren, werkelijkheid gemaakt.61 Onder de huidige Wet BIG is geen sprake van een heffing van een

griffierecht, wanneer een klacht wordt ingediend bij het tuchtcollege. Lang is de gedachte geweest dat een klager niet belemmerd mag worden wanneer hij een klacht indient; het is immers in het belang van de algemene gezondheidszorg. In 2007 wees de staatssecretaris van Justitie de invoering van een griffierecht nog af.62 Nu in de tweede wetsevaluatie is geconstateerd, dat er sprake van dreigt te zijn dat het tuchtrecht verstopt raakt, wordt de heffing van het griffierecht wel als een wenselijke oplossing gezien door de minister.

Om de voorgestelde heffing van het griffierecht werking te geven heeft de minister een artikel toegevoegd aan de Wet BIG . Dit betreft artikel 65a. In artikel 65a lid 1 van het voorstel staat dat de secretaris van het tuchtcollege van de indiener van het klaagschrift een bij ministeriële regeling vast te stellen griffierecht heft. Artikel 65a lid 2 vermeldt vervolgens dat een termijn van vier weken wordt gegeven om het bedrag te voldoen. Wordt niet aan deze termijn voldaan dan wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan

58 Conceptwetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, 23-09-2015, p. 27 (MvT). 59 Ibid p. 35.

60 Ibid, p. 27.

61 Zie paragraaf 2.3.2.

(19)

19

worden geoordeeld dat de klager in verzuim is geweest.63 In een brief gericht aan de Tweede Kamer schrijft de minister dat het griffierecht vastgesteld wordt tussen de € 50,- en € 70,-.64 Volgens de minister beperkt de invoering van een griffierecht de toegang tot de tuchtrechter niet, maar zorgt het wel dat een drempel wordt opgeworpen voor bagatelklachten.65 Daardoor zal meer tijd besteed kunnen worden aan tuchtwaardige zaken.

63 Conceptwetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, 23-09-2015, artikel 65a lid 1. 64 Kamerstukken II, 2014/15, 29282, nr. 211, p. 21.

(20)

20

3 De geschiedenis van het griffierecht

3.0 Inleiding

In dit hoofdstuk wordtdegeschiedenis van het griffierecht geschetst, aan de hand van wat in de literatuur hierover geschreven is. In paragraaf 3.1 wordt de geschiedenis beschreven van het griffierecht van de jaren 2000 tot 2004, het moment van de eerste evaluatie van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Daarna volgt in paragraaf 3.2 de beschrijving van de geschiedenis tussen de jaren 2005 en 2013. In de laatste paragraaf (3.3) wordt beschreven wat vanaf 2014, het moment van de tweede evaluatie van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, tot heden over het griffierecht geschreven is.

3.1 2000-2004

3.1.1 Eerste ervaringen met de Wet BIG

In 2000 schreef Bakker over zijn bevindingen van de werking van de Wet BIG.66 Op dat moment was de wet inmiddels drie jaar in werking getreden. Bakker was niet zonder meer positief over de werking van de Wet BIG in de praktijk. Hij schreef dat het tuchtcollege en de aangeklaagde nutteloos werden belast. Dit had een aantal redenen. Zo schreef hij dat de mogelijkheid om een klacht buiten zitting niet-ontvankelijk te verklaren slechts mogelijk was in drie gevallen: ne bis in idem (artikel 51 Wet BIG), verjaring (artikel 65 lid 5 Wet BIG) en handhaven of nalaten, dat kennelijk niet valt onder de tuchtnormen (artikel 47 lid 1 Wet BIG).67 Bakker schreef verder dat er maar weinig mogelijkheid bestond om kennelijk ongegronde zaken in eerste aanleg buiten zitting af te doen. Dit kon pas nadat een vooronderzoek had plaatsgevonden, waarin beide partijen in de gelegenheid gesteld moesten worden om gehoord te worden (artikel 66 lid 2 Wet BIG).68 Klachten die niet geschikt waren voor een behandeling van het tuchtcollege konden daardoor moeilijk afgedaan worden. Bakker stelde dat het bestuursrecht met eenzelfde probleem kampte en dat daar was gebleken dat een bescheiden griffierecht de ‘onberaden proceslust’ enigszins tegenging.69 Bakker pleitte dan ook dat overwogen zou moeten worden om een griffierecht in te voeren bij de medische tuchtcolleges. Ook hoopte hij dat dit in de eerste wetsevaluatie van de Wet BIG in

66 J.J.R. Bakker is de oud-voorzitter van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. 67 Bakker 2000, p. 5.

68 Ibid, p. 6. 69 Ibid, p. 6.

(21)

21

overweging genomen zou worden. In datzelfde jaar schreef Kastelein, dat een invoering van een griffierecht haar een goede bijdrage leek aan de economische procesvoering.70

3.1.2. De eerste wetsevaluatie

De Wet BIG werd voor de eerste keer geëvalueerd in 2002, vijf jaar na de inwerkingtreding.71 Het doel was om vast te stellen hoe de wet in de praktijk functioneerde en na te gaan in hoeverre de doelstellingen van de wet behaald waren.72 Deze doelstellingen waren een bescherming tegen ondeskundig en onzorgvuldig medisch handelen en het bevorderen en bewaken van de medische kwaliteit.73

Om te onderzoeken hoe de Wet BIG in de praktijk functioneerde, werden vragenlijsten verstuurd naar burgers, BIG-geregistreerde hulpverleners, zorginstellingen, leden van tuchtcolleges en advocaten.74 Alle burgers die van het tuchtrecht hadden gehoord en de overige respondenten werd gevraagd naar hun opvattingen over het wettelijk tuchtrecht.75 In deze vragenlijst werd ook geïnformeerd naar de opvattingen over een griffierecht bij de tuchtcolleges. Van de groepen burgers en advocaten vond een derde (37% respectievelijk 31 %) dat een klager geen griffiegeld zou moeten betalen bij het indienen van een tuchtklacht.76

Van de groep die bestond uit leden van de tuchtcolleges vond 56% dit, ook wanneer het bedrag zou worden terugbetaald als de klacht gegrond zou zijn. De groepen die bestonden uit leden van de tuchtcolleges en advocaten, gaven aan dat een goede reden voor de invoering van een griffierecht zou zijn dat dit drempelverhogend effect heeft.

Ten tijde van de evaluatie, dus voor en tijdens 2002, werd gevonden dat teveel ongegronde, lichtvaardige klachten bij de tuchtcolleges werden ingediend. Het grote aantal klachten werd ook als zonde van de tijd, het geld en de energie van de tuchtcolleges en aangeklaagden gezien. Bovendien werd door de respondenten aangegeven dat een tuchtprocedure een psychische belasting was voor de aangeklaagde en dat daarom een drempel opgeworpen zou

70 Kastelein 2000, p. 9. 71 Artikel 95 Wet BIG. 72 Cuperus-Bosma 2002, p. 9. 73 Zie hiervoor nader paragraaf 2.1.1. 74 Cuperus-Bosma 2002, p. 63. 75 Ibid, p. 111.

(22)

22

moeten worden door het heffen van griffierecht.77 De groepen die aangaven dat het heffen van griffierecht niet nodig was, noemden dat dit in strijd zou zijn met het doel van het tuchtrecht. Ook stelden zij dat het voor klager onduidelijk is of een klacht terecht is en dat bagatelklachten zich niet laten weerhouden door een griffierecht. Daarnaast werd aangegeven dat mogelijkerwijs ook een drempel voor serieuze klachten ontstaat door de heffing van griffierecht.78

In de kabinetsreactie op deze evaluatie werd niet ingegaan op de heffing van een griffierecht. De toenmalige minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelde, alleen te zullen praten met de tuchtcolleges over, onder andere, de toegankelijkheid. Ook schreef de minister een plan uit te willen werken over de verschillende mogelijkheden van klachtafhandeling en de uitvoering daarvan.79 De discussie rondom het griffierecht was hiermee voorlopig afgedaan.

3.2 2005-2013

3.2.1 Werkgroep tuchtrecht

In 2005 werd de werkgroep Tuchtrecht opgericht in het kader van het programma Bruikbare Rechtsorde, een initiatief van het Ministerie van Justitie. Deze werkgroep richtte zich niet specifiek op het medische tuchtrecht, maar op het tuchtrecht voor verschillende professies. De werkgroep moest een advies uitbrengen om zo tot een consistent overheidsbeleid ten aanzien van het tuchtrecht te komen.80 De werkgroep heeft uiteindelijk, in 2006, het rapport ‘Beleidsuitgangspunten wettelijk geregeld tuchtrecht’ uitgebracht, ook wel genoemd ‘rapport Huls’. In het rapport werd geschreven dat in de rechtspraak het instrument van griffierecht gebruikt werd als een niet-kostendekkende-bijdrage in de kosten van een zaak, maar meer nog om potentiële klagers te stimuleren een afweging te maken of de zaak zich wel leent voor een rechterlijke procedure.81 De werkgroep vond dat het griffierecht binnen het tuchtrecht eenzelfde rol zou moeten spelen.82

77 Cuperus-Bosma 2002. p. 112 78 Ibid, p. 112. 79 Kamerstukken II, 2003/04, 29282, nr.1, p. 13. 80 Huls 2006, p. 9. 81 Ibid, p. 39. 82 Ibid, p. 40.

(23)

23 3.2.2 Griffierecht niet gewenst

In een brief van 7 december 2007 schreef de toenmalige minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de bevindingen en het kabinetsstandpunt ten aanzien van het rapport Huls. Het kabinet koos om de argumenten tegen de heffing van het griffierecht, die in rapport Huls genoemd werden, zwaarder te laten wegen.83 De minister schreef dat het tuchtrecht primair als doel heeft om de beroepsstandaard, zoals vastgelegd in de binnen de beroepsgroep levende gedragsregels, te handhaven. Het kabinet vond het niet gepast om klagers daarvoor te laten betalen.84

Het kabinet besloot in 2007 uitdrukkelijk om geen griffierecht in te voeren. Een dergelijke invoering werd zelfs als ‘ongepast’ beschouwd en niet in lijn met het doel van het tuchtrecht.85 Daarmee werd het debat rondom het griffierecht voor de komende jaren tot een halt geroepen.

3.3 2014-heden

3.3.1 De tweede wetsevaluatie: een nieuw debat

De tweede evaluatie van de Wet BIG bracht opnieuw leven in het debat rondom in de invoering van een griffierecht. Uit deze evaluatie kwam naar voren dat te veel lichte en te weinig zware klachten zouden worden ingediend bij de tuchtcolleges. Samen met de constatering dat steeds meer klachten ingediend werden bij de tuchtcolleges, gaf dit aanleiding tot een nieuw plan van aanpak. Dit heeft dan ook geleid tot het wetsvoorstel Modernisering Wet BIG.

3.3.2 Het oordeel van de tuchtcolleges

In de jaarverslagen van de tuchtcolleges werd tussen 2005 en 2013 op geen enkele wijze gerefereerd aan enige ontwikkelingen rondom een invoering van griffierechten. Pas in het jaarverslag van 2014 gaven de leden van de tuchtcolleges hun mening over een griffierecht. In dit jaarverslag werd geschreven over de tweede wetsevaluatie van de Wet BIG. De tuchtcolleges vonden de constatering van de wetsevaluatie, dat te veel lichte en te weinig zware zaken werden ingediend, een risico voor een afbreuk in het vertrouwen in de tuchtrechtspraak. Ook omdat daarbij een groot percentage van de klachten ongegrond werd

83 Kamerstukken II, 2007/08, 29 279, nr. 61, p. 5. 84 Ibid, p. 5.

(24)

24

verklaard.86 Mogelijk zouden potentiële klagers daardoor afzien van het indienen van een klacht omdat zij denken dat het toch geen zin zal hebben. De colleges spraken niet hun voorkeur uit voor een invoering van het griffierecht. Ze erkenden de problemen wel, maar verkozen vooralsnog een lichtere oplossing boven de invoering van een griffierecht, zoals de invoering van een poortwachter. De schifting zou dan uitgevoerd kunnen worden door een persoon of instantie met inzicht in regels en standaarden inzake de kwaliteit van zorg. De tuchtcolleges erkenden echter wel, dat dit slechts een verschuiving van de belasting van de tuchtcolleges naar een andere instantie zou zijn.87 Het uitgebreidere standpunt van de tuchtcolleges ten opzichte van het griffierecht wordt in hoofdstuk 4 (paragraaf 4.3) en hoofdstuk 5 (paragraaf 5.3) verder besproken.

In het jaarverslag van 2015 werd opnieuw het griffierecht aangestipt. Ook in dit jaarverslag uitten de leden van de tuchtcolleges hun twijfels over de invoering van het griffierecht. Zij schreven dat het niet in het belang van goede tuchtrechtspraak lijkt.88 De heffing van het griffierecht zou ertoe leiden, dat een klager afziet van het indienen van een klacht, aldus de tuchtcolleges. Daardoor kan ook een mogelijk gegronde klacht niet meer beoordeeld worden. Terwijl veel klagers dit vooral doen met het doel dat een ander niet hetzelfde overkomt in de zorg.89 Het conceptwetsvoorstel werd niet zonder meer positief beoordeeld door de

tuchtcolleges.

86 Jaarverslag Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg 2014, p. 14. 87 Ibid, p. 14.

88 Jaarverslag Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg 2015, p. 6. 89 Ibid, p. 7.

(25)

25

4 Waarom wel een griffierecht?

4.0 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft de argumenten weer die gevonden zijn voor de invoering van een griffierecht. In de eerste paragraaf (4.1) worden de argument die zijn gevonden in de literatuur uiteengezet. Daarna volgen in de tweede paragraaf (4.2) de argumenten die gevonden zijn in parlementaire stukken. In paragraaf 4.3 worden de meningen van de voorzitters van een aantal medische tuchtcolleges uiteengezet. Als laatste volgt een paragraaf (4.4) met een afrondende beschouwing van de gevonden argumenten.

4.1 Literatuur

4.1.1 Onberaden proceslust

In 2000, drie jaar na de inwerkingtreding van de Wet BIG, schreef Bakker over zijn bevindingen in de praktijk.90 Bakker bracht toen al naar voren, dat sprake was van een ‘onberaden proceslust’ in het medische tuchtrecht en dat dit tegen moest worden gegaan. 91

Bakker bracht dit echter niet alleen in verband met een verhoogde druk op de tuchtcolleges, maar ook met de druk die een tuchtprocedure op artsen legt. De Wet BIG beoogde de positie van de klager te versterken en volgens Bakker was daaraan tegemoet gekomen. Daarmee was echter onvoldoende rekening gehouden met de gebleken behoefte van de aangeklaagde om niet meer dan nodig betrokken te worden bij de tuchtprocedure, vooral wanneer een klacht kennelijk ongegrond is. Bakker verwees naar het bestuursrecht, waarin was gebleken dat de heffing van een griffierecht de ‘onberaden proceslust’ tegenging.92

4.1.2 Bijdrage economische procesvoering

Kastelein schreef in 2000 dat de toegang tot het tuchtrecht essentieel van een civiele- of strafprocedure verschilt. Dit verschil lag, onder andere, in het gegeven dat geen enkele formele drempel aanwezig was voor het indienen van een klacht. Zo was bij het tuchtrecht geen sprake van een heffing van een griffierecht zoals wel het geval was bij een civiele procedure.93 Terzijde zij opgemerkt, dat de formele drempel in een strafrechtelijke procedure

90 J.J.R. Bakker is oud-voorzitter van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. 91 Bakker 2000, p. 6.

92 Ibid, p. 6.

(26)

26

het opportuniteitsbeginsel is, dat bij de Officier van Justitie ligt wat in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering is neergelegd.

Het voorstel van Bakker om het systeem van het bestuursrecht in te voeren, met andere woorden het heffen van griffierecht, kon dan ook op grote steun van Kastelein rekenen. Ook Kastelein vond dat de aangeklaagde onnodig wordt belast, omdat door de indiening van een klacht, een aangeklaagde meteen in de procedure is verwikkeld. Het heffen van een griffierecht leek Kastelein een goede bijdrage aan de economische procesvoering, omdat hierdoor waarschijnlijk minder snel een klacht ingediend zou worden.94 Wanneer een klacht minder makkelijk kan worden ingediend, zou dit schelen in proceskosten voor zowel de tuchtcolleges als de aangeklaagde.

4.1.3 Tuchtrechtspraak is kostbaar en specifiek

De commissie Huls, ofwel de Werkgroep Tuchtrecht, raadde al in 2006 sterk aan om een griffierecht in te voeren om zo een aantal knelpunten op te lossen. De werkgroep achtte de tuchtrechtspraak kostbaar en vond het daardoor van belang, dat niet alle zaken voor de tuchtrechter zouden worden gebracht.95 In de reguliere rechtspraak werkte het griffierecht al

als een instrument om klagers een afweging te laten maken of de zaak zich leent voor een tuchtrechtelijke procedure.96 Om klagers niet te ontmoedigen raadde de commissie aan om een bepaling op te nemen waardoor, indien de klacht gegrond is, de klager zijn griffiegeld teruggestort krijgt.97 Huls schreef voorts dat, wanneer een onafhankelijk loket wordt opgericht dat advies geeft aan een klager en een griffierecht wordt gevraagd bij het tuchtcollege, dit een stimulans kan vormen voor de klager om eerst met de hulpverlener tot elkaar te komen.98 Op deze wijze kon de druk op de tuchtcolleges verminderd worden. Al met al achtte de commissie Huls de heffing van een griffierecht een nuttig instrument, zij het dat een klager bij gegrondverklaring het griffiegeld terug gestort zou krijgen.99

4.1.4 ‘Burgers’ geen bezwaar

Uit de eerste evaluatie van de Wet BIG kwam naar voren dat tussen 1997 en 2001 veel lichte klachten bij de tuchtcolleges werden ingediend. Uit onderzoek onder de respondenten bleek, 94 Kastelein 2000, p. 9. 95 Huls 2006, p. 40. 96 Ibid, p. 40. 97 Ibid, p. 40. 98 Ibid, p. 40. 99 Ibid, p. 40.

(27)

27

dat het merendeel van de leden van de tuchtcolleges vond, dat geen griffierecht betaald moet worden. Dit vonden zij in strijd met het doel van het tuchtrecht. De twee groepen van respondenten die bestonden uit burgers en advocaten, waren echter voorstanders van de invoering van een griffierecht.

4.1.5 Klacht indienen moet niet zonder gevolg zijn

De onderzoekers van de tweede wetsevaluatie van de Wet BIG in 2014, brachten naar voren, dat het aantal ingediende klachten vrijwel continu bleef stijgen.100 De meest recente jaarverslagen laten zien dat in 2014 en 2015 respectievelijk 1.575 en 1.610 klachten werden ingediend bij de tuchtcolleges.101 Tot nu toe is geen sprake van een significante daling geweest. Dit laat zien dat de zorg van een verstopping van het tuchtrecht reëel is. De continue stijging van de klachten en de daarmee gepaard gaande verstopping, is een argument voor de invoering van een griffierecht. Hiermee wordt immers een drempel opgeworpen en is het voor mensen niet ‘zonder gevolg’ om een tuchtklacht in te dienen.

4.2 Kamerstukken

4.2.1 Belasting van de tuchtcolleges

Een belangrijke reden die in het conceptwetsvoorstel wordt genoemd om een griffierecht in te voeren is, dat de tuchtcolleges niet onnodig belast moeten worden.102 Dit lijkt dan ook het belangrijkste argument voor de compleet andere koers in 2014, ten opzichte koers van de minister in 2007. Het grote probleem lijkt vooral te liggen in klachten die zich niet lenen voor het tuchtrecht. Dit belemmert slechts het werk wat de tuchtcolleges aan ‘tuchtwaardige’ zaken kunnen steken.

In het conceptwetsvoorstel staat voorts, dat de kosten die een klager voor een gerechtvaardigde klacht heeft gemaakt door de beklaagde vergoed zou moeten worden.103 Dit

zou mogelijkerwijs een klager toch kunnen stimuleren om een tuchtwaardige klacht in te dienen.

100 Sijmons 2013, p. 149.

101 Jaarverslag Tuchtcolleges 2014, p. 23 en Jaarverslag Tuchtcolleges 2015, p. 22. 102 Conceptwetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, 23-09-2015, p. 28 (MvT). 103 Ibid, p. 27.

(28)

28 4.2.2 Elders individuele genoegdoening

In de brief van december 2014 gaf de minister haar visie op de Wet BIG naar aanleiding van de tweede wetsevaluatie. De minister erkende daarin dat een goed functionerend tuchtrecht, dat het handelen van hulpverleners aan beroepsnormen toetst, bijdraagt aan kwalitatief goede en veilige gezondheidszorg. Ook schreef de minister dat het een belangrijk uitgangspunt is dat het tuchtrecht zich richt op het algemeen belang en niet op het individuele belang van de klager. Daarbij benadrukte zij dat wanneer een klager individuele genoegdoening wil krijgen, daar andere wegen voor open staan.104 Hiermee wilde de minister aangeven dat het tuchtrecht niet bedoeld is opdat een klager een schadevergoeding krijgt.

4.3 Voorzitters van de tuchtcolleges

Aan de voorzitters van de tuchtcolleges te Amsterdam, Den Haag en Zwolle is een aantal vragen gesteld met betrekking tot de invoering van een griffierecht. De vragen die zijn gesteld waren als volgt:

- Denkt u dat de heffing van een griffierecht een succesvolle wijze is om de indiening

van de vele klachten af te remmen?

- Vindt u een heffing van een griffierecht strijdig met het doel van de tuchtrechtspraak? - Is het voldoende duidelijk voor klagers dat een tuchtcollege geen schadevergoeding

toekent? Met andere woorden: merkt u dat het klagers hier vooral om te doen is?

- Uit het jaarverslag van 2015 bleek dat de doorlooptijd flink is verkort. Denkt u dat

door de administratieve verwerking van de betaling van een griffierecht (o.a. wachten op de betaling/vergoeding bij gegrondverklaring) deze doorlooptijd juist weer zal toenemen?

Uit geen enkel antwoord op de bovenstaande vragen bleek van een positief oordeel over de heffing van een griffierecht. Het is opvallend dat geen van de voorzitters van de tuchtcolleges zich positief uitlaat over het voorstel. Het wordt eigenlijk als ongewenst gezien, omdat het te veel problemen met zich mee kan brengen. De antwoorden van de voorzitters worden in het volgende hoofdstuk (5) nader uitgewerkt.

(29)

29

4.4 Slotsom

Wat voornamelijk uit de voorgaande paragrafen naar voren is gekomen, is dat een griffierecht ingevoerd moet worden om de druk op de tuchtcolleges en de aangeklaagden te verminderen. Al drie jaar na de inwerkingtreding van de Wet BIG vond een aantal auteurs dat het tuchtrecht baat zou hebben bij een griffierecht. De tuchtcolleges zouden het te druk hebben doordat teveel klachten ingediend werden. Ook werd gesteld dat de aangeklaagde teveel last ondervond van een tuchtprocedure en de tijd die het daaraan kwijt was. Om te zorgen dat niet ‘zomaar’ een klacht tegen hen ingediend kan worden, werd het heffen van een griffierecht als wenselijk gezien. Het creëren van een formele en financiële drempel leek de aangewezen manier om de druk op tuchtcolleges en de aangeklaagden te verminderen.

De Tweede Kamer koos voor de koerswijziging in 2014 in verband met de ‘onbelangrijke’ klachten die ingediend werden. Deze klachten kostten de tuchtcolleges te veel tijd, die beter in tuchtwaardige klachten gestoken zou kunnen worden. Het wordt aangenomen, dat een griffierecht zal zorgen dat minder onbelangrijke klachten ingediend zullen worden.

(30)

30

5 Waarom geen griffierecht?

5.0 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voornaamste argumenten die te vinden zijn in de literatuur tegen de invoering van een griffierecht behandeld. Dit wordt in de eerste paragraaf (5.1) gedaan aan de hand van wat in de gevonden literatuur geschreven is over dit onderwerp. De volgende paragraaf (5.2) beslaat de argumenten die gevonden zijn in parlementaire stukken. In de laatste paragraaf (5.3) wordt de mening van een aantal voorzitters van de medische tuchtcolleges uiteengezet. Het hoofdstuk wordt afgesloten door paragraaf 5.4, met een korte samenvatting van de eerdere paragrafen.

5.1 Literatuur

5.1.1 Strijd met een publiek belang

Gevers schreef in 2007 over zijn kanttekeningen bij het rapport van de Commissie Huls. Hij vond het terecht dat de minister van VWS de invoering van een griffierecht, dat hierin werd aanbevolen, had afgewezen. Gevers schreef dat het griffierecht niet in overeenstemming was met het publieke belang dat met de tuchtrechtspraak gemoeid is. Het zou volgens hem daarom vreemd zijn om degene die dat belang juist dient daarvoor te laten betalen.105

5.1.2 Praktische en principiële bezwaren

Legemaate noemde een aantal praktische en principiële bezwaren tegen de invoering van een griffierecht, in een artikel dat is verschenen in het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht in 2015 In dit artikel vroeg Legemeaate zich af of de heffing van een griffierecht wel degelijk de indiening van bagatelklachten tegengaat. In sommige gevallen houdt dit een klager wel tegen, wanneer deze bijvoorbeeld tien hulpverleners aan wil klagen, maar dat in de meeste gevallen een klager toch ervaart dat hem groot onrecht is aangedaan en dan houdt een beperkt griffierecht iemand niet tegen.106

Ook schreef Legemaate dat een griffierecht mensen kan weerhouden een klacht in te dienen die juist past binnen de doelstellingen van het tuchtrecht. Omdat het aantal gegrondverklaringen bekend staat als laag, dacht Legemaate dat dit de mensen ontmoedigt een klacht in te dienen, ook al staat de vergoeding daar tegenover.107 Uit het rapport Huls

105 Gevers 2007, p. 521. 106 Legemaate 2015, p. 299. 107 Ibid, p. 299.

(31)

31

kwam ook al naar voren dat het een obstakel kan vormen als men weet dat een griffierecht betaald moet worden bij de indiening van een klacht.108

Als principieel bezwaar bracht Legemaate naar voren dat een griffierecht niet te verenigen is met de hoofddoelstelling van het tuchtrecht. Om een kwalitatief goede gezondheidszorg te behouden, het hoofddoel van het tuchtrecht, moet het indienen van een klacht juist worden bevorderd en niet ontmoedigd door een financiële drempel.109

5.1.3 Opkomen voor het algemeen belang

Dute is in zijn reactie op het conceptwetsvoorstel niet positief over het voorstel van de minister. Hij achtte een heffing van griffierecht, hoe laag het bedrag ook is, volstrekt in strijd met de doelstelling van een griffierecht.110 Als argument gaf Dute dat een klager bij een tuchtcollege niet opkomt voor zijn eigen belang, maar voor een algemeen belang. Hij vond een griffierecht daar niet bij passen, ook niet als het bedrag wordt terugbetaald bij een gegrondverklaring.111 Daarnaast schreef Dute dat het niet nodig was om een griffierecht te

heffen om bagatelklachten te voorkomen, omdat de voorzitter in de toekomst dergelijke klachten zelf af kan doen.112

Sijmons en Hubben schreven ook, dat zij het griffierecht in strijd met het doel van het griffierecht vonden. Zij schreven dat het tuchtrecht geen klagersrecht is, maar dat het bedoeld is om de kwaliteit van de gezondheidszorg te bevorderen. Wanneer een klager de moeite neemt een klacht aanhangig te maken, zou het volgens hen niet passen dat de klager daarvoor moeten betalen.113

5.1.4 Kosten laagdrempelig?

De kosten van het griffierecht zullen laagdrempelig zijn, zo schreef de minister.114 Het voorstel is dat het bedrag tussen de € 50,- en € 70,- komt te liggen.115 Voor veel klagers zal dit bedrag niet een hoge drempel opwerpen. Een gevolg kan echter zijn dat een klager met 108 Huls 2006 , p. 40. 109 Legemaate 2015, p. 299. 110 Dute 2015, p. 609. 111 Ibid, p. 609. 112 Ibid, p.6 09.

113 Sijmons & Hubben 2015, p. 2674.

114 Kamerstukken II, 2014/15, 29282, nr. 112, p. 8. 115 Ibid, p. 21.

(32)

32

zeer weinig vermogen wel wordt afgehouden van het indienen van een klacht. Terwijl het tuchtrecht niet bedoeld is als klagersrecht, maar om de gezondheidszorg te bewaken.116

5.1.5 Geen belang met goede tuchtrechtspraak

Uit het respondentenonderzoek naar aanleiding van de eerste wetsevaluatie van de Wet BIG kwam naar voren dat het merendeel van de leden van de tuchtcolleges tegen de invoering van een griffierecht zijn. In het jaarverslag van 2015 uitten de tuchtcolleges hun zorg over het conceptwetsvoorstel en de invoering van een griffierecht. In het jaarverslag wordt geschreven dat de invoering van een griffierecht niet in het belang van de goede tuchtrechtspraak lijkt. De grootste zorg van de tuchtcolleges was dat het ’eerst betalen en dan pas klagen’, ertoe kan leiden dat een klager afziet van het indienen van een klacht. Daardoor kunnen ook mogelijk gegronde klachten niet meer beoordeeld worden.117

5.1.6 Wees blij met klagers

Een zeer recente opinie over het voorstel van de invoering van een griffierecht is van de hand van Dute. In het Nederlands Juristenblad schreef Dute in mei 2016 dat het griffierecht in het medisch tuchtrecht niet thuishoort.118 Volgens Dute heeft dit een aantal redenen. Allereerst werkt het tuchtrecht niet in het belang van de klager, maar in het belang van de algemene gezondheidszorg.119 Dit is een vaak terugkerend argument. Daarnaast schreef Dute dat in verhouding tot alle medische handelingen die jaarlijks plaatsvinden, er helemaal niet veel klachten bij de tuchtcolleges ingediend worden. Slechts in 0,02% van alle hulpverlener-patiëntcontacten wordt geklaagd. 120 Dute ging zelf zo ver om te stellen dat er eigenlijk erg weinig klachten ingediend worden en dat het indienen van een klacht eerder gestimuleerd dan afgeremd zou moeten worden.121

Verder schreef Dute dat het invoeren van een griffierecht voor het advocatentuchtrecht heeft geleid tot 16% minder klachten. Bij de medische tuchtcolleges zou dit percentage op zo’n 250 klachten neerkomen. Dute was van mening dat het een te grote kans zou zijn dat daartussen een aantal serieuze klachten zit. Bovendien stelde Dute dat een tuchtprocedure

116 Sijmons en Hubben 2015, p. 2674.

117 Jaarverslag Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg 2015, p. 5. 118 Dute 2016, p. 1496.

119 Ibid, p. 1496. 120 Ibid, p. 1495. 121 Ibid, p. 1496.

(33)

33

helemaal niet ‘gratis’ is voor een klager. Er zit zowel een financiële als emotionele prijs aan. Niet alleen moet een klager rechtsbijstand betalen en reiskosten maken, maar ook zijn hele medische dossier laten inzien door meerdere mensen. Daardoor vond Dute dat men juist blij moest zijn met de mensen die klagen en hen niet afschrikken door middel van een griffierecht.122

5.2 Kamerstukken

5.2.1 Kostenvergoeding

Hoewel het conceptwetsvoorstel het griffierecht introduceert, zijn hier toch enige bezwaren in te vinden, zij het dat deze wel direct weerlegd worden. In de Memorie van Toelichting van het conceptwetsvoorstel werd bevestigd, dat klagers soms afzien van het indienen van een klacht in zware zaken, in verband met de kosten die zij voor de procedure moeten maken. Zulke kosten kunnen bijvoorbeeld al bestaan uit de reiskosten om naar het tuchtcollege toe te gaan. Andere kosten zijn de juridische bijstand en dagen die van werk vrij gevraagd moeten worden om een zitting bij te wonen. Daar bovenop zou dan nog een griffierecht komen. In het conceptwetsvoorstel werd daarom geschreven, dat de kosten voor gerechtvaardigde klachten geen belemmering moeten vormen en vergoed moeten worden als een klacht gegrond wordt verklaard.123

5.2.2 De andere weg

Burgerlijke rechter

De minister heeft aangegeven dat, wanneer een klager individuele genoegdoening wil, daar andere wegen voor open staan. Eén van de wegen, waarop de minister doelde is de weg van het aansprakelijkheidsrecht. Op grond van aansprakelijkheid van een hulpverlener wordt vergoeding van de geleden schade gezocht. Een goede grond is verwijtbaar onjuist gedrag.124 Een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis kan worden gezien als verwijtbaar onjuist gedrag. Een hulpverlener heeft een aantal verplichtingen tegenover zijn patiënt. Om te bepalen of een hulpverlener tekort is geschoten in de nakoming van een verplichting, wordt gekeken naar de inhoud van die verplichtingen.125 Heeft een patiënt schade geleden doordat

een hulpverlener toerekenbaar tekort is geschoten in het nakomen van een verbintenis en is

122 Dute 2016, p. 1496.

123 Conceptwetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, 23-09-2015, p. 27 (MvT). 124 Wijne 2013, p. 47.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

~an 2 am dik sacht aluminium toegepaat in koabinatie eet een elastische plooihouder van 4 me dik superba rubber. Of schoon het bij deze dikte geen enkele

This study focussed on the Malawian tea industry, and aims to: (a) analyse the material streams, processes and flows within tea production system; (b) determine

Een nieuw lied van een meisje, welke drie jaren als jager onder de Fransche legers heeft gediend, en in de slag voor Austerlitz is gewond geworden... Een nieuw lied' van een

De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek was: wat is de invloed van het deelnemen aan een schuldsaneringstraject bij de gemeente Amsterdam of het deelnemen aan een

Zij is verbonden aan de katholieke hogeschool Vives in Kortrijk en stond binnen het project Ouders als Onderzoekers onder andere in voor het ondersteunen van

Een vergelijking tussen stap la en stap 2 van tabel 3 maakt duidelijk dat de invloed van hoe een toekomstige vader denkt dat zijn partner zijn betrokkenheid bij de

Op grond van de voornoemde wetgeving is het College van de rechten voor de mens (hierna: ‘het College’) bevoegd om te oordelen op schriftelijke verzoeken en te onderzoeken of in