Vrouwvriendelijkheid bij Atria
De invloed van de ordenings -en beschrijvingsprincipes en procedures
op de inhoud van het archief en de cultuurhistorische functie
Naam: Nadine Groffen (10336966) E-mail:
Datum: 27 februari 2019 Begeleider: dr. Annet Dekker
Tweede lezer: prof. dr. Charles Jeurgens
2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Methode 8 2.1 Het archiveringsysteem 8 2.2 Het classificatiesysteem 9
3. De cultuurhistorische functie van archief: van kennisproductie tot activisme 12
3.1 Cultureel erfgoed, historisch -en wetenschappelijk onderzoek 12
3.2 Internationalisme 16
3.3 Activisme 19
4. Van traditionele ingrediënten naar een eigen recept 22
4.1 Het herkomstbeginsel 23
4.2 De praktische keuzes achter de handleidingen voor persoons-, familie- en organisatiearchief 26
4.3 De ordenings -en beschrijvingsprincipes voor persoons-, familie -en organisatiearchief 28 4.4 Encoded Archival Description (EAD) 30
4.5 Effect op het archief 32
5. Onzichtbare kennis over vrouwen in de NBV-inventaris 35
5.1 De mate van onomkeerbaarheid van standaarden 35
5.2 De vindbaarheid van informatie tussen de twee classificatiesystemen 37
5.3 De informatie die buiten het systeem valt 40
5.4 De invloed van het systeem op de inhoud en vindbaarheid van het archief 44
Conclusie 45
3
1. Inleiding
‘in reality […] the archive by its very nature is characterised by gaps. Some of these are random – the result of spilt cups of tea, or the need for a scrap of paper for a shopping list. Any archive is a product of the social processen and systems of its time, and reflects the posititions and exclusions of different groups or individuals within those systems.’1
Archivaris Sue Breakell stelt dat een archief een product is van de sociale processen en systemen uit zijn tijd. In dit onderzoek staat vrouwenarchief binnen het systeem van Atria centraal en hun ordenings -en beschrijvingsprincipes en procedures als processen. Atria zet zich als Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis in voor het verzamelen, beheren en delen van erfgoed over de positie van de vrouw, genderverhoudingen en
vrouwenbewegingen.2 Vrouwen zijn als minderheidsgroep namelijk ondervertegenwoordigd
in de geschiedschrijving. Renée Römkens en Anita Wiersma, directrice en onderzoeker van
Atria, betogen dat vrouwen hier steeds meer erkenning voor krijgen.3 Ze stellen dat de invloed
van disciplines, zoals vrouwengeschiedenis en genderstudies, groeit. Hierdoor worden steeds
meer gaten in de geschiedenis gevuld.4 Atria speelt hier een belangrijke rol in, omdat zij
archieven en andere bronnen verzamelen die de gaten in de geschiedenis kunnen opvullen. Archief moet wel geordend en beschreven worden om informatie over vrouwen vindbaar te maken. Door een archief te ordenen en beschrijven vertelt de archivaris een verhaal over een archief. Hier schuilt een ‘gevaar’ in volgens archivarissen Wendy M. Duff en Verne Harris, namelijk de ‘macht’ van de metanarrative. Hiermee kan een archivaris de betekenis van een archief veranderen, namelijk door stemmen te marginaliseren, om kennis te
produceren, en macht uit te oefenen.5 Atria wil als kennisinstituut vrouwen een stem geven en
stiltes in de geschiedschrijving opvullen, maar hoe geschikt zijn haar ordenings -en
beschrijvingsprincipes en procedures hiervoor? De ordenings -en beschrijvingsprincipes en procedures zijn relevante onderzoeksobjecten. Mijn onderzoek richt zich hiermee onder
1 Renée Römkens en Anita Wiersma, ‘The Archival Turn: Archiving as a Tool for Empowerment’, in: Noortje
Willems de e.a., Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 37 - Gender and archiving: past, present, future (Amsterdam/Hilversum 2017) 9-20, aldaar 12.
2 https://www.atria.nl/nl/over-atria/organisatie, geraadpleegd op 2 maart 2018.
3 Römkens en Wiersma, ‘The Archival Turn: Archiving as a Tool for Empowerment’, 9. 4 Idem.
5 Wendy M. Duff en Verne Harris, ‘Stories and Names: Archival Description as Narrating Records and
4
andere op de stiltes die kunnen ontstaan in de structuur en context van vrouwenarchief. Er zijn namelijk al verschillende onderzoeken gedaan naar stiltes van vrouwen in de inhoud van
archief.6 Er is echter weinig onderzoek gedaan naar de context en structuur waarbinnen
archief betekenis krijgt.7
Archivaris Laura A. Miller biedt in haar handboek Archives principles and practices twee uitgebreide definities van ordenen en beschrijven. Ordening beschrijft ze als ‘[…] the process of ordering material intellectually or phsysically, in keeping with provenance and original order, to support physical security and control, and to illuminate content, context and structures.’8 Beschrijven is volgens Miller ‘ […] the act of establishing intellectual control
over archives, by creating tools that identity and describe the content, context, and structure of
archives, as well as their origins and their relationship to the creating agency or individual.’9
Beide processen hebben als doel de inhoud, context en structuur van een archief duidelijk te maken.
Een archiefbeschrijving is daarmee een informatiestructuur die het kader creëert
waarmee gebruikers10 zich oriënteren op het verleden. De gebruikers van Atria hanteren
archiefbeschrijvingen als kaders om archieven over vrouwen en gender geschiedenis te benaderen. Deze kaders zijn onzichtbare containers, omdat archivarissen zich niet altijd bewust zijn welke containers ze gebruiken en waarom. Daarom biedt een archiefbeschrijving volgens linguïst K. J. Rawson de macht ‘to name and identify’, oftewel de creatie van een classificatie.11 Een classificatie geeft een ruimtelijke en tijdelijke segmentatie van de wereld weer, omdat het betekenis geeft aan dat wat omschreven wordt. Op deze wijze wordt kennis gevormd over het archief, maar ook bepaald welke informatie zichtbaar of onzichtbaar wordt
6 A. Burton, ‘Foreword: “Small Stories” and the Promise of New Narratives’, in: Nupur Chaudhuri de e.a.,
Contesting Archives. Finding women in the sources (University of Illinois Press 2010) vii-x.
Ann Laura Stoler, Along the archival grain : epistemic anxieties and colonial common sense (Princeton University Press 2009). Betty Joseph, Reading the East India Company, 1720-1840 : colonial currencies of
gender (University of Chicago Press 2004).
7 Heather MacNeil, ‘What finding aids do: archival description as rhetorical genre in traditional and web-based
environments’, Archival Science (2012) 486-500, aldaar 494.
8Laura A. Miller, Archives principles and practices. Second Edition (Londen 2017) 214.
9 Idem.
10 Gebruikers zijn mensen die het archief van Atria fysiek bezoeken of via de website raadplegen, zoals
onderzoekers, journalisten, studenten en anderen. S.E. Wieringa, ‘The (Sexual) Revolution of the Amsterdam Women’s Archives and Library’, in: Saskia E. Wieringa, Traveling Heritages. New Perspectives on Collecting,
Preserving and Sharing Women’s History (Amsterdam 2008) 17.
11 K.J. Rawson, ‘The Rhetorical Power of Archival Description: Classifying Images of Gender Transgression’,
Rhetoric Society Quarterly (2017) 1–25, 5 en 21.Rawson baseert zijn analyse op het boek Sorting Things Out:
5
gemaakt.12 Al met al vormen de archiefbeschrijvingen de classificaties binnen de inventaris
die als classificatiesysteem fungeren.
Atria gebruikt verschillende ordeningsprincipes -en procedures om een inventaris van een archief te creëren. Zo maakt Atria gebruik van het herkomstprincipe geïnspireerd uit De Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven.13 Deze standaard is onder andere gecreëerd door archivaris Robert Fruin die in 1917 niets ziet in het bewaren van een archief van een kookschool voor vrouwen. ‘Neither society, nor science, nor the arts would lose
anything if this archive were not preserved but were to be lost’.14 Fruin acht de preservering
van vrouwenarchief niet belangrijk voor de samenleving. Ondanks dat in dit onderzoek het proces van preservering niet centraal staat, creëert de uitspraak van Fruin wel verschillende vraagtekens bij het gebruik van zijn standaard voor het ordenen van vrouwenarchief. Waarom gebruikt Atria dan juist deze standaard voor haar ordeningsproces en heeft dat impact op de betekenis van vrouwenarchief die door deze ordening wordt gecreëerd? Deze vragen leiden voor mij tot een centrale onderzoeksvraag:
Welke invloed hebben de processen van ordenen en beschrijven binnen het
archiveringsysteem van Atria op de inhoud van het archief en de cultuurhistorische functie die hiermee Atria wil bereiken?
Atria verstaat onder archief ‘papieren van particuliere organisaties en individuen’ die
betrekking hebben op vrouwen, vrouwenbewegingen en LGBT15.16 De verschillende
archieven bestaan onder andere uit ‘dagboeken, brieven, manuscripten, tekeningen en
fotoboeken’.17 Een belangrijke kanttekening bij het archief van Atria is dat het archief zowel
bestaat uit het ‘geheel van archiefbescheiden, ontvangen of opgemaakt door een persoon,
groep personen of organisatie’18 als uit documentatiemateriaal. Onder documentatiemateriaal
12Geoffrey C. Bowker en Susan Leigh Star, Sorting Things Out: Classification and Its Consequences (Mit Press
Ltd 2000) 10.
13 Francisca de Haan en Annette Mevis, ‘The iav/iiav’s Archival Policy and Practice. Seventy Years of
Collecting, Receiving, and Refusing Women’s Archives (1935-2005)’ in: Saskia E. Wieringa, Traveling
Heritages. New Perspectives on Collecting, Preserving and Sharing Women’s History (Amsterdam 2008) 23-46,
aldaar 25-26.
14 Idem, aldaar 24.
15 LGBT is een Engelse afkorting die vertaald naar het Nederlands staat voor lesbisch, homoseksueel, biseksueel
en transgender.
16De Haan en Mevis, ‘The iav/iiav’s Archival Policy and Practice.’, 23. Römkens en Wiersma, ‘The Archival
Turn: Archiving as a Tool for Empowerment’, 10.
17https://www.atria.nl/nl/collectie/archief, geraadpleegd op 10 mei 2018.
18 A.J.M. den Teuling, Archiefterminologie voor Nederland en Vlaanderen (2007 Stichting Archiefpublicaties)
6
versta ik documenten die zich niet in het archief van de eigen archiefvormer bevinden, zoals krantenknipsels of foto’s. De krantenknipsels worden bijvoorbeeld niet alleen bij de uitgever bewaard, maar bij een persoon of organisatie die de kranten verzameld naast het archief wat de persoon of organisatie zelf heeft gevormd. De term archief staat in dit onderzoek voor archief van vrouwen en vrouwenbewegingen bij Atria en niet over hun eigen archief, tenzij dit expliciet vermeld wordt.
In hoofdstuk 1 onderzoek ik verder wat archief precies betekent voor Atria. Ik geef antwoord op de vraag: ‘Wat is de cultuurhistorische functie van archief bij Atria?’. De cultuurhistorische functie van archief gaat over archief van organisaties en individuen dat als
bron voor historisch onderzoek en voor de functie van cultureel erfgoed wordt gebruikt.19 Ik
analyseer hiervoor de geschiedenis van Atria door middel van literatuuronderzoek. Ik belicht de geschiedenis van Atria vanuit de drie motivaties achter de oprichting van Atria in 1935, namelijk archief voor cultureel erfgoed en historisch -en wetenschappelijk onderzoek, internationalisme en activisme. Ik onderzoek de motivatie van Atria, omdat ik hiermee analyseer in hoeverre de keuze voor bepaalde ordenings -en beschrijvingsprincipes passen bij de doelstelling van Atria en het archief waarmee ze die doelstelling willen bereiken.
In hoofdstuk 2 bespreek ik welke ordenings -en beschrijvingsprincipes en procedures Atria precies gebruikt. Ik onderzoek de peridode van 1989 tot 2015, omdat Atria pas in de jaren ’80 professioneel archief gaat ordenen en beschrijven. Ik licht toe welke standaarden Atria gebruikt, waarom ze dat doet, welke concessies hiervoor zijn gedaan en welk effect dit heeft op haar archief. Zo bespreek ik de keuze van Atria voor het herkomstprincipe uit de Handleiding en worden de voor -en nadelen van het gebruik van Encoded Archival
Description (EAD) besproken. De informatie over welke keuzes Atria maakt is afkomstig van een interview met Annette Mevis, de archivaris van Atria, van beleidsstukken en literatuur. De resultaten geef ik weer in het archiveringsysteem van archivaris Peter Horsman.
In hoofdstuk 3 bestudeer ik de ordening en beschrijving van het archief van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid (NBV) als case-study. Ik vergelijk hiervoor een analoge inventaris van het NBV uit 1989 met de digitale inventaris van het NBV uit 2015, omdat het archief dat jaar is gedigitaliseerd en de inventaris in EAD is gezet. Ik onderzoek in hoeverre de ordenings -en beschrijvingsprincipes uit hoofdstuk 2 terugkomen in de inventaris van het NBV. Ik analyseer verder op welke manier standaardisatie van die principes zorgt
19 Theo Thomassen, ‘Een korte introductie in de archivistiek’, in: Peter Horsman de e.a., Paradigma; Naar een
7
voor welke informatie uit het NBV zichtbaar en onzichtbaar wordt en wat dit doet met de betekenis van het archief. In het volgende hoofdstuk laat ik eerst zien welke methode ik toepas.
8
2. Methode
In dit onderzoek staat het systeem van Atria en de processen van ordenen en beschrijven centraal. Ik analyseer welke invloed het systeem en de processen hebben op de inhoud van het archief dat zich in de collectie van Atria bevindt en in hoeverre dit past bij de
cultuurhistorische functie die Atria met haar archief voor ogen heeft. Ik maak hiervoor gebruik van het archiveringsmodel van Horsman en de gehanteerde methode in het boek Sorting Things Out: Classification and Its Consequences van informaticus Geoffrey C. Bowker en sociologe Susan Leigh Star.
2.1 Het archiveringsysteem
Ik analyseer de processen ordenen en beschrijven van Atria met behulp van een model: het archiveringsysteem. Horsman heeft dit model als methode ontwikkeld voor het systematisch verzamelen, analyseren en interpreteren van onderzoeksgegevens over archivering. Hij definieert het archiveringsysteem als het ‘geheel van documenten, metadata, processen, procedures, kennis, regels, middelen en mensen waarmee een persoon of organisatie zich voorziet van betrouwbare en duurzame informatie ten behoeve van bedrijfsvoering,
herinnering en verantwoording’.20
Afbeelding 1: Het ‘archiveringsysteem’ (het model is oorspronkelijk afgeleid van het model Blumenthal).
20Peter Horsman, Abuysen ende desordiën: archiefvorming en archivering in Dordrecht, 1200-1920
9
Het gebruik van het archiveringsysteem is geschikt voor dit onderzoek, omdat het zichtbaar maakt welke factoren invloed uitoefenen op het proces van ordenen en beschrijven. Ordenen en beschrijven vindt plaats in het primaire transformatiesysteem van het model, maar dit proces staat niet op zichzelf. Het besturingssysteem en de omgeving van Atria beïnvloeden dit primaire proces. In de omgeving van Atria bevinden zich bijvoorbeeld universiteiten die meer archief over vrouwen nodig hebben voor onderzoek binnen hun genderstudies. Het bestuur van Atria kan dan besluiten om meer geld beschikbaar te stellen ter inventarisatie van vrouwenarchief bij Atria. Deze factoren hebben invloed op hoe een inventaris vanuit het primaire proces in het archiefsysteem terecht komt. Het archiefsysteem (in het model
weergegeven als ‘archiveringsysteem’) is de plek waar vrouwenarchief wordt bewaard met de inventarissen die toegang bieden tot dit archief, zodat deze producten beschikbaar kunnen worden gesteld aan de omgeving van Atria.
2.2 Het classificatiesysteem
Bowker en Star onderzoeken de rol van onzichtbaarheid in classificatie van menselijk gedrag
binnen de gezondheidszorg.21 De onzichtbare rol gaat over de financiële, praktische en morele
overwegingen die schuilgaan achter de creatie van een classificatiesysteem. Bowker en Star omschrijven een classificatiesysteem als ‘a set of boxes (metaphorical or literal) into which
things can be put to then do some kind of work- bureaucratic or knowledge production.’22 In
dit onderzoek beschouw ik een inventaris hetzelfde als een classificatiesysteem. Een inventaris is een toegang die bestaat uit een overzicht van archiefbeschrijvingen die de
context, structuur en gebruikersmogelijkheden van een archief uiteenzetten.23 De theorie van
Bowker en Star is relevant, omdat het een hulpmiddel biedt om de factoren die schuilgaan achter de informatiestructuur van Atria te achterhalen. Op deze manier kijk ik in hoeverre hun ordenings -en beschrijvingsprincipes eigenlijk passen bij het archief en het doel dat ze ermee willen bereiken.
Bowker en Star omschrijven de samenkomst van informatiestructuren in een classificatiesysteem als het proces van convergence. Dit is ‘het dubbele proces waarin
informatie objecten (EAD) en sociale werelden interacteren en samenkomen’.24 Achter de
informatiestructuur gaan allerlei standaarden, categorieën, technologieën en fenomenologie
21 Bowker en Star, Sorting Things Out, 5. 22 Ibidem, 10.
23Den Teuling, Archiefterminologie, 131.
10
schuil die samenkomen in een infrastructuur. Om deze factoren te achterhalen draaien Bowker en Star het proces van convergence om en passen ze infrastructural inversion toe. Dit proces gaat enerzijds over de herkenning van de onderlinge afhankelijkheid van technische
netwerken en standaarden, en anderzijds over de herkenning van de politiek en
kennisproductie achter een standaard.25 Door afhankelijke factoren in een informatiestructuur
te herkennen, voorkomt de onderzoeker dat de infrastructuur onzichtbaar wordt.
Ik vergelijk de standaarden waaruit de ordenings -en beschrijvingsprocedures en principes van Atria voortkomen met zes dimensiecriteria die een standaard volgens Bowker en Star kenmerken. De criteria worden weergegeven in tabel 1. Door de standaarden met de criteria te vergelijken, wordt duidelijk met wat voor standaard Atria te maken heeft. Bowker en Star stellen dat ‘each standard and each category valorizes some point of view and silences another. This is not inherently a bad thing - indeed it is inescapable. But it is an ethical choice,
and as such it is dangerous - not bad, but dangerous’.26 Door te standaardiseren wordt
onvermijdelijk bepaalde informatie wel in een archiefbeschrijving opgenomen en andere informatie niet. Duff en Harris concluderen dat hoe wijder verspreid een standaard is hoe
groter de macht is ten koste van minderheden.27 Een standaard voldoet dan aan het derde
dimensiecriterium uit de tabel.
De term ‘standaard’ heeft verschillende dimensies:28
1. Een standaard is een verzameling geaccepteerde regels voor de productie van tekstuele of materiële objecten.
2. Een standaard omvat meer dan één community of practice. Het heeft zowel een tijdelijk bereik als een bereik dat tijd-overstijgend is.
3. Een standaard is ontwikkeld om zaken samen te laten werken over afstand en statistieken.
4. Wettelijke organen verplichten het gebruik van een standaard.
5. Er is geen natuurlijke wet die ervoor zorgt dat de beste standaard gebruikt wordt. Dit is afhankelijk van de marketing achter een standaard.
6. Een standaard heeft bepaalde kenmerken die moeilijk en duur zijn om te veranderen. Tabel 1. Dimensie criteria van een standaard volgens Bowker en Star.
25 Bowker en Star, Sorting Things Out, 34. 26 Ibidem, 5.
27 Duff en Harris, ‘Stories and Names’, 281 en 284. 28 Bowker en Star, Sorting Things Out, 13-14.
11
De ordenings -en beschrijvingsprincipes van Atria zitten verwerkt in een
informatiestructuur. Volgens Bowker en Star komt een infrastructuur vanzelfsprekend over, maar het is juist van belang de onderlinge afhankelijkheid en integratie van de principes te herkennen. Dit is wat Bowker en Star de ubiquity, alomtegenwoordigheid, van infrastructurele inversie noemen. Juist door de verschillende classificaties van de standaarden los te zien, herken je ruimtes die niet geclassificeerd of gestandaardiseerd worden. Sommige ruimtes zijn zelfs letterlijk te herkennen door classificatie die ‘overig of ‘niet elders geclassificeerd’ heten.29 Dit doe ik in relatie tot de practical politics achter de procedures en principes van Atria, omdat de praktische keuzes tot gebruik van een standaard laten zien waarom de standaard is gebruikt.30
Vervolgens bekijk ik welke informatie de ordenings -en beschrijvingsprincipes zichtbaar maken en wat dit zegt over de betekenis van het NBV-archief. Bowker en Star analyseren de zichtbaarheid van classificatie door de materialiteit en het symbolisme van
elkaar te scheiden.31 Ik bekijk welke elementen van de ordenings -en beschrijvingsprincipes
van Atria voor standaardisering zorgen en welke inhoud van het NBV-archief hiermee naar boven komt. De inhoud die de ordenings -en beschrijvingsprincipes naar bovenhaalt is de kennis die over het NBV-archief wordt gegeven. Bowker en Star noemen deze informatie ‘the
past as indeterminate’.32 De kennis van het verleden wordt weergegeven in de
archiefbeschrijving van de inventaris. Die kennis is in 2015 hergebruikt door de inventaris te ontsluiten met EAD. De vraagt is wat er met de interpretatie van het NBV-archief gebeurt, als de informatie uit de inventaris wordt hergebruikt in een technische standaard. Voordat ik inga op de effecten van de ordenings -en beschrijvingsprocessen van Atria, bestudeer ik in het volgende hoofdstuk de geschiedenis van Atria om te achterhalen welk doel Atria met haar archief wil bereiken.
29 Bowker en Star, Sorting Things Out, 38-39. 30 Ibidem, 42.
31 Ibidem, 39. 32 Ibidem, 40.
12
3. De cultuurhistorische functie van archief: van kennisproductie tot activisme
‘The fact that state archives would not consider keeping the archives of women and women’s organizations was one of the reasons to establish the iav in the first place.’33
Atria wil erfgoed van vrouwen behouden om vrouwen in de samenleving een stem te geven en gaten in de geschiedenis te vullen. Dat de overheid bijna meer dan een eeuw geleden geen vrouwenarchief preserveerde was één van de aanleidingen om een particuliere organisatie op te richten die dit wel deed, maar er zijn nog meer redenen. Ik heb drie motivaties tot
oprichting van Atria gedestilleerd uit de literatuur over Atria. De motivaties geven de
cultuurhistorische functie van het archief34 van Atria weer. De motivaties omvatten: cultureel
erfgoed en historisch -en wetenschappelijk onderzoek, internationalisme en activisme. Deze historische motivaties laten naar mijn mening zien hoe Atria vrouwenarchief gebruikt om de positie van vrouwen in de samenleving te versterken. De uiteenzetting van deze motivaties zijn van belang om later in dit onderzoek te analyseren hoe de ordenings -en
beschrijvingsprincipes en procedures van Atria passen bij het archief en het doel dat ze ermee willen bereiken.
3.1 Cultureel erfgoed, historisch -en wetenschappelijk onderzoek
Op 3 december 1935 werd het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (hierna:
Atria)35 opgericht in Amsterdam. Atria werd opgericht om de geschiedenis van
vrouwenbewegingen te documenteren, wetenschappelijk onderzoek te doen en een
gespecialiseerde bibliotheek op te zetten.36 De basis en de ontwikkeling van Atria is
verbonden met de drie oprichters: Johanna W.A. Naber (1859-1941), Rosa Manus
(1881-1942) en Willemijn Posthumus-van der Groot (1897-1989).37 De oprichters wilden niet alleen
een opslag over vrouwenkennis, maar ook een meer volledig weergave van de geschiedenis
33 De Haan en Mevis, ‘The iav/iiav’s Archival Policy and Practice’, 24.
34 Archief omvat de archieven in de collectie van Atria en niet haar eigen archief.
35 Het kenniscentrum heet pas vanaf 2013 ‘Atria’. Van 1935 tot maart 1988 heette het Instituut Internationaal
Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV). Op 8 maart 1988 werd de naam veranderd naar het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV). Tussen 2009 en 2013 heeft het kennisinstituut nog meer andere namen gehad zoals: Aletta, Instituut voor Vrouwengeschiedenis en Aletta E-Quality. Om verwarring te voorkomen houd ik in hoofdstuk 3 de huidige benaming Atria aan.
https://www.atria.nl/nl/over-atria/geschiedenis, geraadpleegd op 22 mei 2018.
36 Römkens en Wiersma, ‘The Archival Turn’, 11-12.
37 Franciska de Haan, ‘Archive Fever, Resistance, and Loss. A Rereading of the IAV’s Early History’ in: Noortje
Willems de e.a., Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 37 - Gender and archiving: past, present, future (Amsterdam/Hilversum 2017) 21-38, aldaar 25.
13
en produceren van kennis over de positie van vrouwen in de samenleving over hun tijd. Hun missie was voorkomen dat vrouwenorganisaties en individuele vrouwenstemmen werden gemarginaliseerd en ‘silenced’.38
Bij feministen uit de jaren ’20 en ’30 steeg het bewustzijn dat cultureel erfgoed over vrouwen verzameld en bewaard moet worden om de geschiedenis van de vrouwenbeweging niet verloren te laten gaan. Deze geschiedenis was onderdeel van de eerste feministische
golf.39 Veel documenten over vrouwenkiesrecht en vrouwenrechten waren vernietigd of
gefragmenteerd bewaard bij individuen. Johanna Naber wilde dit feministisch erfgoed preserveren en onderzoek naar vrouwengeschiedenis faciliteren. Naber hoorde bij de ‘oude’ generatie feministen en publiceerde als amateurhistoricus verschillende boeken. Ze werd in
1908 de ‘feministische’ mentor van Rosa Manus.40De stichters richtten Atria als veilige
plaats op om vrouwenerfgoed te bewaren. Vrouwen in binnen -en buitenland werden
opgeroepen om boeken, brieven, pamfletten op sturen, zodat deze bewaard konden worden in hun bibliotheek.41
Atria werd niet alleen opgericht voor het behoud van cultureel erfgoed en het belang van historisch onderzoek, maar had ook kennisproductie als doel. De oprichters wilde wetenschappelijke kennis en onderzoek faciliteren om de rol en rechten van vrouwen in het
heden te beschermen en promoten.42 Willemijn Posthumus-van der Groot had als
hoogopgeleide jonge feministe de grootste motivatie om wetenschappelijk onderzoek naar feminisme te verrichten. Ze behaalde als eerste vrouw een PhD in economie. Ze werd een actieve feministe in de jaren ’30. Haar motivatie tot activisme waren de plannen van de overheid om betaalde arbeid voor vrouwen in te perken en terug te draaien. De feministen uit deze periode realiseerden zich hoe weinig ze wisten van de eerdere feministische strijd waarmee ze hun activisme konden onderbouwen. De behoefte aan ‘well-documented knowledge’ was een grote motivatie voor oprichting van Atria.43
Atria was niet erg actief bezig met de cultuurhistorische functie van het archief tussen de jaren 1940 en 1970. Dit had enerzijds te maken met het uitbreken van de Tweede
Wereldoorlog op 10 mei 1940 waar ik in de volgende paragraaf verder op in ga. Anderzijds
38 Römkens en Wiersma, ‘The Archival Turn’, 11-12.
39De Haan en Mevis, ‘The iav/iiav’s Archival Policy and Practice’, 27.
De eerste feministische golf duurde van circa 1850 tot 1940.
40 De Haan, ‘Archive Fever, Resistance, and Loss’, 25.
41 De Haan en Mevis, ‘The iav/iiav’s Archival Policy and Practice’, 27.
42 De Haan, ‘Archive Fever, Resistance, and Loss’, 31 en De Haan en Mevis, ‘The iav/iiav’s Archival Policy and
Practice’, 27.
14
werd dit veroorzaakt omdat er na 1947 ‘geen actieve vrouwenbeweging meer was met een levendige en wetenschappelijke interesse in de geschiedenis van de beweging, en Atria een
bibliothecaris in dienst nam en geen opgeleide archivaris’. 44 De naoorlogse periode werd
sterk gekenmerkt door de patriarchale samenleving waarin de vrouw tot in 1956 juridisch
handelingsonbekwaam was en werd ontslagen als ze trouwde en zwanger werd.45 Bovendien
was het onderscheid tussen bibliothecaris en archivaris in die tijd nog niet zo groot als het nu is. Zo heeft Suzanne Briet als vrouwelijke bibliothecaris een belangrijke bijdrage geleverd aan
de archivistische theorie.46Al met al brak er voor twintig jaar een rustige periode aan waarin
het archief47 niet op systematische wijze werd verworven. Op ad hoc basis kwamen er
archieven binnen van Nederlandse vrouwenorganisaties en individuen die zelf actief waren geweest in de vrouwenbeweging. Deze archieven werden echter niet geïnventariseerd, maar opgeborgen in dozen.48
De opkomst van de tweede feministische golf (1960-1991) bracht hier in de jaren ’60 wat verandering in. Er werden lezingen gehouden en Atria speelde bijvoorbeeld in op de politieke discussie over de handelingsbekwaamheid van vrouwen in 1956. Desondanks werd het archief volgens Mevis sporadisch geraadpleegd, waarbij het tekort aan financiën voor inventarisatie van het archief een grote rol in speelde. 49 In de tussentijd woonde Atria gratis
bij het IISG. Ze kregen van hen ook een financiële bijdrage.50
De tweede feministische golf zorgde vanaf 1974 voor professionalisering van het archiefwezen binnen Atria, doordat de vrouwenbeweging actiever werd. Vanaf 1974 kwam er meer interesse in vrouwengeschiedenis aan universiteiten en daarmee meer vraag naar
bronnen. Ook de vrouwenbeweging ging actiever van het archief gebruik
44De Haan en Mevis, ‘The iav/iiav’s Archival Policy and Practice’, 33.
45 Karel Davids, de e.a., De wereld & Nederland. Een sociale en economische geschiedenis van de laatste
duizend jaar (Amsterdam 2011) 264 en 319.
46 Zoals de discussie over ‘wat is een document?’. Zie Michael Buckland, ‘The Centenary of “Madame
Documentation”: Suzanne Briet, 1894-1989, Journal of the American Society for Information Science (1995) 235-237.
47 Tussen 1947 en 1967 kreeg Atria 30 meter archief erbij. Zie tabel in: De Haan en Mevis, ‘The Making of the
Collection’, 162.
48 Franciska de Haan en Annette Mevis, ‘The Making of the Collection Internationaal Archief voor de
Vrouwenbeweging (IAV) Seventy-Five Years of Collecting, Receiving, and Refusing Women’s Archives (1935-2010)’, in: Justin Klein e.a. ed., Particuliere Archieven. Fundamenten in beweging. Jaarboek 12 (’s Gravenhage 2013) 150-168, aldaar 159-160.
49 Interview Annette Mevis, 1.
50 Franciska de Haan en Annette Mevis, ‘The Importante of Friendship. The Shared History of the IAV/IIAV
and IISH’, in: Aad Blok e.a. ed., A Usable Collection. Essays in Honour of Jaap Kloosterman on Collecting Social History (Amsterdam University Press 2014) 142-155, aldaar 150-151.
15
maken.51 De overheid verhoogde de subsidie aan Atria, omdat de vraag naar vrouwenarchief
groeide.52 Professor in genderstudies Franciska de Haan en archivaris Annette Mevis
omschrijven wat er gebeurde in 1988:
‘A growing recognition of the importance of women’s archives and the iav’s unique role in acquiring and preserving them, as well the increasing need for a
professional handling of these materials, resulted in the creation of a separate archival
department […].The letter ‘A’,which is so prominently present in the iav’s name, was
finally given its due.’53
Het archief kreeg vanaf dit moment meer aandacht binnen de collectie van Atria. Door herziening van het acquisitiebeleid groeide het aantal archieven van 50 naar 700 meter van
1988 tot 1997.54 Verder werd het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging in 1988
samengevoegd met het Informatie- en Documentatiecentrum voor de Vrouwenbeweging (IDC) en LOVER (tijdschrift over feminisme, cultuur en wetenschap) tot het Internationaal
Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (afgekort: IIAV. Hierna: Atria ).55
Atria constateerde vanaf de jaren ’80 dat hun motivatie tot bewaren van cultureel erfgoed van vrouwen een te selecte representatie was van de vrouw in de samenleving. Vanuit de omgeving nam de vraag naar meer en verschillende soorten vrouwenarchief toe wat leidde tot een kritische herziening van het acquisitiebeleid. De vraag was afkomstig van de
vrouwenbeweging en de universiteiten die meer aandacht gingen besteden aan
vrouwengeschiedenis. Onderzoekers kregen steeds meer interesse in egodocumenten van
‘normale’ vrouwen, want deze archieven waren niet te vinden in overheidsarchief.56 Deze
vraag werd onder andere gevoed door de opkomst van postmodernistische stromingen die
archief niet beschouwen als objectief, maar subjectief.57 Archiveren werd niet langer gezien
als een neutrale en objectieve actie, maar als een handeling van kennisproductie en dus
machtsuitoefening.58 Wiersma en Römkens betogen: ‘Het traditionele concept van een archief
51 De Haan en Mevis, ‘The Making of the Collection’, 161. 52 De Haan en Mevis, ‘The Importante of Friendship’, 144. 53 Ibidem, 35.
54 De Haan en Mevis, ‘The Making of the Collection’, 162.
55https://www.atria.nl/nl/over-atria/geschiedenis, geraadpleegd op 12 mei 2018.
56 De Haan en Mevis, ‘The Making of the Collection’, 161.
57 Marlene Manoff, ‘Theories of the Archive from Across the Disciplines’, Portal Libraries and the Academy
(2004) 9-25, aldaar 14-15.
16
als opslagplaats voor kennis en historische documenten ‘compleetheid’ suggereert, terwijl een
archief gekarakteriseerd wordt door gaten’.59 Onderzoeker Marlene Manoff stelt ‘dat
vrouwenstudies de grenzen van die officiële overheidsdocument hebben aangetoond’60, maar
ook feminisme heeft haar eigen bias.
Atria werd in deze periode dan ook met haar eigen collectie geconfronteerd. Mensen bij archiefinstellingen verzamelen archief waarin ze zichzelf herkennen, waardoor collecties
de interesses en identiteiten reflecteren van hun eigen werknemers.61 De collectie van Atria
reflecteerde vrouwen uit de blanke middenklasse. Daarom veranderde Atria haar
acquisitiebeleid in 1989 naar het verzamelen van archieven die diverse vrouwen reflecteerde met verschillende etnische en religieuze achtergronden. Dit beleid werd in 1992 aangevuld met de acquisitie van materiaal van vrouwen die migrant of vluchteling zijn of een donkere
huidskleur hebben.62 Deze veranderingen stonden in het verlengde van de algemene tendensen
in de samenleving, zoals het ontstaan van de multiculturele samenleving en etnische
minderheden die roepen om erkenning van hun politieke rechten en het erfgoed wat met hun identiteit gepaard gaat.63
De geschiedenis van Atria laat zien hoe de motivatie tot cultureel erfgoed, historisch onderzoek en kennisproductie zich heeft ontwikkeld over de jaren. Atria wordt door haar omgeving beïnvloed om de collectie aan te passen om aan wensen te voldoen, maar met name de internationale motivatie laat zien welke positie het archief van de collectie zelf innam.
3.2 Internationalisme
Atria had als doel om internationaal materiaal te verzamelen. Het instituut heette niets voor niets ‘Internationaal’ Archief voor de Vrouwenbeweging. De wens om internationaal te opereren kwam vooral vanuit de Joodse Rosa Manus. Manus was al vanaf 1908 actief in de
internationale vrouwenbeweging.64 Manus had een dusdanige kwaliteiten (organisatietalent,
goede sociale vaardigheden en taalkennis) dat ze in staat was om een leidende rol te spelen binnen nationale en internationale organisaties die zich inzetten voor vrouwenrechten en
59 Römkens en Wiersma, ‘The Archival Turn’, 12.
60 Manoff, ‘Theories of the Archive from Across the Disciplines’, 14-15. 61 Römkens en Wiersma, ‘The Archival Turn’, 12-13.
62De Haan en Mevis, ‘The iav/iiav’s Archival Policy and Practice’, 37 en 42.
63Historicus Tollebeek heeft het over de heritage crusade: ‘een niet aflatende zoektocht naar en celebratie van
het eigen ‘erfdeel’.’ Jo Tollebeek, Metamorfoses van het Europese historisch besef, 1800-2000 (Brussel 2015) 16-17.
17
vrede. Manus was niet alleen feministe, maar ook een pacifiste. Ze was actief in de
internationale vredesbeweging en was tegen fascisme.65 De strijd voor vrouwenkiesrecht en
bevordering van de positie van de vrouw werd volgens Manus bereikt door internationale samenwerking. Een archief voor de vrouwenbeweging moest dan ook wel een internationale collectie reflecteren. Manus was in 1935 al bijna dertig jaar internationaal activiste. Ze gebruikte haar internationale netwerk om feministen en vrouwenbewegingen uit het
buitenland over te halen hun papieren naar Atria in Amsterdam te sturen.66
De internationale collectie van Atria was echter nogal westers georiënteerd. De ‘internationale’ vrouwenbeweging beperkte zich tot westerse landen en hun kolonies. De Haan en Mevis stellen dat:
‘As far as we know, the women of the iav did not reflect on the implications – either concretely, in terms of the power relations involved, or in an ideological sense – of establishing such an archive in Western Europe, in the capital of a colonial power. The iav women apparently found it self-evident that ‘the women of the world’ would be
willing and able to send their books, journals, and archives to Amsterdam.’67
De westerse oriëntatie van Atria’s internationale visie werd volgens De Haan en Mevis ook
gereflecteerd in de talen waarin ze kozen te corresponderen: Engels, Frans en Duits.68 De
oprichters van Atria oefenden als feministen uit de blanke middenklasse ook hun macht uit om hun internationale archief te verwezenlijken.
De internationale collectie van Atria reflecteerde echter ook een ‘site of resistance’. De Duitsers zagen Atria als een ‘site of resistance’, omdat feministen zich tegen de overheid verzetten. Bovendien was Atria gehuisvest binnen een ‘links’ georiënteerd instituut: ISSG. Door de politieke insteek van de collectie en het werk van Manus als Joodse vredesactiviste bewoog Atria zich op politiek terrein. Manus deed als Joodse pacifiste alle alarmbellen bij de
Duitsers rinkelen.69 Toen de Duitse bezetting in mei 1940 begon, werd Atria als instituut
bedreigd. De collectie van Atria werd in juni en juli 1940 in beslag genomen door de Duitsers. Manus werd in mei 1941 opgepakt en is uiteindelijk gedood in Bernbug, nadat ze een tijd
65 De Haan, ‘Archive Fever, Resistance, and Loss’, 25 en 31.
66 De Haan en Mevis, ‘The iav/iiav’s Archival Policy and Practice’, 28. 67 Ibidem, 29.
68 Idem.
18
gevangen zat in een kamp voor politieke gevangenen.70 De insteek van de collectie zorgde er
volgens De Haan voor dat Atria vanaf de Tweede Wereldoorlog werd gekenmerkt door een ‘history of loss’.71
In de jaren 1935-1940 was Atria eigenlijk meer gericht op boeken dan archief binnen haar collectie. De collectie bestond maar uit drie meter archief, waarvan één meter bestond uit
archief van Aletta Jacobs én één meter uit het archief van Rosa Manus.72 Het ‘internationale’
archief van de collectie is dus nooit groot geweest. Toen Atria opnieuw haar deuren opende in 1947 werden fragmentarisch documenten en boeken ontdekt en opgestuurd die in beslag
waren genomen.73 Vanaf de jaren ’50 verzamelde Atria alleen nog maar Nederlands archief.
De Tweede Wereldoorlog had een einde gemaakt aan de internationale visie van Atria. De keuze om enkel Nederlands archief te verzamelen werd overigens pas in de jaren ’80 in een procedure vastgelegd. Atria was toen van mening dat archieven van buitenlandse feministen
en vrouwenbewegingen in hun eigen land moesten blijven.74 In de jaren ’90 sloeg Atria echter
opnieuw een internationale koers in met de komst van internet. Haar koers ging toen niet meer over internationaal archief verzamelen, maar haar Nederlandse archieven internationaal
vindbaar maken.75
In de jaren ’90 past Atria de internationale motivatie eigenlijk pas actief op haar archief toe door de opkomst van ICT (Informatie -en Communicatietechnologieën). Atria beschouwt de opkomst en invloed van ICT als de digital turn van haar archief. De introductie van ICT bij Atria was gericht op de primaire functies van hun archief: informatie verzamelen,
beschikbaar en vindbaar maken en uitlenen.76 Zo werd het archief vanaf 1990 geregistreerd in
een database. Dit resulteerde in het archievenoverzicht dat nu nog steeds op hun website
staat.77 De inventarissen van de archieven werden omgezet naar Encoded Archival
Description.78 Uiteindelijk werden verschillende archieven ook gedigitaliseerd, zoals het
70 De Haan, ‘Archive Fever, Resistance, and Loss’, 32-33. 71 De Haan, ‘Archive Fever, Resistance, and Loss’, 32-33. 72 De Haan en Mevis, ‘The Making of the Collection’, 162.
73 De Haan, ‘Archive Fever, Resistance, and Loss’, 33. Pas in 1992 werd ontdekt dat de gestolen collectie was
gevonden in een speciaal archief in Moskou. Het Russische leger had de collectie meegenomen als oorlogsbuit van de Duitsers. Het duurde daarna nog elf jaar, voordat Atria een deel van hun collectie terugkreeg vanuit Rusland.
74 De Haan en Mevis, ‘The iav/iiav’s Archival Policy and Practice’, 36. 75 Ibidem, 38.
76 Tilly Vriend, ‘From Physical to Digital. The Impact of Information and Communications Technologies at the
IIAV’ in: Saskia E. Wieringa, Traveling Heritages. New Perspectives on Collecting, Preserving and Sharing
Women’s History (Amsterdam 2008) 107-118, aldaar 110.
77 De Haan en Mevis, ‘The iav/iiav’s Archival Policy and Practice’, 38. 78 Vriend, ‘From Physical to Digital’, 117.
19
archief van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid in 2015.79 Al met al bood ICT niet
alleen nieuwe mogelijkheden om informatie beschikbaar en vindbaar te maken buiten de binnenlandse grenzen, maar ook om internationaal samen te werken.
Atria gebruikt ICT om haar archief over de positie en rechten van vrouwen wereldwijd
te delen.80 Zo bezit het archief van vrouwenbewegingen nogal wat correspondentie met
vrouwen uit het buitenland in de talen Frans, Duits en Engels. Archief ordenen en beschrijven in EAD speelt hier een grote rol in. Door ICT kan Atria ook sneller communiceren met vrouweninstituten en vrouwenbewegingen wereldwijd, waardoor ze een actievere internationale invloed kan uitoefenen.81
Naar aanleiding van alle digitale ontwikkelingen organiseerden Atria en andere vrouwenorganisaties verschillende conferenties die resulteerde in ‘a long and rich tradition of conferences on the rapidly changing world of women’s history and women’s information
sources.’82 Een voorbeeld hiervan waren de Know How Conferences on the World of Women’s
Information die ieder jaar op een andere internationale locatie werden gehouden. In 1998 organiseerde Atria deze conferentie in Nederland. Tijdens de conferentie stond de groeiende impact van technologie op de archieven, bibliotheken en vrouweninformatiecentra centraal. De Know How conferenties en andere internationale bijeenkomsten georganiseerd door Atria symboliseerden de internationale motivatie van de oprichters in 1935, aangezien de digitale
ontwikkelingen tot internationale samenwerking leidden.83
De cultuurhistorische functie van internationalisme is door de decennia heen van betekenis veranderd: van de wil tot een internationale vrouwencollectie tot het daadwerkelijk internationaal delen van hun archief en internationaal samenwerken om activistische
doeleinden te bevorderen.
3.3 Activisme
Atria werd vanaf 1935 een ‘site of resistance’ tegen vrouwonvriendelijke en andere
conservatieve, patriarchale en onderdrukkende politiek en procedures.84 Atria wilde zich
namelijk verzetten tegen de plannen van de overheid om betaalde arbeid voor vrouwen in te perken en terug te draaien, zoals toegelicht in paragraaf 2.1. Atria had archief en ander
79 Römkens en Wiersma, ‘The Archival Turn’, 14.
80 Interview Annette Mevis, 11.
81 Vriend, ‘From Physical to Digital’, 110.
82 Römkens en Wiersma, ‘The Archival Turn’, 15.
83 Ibidem, 15.
20
materiaal nodig van de eerste feministische golf om haar activisme mee te onderbouwen. In deze archieven bevond zich de kennis die de vrouwen nodig hadden om hun activistische plannen uit te voeren. De archieven dienden niet enkel gepreserveerd te worden als erfgoed van de feministische strijd, maar ook om de status van vrouwen in het heden te ‘verdedigen en promoten’.85
Atria gebruikt haar archief op drie manieren om activistische doeleinden te
ondersteunen. Atria werd in eerste instantie opgericht, omdat men besefte dat de geschiedenis van feministisch activisme al vergeten werd. Het archief van feministische activiteiten werden gepreserveerd, maar ‘[…] the founders recognized that feminism’s previous gains were at risk but also that collecting the document of the first wave feminists could also play a role in activating feminist activism in the present.’86 Atria stimuleert feministisch activisme in het
heden onder andere door conferenties te organiseren en mensen uit te nodigen om onderzoek te doen. Atria wil haar archief met name gebruiken als ‘actief’ hulpmiddel en het niet enkel
‘passief’ bewaren.87 ‘Archiving from a feminist perspective remains a condition sine qua non
as an instrument to retain knowledge and to contribute to social change and gender
equality’.88 Atria wilde vanaf het begin al fungeren als centrum voor kennisproductie en
activisme. Deze twee functies van archieven zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.89
Het archief van Atria heeft geen vaste betekenis. Het archief heeft namelijk een sociale waarde door de activistische functie die het vervuld, omdat ze worden gelinkt aan sociale
problemen uit het verleden, het heden en de toekomst.90 Filosofe Kate Eichhorn gebruikt de
term Past-Futures om een tijdelijke betekenis te geven aan archief. Past-Futures staat voor
een toekomst van incomplete of ongerealiseerde sociale transformaties.91 Veel meer vrouwen
hebben kiesrecht, betere rechten en een betere positie dan vrouwen uit de jaren ’30 van de twintigste eeuw, maar dat betekent niet dat de strijd voor gelijke rechten klaar is. Volgens Jenna Ashton vervult Atria haar activistische doel als vrouwenarchief goed. Ashton is directrice van de Digital Women’s Archive North (DWAN) en doet onderzoek naar
feministisch archiveren in relatie tot activisme in het heden. Zij stelt dat Atria erin slaagt om
85 De Haan, ‘Archive Fever, Resistance, and Loss’, 24-26 en 31.
86 Kate Eichhorn, ‘Past-Futures. The Temporality of Feminist Archives’ in: Noortje Willems de e.a., Jaarboek
voor Vrouwengeschiedenis 37 - Gender and archiving: past, present, future (Amsterdam/Hilversum 2017)
47-56, aldaar 51.
87 Ibidem, 49-50.
88 Römkens en Wiersma, ‘The Archival Turn’, 19.
89 De Haan, ‘Archive Fever, Resistance, and Loss’, 32.
90 Jenna Ashton, ‘Feminist Archiving [a manifesto continued]: Skilling for Activism and Organising’, Australian
Feminist Studies 32 (2017) 126-149, aldaar 129. 91 Ibidem, 49.
21
verbinding te maken tussen erfgoed en hedendaagse sociale-politieke problemen van vrouwen in relatie tot geweld, representatie en arbeidskansen.92
Volgens Mevis zit er echter nogal een verschil tussen hoe de beleidsafdeling en beheerafdeling het archief gebruiken. In 2012 fuseerden ‘Aletta, instituut voor
vrouwengeschiedenis’ samen met ‘E-Quality, kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit’ tot één organisatie: ‘Atria, kennisinstituut voor emancipatie en
vrouwengeschiedenis’. Het ene onderdeel van het instituut is gericht op de bevordering van vrouwenemancipatie door onderzoek te doen naar bepaalde thema’s, zoals arbeid en
veiligheid.93 Met dit onderzoek wil het kennisinstituut kennis genereren voor beleidsadviezen
en maatschappelijke debatten.94 Atria heeft dan ook de volgende doelstelling: de positie van
vrouwen te bevorderen in termen van gelijke rechten en sociale verandering.95
Deze doelstelling staat echter niet ‘direct’ en in haar ‘geheel’ in verbinding met het archief zelf. Naar het archief wordt namelijk nog steeds verwezen als ‘Internationaal Archief
voor de Vrouwenbeweging’.96 Het doel van de beherende afdeling van Atria blijft namelijk
het verzamelen van archief van de gehele vrouwenbeweging en thema’s die daarin
terugkomen. Ik constateer frictie tussen deze doelstellingen waarin de beleidsafdeling meer een activistische motivatie van het archief hanteert, en de beheerafdeling meer gericht is op de motivatie om cultureel erfgoed en historisch onderzoek te waarborgen. Dit is niet per se een erg onderscheid, maar wel een onderscheid dat reflecteert op de ordenings -en
beschrijvingsprincipes en procedures die betekenis geven aan het archief bij Atria.
Atria is als archiefinstelling beïnvloed door allerlei economische, politieke en culturele factoren, zoals de impact van de Tweede Wereldoorlog, de opkomst en ondergang van actieve
vrouwenbewegingen en fluctuerende financiële middelen.97 De cultuurhistorische functie van
het archief van Atria is door de geschiedenis heen gevormd en veranderd. Het archief van Atria is niet alleen door externe factoren beïnvloed, maar ook door Atria zelf als
archiefinstelling. In het volgende hoofdstuk analyseer ik welke ordenings -en
beschrijvingsprincipes -en procedures Atria hanteert om haar archief betekenis te geven, zodat ik uiteindelijk kan beoordelen in hoeverre Atria’s keuzes passen bij de cultuurhistorische functie die ze met haar archief voor ogen heeft.
92 Ashton, ‘Feminist Archiving’, 129.
93 Interview Annette Mevis, 5-6.
94 https://www.lnvh.nl/a-759/fusie-aletta-en-e-quality, geraadpleegd op 10 december 2018. 95 Römkens en Wiersma, ‘The Archival Turn’, 16.
96 Interview Annette Mevis, 5.
22
4. Van traditionele ingrediënten naar een eigen recept
“Middels deze brief wil het L.O.V. [Landelijk Overleg Vrouwengeschiedenis] er de aandacht op vestigen, dat het onderzoek naar de geschiedenis van vrouwen in Nederland ernstig gehandicapt wordt door te geringe faciliteiten die het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (I.A.V.) te Amsterdam historici kan bieden. De collectie van het I.A.V. vormt uiteraard een van de belangrijkste uitgangspunten voor de beoefening van
vrouwengeschiedenis. Voor historici zijn uiteraard vooral de door het I.A.V. verzamelde archieven van belang. De aanwezige archieven (…) zijn echter ongeïnventariseerd en daarom niet toegankelijk.98
In 1979 zijn de meeste archieven in de IAV-collectie niet geordend en beschreven. L.O.V. legde dit probleem in 1979 voor aan de minister van Onderwijs en Wetenschappen en de staatssecretaris van Emancipatiezaken van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. In dit hoofdstuk onderzoek ik welke ordenings -en
beschrijvingsprincipes Atria gebruikte van 1989 tot 2015 en wat de motivatie hiervoor was. Ik beoordeel welke invloed de processen ordenen en beschrijven binnen het archiveringsysteem van Atria hebben op de inhoud van het archief en de doelstelling die Atria hiermee wil bereiken. Atria gebruikt de cultuurhistorische functie van haar archief namelijk voor verschillende doeleinden: erfgoed en kennisproductie, internationalisme en activisme.
De ordenings -en beschrijvingsprocedures en principes van Atria zijn afkomstig van verschillende standaarden: de Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven, de ‘handleidingen’ en ‘archiefschema’s’ voor ‘persoons -en organisatiearchieven’ van Atria, Zorg voor het familiearchief, Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven van verenigingen en instellingen en de ‘Handleiding invoer EAD99’. Ik licht toe wat voor
standaarden Atria gebruikt, waarom Atria deze standaarden gebruikt, welke concessies hiervoor zijn gedaan en welk effect dit heeft op haar archief. Op deze manier maak ik zichtbaar welke keuzes schuilgaan achter de informatiestructuur die Atria voor haar archief hanteert. Ik beargumenteer dat Atria streeft naar een hoge vindbaarheid van het archief voor
98 Annette Mevis, ‘No documents, no history. De betekenis van het Internationaal Archief voor de
Vrouwenbeweging (IAV) voor de ontwikkeling van het vak vrouwengeschiedenis in Nederland’, Historica 2 (2016) 20-23, aldaar 21-22. Zo zond het LOV op 20 september 1979 een brief aan de minister van Onderwijs en Wetenschappen en de staatssecretaris van Emancipatiezaken van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.
23
gebruikers, maar dat de ordenings -en beschrijvingsprincipes in feite tegenstrijdig worden toegepast.
4.1 Het herkomstbeginsel
De toepassing van het herkomstbeginsel heeft een grote invloed op de standaardisering van het ordenings -en beschrijvingsproces van Atria. De ‘Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven’ (hierna: de Handleiding) is namelijk een standaard die veel invloed heeft gehad op het archiefwezen. De Handleiding is in 1898 geschreven door S. Muller Fz., rijks- en gemeentearchivaris in Utrecht, J.A. Feith, rijksarchivaris in Groningen, en R. Fruin, jurist en archivaris, en bevat een standaardmethode voor het inventariseren van statisch archief.
De Handleiding voldoet aan de meeste dimensiecriteria waarmee Bowker en Star de
impact van een standaard op de community of practice100 beoordelen. Zo bevat de
Handleiding regels die leiden tot een inventaris als product die over meer dan één
gemeenschap verspreid is. De Handleiding werd namelijk binnen het nationale archiefwezen als standaard hulpmiddel gepromoot, maar kreeg ook invloed op het archiefwezen in het
buitenland.101 De Handleiding is geen technische standaard. In tegenstelling tot bijvoorbeeld
computersoftware, kan archief nog steeds geraadpleegd worden als het niet allemaal op dezelfde wijze geordend en beschreven is. De overheid heeft het archiefwezen nooit verplicht
tot het gebruiken van de Handleiding door.102 Muller en Fruin (Feith was overleden in 1913)
maakten veelvuldig gebruik van het in 1892 opgerichte Nederlandsch Archievenblad ‘to make
their Manual the bible of archival science’.103 De regels van de Handleiding zijn echter niet
verplicht om te gebruiken, waardoor het niet moeilijk en duur is om verandering binnen de inventaris aan te brengen.104
100 Een community of practice is een groep mensen die hetzelfde doel hebben en de wereld hetzelfde
interpreteren, al is het mogelijk dat er sommige leden van de groep concepten toch anders interpreteren. Geoffrey Yeo, ‘Concepts of Record (1): Evidence, Information and Persistant Representations’, The American
Archivist 70 (2007) 315-343, aldaar 318.
101 De Handleiding werd vertaald in het Portugees, Engels, Italiaans, Frans, Chinees, Duits en Bulgaars. (F.C.J.
Ketelaar, ‘V. “Per tutti i paesi”: de Handleiding buiten Nederland’, in: P.J. Horsman e.a. ed., Tekst en context
van de Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven van 1898 (Hilversum 1998) XCIX – CVIII,
aldaar CVI).
102 P.J. Horsman, F.C.J. Ketelaar en T.H.P.M. Thomassen, ‘New Respect for the Old Order: The Context of the
Dutch Manual’, The American Archivist 66.2 (2003) 249-270, aldaar 254-255 en P.J. Horsman, ‘IV “Het zat in de lucht.” De concepten achter de Handleiding’, in: P.J. Horsman e.a. ed., Tekst en context van de Handleiding
voor het ordenen en beschrijven van archieven van 1898 (Hilversum 1998) LXXIX-XCVIII, aldaar LXXXI. 103 Horsman, Ketelaar en Thomassen, ‘New Respect for the Old Order’, 264.
104 Horsman en Ketelaar, ‘II. “Haast ongemerkt groeide het boek, kreeg het vorm en gestalte”’, XX en Horsman,
24
Atria heeft de Handleiding als standaard echter nooit volledig toegepast in het proces van ordening en beschrijving. Atria heeft uit de Handleiding alleen het herkomstbeginsel
gebruikt.105 Hoewel het ‘herkomstbeginsel’ nergens in de Handleiding wordt gedefinieerd,
zitten de basisprincipes er wel in verweven. Volgens Horsman draait de Handleiding om ‘respect voor de integriteit van het archief’.106 De integriteit wordt gehandhaafd als het archief
als geheel gerespecteerd wordt, evenals de interne structuur van de eigen administratie als oude orde. Het concept uit de Handleiding is afkomstig van de école des chartes waar Muller
les kreeg over Respect des Fonds.107 Dit betekent dat archiefdocumenten van een persoon,
familie of organisatie bij elkaar moeten blijven en niet vermengt mogen worden met
archiefdocumenten van andere archiefvormers.108 Het verschil tussen het respect des fonds en
het herkomstbeginsel is dat bij de laatste ook de interne structuur van het archief behouden blijft. Atria heeft dit ordeningsprincipe consequent toegepast op haar archief.
Atria wilde in de jaren ’80 erkend worden als een professioneel particulier archief. Ze wilde ordenen en beschrijven volgens de regels van het ‘openbare archiefwezen’ en
toepassing van het herkomstbeginsel was daar onderdeel van.109 Deze wil tot erkenning was
afkomstig van drie jonge historici die midden jaren ’80 in dienst bij Atria waren. ‘We zagen wat een schatten er op de planken lagen en wilden een professionele archiefafdeling
oprichten’.110 De meeste archieven stonden toen ongeordend en onbeschreven in dozen.111
Daarnaast wilde Atria dat het openbare archiefwezen hen vertrouwde dat ze archief
professioneel konden beheren. Zo wilde het Algemeen Rijksarchief alleen vrouwenarchieven
aan Atria overdragen ‘zolang daar een deskundig archiefbeheer wordt gegarandeerd.112
Daarom schreven de vrouwen een beleidsplan met een voorstel tot oprichting van een professionele archiefafdeling. Een officiële opleiding tot archivaris was onderdeel van dit beleidsvoorstel. Het bestuur van Atria accepteerde het plan en de archiefafdeling van Atria werd in 1988 opgericht. Van 1987-1989 gingen Annette Mevis en Annemarie Kloosterman naar de Archiefschool om de regels van ordenen en beschrijven, zoals het herkomstbeginsel,
105 Interview met Annette Mevis, 6.
106 Horsman, ‘IV “Het zat in de lucht.”’, LXXIX. 107 Idem.
108 Wendy M. Duff en Verne Harris, ‘Stories and Names: Archival Description as Narrating Records and
Constructing Meanings’, Archival Science 2 (2002) 263-285, aldaar 267.
109 Annette Mevis, ‘Archief! What’s in a name? 80 jaar Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging’,
Archievenblad 1 (2016) 14-16, aldaar 16.
110 Ibidem, 15.
111Beleidsnota 1985-1990 (Amsterdam: Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging 1985) 3. Vanaf 1982
werkte er een archivaris op tijdelijke basis. Haar werk was vooral gericht op inventariseren van achterstallige archieven.
25
te beheersen. 113 Het bestuur van Atria accepteerde het plan van de drie jonge historici, omdat
ze inzagen dat het belang van archieven inventariseren groot was.114 Zonder de ordening en
beschrijving van het archief van de collectie kon het archief niet ter beschikking gesteld worden voor onderzoek en kon de cultuurhistorische functie van kennisproductie niet worden gerealiseerd. Daarom streeft het bestuur van Atria vanaf 1985 naar een vaste archivaris om de
aanwezige archieven te ordenen en te beschrijven.115
De toepassing van het herkomstbeginsel was voor Atria in 1988 belangrijk, omdat de principes uit de Handleiding de codificatie van de archiefwetenschap vormden. Het
archiefwezen werd in de standaardisering van regels voor het ordenen en beschrijven eind negentiende eeuw beïnvloed door een positivistische denkwijze. Een wetenschappelijke onderbouwing droeg bij aan het legitimeren van de archivistiek als professie, omdat de status, respect en macht van de beroepsgroep zo werden vergroot. Archivarissen zagen zichzelf als
neutrale hoeders van archief.116 De ordening en beschrijving van archief moest dan ook
volgens objectieve regels gebeuren.117 In dit custodiale paradigma bieden archivarissen op een
neutrale manier toegang tot het archief, zodat de gebruikers het archief zelf kunnen interpreteren. Atria gebruikte het herkomstbeginsel om te bewijzen dat ze als particuliere archiefinstelling net zo goed waren in de toepassing van archivistiek als wetenschap als
overheidsinstellingen dat waren.118
Atria beschouwt het herkomstbeginsel echter niet als een objectief principe.119 In de
positivistische en klassieke benadering van de Handleiding wordt archief volgens Thomassen beschouwd als een organisch ‘geheel’ dat de neerslag van het handelen van een archiefvormer
waarheidsgetrouw weergeeft.120 Zowel Atria als de rest van het archiefwezen beschouwen
archief niet meer als iets objectiefs, maar als subjectief. Archief wordt volgens Atria juist gekarakteriseerd door gaten, omdat er bij de archiefvormer en de archivaris interventie
113 Beleidsnota 1985-1990, 15. 114 Ibidem, 19.
115Ibidem, 19.
116 Terry Cook, ‘Archival science and postmodernism: new formulations for old Concepts’, Archival Science 1
(2001) 3-24, aldaar 15.
117 Francisca de Haan en Annette Mevis, ‘The iav/iiav’s Archival Policy and Practice. Seventy Years of
Collecting, Receiving, and Refusing Women’s Archives (1935-2005)’ in: Saskia E. Wieringa, Traveling
Heritages. New Perspectives on Collecting, Preserving and Sharing Women’s History (Amsterdam 2008) 23-46,
aldaar 25.
118 Interview Annette Mevis, 2.
119 De Haan en Mevis, ‘The iav/iiav’s Archival Policy’, 25.
120 Theo Thomassen, ‘De veelvormigheid van de archiefontsluiting en de illusie van de toegankelijkheid’, in:
Theo Thomassen e.a. ed. Toegang: ontwikkelingen in de ontsluiting van archieven (’s Gravenhage 2001) 13-43, aldaar 24.
26
momenten plaatsvinden die het archief veranderden. Alle interventie momenten van
archiveren zorgen ervoor dat archief ‘[doesn’t] simply arrive or emerge fully formed’.121 Het
herkomstbeginsel is echter niet transparant in het tonen waar de gaten in het archief zitten. Het herkomstbeginsel zit gestandaardiseerd in het ordenings -en beschrijvingsproces. Dit betekent dat alle archiefstukken die door één organisatie of persoon zijn opgesteld door Atria als één archief wordt geordend en beschreven. Iedere vorm van standaardisatie leidt volgens Bowker en Star tot een concessie, omdat alle informatie niet perfect binnen een classificatiesysteem past.122 De concessie zit voor Atria in het feit dat het archief niet weergeeft waar er archiefstukken ontbreken in het ‘geheel’. Een gebruiker is hierdoor zelfverantwoordelijk om de bewerking en de selectiecriteria van het archief in de inleiding van de inventaris te lezen. Atria gebruikt niet alleen het herkomstprincipe als
ordeningsprincipe, op andere archiefniveaus past ze ook ordeningsprincipes toe die afkomstig zijn uit andere standaarden.
4.2 De praktische keuzes achter de handleidingen voor persoons-, familie- en organisatiearchief
De ‘handleidingen’ en ‘archiefschema’s’ voor ‘persoons -en organisatiearchieven’ van Atria bieden een advies over wat een archief is, hoe de archiefvormer het kan waarderen, selecteren en vernietigen, fysiek verzorgen en ordenen. De handleidingen voldoen dan ook niet aan de dimensiecriteria van een standaard, zoals de Handleiding van Muller, Feith en Fruin dat wel deed. Een advies is nooit verplicht. De handleidingen werden dan ook alleen door Atria zelf gebruikt. Atria is in haar ordeningsprincipes van haar eigen standaard ook beïnvloed door de publicaties ‘Zorg voor het familiearchief’ en ‘Handleiding voor het ordenen en beschrijven
van archieven van verenigingen en instellingen’.123 Deze gidsen zijn wel standaarden volgens
de dimensiecriteria van Bowker en Star. Net zoals de Handleiding van Muller, Feith en Fruin geven de gidsen regels voor het maken van een inventaris die door het archiefwezen in
Nederland werd gebruikt voor het inventariseren van particulier archief. De gidsen waren niet verplicht en het was niet moeilijk om de regels aan te passen, omdat particulier archief nu
121 Franciska de Haan, ‘Archive Fever, Resistance, and Loss. A Rereading of the IAV’s Early History’ in:
Noortje Willems e.a. ed.,, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 37 - Gender and archiving: past, present, future (Amsterdam/Hilversum 2017) 21-38, 23.
122 Bowker en Star, Sorting Things Out, 9-10.
123 F.C. Hartman, Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven van verenigingen en instellingen
(Houten 1995) 25-27 en E.P. de Booy en G.M.W. Ruitenberg, Zorg voor het familiearchief (Houten 1995) 66-70. In beide handleidingen komen dezelfde ordeningsprincipes naar voren, zoals het maken van archiefschema’s en ordenen van algemeen naar bijzonder.
27 eenmaal een afzonderlijke aanpak vereist.
De eigen handleidingen van Atria werden vanaf circa 1988124 om twee redenen
gebruikt. De beknopte handleidingen werden gegeven aan personen of organisaties die hun archief aan Atria wilden geven, omdat ze behoefte hadden aan advies en een leidraad om hun
archief op orde te brengen.125 De roep om advies was afkomstig van individuen en
organisaties van de tweede feministische golf die hun archief rond de jaren ’90 naar Atria
brachten.126 Aangezien een advies niet verplicht is, werd archief niet standaard volgens de
adviezen van Atria aangeleverd, maar dit weerhield Atria er niet van om archief te
weigeren.127 De vraag naar archief over vrouwen en de vrouwenbeweging was vanuit de
universiteiten groot. Daarom wilde Atria een zo breed mogelijke collectie verwerven. Dat het archief bij binnenkomst nog niet goed was geordend en beschreven was dus geen punt.
De handleidingen fungeerden daarnaast als een poging tot standaardisering om de vindbaarheid van het archief te verbeteren. Het bestuur van Atria achtte het problematisch dat
de ontsluiting van archief nog niet gestandaardiseerd was in 1988.128 Dat jaar fuseerde het
Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging met het Informatie- en
Documentatiecentrum voor de Vrouwenbeweging (IDC) en LOVER tot het Internationaal
Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV).129 De drie organisaties
hadden elk hun eigen manier van ontsluiting. Volgens de beleidsnota uit 1988 was nog maar 23% van de archieven geordend en beschreven via inventarissen en plaatsingslijsten. ‘De
komende jaren krijgt het ontsluiten van de overige verzameling prioriteit.’130 Het bestuur van
Atria streefde naar het creëren van een overzicht van alle archieven en een nadere toegang
waarin personen en organisaties vermeld staan.131
De vindbaarheid van het archief werd echter beperkt door een tekort aan mensen en middelen. Volgens Atria heeft ‘de belangstelling, zowel in Nederland als in het buitenland,
124 Interview Annette Mevis, 7. In welk jaar de beschrijvingsstandaarden precies zijn beschreven is niet bekend,
maar vermoedelijk zijn de standaarden gecreëerd tijdens de fusie in 1988.
125 Interview Annette Mevis, 8-9.
126Franciska de Haan en Annette Mevis, ‘The Making of the Collection Internationaal Archief voor de
Vrouwenbeweging (IAV) Seventy-Five Years of Collecting, Receiving, and Refusing Women’s Archives (1935-2010)’, in: Justin Klein e.a. ed., Particuliere Archieven. Fundamenten in beweging. Jaarboek 12 (’s Gravenhage 2013) 150-168, aldaar 165.
127 Interview Annette Mevis, 8-9.
128Beleidsnota Internationaal Informatiecentrum en archief voor de vrouwenbeweging: bibliotheek,
documentatiecentrum en archief op het gebied van de positie van vrouwen: 1989-1994 (Amsterdam:
Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging 1988) 9.
129https://www.atria.nl/nl/over-atria/geschiedenis, geraadpleegd op 12 mei 2018. De collectie van Atria bleef
overigens het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging heten.
130 Beleidsnota 1989-1994, 10. 131 Ibidem, 10.