• No results found

Verslag van een stikstofseminar in Denemarken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verslag van een stikstofseminar in Denemarken"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verslag van een

Denemarken

stikstofseminar in

D. W Bussink (gestationeerde van het NMI bij het PR)

Van 19 tot en met 22 september vond in Aalborg (Denemarken) een seminar plaats over het gedrag van stikstof die in organische afvalprodukten toegediend wordt aan de bodem. In dit verslag wordt een kort verslag gegeven van de onderzoeksresultaten -op het gebied van de ammoniakemissie, denitrificatie en nitraatuitspoeling die -op het seminar gepresenteerd werden.

Ammoniakemissie

In Nederland en Engeland zijn de laatste jaren veel metingen uitgevoerd om de ammoniakverlie-zen vast te stellen. Bij toedienen van dunne run-dermest in Nederland aan zandbouwland kunnen grote verliezen optreden, variërend van 25 tot 75 % van de met dunne mest toegediende am-moniumstikstof. Het weer heeft grote invloed op de vervluchtiging. Gedurende de eerste dag na toediening treedt het grootste verlies op, soms oplopend tot 70 % van het totale verlies. Er

be-staan grote verschillen in ammoniakverlies tus-sen mestsoorten en binnen mestsoorten. De waarden lopen uiteen van 0,35 kg ammoniaks-tikstof per m3 voor verdunde varkensmest tot 4,2 kg ammoniakstikstof per m3 voor kippemest. In Engeland vindt men bij het oppervlakkig versprei-den van dunne varkensmest slechts 12 % emis-sie van in de mest aanwezige ammoniakstikstof, terwijl dit in Nederland voo.r dunne varkensmest

57 % en in België 59 % is. Naast weer- en

grondsoot-tverschillen lijkt het droge-stofgehalte

Emissieonderzoek in Nederland.

(2)

van de varkensmest, dat in Engeland veel lager is, van groot belang te zijn. Om de ammoniakemissie te reduceren kan dunne mest geïnjecteerd wor-den. Brits onderzoek gaf bij injectie van dunne varkensmest een ammoniakemissie van minder dan een procent van de in de dunne mest aanwe-zige ammoniak.

In Nederland is de afgelopen twee jaar veel on-derzoek gedaan naar de ammoniakemissie uit urineplekken en mestflatten. Op zandgrasland werd in tien dagen een emissie van gemiddeld ongeveer 10 procent van de in totaal toegediende stikstof aangetoond bij gebruik van de tunnelme-thode en kunsturine. Over een langere tijdspe-riode werd gemiddeld een percentage van 13 ge-vonden. Het emissiepercentage voor mestflatten was vrijwel hetzelfde. (Bij deze resultaten dient opgemerkt te worden dat in de tunnel een con-stante hoeveelheid lucht werd aangevoerd die ammoniakvrij was). Veldmetingen naar de emis-sie tijdens beweiding op een kalkrijke kleigrond gaven aan dat gemiddeld ongeveer 9 procent van de uitgescheiden stikstof via urine en faeces ver-vluchtigde. Het bij deze proeven gebruikte weide-systeem was omweiden. Tussen de weideperi-oden bestonden enorme verschillen, variërend van 5 tot 15 % van de uitgescheiden stikstof. Weersinvloeden en cultuurmaatregelen (zoals bloten) waren hier debet aan.

Y+

Denitrificatie

%

*,yd, ‘L

Gunstige omstandigheden vo r denitrificatie (het omzetten van nitraat in stikstofgas) zijn hoge tem-peraturen (15OC), vochtige grond en de aanwezig-heid van voldoende gemakkelijk afbreekbare or-ganische stof. De denitrificatiesnelheid kan dan oplopen tot 2 kg stikstof (N) per ha per dag. Zelfs bij temerpaturen beneden 6OC kan denitrificatie optreden. Het jarenlang toedienen van organi-sche mest of het toepassen van groenbemesting bevordert de denitrificatie vanwege de grote hoe-veelheden organische stof in de bodem. De vari-atie in denitrificvari-atie binnen een veld neemt even-eens sterk toe. Dit wordt veroorzaakt door de ongelijke verdeling van de toegediende mest over

In deze wagen vindt de analyse plaats.

het veld. Toediening van dunne mest in de herfst geeft veel denitrificatieverlies in tegenstelling tot voorjaarstoediening. Het beperken van de ammo-niakemissie door mest te injecteren geeft meer denitrificatieverlies met name bij toediening in de herfst. In Nederland wordt echter nooit in de herfst ge’injecteerd.

Nitraatuitspoeling

Metingen van het Rijksinstituut voor Milieuhy-giëne (RIVM) naar de kwaliteit van ondiep grond-water (1 tot 2 meter beneden maaiveld) op de stikstofproefbedrijven laten een grote variatie zien in het nitraatgehalte. In de meeste gevallen lag het nitraatgehalte te hoog.

Engels onderzoek toont aan dat een jaarlijkse toediening van 35 ton stalmest (= 238 kg N/ha) per hectare gedurende 135 jaar aan bouwland het organisch stofgehalte van de grond kan verdub-belen. Dit betekent een toenemende mineralisatie en dus meer kans op nitraatuitspoeling (en deni-trificatie). Ophoping vond nauwelijks nog plaats, hetgeen betekent dat op jaarbasis een hoeveel-heid stikstof beschikbaar komt die vergelijkbaar is met 238 kg N. De stikstofmineralisatie loopt vaak niet synchroon met de gewasopname. Na de oogst kan er nog veel stikstof gemineraliseerd en uitgespoeld worden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ja, klimaatverandering heeft grote negatieve gevolgen voor de natuur en nog lang niet alle effecten zijn precies in beeld, maar we heb- ben ook vat op de veerkracht van de natuur.

Voor niet-vergunningplichtige activiteiten die in hun huidige vorm geen significante negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het IJsselmeergebied zijn

In een traditioneel beheerde griend wordt de hergroei op de hakhoutstoven doorgaans elke 3 tot 5 (hooguit 10) jaar afgezet. Nog intensiever beheerde grienden hebben een 1-

Het beeld dat de Europese rivierkreeft is verdrongen door uitheemse rivierkreeften klopt voor een groot deel niet, omdat de meeste exoten andere biotoopvoorkeuren hebben.. De

Dit zijn de volgende Greenportregio’s en respectievelijke regionale programma’s voor kennis en innovatie: Westland Oostland (Innovatie en Demonstratie Centra),

Op korte termijn zijn voor deze soort maatregelen nodig omdat de trendmatige ontwikkeling sinds 2003/2005 afnemend was (van meer dan 900 (974) naar 653 broedpaar).. Om weer op

Opwarmend en koelend vermogen zijn voor nachten met een minimum- temperatuur hoger dan 20°C, berekend als de som van de temperatuurverschillen voor uren waarin het water warmer

In de jaren daarna heeft de populatie zich nauwelijks hersteld, doordat het rietareaal als gevolg van begrazing door ganzen sterk is afgenomen en de grens tussen open water