• No results found

Van thuiswerksters naar cooperatrices: een innerlijke tegenspraak? : een onderzoek naar veranderende percepties ten aanzien van vrouwenarbeid in Italië

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van thuiswerksters naar cooperatrices: een innerlijke tegenspraak? : een onderzoek naar veranderende percepties ten aanzien van vrouwenarbeid in Italië"

Copied!
146
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

.

NAAIPl

CC([J)((])JFIE~A ilJEilCCIE§~

IEIEN IlNf\!IEffiILilJJJKIE ilIECGr IEN§IFffiAAJK

1

Ee~ o~merzoet ~aar vera~clere~&e ~e~ aa~z11e~ va~ vrmnwe~arlbeiid

jpl©[C©JPl~lÎe§

Ji~ TI~aHë

© K.P. & B.S.

Kim Postma & Barbara Siregar Scriptiebegeleidster: Anna Aalten

Doctoraal-scriptie Culturele Antropologie

Vakgroep Euromed

Antropologisch Sociologisch Centrum Universiteit van Amsterdam

(3)

Kaart Umbrië i

Riassunto 111

VOORWOORD 1

I INLEIDING 2

1.1 Achtergrond en doelstellingen van het onderzoek 2

1.2 Probleemstelling 9

1.3 Onderzoeksmethoden 11

1.4 Kanttekeningen bij het veldwerk 14

1.5 De indeling van de scriptie 16

II WERKGELEGENHEID VOOR VROUWEN IN UMBRIE 18

2.1 Het mezzadria-stelsel 18

2.2 Verval van het mezzadria-stelsel en de industrialisatie 20

2.3 Produktie-decentralisatie 23

2.4 Het dorp La Bruna 29

UI VAN THUISWERKSTERS NAAR COOPERATRICES 35

3.1 Groepsvorming van thuiswerksters: het algemene patroon 35

3.2 De ontstaansgeschiedenis van Nadia 39

3. 3 De keuze voor de coöperatie 44

IV DE COOPERATIEBEWEGING IN ITALIE 48

4.1 Geschiedenis, doelstellingen en idealen 48

4.2 De positie van vrouwen in coöperaties 55

4.3 Vrouwencoöperaties in de produktiesector 61

V DE COOPERATIE NADIA 6 8

5 .1 De huidige praktijk 68

5 .2 De sociale doelstellingen 7 4

VI VROUWENARBEID EN DE PERCEPTIE TEN AANZIEN

VAN DIE ARBEID 8 2

6.1 De maatschappelijke arbeidsdeling naar genus: vrouwelijkheid

(4)

SLOTBESCHOUWING Bijlagen Bibliografie 118 120 126

(5)

v

(6)

Samenvatting

Organisatie van thuiswerksters in een coöperatie en de invloed

van deze organisatie op percepties ten aanzien van

vrouwenarbeid zijn in deze scriptie aan de orde. In de literatuur gaat men uit van de onmacht van thuiswerksters om iets aan hun arbeidssituatie te veranderen. De familiegebondenheid wordt daarbij als verklaring aangevoerd, zondef dat deze verder uitgewerkt wordt. Ons argument is dat familiegebondenheid niet

gereduceerd kan worden tot praktische verplichtingen en

beperkingen, want het begrip omvat ook associatie met de familie. Daarom moet bij een analyse van vrouwenarbeid niet alleen de positie van vrouwen maar ook de percepties ten aanzien van die

arbeid, die gevormd worden door de maatschappelijke

arbeidsdeling naar genus, centraal staan.

Het zal blijken dat de keuze voor een coöperatie niet wordt ingegeven door coöperatieve idealen of feministische ideeën. Naast motieven zijn vooral de middelen en mogelijkheden bepalend. Een vrouwencoöperatie biedt ruimte voor de combinatie van betaalde- en onbetaalde arbeid. Deze combinatie blijft door de heersende percepties een vrouwenzaak. Vandaar dat het werken in een coöperatie niet leidt tot directe veranderingen in de percepties ten aanzien van vrouwenarbeid. Toch geeft deze betaalde arbeid vrouwen veel voldoening. In die zin wordt de ambivalentie van vrouwen tegenover hun arbeid begrijpelijk, omdat ze door de maatschappelijke arbeidsdeling naar genus

alleen waardering krijgen voor hun onbetaalde arbeid.

Ambivalentie vatten we daarom op als een voorzichtige

(7)

Riassunto

In questa tesi si tratta dell' organizzazione delle lavoratrici a domicilio m una cooperativa e la. consequenza di questa organizzazione sulle percezioni riguardo al lavoro femminile. Nei vari studi si parte dai punto di vista che a causa della loro impotenza Ie lavoratrici a domicilio non possono cambiare la loro situazione. L' impegno familiare è allegato çome la spiegazione, senza che questo sia elaborato in fondo. Il nostro argomento è che l' impegno familiare non puo essere ridotto a-gli obblighi e alle limitazioni pratici, perché anche contiene i' assocazione con la famiglia. Percio in un' analisi del lavoro femminile bisogna mettere nel cuore non solo la posizione delle donne, ma anche le percezioni riguardo a questo lavoro, le quale sono formate dalla divisione del lavoro sociale secondo il genere.

Apparirà che la scelta per una cooperativa non è ispirata dagli ideali cooperativi o dalle idee femministe. A parte i motivi, prima di tutto sono decisivi i mezzi e Ie possibilità. Una cooperativa di sole donne offre l' occasione per la combinazione del lavoro e la famiglia. Que sta combinazione rimane una f accenda femminile in

seguito alle percezioni dominanti. Quindi il lavoro nella

cooperativa non porta ai cambiamenti diretti nelle percezioni riguardo al lavoro femminile. Tuttavia, questo lavoro fa molto piacere alle donne. In questo senso è comprensibile l' ambivalenza delle donne verso il loro Iavoro, perché proprio a causa della divisione del lavoro sociale secondo il genere sono valutate soltanto per i loro lavori domestici. E percio interpretiamo l' ambivalenza come un spostamento cauto nelle percezioni.

(8)

VOORWOORD

Deze scriptie 1s het resultaat van een leeronderzoek ter afsluiting van de studie Culturele Antropologie. Dit onderzoek bestaat uit een veldwerkperiode van ruim drie maanden die vooraf gegaan is en afgesloten werd met een uitgebreide literatuurstudie. Het geheel is uiteindelijk een zware "bevalling" geweest waarbij veel mensen onmisbaar zijn gebleken.

Eerst bedanken we alle mensen die ons geholpen hebben in het veld. Speciaal noemen we Maria M. die zich ontpopte als enthousiast begeleidster door haar inspirerende en stimulerende telefoontjes, brieven en gesprekken met ons. Tevens zorgde zij voor onze eerste contacten met verschillende instanties en enkele coöperaties. Vooral een aantal mensen van de Lega, CRURES en CN A zijn ons zeer behulpzaam geweest. Uiteraard was het onderzoek niet mogelijk geweest zonder de medewerking van de vrouwen van de coöperatie Nadia en andere vrouwen uit La Bruna en omliggende dorpen. Ondanks hun drukke bestaan hebben zij veel tijd vrij gemaakt voor ons onderzoek. Dit enthousiasme en hun spontaniteit hebben ons vaak een hart onder de riem gestoken. Met name noemen we Maria B. die ons onderdak verleende en als sleutelinformante optrad en Bruna die onze contactvrouw werd bij de coöperatie.

Verder zijn we veel dank verschuldigd aan allen die een bijdrage geleverd hebben aan de totstandkoming van deze scriptie. Volgens Umberto Eco getuigt het van slechte smaak de scriptiebegeleider te bedanken, omdat zijn hulp niet meer is dan zijn plicht (1985: 217). Wij doen dit wel, omdat Anna ondanks haar drukke werkzaamheden, ons lange tijd informeel begeleid heeft en pas later erkenning als formele begeleidster kreeg. Van alle mensen die de eerste versies van opbouwende kritiek hebben voorzien noemen we Annie en Lorraine.

Tot slot bedanken we elkaar voor het doorzetten van de langdurige samenwerking van het begin tot het einde.

Kim Postma & Barbara Siregar Amsterdam november 1986

(9)

TI TINJLJETIDTING

1.1 Achtergrond en doelstellingen van het onderzoek

Onze interesse voor coöperaties in het algemeen en vrouwencoöperaties in het bijzonder als middel voor vrouwen om op de arbeidsmarkt te opereren of om hun arbeidsmarktpositie te versterken, werd gewekt door het CREW-rapport "New types of employment initiati ves especially as relating to wamen", een uitgave van de EEG(l981). Hierin wordt gekeken naar de wijze waarop organisaties met zelfbestuur in Frankrijk, Italië en Groot-Brittanië geholpen hebben met het creëren van banen en het integreren van vrouwen op de arbeidsmarkt. Dit rapport werkte zeer stimulerend en toonde tevens aan dat dit terrein nog vrijwel braak ligt en enig diepgaand onderzoek welkom zou zijn.

Aanvankelijk was het de bedoeling om onderzoek te doen naar vrouwencoöperaties in Italië. Tijdens een oriëntatie-reis in augustus 1984 hebben we een aantal vrouwencoöperaties bezocht die in het bovengenoemd rapport besproken worden. De werkelijkheid bleek nogal af te wijken van de beschrijvingen. Dit inzicht leidde tot een bijstelling van de onderzoeksvragen. Tevens leverde deze reis een verzameling nieuw materiaal en een aantal belangrijke contacten op, die vooral in Italië onontbeerlijk zijn.

In Italië is de algemene positie van vrouwen verre van rooskleurig zo blijkt uit de woorden van Costanza Fanelli, de vertegenwoordigster van de vrouwenafdeling van de Lega (Lega Nazionale delle Cooperative e Mutue), de grootste federatie van coöperaties en verbonden aan de communistische partij.

"Rigide opstelling in produktie sectoren, ingedeeld op lage niveau's per sector en zeer lage, zo niet geen, verticale mobiliteit in vergelijking met mannelijke arbeidskrachten: in de jaren tachtig zijn dit nog steeds de kenmerken van vrouwenarbeid." (Fanelli 1984 : 11, vert. K.P. & B.S.)

Deze slechte integratie van vrouwen is ook terug te vinden in de Italiaanse coöperatiebeweging (Fanelli 1984; Merelli 1985). Dit lijkt tegenstrijdig te zijn met de doelstellingen van de beweging. In deze beweging zou zowel plaats zijn voor economische en sociale

(10)

initiatieven als ook voor de specifieke wensen van het individu. Men richt zich enerzijds op het creëren en behouden van werkgelegenheid door het opzetten van nieuwe bedrijven of het redden van failliete bedrijven. Anderzijds staat men open voor andere arbeidsvormen en wordt de nadruk gelegd op zelfbeheer en individuele belangen van de leden.

We vroegen ons af hoe deze slechte integratie van vrouwen in coöperaties te maken zou hebben met de maatschappelijke

arbeidsdeling naar genus 1 in Italië. Deze arbeidsdeling in

ideologische zin zou begrepen moeten worden in termen van de centrale plaats van de familie in het sociale leven. Mannen zijn

daarbij verantwoordelijk voor het kostwinnen en vrouwen,

economisch afhankelijk van de echtgenoten, zijn verantwoordelijk voor de praktische en emotionele verzorging van de familie (Brunetti & Marfori 1978; Goddard 1980). De uitwerking van deze

maatschappelijke arbeidsdeling onder invloed van materiële

condities leidt tot de volgende feitelijke arbeidsdeling op de arbeidsmarkt. Werkgelegenheid voor mannen heeft de prioriteit, vrouwen ontvangen lagere

produktie gezet worden aangeduid hoeft te worden

lonen dan mannen en zonder dat dit als (Goddard 1980: 13).

kunnen uit de een probleem

Met de centrale onderzoeksvraag, hoe de slechte integratie van vrouwen in coöperaties verband houdt met de maatschappelijke

arbeidsdeling naar genus, zijn we begin 1985 naar Italië

vertrokken. Al snel bleek echter dat we de vraag weer moesten bijstellen, omdat hij te ruim was en we geen geschikte coöperaties

konden vinden voor een dergelijk onderzoek. Het

onderzoeksobject werd uiteindelijk Nadia, een kleine

tricotagecoöperatie in de regio Umbrië, waarin alleen vrouwen werkzaam zijn. Nadia bleek een coöperatie te zijn die opgericht werd door thuiswerksters. Dit gegeven gaf een wending aan ons onderzoek. De coöperatie is een voorbeeld van organisatie van thuiswerksters. Is dat niet in tegenspraak met wat er vaak over

1 Met de term genus willen we aangeven dat het niet om het biologisch geslacht gaat maar om het geslacht als sociaal cultureel produkt (zie voor een discussie over het begrippengebruik Jansen 1983 ).

(11)

thuiswerksters geschreven 1s, namelijk dat deze vrouwen zo moeilijk te organiseren zijn (de Beer e.a. 1984; Overdiep & Visser 1983)? Meestal wordt de nadruk gelegd op het feit dat vrouwen juist door hun gebondenheid aan de familie zo weinig betrokken zijn bij de werksituatie en zich daarom niet snel organiseren (Bujra 1978; Purcell 1979).

"Homeworkers are mothers, wives and wage earners in the same place and often at the same time. This situation contributes to a low level of consciousness among homeworkers about their rights as workers in terms of pay, conditions of work and benefits. This low level of consciousness is exacerbated by the isolated nature of their work situation." (Hope 197 6: 104)

Door het aantreffen van Nadia is niet zozeer de vraag waarom vrouwen zich niet organiseren maar juist de vraag waarom en wanneer vrouwen zich wèl organiseren van belang. Voor beelden van organisatie van thuiswerksters zijn nagenoeg nergens te vinden. Ook in Italië mislukken pogingen van vakbonden om thuiswerksters te organiseren door het verzet van de ondernemers. Welke rol de thuiswerksters in dit mislukken spelen komt nauwelijks aan de orde. Verzet tegen organisatie vanuit de vrouwen zelf zou volgens de verschillende onderzoekers kunnen wijzen op angst om het werk te verliezen (Crespi e.a. 1975; Regione dell'Umbria 1979; Overdiep & Visser 1983).

In welk licht zouden we dan de oprichting van een coöperatie van thuiswerksters moeten zien? Wie heeft het initiatief genomen en welke rol hebben de vrouwen hierin gespeeld? In de Italiaanse coöperatiebeweging ligt de laatste jaren de nadruk op het behoud

van werkgelegenheid en verbetering van loon- en

arbeidsomstandigheden. Maar in een coöperatie is ook een zekere ruimte voor zelfstandigheid, flexibiliteit en aandacht voor de leden. Met name de flexibiliteit en aandacht voor de belangen van thuiswerksters kunnen gewichtige beweegredenen zijn rn de keuze voor een coöperatie. Maar niet alleen de motieven zijn belangrijk, ook de middelen en mogelijkheden van de vrouwen om zich te organiseren. En juist deze laatste krijgen in de verschillende onderzoeken weinig aandacht. Men gaat uit van de onmacht van thuiswerksters om iets aan hun situatie te veranderen. De gebondenheid van vrouwen aan de familie wordt

(12)

hier als verklarend gegeven beschouwd, zonder deze gebondenheid ofwel de machtsverhoudingen binnen de familie verder te analyseren.

Om organisatie van thuiswerksters te begrijpen 1s het belangrijk stil te staan bij het verschijnsel thuiswerk. Thuiswerk wordt voorlopig omschreven als in huis verrichte loonarbeid ten dienste van het bedrijfsleven (de Beer e.a. 1984: 7; Overdiep & Visser 1983: 8). Vanuit het beeld dat in de literatuur over thuiswerk naar voren komt formuleren we ons normatief uitgangspunt dat thuiswerk een uitbuitende arbeidsvorm is vanwege de hoge mate van afhankelijkheid van de opdrachtgever, de onmogelijkheid van controle op het arbeidsproces en de geïsoleerdheid van de thuiswerk(st)ers. Thuiswerk versterkt specifieke aspecten van de situatie van vrouwen zoals isolatie, gebondenheid aan familie vanwege de zorg voor de jonge kinderen en lage verwachtingen ten aanzien van en gebrek aan mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Met andere woorden: "The homeworker is a casual labourer exploited on the basis of her ascribed role as woman/wife." (Hope 1976: 103)

In Italië is thuiswerk een wijdverspreid verschijnsel en wordt vooral door vrouwen verricht. Uit de veelal economische studies blijkt dat thuiswerk de laatste jaren daar slechts begrepen kan worden door het te plaatsen binnen het proces van decentralisatie van de produktie (Brusco 1982; Goddard 1980; Solinas 1982). Decentralisatie wordt als volgt omschreven: "[ ... ] splitting up of the process of production, various (or all) phases being handed out from a parent unit to various smaller ones." (Goddard 1980: 5) Vooral in de produktiesector kan men spreken van een keten van kleine ondernemingen met als laatste schakel het thuiswerk (Cutrufelli 1978: 16).

De economische groei na de tweede wereldoorlog was voornamelijk te danken aan de aanwezigheid van goedkope arbeidskrachten. Toen na 1969 de vakbonden steeds sterker werden en dus de lonen stegen en ook kwalitatieve eisen gesteld

werden namen de ondernemers hun toevlucht tot de

decentralisatiestrategie. Aangezien de vakbeweging voornamelijk geconcentreerd is in de grotere produktie-eenheden levert het werken met kleine bedrijven grote voordelen op voor de

(13)

ondernemers, zoals vermijding van de stijgende arbeidskosten en flexibel gebruik van arbeid. Ook in studies over de recente ontwikkelingen in Italië wordt thuiswerk voornamelijk benaderd vanuit de vraag naar arbeid. De nieuwe vormen van thuiswerk (zoals groepjes thuiswerksters in kleine zelfstandige bedrijven), die ontstaan zijn als antwoord op de thuiswerkwet in 19732 moeten begrepen worden in relatie met de ontwikkelingen in het decentralisatieproces (Crespi e.a. 1975; Regione dell' Umbria 1979). In deze studies wordt dus het verschijnsel thuiswerk in een specifieke economische context geplaatst. Zo kunnen ontwikkelingen, zoals toename of afname en veranderingen in de vorm, en het specifieke karakter van thuiswerk in Italië begrepen worden. Problematisch blijven de schattingen over het aantal mensen dat bij thuiswerk betrokken is, door de onzichtbaarheid van het werk. Maar een belangrijkere beperking van de economische benadering is dat er weinig gezegd kan worden over diegenen die het thuiswerk doen.

Dat het met name vrouwen zijn die thuiswerk verrichten wordt in deze studies toegeschreven aan hun positie in de familie. Vrouwen zijn zoals eerder gezegd, in de eerste plaats verantwoordelijk voor het huishouden en de verzorging van de kinderen. Hierdoor kunnen zij in de produktie opgenomen worden onder omstandigheden die ongunstig zijn voor henzelf en gunstig voor de ondernemer die de mogelijkheid heeft lagere lonen uit te betalen, contributies te vermijden en de beschikking heeft over een flexibel arbeidsleger dat hij kan gebruiken naar gelang zijn behoefte (Goddard 1980). Het bestaan en de verspreiding van thuiswerk wordt dus voornamelijk verklaard in termen van ondernemersstrategieën. De vraag welke vrouwen en met welke reden zij thuiswerk doen, niet alleen in Italië maar ook in vele andere landen, blijft ons inziens onvoldoende beantwoord.

Recentelijk zijn er in Nederland enkele pogingen gedaan om deze vraag meer uit te diepen (de Beer e.a. 1984; Overdiep & Visser 1983). De keuze voor thuiswerk wordt met name bepaald

door twee beweegredenen: de onvrede met het

huisvrouwenbestaan en de, al dan niet urgente, behoefte aan

2 Deze wet beoogde het thuiswerk uit de semi-clandestiene sfeer te halen. De precieze inhoud en betekenis van deze wet wordt in hoofdstuk lil behandeld.

(14)

(meer) geld. Thuiswerk 1s vaak aantrekkelijk voor vrouwen, omdat het makkelijk te combineren valt met de verzorging en opvoeding van kinderen. Bovendien blijkt een baan buitenshuis meestal een onvervulbare wens te zijn vanwege de huidige schaarste aan banen, weerstand van de echtgenoten en angst bij de vrouwen zelf om de huishoudelijke verantwoordelijkheden te verwaarlozen.

Gebondenheid aan de familie wordt in de literatuur over thuiswerk vaak als verklaring aangevoerd waarom juist zoveel vrouwen bij dit werk betrokken zijn. Ofschoon wij niet willen ontkennen dat gebondenheid aan de familie veel te maken heeft met thuiswerk, verwerpen we het als een afdoende verklaring. Het is in onze ogen te deterministisch. In de praktijk namelijk zien we vaak dat de huishoudelijke taken en verzorging van kinderen juist worden aangepast aan thuiswerk (Allen 1983; Overdiep & Visser 1983). Vandaar dat Sheila Allen in haar artikel vermeldt dat in feite het conflict tussen betaald werk en familieverantwoordelijkheden niet opgelost wordt door thuiswerk. Integendeel, het conflict wordt alleen verschoven naar huis. In theorieën over vrouwenloonarbeid wordt gebruik gemaakt van een analytische scheiding tussen het arbeidsproces en familieleven. Thuiswerk schijnt het bestaan van deze scheiding te ontkennen, maar aan de andere kant wordt het bestaan van thuiswerk er wel door beïnvloed.

"Por the seperation of home and work has been a very effective idcological construction which combines both patriarchal and capitalist elements. The existence of homework denies this construction while at the same time homeworkers and others are influenced by it." (Allen 1983 : 651)

Als thuiswerk het conflict tussen familieverantwoordelijkheden en loonarbeid niet oplost dan gaat de verklaring dat vrouwen thuiswerk doen juist vanwege die familieverantwoordelijkheden niet op. Daarom moet bij een analyse van vrouwenarbeid niet alleen gekeken worden naar de positie van vrouwen maar ook naar de percepties ten aanzien van vrouwenarbeid. Deze percepties worden ingegeven door de maatschappelijke arbeidsdeling naar genus. Met deze arbeidsdeling wordt door de positie van vrouwen als huisvrouw en moeder de economisch

(15)

actieve positie van vrouwen ontkent en rechtmatigheid van de door vrouwen gestelde eis economische en politieke macht (Fogelberg 1981).

Judy Wajcman geeft in haar boek

daarmee de op wettelijke-, over een vrouwencoöperatie in Groot-Brittanië aan dat de coöperatie meer betrokkenheid bij het werk vereist en daarom verwacht ze een verandering in de familie-verantwoordelijkheden van vrouwen (1983). In hoeverre zullen de percepties van de thuiswerksters die zich georganiseerd hebben in een coöperatie, afwijken van de maatschappelijke arbeidsdeling naar genus? Over percepties van werkende vrouwen zegt Victoria Goddard in haar onderzoek naar thuiswerk in Napels het volgende. Over het algemeen zijn buitenshuis werkende vrouwen zich bewuster van hun arbeidspositie dan thuiswerksters. Maar voor duidelijke verschillen in de perceptie over arbeid en de positie van vrouwen in de familie zijn ook andere factoren van belang. Met name noemt zij de arbeidservaringen van de echtgenoot en de politieke bindingen (1977).

In hun onderzoek naar vrouwelijke ondernemers in Engeland concluderen Robert Goffee en Richard Scase dat de aspecten als verantwoordelijkheid, samenwerking en zelfbeheer zullen leiden tot een groter bewustzijn bij de vrouwen. Een zelfbewustzijn die zijn weerslag zou hebben op de rest van hun leven. De problemen die deze vrouwen tegenkomen kunnen volgens de onderzoekers leiden tot de ontwikkeling van een feministisch bewustzijn. Bovendien zou een succesvolle vrouwenonderneming een aanval kunnen zijn op het heersende beeld dat over vrouwen in een samenleving bestaat (1983 ). De auteurs vermelden echter niet wat zij verstaan onder "heersende beeld over vrouwen" en "feministisch bewustzijn". In het al eerder genoemde rapport over vrouwencoöperaties in Engeland, Frankrijk en Italië worden soortgelijke verwachtingen geformuleerd, maar ook hier vinden we geen aanwijzingen over de precieze inhoud van de veranderingen in de positie van vrouwen en hun percepties (CREW 1981 ). Op grond van de literatuur verwachten we dat organisatie van thuiswerksters in een coöperatie invloed zal hebben op de positie van de vrouwen in de familie en op de perceptie over arbeid van vrouwen. Welke veranderingen er

(16)

precies op zullen treden is echter niet duidelijk. Deze vraag heeft in ons onderzoek dan ook een belangrijke plaats ingenomen.

1.2 Probleemstelling

Naar aanleiding van de hierboven opgeworpen vragen wordt de volgende probleemstelling geformuleerd.

Organisatie van thuiswerksters in een coöperatie is in strijd met de maatschappelijke arbeidsdeling naar genus en daarom zullen de percepties van deze yrouwen ten aanzien van hun betaalde- en

onbetaalde arbeid afwijken van de maatschappeiijke

arbeidsdeling naar genus.

Deze probleemstelling kan m twee deelvragen worden opgesplitst. 1) Waarom organiseren thuiswerksters zich in een coöperatie? Wij beperken ons tot een produktiecoöperatie, dat wil zeggen een bedrijf waarin door de leden alle functies van de ondernemer overgenomen zijn zoals de planning, produktieorganisatie, aanschaf van grondstoffen en machines, verkoop van de produkten en vaststelling van de lonen. Een lid van een dergelijke coöperatie is dus tegelijk eigenaar, arbeider en mede-manager (van Dooren 1978: 20-24).

Om deze vraag te beantwoorden is in het onderzoek uitgegaan van de volgende verwachtingen. Ten eerste, een coöperatie zou de arbeidsmarktpositie van de thuiswerksters kunnen verbeteren. Al eerder verwezen wij naar het democratische karakter van de coöperatiebeweging waarbinnen zowel plaats zou zijn voor economische en sociale initiatieven, als ook voor specifieke wensen van de individuele leden. Door de nadruk op de werkgelegenheid in deze economische crisis heeft de beweging een soort bufferfunctie gekregen. Alle aandacht gaat naar grote coöperaties in de bloeiende sectoren. En verder houdt men zich bezig met het redden van failliete bedrijven in de zwakkere sectoren (Comerci e.a. 1984 ). Met name de vrouwenafdeling van de Lega wijst op deze zwakke plek. De laatste jaren is er vanuit de Lega meer aandacht voor vrouwen in coöperaties (Fanelli e.a. 1984 ). Hierover en over het beleid van de Lega ten aanzien van

(17)

thuiswerk zijn met verschillende mensen van deze organisatie gesprekken gevoerd.

Vervolgens is Nadia als voorbeeld van organisatie van

thuiswerksters genomen. Een onderzoek naar de

ontstaansgeschiedenis van deze coöperatie zou de motieven, middelen en mogelijkheden die de vrouwen destijds hadden bloot kunnen leggen. We hebben ons geconcentreerd op de ervaringen van vrouwen met thuiswerk, de verwachtingen ten aanzien van de coöperatie en andere factoren zoals de financiële situatie, familie-samenstelling, politieke houding, achtergrond en steun van familie en andere instellingen.

2) In hoeverre wiiken de percepties van vrouwen ten aanzien van de betaalde- en onbetaalde arbeid af van datgene wat de maatschappelijke arbeidsdeling naar genus voorschrijft?

Bij de positie van vrouwen binnen de familie (opgevat als een huishouden bestaande uit het kerngezin en eventueel inwonende familieleden) is het belangrijk onderscheid te maken in de maatschappelijke en feitelijke arbeidsdeling tussen vrouwen en mannen binnen de familie. In Italië delen zowel vrouwen als mannen de opvatting dat de plaats van een vrouw thuis is. In ideale zin ziet men een vrouw in de eerste plaats als moeder en echtgenote (Balbo & May 1975-1976; Goddard 1977; Bielli 1976; Huisman 1977). De sterke invloed van de Rooms-Katholieke Kerk in Italië is ook in dit beeld terug te vinden (Caldwell 1978; Porter

& Venning 1976). Ofschoon de realiteit vaak dit ideaal schijnt

tegen te spreken wordt dit niet zo ervaren. Victoria Goddard legt uit waarom.

"This contradiction in no way sccms to undermine the ideal; instead reality is explained in terms of special, abnormal circumstanccs, and wherever possible, especially when the womcn's work is unskilled, her work is dismissed as vcry secondary, as a leis ure activity carricd out in between household tasks. In other words, it is dcfined as 'non-work' and so the 'breadwinner' saves face." (Goddard 1977: 145-146)

Het extra inkomen van vrouwen maakt vaak een substantieel deel uit van het familiebudget, maar door de loonarbeid van vrouwen als secundair te bestempelen wordt deze realiteit niet in strijd

(18)

geacht met het ideaal. Onder perceptie van arbeid wordt verstaan hoe vrouwen hun betaalde- en onbetaalde arbeid omschrijven en ervaren. Met andere woorden hoe kijken zij tegen hun positie aan. Percepties worden beïnvloed door familie-ervaringen en werkplek. Eerder is de verwachting uitgesproken dat door de grote betrokkenheid bij het werk die de coöperatie vereist, een verandering in de familieverantwoordelijkheden van vrouwen zal optreden. Maar belangrijk zijn ook de familie-ervaringen die per levensfase zullen verschillen. De familiegebondenheid is niet te reduceren tot praktische verpichtingen en beperkingen, maar het omvat ook associatie met de familie. Dit aspect van associatie is van invloed op de percepties van vrouwen. Als percepties te veel afwijken van de maatschappelijke arbeidsdeling op basis van genus kan dit leiden tot een eis voor positieverandering (Beechey 1983 ).

De positie van vrouwen is met de methode van (participerende) observatie onderzocht. Door middel van diepte-interviews waarin wij de vrouwen ook confronteerden met onze eigen ervaringen konden we een beeld vormen van hun perceptie en hun positie. In deze gesprekken werd niet alleen gelet op ideeën over en verwachtingen ten aanzien van arbeid maar ook op de eventuele beïnvloeding. We vroegen daarom ook naar het werk van de echtgenoot, politieke bindingen, houding ten opzichte van de kerk en hun ideeën over de vrouwenbeweging. Het zal duidelijk ZIJn dat wat deze tweede deel vraag betreft het onderzoek vrij exploratief is.

1.3 Onderzoeksmethoden

Gedurende de maanden januari tot en met april 1985, hebben we het eigenlijke veldwerk verricht. Onze samenwerking in het veld is niet geheel vreemd aan het onderwerp. De eerste twee weken verbleven we in de regio Emilia-Romagna, omdat het juist vanwege de contacten een geschikte uitvalsbasis was om te zoeken naar een onderzoeksobject en een woonplaats. We hebben

een aantal grote produktiecoöperaties bezocht en

vertegenwoordigers van de Lega gesproken. De rest van de tijd hebben we doorgebracht in het dorp La Bruna in de provincie

(19)

Perugia, waar we onderzoek hebben gedaan naar de coöperatie Nadia. In het onderzoek hebben we gebruik gemaakt van de volgende methodes.

Interviews

We hadden gehoopt de gesprekken met de vrouwen te kunnen voeren op de werkplek. Maar door het lawaai van de machines en de vereiste concentratie voor dit soort werk leek het een weinig geschikte methode. Zeker toen we wisten dat er voor stukloon gewerkt werd, wilden we de vrouwen niet van hun werk houden. De weekends waren druk bezet met huishoudelijke activiteiten en familiebezoeken. De meeste interviews vonden daarom 's avonds plaats. We maakten gebruik van een item-lijst, waar we in het verloop van het gesprek wel vanaf konden wijken. Het napraten leverde vaak interessante informatie op. Helaas moesten we soms deze discussies voortijdig beëindigen, omdat de vrouwen zichtbaar vermoeid waren laat op de avond. De gesprekken namen dikwijls 2,5 à 3 uur in beslag.

De meeste interviews namen we gezamenlijk af. Het werk verdelen had weinig zin, aangezien het al moeilijk was één afspraak op een avond te regelen. Bovendien waren bij de meeste gesprekken een aantal familieleden aanwezig, die allemaal hun mening kwijt wilden in de discussies. We hadden niet de indruk dat deze aanwezigheid van familieleden nadelig was voor de gesprekken met de vrouwen. Met z'n tweeën konden we van de discussies beter aantekeningen maken en ze later bij het uitwerken van de gesprekken bijna woordelijk weergeven. Zo konden we er toch zoveel mogelijk uithalen in de geringe tijd die de vrouwen voor ons vrij konden maken.

Bij het stellen van de vragen hebben we onze eigen mening op de achtergrond gehouden. Later echter, toen bleek dat de vrouwen moeite hadden met het beantwoorden van de zogenaamde "als-dan" vragen, hebben we wat meer eigen ervaringen en voorbeelden ingebracht. Bovendien konden we op deze wijze gedeeltelijk aan de nieuwsgierigheid naar de situatie in Nederland beantwoorden.

(20)

In het huis van Maria B. waar wij inwoonden was tot voor kort de centrale dorpskroeg gevestigd. Door de grote aanloop van dorpelingen merkten we dat haar huis nog steeds de functie van ontmoetingsplaats had behouden. Maria B. werd onze belangrijkste sleutelinformante en contactpersoon, wat vooral belangrijk is in de wintermaanden wanneer het leven zich in zo'n dorp voornamelijk binnenshuis afspeelt. Met haar legden we bezoeken af bij familieleden en andere dorpelingen, deden we boodschappen en bezochten regelmatig het kerkhof, een soort ontmoetingspaats voor vrouwen. Hierdoor konden we ook meer informele gesprekken voeren met vrouwen die niet direct deel uit maakten van onze onderzoeksgroep.

Maar ook bij onze onderzoeksgroep is de methode van participerende observatie belangrijk geweest. De ideale situatie van meewerken in het bedrijf is niet mogelijk gebleken. Wel hebben we bij de verschillende bezoeken aan Nadia inzicht gekregen in het arbeidsproces, de verschillende produktie-fasen, de arbeidsverdeling en werksfeer. Vergaderingen hebben we niet kunnen bijwonen, omdat deze in die periode niet hebben plaatsgevonden.

Van het leven van vrouwen thuis hebben we iets kunnen zien tijdens de interviews. Daarnaast zijn we vaak te eten uitgenodigd bij verschillende families in het dorp. Vooral met Bruna uit Nadia en haar gezin hebben we veel avonden doorgebracht en zijn we uit geweest. Hierdoor konden we meer inzicht verkrijgen niet alleen in het dorpsleven in het algemeen, maar ook in het familieleven van de buitenshuis werkende vrouwen, hetgeen een belangrijke bijdrage leverde aan ons onderzoek.

Andere data-verzameling

Om de coöperatie Nadia te kunnen plaatsen 1n de

coöperatiebeweging, hebben we gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de Lega in Perugia. Daarnaast hebben we drie andere tricotagecoöperaties in Umbrië bezocht die een soortgelijke ontstaansgrond kennen als Nadia. Met Costanza Fanelli van de vrouwenafdeling van de Lega in Rome hebben we gesproken over het beleid van de Lega ten aanzien van thuiswerk. En meer in het algemeen over de houding van de Lega ten

(21)

opzichte van coöperaties in de textielsector, hun afhankelijkheid van de grote bedrijven en de positie van vrouwen hierin.

Verder hebben we onder andere literatuur verzameld over de thuiswerk-wet (1973, n.877), statistisch materiaal over de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt 1n Umbrië, krantenartikelen over de strijd rondom de oprichting van Nadia en hebben we statuten opgevraagd van de bezochte coöperaties. Dit materiaal is noodzakelijk gebleken bij de uitwerking van de onderzoeksgegevens.

1.4 Kanttekeningen bij het veldwerk

Ondanks de voorbereidingen in de vorm van een literatuurstudie en oriëntatiereis kwamen we in het veld toch voor verrassingen te staan. Een flexibele opstelling ten aanzien van onderzoeksvragen en ideeën over de methode is dan noodzakelijk.

Het aantreffen van de coöperatie Nadia leidde tot ideeën over een vergelijkend onderzoek naar de coöperatrices en de thuiswerksters, al dan niet werkzaam in het consortium, een gemeenschappelijke werkplaats in het dorp. Maar niet elk onderzoek is uitvoerbaar. Zoals in het derde hoofdstuk wordt beschreven, is de oprichting van de coöperatie gepaard gegaan met een hevige strijd waarbij het consortium de tegenpartij vormde. Tijdens onze veldwerkperiode, ruim tien jaar later, bleek dit nog steeds een gevoelige kwestie te zijn. Aangezien de verhoudingen tussen beide partijen nog steeds moeilijk lagen, zijn we in het begin zeer voorzichtig te werk gegaan. Met name bij de vrouwen van het consortium stuitten we steeds op wantrouwen en onwil om te praten. De redenen hiervoor zullen in het derde hoofdstuk duidelijk worden. Wegens ons oorspronkelijk onderzoeksconcept en dit wantrouwen hebben we besloten ons voornamelijk te richten op de vrouwen van Nadia en slechts zijdelings de vrouwen van het consortium bij het onderzoek te betrekken.

Maar ook ideeën over onderzoeksmethoden moeten in het veld vaak bijgesteld worden. In ons concept waren we uitgegaan van interviews, gestructureerd door middel van een item-lijst, als belangrijke methode. Netjes uitgetypte vragenlijsten bleken

(22)

belangrijk te z1Jn om aan je onderzoek meer status te geven. Bovendien hadden vrouwen daardoor het gevoel dat ze niet voor niets een deel van hun kostbare tijd voor ons hadden vrijgemaakt. Zoals eerder gezegd, bleek het aantal interviews dat we konden afleggen tegen te vallen. Daarom zijn we in het veld meer belang gaan hechten aan "informele", ongestructureerde gesprekken en meer in het algemeen aan de participerende observatie.

Op drie specifieke aspecten van deze methode willen we nader ingaan, namelijk de afstand tussen onderzoeker en onderzoeksgroep, ofwel de mate van participatie, vervolgens het als vrouw onderzoek doen in Italië en tenslotte de samenwerking in het veld.

Bij afstand onderzoeker en onderzoeksgroep vormde het "vrouw-zijn" een belangrijke factor. Als vrouw werden wij snel en gemakkelijk opgenomen in de onderzoeksgroep. Al vanaf de

eerste dag werden we meegenomen naar de typische

"vrouwendomeinen" zoals kerkhof, tuintjes en keuken alwaar we dagelijks werden ingewijd in de geheimen van hun kookkunsten. Desondanks blijft een duidelijke afstand aanwezig, voortkomend uit verschillen in cultuur, taal, opleiding en dergelijke. De angst van de vrouwen voor moeilijke vragen tijdens de interviews is daar een voorbeeld van. Deze verschillen overbruggen is moeilijk.

Bovendien is het niet altijd gewenst om geen afstand te bewaren. Als vrouwelijke student wordt je door mannen weinig serieus genomen. Ze willen graag het gevoel hebben dat je ze nodig hebt om hun kennis, contacten en bescherming. Ze leggen je alles tien keer uit en regelen dingen voor je waar je niet om gevraagd hebt. Dit levert een hoop irrelevante informatie op. In Italië werden we er steeds aan herinnerd dat we vrouwen zijn door de blikken, toeters, behulpzaamheid en opdringerigheid van mannen. Maar ook de vrouwen toonden een dergelijke beschermingsdrang. Doordat we ongetrouwd waren, werden we heel jong ingeschat en door een aantal vrouwen in feite als dochters beschouwd. Dit zou beperkingen opleveren ten aanzien van je zelfstandig, onafhankelijk optreden en je geloofwaardigheid als serieuze onderzoeksters.

grotendeels opgevangen door veldwerk hebben verricht. Als

Deze beperkingen zijn echter het feit dat we gezamenlijk het team kom je gewichtiger over en

(23)

zodoende word je eerder serieus genomen en ben je in staat een zekere mate van zelfstandigheid te behouden.

Bij gebrek aan betrouwbare onderzoeken naar

vrouwencoöperaties zoals Nadia en statistische gegevens waar een onderverdeling naar geslacht wordt gemaakt hebben we veel gesprekken moeten voeren met vertegenwoordigers van de Lega en de CR URES, een instantie die zich onder andere bezighoudt met kwantitatieve onderzoeken naar de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Maar ook de onderzoeksgegevens over de Lega-campagne en haar beleid ten aanzien van vrouwencoöperaties m het algemeen zijn gebaseerd op mondelinge informatie.

1.5 De indeling van de scriptie

De deelvragen van de probleemstelling worden achtereenvolgens in de hoofdstukken behandeld. Voor de beantwoording van de tweede deelvraag is namelijk een antwoord op de eerste deelvraag noodzakelijk. Maar omdat beide vragen moeilijk te scheiden zijn, zal de tweede deelvraag ook bij de behandeling van de eerste deelvraag aan de oppervlakte komen.

Om organisatie van thuiswerksters te begrijpen 1s het belangrijk in te gaan op het verschijnsel thuiswerk en waarom vrouwen deze vorm van arbeid verrichten. We beginnen met een historische schets van de werkgelegenheid voor vrouwen in Umbrië. Thuiswerk blijkt een constant verschijnsel te zijn in deze regio, maar verandert door bepaalde sociaal-economische ontwikkelingen. De arbeidsmogelijkheden voor vrouwen in het dorp La Bruna is een afspiegeling van het in hoofdstuk II geschetste beeld.

Vervolgens wordt in het derde hoofdstuk de eerste deelvraag van de probleemstelling beantwoord. Bij de oprichting van de coöperatie Nadia blijkt de Lega een belangrijke rol gespeeld te hebben. Deze instantie heeft echter ook veel invloed op het functioneren van de coöperatie Nadia.

In hoofdstuk IV beschrijven we daarom de ontwikkelingen van de coöperatiebeweging in het algemeen, de plaats van Nadia daarin en het beleid van de Lega ten aanzien van een vrou wencoöperatie.

(24)

Hoofdstuk V geeft een beeld van de huidige praktijk van Nadia. Aan de orde komen: de verwezenlijking van de doelstellingen van de coöperatie en de betekenis hiervan voor de coöperatrices.

In al deze hoofdstukken zal duidelijk worden dat de betaalde arbeid van vrouwen onlosmakelijk verbonden is met de onbetaalde arbeid in de familie en ideeën over vrouwenarbeid. Het laatste hoofdstuk betrekt daarom de positie van vrouwen en de perceptie ten aanzien van vrouwenarbeid in de analyse. Zodoende staat daar de tweede deelvraag centraal en zullen bovendien de nog openstaande vragen uit de voorafgaande hoofdstukken beantwoord worden.

(25)

TITI WJEJRK<GJEJLJE<GJENJHTIETID VOOJR VJROUWJEN JIN UMIB5JRTIIE

In dit hoofdstuk worden de verschillende vormen van vrouwenloonarbeid rn Umbrië in een historisch perspectief geplaatst. Thuiswerk is, zoals we zullen zien, een constant verschijnsel vooral in de relatief rurale en marginale zones in de bergen. De verschillende vormen die het thuiswerk aanneemt kunnen alleen begrepen worden in het licht van bepaalde sociaal-ec on o mi sc he ontwikkelingen, waarbij we drie periodes onderscheiden. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit een vrij arbitraire onderverdeling is, omdat de ontwikkelingen in de verschillende tijdvakken in elkaar overvloeien. Toch heeft elke periode specifieke kenmerken die duidelijke gevolgen hebben voor de werkgelegenheid voor de Umbrese vrouwen.

In de vooroorlogse periode waarin het mezzadria-stelsel, een deelpachtsysteem, overheerst, werken de vrouwen op het land en verrichten daarnaast vaak ambachtelijk werk thuis. Vlak na de tweede wereldoorlog, wanneer de eerste tekenen van industrialisatie zichtbaar worden, worden de tabaks-, kleding- en textielindustrie een belangrijke bron van werkgelegenheid. In deze laatste sector vindt men werk in de fabriek of thuis, waar men vaak produceert voor de lokale markt. Het proces van decentralisatie van de produktie 1n de jaren zestig leidt vervolgens tot grote veranderingen in de produktie- en organisatiewijze van de kleding-en textielindustrie. Het thuiswerk, dat in deze sector wijdverspreid is, verandert van vorm.

Deze historische schets vormt een context waarin we de werkmogelijkheden voor de vrouwen uit La Bruna en omliggende dorpen kunnen plaatsen.

2.1 Het mezzadria-stelsel

Als il cuore verde (het groene hart) staat de in centraal Italië gelegen regio Umbrië bekend. Deze benaming geeft niet alleen de schoonheid maar ook het agrarische karakter van de regio aan. In het agrarische Umbrië overheerste eeuwenlang, net als in de omliggende regio's zoals Emilia-Romagna, Toscane en de Marken,

(26)

het mezzadria-stelseI.1 Dit deelpachtsysteem bepaalt dat de mezza d r o (deelpachter) een stuk grond met boerderij m bruikleen heeft van de padrone (landeigenaar), in ruil voor zijn arbeidskracht en die van zijn familie. De kosten voor de bewerking en de opbrengst van het land worden gelijk verdeeld. Volgens het contract woont de hele boerenfamilie op het land en zijn de leden verantwoordelijk voor alle arbeid zoals cultivatie, oogst, eerste bewerking van de produkten en verzorging van de beesten. Het familiehuishouden is gebaseerd op zelfvoorziening en dus wordt èr een grote variëteit aan produkten verbouwd.

De hele familie is gebonden aan het contract dat de deelpachter, het hoofd van de familie, aangaat. Familieleden kunnen zonder toestemming van de landheer zich niet bezig houden met andere economische activiteiten. Toestemming van hem tot ambachtelijke produktie voor de lokale markt krijgen de leden alleen wanneer dit noodzakelijk is voor de overleving van de familie. Maar de landheer heeft ook zeggenschap over andere activiteiten van de familieleden, zoals een huwelijk. Dit is

een cruciale economische beslissing ten aanzien produktiecapaciteit van de deelpachtersfamilie,

namelijk van de omdat traditiegetrouw een man met z1Jn bruid intrekt bij zijn familie.

"Ris [de landheer] most pressing concern was in maintaining the farm family within the dimensions suited to the land they were working. To ensure the proportions were correct, his consent was necessary before any member of the family could get married and if the family was reduced in size for any reason they could be sent to a smaller farm."(Bamford 1986:12)

Sommige contracten gaan zelfs zover dat er een uitgaansverbod gold voor langer dan drie dagen voor alle familieleden. Voor dit systeem geldt namelijk hoe meer arbeidskrachten des te groter het stuk land dat bewerkt kan worden en dus hoe groter de opbrengst. Ennia2 legde ons uit waarom zij als kind niet naar

1 In de uitleg van het mezzadria-systeem steunen wij vooral op Silverman's "Three Bells of Civilization"(l975). Dit deelpachtsysteem kent namelijk vele variaties in de verschillende regio's. In haar onderzoek naar een gemeenschap in de provincie Perugia (vlakbij ons dorp) zullen de specifieke kenmerken van het systeem waarschijnlijk het meest overeenkomen met de situatie in ons onderzoeksdorp.

2 Voor een overzicht van de achtergrond van de onderzoeksgroep verwijzen we naar de bijlagen.

(27)

school gmg. "[ ... ] ik kwam uit een boerenfamilie dus dan werk je mee." Haar man licht dit toe: "Mezzadria, begrijp je, dat betekende dat het landgoed niet in eigen bezit was, je werkte voor de landeigenaar. Hij wilde niet dat de kinderen naar school gingen, die moesten hun ouders helpen zodat de opbrengst hoger zou zijn." Het zijn dan ook grote families, waarbij een aantal van twintig leden niet ongebruikelijk was. "Wij woonden daar [=een grote verlaten boerenhoeve] met zesentwintig mensen." (Benito)

Het familiehoofd is meestal de oudste broer van de oudste generatie. Hij onderhoudt het contact met de landeigenaar en organiseert en heeft de controle, die contractueel vastgelegd is, over de arbeid van alle familieleden. Niet alleen 1s hij verantwoordelijk voor het overleven van zijn familie, maar ook voor het rn stand houden van een goede relatie met de landeigenaar. De laatstgenoemde kan namelijk zondermeer het contract beëindigen. Vandaar het bestaan van een strikte taakverdeling binnen de deelpachtersfamilie. Het land wordt vooral door de mannelijke leden bewerkt en zij zorgen tevens voor het transport van zaaigoed en oogst tussen de landeigenaar en de boerderij. De taak van vrouwen is gevarieërder. Zij zijn verantwoordelijk voor de verzorging van het kleinvee, de verwerking van de produkten tot voedsel, waarvan een gedeelte gebruikt wordt als geschenken aan de landeigenaar. Maar ook de huishoudelijke activiteiten, waaronder de bewerking van de kleine moestuinen behoren tot hun taak. Bovendien helpen de vrouwen, net als de kinderen, mee op het land tijdens de drukke maanden, zoals de oogstijd en bij het ploegen. Als laatste wordt er door vrouwen op de boerderij vaak ambachtelijk werk gedaan zoals breien of naaien voor de lokale markt.

2.2 Verval van het mezzadria-stelsel en de industrialisatie

Umbrië behoort vanwege de grote concentratie van kleine bedrijven net als de andere regio's van centraal Italië tot het zogeheten Terza Italië (derde Italië). Deze term geeft het onderscheid aan tussen de zogenaamde industriële driehoek in het Noorden, het gebied dat gekenmerkt wordt door relatief vroege industrialisatie en grootschalige industrie, en het overheersend

(28)

agrarische Zuiden. Met terza Italië wordt het gebied bedoeld waar de landbouw, georganiseerd volgens het mezza d ria -systeem, gedurende lange tijd de voornaamste bron van werkgelegenheid is geweest. Het wordt gekenmerkt door een snelle daling van het belang van deze bron na de tweede wereldoorlog en een relatief late industrialisatie.

Volgens velen levert het mezza d ria-stelsel een gunstig klimaat voor de ontwikkeling van kleine ambachtelijke bedrijven in de beginfase van de industrialisatie.

"That the small firm economy should develop in the terza Italia rather than elsewhere can only be explained by the peculiar social structure of the area. The smooth transfer from share cropping agriculture to small firm industrialization has been able to take place because in both the family played a role of great importance." (Bamford 1986: 19)

Deze overgang is begonnen met de mechanisering m de landbouw die leidde tot een vermindering van benodigde arbeidskrachten op het land. De jongere leden van de boerenfamilies gingen elders werk zoeken of begonnen een eigen bedrijf in de ambachtelijke sectoren of in de detailhandel. De oudere generaties bleven op het land werken.

"Increasingly one or more of the peasant family began to work in the small factories and artisan workshops or, in the case of the women, to take in work at home." (Bamford 1984: 107)

De vrouwen vinden hun werk vooral 1n de kleding- en textielindustrie, ofwel in de tricotagefabriek Spagnoli3, ofwel thuis voor eigen cliënten. "Op mijn vijftiende ben ik thuis gaan naaien voor cliënten uit het dorp, maar ook van buiten. Toen ik zestien was, werkte ik voor rijke Joegoslaven die gevlucht waren voor het communistische regime van Tito en in Perugia woonden." (Maria

B.) "In de oorlog maakten we kledingstukken voor de soldaten,

3 Van de 579 belangrijkste werkgevers die in de industrialisatie van Italië een grote rol hebben gespeeld, zijn er slechts drie vrouwen waaronder Luisa Spagnoli. Zij was de oprichtster van de bekende bonbon-fabriek La Peru gin a ·en later richt zij zich op het fokken van de Italiaanse angorakonijnen en op de verwerking van de wol (Capparucci 1984: 7, vert.

(29)

samen met mijn vriendin. Daarna had ik altijd mz1n vaste klanten, boeren uit de omgeving." (Wolfanga)

Daarnaast vinden veel vrouwen werk in de omvangrijke tabaksindustrie, die zich na de oorlog snel verspreidt in de regio. Het werk dat bestaat uit sorteren, drogen van de tabaksbladeren en rollen van sigaren wordt gedaan onder erbarmelijke omstandigheden. Zo moet men werken in vochtige broeierige ruimtes en tegen een schamel stukloon (Capitani 1983). Tot de precaire arbeidssituatie van deze vrouwen behoort ook de flexibiliteit van de arbeid als gevolg van het seizoensgebonden karakter van de tabaksindustrie. Enkele vrouwen vertelden ons dat hun moeder en soms zijzelf ook in deze industrie hadden gewerkt. "Vanaf m'n zesde tot m'n vijftiende heb ik tabak verwerkt, dat wil zeggen de bladeren op draadjes rijgen in de tabakdrogerij hier vlakbij. Vierendertig bladeren heb ik de eerste dag geregen , dat herinner ik me nog goed. Ik deed het na school bij de broer van mijn moeder. Mijn moeder hielp ook mee." (Maria

T.)

We zien dus een verschuiving van produktie voor eigen consumptie naar produktie voor de markt. Toch blijven beide vormen van produktie binnen de mezzadria-families aanwezig. Zodoende is het niet verwonderlijk dat de vele protestacties en

stakingen van deelpachters, tabaksvrouwen en

fabrieksarbeidsters van Spagnoli in de jaren vijftig gezamenlijk gevoerd worden. Deze acties worden mogelijk door de heroprichting van de Camere del Lavoro (Kamers van Arbeid, een soort vakbonden) na 1945 die al snel deze groepen weten te organiseren. De onderlinge solidariteit vloeit voort uit de familiebanden die er bestaan tussen de deelpachters en de arbeidsters.

Het verval van het mezza d ria - stelsel moet echter vooral toegeschreven worden aan directe overheidsinterventie. In 1964 wordt door de centrum-linkse coalitie een wet vervaardigd die het aangaan van nieuwe mezzadria-contracten verbiedt. Verdere wetten volgen zodat uiteindelijk het systeem geheel af geschaft

(30)

wordt. 4 Deze wettelijke maatregelen versnelden het proces dat al gaande was, namelijk de leegloop van het platteland. De landeigenaren verkopen hun grond of concentreren zich op de wijnbouw en veeteelt door middel van het aannemen van landarbeiders. De cultivatie van tabak blijkt in de begin jaren zestig niet rendabel meer en zo verdwijnt ook de tabaksverwerkingsindustrie. De meeste ex-deelpachtersfamilies kopen een stukje grond waarop ze gaan verbouwen voor eigen consumptie. Verder leven ze van verschillende inkomsten van de familieleden zoals loonarbeid, eigen bedrijf en pensioenen.

Nu de werkgelegenheid op het land en in de tabaksindustrie zo goed als weggevallen is, storten de vrouwen zich massaal in de kleding- en textielindustrie, als zelfstandigen werkend voor de lokale markt, of als fabrieksarbeidsters bij Spagnoli.

2.3 Produktie-decentralisatie

Inmiddels is duidelijk geworden dat de ontwikkeling van de klein bedrijf sector verbonden is met lange ambachtelijke tradities en het mezzadria-systeem. Verdere ontwikkelingen in deze sector kunnen slechts begrepen worden in het licht van het proces van decentralisatie van de produktie dat na 1969 inzette. In het vorige hoofdstuk is reeds kort ingegaan op de ontstaansgronden van dit proces. De vakbondsstrijd in 1969, ook wel de "Hete Herfst" genoemd, heeft als direct resultaat het Statuut van de Arbeid opgeleverd, waarin een eerste reeks rechten voor arbeiders wordt vastgelegd. Hierop volgt de strategische keuze van ondernemers om het werk uit te besteden aan kleine, niet-georganiseerde bedrijven en thuiswerk(st)ers. Dit zou volgens verschillende economen, de oorzaak zijn voor het ontstaan van een fragmentatie van de arbeidsmarkt in Italië. Aan de ene kant een goed georganiseerde sector met hoge lonen, betere arbeidsomstandigheden en CAO's. Aan de andere kant een marginale, niet-georganiseerde sector waarin de lonen lager

4 Legaal gebeurt dat overigens pas bij het van kracht worden van een wet in 1978 die bepaalt dat alle nog bestaande contracten veranderd moeten worden in andere vormen van pacht.

(31)

liggen, de arbeidsomstandigheden slechter en geen contractuele verplichtingen zijn.

Door de grote verscheidenheid in het soort bedrijven -namelijk verschil in grootte, sector en mate van afhankelijkheid-worden deze ontwikkelingen door sommigen positief , door anderen negatief beoordeeld. De eersten benadrukken dan dat de kleine bedrijven veel werk verschaffen en een belangrijke bijdrage leveren aan het Nationaal Produkt (Berger 1981; Boissevain 1981: 6). Ook de politieke partijen van verschillende kleur zien de voordelen en stimuleren de decentralisatie.

"They [de politieke partijen] are responding to the dangers of a politica! and social destabilisation that might result throughout Italian Society, were there any real weakening of the traditional sector [de klein bedrijf sector]. The traditional sector absorbs and digests problems that otherwise tear apart what the political elits of all parties regard as a fragile social fabric." (Berger 1981: 82)

Anderen benadrukken vooral de negatieve effecten van decentralisatie. Hierdoor vindt namelijk een uitbreiding plaats van zwart werk in verschillende vormen zoals thuiswerk, kinderarbeid, illegale arbeid, doppio lavoro of schnabbelen. Men spreekt over de economia sommersa, de ondergedoken of ondergrondse economie, omdat veel overheidswetten en reglementen met betrekking tot belastingen, sociale zekerheid, loon- en arbeidsomstandigheden vermeden kunnen worden (Matera 1980: 68). De gevolgen van het bestaan van deze ondergrondse economie

ongelijkheid van lonen de kleine bedrijven departementen van de

zijn onder andere een grote structurele binnen de arbeidersklasse. Verder omdat niet zelfstandig zijn maar externe grotere bedrijven kan de vakbeweging weinig controle uitoefenen op het naleven van de CAO's die in de grotere bedrijven vastgelegd worden. Een ander gevolg is de grote mate van politieke en sociale stabiliteit en beperkte arbeidsonrust. Er is sprake van een verzwakking van de macht van arbeiders en vakbonden omdat het vaak "illegale" werkgelegenheid betreft.

De grote verscheidenheid in kleine bedrijven maakt de inzichtelijkheid in deze marginale sector zeer moeilijk. Brusco en Sabel onderscheiden drie typen kleine bedrijven. Allereerst het

(32)

kleine ambachtelijke bedrijf, vaak een één-persoonsbedrijf, dat zijn diensten en produkten op de lokale markt brengt. Deze bedrijfsvorm was met name van belang vóór de komst van massaprodukiegoederen op de markt. Een ander type is het kleine afhankelijke bedrijf dat opereert in de schaduw van een groter bedrijf. De vraag naar hun produkten en diensten wordt uiteindelijk bepaald door de investerings- en marketing-besluiten van het grotere bedrijf. Ze beschikken ondanks hun afhankelijkheid over dezelfde geavanceerde kennis en technologie als het grotere bedrijf. De derde bedrijfsvorm die zij onderscheiden is het kleine zelfstandige bedrijf. In tegenstelling tot het ambachtelijke bedrijf is hier wel sprake van innovatie en praktische inventiviteit waardoor zij zich ook in de huidige tijd van sterke concurrentie kunnen handhaven (1981 ).

Wat deze bedrijven gemeen hebben, behalve de omvang is dat ze alle artigiane genoemd kunnen worden, en als zodanig onder de wetgeving met betrekking tot het artigianato5vallen. Volgens de wet kan een bedrijf als artigiane bestempeld worden als het minimaal aan de volgende voorwaarden voldoet:

"a) als doel hebben de produktie van goederen of dienstverlening, van gebruiks- of artistieke aard. b) georganiseerd zijn en werken met professionele arbeid, ook manueel, van de naamhouder [=naam waaronder het bedrijf geregistreerd staat], of eventueel met de professionele arbeid van zijn familieleden.

c) de naamhouder heeft de volle verantwoordelijkheid over het bedrijf en draagt alle lasten en risico's verbonden aan de bedrijfsvoering." ( Art. l, wet 25 juli 1956,n. 860 N orme per la disciplina giuridica delle imprese artigiane, vert K.P. & B.S.)

Bedrijven die ingeschreven staan bij het artigiana to mogen niet groter zijn dan tien arbeid(st)ers en zijn gebonden aan een maximum van vijf leerlingen (Solinas 1982). Ook de artigiane-bedrijven kennen organisaties die hun belangen behartigen. Maar deze vakorganisaties zijn veel zwakker dan de bonden in de

5 Het begrip artigianato laat zich moeilijk vertalen. Letterlijk betekent het zelfstandige ambachtsbeoefening. In veel gevallen is hiervan in Italië geen sprake. Vandaar dat wij het begrip in zijn onvertaalde vorm aanhouden

(33)

industriële sector. Zo legde een vertegenwoordigster van de CNA6 ons uit dat "[ ... ] het

artigianato

heel divers is. Er zijn grote en kleine bedrijven in verschillende sectoren en die hebben ook verschillende belangen. Lang niet alle bedrijven die tot deze sector gerekend worden zijn

artigiane,

bijvoorbeeld de vele afhankelijke textielbedrijven in deze regio." Controle uitoefenen is door deze diversiteit en de ingewikkelde wetgeving een lastige zaak.

Het artigianato kan economisch gezien in drie groepen

verdeeld worden. Voor de helft z1Jn het thuiswerk(st)ers ingeschreven bij het artigianato omdat ze anders geen werk meer van hun opdrachtgever krijgen. De tweede groep, de kleine zelfstandige bedrijven, omvat ongeveer een kwart van het totaal aantal artigiani

rechtstreeks op de

en produceert direct markt. Het resterende bedrijven die onder contract staan ondernemingen(Brusco 1982).

voor en opereert deel bestaat uit bij de grotere Thuiswerk(st)ers, zo blijkt, vormen het merendeel in het artigianato. De reden hiervoor wordt in het volgende hoofdstuk uiteengezet. Hieronder zal worden ingegaan op de toename van thuiswerk vanaf de jaren zestig in Umbrië en op de veranderingen in de aard van het thuiswerk. De vraag waarom zoveel vrouwen hierbij betrokken zijn, zal deels hier en deels in de volgende paragraaf beantwoord worden.

Al eerder bleek dat de kleding- en textielindustrie de belangrijkste bron van werkgelegenheid werd voor de U mbrese vrouwen. Onderzoeken hiernaar uit de jaren zeventig geven het volgende beeld. Opvallend is de aanzienlijke stijging van het aantal vrouwen dat deelneemt of wil gaan deelnemen aan de arbeidsmarkt. Deze groep vrouwen blijft echter geconcentreerd in de laag gekwalificeerde sectoren zoals de mode-industrie, die gekenmerkt wordt door een laag salarisniveau. In de voornaamste produktie-takken van de regio, de kleding- en tricotage-industrie, zien we bovendien een daling van werkgelegenheid in de grote

6 De CNA (Confederazione Nazionale del Artigianato) is één van de vakorganisaties en is links georiënteerd. Zij houdt zich nu bezig met verbetering van pensioenregelingen in deze sector.

(34)

bedrijven en een st1Jgmg van kleine artigiane-bedrijven en thuiswerksters (Bugatti 1984; Calistri & Filippi 1981; CRURES

1975).

Deze industrietakken lenen zich bij uitstek voor decentralisatie van het produktieproces, omdat het technologisch mveau gehandhaafd kan blijven.

"In industries such as knitwear the manufacturing proces may be fragmented without resorting to inferior techniques, small production units may benefit from the economies of scale." (Solinas 1982:

333)

Maar ook de noodzaak tot flexibiiiteit in de produktie als gevolg van de grillige vraag van de modebewuste consument en de seizoensgebondenheid is een belangrijke factor. Ook hierom is het aantrekkelijk uit te besteden aan kleine bedrijven en thuiswerksters. Een groot bedrijf dat tussen twee seizoenen stil ligt is economisch onverantwoord! Vandaar dat het proces van decentralisatie in deze industrie al voor 1969 inzette.

De relatief rurale en marginale zones in de bergen leveren het grootste deel aan thuiswerksters. Dit heeft niet alleen te maken met de traditie van zelfstandige thuiswerksters die produceren voor de lokale markt, maar vooral ook met de afloop van werkgelegenheid in de landbouw en het gebrek aan alternatieve werkgelegenheid m deze gebieden. Sterker nog, met de produktiedecentralisatie neigt het traditionele thuiswerk het karakter van onafhankelijke arbeid te verliezen. De dynamiek van dit proces wordt een belangrijke factor in de interpretatie van thuiswerk. Waren het in de beginjaren zestig nog geïsoleerde thuiswerksters waaraan werd uitbesteed door Spagnoli, gevestigd in de regionale hoofdstad Perugia en toen de belangrijkste

opdrachtgeefster. Met het verdergaande proces van

decentralisatie ontwikkelden zich ook andere vormen van thuiswerk. Thuiswerksters werden gestimuleerd door Spagnoli om groepen te vormen die verantwoordelijk werden voor het gehele produktieproces. In dit verband spreekt men ook wel van de zogenaamde rationalisatie van thuiswerk, zo vertelde Franco Calistri, een man die zich veel bezig houdt met onderzoek naar thuiswerk, ons in een vraaggesprek. Hoe dit precies in zijn werk ging, wordt in het volgende hoofdstuk uiteengezet. Hoe dan ook,

(35)

deze werkwijze bleek lucratief te zijn, want ook andere invloedrijke bedrijven zoals ElleEsse, Ginocchietti en Max Mara gaan zich in Umbrië vestigen en besteden het produktieproces geheel uit.

Het uitbesteden aan kleine afhankelijke bedrijven en groepen thuiswerksters, die op hun beurt weer uitbesteden aan geïsoleerde thuiswerksters maakt het proces er niet inzichtelijker op. Het wordt steeds moeilijker om de verschillende vormen die het thuiswerk aanneemt te onderscheiden van elkaar en van de kleine artigiane bedrijven die uiteindelijk geheel afhankelijk blijven van de grote opdrachtgevers. In de interpretatie van thuiswerk gaat het dus niet zozeer meer om het werken thuis, maar relevant voor het verschijnsel 1s het feit dat de thuiswerkster een schakel is, zelfs de laatste van de keten van het proces van· produktie-decentralisatie.

De voorafgaande historische schets van vrouwenwerkgelegenheid in Umbrië toont aan dat er in deze regio een duidelijke traditie bestaat van werkende vrouwen. Vóór de tweede wereldoorlog werkten ze op het land en verrichtten daarnaast vaak ambachtelijk werk thuis. Na de oorlog breidde de ambachtelijke sector zich uit. De vrouwen uit de deelpachtersfamilies werkten mee in kleine familiebedrijven of werkten thuis als breister of naaister voor een eigen klantenkring. Sommige vrouwen werkten in de fabriek van Spagnoli, vaak als seizoenarbeidster zonder enige vorm van contractuele bescherming. Daarnaast vonden veel vrouwen destijds werk in de seizoengebonden tabaksindustrie. Al deze vormen van loonarbeid worden gekenmerkt door een zekere mate van flexibiliteit, waardoor de vrouwen inzetbaar blijven op het land.

Door de leegloop van het platteland en het wegvallen van de tabaksindustrie vanaf de jaren zestig, werd de kleding- en textielindustrie de belangrijkste bron van werkgelegenheid voor vrouwen. De veranderingen in de produktie- en organisatiewijze van deze industrie werden vervolgens bepaald door het steeds verdergaande proces van decentralisatie. Hierdoor vond er een toename plaats van een wirwar van kleine afhankelijke bedrijven en verschillende vormen van thuiswerk in deze sector.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

‘showcase effect’ een rol speelt. Door eigen vestigingen nabij franchisevestigingen te vestigen, krijgt de franchisegever meer inzicht in lokale karakteristieken van

The project is carried out using expertise from the ICES Study Group for Collection of acoustic data from fishing vessels; from the Rastrillo, project which

Om te onderzoeken hoe de patiënten hierover denken zijn er vragen gesteld over wie er toegang zouden mogen hebben tot hun gegevens, en waar deze gegevens gebruikt voor mogen

Zowel profielen voor de diverse functies binnen de adviesraad sociaal domein als het voorlopig Huishoudelijk reglement zijn momenteel in voorbereiding, opdat een voorspoedige gang

Voor het indienen van jaarrekeningen, bedrijfsgegevens en financiële rapportages hoeven ondernemingen niet langer gebruik te maken van e-mail, webformulieren of papieren

In contrast to Mill, Feinberg argues that offence is a legitimate reason to restrict free speech and behaviour as well. One can imagine that not everyone is offended by the same

Additionally, the three later martyr passiones (those of Stephen, Polycarp and Perpetua) which have been selected for analysis in chapter two are further examined in chapter