• No results found

De invloed van coping op de relatie tussen agressie en verstoord cannabisgebruik bij jongeren in een gesloten afdeling

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van coping op de relatie tussen agressie en verstoord cannabisgebruik bij jongeren in een gesloten afdeling"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie Orthopedagogiek

De invloed van coping op de relatie tussen agressie en

verstoord cannabisgebruik bij jongeren in een gesloten

afdeling

The influence of coping on the relation between aggression

and disturbed use of cannabis among youngsters in secure

juvenile institutions

Naam student: Dorine van Amerom Studentnummer: 6095798

Opleiding: Master Orthopedagogiek, Universiteit van Amsterdam

Onderdeel: Scriptie Orthopedagogiek Master Eerste begeleider UvA: dr. H.E. Creemers Tweede begeleider UvA: dr. M. Majdandžić Instelling: de Koppeling

Begeleider instelling: S. Oostermeijer Datum: juli 2013

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 0 -

(2)

Inhoudsopgave ABSTRACT ... 2 SAMENVATTING ... 3 INLEIDING ... 4 METHODEN ... 9 -STEEKPROEF ... -9 -PROCEDURE ... -9 -INSTRUMENTEN ...-10 Verstoord cannabisgebruik. ... 10 Agressie. ... 10 Copingstijl. ... 11 -DATA ANALYSE ...-11 RESULTATEN ... 13 -DESCRIPTIEVE GEGEVENS ...-13 Verstoord cannabisgebruik. ... 13 Agressie en coping. ... 13 -CORRELATIES ...-14

-IS ER EEN SAMENHANG TUSSEN AGRESSIE EN VERSTOORD CANNABISGEBRUIK? ...-14

-IS ER EEN SAMENHANG TUSSEN COPING EN VERSTOORD CANNABISGEBRUIK? ...-15

-WORDT HET VERBAND TUSSEN AGRESSIE EN VERSTOORD CANNABISGEBRUIK GEMODEREERD DOOR COPING? ...-15

DISCUSSIE ... 18

BIBLIOGRAFIE ... 23

-Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 1 -

(3)

Abstract

Disturbed use of cannabis is a common phenomenon among youngsters in secured juvenile institutions and carries with it many negative consequences. In order to better adjust interventions and preventions to disturbed use of cannabis it is important to map the problem. In this study the association between direct and indirect aggression, coping style and disturbed use of cannabis was investigated. The central question was ‘To what extent is coping style influencing the association between aggression and disturbed use of cannabis?’. Three coping styles were differentiated: active, emotional and evasive.

Participants of this research are 98 youngsters (45% boys and 55% girls) between 12 and 17 years old whom are being treated in secured juvenile institution ‘De Koppeling’in Amsterdam. The data has been gathered through self-report questionnaires and a

diagnostic interview. Results showed that there is a significant, positive association between direct aggression and disturbed use of cannabis and not between indirect aggression and disturbed use of cannabis. Besides, no significant relation has been found between the different coping styles and disturbed use of cannabis. The found coherence between direct and indirect aggression and disturbed use of cannabis is not moderated by coping style. The conclusion of this study is that coping style has no influence on the coherence between aggression and disturbed use of cannabis.

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 2 -

(4)

Samenvatting

Verstoord cannabisgebruik komt veel voor bij jongeren in de gesloten jeugdzorg en brengt veel negatieve gevolgen met zich mee. Om interventies en preventies beter af te kunnen stemmen op verstoord cannabisgebruik bij deze doelgroep is het belangrijk om dit probleem duidelijk in kaart te brengen. In deze studie is de samenhang tussen directe en indirecte agressie, copingstijl en verstoord cannabisgebruik onderzocht, en is

gekeken naar de invloed van coping op het verband tussen agressie en verstoord cannabisgebruik. Hierin is er onderscheid gemaakt tussen de copingstijlen

actiefaanpakkend, emotiegericht en vermijdend. De participanten zijn 98 jongeren (45% jongens en 55% meisjes) tussen de 12 en 17 jaar oud die behandeld worden op de gesloten jeugdinstelling ‘de Koppeling’ te Amsterdam. De informatie is verzameld middels zelfrapportagevragenlijsten en een diagnostisch interview. Gebleken is dat er een significant, positief verband is tussen directe agressie en verstoord cannabisgebruik, niet tussen indirecte agressie en verstoord cannabisgebruik. Verder is er geen

significante samenhang gevonden tussen de verschillende copingstijlen en verstoord cannabisgebruik. Het verband tussen directe en indirecte agressie en verstoord cannabisgebruik wordt niet gemodereerd door copingstijl. De conclusie van dit onderzoek is dat copingstijl niet van invloed is op het verband tussen agressie en verstoord cannabisgebruik.

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 3 -

(5)

Inleiding

Cannabis is de meest gebruikte (in de meeste landen) illegale drugssoort (Niesink & van Laar, 2010). Onder scholieren tussen de 12 en 18 jaar oud heeft 17% ooit

cannabis gerookt, en heeft 8% cannabis gerookt in de afgelopen maand. Dit laatste percentage wordt gebruikt als indicator van herhaaldelijk gebruik (van Laar,

Monshouwer, & van den Brink, 2010). Tevens is verstoord cannabisgebruik de meest voorkomende middelenproblematiek bij jongeren tussen de 15 en 24 jaar oud (van Laar, Monshouwer, & van den Brink, 2010). Zo hebben er in het afgelopen jaar, 2012, wel 4287 jongeren tot 25 jaar hulp gezocht voor verstoord cannabisgebruik (Wisselink, Kuijpers, & Mol, 2013).

Cannabisgebruik kan leiden tot diverse negatieve gevolgen. Op het moment van gebruik kan cannabis er voor zorgen dat de gebruiker aan geheugenverlies lijdt, zich misselijk voelt of bijvoorbeeld een versnelde hartslag heeft (Vale, 2007). Daarnaast is bekend dat cannabisgebruik er toe kan leiden dat men riskant gedrag vertoont

waardoor men in aanraking met de politie komt (Niesink & van Laar, 2010). Naast acute gevolgen zijn er ook lange termijn gevolgen. Allereerst is gebleken dat cannabisgebruik een voorspeller is van schizofrenie (Veling, Mackenbach, van Os, & Hoek, 2008) en van symptomen van depressie onder jongeren (Medina, Nagel, Park, McQueeny, & Tapert, 2007). Verder is bekend dat er tijdens de adolescentie een sensitieve periode is voor de ontwikkeling van het lange- en korte termijngeheugen. Wanneer er gedurende deze periode cannabis gebruikt wordt kan dit leiden tot zowel lange- als korte

termijngeheugenverlies (Ashtari, et al., 2011). Tevens heeft onderzoek aangetoond dat mensen die zeer regelmatig cannabis gebruiken een verhoogde kans op

angststoornissen hebben. Bovendien presteren zij vaak minder goed op school en

hebben zij meer moeite hun aandacht ergens bij te houden (Vale, 2007). Tot slot worden het werk, de studie of het sociale leven vaak verwaarloosd ten gevolge van

cannabisgebruik (Niesink & van Laar, 2010). Uiteindelijk kan cannabisgebruik overgaan in cannabismisbruik en kan het zelfs leiden tot cannabisafhankelijkheid; gebruik

vergroot dus de kans op misbruik en afhankelijkheid (Niesink & van Laar, 2010). Uit onderzoek komt naar voren dat er een samenhang is tussen agressief gedrag en het gebruik van cannabis. Zo blijkt uit de Nederlandse Health Behaviour in School-aged Children (HBSC)-studie (Ter Bogt, van Dorsselaer & Vollebergh, 2003) dat er bij

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 4 -

(6)

jongeren waar sprake is van meer agressief en delinquent gedrag, ook duidelijk meer cannabisgebruik plaatsvindt. Tevens nemen jongeren met meer agressief en delinquent gedrag grotere risico’s in middelengebruik dan jongeren die niet afwijken wat betreft agressief en delinquent gedrag. Uit het rapport van ‘Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu’ (Schrijvers & Schoemaker, 2008) blijkt wederom dat probleemgedrag,

waaronder agressief gedrag, samenhangt met cannabisgebruik.

Hoewel er naar de relatie tussen agressie in het algemeen en cannabisgebruik relatief veel onderzoek is gedaan, is onderzoek waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen directe en indirecte agressie in relatie tot cannabisgebruik nog beperkt. Verbale (schelden en beledigen) en fysieke agressie (onder andere slaan en schoppen) zijn vormen van directe agressie (Hubbard, McAuliffe, Morrow & Romano, 2010). Uit het aanwezige onderzoek blijkt dat jongeren die cannabis gebruiken meer directe agressie tonen dan jongeren die geen cannabis gebruiken (Daumann, Pelz, Becker, Tuchtenhagen en Gouzoulis-Mayfrank, 2001). Onderzoek door Gerra et al. (2004) toont eveneens aan dat directe agressie positief samenhangt met cannabisgebruik. Daarnaast is er een positief verband gevonden tussen frequentie van cannabisgebruik en directe agressie (Eftekhari, Turner & Larimer, 2004). Onder indirecte agressie wordt ingehouden agressie verstaan wat kan duiden op een hoge mate van psychopathologie (Lange, Hoogendorn, Wiederspahn & de Beurs, 2005). Deze vorm van agressie kan op twee manieren plaatsvinden, namelijk zonder dat er op dat moment een slachtoffer aanwezig is (roddelen of eigendommen van iemand anders kapot maken) of het projecteren van de agressie op jezelf. Hierbij is de persoon in kwestie zelf het slachtoffer. Een voorbeeld hiervan is het kapot maken van eigen bezittingen. (Coyne, Archer & Eslea, 2004; Archer, 2001). In de literatuur zijn er tegenstrijdige verbanden gevonden tussen indirecte agressie en cannabisgebruik. Zo blijkt uit onderzoek van Daumann, Pelz, Becker, Tuchtenhagen en Gouzoulis-Mayfrank (2001) dat er minder indirecte agressie wordt ervaren door cannabisgebruikers dan door niet-cannabisgebruikers. Daarnaast is er een negatief verband gevonden tussen indirecte agressie en hoeveelheid cannabisgebruik (Eftekhari, Turner & Larimer, 2004). Echter, in het onderzoek van Herning, Better en Cadet (2008) vertonen cannabisgebruikers juist meer indirecte en directe agressie dan niet-cannabisgebruikers.

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 5 -

(7)

Concluderend lijkt er sprake van een samenhang tussen agressie en cannabisgebruik. Deze samenhang is positief tussen directe agressie en

cannabisgebruik. Over de relatie tussen indirecte agressie en cannabisgebruik is gezien de tegenstrijdige resultaten van eerder onderzoek nog weinig vast te stellen. Een

beperking van voorgaand onderzoek is dat het m et name gericht is op cannabisgebruik, waardoor we nog weinig weten over het verband tussen agressie en verstoord

cannabisgebruik. Met cannabisgebruik wordt bedoeld dat er aan één symptoom van de dsm-5 criteria voor cannabisgebruik wordt voldaan, met verstoord cannabisgebruik wordt er aan twee of meer symptomen voldaan (www.dsm5.org).

Naast agressief gedrag wordt ook copingstijl in verband gebracht met cannabisgebruik (Eftekhari, Turner & Larimer, 2004). Copingstijl zou omschreven kunnen worden als een bepaalde voorkeursstrategie die gebruikt wordt als reactie op een probleem en wordt gezien als een persoonlijkheidskenmerk (Diaz-Guerrero, 1979; Lazarus, 1993). In relatie tot cannabisgebruik lijken met name drie specifieke

copingstijlen van belang: vermijdende, emotiegerichte en actief aanpakkende coping. Met vermijdende coping wordt bedoeld dat men afleiding zoekt en het probleem uit de weg gaat. Met emotiegerichte coping wordt bedoeld dat de jongere zijn boosheid laat merken of sociale steun zoekt bij iemand (bijvoorbeeld door anderen te laten merken hoe hij zich voelt). Met actief aanpakkende coping wordt bedoeld dat de jongere gaat proberen het probleem op te lossen, nadat hij/zij heeft nagedacht over mogelijke oplossingen.

Uit onderzoek komt naar voren dat er een positieve samenhang is tussen een vermijdende copingstijl en frequentie van cannabisgebruik bij jongeren (Eftekhari, Turner & Larimer, 2004; Stein & Nyamathi, 1999). Een andere studie laat een positief verband zien bij adolescenten tussen een copingstijl waarbij er niet wordt getracht het probleem op te lossen, dit is een kenmerk van vermijdende coping, en frequentie van cannabisgebruik (Siqueria, Diab, Bodian & Rolnitzky, 2001). Deze samenhang gaat niet alleen op voor cannabisgebruik, ook het gebruik van andere middelen zoals nicotine en alcohol hangt positief samen met vermijdende coping (Frone & Windle, 1997). Het gebruik van nicotine en alcohol hangt negatief samen met actieve coping (Frone & Windle, 1997). Dit congrueert met de bevindingen uit het onderzoek van Wagner, Myers en McIninch (1999) waarin wordt aangetoond dat een probleemoplossende copingstijl

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 6 -

(8)

samenhangt met minder middelengebruik. Uit onderzoek van Litt, Kadden en Tennen (2012) blijkt bovendien dat een actief aanpakkende copingstijl sterker samenhangt met een langere, cannabisvrije periode bij frequent gebruikende jongeren dan een

emotiegerichte copingstijl. Een copingstijl gericht op het uiten van boosheid, dit zou opgevat kunnen worden als emotiegerichte coping, hangt tevens samen met verhoogd cannabisgebruik (Siqueria, Diab, Bodian & Rolnitzky, 2001; Wagner, Myers & McIninch, 1999). Uit voorgaande literatuur kan geconcludeerd worden dat de actief aanpakkende copingstijl een negatieve samenhang heeft met cannabisgebruik en frequentie van cannabisgebruik. Daarnaast kan gesteld worden dat vermijdende en emotiegerichte coping positief samenhangen met cannabisgebruik en frequentie van cannabisgebruik. Er is nog weinig bekend over de relatie tussen copingstijlen en verstoord

cannabisgebruik.

Hoewel voorgaand onderzoek heeft aangetoond dat agressief gedrag en

copingstijl allebei samenhangen met cannabisgebruik, is er nog niet eerder onderzocht in hoeverre copingstijl invloed heeft op de samenhang tussen agressie en

middelengebruik. Bovendien is er nog weinig onderzoek verricht naar risicofactoren van middelengebruik bij jongeren die behandeld worden in een gesloten instelling. Deze groep jongeren wordt gekenmerkt door veelal frequent cannabisgebruik en/of agressieproblematiek. Dit onderzoek zal zich daarom richten op de hoofdvraag “In hoeverre heeft copingstijl invloed op de samenhang tussen de mate van agressie en verstoord cannabisgebruik?”. Deze hoofdvraag is opgedeeld in drie deelvragen met bijbehorende hypothesen. Voor de eerste deelvraag “Wat is de samenhang tussen de mate van directe en indirecte agressie en verstoord cannabisgebruik bij jongeren in een gesloten afdeling?” wordt op basis van de bestudeerde literatuur verwacht dat er een positieve samenhang is tussen de mate van agressie en verstoord cannabisgebruik, en dat met name directe agressie zal samenhangen met verstoord cannabisgebruik. Er kan geen uitspraak worden gedaan over een eventuele samenhang tussen indirecte agressie en verstoord cannabisgebruik, eerdere studies hiernaar spreken elkaar tegen. Met betrekking tot de tweede deelvraag “Wat is de samenhang tussen copingstijl en

verstoord cannabisgebruik bij jongeren in een gesloten afdeling?” wordt verwacht dat emotiegerichte en vermijdende coping positief samenhangen met verstoord

cannabisgebruik en actief aanpakkende coping negatief samenhangt met verstoord

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 7 -

(9)

cannabisgebruik. Voor de derde deelvraag, “Is de samenhang tussen de mate van agressie en verstoord cannabisgebruik afhankelijk van copingstijl bij jongeren in een gesloten afdeling?” kan op basis van eerder onderzoek geen hypothese opgesteld worden. Mogelijk is het verband tussen agressie en verstoord cannabisgebruik sterker voor jongeren die een vermijdende of emotiegerichte copingstijl hanteren, en zwakker voor jongeren die een actief aanpakkende copingstijl hanteren.

Het is belangrijk om meer te weten te komen over de samenhang tussen de mate van agressie, coping en verstoord cannabisgebruik. Wanneer de samenhang duidelijk in beeld gebracht wordt, kunnen preventies en interventies beter worden afgestemd op de doelgroep. Dit is belangrijk want er zou geld kunnen worden bespaard als interventies gerichter ingezet worden. Interventies kunnen pas beter gericht zijn op het probleem (in dit geval verstoord cannabisgebruik) wanneer verstoord cannabisgebruik zo duidelijk mogelijk in kaart gebracht is, en bekend is met welke risicofactoren verstoord

cannabisgebruik samenhangt . Als blijkt dat bekend is dat het verband tussen verstoord cannabisgebruik en agressie in stand wordt gehouden door een bepaalde copingstijl, kunnen de interventies hier specifiek op gericht worden. Vroeg ingezette interventies hebben een betere kans van slagen, dus voor de jongeren is het belangrijk dat verstoord cannabisgebruik duidelijk in kaart gebracht wordt (Arthur, Hawkins, Pollard, Catalano & Baglioni, 2002). Verder is coping dynamisch, dit houdt in dat het veranderbaar is wat betekent dat een interventie gericht op coping effectief kan zijn (Schouws & Dekker, 1999).

Dit onderzoek draagt daarnaast bij aan een beter begrip van de problematiek van jongeren in de gesloten jeugdzorg. Jongeren binnen de gesloten jeugdzorg vormen een complexe doelgroep, onder andere door de veelal uiteenlopende problematiek. Er is nog relatief weinig onderzoek verricht naar risicofactoren van verstoord middelengebruik onder deze groep jongeren. Kort samengevat wordt er met dit onderzoek getracht de kennis hierover uit te breiden.

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 8 -

(10)

Methoden Steekproef

Dit onderzoek maakt deel uit van een groter onderzoek op de Koppeling, waaraan momenteel 559 jongeren deelnemen. Binnen dit grotere onderzoek is er weinig sprake van selectie: elke binnenkomende jongere op ‘de Koppeling’ participeert in principe aan dit onderzoek, behalve als er geen toestemming verleend is door de jongere zelf en/of zijn gezaghebbende, dit is bij ongeveer tien procent het geval.

Voor dit onderzoek is een subsample gebruikt van 98 jongeren waarvan gegevens beschikbaar zijn op de relevante variabelen voor deze studie. Deze variabelen zijn: agressie, verstoord cannabisgebruik en copingstijl, gemeten op het moment van binnenkomst van de jongeren. Deze groep jongeren komt overeen met de groep welke geselecteerd is voor de Training Agressie Controle (TACt), in verband met

agressieregulatie problematiek. De TACt is een behandeling welke wordt toegepast binnen ‘de Koppeling’ om de mate van agressie te verminderen.

De 98 participanten die aan dit onderzoek deelnamen zijn onderzocht vanaf het moment dat zij om uiteenlopende redenen in de gesloten jeugdinstelling ‘de Koppeling’ binnenkwamen. Deze groep participanten bestaat uit jongeren tussen de 12 en 17 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 15,05 jaar (SD=1,28). Het percentage meisjes bedraagt 55% (n=54) en het percentage jongens bedraagt 45% (n=44). Voorafgaande aan

participatie is zowel een informed consent van de gezaghebbende opvoeder of voogd als schriftelijke toestemming van de jongere zelf verkregen. Procedure

In de beginfase van het verblijf van een jongere op ‘de Koppeling’, in de tweede of derde week, vond de afname van de Diagnostic Interview Schedule for Children (DISC) (Ferdinand & van der Ende, 2000) plaats. Aan de jongere werd verteld dat iedereen op ‘de Koppeling’ aan dit interview meewerkt met als doel wat meer informatie over de jongere krijgen. De laatste module (F) betreft middelengebruik en nam ongeveer vijftien minuten in beslag.

In het begin van de opname zijn de jongeren met de TACt training gestart. Voorafgaand aan deze training hebben de participanten de Utrechtse Coping Lijst (UCL)(Schreurs, et al., 1999) en de Buss-Durkee Hostility Inventory-Dutch

(BDHI-D)(Lange, Hoogendorn, Wiederspahn & de Beurs, 2005) vragenlijsten ingevuld. In eerste

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 9 -

(11)

instantie was het de bedoeling dat de participanten deze vragenlijsten zelf invulden, als dit niet lukte gebeurde dit onder begeleiding. Het invullen van deze vragenlijsten duurde gemiddeld vijf tot tien minuten.

Instrumenten

Verstoord cannabisgebruik.

Het Diagnostic Interview Schedule for Children (DISC) is gebruikt om te bepalen of er wel of geen sprake is van cannabismisbruik of afhankelijkheid bij de jongeren. De symptomen van cannabismisbruik en afhankelijkheid zijn gemeten aan de hand van de 11 criteria uit de Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders (DSM-IV)

(American Psychiatric Association, 2010). De nieuwste versie van de DSM, de DSM-5 (www.dsm5.org) gaat bij twee of drie symptomen uit van milde mate van verstoord cannabisgebruik en bij vier of meer symptomen van ernstig verstoord cannabisgebruik. In dit onderzoek is er geen onderscheid gemaakt tussen mild en ernstig verstoord cannabisgebruik. Bij sprake van nul of één sympto(o)m(en) lijdde de jongere niet aan verstoord cannabisgebruik, bij twee of meer symptomen wel. Een voorbeeld van een symptoom is: ‘voortdurend gebruik van het middel ondanks aanhoudende of

terugkerende problemen op sociaal of intermenselijk terrein veroorzaakt of verergerd door de effecten van het middel’ (American Psychiatric Association, 2010).

Agressie.

Om de mate van agressie te meten is er gebruik gemaakt van de Buss-Durkee

Hostility Inventory-Dutch (BDHI-D). Deze vragenlijst bestaat uit 40 stellingen waarbij de

jongere aangaf of de stellingen al dan niet op hem/haar van toepassing waren. Deze 40 stellingen vormen drie subschalen, te weten indirecte agressie, directe agressie en sociale wenselijkheid. De eerste twee genoemde subschalen meten de mate van

agressief gedrag en zijn dan ook gebruikt als maat voor agressie binnen dit onderzoek. Een hoge score op de ‘directe agressie’ schaal duidt op veel fysieke of verbale agressie (Lange, Hoogendorn, Wiederspahn & de Beurs, 2005). Een voorbeelditem van een vraag welke directe agressie meet is ‘Als ik kwaad ben, sla ik soms met deuren’. In totaal zijn er voor deze schaal 16 items (α=0.82).

Een hoge score op de schaal ‘indirecte agressie’ impliceert dat er mogelijk veel ingehouden agressie was. Daarnaast kan het een aanwijzing zijn voor een hoge mate van psychopathologie (Lange, Hoogendorn, Wiederspahhn & de Beurs, 2005). Een

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 10 -

(12)

voorbeelditem van een vraag welke indirecte agressie meet is: ‘Ik ben veel vaker geïrriteerd dan andere mensen’. Voor deze schaal waren er in totaal 19 items (α=0.85). Bij elke stelling koos de jongere voor het antwoord ‘waar’ of ‘niet waar’, voor ‘waar’ werd er één punt toegewezen en voor ‘niet waar’ nul punten. Uiteindelijk zijn de totaalscores voor directe, indirecte en totale (directe + indirecte) agressie berekend door middel van somscores. Totale agressie is gemeten aan de hand van 35 items (α=0.88).

Copingstijl.

Om te bepalen in welke mate de deelnemers gebruik maken van verschillende copingstijlen is er gebruik gemaakt van de Utrechtse Coping Lijst (UCL)(Schreurs, et al., 1999). Normaliter bestaat deze vragenlijst uit 45 tot 48 vragen, afhankelijk van de versie. Op jeugdinstelling ‘de Koppeling’ wordt er gebruik gemaakt van een verkorte versie hiervan. Deze bestaat uit 15 vragen. Deze vragen zijn onder te verdelen in drie schalen, te weten, actief aanpakkende coping, vermijdende coping en emotiegerichte coping (Vollrath & Torgersen, 2000). De schaal actief aanpakkende coping bestaat uit zes items (α=0.86). Met actief aanpakkende coping wordt bedoeld dat de jongere gaat proberen het probleem op te lossen, nadat hij/zij heeft nagedacht over mogelijke oplossingen. Een voorbeelditem hiervan is: ‘Ik bedenk verschillende manieren om het probleem op te lossen’. Er zijn vier items (α=0.76) op de emotiegerichte schaal. Met emotiegerichte coping wordt bedoeld dat de jongere zijn boosheid laat merken of sociale steun zoekt bij iemand (bijvoorbeeld door anderen te laten merken hoe hij zich voelt). Een voorbeelditem hierbij is: ‘Ik ga op zoek naar troost en begrip’. Tot slot zijn er binnen de vermijdende schaal vijf items (α=0.58). Met vermijdende coping wordt bedoeld dat de jongere afleiding zoekt en het probleem uit de weg gaat. Een voorbeelditem is: ‘Ik probeer mijn zorgen om het probleem een tijdje te vergeten door er even uit te gaan’. Bij elk item kon er worden geantwoord ‘zelden of nooit’ (1 punt), ‘soms’ (2 punten), ‘vaak’ (3 punten) of ‘zeer vaak’ (4 punten). Per schaal is er een gemiddelde score berekend. Data analyse

Allereerst is er een beschrijvende analyse uitgevoerd om inzicht te krijgen in verstoord cannabisgebruik, agressie en coping bij jongeren in een gesloten afdeling, en het verschil tussen jongens en meiden hierin. De gemiddelde scores met bijhorende standaarddeviaties zijn berekend van agressie, copingstijl en verstoord cannabisgebruik.

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 11 -

(13)

Vervolgens zijn de correlaties tussen de verschillende variabelen berekend om inzicht te krijgen in de ruwe samenhang tussen de variabelen. Bij de continue variabelen is er gebruik gemaakt van Pearsons correlaties en bij de dichotome variabialen, van Spearman correlaties.

Voor de vervolganalyses zijn alle continue variabelen gestandaardiseerd. Om de deelvraag “Wat is de samenhang tussen de mate van agressie en verstoord

cannabisgebruik bij jongeren in een gesloten afdeling?” te beantwoorden is er gebruik gemaakt van twee logistische regressieanalyses. Hiervoor is gekozen in verband met de dichotome uitkomstmaat. Hierbij is er naar het verband gekeken tussen de totaalscore per deelnemer op totale agressie en op de subschalen directe en indirecte agressie en het wel of niet voldoen aan de criteria voor verstoord cannabisgebruik. Bij de eerste logistische regressieanalyse is totale agressie als continue determinant meegenomen en sekse als covariaat. Bij de tweede logistische regressieanalyse zijn zowel indirecte als directe agressie meegenomen als continue determinanten en sekse wederom als covariaat. Bij beide analyses was verstoord cannabisgebruik de dichotome uitkomstvariabele.

Vervolgens is er om de deelvraag “Wat is de samenhang tussen coping en verstoord cannabisgebruik bij jongeren in een gesloten afdeling?” te beantwoorden tevens een logistische regressieanalyse uitgevoerd. De afhankelijke variabele is verstoord cannabisgebruik, de onafhankelijke variabelen zijn de drie copingstijlen. Sekse is wederom meegenomen als covariaat.

Om de laatste deelvraag “Is de samenhang tussen mate van agressie en verstoord cannabisgebruik afhankelijk van copingstijl bij jongeren in een gesloten afdeling?” te beantwoorden zijn er in totaal zes logistische regressieanalyses uitgevoerd. De eerste regressieanalyse is uitgevoerd om te zien wat de hoofdeffecten zijn van actief

aanpakkende coping en totale agressie en het interactie-effect tussen actief

aanpakkende coping en totale agressie. Daarna is dit proces twee maal herhaald: eerst met emotiegerichte coping op de plaats van actief aanpakkende coping en daarna met vermijdende coping op de plaats van actiefaanpakkende coping. Vervolgens zijn de overige drie regressieanalyses uitgevoerd. Eerst is er een regressieanalyse uitgevoerd om te zien wat de hoofdeffecten zijn van actief aanpakkende coping, directe agressie en indirecte agressie. Tevens zijn de interactie-effecten berekend tussen actiefaanpakkende

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 12 -

(14)

coping en directe agressie en actiefaanpakkende coping en indirecte agressie.

Vervolgens is dit proces twee maal herhaald: een maal met emotiegerichte coping op de plaats van actief aanpakkende coping en een maal met vermijdende coping op de plaats van actiefaanpakkende coping. Ook bij deze analyses is sekse toegevoegd als covariaat.

Resultaten Descriptieve gegevens

Verstoord cannabisgebruik.

Gebleken is dat 40.8% (n=40) van de jongeren aan twee of meer criteria van verstoord cannabisgebruik voldoet. Zoals gepresenteerd in Tabel 1 komt verstoord

cannabisgebruik meer voor bij mannen dan bij vrouwen. Gemiddeld scoorden de participanten op 3.27 (range 0-11) criteria van verstoord cannabisgebruik.

Agressie en coping.

Er is gekeken of er significante verschillen zijn tussen mannen en vrouwen. Gebleken is dat het gebruik van actief aanpakkende coping meer wordt gerapporteerd door mannen dan door vrouwen. Vrouwen daarentegen rapporteren significant meer emotiegerichte coping. Vrouwen rapporteren tevens significant meer indirecte agressie dan mannen. Verder zijn er geen significante verschillen gevonden tussen mannen en vrouwen. Tabel 1

Gemiddeldes/percentages en sekseverschillen in verstoord cannabisgebruik, agressie en coping. Meetinstrument Totaal M SD Range M SD M SD t-toets Df p Verstoord cannabisgebruik 40.8% 52.3% 31.5% χ²= 4.34 1 .04 Actiefaanpakkend 1.27 .74 0-3 1.45 .16 1.13 .09 2.20 97 .03 Emotiegericht 1.38 .68 0-3 1.22 .11 1.52 .09 -2.25 97 .03 Vermijdend 1.28 .70 0-3 1.19 .11 1.35 .09 -1.09 97 .28 Indirecte agressie 9.09 4.78 0-19 7.95 5.00 10.03 4.42 -2.20 97 .03 Directe agressie 11.62 3.51 0-16 11.29 3.54 11.90 3.49 -.87 97 .39 Totale agressie 20.71 6.95 0-35 19.23 1.17 21.93 .85 -1.95 97 .05

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 13 -

(15)

Correlaties

Voor alle variabelen is er gekeken of deze onderling correleren om de ruwe verbanden tussen agressie, coping en verstoord cannabisgebruik in kaart te brengen. Uit Tabel 2 is op te maken dat alle gemeten vormen van agressie (direct, indirect en totaal) significant positief samenhangen met verstoord cannabisgebruik. Verder is er een significante, positieve samenhang tussen vermijdende coping enerzijds, en indirecte en totale agressie en emotiegerichte coping anderzijds.

Tabel 2

Correlaties tussen verstoord cannabisgebruik, agressie en coping (Pearson & Spearman)

1 2 3 4 5 6 1. Verstoord cannabisgebruik 2. Directe agressie 0.32* 3. Indirecte agressie 0.25* 0.42** 4. Totale agressie 0.33** 0.74** 0.90** 5. Actieve coping -0.07 -0.05 -0.04 -0.04 6. Emotiegerichte coping 0.02 0.17 0.14 0.18 0.18 7. Vermijdende coping -0.08 0.15 0.33** 0.27** 0.14 0.45** *p < .05. **p < .01.

Is er een samenhang tussen agressie en verstoord cannabisgebruik?

In Tabel 3 zijn de uitkomsten van de logistische regressieanalyse naar de samenhang tussen agressie en verstoord cannabisgebruik te vinden, gecorrigeerd voor sekse. Eerst is er gekeken of totale agressie samenhangt met verstoord cannabisgebruik, waarbij sekse is meegenomen als covariaat. Vervolgens is er gekeken of indirecte en directe agressie samenhangen met verstoord cannabisgebruik, waarbij sekse wederom is meegenomen als covariaat. Uit de analyse blijkt dat er een significante samenhang is tussen totale agressie en verstoord cannabisgebruik. Wanneer er onderscheid gemaakt wordt tussen directe en indirecte agressie blijkt dat directe agressie significant

samenhangt met verstoord cannabisgebruik en indirecte agressie niet.

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 14 -

(16)

Tabel 3

Logistische regressieanalyse agressie en verstoord cannabisgebruik

Variabele Exp(β) 95% B.I. p

Totale agressie 2.19 1.32-3.63 .00

Sekse (1=man, 2=vrouw) 0.30 0.12-0.74 .01 Indirecte agressie 1.51 0.93-2.47 .10

Directe agressie 1.77 1.01-3.13 .05

Sekse (1=man, 2=vrouw) 0.30 0.12-0.76 .01

Noot. Exp(β) betreft de odds ratio en B.I. staat voor betrouwbaarheidsinterval.

Is er een samenhang tussen coping en verstoord cannabisgebruik?

Om te onderzoeken of coping samenhangt met verstoord cannabisgebruik is er tevens gebruik gemaakt van een logistische regressie. In Tabel 4 zijn hier de resultaten van te vinden. Hieruit kan worden opgemaakt dat de verschillende copingstijlen niet significant samenhangen met verstoord cannabisgebruik.

Tabel 4

Logistische regressieanalyse coping en verstoord cannabisgebruik

Variabele Exp(β) 95% B.I. p

Actiefaanpakkende coping 0.96 0.62-1.48 .84 Emotiegerichte coping 1.25 0.77-2.03 .37 Vermijdende coping 0.91 0.57-1.45 .68 Sekse (1=man, 2=vrouw) 0.38 0.16-0.92 .03

Noot. Exp(β) betreft het odds ratio en B.I. staat voor betrouwbaarheidsinterval.

Wordt het verband tussen agressie en verstoord cannabisgebruik gemodereerd door coping?

Door middel van interactietermen is er onderzocht of het verband tussen totale agressie en verstoord cannabisgebruik gemodereerd wordt door coping. Dit is niet het geval, geen van de drie copingstijlen beïnvloedt het verband tussen totale agressie en verstoord cannabisgebruik. De resultaten zijn weergegeven in Tabel 5.

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 15 -

(17)

Vervolgens is er door middel van interactietermen onderzocht of het verband tussen directe en indirecte agressie enerzijds en verstoord cannabisgebruik anderzijds gemodereerd wordt door coping. Uit Tabel 6 blijkt dat geen van de copingstijlen het verband tussen directe en indirecte agressie en verstoord cannabisgebruik beïnvloedt. Tabel 5

Het verband tussen totale agressie en actiefaanpakkende, emotiegerichte en vermijdende coping

Variabele Exp(β) 95% B.I. p

Actiefaanpakkende coping 0.99 0.62-1.58 .98

Totale agressie 2.23 1.33-3.74 .00

Totale agressie x actiefaanpakkende coping 0.91 0.56-1.49 .71

Sekse (1=man, 2=vrouw) 0.29 0.11-0.75 .01

Emotiegerichte coping 1.05 0.67-1.66 .84

Totale agressie 2.15 1.28-3.60 .00

Totale agressie x emotiegerichte coping 0.90 0.56-1.43 .65

Sekse (1=man, 2=vrouw) 0.29 0.11-0.73 .01

Vermijdende coping 0.79 0.49-1.29 .35

Totale agressie 2.37 1.39-4.06 .00

Totale agressie x vermijdende coping 0.98 0.61-1.56 .97

Sekse (1=man, 2=vrouw) 0.30 0.12-0.75 .01

Noot. Exp(β) betreft het odds ratio en B.I. staat voor betrouwbaarheidsinterval.

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 16 -

(18)

Tabel 6

Het verband tussen directe en indirecte agressie en actiefaanpakkende, emotiegerichte en vermijdende coping

Variabele Exp(β) 95% B.I. p

Actiefaanpakkende coping 0.98 0.61-1.59 .94

Directe agressie 1.73 0.96-3.14 .07

Indirecte agressie 1.54 0.94-2.53 .07

Directe agressie x actiefaanpakkende coping 1.33 0.70-2.55 .39 Indirecte agressie x actiefaanpakkende coping 0.78 0.49-1.23 .28

Sekse (1=man, 2=vrouw) 0.29 0.12-0.77 .01

Emotiegerichte coping 1.06 0.67-1.67 .81

Directe agressie 1.76 0.99-3.13 .05

Indirecte agressie 1.49 0.91-2.44 .11

Directe agressie x emotiegerichte coping 0.88 0.58-1.60 .88 Indirecte agressie x emotiegerichte coping 0.71 0.56-1.49 .71

Sekse (1=man, 2=vrouw) 0.29 0.11-0.75 .01

Vermijdende coping 0.81 0.49-1.33 .40

Directe agressie 1.77 0.98-3.17 .06

Indirecte agressie 1.64 0.96-2.79 .07

Directe agressie x vermijdende coping 0.98 0.55-1.72 .93 Indirecte agressie x vermijdende coping 1.00 0.63-1.58 .99

Sekse (1=man, 2=vrouw) 0.30 0.12-0.77 .01

Noot. Exp(β) betreft het odds ratio en B.I. staat voor betrouwbaarheidsinterval.

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 17 -

(19)

Discussie

Dit onderzoek had tot doel om meer inzicht te krijgen in verstoord cannabisgebruik bij jongeren binnen een gesloten instelling. Gekeken is of er een verband is tussen agressie, coping en verstoord cannabisgebruik en of het verband tussen agressie en verstoord cannabisgebruik gemodereerd wordt door coping. De volgende hoofdvraag is hiervoor opgesteld, ‘Is de samenhang tussen mate van agressie en verstoord cannabisgebruik afhankelijk van copingstijl bij jongeren in een gesloten afdeling?’.

Er is getracht deze onderzoeksvraag te beantwoorden aan de hand van drie deelvragen. De eerste deelvraag luidde ‘Wat is de samenhang tussen de mate van agressie en verstoord cannabisgebruik?’. Uit dit onderzoek komt naar voren dat

verstoord cannabisgebruik vaker voorkomt onder jongeren naarmate ze meer agressie laten zien. Dit congrueert met resultaten uit eerder onderzoek en de vooraf opgestelde hypothese (Ter Bogt, van Dorsselaer & Vollebergh, 2003; Schrijvers & Schoemaker, 2008). Daarnaast is er een onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte agressie. Gebleken is dat verstoord cannabisgebruik vaker voorkomt bij jongeren die meer

directe agressie laten zien. Dit komt overeen met eerdere studies naar dit verband en de bijbehorende hypothese (Daumann et al., 2001; Eftekhari, Turner & Larimer, 2004; Gerra et al., 2004). Er bleek geen verband tussen verstoord cannabisgebruik en indirecte agressie binnen dit onderzoek. Dit komt overeen met eerder, tegenstrijdig onderzoek, waarbij er sprake was van zowel positieve als negatieve effecten. Zo is er in sommige studies aangetoond dat cannabisgebruik vaker voorkomt naarmate jongeren meer indirecte agressie tonen, andere studies zijn tot de conclusie gekomen dat

cannabisgebruik juist vaker voorkomt naarmate jongeren minder directe agressie laten zien (Herning, Better & Cadet, 2008; Daumann et al., 2001; Eftekhari, Turner & Larimer, 2004). Eerder onderzoek keek echter niet naar verstoord cannabisgebruik maar naar andere vormen van cannabisgebruik. De samenhang met agressie is hierdoor wellicht anders. Een mogelijke verklaring voor het feit dat er wel een relatie is gevonden tussen directe agressie en verstoord cannabisgebruik en niet tussen indirecte agressie en verstoord cannabisgebruik is het volgende. De groep jongeren die deelneemt aan dit onderzoek is geselecteerd voor een agressieregulatietraining (de TACt). Het doel van deze training is een afname van geweld (www.nji.nl). De jongeren zijn zich op het moment van invullen van de vragenlijsten mogelijk zeer bewust van hun fysiek

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 18 -

(20)

agressieve gedrag, want staan op het punt om hieraan te gaan werken. Fysieke agressie is een vorm van directe agressie en mogelijk is er meer directe agressie gerapporteerd doordat de jongeren zich extra bewust waren van hun fysieke agressie in verband met de training. Indirecte agressie wordt op dat moment mogelijk minder gerapporteerd, omdat de nadruk op directe agressie ligt bij de training. Mogelijk is er slechts een duidelijk verband zichtbaar tussen een hoge mate van indirecte agressie en verstoord cannabisgebruik.

De tweede onderzoeksvraag betreft de samenhang tussen copingstijl en verstoord cannabisgebruik. Gebleken is dat verstoord cannabisgebruik niet meer of minder vaak voorkomt bij jongeren met een actiefaanpakkende, emotiegerichte of vermijdende copingstijl. Op basis van de literatuur werd verwacht dat verstoord cannabisgebruik minder vaak voor zou komen onder jongeren naarmate zij een meer actiefaanpakkende copingstijl hanteren (Wagner, Myers & McIninch, 1999; Litt, Kadden & Tennen, 2012). Uit deze studie is dit niet gebleken. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een groot deel van de jongeren uit de onderzoekspopulatie al eerder

behandelingen gevolgd heeft. Eerdere trainingen kunnen er toe geleid hebben dat een groot deel van de onderzoeksgroep een meer actiefaanpakkende copingstijl hanteert. Deze eerdere hulp heeft mogelijk (nog) niet tot minder verstoord cannabisgebruik geleid. Het feit dat er geen verband gevonden is tussen emotiegerichte coping en verstoord cannabisgebruik congrueert niet met bevindingen uit eerdere onderzoeken. Zo is eerder gebleken dat verstoord cannabisgebruik vaker voor zou komen onder jongeren naarmate zij een meer emotiegerichte copingstijl hanteren (Siqueria, Diab, Bodian & Rolnitzky, 2001; Wagner, Myers & McIninch, 1999). Verder werd er verwacht werd dat verstoord cannabisgebruik vaker voor zou komen onder jongeren naarmate zij een meer vermijdende copingstijl hanteren (Eftekhari, Turner & Larimer, 2004; Stein & Nyamathi, 1999; Siqueria et al., 2001). Dit is echter niet uit dit onderzoek gebleken. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er misschien minder variatie in copingstijl is binnen deze doelgroep in vergelijking met de algemene bevolking waarin dit verband wel is aangetoond. Verder is er in het onderzoek van Green en Ritter (2000) aangetoond dat cannabisgebruik een vorm van vermijdende coping kan zijn. Dit duidt op een hoge samenhang tussen cannabisgebruik en een vermijdende copingstijl. Toch is deze

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 19 -

(21)

samenhang niet gevonden. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de schaal ‘vermijdende coping’ beperkt betrouwbaar was (α=0.58).

De derde onderzoeksvraag, ‘Is de samenhang tussen mate van agressie en verstoord cannabisgebruik afhankelijk van copingstijl?’, heeft geen significante

resultaten opgeleverd. Daarnaast is naar deze vraag ook geen eerder onderzoek verricht, dus de uitkomst kan niet vergeleken worden met eerdere studies. In dit onderzoek werd gevonden dat de mate waarin een jongere actiefaanpakkende, emotiegerichte en

vermijdende coping gebruikt geen invloed heeft op het verband tussen agressie en verstoord cannabisgebruik. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de vermijdende copingstijl misschien leidt tot verstoord cannabisgebruik, maar het niet in stand houdt. De vermijdende copingstijl motiveert mogelijk om te beginnen met cannabisgebruik. Vervolgens zijn er andere factoren die verstoord cannabisgebruik in stand houden zoals de verslavende werking van cannabis en het optreden van ontwenningsverschijnselen bij een poging tot minderen (Niesink & van Laar, 2010). Bij binnenkomst op de

Koppeling bevonden de jongeren zich al in een verder gevorderd stadium van verstoord cannabisgebruik. Hierdoor hanteerden zij mogelijk geen vermijdende copingstijl meer, maar werd het gebruik in stand gehouden door bovengenoemde factoren. Om deze reden is er mogelijk geen significant verband of interactie-effect voor coping en verstoord cannabisgebruik gevonden.

Hoewel dit onderzoek waardevolle inzichten geeft in de samenhang tussen

agressie, coping en verstoord cannabisgebruik bij jongeren op een gesloten afdeling kent het ook enkele beperkingen. Ten eerste is er gebruik gemaakt van zelfrapportage. Deze rapportagevorm heeft nadelen. Zo is het mogelijk dat jongeren sociaal wenselijke

antwoorden geven waardoor de antwoorden geen realistisch beeld van de werkelijkheid geven. Ook hebben sommige jongeren geen zin waardoor zij mogelijk de vragen slecht lezen of zomaar wat invullen om snel klaar te zijn. Daarnaast kan het voorkomen dat zij een probleem hebben met de Nederlandse taal. Dit kan een negatieve invloed hebben op de betrouwbaarheid van de antwoorden. Echter is er wel moeite gedaan om het invullen zo betrouwbaar mogelijk te maken en om de invloed van bovenstaande factoren zo klein mogelijk te houden. Zo is er duidelijk uitgelegd dat de antwoorden slechts gebruikt worden voor onderzoeksdoeleinden en dat het een anoniem onderzoek is en niet

bestemd voor de groepsmentoren, politie of rechter. Ook is benadrukt dat het belangrijk

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 20 -

(22)

is dat de vragen zo eerlijk mogelijk beantwoord moeten worden ten behoeve van het onderzoek. Daarnaast is het een onderzoek op vrijwillige basis, jongeren die de lijsten niet in willen vullen, vullen deze niet in. Jongeren die moeite hebben met de

Nederlandse taal en/of met lezen, worden geholpen. Eén van de testleidsters kan de vragen voorlezen en extra uitleg verschaffen bij onduidelijkheden. Ten tweede was er bij sommige jongeren mogelijk sprake van een behandeleffect. De reden hiervoor is dat er door miscommunicaties en fouten jongeren soms al enige tijd in de Koppeling verbleven voordat de vragenlijsten werden ingevuld en/of de DISC werd afgenomen. Dit

behandeleffect zou er toe kunnen hebben geleid dat er minder cannabis werd gebruikt, minder indirecte en directe agressie vertoond werd en eerder een actiefaanpakkende copingstijl gehanteerd werd dan een emotiegerichte of vermijdende copingstijl. Ten derde is er een verkorte versie van de UCL gebruikt, de volledige versie zou misschien kunnen leiden tot andere resultaten. Ten vierde is dit onderzoek cross-sectioneel, hierdoor kunnen er geen conclusies worden getrokken over of bijvoorbeeld agressie veroorzaakt wordt door verstoord cannabisgebruik of vice versa.

De resultaten van dit onderzoek leiden tot verschillende aanbevelingen voor onderzoek en praktijk. Om verstoord cannabisgebruik duidelijker in kaart te brengen zou het interessant zijn om in vervolgonderzoek te kijken naar mate van verstoord cannabisgebruik. Hierbij zou er gekozen kunnen worden voor de verdeling volgens de dsm-5: geen, mild en ernstig verstoord cannabisgebruik of naar het aantal symptomen van verstoord cannabisgebruik. Binnen dit onderzoek leende de frequentieverdeling zich hier niet voor. Daarnaast zou door middel van een longitudinaal onderzoek onderzocht kunnen worden of bepaalde copingstijlen of vormen van agressie vooraf gaan aan verstoord cannabisgebruik. Op deze manier zou onderzocht kunnen worden of bepaalde copingstijlen of typen van agressie voorspellers van verstoord

cannabisgebruik zijn en zou de behandeling daar op afgestemd kunnen worden. Zo zijn er al aanwijzingen dat agressie een voorspeller voor onder andere middelengebruik en riskant seksueel gedrag is (Timmermans, van Lie & Koot, 2008). Tevens zou een grotere steekproef aan te bevelen zijn voor vervolgonderzoek, op deze manier neemt het effect van sociale wenselijkheid op de betrouwbaarheid van de vragenlijsten mogelijk af. Daarnaast zou het interessant zijn om de verschillende soorten problematiek, zoals ouder-kind relatieproblemen, diefstal en loverboyproblematiek, te koppelen aan

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 21 -

(23)

verstoord cannabisgebruik. Zoals eerder genoemd is de problematiek binnen de gesloten jeugdzorg zeer uiteenlopend. Een grootschaliger onderzoek waarbij andere gesloten jeugdzorginstellingen deelnemen kan bijdragen aan beter begrip van de relatie tussen specifieke problemen en verstoord cannabisgebruik. Een andere manier om de problematiek rondom verstoord cannabisgebruik beter in kaart te brengen is door middel van een case-based time series design. Hiermee wordt duidelijk wanneer en waarom er cannabis gebruikt wordt. Een andere optie is een N=1 studie. Dit helpt wederom om meer inzicht te krijgen in verstoord cannabisgebruik, maar dan op individueel niveau.

Een praktische implicatie is dat interventies en preventies binnen de gesloten jeugdzorg nu gericht kunnen worden op zowel directe agressie als verstoord

cannabisgebruik, nu er bekend is geworden dat verstoord cannabisgebruik vaker voorkomt onder jongeren naarmate ze meer directe en totale agressie tonen. Op deze manier kan getracht worden dat directe en totale agressie, en verstoord

cannabisgebruik sneller af zullen nemen wanneer er aan beide problemen tegelijk gewerkt wordt. Wanneer onderzoek uitwijst dat copingstijlen invloed hebben op de relatie tussen agressie en verstoord cannabisgebruik kan dit tevens worden

meegenomen bij het inzetten van interventies en preventies.

Concluderend kan er gesteld worden dat binnen dit onderzoek verstoord

cannabisgebruik niet vaker of minder vaak voorkomt onder jongeren naarmate zij meer of minder indirecte agressie vertonen. Daarnaast komt verstoord cannabisgebruik ook niet minder vaak of vaker voor onder jongeren naarmate zij een actiefaanpakkende, emotiegerichte of vermijdende copingstijl hanteren. Wel is gebleken dat verstoord cannabisgebruik vaker voorkomt onder jongeren naarmate zij meer directe agressie vertonen. Interventies en preventies binnen de gesloten jeugdzorg kunnen zich daarom gaan richten op zowel verstoord cannabisgebruik als directe agressie.

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 22 -

(24)

Bibliografie

American Psychiatric Association (2000). Diagnostische Criteria voor de DSM-IV-TR. Nieuwegein: Hentenaar boek.

Arthur, M. W., Hawkins, J. D., Pollard, J. A., Catalano, R. F., & Baglioni JR, A. J. (2002).Measuring risk and protective factors for substance use, delinquency, and other adolescent problem behaviors. The communities that care youth survey. Evaluation

Review, 26(6), 575-601.

Ashtari, M., Avants, B., Cychowski, L., Cervellione, K.L., Roofeh, D., Cook, P., Gee, J., Sevy, S., & Kumra, S. (2011). Medial temporal structures and memory functions in adolescents with heavy cannabis use. Journal of Psychiatric Research, 45(8), 1055-1066.

Bijlstra, J.O., Jackson, S., & Bosma, H.A. (1994). De Utrechtse Coping Lijst voor adolescenten. Kind en Adolescent, 15, 67-74. DOI: 10.1007/BF03060546.

Daumann, J., Pelz, S., Becker, S., Tuchtenhagen, F., & Gouzoulis-Mayfrank, E. (2001). Psychological profile of abstinent recreational ecstasy (MDMA) users and significance of concomitant cannabis use. Human Psychopharmacology: Clinical and

Experimental, 16(8), 627-633.

Diaz-Guerrero, R. (1979). The development of coping style. Human Development

22, 320-331.

Eftekhari, A., Turner, A.P., & Larimer, M.E. (2004). Anger expression, coping and substance use in adolescent offenders. Addictive Behaviors, 29, 1001-1008.

Ferdinand, R.F., & van der Ende, J. (2000). NIMH DISC-IV: Diagnostic Interview

Schedule for Children. Geautoriseerde Nederlandse vertaling. Rotterdam:

AZR-Sophia/Erasmus Universiteit.

Frone, M.R., & Windle, M. (1997). Jo dissatisfaction and substance use among employed high school students: the moderating influence of active and avoidant coping styles. Substance Use & Misuse, 32(5), 571-585.

Gerra, G., Angioni, L., Zaimovic, A., Moi, G., Bussandri, M., Bertacca, S., Santoro, G., Gardini, S., Caccavari, R., & Nicoli, M.A. (2004). Substance use among high-school

students: relationships with temperament, personality traits and parental care perception. Substance Use & Misuse, 39(2), 345-367.

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 23 -

(25)

Herning, R.I., Better, W., & Cadet, J.L. (2008). EEG of chronic marijuana users during abstinence: Relationship to years of marijuana use, cerebral blood flow and thyroid function. Clinical Neurophysiology, 119, 321-331.

Hubbard, J.A., McAuliffe, M.D., Morrow, M.T., & Romano, J. (2010). Reactive and proactive aggression in childhood and adolescence: precursors, outcomes, processes, experiences, and measurement. Journal of Personality, 78, 95-119. DOI: 10.1111/j.1467-6494.2009.00610.x

Lange, A., Hoogendorn, M., Wiederspahn, A., & de Beurs, E. (2005). Buss-Durkee

Hostility Inventory - Dutch, BDHI-D. Handleiding, verantwoording en normering van de Nederlandse Buss-Durkee-agressievragenlijst. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Lazarus, R.S. (1993). Coping theory and research: Past, present and future.

Psychomatic Medicine, 55, 2324-2347.

Litt, M.D., Kadden, R.M., & Tennen, H. (2012). The nature of coping in treatment for marijuana dependence. Psychology of Addictive Behaviors, 26(4), 791-800.

Medina, K.L., Nagel, B.J., Park, A., McQueeny, T., & Tapert, S.F. (2007). Depressive symptoms in adolescents: associations with white matter volume and marijuana use.

Journal of Child Psychology and Psychiatry, 48, 592-600.

Niesink, R., & van Laar, M. (2010). Cannabis en verslaving, feiten en misverstanden. Verslaving, 4, 84-96.

Shaffer, D., Fishher, P., Lucas, C.P., Dulcan, M.K., & Schwab-Stone, M.E. (2000). NIHM Diagnostic Interview Schedule for Children Version IV (NIHM DISC IV):

description, differences from previous versions, reliability of same common diagnoses.

Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 39, 28-38.

Schouws, S., & Dekker, J. (1999). Verandering in coping tijdens de behandeling van depressie: farmacotherapie of gecombineerde therapie. Tijdschrift voor

psychotherapie, 25(1), 14-20.

Schreurs, P.J.G., van de Willige, G., Brosschot, J.F., Tellegen, B., & Graus, G.M.H. (1993). De Utrechtse Coping Lijst: UCL. Omgaan met problemen en gebeurtenissen. Lisse: Swets & Zetilinger b.v.

Schrijvers, C. T. M., & Schoemaker, C. G. (2008). Spelen met gezondheid. Leefstijl en psychische gezondheid van de Nederlandse jeugd. Rijksinstituut voor Volksgezondheid

en Milieu rapport 270232001.

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 24 -

(26)

Siqueira, L., Diab, M., Bodian, C., & Rolnitzky, L. (2001). The relationship of stress and coping methods to adolescent marijuana use. Substance Abuse, 22(3), 157-166.

Stein, J.A., & Nyamathi, A. (1999). Gender differences in relationships among stress, coping, and health risk behaviors in impoverished, minority populations.

Personality and Individual Differences, 26, 141-157.

Ter Bogt, T., van Dorsselaer, S., & Vollebergh, W. (2003). Psychische gezondheid,

risicogedrag en welbevinden van Nederlandse scholieren. Trimbos-Instituut.

Tavecchio, L.W.C., Stams, G.J.J.M., Brugman, D., & Thomeer-Bouwens, M.A.E. (1999). Moral judgement and delinquency in homeless youth. Journal of Moral

Education, 28, 6 – 79.

Timmermans, M., van Lier, P.A., & Koot, H.M. (2008). Which forms of child/adolescent externalizing behaviors account for late adolescent risky sexual

behavior and substance use? Journal of Child Psychology and Psychiatry, 49(4), 386-394. Vale, A. (2007). Cannabis. Medicine, 35(11), 603.

Van Laar, M., Monshouwer, K., & van den Brink, W. (2010). Roken, drinken en blowen door de Nederlandse jeugd. Kind & Adolescent, 31(4), 204-220.

Veling, W., Mackenbach, J.P., van Os, J., & Hoek, H.W. (2008). Cannabis use and genetic predisposition for schizophrenia: a case-control study. Psychological Medicine,

38(9), 1251-1256.

Vollrath, M., & Torgersen, S. (2000). Personality types and coping. Personality and

Individual Differences, 29, 367-378.

Wagner, E.F., Myers, M.G., & McIninch, J.L. (1999). Stress-coping and temptation-coping as predictors of adolescent substance use. Addictive Behaviors, 24(6), 769-779.

Wisselink, D.J., Kuijpers, W.G.T., & Mol, A. (2013). Kerncijfers verslavingszorg 2012. Houten: Stichting Informatie Voorziening Zorg (IVZ).

www.dsm5.org , verkregen op 3 april 2013: From planning to publication: developing DSM-5, 01-16-2013.

www.nji.nl, verkregen op 24 juli 2013: TACt / (WS)ART.

Dorine van Amerom, 6095798, masterscriptie 2013, Universiteit van Amsterdam - 25 -

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bouwmeester (2010) explains this by different advisory epistemologies of academic experts (trained policy analysts focusing on descriptive and causal analysis in line with

Portfolios are first sorted into quintiles based on their 12 months lagged excess returns (excluding the most recent month), then they are sorted again into quintiles based on

A client, located at an arbitrary location in the plane, needs to retrieve M by combining information from various caches. We assume that the client has full knowledge of the

EUIT Telecomunicación, Technical University of Madrid, Spain; 4 Instituto de Ciencia de Materiales de Madrid, ICMM-CSIC, Madrid, Spain Lead zirconate-titanate ceramics (PZT) are

In this section we analyze numerically the expected time for a client to retrieve measurements from arbitrary s sensors under various assumptions concerning the size of the network,

Figure 16 compares the eddy viscosity obtained using the ILSA with that used in the dynamic model, which, because of its strong dependence on the grid size, is sharply reduced near

The Black Economic Empowerment Act 17 of 2003, largely failed to meet its objectives - even after being changed to broad based, it failed to address the ownership patterns

interventions, the actual implementation of these interven- tions into various settings lags behind. The effectiveness of Psyfit.nl, an online mental fitness program based on