• No results found

Gender nonconformiteit en de kwaliteit van de relaties met leeftijdsgenoten : sekseverschillen en seksuele oriëntatieverschillen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gender nonconformiteit en de kwaliteit van de relaties met leeftijdsgenoten : sekseverschillen en seksuele oriëntatieverschillen"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Gender Nonconformiteit en de Kwaliteit Van de Relaties Met Leeftijdsgenoten: Sekseverschillen en Seksuele Oriëntatieverschillen

Amma Effah-Bekoe Universiteit van Amsterdam

Onder begeleiding van Gabriël van Beusekom 30-01-2017

(2)

Inhoudsopgave

Pagina

Abstract 3

Inleiding 4

Methode 8

Verschil relatiekwaliteit jongens versus meisjes 9

Pesten 9

Attituden 10

Conclusie 12

Verschil relatiekwaliteit homo’s versus hetero’s 12

Pesten 13 Attituden 13 Conclusie 14 Discussie 15 Literatuurlijst 20 Bijlage 24

(3)

Abstract

In dit literatuuronderzoek werd een overzicht gegeven van verschillen in relatiekwaliteit met leeftijdsgenoten onder gender nonconforme jongeren. Hierbij werd onderscheid gemaakt in de ervaringen van gender nonconforme jongeren met gepest worden en attituden van adolescenten naar

gender nonconforme leeftijdsgenoten. Allereerst is er gekeken naar verschil in relatiekwaliteit tussen gender nonconforme jongens versus gender nonconforme meisjes. Hierbij kwam naar voren dat jongens slechtere relaties hebben met leeftijdsgenoten dan meisjes; jongens worden vaker gepest en er zijn negatievere attituden naar hen vanwege hun gender expressie. Ten tweede is gekeken naar

verschil in relatiekwaliteit tussen gender nonconforme homo’s en gender nonconforme hetero’s, waarbij naar voren kwam dat gender nonconforme homo’s een lagere relatiekwaliteit hebben met

leeftijdsgenoten dan gender nonconforme hetero’s. Daarnaast is gebleken dat een gender nonconform uiterlijk doorslaggevend is voor pest gedrag, en dat naar mate leeftijd toeneemt jongeren comfortabeler lijken te worden met HLB- en gender nonconforme leeftijdsgenoten.

(4)

De Invloed Van Gender Nonconformiteit op de Kwaliteit Van Relaties Met Leeftijdsgenoten Krantenkoppen zoals “Pesten maakte leven Anass tot een hel” zijn helaas geen uitzondering in het Nederland van deze tijd (“Pesten maakte leven Anass tot een hel”, 2013). De 13-jarige Anass heeft in 2013 zelfmoord gepleegd omdat hij dagelijks gepest werd met dat hij ‘verwijfd’ of ‘een homo’ zou zijn (“Pesten maakte leven Anass tot een hel”, 2013). Uit internationaal onderzoek blijkt dat de attituden van Nederlanders naar homoseksualiteit erg tolerant zijn in vergelijking met andere Westerse landen, zoals de Verenigde Staten (World Values Survey, 2009). Ondanks deze tolerantie worden homoseksuele, lesbische, biseksuele (HLB) en gender nonconforme jongeren in Nederland nog steeds vaak gepest vanwege hun (vermeende) seksuele oriëntatie en gender expressie (van Beusekom, Baams, Bos, van Overbeek, & Sandfort, 2016). Zo worden zij door leeftijdsgenoten uitgescholden voor ‘flikker’, ‘homo’ of ‘pot’, of worden zij op andere wijze buitengesloten op sociaal gebied (van Beusekom, Roodenburg, & Bos, 2012; van Beusekom et al., 2016). Uit de literatuur komt naar voren dat homofobisch uitgescholden worden de ontwikkeling van meerdere psychologische problemen als gevolg kan hebben (van Beusekom et al., 2012; van Beusekom et al., 2016). In de huidige literatuurstudie wordt verder gekeken naar de mate waarin gender

nonconformiteit (GNC) de kwaliteit van de relatie met leeftijdsgenoten beïnvloedt en in welke vormen dit wordt geuit.

GNC kan omschreven worden als een gender expressie die niet overeenkomt met

stereotypische mannelijke of vrouwelijke eigenschappen en/of uiterlijke kenmerken die cultureel en maatschappelijk worden geassocieerd met dit geslacht (Bailey & Zucker, 1995). Bijvoorbeeld een meisje met heel kort haar dat graag voetbalt, of een jongen die vaak huilt en snel bang is.

Onderzoek toont aan dat GNC samenhangt met psychologische problemen (Roberts, Rosario, Slopen, Calzo, & Austin, 2013; Sandfort, Melendez, & Diaz, 2007). Zo is er met longitudinaal onderzoek aangetoond dat GNC gerelateerd is aan depressie (Li, Pollit, & Russell, 2016; Roberts et al., 2013) en een verhoogde kans op posttraumatische stressstoornis (Roberts, Rosario, Corliss, Koenen, & Austin, 2012). Daarnaast is er ook in cross-sectioneel onderzoek gevonden dat GNC kan

(5)

leiden tot meer psychologische stress, waarbij de mate van angst, depressie en suïcidaliteit toeneemt (Sandfort, Melendez, & Diaz, 2007). Verder heeft cross-sectioneel onderzoek laten zien dat GNC samenhangt met een lager psychologisch welzijn, waarbij gedacht kan worden aan een lagere mate van geluk, zelfacceptatie en tevredenheid over het eigen leven (Baams, Beek, Hille, Zeverbergen, & Bos, 2013; Rieger & Savin-Williams, 2012). GNC lijkt dus een risicofactor te zijn voor diverse psychologische problemen.

Een oorzaak voor de psychologische problemen van gender nonconforme jongeren kan de kwaliteit van de relaties met leeftijdsgenoten zijn. Zo tonen Bos en Sandfort (2015) aan dat gender nonconforme jongeren slechtere relaties hebben met leeftijdsgenoten, doordat gender nonconforme jongeren vaker worden gepest en buitengesloten dan gender conforme jongeren. Bovendien vond Wyss (2004) in haar studie dat het lage zelfvertrouwen van gender nonconforme jongeren werd verklaard, doordat zij vaker worden lastig gevallen en geweld ervaren op school dan gender conforme jongeren. Daarnaast blijkt dat homofobisch uitgescholden worden door leeftijdsgenoten kan leiden tot meer sociale angst onder gender nonconforme jongens (Van Beusekom et al., 2016). Bovengenoemde onderzoeksresultaten indiceren dat GNC samenhangt met een lagere kwaliteit van relaties met leeftijdsgenoten, doordat gender nonconforme jongeren vaker gepest worden dan gender conforme jongeren.

Daarnaast laat de literatuur zien dat er een verschil is tussen jongens en meisjes in de mate waarin GNC wordt geaccepteerd. Jongens blijken namelijk vaker homofobisch uitgescholden te worden dan meisjes (van Beusekom et al., 2016; Poteat & Espelage, 2007). Niet alleen geven jongens vaker aan uitgescholden te worden, maar het verloop van het uitschelden blijkt ook anders te gaan voor jongens dan voor meisjes in de leeftijdscategorie van 12 tot 18.5 jaar (Poteat,

O’Dwyer, & Mereish, 2012). Zo rapporteren meisjes in de loop der tijd een afname in hoe vaak zij worden uitgescholden, terwijl jongens in de loop der tijd juist vaker uitgescholden worden (Poteat et al., 2012). Een mogelijke verklaring voor de sterkere afwijzing van GNC bij jongens in de adolescentie kan zijn, omdat jongens over het algemeen mannelijkheid zien als een afwijzing van

(6)

alles wat met stereotypische vrouwelijkheid wordt geassocieerd (Maccoby, 1998). Dit wil zeggen dat gender nonconforme jongens die bijvoorbeeld vrouwelijke kleding dragen, niet goed zijn in atletiek of erg verlegen zijn, daarmee mannelijkheid direct zouden afwijzen. Dit verschilt van meisjes, aangezien voor hen mannelijkheid niet afgewezen hoeft te worden om vrouwelijk te zijn (Maccoby, 1998). In huidig onderzoek wordt dan ook verwacht een verschil te vinden in pestgedrag en attituden naar gender nonconforme jongens in vergelijking tot gender nonconforme meisjes.

Een additioneel argument om onderscheid te maken in sekse, wanneer wordt gekeken naar de kwaliteit van de relaties met leeftijdsgenoten, is dat jongens en meisjes een andere perceptie lijken te hebben van relaties (Matthys, Cohen-Kettenis, & Berkhout, 1994). Zo blijken jongens eerder geneigd om hun leeftijdsgenoten gescheiden te zien van hun eigen omgeving, wat reflecteert dat jongens instrumenteel georiënteerd zijn in hoe zij naar vriendschappen kijken (Matthys et al., 1994). Daartegenover zijn meisjes geneigd om hun leeftijdsgenoten als onderdeel van hun sociale context te zien, wat reflecteert dat meisjes hun relaties met leeftijdsgenoten meer personaliseren (Matthys et al., 1994). Het is mede daarom van belang om onder gender nonconforme jongeren aandacht te besteden aan sekseverschillen, aangezien jongens en meisjes dus überhaupt verschillen in hun perceptie van relaties.

Tevens dient er gekeken te worden naar seksuele oriëntatieverschillen onder gender

nonconforme jongeren. HLB-personen laten over het algemeen meer GNC zien dan heteroseksuele personen van hetzelfde geslacht (Bos & Sandfort, 2015). Het merendeel van de studies naar de effecten van GNC op relaties met leeftijdsgenoten is dan ook uitgevoerd onder HLB-jongeren en – volwassenen. Het is daarom niet met zekerheid te zeggen of de ervaringen met afwijzing onder gender nonconforme jongeren toegewezen kunnen worden aan hun gender expressie of seksuele oriëntatie (Bos & Sandfort, 2015). Onderzoek laat echter zien dat GNC ook negatieve

consequenties kan hebben voor sociale relaties onder heteroseksuelen (van Beusekom et al., 2012). Zo is er namelijk een indicatie gevonden voor een sterkere relatie tussen uitgescholden worden en GNC, dan uitgescholden worden en homoseksualiteit zelf (van Beusekom et al., 2012). Bovendien

(7)

vonden Poteat en Russell (2013) dat seksuele vooroordelen en homofobisch gedrag vaker is gericht naar HLB-jongeren, maar dit bleek ook gericht te zijn naar heteroseksuelen. Op basis van de hierboven aangehaalde onderzoeken zou het kunnen zijn dat HLB-jongeren vaker gepest worden dan heterojongeren die gender nonconform zijn. Wellicht hebben gender nonconforme HLB-jongeren een verhoogd risico op negatieve attituden naar hen en slechte relaties met

leeftijdsgenoten, doordat zij kampen met een dubbel stigma en daarmee een dubbele afwijzing van zowel hun GNC als hun seksuele oriëntatie (van Beusekom et al., 2016). Het is daarom belangrijk om onder gender nonconforme jongeren een onderscheid te maken in HLB-jongeren en

heteroseksuelen, wanneer er wordt gekeken naar de kwaliteit van hun relaties met leeftijdsgenoten. Samenvattend kan GNC negatieve gevolgen hebben voor de psychologische gezondheid van jongeren en dit proces verloopt onder andere via de context van leeftijdsgenoten. Om het welzijn van gender nonconforme jongeren uit de huidige en toekomstige samenleving te beschermen en bevorderen, is het van groot belang om in te spelen op de attituden van en de relaties met hun leeftijdsgenoten. Momenteel is er een gebrek aan overzicht in de literatuur; onderzoek naar GNC en relaties met leeftijdsgenoten heeft tot nu toe onvoldoende onderscheid gemaakt in sekse en seksuele oriëntatie. Het is daardoor onduidelijk wat de onderliggende motivatie is van jongeren om gender nonconforme leeftijdsgenoten te pesten of om pestgedrag goed te keuren. Huidige literatuurstudie probeert een overzichtelijke weergave te geven van de resultaten omtrent dit onderwerp, waarbij een aantal doelen is opgesteld. Ten eerste om in kaart te brengen (a) of er een verschil is tussen jongens en meisjes in de samenhang tussen GNC en een lage kwaliteit van de relaties met leeftijdsgenoten. Ten tweede zal gekeken worden naar (b) de verschillen tussen HLB- en

heterojongeren in de samenhang tussen GNC en de kwaliteit van de relaties met leeftijdsgenoten. In huidig literatuuronderzoek is de kwaliteit van de relaties met leeftijdsgenoten breed

geoperationaliseerd. Er is gekeken naar zowel ervaringen met gepest worden als de attituden van jongeren naar gender nonconforme leeftijdsgenoten. Op basis van de afwijzing van vrouwelijkheid (Maccoby, 1998) en de verschillen in vriendschapsrelaties (Matthys et al., 1994) wordt verwacht dat

(8)

gender nonconforme jongens een lagere relatiekwaliteit hebben met leeftijdsgenoten dan meisjes. Daarnaast wordt op basis van een eventueel dubbel stigma (van Beusekom et al., 2016) verwacht dat gender nonconforme homo’s een lagere relatiekwaliteit hebben met leeftijdsgenoten dan gender nonconforme hetero’s.

Methode Procedure

Studies zijn gezocht via de digitale bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Hierbij werd uitsluitend gezocht naar Nederlands- en Engelstalige artikelen. Er is gebruik gemaakt van de volgende zoektermen, gericht op de samenhang tussen de verschillende variabelen van dit

literatuuronderzoek; adolescent attitudes towards gender nonconformity, peerrelationships among gender nonconforming youth, homosexuality and victimization. Vervolgens zijn artikelen

geselecteerd op basis van de mate waarin zij nauwkeurig aansluiten op de vraagstelling, ofwel of de focus ligt op de variabelen die onderzocht worden in de huidige literatuurstudie. Daarnaast zijn meerdere artikelen verkregen als verwijzing vanuit andere artikelen.

Geïncludeerde studies

In totaal zijn er tien studies meegenomen in huidig literatuuroverzicht. Deze tien studies zijn in de literatuurlijst opgenomen met een asterisk(*). Daarvan hadden acht studies een

cross-sectioneel onderzoeksdesign (van Beusekom et al., 2012; van Beusekom et al., 2016; Bos & Sandfort, 2015; Coyle, Fulcher, & Trübutschek, 2016; Heinze & Horn, 2014; Horn & Nucci, 2003; Toomey, Card, & Casper, 2014; Toomey, Ryan, Diaz, Card, & Russell, 2010) en twee waren longitudinaal (D'Augelli, Grossman, & Starks, 2006; Young & Sweeting, 2004).Wat betreft de karakteristieken van de steekproeven was er variatie in seksuele oriëntatie van de respondenten. Zo richtten twee studies zich uitsluitend op HLB-jongeren (D’Augelli et al., 2006; Toomey et al., 2010), een studie uitsluitend op heteroseksuelen (Heinze & Horn, 2014), drie studies op HLB- en hetero-jongeren (van Beusekom et al., 2012; van Beusekom et al., 2016; Bos & Sandfort, 2015) en in vier studies werd seksuele oriëntatie niet gemeten (Coyle et al., 2016; Horn & Nucci, 2003;

(9)

Toomey et al., 2014; Young & Sweeting, 2004). De leeftijd van de respondenten van alle studies samen varieerde van 11 tot 25 jaar. In Bijlage 1 is een overzicht te vinden van de geïncludeerde studies met hun karakteristieken. Hierbij zijn onder andere de steekproefgegevens, vraagstelling, methode en belangrijke onderzoeksresultaten genoteerd.

Sekseverschillen in de samenhang tussen GNC en de relatie met leeftijdsgenoten

Pesten. Zes van de tien geïncludeerde studies richtten zich op sekseverschillen in de relatie tussen GNC en pesten (van Beusekom et al., 2016; Bos & Sandfort, 2015; D’Augelli et al., 2006; Toomey et al., 2010; Toomey et al., 2014; Young & Sweeting, 2004). De onderzoeksresultaten omtrent verbale vormen van pesten zullen eerst worden besproken en daarna de resultaten omtrent fysieke vormen van pesten. Wat betreft verbale vormen van pesten komt uit de literatuur naar voren dat jongens significant vaker uitgescholden en beledigd worden ten gevolge van hun GNC dan meisjes (van Beusekom et al., 2016; D’Augelli et al., 2006; Toomey et al., 2010; Young & Sweeting, 2004). Ondanks dat jongens in mindere mate GNC rapporteren dan meisjes (van Beusekom et al., 2016), worden jongens toch vaker homofobisch uitgescholden.

De studie van D’Augelli en collega’s (2006) richtte zich uitsluitend op HLB-jongeren; hieruit blijkt dat homo- en biseksuele jongens vaker worden uitgescholden dan lesbische of biseksuele meisjes. Daarnaast is er alleen voor jongens en niet voor meisjes, een interactie effect gevonden tussen GNC en uitgescholden worden in de kindertijd (D’Augelli et al., 2006). Jongens die in de kindertijd werden uitgescholden voor ‘flikker’ of ‘homo’, werden ook uitgescholden op latere leeftijd. Bovendien bleek dat gender nonconforme homo’s vaker worden uitgescholden dan gender conforme homo’s en gender nonconforme lesbische vrouwen. In andere woorden laten de resultaten dus zien dat het pesten geassocieerd kan worden met de mate van GNC en sekse, waarbij jongens meer gepest worden dan meisjes (D’Augelli et al., 2006).

Wanneer er wordt gekeken naar fysieke vormen van pesten (duwen, slaan en schoppen) blijkt wederom dat GNC samenhangt met meer pestervaringen voor jongens dan voor meisjes (Toomey et al., 2010). Volgens Toomey en collega’s (2010) ervaren gender nonconforme jongens

(10)

meer fysiek geweld dan meisjes door hun status als ‘homo’, ongeacht of deze status klopte of niet (Toomey et al., 2010).

Een latere studie van Toomey en collega’s (2014) maakte onderscheid in open (fysiek) en relationele (verbaal) vormen van pesten en agressie. In deze studie werd wederom gevonden dat GNC samenhangt met meer fysieke en verbale agressie en meer pesten. Er is echter geen verschil in sekse gevonden, ofwel gender nonconforme meisjes en –jongens worden even veel en op dezelfde manier gepest. Een verklaring voor dit verschil in resultaat kan zijn dat de studies verschillende meetinstrumenten voor GNC hebben gebruikt. Zo is er in de eerste studie (Toomey et al., 2010) gebruik gemaakt van zelfrapportage, waarbij de respondent aan de hand van drie vragen moest beoordelen hoe mannelijk of vrouwelijk hij/zij zichzelf vond. In de tweede studie (Toomey et al., 2014) werd GNC echter gemeten aan de hand van peernominatie, waarbij de vraag ‘Deze jongens gedragen zich als meisjes/Deze meisjes gedragen zich als jongens’ werd beantwoord met een naam. Mogelijk heeft dit verschil in meetinstrument gezorgd voor een vertekening van resultaten.

Bovendien hebben Young en Sweeting (2004) eveneens een sekseverschil gevonden in de relatie met pesten; zo blijken gender nonconforme jongens dubbel zoveel kans te hebben om gepest te worden door hun voorkeur voor meisjesachtige sporten of vrije tijdsbesteding dan gender

conforme jongens. Bij meisjes werd eenzelfde patroon gevonden, maar deze relatie was niet significant. Young en Sweeting (2004) geven daarnaast aan dat gender nonconforme jongens meer eenzaamheid ervaren, minder vrienden hebben over het algemeen en voornamelijk significant minder mannelijke vrienden hebben dan gender nonconforme meisjes. In deze studie werd pesten gemeten aan de hand van vragen die over zowel verbale als fysieke vormen van pesten gingen, echter werd hier geen onderscheid in gemaakt bij de analyses.

Attituden. Twee van de tien geïncludeerde studies hebben zich gericht op verschillen tussen jongens en meisjes in hun attituden naar gender nonconforme leeftijdsgenoten (Heinze & Horn, 2014; Horn & Nucci, 2003). Daarnaast heeft een geïncludeerde studie zich gericht op verschillende kenmerken van GNC en hoe adolescenten deze kenmerken verschillend beoordelen voor jongens en

(11)

meisjes (Coyle et al., 2016). Bij twee studies werd gebruik gemaakt van vignetten, waarin er korte omschrijvingen werden gegeven van verschillende personages die verschilden in mate van GNC en/of seksualiteit (Heinze & Horn, 2014; Horn & Nucci, 2003). Bijvoorbeeld ‘George is een homoseksuele middelbare scholier. Hij zit in het basketbal team van school. Hij kleed en gedraagt zich net zoals de meeste andere jongens op school. Op basis van zijn uiterlijke verschijning lijkt hij hetzelfde als andere jongens op school.’ (Horn & Nucci, 2003). Vervolgens werden de

respondenten gevraagd om te beoordelen of het wel of niet acceptabel was om dit personage te pesten. De resultaten wijzen uit dat adolescenten vaker negatieve attitudes hebben naar gender nonconforme jongens in vergelijking tot -meisjes; gender nonconforme jongens werden gezien als minder competent, werden meer aangemoedigd om hun gedrag aan te passen en jongeren leken het gerechtvaardiger te vinden om gender nonconforme jongens buiten te sluiten (Coyle et al., 2016; Heinze & Horn, 2014; Horn & Nucci, 2003).

Horn en Nucci (2003) hebben een verschil gevonden tussen jongens en meisjes in de legitimering van verschillende vormen van pesten. Zo is er voor jongens een samenhang gevonden tussen negatieve attituden naar GNC en legitimering van plagen of buitensluiten. Voor meisjes werd hetzelfde gevonden, maar daarnaast bleken negatieve attituden naar GNC ook samen te hangen met de legitimering van iemand aanvallen of lastigvallen. In andere woorden lijken meisjes geneigd om meerdere vormen van pestgedrag naar gender nonconforme leeftijdsgenoten te

legitimeren dan jongens. Er was echter sprake van een leeftijdseffect; naar mate jongeren ouder werden, neigden zij meer naar afkeuring van pestgedrag op basis van iemands gender expressie of seksuele oriëntatie (Horn & Nucci, 2003). Hierbij werd eveneens een verschil gevonden tussen jongens en meisjes, waarbij meisjes op jongere leeftijd dan jongens geneigd waren naar deze afkeuring van pestgedrag. Concluderend kan worden gesteld dat jongens geneigd zijn om minder vormen van pesten te legitimeren in verhouding tot meisjes, maar jongens lijken wel geneigd om hier langer mee door te gaan.

(12)

Daarnaast vonden Coyle en collega’s (2016) ook een verschil in attituden naar gender nonconforme jongens en –meisjes, waarbij meisjes wederom positiever werden beoordeeld dan jongens. In vergelijking met gender nonconforme jongens maakten de participanten zich minder zorgen om gender nonconforme meisjes, werden als aardiger en meer competent gezien,

ondersteunden hun interesses en zij werden minder aangemoedigd om zich anders te gedragen (Coyle et al., 2016). Daarnaast is gevonden dat er onder de gender nonconforme jongens nog verschillen zijn in de mate waarin zij geaccepteerd of afgewezen worden, afhankelijk van welke vrouwelijke eigenschappen zij tonen (Coyle et al., 2016). Zo werd het type sissy ofwel ‘mietje’ gekenmerkt door negatieve vrouwelijke eigenschappen, zoals huilen en bang zijn. Dit type werd het meest negatief beoordeeld. Daarentegen was er ook het type mama’s boy die door voornamelijk positieve vrouwelijke eigenschapen werd gekarakteriseerd, zoals zachtaardig en behulpzaam zijn. Dit type werd echter een stuk minder negatief beoordeeld. Vergeleken met het type ‘mietje’

maakten de participanten zich minder zorgen om het type ‘moeders kindje’, zagen de participanten hem als aardiger en meer competent.

Conclusie. Ondanks dat er verschillende vormen van pesten zijn onderzocht en er verschillende methoden zijn gehandhaafd om attituden te meten, lijkt de literatuur

overeenstemmend. De kwaliteit van de relaties met leeftijdsgenoten ligt lager voor gender

nonconforme jongens dan voor gender nonconforme meisjes. Jongens worden namelijk via diverse vormen van pesten vaker gepest en langer gepest dan meisjes. Een enkele studie vond een

afwijkend resultaat (Toomey et al., 2014) wat waarschijnlijk te verklaren is door een verschil in meetinstrument voor GNC. Daarnaast is gebleken dat de attituden van jongeren naar gender

nonconforme leeftijdsgenoten afhankelijk zijn van de vorm van GNC of karaktereigenschappen die iemand laat zien, waarbij er negatiever wordt gereageerd op jongens dan meisjes. Tot slot lijken jongeren naar mate de leeftijd toeneemt comfortabeler te worden met gender nonconforme leeftijdsgenoten, waarbij meisjes dit punt eerder bereiken dan jongens.

(13)

Pesten. Vier van de tien geïncludeerde studies richtten zich op seksuele oriëntatieverschillen in de relatie met GNC en pesten (van Beusekom et al., 2012; van Beusekom et al., 2016; Bos & Sandfort, 2015; Toomey et al., 2010). Zowel Bos en Sandfort (2015) als Toomey et al. (2010) vonden dat gender nonconforme HLB-jongeren hun relaties met leeftijdsgenoten als negatiever ervoeren dan HLB-jongeren die zich gender conform gedragen. Er zijn twee studies geweest die hebben gekeken naar de interactie tussen seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht en GNC op de kwaliteit van de relaties met leeftijdsgenoten. Uit een van de studies bleek dat de samenhang tussen GNC en gepest worden sterker werd naar mate gevoelens voor hetzelfde geslacht toenamen (van Beusekom et al., 2016). Dit impliceert dat gender nonconforme homoseksuelen een verhoogd risico hebben op negatieve relaties met leeftijdsgenoten in vergelijking met gender nonconforme

heteroseksuelen. Uit de andere studie bleek de interactie echter niet significant (van Beusekom et al., 2012): dit betekent dat de invloed van GNC op de relaties met leeftijdsgenoten gelijk is voor jongeren met en zonder gevoelens voor hetzelfde geslacht. Een mogelijke verklaring voor dit verschil in resultaat kan gevonden worden in de leeftijdscategorie van beide steekproeven. Zo richtte de ene studie (van Beusekom et al., 2016) zich op de vroege adolescentie, met een

gemiddelde leeftijd van 13.4 jaar, en de andere studie (van Beusekom et al., 2012) richtte zich op de latere adolescentie met een gemiddelde leeftijd van 16.6 jaar. Het is mogelijk dat kinderen op jonge leeftijd meer homofoob zijn dan op latere leeftijd, waardoor de combinatie van GNC en seksuele gevoelens voor hetzelfde geslacht zorgt voor meer pestgedrag, dan wanneer alleen GNC wordt vertoond. Bovendien vonden Horn en Nucci (2003) dat jongeren steeds meer afkeuring toonden naar het pesten van iemand op basis van zijn/haar seksuele oriëntatie naar mate de leeftijd toenam.

Attituden. Slechts twee van de tien geïncludeerde studies hebben onderzocht welke rol seksuele oriëntatie speelt voor attituden van jongeren naar gender nonconforme leeftijdsgenoten (Heinze & Horn, 2014; Horn & Nucci, 2003). De literatuur is momenteel dus ontoereikend, maar de resultaten omtrent dit onderwerp lijken tot nog toe overeenstemmend: de attituden naar gender nonconforme homoseksuelen zijn inderdaad vaker negatief dan naar gender nonconforme

(14)

heteroseksuelen (Heinze & Horn, 2014; Horn & Nucci, 2003). Zo lijken jongeren het eerder te accepteren dat een gender nonconforme homo wordt buitengesloten en gepest, dan een gender nonconforme hetero (Heinze & Horn, 2014; Horn en Nucci, 2003).

In welke mate seksuele oriëntatie een rol speelde in de attituden van jongeren bleek echter te verschillen per vorm van GNC die vertoond werd. Zo werd gevonden dat een gender nonconform uiterlijk doorslaggevend was voor de legitimering van pest gedrag, wat los stond van de seksuele oriëntatie (Heinze & Horn, 2014; Horn & Nucci, 2003). In andere woorden, heteroseksuelen met een gender nonconform uiterlijk mochten net zoveel gepest, aangevallen of buitengesloten worden als homoseksuelen met een gender nonconform uiterlijk. Daarentegen werd deze relatie niet gevonden wanneer er sprake was van GNC bij een activiteit, bijvoorbeeld een jongen die ballet (Horn & Nucci, 2003). Hierbij bleek de seksuele oriëntatie van de jongeren doorslaggevend; de participanten neigden eerder naar legitimering van een homo jongen of een lesbisch meisje pesten dan een hetero jongen of meisje die dezelfde gender nonconforme activiteit uitvoerde.

Daarnaast is een ander belangrijk aspect aangetoond wat betreft de attituden van jongeren. Zo lijken deze attituden sterk afhankelijk te zijn van de context, waarbij jongeren meer moeite lijken te hebben met gender nonconforme HLB-leeftijdsgenoten dan gender nonconforme hetero-leeftijdsgenoten, wanneer de context om meer interactie vraagt (Horn & Nucci, 2003). Zo

rapporteerden de participanten zich het minst comfortabel te voelen wanneer zij gender nonconforme HLB-leeftijdsgenoten in hun gymklas hadden of wanneer ze met hen een kamer moesten delen op een schoolreisje. Dit zou een direct negatief effect hebben op de

vriendschapsrelaties van gender nonconforme HLB-jongeren, aangezien jongeren interacties liever uit de weg lijken te gaan met gender nonconforme HLB-jongeren. Dit heeft als gevolg dat gender nonconforme HLB-jongeren vaker zouden worden buitengesloten in situaties waar veel interactie plaats vindt (Horn & Nucci, 2003), ofwel situaties waarin vriendschappen worden opgebouwd.

Conclusie. Alomvattend zijn er nog weinig studies die zich richten op seksuele

(15)

naar verschillen in attituden. De rol die GNC en seksuele oriëntatie spelen bij pestgedrag lijken leeftijdsafhankelijk, waarbij op jonge leeftijd de combinatie van HLB- en gender nonconform zijn de kans verhoogd op gepest worden. Op latere leeftijd lijkt GNC een grotere voorspeller te zijn om gepest te worden dan seksuele oriëntatie. Daarnaast lijkt een gender nonconform uiterlijk het meest gerelateerd aan legitimering van pestgedrag, ongeacht de seksuele oriëntatie. Verder blijken de attituden van jongeren context afhankelijk te zijn, waarbij de attituden negatiever worden naar mate een situatie om meer interactie vraagt met gender nonconforme HLB-leeftijdsgenoten.

Discussie

In de huidige literatuurstudie is een overzicht gegeven van de verschillen in relatiekwaliteit met leeftijdsgenoten voor gender nonconforme jongens versus gender nonconforme meisjes, alsmede voor gender nonconforme homoseksuelen versus gender nonconforme heteroseksuelen. Volgens verwachting wijzen de resultaten uit dat gender nonconforme jongens een slechtere

relatiekwaliteit hebben dan meisjes, doordat zij meer gepest worden en er vaker negatieve attituden heersen naar hen. Daarnaast is naar verwachting gebleken dat gender nonconforme homoseksuelen vaker last lijken te hebben van negatieve attituden naar hen, sociale buitensluiting en ander

pestgedrag in vergelijking tot gender nonconforme heteroseksuelen.

Wat betreft de eerste onderzoeksvraag is er een enkele studie gevonden met een tegenstrijdig resultaat in vergelijking tot de overige studies; gender nonconforme jongens en –meisjes

verschilden niet in de mate of vorm van gepest worden. Dit gevonden verschil is mogelijk te verklaren aan de hand van het meetinstrument dat werd gebruikt om GNC te meten. Wellicht zijn de resultaten anders uitgevallen door het gebruik van peernominatie, waar bij overige studies de participanten over zichzelf moesten beoordelen of zij al dan niet gender nonconform waren. Desalniettemin is opmerkelijk dat er voornamelijk grote overeenkomsten zijn gevonden in resultaten; gender nonconforme jongens worden vaker gepest en minder geaccepteerd door hun leeftijdsgenoten dan gender nonconforme meisjes. Een aantal punten kan ter verklaring worden gegeven voor dit terugkerende resultaat.

(16)

Gender nonconforme jongens zijn misschien kwetsbaarder om gepest te worden doordat zij minder geïnteresseerd zijn in ruwe en fysieke vormen van spel, of zichzelf minder snel fysiek willen verdedigen in deze omstandigheden (Young & Sweeting, 2004). Een gebrek aan deze vorm van mannelijkheid is alleen voor jongens van invloed op de relatiekwaliteit met leeftijdsgenoten en niet voor meisjes. Aangezien er in de bovengeschetste situaties überhaupt geen participatie wordt verwacht van meisjes, worden zij daardoor ook niet afgewezen. Daaropvolgend kan de mannelijke nadruk van prestatie in competitieve sporten voor jongens een groter gevolg hebben wanneer ze dit afwijzen, dan voor meisjes (Young & Sweeting, 2004).

Daarnaast wordt volgens Coyle et al. (2016) in een westerse maatschappij mannelijkheid over het algemeen meer beloond dan vrouwelijkheid (c.f., Feinman, 1981,1984), waardoor het voor meisjes bevorderlijk is om een mannelijke gender rol aan te nemen en daarmee een hogere status. Voor mannen is het daarentegen niet bevorderlijk om in een vrouwelijke gender rol te treden, aangezien dit wordt geassocieerd met een lagere status (Coyle et al., 2016). Bovendien wordt GNC bij meisjes, in tegenstelling tot jongens, over het algemeen niet geassocieerd met seksuele

oriëntatie, omdat dit mogelijk als minder transgressief wordt beschouwd (Schope & Eliason, 2004). Om bovenstaande redenen lijkt het dat er in westerse maatschappijen minder tolerantie is naar gender nonconforme jongens dan –meisjes, waardoor jongens slechtere relaties hebben met hun leeftijdsgenoten. De resultaten impliceren dan ook dat er in de praktijk meer oog moet zijn voor de eventuele afwijzing jongens vanwege hun gender expressie, en de internaliserende problematiek die zij mogelijk opbouwen ten gevolge van afwijzing. Op deze manier kan geprobeerd worden dat de sociale ontwikkeling van gender nonconforme jongens gelijk loopt met die van gender

nonconforme meisjes, en zij uiteindelijk evenveel positieve vriendschappelijke relaties opbouwen. Wat betreft het verschil tussen gender nonconforme homo’s en gender nonconforme hetero’s in relatiekwaliteit met leeftijdsgenoten is de literatuur momenteel ontoereikend en soms

tegenstrijdig. Naar verwachting lijken gender nonconforme homo’s negatievere relaties te hebben met leeftijdsgenoten in vergelijking tot gender nonconforme hetero’s. Het is echter niet met

(17)

zekerheid te zeggen of de lage relatiekwaliteit meer gerelateerd is aan GNC of seksuele oriëntatie. De literatuur geeft ondersteuning voor beide theorieën, maar hierbij lijkt een derde variabele een rol te spelen. Zo blijkt leeftijd een belangrijk aspect in het al dan niet pesten of afkeuren van

leeftijdsgenoten (van Beusekom et al., 2012; van Beusekom et al., 2016) op basis van hun gender expressie of seksuele oriëntatie. Er zijn andere studies gevonden die deze verklaring ondersteunen, doordat er eveneens sprake was van een leeftijdseffect (Heinze & Horn, 2014; Horn & Nucci, 2003). Zo bleken jongeren in de latere adolescentie over het algemeen meer geneigd naar het accepteren van gender nonconforme of homoseksuele leeftijdsgenoten (Heinze & Horn, 2014; Horn & Nucci, 2003). Het leeftijdseffect zou mogelijk een gevolg kunnen zijn van het feit dat gender rollen opvallender, betekenisvoller en beperkter worden naar mate kinderen de adolescentie in gaan. Daarnaast wordt het naar mate de adolescentie vordert steeds belangrijker gevonden om je aan deze normen te houden (Pascoe, 2011). Momenteel impliceert de literatuur dat gender nonconforme homoseksuelen in de vroege adolescentie een groter risico lopen op gepest worden dan gender nonconforme heteroseksuelen. Op latere leeftijd blijkt echter dat de kans op gepest worden gelijk is voor homo- en heteroseksuelen die gender nonconform zijn (van Beusekom et al., 2012; van Beusekom et al., 2016).

Een andere belangrijke bevinding omtrent gender nonconforme homo’s en -hetero’s, is dat de vorm van GNC een bepalende rol speelt voor pestgedrag. Zo is gebleken dat een gender

nonconform uiterlijk de kans aanzienlijk groter maakt om gepest te worden, ongeacht iemands seksuele oriëntatie. Dit vormt een probleem voor jongeren die deze vorm van GNC laten zien, aangezien deze vorm niet altijd te onderdrukken is en ook meteen in het oog valt. De primaire daders van geweld naar homo’s blijken voornamelijk jonge mannen zijn die een mannelijkheids ideologie volgen (Franklin, 2000). Deze ideologie is een traditionele attitude naar mannelijkheid die gekarakteriseerd wordt door status, stoerheid en antivrouwelijkheid (Franklin, 2000). Daarnaast hebben de jongens die deze ideologie volgen ook voornamelijk vrienden die tegen homoseksualiteit zijn. Interventies zouden zich dan ook moeten richten op deze doelgroep, waarbij de nadruk wordt

(18)

gelegd op het accepteren van mannen die mannelijkheid op een niet traditionele wijze uiten. Tot slot is er nog een duidelijke implicatie voor de praktijk, namelijk dat jongeren gestimuleerd moeten worden om niet de situaties uit de weg te gaan waarin veel interactie wordt gevraagd met gender nonconforme HLB-leeftijdsgenoten. Om een goede relatie met leeftijdsgenoten op te bouwen is het cruciaal voor HLB- en gender nonconforme jongeren dat er veel interactie plaats vindt en dat zij niet worden buitengesloten in intiemere contexten. Interventies zouden zich daarom kunnen richten op het samenbrengen van deze verschillende groepen jongeren, om eventuele vooroordelen weg te halen en gelijke kansen op vriendschappen te bieden.

Een voorbeeld van een interventie die op middelbare scholen ingezet zou kunnen worden is SchoolsOUT, welke zich richt op het realiseren van een positieve norm ten aanzien van seksuele diversiteit (SchoolsOUT, z.j.). Met deze interventie worden jongeren tot 21 jaar onderwezen over HLB-personen, zodat jongeren verschillende seksuele oriëntaties normaal gaan vinden. Het is de bedoeling dat de jongeren leren zich niet negatief uit te laten over HLB-leeftijdsgenoten, hen niet anders of negatief behandelen en dat leerlingen open staan om contact te leggen met

HLB-leeftijdsgenoten zoals ze dat ook met andere klasgenoten doen. Via deze weg kan op langere termijn de negatieve attitude aangepast worden naar gender nonconforme en HLB-jongeren, met als gevolg dat zij positievere relaties opbouwen met hun leeftijdsgenoten.

Een aantal beperkingen van de huidige literatuurstudie dient genoemd te worden. Allereerst bestaat de mogelijkheid dat niet alle relevante artikelen zijn geïncludeerd, aangezien er uitsluitend gebruik is gemaakt van Nederlands- en Engelstalige artikelen die werden aangeboden door de Universiteit van Amsterdam. Ten tweede heeft een groot deel van de geïncludeerde studies plaats gevonden in de Verenigde Staten. Dit kan van invloed zijn op de resultaten aangezien er in de Verenigde Staten een veel grotere groep is die zichzelf als gelovig beschouwt in vergelijking tot Nederland (Collier, Horn, Bos en Sandfort, 2015). Dit gaat om een verschil van ongeveer 80% in de Verenigde Staten versus 22% in Nederland. De legitimering van de attituden naar homoseksualiteit hangt in de Verenigde Staten vaker samen met conventionele – en/of geloofsovertuiging in

(19)

vergelijking tot Nederland (Collier et al., 2015). Het is mogelijk dat er andere resultaten naar voren zouden komen wanneer er gebruik was gemaakt van onderzoeken uit andere landen, maar dit is niet met zekerheid te zeggen.

Momenteel is de literatuur rijk aan onderzoek naar de negatieve gevolgen van stigmatisering en pestgedrag, echter schiet de literatuur tekort in het inzoomen op waar de stigmatisering vandaan komt en waar deze te beïnvloeden zijn. Aangezien pesten kan leiden tot psychologische problemen is het belangrijk om te interveniëren, met als doel het voorkomen van pesten. Huidig

literatuuronderzoek toont aan dat de prioriteit van interventies ligt bij gender nonconforme jongens. Ondanks dat er momenteel weinig bekend is over seksuele oriëntatieverschillen zouden interventies zich op zowel gender nonconforme homo- als gender nonconforme heterojongeren moeten richten, aangezien er is aangetoond dat ook heteroseksuelen gepest kunnen worden vanwege hun gender expressie. Via interventies, zoals SchoolsOUT, kunnen sociale normen omtrent gender expressie onder de jeugd breder getrokken worden dan in de huidige situatie. Dit zal waarschijnlijk als resultaat hebben dat gender nonconforme en/of homoseksuele jongeren meer positieve relaties opbouwen, daardoor onder andere meer zelfvertrouwen ontwikkelen en dit de kans op langdurige internaliserende problemen verkleind.

(20)

Literatuur

Baams, L., Beek, T., Hille, H., Zevenbergen, F.C., & Bos, H. M. W. (2013). Gender nonconformity, perceived stigmatization, and psychological well-being in dutch sexual minority youth and young adults: a mediation analysis. Archives of Sexual Behavior, 42, 765-773. doi:10.1007/s10508-012-0055-z

Bailey, J. M., & Zucker, K. J. (1995). Childhood sex-typed behavior and sexual orientation: A conceptual analysis and quantitative review. Developmental Psychology, 31, 43.

*van Beusekom, G., Baams, L., Bos, H. M. W., Overbeek, G., & Sandfort, T. G. M. (2016). Gender nonconformity, homophobic peer victimization, and mental health: How same-sex attraction and biological sex matter. The Journal of Sex Research, 53, 98-108. doi:

10.1080/00224499.2014.993462

*van Beusekom, G., Roodenburg, S. C., & Bos, H. M. W. (2012). De rol van seksuele aantrekking tot hetzelfde geslacht en gender nonconformiteit in relaties van adolescenten met

leeftijdgenoten. Kind en Adolescent, 33, 251–263. doi:10.1007=s12453-012-0031-3 Bontempo, D. E., & D’Augelli, A. R. (2002). Effects of at-school victimization and sexual

orientation on lesbian, gay, or bisexual youths’ health risk behavior. The Journal of Adolescent Health,30, 364–374. doi:10.1016/S1054-139X(01)00415-3.

*Bos, H. M. W., & Sandfort, T. G. M. (2015). Gender nonconformity, sexual orientation, and Dutch adolescents’ relationship with peers. Archives of sexual behavior, 44, 1269-1279.

doi:10.1007/s10508-014-0461-5

Collier, K. L., Horn, S. S., Bos, H. W. M., & Sandfort, T. G. M. (2015). Attitudes toward lesbians and gays among American and Dutch adolescents. The Journal of Sex Research, 52, 140 -150.doi:10.1080/00224499.2013.858306

*Coyle, E. F., Fulcher, M., Trübutschek, D. (2016). Sissies, mama’s boys, and tomboys: Is children’s gender nonconformity more acceptable when nonconforming traits are

(21)

positive? Archives of Sexual Behavior, 45, 1827-1838. doi: 10.1007/s10508-016-0695-5 *D’Augelli, A. R., Grossman, A. H., & Starks, M. T. (2006). Childhood gender atypicality,

victimization, and PTSD among lesbian, gay, and bisexual youth. Journal of Interpersonal Violence, 21, 1462-1482. doi:10.1177/0886260506293482

Feinman, S. (1981). Why is cross-sex-role behavior more approved for girls than for boys? A status characteristic approach. Sex Roles, 7, 289–299. doi:10.1007/BF00287561.

Feinman, S. (1984).Astatus theory of the evaluation of sex-role and agerole behavior. Sex Roles, 10, 445–456. doi:10.1007/BF00287561.

Franklin, K. (2000). Antigay behaviors among young adults prevalence, patterns, and motivators in a noncriminal population. Journal of interpersonal violence, 15(4), 339-362.

doi:10.1177/088626000015004001

*Heinze, J. E., & Horn, S. S. (2014). Do adolescents' evaluations of exclusion differ based on gender expression and sexual orientation?. Journal of Social Issues, 70(1), 63-80. doi:10.1111/josi.12047

*Horn, S. S., & Nucci, L. (2003). The multidimensionality of adolescents' beliefs about and

attitudes toward gay and lesbian peers in school. Equity &Excellence in Education, 36, 136-147.doi:10.1080/10665680303507

Klima, T., & Repetti, R. L. (2008). Children's peer relations and their psychological adjustment: Differences between close friendships and the larger peer group. Merrill-Palmer Quarterly, 151-178.

Maccoby, E. E. (1998). The two sexes: Growing up apart, coming together. Cambridge, MA: Belknap Press.

Matthys, W., Cohen-Kettenis, P., & Berkhout, J. (1994) Boys' and girls' perceptions of peers in middle childhood: differences and similarities, The Journal of Genetic Psychology, 155:1, 15-24, doi:10.1080/00221325.1994.9914754

(22)

Angeles, CA: University of California Press.

Poteat, V. P., & Espelage, D. L. (2007). Predicting psychosocial consequences of homophobic victimization in middle school students. Journal of EarlyAdolescence, 27, 175–191. doi: 10.1177/027243160629483.

Poteat, V. P., O’Dwyer, L. M., & Mereish, E. H. (2012). Changes in how students use and are called homophobic epithets over time: Patterns predicted by gender, bullying, and victimization status. Journal of Educational Psychology, 104, 393–406.

doi:10.1037/a0026437.

Poteat, V.P., & Russell, S.T. (2013) Understanding homophobic behavior and its implications for policy and practice, Theory Into Practice, 52, 264-271. doi:10.1080/00405841.2013.829729 Rieger, G., & Savin-Williams, R. C. (2012). Gender nonconformity, sexual orientation, and

psychological well-being. Archives of Sexual Behavior, 41(3), 611-621. doi:10.1007/s10508-011-9738-0

Roberts, A. L., Rosario, M., Slopen, N., Calzo, J. P., & Austin, S. B. (2013). Childhood gender nonconformity, bullying victimization, and depressive symptoms across adolescence and early adulthood: An 11-year longitudinal study. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 52, 143–152. doi:10.1016=j.jaac.2012.11.006

Sandfort, T. G. M., Melendez, R. M., & Diaz, R. M. (2007). Gender nonconformity, homophobia, and mental distress in Latino gay and bisexual men. Journal of Sex Research, 44, 181–189. doi:10.1080/00224490701263819

SchoolsOUT. (z.j.) Opgehaald van http://www.nji.nl/nl/Databank/Databank-Effectieve Jeugdinterventies/Erkende-interventies/Schoolsout

Schope, R. D., & Eliason, M.J. (2004). Sissies and tomboys: Gender role behaviors and homophobia. Journal of Gay & Lesbian Social Services, 16, 73–97.

doi:10.1300/J041v16n02_05.

(23)

associations with overt and relational peer victimization and aggression in early adolescence. The Journal of early adolescence, 34, 463-485. doi:

10.1177/0272431613495446

*Toomey, R. B., Ryan, C., Diaz, R. M., Card, N. A., & Russell, S. T. (2010).

Gender-nonconforming lesbian, gay, bisexual, and transgender youth: school victimization and young adult psychosocial adjustment. Developmental psychology, 46, 1580-1589. doi:10.1037/a0020705

World Values Survey. (2009). World Values Survey 2005 Official Data File. Opgehaald van http://www.worldvaluessurvey.org

Wyss, S. E. (2004). This is my hell: The violence experienced by gender non-conforming youth in US high schools. International Journal of Qualitative Studies in Education, 17, 709–730. doi:10.1080/0951839042000253676.

*Young, R., & Sweeting, H. (2004). Adolescent bullying, relationships, psychological well-being, and gender-atypical behavior: A gender diagnosticity approach. Sex Roles, 50, 525–537. doi:10.1023/0000023072.53886.86

(24)

Table 1. Samenvatting en Omschrijving Van de Geïncludeerde Studies Auteurs en

jaartal

Titel Sample size Studie design Land 1; jongens vs

meisjes 1; HLB vs hetero 2; jongens vs meisjes 2; HLB vs hetero Aantal bladzijden Overige informatie van Beusekom, Baams, Bos, Overbeek en Sandfort (2016) Gender Nonconformity, Homophobic Peer Victimization, and Mental Health: How Same-Sex Attraction and Biological Sex Matter 1026 middelbare school scholieren. M= 13.4. Range 11 tot 16 cross-sectioneel, retrospectief Nederland 1.jongens rapporteren meer homofob. Uitgescholden 2. Meer GNC, meer schelden, relatie sterker voor jongens. relatie tussen GNC en uitschelden werd positiever naar mate SSA hoger werd

Hoe meer uitgescholden, hoe meer sociale angst; relatie sterker voor jongens. 1.SSA meer GNC, uitschelden, sociale angst, psychologische stress 2. hoger SSA, hogere relatie GNC en sociale angst 10 Inleiding: hogere mate GNC, hogere mate uitgescholden. Uitschelden meest voorkomende vorm van victimisatie op school Bos en Sandfort (2015) Gender Nonconformity, Sexual Orientation, and Dutch Adolescents’ Relationship with Peers

486 middelbare scholieren, klas 1 tm 3. M= 14.02. 217 mannen en 269 vrouwen. cross-sectioneel, retrospectief

Nederland Jongens over algemeen meer vicitimisatie, meer peer role strain dan meisjes (Gaat niet over GNC?) 1. Jongens met hogere SSA rapporteren meer victimisatie(niet alleen verbaal) 2. Jongens én meisjes sterkere SSA, meer peer role strain

1. jongens over algemeen lagere kwaliteit relatie rapportage .(Gaat niet over GNC?) 2. Associatie tussen SSA en kwaliteit relatie met klasgenoten significant voor beide seksen, maar sterker voor meisjes. 1. Jongens én

meisjes met sterke SSA en GNC, slechtere relaties met peers 2. Ook los van SSA, was GNC van invloed op relaties met peers. Dus ook voor heteroseksuelis GNC een gevaar. 10 Jongens en meisjes die hogere GNC rapporteerden scoorden hoger op victimisatie, gender role strain en lagere kwaliteit relaties (als inleiding, zonder jongens vs meisjes). Voor jongens alleen: meer SSA, meer GNC gedragingen

(25)

Collier, Horn, Bos en Sandfort (2015)

Attitudes Toward Lesbians and Gays Among American and Dutch Adolescents USA: 1080 studenten, M=15.86 NL: 1391 studenten, M=16.21 cross-nationaal, perspectieven vergelijken USA en Nederland 1.Nederlanders over het algemeen toleranter dan Amerikanen naar homo's en lesbi's. Verdeling tussen rechtvaardigingen van attituden naar homo's en lesbi's.

2. Wat iemand vindt

van homo/lesbi hangt af van wat diegene daarover gelooft (zo geboren ja/nee, religieus ja/nee).

80% van de Amerikanen rapporteerden wel eens naar de kerk oid te gaan versus 22% van de Nederlanders. Religie ook vaker gebruikt als rechtvaardiging van attituden onder Amerikanen. D'Augelli, Grossman en Starks (2006) Childhood GenderAtypicality, Victimization,and PTSD Among Lesbian,Gay, and Bisexual Youth 528 respondenten, 15-19 jaarM= 17.0352% man, 48% vrouw longitudinaal, 3 meetmomenten in 2 jaar tijd USA, New York 1.Significant meer mannen rapporteerden dat anderen hem hadden verteld dat hij anders was dan anderen. 2. 66% vd meisjes tomboy genoemd, 58% jongens sissies. Significant verschil. 3. Mannen voornamelijk gevictimiseerd door mannen, bij vrouwen gelijke verdeling mannen vrouwen. 4. Mannen rapporteren meer levenslange verbale victimisatie 5. Mannen leeftijd eerste verb SOV lager dan meisjes

6. Levenslange

fysieke victimisatie meer bij mannen

7. Levenslange

Seksuele victimisatie meer bij mannen, ook leeftijd eerste seks. SOV lager bij mannen dan vrouwen. 1.Gemiddelde leeftijd om SO te vertellen aan iemand anders was 15 jaar, geen verschil jongens of meisjes. 2.Eerste keer homof. Namec. Gemmiddeld 8 jaar. 3. Verbale SOV M= 13 jaar, Jongens 11, meisjes 14. 4. Fysieke SOV begin 13, geen verschil j vs m. 5. Seksuele SOV begin 13,5, jongens 13, meisjes 16. 6. Inleiding: 80% verbaal SOV, 14% fysiek, 9% seksueel.

(26)

Horn & Nucci (2003)

The

Multidimensionality of Adolescents' Beliefs About and Attitudes Toward Gay and Lesbian Peers in School 264 respondenten, 10th grade M= 15.6 en 12th grade M= 17.6. Goede verdeling jongen/meisje cross-sectioneel, retrospectieve vragenlijsten. USA, suburban Midwest 1. jongens: hoe je omgaat met homo's afhankelijk van mate van acceptatie van HL-peers. 2. Meisjes zelfde effect, maar leeftijd speelt een rol. (12e klas sowieso meer acceptatie ongeacht SO/GNC. 1. Jongeren minst tolerant/accepterende attituden tov homo/lesbi peers in contexten met veel interactie. 1. 1. Buiten sluiten en pesten (gebaseerd op SO en/of GNC) minder geaccepteerd bij hetero peers die GNC gedragen, dan homo/lesbi peers die GC of GNC gedragen. Dus SO zeker bepalend. 2. Hoe positiever houding tov homoseksualiteit, hoe meer ze tegen pesten/buitensluiten waren.

11 Leeftijd-effect: hoe ouder hoe relaxter onder LHB peers, maar dus afhankelijk van context. Dus: negatief effect op peerrelaties, want jongeren blijken de LHB-peers niet te dichtbij willen hebben. Toomey, Card en Casper (2014) Peers' Perceptions of Gender Nonconformity: Associations with overt and relational peer victimization and agression in early adolescence 318 studenten, M= 12.3. 56.3% vrouwen. Veel verschillende etniciteiten Cross-sectioneel, multi-informant aanpak (zelf- en peer rappoortages) USA, zuid-west 1. Peer-reported GNC geassocieerd met zelf- én peer-reported victimisatie voor jongens, en meisjes (Aspenlieder et al 2009 vond deze relatie alleen voor jongens) 2. Hoe meer peer-reported GNC, hoe meer peer-reported relationele agressie (geen sekse verschillen). 1. Relatie tussen peer reported GNC en peer reported open agressie was sterker voor meisjes dan voor jongens. 2. GNC meisjes werden vaker gezien als overtly agressief naar hun peers, dan jongens.

18 Vaak geen sekse verschillen gevonden. GNC gemeten aan 1 item die misschien meer dislike/negative evaluations of peers meet, dan nonconformiteit zelf. Toomey, Ryan, Diaz, Card en Russell (2010) Gender-Nonconforming Lesbian, Gay, Bisexual, and Transgender Youth: School Victimization and Young Adult Psychosocial Adjustment 245 LGBT jongeren tussen 21-25 jaar. M=22.8 42.5% gay, 27.8% lesbi, 13.1% bi, 16.7% anders. cross-sectioneel, retrospectieve vragenlijsten USA, rondom San Francisco Bay Jongens met een LGBT status op school ervaren significant meer victimisatie dan meisjes

SSA die zich gender conform gedragen,

positievere relaties dan SSA die GNC gedragn

(27)

Young & Sweeting (2004) Adolescent Bullying, Relationships, Psychological Well-Being, and Gender-Atypical Behavior: A Gender Diagnosticity Approach 1115 jongens en 1079 meisjes, allemaal 15-jarigen. (was al bestaande data) Heeft data gebruikt van eerder onderzoek: longitudinaal. Schotlan, rondom Glasgow 1. GNC jongens meer gepest, eenzaamheid ->, minder (mannelijke) vrienden dan GC peers. 2. GNC meisjes rapporteren meer gepest te worden, maar niet significant. 3. Voor beide seksen: meer mannelijkheid betekent meer cross-sex vrienden. Verklaring: jongens houden minder van ruwe spelletjes, minder fysiek verdedigen. En mannelijke nadruk op presteren in competitie groter effect als jongens dit afwijzen, dan meisjes. Ook: deze studie laat zien dat GNC adolesc. Gelijke problemen met peerrelaties als mensen die klinisch onder GID vallen. Coyle, Fulcher en Trübutschek (2016)

Sissies, mama's Boys, and Tomboys: is Children's Gender Nonconformity More Acceptable When Nonconforming Traits Are Positive? studie 1.48 studenten tussen de 18 en 22 jaar. Studie 2. 161 studenten M= 19.9 jaar. (sommigen kregen een beloning) cross-sectioneel, wel twee studies met elkaar vergelijken (tweede studie is verdiepend op de eerst studie). Richt zich op gender conforme en gender nonconforme jongeren (geen HLB) USA, studie 1. attituden: tomboys positief label en mama's boy, sissy en brat negatief. Mama's boy en tomboy geassocieerd met positieve eigenschappen, en sissy of brat negatieve eigenschappen (brat het ergst beoordeeld).

studie 2. sissy het meest gevaar; minst likeable en competent, meeste zorgen om maken, minst gesteund in zijn interesses en aangemoedigd om zich anders te gedragen. Tomboy en mama's boy tegenstrijdig. studie 2 omschrijft kleine kinderen, maar eigenschappen ook van belang in adolescentie. mannelijkheid wordt over het algemeen meer beloond (maatschappelijk), dus vrouwen voordeel aan mannelijke kenmerken overnemen, dan voor jongens om vrouwelijke kenmerken van lagere status over te nemen.

(28)

Heinze en Horn (2014) Do Adolescents'Evaluations of Exclusion Differ Based on Gender Expression and Sexual Orientation? 1069 studenten, 4 verschillende klassen M=15, 15.8, 16.8, 17.8. Alleen heteroseksuelen dit ingevuld cross-sectioneel USA 1. mannen: Gays eerder OK buitensluiten wanneer GNC gedragen, uitzien dan in activiteit. Hetero hetzelfde, maar GNC eruitzien het ergst. Even erg als bij gays. 2. vrouwen: lesbi's buitensluiten meer OK dan hetero's. GNC geen significante voorspeller. Weer een leeftijdsverschil: de jongste klas vond het meer OK om buiten te sluiten dan hogere klassen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Trigonella foenum graecum (fenugreek) seed powder improves glucose homeostasis in alloxan diabetic rat tissues by reversing the altered glycolytic, gluconeogenic

In het jaar 2015 betrof dit 819 gemelde slachtoffers van uitbuiting in de seksindustrie waarvan 79 procent meerderjarige vrouwen , 17 procent minderjarige vrouwen , 4

Veilig in de groep en van daaruit moet er contact met jongens kunnen zijn.' Een jongen vindt beperking van coëducatie tot de school prima: `In de groep moet het niet gemengd zijn,

• Wat zouden nog redenen (goede argumenten) kunnen zijn om de naakte kabouters toch in de voortuin te laten staan?. • Wat vind je van bovengenoemde oplossing om de kabouters

The cumulative realized response of 50% in body length for the EVEN year-group after six generations of selection (8.3% per generation), and the 33% for the ODD year-group after

rollen van mannen en vrouwen – mannen zijn de baas in seksuele relaties en vrouwen gedragen zich als lustobjecten en (b) opvattingen over de vrijblijvendheid van seksuele

Tijdens de puberteit verandert het lichaam van jonge mensen en zie je ook uiterlijke ver- schillen. Het geslachtsorgaan van meisjes noemt

Verder hebben we in dit onderzoek expliciet aandacht geschonken aan de verschillen tussen jongens en meisjes in de relatieve invloed van vriendschappen en bindingen met ouders en