• No results found

Molecular determinants of FVIII immunogenicity in hemophilia A - Samenvatting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Molecular determinants of FVIII immunogenicity in hemophilia A - Samenvatting"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Molecular determinants of FVIII immunogenicity in hemophilia A

Wróblewska, A.

Publication date

2013

Link to publication

Citation for published version (APA):

Wróblewska, A. (2013). Molecular determinants of FVIII immunogenicity in hemophilia A.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

(2)

153

Samenv

atting

8

Samenvatting

Hemofilie A is een erfelijke aandoening die veroorzaakt wordt door disfunctie of afwezigheid van bloedstollingsfactor VIII (FVIII). Op grond van de ernst van de aandoening kan deze onderverdeeld worden in drie categorieën: patiënten met milde hemofilie hebben 5-25% van het normale gehalte van FVIII in hun plasma, patiënten met matige hemofilie hebben 1-5% en patiënten met de ernstige vorm van hemofilie hebben minder dan 1%. De ernstige vorm van hemofilie A kan gepaard gaan met spontaan optredende inwendige bloedingen in spieren en gewrichten. Dit kan resulteren in aanzienlijke gewrichtsschade die vaak met chirurgische ingrepen moet worden gecorrigeerd. Intraveneuze infusie van uit plasma afkomstig of recombinant FVIII wordt gebruikt om de bloedingsneiging bij patiënten met hemofilie A te corrigeren. Een belangrijke bijwerking van deze behandeling is het ontstaan van antistoffen gericht tegen FVIII. Deze antistoffen remmen de biologische activiteit van FVIII. Daarnaast zorgen deze antistoffen er voor dat het toegediende FVIII snel uit de circulatie verdwijnt. Het in dit proefschrift beschreven onderzoek richt zich op de immunologische mechanismen die ten grondslag liggen aan het ontstaan van tegen FVIII gerichte antistoffen bij patiënten met hemofilie A.

In hoofdstuk 1 wordt achtergrond informatie gegeven over de structuur en functie van FVIII. Ook wordt een korte inleiding gegeven over het ontstaan van antistoffen bij patiënten met hemofilie A. De nadruk ligt hierbij op de interactie van het immuunsysteem met FVIII. Daarnaast worden de uitkomsten van relevante diermodellen besproken waarin studies zijn uitgevoerd die tot doel hebben om tolerantie tegen FVIII te induceren.

Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van onze huidige kennis over de interactie

van FVIII met antigen presenterende cellen (APCs). Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de diversiteit van CD4+ T cel repertoire in patiënten met

hemofilie A die antistoffen ontwikkelen.

In hoofdstuk 3 bestuderen we de betrokkenheid van receptoren op het oppervlak van dendritische cellen (DCs) bij de opname van FVIII. De betrokkenheid van een aantal kandidaat-receptoren bij de opname van FVIII is onderzocht. We laten zien dat behandeling van DCs met mannan geen effect heeft op de opname van FVIII. Deze waarneming geeft aan dat de mannose-receptor en andere mannan-gevoelige receptoren zoals DC-SIGN niet bij de opname van FVIII betrokken zijn. Ook incubatie met receptor-associated protein (RAP) een competitieve ligand voor de low-density receptor related protein (LRP) heeft geen effect op de opname van FVIII. Deze resultaten worden bevestigd met behulp van “small interfering” RNAs waarmee een rol voor LRP, mannose receptor en DC-SIGN bij de opname van FVIII kon worden uitgesloten ondanks het feit dat FVIII in vitro wel aan deze receptoren kan binden. Dit suggereert dat er op DCs een andere receptor aanwezig is die betrokken is bij de opname van FVIII. Vervolgens hebben we bestudeerd of tegen FVIII gerichte monoklonale antistoffen de opname van FVIII door DCs kunnen remmen. Antistof KM33 gericht tegen het C1 domein remde de opname van FVIII door DCs bijna volledig. Een controle antistof gericht

(3)

154

Samenv

atting

8

tegen het A2 domein had geen effect. Experimenten in een muizenmodel voor hemofilie A toonden aan dat anti-C1 domein antistof KM33 de vorming van tegen FVIII gerichte antistoffen kon vertragen. Deze waarnemingen wijzen er op dat het C1 domein een moleculaire determinant bevat die sterk bijdraagt aan de immunogeniciteit van FVIII.

Op grond van de resultaten in hoofdstuk 3 hebben we in hoofdstuk 4 een FVIII variant gecreëerd (FVIII-R2090A/K2092A/F2093A) die sterk verminderd aan KM33 bindt. FVIII-R2090A/K2092A/F2093A wordt veel minder goed opgenomen door humane en muizen DCs; ook de opname door macrofagen is sterk verminderd. De immunogeniciteit van deze C1 domein variant is getest in een muizenmodel voor hemofilie A. Muizen behandeld met FVIII-R2090A/K2092A/ F2093A ontwikkelden minder antistoffen en lieten ook sterk gereduceerde FVIII specifieke CD4+ T cel responsen zien. Deze resultaten laten zien dat een

aantal residuen in het C1 domein betrokken zijn bij de opname van FVIII door APCs in vitro en in vivo. Onze waarnemingen suggereren dat FVIII varianten die minder goed opgenomen worden door APCs gebruikt kunnen worden voor de ontwikkeling van minder immunogene FVIII preparaten voor de behandeling van hemofilie A.

In hoofdstuk 5 wordt de opname van FVIII in complex met tegen FVIII gerichte antistoffen (zogenaamde FVIII immuuncomplexen) door APCs bestudeerd. We laten zien dat muizen DCs heel efficiënt FVIII immuuncomplexen kunnen opnemen. FVIII-immuuncomplexen worden ongeveer 3 tot 6 keer zo efficiënt opgenomen in vergelijking met FVIII. De verhoogde opname van FVIII-immuuncomplexen kan volledig geremd worden met een antistof (2.4G2) gericht tegen Fc receptoren. Deze resultaten werden bevestigd door gebruik te maken van DCs afkomstig van genetisch gemanipuleerde muizen waarbij een of meerdere Fc receptoren ontbreken. De toegenomen opname van FVIII immuuncomplexen resulteerde ook in een verhoogde proliferatie van FVIII specifieke T cellen. Deze waarnemingen geven meer inzicht in modulatie van FVIII endocytose en T cel proliferatie door tegen FVIII gerichte antistoffen. Dit kan mogelijk van belang zijn voor het verkrijgen van inzicht met betrekking tot immuun tolerantie therapie waarbij hemofilie A patiënten met circulerende antistoffen behandeld worden met hoge doseringen FVIII.

In hoofdstuk 6 onderzoeken we in detail welke mechanismen betrokken zijn bij de opname van FVIII door APCs. Met behulp van een aantal farmacologische remmers laten we zien dat opname van FVIII afhankelijk is van een intact cytoskelet. Tevens laten we zien phosphoinositide-3 kinase de opname van FVIII moduleert. Dimethylameloride, een remmer van macropinocytose, geeft ook een gedeeltelijke remming van FVIII opname te zien. Incubatie met dextran sulfaat, een sterk negatief geladen polymeer, resulteerde in remming van opname van FVIII door DCs. Experimenten met monoklonale antistoffen gericht tegen het C2 domein lieten zien dat de rol van dit domein bij FVIII endocytose relatief beperkt is.

In hoofdstuk 7 worden de resultaten weergegeven in dit proefschrift bediscussieerd in relatie tot bevindingen van andere onderzoeksgroepen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Disentangling approaches to framing in conflict and negotiation research: A meta- paradigma- tic perspective.. An international approach to framing in conflict

De algemene conclusie op basis van de verschillende deelonderzoeken luidt dat samenwerking een complexe, rommelige en chaotische aangelegenheid is in een context waar steeds van

The focus is on the interaction between the people in organisations with different interests, views and practices, coming from various domains of society and faced with a

Vandaaruit kwam ze terecht bij landelijke kennisinstituten waaronder de Nederlandse Federatie voor Jeugd en Jongeren werk, het Nederlands Instituut voor Natuurvrienden werk (NIVON)

De BeweegKuur evolueert van een gesloten tot een open innovatie met een lokale point of view, hetgeen cruciaal is voor de effectiviteit van de interventie (vrij naar aanleiding van

Testing the deep-crustal heating model using quiescent neutron-star very-faint X-ray transients and the possibility of partially accreted crusts in accreting neutron stars..

The column density evolution of Fe , Fe , Si  and C  (both ground-state and excited levels) is fit with an excitation-only model, which includes the following

Marnix’ zoon bevond zich tezelfder tijd eveneens in Leiden, maar volgt Vulcanius naar Antwerpen; vanaf mei 1581 studeert hij weer in Leiden, opnieuw onder toezicht van