• No results found

Van vol is vol tot multikul : een studie naar het gedachtegoed van twee vermeende populist radical right parties in Nederland : de Centrumdemocraten en de Partij voor de Vrijheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van vol is vol tot multikul : een studie naar het gedachtegoed van twee vermeende populist radical right parties in Nederland : de Centrumdemocraten en de Partij voor de Vrijheid"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN College Sociale Wetenschappen(CSW) Politicologie

Bachelorscriptie

Een studie naar het gedachtegoed van twee

vermeende populist radical right parties in Nederland:

de Centrumdemocraten en de Partij voor de Vrijheid

Alyt Damstra, 10003299

Bachelorproject ‘Populisme in Internationaal Perspectief’ Docent: Matthijs Rooduijn

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding 4

2. Theorie 6

3. Data en methode 7

3.1 Programma’s en spotjes 7

3.2 Kwalitatieve inhoudsanalyse programma’s 8

3.3 Kwalitatieve inhoudsanalyse spotjes 9

4. Bevindingen analyse programma’s CD 10

4.1 Constante kenmerken 10

4.2 Veranderende kenmerken 11

4.3 Overige kenmerken 12

5. Bevindingen analyse televisie-uitzendingen CD 13

6. In hoeverre is de CD een populist radical right party? 14

7. Bevindingen analyse programma’s PVV 15

7.1 Constante kenmerken 15

7.2 Veranderende kenmerken 16

7.3 Overige kenmerken 19

8. Bevindingen analyse televisie-uitzendingen PVV 21

9. In hoeverre is de PVV een populist radical right party? 22 10. Hoe verhouden de denkbeelden van de CD en de PVV zich tot elkaar? 22

11. Conclusie 25

Literatuurlijst Appendix

(3)

Abstract

Er is de afgelopen jaren veel aandacht geweest voor de populistische, radicaal rechtse partijfamilie (PRR partijen). In studies naar de opkomst van dit fenomeen wordt vaak het functioneren van vermeende PRR partijen met elkaar vergeleken. Aangenomen wordt dat deze partijen heel goed vergelijkbaar zijn omdat ze een aantal kenmerken delen. In deze scriptie wordt aan de hand van een case study onderzocht in hoeverre partijen met een PRR stempel ook daadwerkelijk tot dezelfde familie behoren. De casus is Nederland en de partijen zijn de Centrumdemocraten en de Partij voor de Vrijheid. Deze scriptie biedt de eerste systematische vergelijking van de

denkbeelden van beide partijen.

De onderzoeksvraag die wordt beantwoord is tweeledig: in hoeverre voldoen beide partijen aan de definitie van populist radical right parties volgens Cas Mudde en hoe verhouden de denkbeelden van de CD en de PVV zich tot elkaar? Daarbij wordt per partij ook gekeken naar ontwikkelingen in het gedachtegoed door de tijd heen. De inhoudsanalyse kent zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve aanpak waardoor er diep op het gedachtegoed kan worden ingegaan. Aangetoond wordt dat waar de CD vooral een radical right party is, de PVV in grote mate aan het complete beeld van een populist radical right party voldoet. Beide partijen hebben opvallend veel parallellen, maar geven op volstrekt verschillende wijze invulling aan het begrip radicaal rechts. Deze bevinding toont aan dat Muddes theorie ten aanzien van de PRR partijen nog veel zaken

onderbelicht laat en dat politieke partijen met het stempel PRR maar ten dele goed vergelijkbaar zijn.

(4)

1. Inleiding

Door de opkomst van populistisch radicaal rechtse partijen is de politiek in veel West-Europese landen de afgelopen jaren wakker geschud. Waren deze partijen eerder politieke outsiders die in de marge opereerden, inmiddels zijn zij in veel landen uitgegroeid tot serieuze regeringskandidaten. De Oostenrijkse Freiheitliche Partei Österreichs (FPÖ), de Schweizeriche Volkspartei (SVP) in Zwitserland en het Italiaanse Lega Nord (LN) traden al toe tot het centrum van de macht door deel te nemen aan de regering. Andere partijen die electoraal succes boekten zijn onder andere de Fremskrittspartiet (FRP) in Noorwegen, Perussuomalaiset (PS) in Finland, Front National (FN) in Frankrijk en de Dansk Folkeparti (DF) die van 2001 tot 2011 gedoogsteun verleende aan drie opeenvolgende coalities in Denemarken.

In navolging hiervan is de afgelopen jaren een hausse aan artikelen en boeken

gepubliceerd waarin de opkomst van deze partijen centraal staat. Veelvoorkomende onderwerpen zijn de oorzaken van het electorale succes van PRR partijen (Golder: 2003, Van der Brug et al: 2005, Arzheimer: 2009, Zaslove: 2012), het electoraat van deze partijen (Van der Brug et al: 2000, Lubbers et al: 2002) en de invloed van PRR partijen op mainstream partijen (Van Spanje: 2010, Rooduijn et al: 2012). In deze studies wordt steeds een groot aantal partijen met elkaar vergeleken die allemaal als populistisch en/of radicaal rechts worden geclassificeerd. Eventuele onderlinge verschillen spelen hierbij een ondergeschikte rol. De vraag is in hoeverre partijen met eenzelfde stempel ook daadwerkelijk goed met elkaar vergeleken kunnen worden?

In deze scriptie wordt onderzocht hoe de denkbeelden van twee partijen zich tot elkaar verhouden die beiden vaak tot de populistische en radicaal rechtse partijfamilie worden gerekend (Art: 2010, Pellikaan: 2010). De casus is Nederland omdat hier gedurende een langere periode verschillende PRR partijen in meer én mindere mate succesvol zijn geweest. De partijen die worden vergeleken zijn de Centrumdemocraten en de Partij voor de Vrijheid. De eerste kende haar hoogtijdagen bijna twintig jaar geleden maar bleef altijd in de marge opereren. De tweede is nog springlevend en zit op het moment met maar liefst 15 zetels in de Kamer. Electoraal gezien dus niet even succesvol, maar beide partijen zijn wel van invloed geweest op het politieke debat van hun tijd. En daarmee hebben ze op z’n zachtst gezegd het beeld van Nederland als gastvrij polderland weten te nuanceren.

De Centrumdemocraten ontstonden in 1984 als afsplitsing van de Centrumpartij en zijn tot in 1998 actief geweest. Gedurende haar bestaan wist de partij onder leiding van Hans Janmaat vaak de media te halen met haar uitgesproken standpunten en retoriek. Ondanks de terugkerende ophef behaalde de CD nooit meer dan drie zetels in de Kamer. Eind jaren ‘90 ontstond het beeld dat de aanhang onder kiezers voor het radicaal rechtse gedachtegoed in Nederland gestaag aan

(5)

het afnemen was (Van Donselaar, 1997: 97). De CD was politiek gezien uitgespeeld en er leken geen nieuwe kandidaten te bestaan voor deze positie op het politieke spectrum.

Maar in de nasleep van 9/11 beleefde de Nederlandse politiek met de opkomst van Pim Fortuyn een roerige tijd. In de aanloop naar de verkiezingen van 2002 nam Fortuyn veel

standpunten in die overeenkomsten vertoonden met het gedachtegoed van de CD. In tegenstelling tot Janmaat lukte het Fortuyn nu echter wél er electoraal succes mee te boeken. Vooral de felle anti-immigratie agenda met de nadruk op moslims deed het goed bij de kiezer. Negen dagen voor de verkiezingen werd Fortuyn vermoord. Wat volgde was een electorale aardverschuiving: met maar liefst 26 zetels kon de Lijst Pim Fortuyn deelnemen aan het eerste kabinet Balkenende. De partij bleek echter stuurloos zonder haar leider en aanhoudend geruzie leidde ertoe dat Balkenende I al na 86 dagen viel.

In de jaren na deze stormachtige periode probeerden veel nieuwe partijen de

Fortuynkiezer voor zich te winnen, maar uiteindelijk bleek slechts één partij in staat zich het immigratievraagstuk geloofwaardig toe te eigenen: de Partij voor de Vrijheid van Geert Wilders. Opgericht in 2005 bestrijdt zij nu al zeven jaar de vermeende islamisering van Nederland en boekt daarmee aanzienlijk politiek succes. Net als de CD, de LPF en andere partijen met een soortgelijke agenda is ook de PVV vaak bestempeld als populistisch en radicaal rechts.

De onderzoeksvraag die in deze scriptie zal worden beantwoord is tweeledig: In hoeverre kunnen de Centrumdemocraten en de Partij voor de Vrijheid als populistisch en radicaal rechts worden gekwalificeerd? En daarnaast: Hoe verhoudt het gedachtegoed van beide partijen zich tot elkaar? Gekozen is voor de CD en de PVV omdat deze partijen op het eerste gezicht lijken te voldoen aan hetzelfde PRR profiel. Door hun denkbeelden te vergelijken kan deze gelijkenis worden getoetst. Daarnaast zal gekeken worden naar eventuele ontwikkelingen in het

gedachtegoed per partij, blijft dit gelijk of verandert het door de tijd heen? Tot slot biedt het feit dat er tussen de hoogtijdagen van de CD en de doorbraak van de PVV een periode van ruim 20 jaar zit de unieke mogelijkheid iets te zeggen over de ontwikkeling van (vermeende) populistische en radicaal rechtse denkbeelden over een langere periode in Nederland.

Een analyse van de partijprogramma’s en de wijze waarop ze zich profileren in

verkiezingsspotjes zal op de eerste vraag antwoord geven. Door deze bevindingen vervolgens systematisch met elkaar te vergelijken wordt de tweede vraag beantwoord en zal worden aangetoond in hoeverre de partijen gelijkenis vertonen dan wel verschillend zijn. Eerst zal de bestaande literatuur rond dit thema kort worden besproken waarbij aangegeven wordt hoe dit onderzoek zich daartoe verhoudt. Vervolgens zullen data en methode worden besproken. Na de analyse zullen in paragraaf 10 en 11 de hoofdvragen worden beantwoord en bovendien suggesties voor vervolgonderzoek worden gedaan.

(6)

2. Theorie

Ondanks de recente stroom aan wetenschappelijke artikelen en boeken rond het thema, blijft populisme bij uitstek een contested concept; er bestaat verwarring over de exacte betekenis van het begrip (Collier et. al, 2006: 212). Zo definiëren sommige auteurs populisme als politieke stijl (Canovan, 1999; Jagers en Walgrave; 2005), anderen definiëren het als een type partijorganisatie (Taggart, 1995; Weyland, 2001; Barr, 2009) en weer anderen als een ideologie (Mudde, 2004: 543). Deze laatste definitie lijkt de afgelopen jaren aan terrein te winnen, zeker wanneer het over West-Europees populisme gaat. Mudde definieert populisme als ‘a thin centered ideology that

considers society to be ultimately separated into two homogenous and antagonistic groups, ‘the pure people’ versus ‘the corrupt elite’ and which argues that politics should be an expression of the volonté générale of the people’ (Mudde, 2004: 543). Deze definitie wordt door een toenemend aantal auteurs gehanteerd (Kaltwasser, 2010; Rooduijn et al, 2012; Pauwels 2012). Om de aansluiting met het huidig wetenschappelijk debat te maken en gezien het feit dat deze scriptie over het gedachtegoed van partijen gaat, wordt ook hier populisme als een thin centered ideology gedefinieerd.

Populisme wordt dus net als andere ideologieën door bepaalde opvattingen gekenmerkt, zoals de beschreven antagonistische relatie tussen volk en elite en de opvatting dat de politiek ten dienste zou moeten staan van de volkswil. Maar het feit dat populisme als ideologie thin centered is, betekent dat het niet op zichzelf kan staan. Het is een ‘dunne’ ideologie die juist bestaat bij de gratie van andere ‘dikke’ ideologieën zoals socialisme of liberalisme (Pauwels, 2012: 26).

Populisme manifesteert zichzelf wanneer de populistische kenmerken aan een klassieke ideologie worden gekoppeld en er een nieuwe vorm ontstaat (bijvoorbeeld sociaal populisme of liberaal populisme). Hieruit volgt dat populisme dus zowel aan de linkerzijde als aan de rechterzijde van het politieke spectrum voorkomt.

De partijen die in deze scriptie worden geanalyseerd worden meestal aan dezelfde kant van het spectrum geplaatst; zowel de CD als de PVV zijn regelmatig als radicaal of extreem rechts omschreven (Carter, 2005: 2, Fekete, 2008: 56, Kulinska, 2010: 51, de Lange, 2011: 21). Maar deze kwalificatie is eenduidig noch onomstreden: zo zouden de sociaaleconomische standpunten van de PVV juist links zijn (website NRC) en wijst de PVV op haar website zelf ieder verband met extreem rechts van de hand (website PVV).

Om de eerste onderzoeksvraag volledig te kunnen beantwoorden is het dus van belang ook radicaal rechts zorgvuldig te definiëren. Het is opnieuw Mudde die hier theoretische handvatten voor biedt. Volgens hem is er sprake van een populistische radicaal rechtse partij wanneer er behalve aan zijn definitie van populisme, aan nog twee voorwaarden wordt voldaan:

(7)

holds that states should be inhabited exclusively by members of the native group (‘the nation’) and that nonnative elements (persons and ideas) are fundamentally threatening to the

homogeneous nation-state’. Nationalisme wordt hier dus gecombineerd met xenofobie (Mudde, 2004: 22). Het derde criterium is autoritarisme wat als ‘the belief in a strictly ordered society, in which infringements of authority are to be punished severely’ wordt omschreven (Mudde, 2004: 23). Voldoet een partij aan deze drie criteria dan is er sprake van wat Mudde een populist radical

right party noemt (Mudde, 2004: 26).

Hoewel er de afgelopen jaren veel is geschreven over de PVV van Geert Wilders (Vossen, 2010; Van Kessel, 2011; de Lange en Art, 2011) is er tot op heden geen systematische vergelijking gemaakt tussen het gedachtegoed van de CD en de PVV. Door de verkiezingsprogramma’s en de profilering in verkiezingsspotjes van beide partijen te vergelijken wordt in deze scriptie een poging gewaagd dit gat te dichten. De wijze waarop deze vergelijking tot stand komt wordt in de volgende paragraaf uiteengezet.

3. Data en Methode

3.1 Programma’s en spotjes

Om het gedachtegoed van de CD en de PVV in kaart te brengen worden van beide partijen drie verkiezingsprogramma’s geanalyseerd. In een programma staat kernachtig beschreven waar een politieke partij op het moment van schrijven ideologisch voor staat (Rooduijn en Pauwels, 2012: 1274). Het biedt een overzicht van standpunten en ideeën. Dit leent zich goed voor een

vergelijkende studie op twee niveaus: in de eerste plaats kunnen de programma’s per partij onderling worden vergeleken. Zo kan iets gezegd worden over de ontwikkeling van de

denkbeelden van een partij door de jaren heen. In de tweede plaats kan het gedachtegoed van de CD als geheel vergeleken worden met het gedachtegoed van de PVV als geheel. De vraag is dan hoe de denkbeelden van beide partijen zich tot elkaar verhouden. Bijkomend voordeel is dat zowel de CD als de PVV (tot nu toe) slechts drie programma’s hebben voortgebracht, dit vergemakkelijkt de vergelijking. De programma’s van de Centrumdemocraten zijn: Concept Partij-Programma van de Centrumdemocraten (1989), ‘Oost West Thuis Best’ (1994) en ‘Trouw aan Rood Wit Blauw!’ (1998). De programma’s van de Partij voor de Vrijheid zijn: het

Verkiezingspamflet (2006), ‘Agenda van Hoop en Optimisme’ (2010) en ‘Hún Brussel, óns Nederland’ (2012). Al deze programma’s zijn via internet te vinden met uitzondering van het Concept Partij-Programma van de CD, een kopie hiervan is via het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen verkregen.

Aanvullend worden per partij drie televisie-uitzendingen geanalyseerd die zijn

(8)

het overhalen van de kijker om op de partij in kwestie te stemmen. Een uitzending kan slechts enkele minuten duren, aangenomen mag worden dat de politieke boodschap zo kernachtig en wervend mogelijk voor het voetlicht wordt gebracht. Analyse van deze teksten heeft als meerwaarde dat het laat zien op welke onderwerpen de partij zich naar de kiezer toe wil profileren. De uitzendingen van de CD zijn door de Anne Frank Stichting op videobanden opgenomen en vervolgens getranscribeerd. Een kopie van die transcripten maakt als bijlage deel uit van het proefschrift van Charles Soria uit 1994. Deze transcripten zijn gekopieerd en hier opnieuw geanalyseerd. De televisiecommercials van de CD zijn uitgezonden in de Zendtijd voor Politieke Partijen in de jaren 1989, 1990 en 1991. De televisiecommercials van de PVV zijn uitgezonden in 2008, 2010 en 2012 en zijn allen op internet te vinden.

3.2 Inhoudsanalyse programma’s

De verkiezingsprogramma’s worden onderworpen aan een inhoudsanalyse die zowel een

kwantitatief als een kwalitatief element bevat. Steeds vormen alinea’s de analyse-eenheden. Reden hiervoor is het feit dat een argument vaak binnen één alinea wordt opgebouwd, zo kunnen de argumenten in hun geheel worden geïnterpreteerd (Pauwels en Rooduijn, 2011: 1275).

Een kwantitatieve benadering van documenten ‘seeks to quantify content in terms of predetermined categories’ (Bryman, 2008: 692). Op basis van Muddes definitie van populist radical

right parties zijn drie categorieën geconstrueerd waarbinnen de alinea’s kunnen ‘scoren’: populisme

(P), nativisme (N) en autoritarisme (A). Is er binnen een alinea sprake van nativisme, bijvoorbeeld doordat gesteld wordt dat Nederlanders eerder in aanmerking dienen te komen voor een baan dan vreemdelingen, dan scoort de alinea één punt binnen deze categorie. Hetzelfde geldt voor populisme en autoritarisme. Omdat nativisme volgens Mudde een combinatie is van xenofobie en nationalisme, zijn er twee subcategorieën gecreëerd: nationalisme (n1) en xenofobie ( n2). Eén punt binnen categorie n1 of n2 staat gelijk aan een halve punt binnen categorie N. Dus geldt een alinea als alleen xenofoob en ontbreekt het nationalistische aspect om het als nativisme te doen gelden, dan scoort de alinea één punt in categorie n2, wat gelijk is aan een halve punt in categorie N. Alle alinea’s zijn per programma’s genummerd en aan de hand van de categorieën gecodeerd. Deze methode levert een overzicht op van de aanwezige bestanddelen van populist radical right

parties in de programma’s van de partijen1.

Een kwalitatieve benadering ‘emphasizes the role of the investigator in the construction of the meaning of and in texts’ (Bryman, 2008: 697). Binnen deze benadering is ruimte voor verfijning van de bovenstaande categorieën en het ontstaan van nieuwe. De vraag is dan op welke                                                                                                                

(9)

wijze er in een programma invulling wordt gegeven aan populisme, nativisme of autoritarisme en of er ook andere factoren bepalend zijn voor de betekenis van de tekst. De kwalitatieve aanpak verschilt dus zeer van de kwantitatieve. Maar beide benaderingen refereren naar hetzelfde onderwerp en ‘as such they complement each other and function as mutual verfication and validation’ (Van den Bulck et al, 2007: 934).

De analyse is als volgt gestructureerd: in de eerste plaats wordt gekeken naar constante kenmerken binnen de programma’s. Welke bestanddelen blijven gelijk door de tijd heen? In de tweede plaats worden de veranderende kenmerken beschreven. Het kan hierbij gaan om een kwantitatieve verandering (bijvoorbeeld een toenemend aantal alinea’s gecodeerd als nativisme), maar ook om een kwalitatieve verandering (bijvoorbeeld radicalisering bínnen alinea’s gecodeerd als nativisme). Tot slot worden de overige kenmerken in kaart gebracht. Welke elementen die buiten één van de drie categorieën vallen geven betekenis aan de tekst?

Waar binnen de kwantitatieve benadering al sprake is van een zekere mate van subjectiviteit in de codering, geldt dit voor de kwalitatieve benadering nog sterker. Het risico bestaat dat het geheel een te subjectief karakter krijgt en het onderzoek dus niet betrouwbaar is. Om dit te voorkomen en replicatie mogelijk te maken is een uitgebreid codeerschema aangelegd waarin iedere gecodeerde alinea wordt gevolgd door een toelichting.

3.3 Inhoudsanalyse spotjes

De teksten van de televisie-uitzendingen van de CD zijn uitgeschreven door een medewerker van de Anne Frank Stichting, de teksten van de PVV door mijzelf. De teksten zijn zowel een keer in zinnen als een keer in alinea’s gecodeerd, waarbij de methode van analyse gelijk is aan die van de verkiezingsprogramma’s, dus met een kwantitatief én een kwalitatief element.

Hoewel door de eigen indeling van de tekst in alinea’s er nog een subjectieve dimensie aan de analyse wordt toegevoegd, lijkt deze benadering toch het best te werken. Wanneer de analyse-eenheden losse zinnen zijn, is er vaak onvoldoende grond om een zin te coderen. De context van een alinea waarin een argument wordt opgebouwd geeft beter de betekenis van de tekst weer dan losse zinnen. Voor de volledigheid zijn de bevindingen van de analyse op basis van zinnen wel steeds als voetnoot toegevoegd.

(10)

4. Bevindingen analyse programma’s CD 4.1 Constante kenmerken                 1989 1994 1998

Figuur 1 Overzicht scores partijprogramma’s op populisme, nativisme en autoritarisme in procenten

Een aantal kenmerken zijn continu in de drie partijprogramma’s van de CD. In de eerste plaats valt op dat er geen enkele alinea van de drie programma’s als populistisch is gecodeerd. Nergens in het gedachtegoed wordt een elite expliciet tegenover het volk geplaatst. Wel bekritiseert voorzitter Janmaat het beleid van de grote partijen (1994: 3, 1998: 4) en stelt de CD voor om door middel van bindende referenda meer directe macht aan het volk te geven (1989: 11, 1994: 8, 1998: 10). Maar de antagonistische relatie tussen volk en elite, het kernconcept van het

populisme, is binnen de alinea’s afwezig. Deze bevinding spreekt de regelmatig voorkomende indeling van de CD als populistische partij dus tegen (Wansink: 2004, Lucardie: 2008).

In de tweede plaats blijkt dat het aandeel nativisme in alle programma’s substantieel is, bijna een vijfde van de alinea’s wordt als zodanig gecodeerd. Nativisme geldt als het kernconcept van populist radical right parties (Mudde, 2004: 26). De basis waarop nativeness wordt gedefinieerd kan verschillen, zo kan het etnisch, raciaal of religieus gemotiveerd zijn. Het heeft echter altijd een culturele component (Mudde, 2004: 19). De CD definieert nonnative persons zeer breed:

vreemdelingen, buitenlanders, (etnische) minderheden, Nederlanders met een buitenlandse afkomst en zelfs adoptiekinderen uit de derde wereld. Alle niet-Nederlandse culturele invloeden die deze nonnatives meebrengen, worden als een potentiële bedreiging voor de Nederlandse

cultuur beschouwd en dienen als zodanig te worden bestreden. Er wordt nergens expliciet gezegd wanneer men tot de native group behoort. Toch kan uit de alinea waarin wordt voorgesteld

overheidsbetrekkingen pas open te stellen voor mensen die in de derde generatie over het Nederlanderschap beschikken (1989: 12, 1994: 8, 1998: 11) afgeleid worden dat members of the

native group al generatielang Nederlander moeten zijn.

Tot slot scoort de partij relatief hoog op autoritarisme. In alle programma’s wordt gepleit

0   10   20   P   N   A   0   10   20   P   N   A   0   10   20   P   N   A  

(11)

voor streng(er) straffen en een harde(re) bestrijding van criminaliteit. In het streven naar een ‘strictly ordered society’ wordt de nadruk gelegd op het belang van law and order.

4.2 Veranderende kenmerken

De afwezigheid van populisme is constant en maakt dus geen ontwikkeling door. Waar het gaat om nativisme is sprake van een toename in het absolute aantal alinea’s. Tegelijkertijd worden de programma’s van de CD in de loop van tijd uitgebreider waardoor het relatieve aandeel van deze alinea’s juist iets afneemt (zie tabel 2). De absolute toename in nativisme wordt veroorzaakt door een aantal nieuwe voorstellen die per programma worden toegevoegd en die het belang van

nativeness voor de CD onderstrepen. Zo stelt de CD vanaf 1994 voor Artikel 1 van de Grondwet

te doen vervallen (1994: 9, 1998: 11) en het bezit van meerdere nationaliteiten te verbieden (1994: 9, 1998: 11). In 1998 wil de CD daarnaast ook internationale verdragen opzeggen die verplichten asielzoekers op te vangen (1998: 39) en de adoptie van kinderen uit de derde wereld verbieden (1998: 29). Het is ook pas in dit programma dat de zin ‘Vol = Vol’ voorkomt (1998: 6). De relatieve afname in nativisme kan worden verklaard door het uitdijen van andere categorieën, zoals het hoofdstuk ‘Staatsbestel’ (8 alinea’s in 1989, 11 alinea’s in 1994, 15 alinea’s in 1998) en het hoofdstuk ‘Verkeer’ (10 alinea’s in 1989, 14 alinea’s in 1994, 15 alinea’s in 1998).

Het aandeel autoritarisme neemt zowel in absolute als in relatieve zin toe (zie tabel 3). Vanaf 1994 pleit de CD voor invoering van de doodstraf (1994: 12, 1998: 32) en voor de inzet van de Marechaussee op zogenaamde risicovluchten (1994: 29, 1998: 30). In de voorstellen die in het

Tabel 1 1989 1994 1998 P 0 0 0 N 20,2 18,5 18,9 A 5 7,3 8,4 Tabel

2 N absoluut Totaal aantal alinea’s N relatief

1989 24,5 121 20,2%

1994 30,5 165 18,5%

1998 36 190 18,9%

Tabel 1 Overzicht procentuele scores

populisme, nativisme en autoritarisme

Tabel 2 Overzicht nativisme in programma's

Tabel

3 A absoluut Totaal aantal alinea’s A relatief

1989 6 121 5%

1994 12 165 7,3%

1998 16 190 8,4%

(12)

hoofdstuk ‘Justitie’ worden gedaan komt de nadruk steeds meer op wapengeweld te liggen. Zo wordt in het laatste programma voorgesteld om de vuurwapenwet te vereenvoudigen teneinde burgers van vuurwapens te kunnen voorzien. En de politie moet met automatische vuurwapens gaan werken (1998: 32). Het beeld ontstaat dat het gedachtegoed van de CD waar het gaat om autoritarisme door de tijd heen radicaliseert.

4.3 Overige kenmerken

Het voordeel van de kwalitatieve inhoudsanalyse als methode is zoals gezegd de mogelijkheid meer waar te nemen dan de vooraf opgestelde categorieën. Behalve door de substantiële mate van nativisme en autoritarisme kenmerken de programma’s van de CD zich door het volgende:

In de eerste plaats valt op dat binnen de programma’s het welzijn van dieren een

prominente plaats inneemt. Er is in alle programma’s een speciaal hoofdstuk aan gewijd, waarin onder de kop ‘Dierenbescherming’ voorstellen worden gedaan om het welzijn van dieren te bevorderen. Dit onderwerp neemt een veel

prominentere plaats in dan bijvoorbeeld het hoofdstuk ‘Buitenlandse Zaken’ wat in ieder programma het laatste hoofdstuk is en niet meer dan vijf alinea’s telt. Waar steeds wordt benadrukt dat de rechten van minderheden en vreemdelingen zouden moeten worden beperkt,

worden de rechten van dieren juist verdedigd. ‘De cultuur en de ontwikkeling van de mens uit zich onder andere door de manier waarop de dieren in de samenleving worden behandeld. Nadrukkelijk moet de positie en de situatie van het dier worden verbeterd’ (1989: 16-7, 1994: 27, 1998: 22). Het ongemakkelijke beeld ontstaat dat in het gedachtegoed van de CD Nederlandse dieren meer rechten hebben dan allochtone mensen.

In de tweede plaats valt op dat uit wordt gegaan van de gedachte dat de Nederlander wordt gediscrimineerd door de overheid ten opzichte van de vreemdeling. De CD bepleit voortdurend dat aan deze ongelijke behandeling een einde moet komen, of het nu gaat om subsidies voor ondernemingen (1989: 13. 1994: 17, 1998: 15), dienstverbanden (1989: 15, 1994: 17, 22, 1998: 19 ) of om huisvesting, werk en onderwijs (1989: 20, 24, 1994: 29, 1998: 30). In de analyse zijn deze alinea’s niet meegenomen, omdat er strikt genomen gelijke behandeling wordt bepleit, wat geen grond voor nativisme is. Maar het idee dat de Nederlander gediscrimineerd wordt lijkt wel de grondslag te vormen voor het gedachtegoed van de CD.

Tot slot vallen twee zaken op ten aanzien van de stijl van de programma’s. In de eerste plaats is dat de nadrukkelijk formele manier van formuleren. Zo wordt het kernpunt van de

Tabel

4 absoluut Dieren Totaal aantal alinea’s Dieren relatief

1989 7 121 5,8%

1994 10 165 6%

1998 10 190 5,3%

(13)

ideologie als volgt omschreven: ‘het bevorderen van nationale saamhorigheid door te trachten ongewenste tegenstellingen tussen onderscheidene geledingen van de Nederlandse samenleving te doen voorkomen’ (1989: 10, 1994: 6, 1998: 8). De indruk ontstaat dat veel moeite is gestoken in deze omzichtige, formele formuleringen die bijna doen vergeten hoe uitgesproken de

inhoudelijke boodschap is. Hiermee in tegenspraak lijkt het tweede kenmerk: het grote aantal spelfouten. Werknemenrs (1989: 15), congres-pprocedure (1994: 3), tegering (1994: 3) en gehandhaaft (1994: 11) zijn slechts enkele voorbeelden. Het resultaat is een merkwaardige mix van uitgesproken standpunten in zeer formele taal met regelmatig een enorme spelfout. Het geeft het geheel bij vlagen een amateuristisch voorkomen.

5. Bevindingen analyse televisie-uitzendingen CD2

                1989 1991 1992

                           Figuur 2 Overzicht scores televisiespotjes op populisme, nativisme en autoritarisme in procenten

 

Idealiter was er voor ieder jaar waarin de CD deelnam aan de verkiezingen en een programma uitbracht ook een televisie-uitzending geanalyseerd. Helaas zijn hier geen data van verkrijgbaar. In plaats hiervan zijn drie televisie-uitzendingen uit 1989, 1991 en 1992 geanalyseerd.

Allereerst valt op dat de afwezigheid van populisme een constante factor is. Ook nu weer geldt dat zittende partijen wel worden bekritiseerd, maar er geen sprake is van een antagonistische relatie tussen volk en elite. In de eerste uitzending wordt gezegd dat de grote partijen om de problemen heen lopen, in 1991 zou de regering weigeren om oplossingen voor problemen aan te dragen en in 1992 wordt minister-president Lubbers van financieel wanbeleid beticht. Toch

                                                                                                               

2  De uitzendingen zijn zowel in alinea’s als in zinnen gecodeerd. De aanwezigheid van populisme,

nativisme en autoritarisme komt verhoudingsgewijs in beide analyses overeen. In de versie waarbij de codering op basis van zinnen plaatsvond waren de percentages P, N en A: 0%, 39,2% en 2% (1989), 0%, 23,9% en 0% (1991) en 0%, 39,4% en 0% (1992). De gehele inhoudsanalyse is terug te vinden in de Appendix. 0   25   50   75   100   P   N   A   0   25   50   75   100   P   N   A   0   25   50   75   100   P   N   A  

(14)

wordt er niet gesproken van een antagonistische relatie tussen volk en elite waarbij het volk beter weet wat juist is dan de elite.

In de tweede plaats vallen de zeer hoge percentages nativisme per programma op. De anti-immigratie agenda van de CD behoort duidelijk tot de kern van haar politieke programma. De instroom van vreemdelingen wordt in verband gebracht met allerhande problemen:

werkloosheid, criminaliteit, hoge kosten, verdringing van de native cultuur en de teloorgang van het native sociale stelsel. Waar nativisme al een prominente plaats innam in de

verkiezingsprogramma’s, blijkt uit de spotjes dat de CD zich ook nadrukkelijk op haar anti-immigratie standpunten wil profileren.

Het aandeel autoritarisme is in de uitzendingen minder prominent aanwezig dan in de programma’s. Alleen in de eerste uitzending wordt voor zwaarder straffen gepleit. In de andere spotjes komt het onderwerp niet ter sprake.

Samenvattend kan worden gesteld dat uit de analyse van de televisie-uitzendingen vooral de prominente plaats van nativisme binnen het gedachtegoed van de CD naar voren komt. Het is duidelijk dat de partij zich op dit onderwerp naar buiten toe wil profileren.

6. In hoeverre is de CD een populist radical right party?

De CD scoort relatief hoog op radicaal rechts. Nativisme als kern van dit gedachtegoed is in de programma’s substantieel aanwezig, dit wordt nogmaals onderstreept door het hoge percentage nativisme in de uitzendingen. Autoritarisme en nativisme zijn soms aan elkaar verbonden, bijvoorbeeld wanneer wordt voorgesteld de landsgrenzen streng(er) te bewaken op de instroom van vreemdelingen door inzet van de Marechaussee. Maar vaker staan deze categorieën los van elkaar. Populisme komt niet in de analyse voor, hoewel de documenten soms wel elementen van populisme bevatten: bindende referenda, kritiek op grote partijen, etc. Populisme is in die zin impliciet aanwezig en staat ten dienst van het kernelement: nativisme.

De CD zou op basis van bovenstaande analyses als een radical right party worden gedefinieerd waarbij een zekere mate van populism impliciet aanwezig is.

(15)

7. Bevindingen analyse programma’s PVV 7.1 Constante kenmerken                 2006 2010 2012

Figuur 3 Overzicht scores partijprogramma’s op populisme, nativisme en autoritarisme in procenten

‘Wie denkt dat islamisering een kwestie is van one issue kan niet tellen’, stelt Geert Wilders in het voorwoord van de Agenda van Hoop en Optimisme uit 2010. Uit analyse van de programma’s blijkt inderdaad dat de vermeende Islamdreiging zich op zeer diverse terreinen manifesteert. Van islamisering in de zorg (2010: 27), de kunst (2010: 35), het onderwijs (2012: 43) en de wijken (2006: 1) tot islamisering op internationaal gebied (2012: 45). In alle programma’s is bijna een kwart van de alinea’s als nativisme gecodeerd, het is het belangrijkste constante kenmerk (zie figuur 3 en tabel 5 en 7).

De basis waarop nativeness wordt gedefinieerd is cultureel, de PVV verwijst naar een historisch gevormde Nederlandse volksaard (2010: 5, 2012: 10-11). Deze eigen culturele identiteit dient uitgedragen en verdedigd te worden. Uitgedragen door bijvoorbeeld de Canon van

Nederland verplicht te stellen op de basisschool (2010: 29), de Nederlandse vlag op ieder

openbaar gebouw te laten wapperen (2012: 45), overheidscommunicatie alleen in het Nederlands en Fries aan te bieden (2010: 45) en door lokale tradities zoals kievitseieren zoeken in Friesland en carnaval vieren in Limburg in ere te houden (2012: 43). Verdedigd dient de native identiteit te worden tegen de instroom van nonnative elements waarvan de Islam als politieke ideologie het hoofdbestanddeel vormt. De aard van de Islam wordt lijnrecht tegenover de Nederlandse normen en waarden geplaatst. Waar Nederlanders tolerant, hardwerkend en zelfredzaam zijn (2010: 5, 2012: 13), zijn moslimimmigranten haatdragend tegenover vrouwen en homo’s, lui en agressief (2010: 5, 6, 2012: 35). De onverenigbaarheid van beide culturen loopt als een rode draad door de programma’s heen.

Naturalisatie vindt pas plaats na 10 jaar rechtmatig verblijf in Nederland, gedurende welke periode men volledig moet hebben gewerkt en geen misdrijf mag hebben gepleegd (2006: 4,

0   10   20   P   N   A   0   10   20   P   N   A   0   10   20   P   N   A  

(16)

2010: 15, 2012: 37). Hieraan voorafgaand dient men te zijn toegelaten én een inburgeringscursus gevolgd, gehaald en zelf betaald te hebben (2012: 37). Het mag duidelijk zijn dat de grens tussen

native en nonnative scherp wordt getrokken en dat toelating tot membership of the native group

verbonden is aan zeer hoge eisen.

Daarnaast zijn in alle programma’s alinea’s als populisme en autoritarisme gecodeerd. Deze categorieën worden in de volgende paragraaf besproken omdat het aandeel van deze categorieën door de tijd heen varieert.

7.2 Veranderende kenmerken

Tabel 5 Percentage populisme, nativisme en

autoritarisme in programma’s

Tabel 6 Overzicht populisme in programma’s Tabel 7 Overzicht nativisme in programma’s Tabel 8 Overzicht autoritarisme in programma’s

Zowel in absolute als in relatieve zin neemt het aandeel alinea’s dat populism bevat toe. Het beknopte Verkiezingspamflet uit 2006 opent met een alinea waarin wordt gesteld dat de politieke elite de belangen van de burger stelselmatig negeert. Het pamflet bestaat grotendeels uit losse voorstellen en hoewel daarvan geen enkele alinea als P is gecodeerd, ademt dit document meer populisme dan nu uit de analyse blijkt. Zo worden er voorstellen gedaan voor bindende referenda

Tabel 5 2006 2010 2012 P 1,1 4,3 4,4 N 26,3 24,5 23,4 A 19 14,6 12,1 Tabel

6 P absoluut Totaal aantal alinea’s

P relatief

2006 1 95 1,1%

2010 14 328 4,3%

2012 18 406 4,4%

Tabel

7 absoluut N Totaal aantal alinea’s relatief N

2006 25 95 26,3

2010 80,5 328 24,5

2012 95 406 23,4

Tabel

8 A absoluut Totaal aantal alinea’s A relatief

2006 20 95 19%

2010 48 328 14,6%

(17)

en voor het bevriezen van salarissen van politici en bestuurders (2006: 4). Maar omdat in geen van deze alinea’s de belangen van het volk tegenover die van de elite worden geplaatst, is er in deze aanpak strikt genomen geen sprake van populism.

Anders is dit in het verkiezingsprogramma van 2010. Hier krijgt de elite een duidelijker gezicht: het zijn linkse, politiek correcte en van de werkelijkheid losgeslagen cultuurrelativisten die geloven in een multiculturele samenleving en denken dat de wereld eruit ziet als Woodstock (2010: 6, 7, 33). In het voorwoord wordt Job Cohen genoemd als representant van deze groep. De gevolgen voor gewone burgers, die in dit programma Henk en Ingrid worden genoemd, zijn desastreus. Populisme hangt in het programma steeds nauw samen met nativisme: het is de elite die met haar cultuurrelativisme verantwoordelijk is voor de islamitische massa-immigratie waar de gewone burger dagelijks de lasten van draagt.

Twee jaar later is het percentage alinea’s dat als populisme kan worden gecodeerd vrijwel gelijk aan dat van 2010 (zie tabel 6), maar is de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de antagonistische relatie heel anders. De burger heet nog altijd Henk of Ingrid, maar de elite heet niet meer Job Cohen. Het zijn de ‘ongekozen bureaucraten in Brussel’ die nu tegenover de burger staan: Barroso, Van Rompuy, Juncker, Rehn en Malmström (2012: 11, 13, 37). De relatie met nativisme is er nog steeds, maar de nonnative elements zijn niet meer alleen Islamitisch, maar ook Grieks, Bulgaars, Pools en Roemeens. Waar de moslimimmigrant ongewenst was omdat hij werkloos en uitkeringsafhankelijk is (bedreiging verzorgingsstaat), is de Europese immigrant juist ongewenst omdát hij komt werken (bedreiging arbeidsmarkt). De gewone burger wordt bedreigd door massa-immigratie uit Islamitische landen, door goedkope arbeidskrachten uit Oost-Europa en door het faillissement van Zuid-Europa waarvoor betaald moet worden. De gemene deler van deze drie dreigingen is dat het de schuld is van de Europese elite. Daarom wordt door het hele programma heen gepleit voor onafhankelijkheid van Brussel.

Zoals hierboven besproken blijft het percentage nativisme ondanks de uitdijende

programma’s steeds substantieel (zie tabel 7). Het absolute aantal alinea’s gecodeerd als N groeit mee met het totaal aantal alinea’s. Naast deze absolute toename is er sprake van nog twee andere ontwikkelingen. In de eerste plaats lijken de voorstellen die passen binnen nativisme door de jaren heen te radicaliseren. Zo wordt in 2006 voorgesteld een quotum in te voeren om nog maar 5000 asielzoekers per jaar op te vangen. In 2010 en 2012 is dit quotum verlaagd naar 1000 asielzoekers per jaar (2006: 3, 2010: 15, 2012: 37). Waar in 2006 nog wordt voorgesteld een moratorium van vijf jaar af te kondigen op de bouw van islamitische scholen, is dit in 2010 en 2012 al veranderd in het voorstel alle islamitische scholen per direct te sluiten (2006: 3, 2010: 15, 2012: 37). In 2010 dient alleen het examen van een inburgeringscursus nog in het land van herkomst plaats te vinden, in 2012 moet de hele cursus naar het land van herkomst verhuizen

(18)

(2010: 15, 2012: 37). Aangezien zowel de radicale als de iets minder radicale voorstellen gelijk zijn gecodeerd, is deze ontwikkeling niet af te lezen uit de tabellen en grafieken. In de tweede plaats neemt het aantal alinea’s wat gecodeerd is als n1 (nationalisme) toe. De nadruk op de native identiteit wordt dus steeds sterker. Zo wordt vanaf 2010 het belang van de Nederlandse geschiedenis en identiteit in het onderwijs benadrukt (2010: 35, 2012: 45) en dient de Nederlandse vlag op steeds meer plaatsen te verschijnen (2010: 35, 2012: 45). In het laatste programma wordt voorgesteld Radio 2 te verplichten minstens 35% Nederlandstalige muziek uit te zenden (2012: 45) en het Afrikaans als taal te steunen omdat het verwant is aan het Nederlands (2012: 45).

De laatste categorie autoritarisme neemt in absolute zin toe en in relatieve zin af (zie tabel 8). In 2006 wordt maar liefst 19% van de alinea’s als A gecodeerd, terwijl dit in 2012 nog ‘slechts’ 12,1% is. Tegelijkertijd is het aantal alinea’s in absolute zin meer dan verdubbeld, van 20 naar 49 alinea’s. Autoritarisme speelt dus een substantiële rol in het gedachtegoed van de PVV. In ieder programma wordt benadrukt dat de partij voorstander is van een hardere aanpak van criminaliteit en van strenger straffen. Net als in het geval van nativisme radicaliseren de voorstellen door de jaren heen. Waar in 2006 nog voor minder taakstraffen wordt gepleit, zijn dat in de volgende programma’s ‘geen taakstraffen’ geworden (2006: 2, 2010: 11, 2012: 33) en vanaf 2010 wordt voorgesteld de strafrechtelijke meerderjarigheidsgrens te verlagen van 18 naar 16 jaar (2010: 11, 2012: 33). In het laatste programma worden de bevoegdheden bij de opsporing van criminelen uitgebreid: camerabeelden en foto’s op internet mogen worden gebruikt (2012: 33).

Groepsaansprakelijkheid wordt geïntroduceerd: ‘Deel van een groep tuig, dan ook straf’ (2012: 33). En het gezag moet terugkomen op straat: agenten krijgen een wapenstok en worden voortaan op daadkracht geselecteerd (2012: 33).

Net als populisme hangt autoritarisme samen met het hoofdbestanddeel van het PVV-gedachtegoed: nativisme. Voortdurend worden niet-Nederlanders, en dan vooral uit de Islamitische gemeenschap, in verband gebracht met criminaliteit en wordt een harde aanpak voorgestaan (2006: 1, 3, 2010: 6, 11, 13, 15, 2012: 11, 30, 31, 33, 35, 37). Ook hierin valt een radicaliserende trend waar te nemen. Voorstellen uit het laatste programma zijn de introductie van de chain gang, ‘lekker langs de weg aan het werk in een vrolijk roze pakje. Omdat veel tuig afkomstig is uit schaamteculturen hakt dat er extra in’ (2012: 31) en koffiehuisinspecties: ‘In je thuisland een paleis bouwen en hier een uitkering genieten- daar maken we juichend een einde aan’ (2012: 23).

Hoewel uit de percentages autoritarisme terecht afgeleid kan worden dat het een substantieel element van het gedachtegoed is, is de relatieve afname door de jaren heen

(19)

misleidend. Juist door de radicalisering bínnen alinea’s (die wel hetzelfde gecodeerd worden) is het denken van de PVV steeds autoritairder geworden.

7.3 Overige kenmerken

In de eerste plaats valt op dat er net als in de programma’s van de CD, in het gedachtegoed van de PVV een grote plaats voor dierenrechten is. In het programma uit 2006 is er een speciaal hoofdstuk aan gewijd, in 2010 maakt het onderdeel uit van het hoofdstuk ‘Dieren, boeren en vissers’ en in 2012 valt het onder het hoofdstuk

‘Onze kwaliteit van leven’. Voorstellen zijn het opnemen van de rechten van het dier in de Grondwet (2006: 5, 2010: 55, 2012: 45) en het instellen van een speciale Dierenpolitie. Het aantal alinea’s rond dit thema blijft vanaf 2010 gelijk (zie tabel 9). De normen en waarden die

spreken uit zinnen als ‘Fatsoen en respect voor weerloze levende wezens staat voor de PVV voorop’ (2010: 53) en ‘Nederlanders zijn verzot op dieren. De PVV is dat ook’ (2012: 43) staan in schril contrast met de houding ten aanzien van vreemdelingen. Het beeld ontstaat dat de native gemeenschap eenzelfde verantwoordelijkheid draagt voor native dieren als voor nonnative mensen. Uit ‘De noodhulp voor dieren is slecht geregeld’ (2010: 53) spreekt een streven naar een

uitgebreidere vorm van noodhulp, terwijl in het voorstel ‘Voor (meerderjarige) asielzoekers en illegalen alleen acute hulp’ (2012: 41) juist gestreefd wordt naar een beperktere vorm van hulp. De ongemakkelijke conclusie lijkt te zijn dat het type zorg waar native dieren en nonnative mensen recht op hebben hier erg dicht bij elkaar ligt.

In de tweede plaats valt op dat nativeness in het gedachtegoed van de PVV gedefinieerd wordt als Christelijk/Joods/humanistisch. Voorgesteld wordt de Joods-christelijke en

humanistische wortels te verankeren in een nieuw artikel 1 in de Grondwet (2006: 3, 2010: 35). De Islamitische massa-immigratie zou ook voor de Joden in Nederland een directe bedreiging zijn en als onderdeel van de native gemeenschap dienen ze daartegen te worden verdedigd (2010: 6). In het laatste programma komt daar een uitgesproken pro-Israel standpunt bij, de staat wordt ‘een baken van hoop, vooruitgang en westerse beschaving’ genoemd (2012: 47). Daarnaast wordt voorgesteld om op scholen over de Holocaust te vertellen, waarbij ‘islamitische bezwaren niet worden gehonoreerd’ (2012: 43) en om op 27 januari een Nationale Herdenkingsdag van de Holocaust te houden (2012: 27). Opnieuw valt op dat een element wat in alle programma’s aanwezig is, door de tijd heen steeds uitgesprokener standpunten oplevert.

Tabel

9 absoluut Dieren Totaal aantal alinea’s Dieren relatief

2006 6 95 6,3%

2010 14 329 4,3%

2012 14 406 3,4%

(20)

In de derde plaats is de identiteitsverandering van de politieke elite opmerkelijk. Waar in 2006 en 2010 de Haagse politiek-bestuurlijke elite het moet ontgelden, ligt de focus in het laatste programma geheel en al op Europa. Tabel 10 bevat een overzicht van de mate waarin het onderwerp Europa in de programma’s voorkomt. Gemeten is het aantal alinea’s dat de woorden ‘euro’, ‘EU’ of ‘Brussel’ bevat

(waarbij gecontroleerd is voor de context, dus zinnen als ‘De benzine- en dieselaccijns verlagen we met twaalf eurocent’ tellen niet mee). De absolute en relatieve toename in het laatste PVV programma is substantieel. In twee jaar is de focus binnen het

gedachte-goed van de partij geheel verschoven naar een Europese elite die verantwoordelijk is voor vrijwel alle problemen van de gewone burger. Het laadt de verdenking van opportunisme op zich.

Tot slot vallen twee zaken op ten aanzien van de stijl van de programma’s. In de eerste plaats is er de wijze waarop de programma’s worden geformuleerd. De retoriek is populair: de burger wordt op een directe en informele manier aangesproken en problemen worden zeer concreet benoemd. De partij benadrukt steeds dat het zelf tot het volk behoort: ‘We zijn gewone burgers die naar Den Haag komen om de vierkante kilometer van het Binnenhof weer onderdeel te laten zijn van Nederland’ (2010: 6) en past hier haar taalgebruik op aan. Geen diplomatieke politieke volzinnen, maar woorden en zinnen als ‘straatterroristen’, ‘werken of wegwezen’ of ‘de bijstand als allochtonen-hangplek’ (2006: 3, 2010: 13, 2012: 22). Hiermee samen hangt het tweede kenmerk: het harder wordende discours. Zoals hierboven beschreven radicaliseren de

programma’s inhoudelijk waar het gaat om nativisme en autoritarisme. Maar ook in stijl lijken de formuleringen steeds harder te worden. Zo verandert ‘multicultureel’ in ‘multikul’ (2010: 15, 2012: 29), worden asielzoekers ‘uitgeprocedeerde leugenaars’ genoemd (2012: 27) en blijkt uit de formulering ‘lekker langs de kant van de weg aan het werk in een vrolijk roze pakje’ het genoegen waarmee het voorstel voor invoering van de chain gang wordt gedaan, juist omdat dit er bij ‘tuig afkomstig uit schaamteculturen’ er extra in zou hakken (2012: 31).

Tabel

10 absoluut Europa Totaal aantal alinea’s Europa relatief

2006 8 95 8,4%

2010 29 329 8,8%

2012 73 406 18%

(21)

8. Bevindingen analyse televisie-uitzendingen PVV3                 2008 2010 2012

Figuur 4 Overzicht scores televisiespotjes op populisme, nativisme en autoritarisme in procenten

 

In 2008 zendt de PVV haar eerste televisiespotje uit in de Zendtijd voor Politieke Partijen. Partijleider Geert Wilder loopt over het strand en tegelijkertijd zet hij als voice over het gedachtegoed van de partij uiteen. De tekst is ingedeeld in tien alinea’s die vervolgens zijn gecodeerd met als resultaat: 10% populisme, 45% nativisme en 30% autoritarisme (zie figuur 4). Hoge percentages waarbij opvalt dat de onderlinge verhouding tussen de drie categorieën overeenkomt met de verhoudingen uit het Verkiezingspamflet.

Nativisme geldt als de inhoudelijke kern van het gedachtegoed, er is een grote rol weggelegd voor autoritarisme en populisme is veel minder van belang. Zowel in het eerste verkiezingsprogramma als in de eerste televisie-uitzending is slechts één alinea als populisme gecodeerd. Hoewel er twee jaar tussen het Verkiezingspamflet uit 2006 en deze

televisie-uitzending zit, kan dit spotje begrepen worden als een beknopte samenvatting van de inhoud van het Pamflet.

Heel anders is dit in 2010. In aanloop naar de verkiezingen zet de PVV met dit verkiezingsspotje één onderwerp nadrukkelijk op de kaart: de islamitische massa-immigratie. Terwijl de kijker vliegtuigen ziet landen en moslima’s over straat ziet lopen, vertelt partijleider Wilders als voice over dat Nederland de controle over haar grenzen kwijt is. Maar liefst 88,9% van de alinea’s is als nativisme gecodeerd. Populisme en autoritarisme spelen hier een

ondergeschikte rol. Het spotje fungeert niet als samenvatting van het verkiezingsprogramma uit                                                                                                                

3  De uitzendingen zijn zowel in alinea’s als in zinnen gecodeerd. De aanwezigheid van populisme,

nativisme en autoritarisme komt verhoudingsgewijs in beide analyses overeen. In de versie waarbij de codering op basis van zinnen plaatsvond waren de percentages P, N en A: 4,3%, 23,9% en 21,7% (2008), 0%, 48% en 8,3% (2010) en 0%, 17,9% en 0% (2012). De gehele inhoudsanalyse is terug te vinden in de Appendix. 0   25   50   75   100   P   N   A   0   25   50   75   100   P   N   A   0   25   50   75   100   P   N   A  

(22)

hetzelfde jaar, maar maakt onomwonden duidelijk wat het belangrijkste onderwerp voor de partij is.

De meest recente televisie-uitzending uit 2012 laat iets soortgelijks zien: Wilders opent met de boodschap: ‘Laat u niets wijsmaken, deze verkiezingen gaan maar over één ding’ en vervolgens komt het gebouw van de Europese Unie in beeld. Nativisme wordt hier met populisme gecombineerd: dankzij de Europese elite is Nederland gedwongen haar grenzen te openen voor de schadelijke islamitische massa-immigratie. Geen enkele alinea is als autoritarisme gecodeerd, wat in contrast staat met de aanwezigheid van autoritarisme in het

verkiezingsprogramma. De laatste twee spotjes laten zien welke onderwerpen de partij het

zwaarst wil laten wegen in aanloop naar de verkiezingen. Het beeld wordt bevestigd dat nativisme het kernconcept van PRR partijen vormt.

9. In hoeverre is de PVV een populist radical right party?

De drie elementen die tezamen een populist radical right party vormen zijn in de teksten van de PVV onderling zeer nauw verweven. De elite die de belangen van het volk negeert (populisme), is met haar cultuurrelativisme verantwoordelijk voor de massa-instroom van nonnative elements die het ideaal van de homoculturele natiestaat bedreigen (nativisme). Strenger beleid inclusief zwaardere straffen zijn noodzakelijke voorwaarden om dit schadelijke proces te stoppen (autoritarisme). Op basis van bovenstaande analyses kan geconcludeerd worden dat de PVV voldoet aan de kenmerken van een populist radical right party. Nativeness en nonnativeness worden door de PVV heel specifiek ingevuld: de historisch gevormde Nederlandse identiteit tegenover de Islamitische dreiging van buiten.

10. Hoe verhouden de denkbeelden van de CD en de PVV zich tot elkaar?

Zoals uit voorgaande paragrafen blijkt, vormt nativisme voor beide partijen de kern van het gedachtegoed. De wijze waarop er invulling aan wordt gegeven loopt echter uiteen, zowel waar het gaat om de definiëring van nativeness als van nonnativeness. Voor de CD is iemand pas

volwaardig lid van de samenleving wanneer diens familie minstens drie generaties over het Nederlanderschap beschikt. De tot Nederlander genaturaliseerde immigrant én zijn kinderen die in Nederland zijn opgegroeid, zouden volgens de CD niet in aanmerking mogen komen voor overheidsbetrekkingen. Vergeleken hiermee is de PVV relatief mild: na 10 jaar werken en geen strafblad bestaat het recht Nederlander te worden (al gaan hier wel toelating, inburgeringscursus en examen aan vooraf). De CD hanteert daarnaast een vrij letterlijke opvatting van nonnativeness:

(23)

er wordt onderscheid tussen mensen gemaakt op basis van waar iemand is geboren. Illustratief voor deze opvatting is het voorstel van de CD om de adoptie van kinderen uit

derdewereldlanden te verbieden. Bij de PVV is nonnativeness juist expliciet cultureel bepaald, de dreiging is islamitisch en waar iemand is geboren speelt hierin geen rol. Het onderscheid van de CD heeft dus een meer racistisch karakter, terwijl de PVV mensen op culturele gronden

achterstelt. Concluderend zou men kunnen stellen dat waar de CD radicaal is in haar brede definitie van nonnativeness, is de PVV juist radicaal in haar scherpe, smalle definitie waarin voortdurend één specifieke minderheid het moet ontgelden.

Waar populisme bij de CD slechts impliciet aanwezig is, geldt de corrupte elite als één van de kernconcepten in het denken van de PVV. De CD spreekt van ‘anti-Nederlander beleid’ dat gestopt moet worden (1989: 11, 1994: 7, 1998: 9), de gedachte is dat de Nederlander door de overheid gediscrimineerd wordt ten gunste van de vreemdeling. De overheid is verantwoordelijk voor misstanden die samenhangen met de aanwezigheid van ‘niet-Nederlandse invloeden’, zoals gemengde huwelijken (1989: 12-3, 1994: 14, 1998: 13). Maar de bewoordingen zijn te algemeen om te kunnen spreken van een elite die tegenover het volk wordt geplaatst. In het gedachtegoed van de PVV wordt deze relatie wel heel expliciet benoemd. Het volk heeft te maken met een (Islamitische) dreiging van buiten én met een directe dreiging van boven: de Haagse (en later Europese) elite die niet in het belang de burger handelt.

Waar het autoritarisme betreft vertonen beide partijen overeenkomsten in hun betoog voor een hardere aanpak van criminaliteit en zwaarder straffen. Bij de PVV wordt autoritarisme echter veel nadrukkelijker aan nativisme gekoppeld. Waar de dreiging van nonnativeness bij de CD relatief vaag blijft, put de PVV zichzelf uit in voorbeelden van de negatieve gevolgen van

moslims in Nederland: criminaliteit, uitkeringsafhankelijkheid, Middeleeuwse opvattingen, etc. De hardere aanpak richt zich regelmatig expliciet op allochtone minderheden (‘tuig uit

schaamteculturen’).

Buiten de standpunten die typerend zijn voor populist radical right parties vertoont het gedachtegoed van beide partijen opvallend veel overeenkomsten. Zo staan beide partijen voor meer dierenrechten, één publieke staatsomroep naast een aanbod van commerciële zenders, goedkopere benzine, een kleinere overheid, bevordering van het kleinschalige bedrijfsleven, een afbouw van ontwikkelingshulp en uitgebreidere voorzieningen voor ouderen.

Waar het gaat om stijl staan de partijen echter weer lijnrecht tegenover elkaar, in ieder geval waar het geschreven teksten betreft. De CD hanteert in haar programma’s een erg formeel en bij vlagen wollig taalgebruik. De PVV spreekt daarentegen in superlatieven en brengt de boodschap heel concreet, zowel in haar programma’s als in de televisie-uitzendingen. Er wordt veel gebruik gemaakt van metaforen waarbij een zekere oorlogsretoriek valt te onderscheiden: ‘we

(24)

bestrijden de dubbele nationaliteit’ (2010: 13), ‘de strijd tegen de islam moet het kernpunt van ons buitenlands beleid worden’ (2010: 43), ‘we binden de strijd aan met het EU nationalisme’ (2012: 7), etc. Voordeel hiervan is dat het de mogelijkheid biedt onomwonden in termen van goed en kwaad te spreken. Er is geen plaats voor nuances die de boodschap maar zouden vertroebelen. Waar de CD zichzelf als parlementair poogt te presenteren, benadrukt de PVV zowel inhoudelijk als stijlmatig de afstand tot de parlementaire politiek en het volkse karakter van de partij.

Tot slot is het interessant kort stil te staan bij de maatschappelijke reacties die de CD en de PVV (hebben) op(ge)roepen. Beide partijen profileren zich nadrukkelijk op hun nativisme gedachtegoed. Beide partijleiders zijn op basis van (vermeende) racistische of discriminerende uitlatingen voor het gerecht gedaagd, waar Janmaat tot driemaal toe is veroordeeld en Wilders is vrijgesproken (website de Volkskrant). Hoogleraar Staatsrecht Elzinga stelt in een documentaire over Hans Janmaat: ‘De zaken waar hij voor veroordeeld is, daar zou men tegenwoordig niet meer voor veroordeeld worden, dat roept nu iedereen (..) De uitspraken die Wilders doet zijn veel heftiger dan alles wat Janmaat ooit heeft gedaan.’ (website Geschiedenis 24). Tegelijkertijd toont een recente studie van Van Spanje en De Vreese aan dat de rechtszaken Wilders juist stemmen hebben opgeleverd (Van Spanje en De Vreese: 2012). De rechtszaken tegen Janmaat daarentegen droegen bij aan de geïsoleerde positie van zijn partij. Waar de PVV gedoogsteun mocht verlenen aan kabinet Rutte I, gold voor de CD een politiek cordon sanitaire (Geysels et al, 2008: 49). De maatschappelijke reactie op de partijen ligt dus heel ver uit elkaar. Een diepgaande analyse van de wisselwerking tussen deze reactie en het gedachtegoed en de stijl van de partijen valt buiten de context van deze scriptie. Maar het lijkt plausibel dat de nadrukkelijk parlementaire stijl van de CD samenhangt met het gebrek aan acceptatie van de CD als politieke partij en dat de acceptatie van de PVV (bijvoorbeeld als gedoogpartner) ertoe heeft bijgedragen dat deze partij zich een anti-establishment retoriek heeft kunnen veroorloven.

Concluderend kan men zeggen dat beide partijen erg op elkaar lijken waar het gaat om de plaats die nativisme en autoritarisme binnen het politieke gedachtegoed inneemt, waarbij de voorstellen die ze doen door de jaren heen radicaliseren. Daarnaast zijn er terreinen waarop beide partijen een ‘linksere’ opvatting delen zoals de ouderenzorg en de arbeidsmarkt. In haar

programma’s en uitzendingen onderbouwt de CD haar extreme voorstellen nauwelijks

systematisch met argumenten. Tegelijkertijd hanteert ze een zeer brede definitie van nonnativeness. Dit in combinatie met een weinig aansprekende en overtuigende stijl (wollig taalgebruik,

spelfouten) leidt ertoe dat het geheel een enigszins irrationele indruk maakt. Het is opvallend dat de PVV hiermee vergeleken een rationeler verhaal lijkt uit te dragen terwijl de toon veel minder parlementair is. Met haar aanvallen op de politieke elite plaatst de PVV zichzelf buiten de arena van gevestigde partijen. In haar eigen oorlogsretoriek geldt de PVV als het (verbaal) gewapende

(25)

verzet tegen de dreiging van de vijand (Islam, Europa), terwijl de regering (Haagse/Europese elite) is gecapituleerd. Deze strategie heeft de CD niet nodig gehad om een outsider te blijven. 11. Conclusie

Het antwoord op de eerste vraag ‘In hoeverre kunnen CD en PVV als populistisch en radicaal rechts worden gekwalificeerd?’ is dat de CD slechts voldoet aan Muddes definitie van radicaal rechts en dat het gedachtegoed van de PVV wel voldoende populisme bevat om als een populist

radical right party te gelden. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat de theorie van Mudde

nergens aangeeft hoe groot het aandeel populisme, nativisme of autoritarisme precies dient te zijn om als bestanddeel van een PRR party te gelden.

Het antwoord op de vraag ‘Hoe verhoudt het gedachtegoed van beide partijen zich tot elkaar’ is in de bovenstaande paragraaf beantwoord. Kort samengevat vertonen beide partijen gelijkenis waar het gaat om het aandeel nativisme en autoritarisme, waarbij nativisme inhoudelijk verschillend wordt ingevuld. De PVV voegt hier populisme aan toe en weet de drie categorieën heel nauw met elkaar te verweven. Het feit dat beide partijen voldoen aan Muddes definitie van radicaal rechts, mag niet verbloemen dat zowel de CD als de PVV ook een aantal linkse

standpunten inneemt, bijvoorbeeld waar het gaat om de arbeidsmarkt, de ouderenzorg en dierenwelzijn. Het zijn opvallende parallellen, net als de radicalisering binnen drie programma’s.

Het beeld dat de CD en de PVV leden zijn van dezelfde partijfamilie is tot op zekere hoogte terecht, al zijn ze wellicht verdere familie van elkaar dan het op het eerste gezicht lijkt. Muddes concept van de populist radical right party is nuttig omdat het theoretische handvatten biedt om een moeilijk definieerbaar fenomeen te analyseren. Maar het concept laat ook veel zaken onderbelicht. Waar volgens de theorie de CD en de PVV grote gelijkenis vertonen in de

aanwezigheid van de bestanddelen nativisme en autoritarisme, verschillen zij in werkelijkheid in de inhoudelijke invulling ervan. Dit komt niet naar boven wanneer men alleen naar de

aanwezigheid van de drie categorieën kijkt. De geformuleerde categorieën bieden nog teveel ruimte voor verschillende interpretaties. De minimale definitie van Mudde is zeer bruikbaar wanneer een groot aantal cases wordt vergeleken, maar daarbij dient wel in gedachten te worden gehouden dat onder de oppervlakte van de definities nog grote verschillen kunnen schuilgaan.

Hoewel de gebruikte methode in deze scriptie met zorg is gekozen, vertoont deze onvermijdelijk ook tekortkomingen. Het coderen in alinea’s was weliswaar een consequente aanpak, maar had ook een nadeel. De programma’s van de CD en de PVV bestaan o.a. uit reeksen losse voorstellen. Waar één complete reeks wél als bijvoorbeeld populisme zou zijn gecodeerd, bieden de losse voorstellen (gecodeerd als alinea’s) hiervoor onvoldoende grond. Geprobeerd is deze tekortkoming te ondervangen door te benoemen dat een document

(26)

bijvoorbeeld meer populisme ademt dan uit de analyse naar voren komt (zie pagina 16). Een tekortkoming van de kwantitatieve analyse is dat radicalisering binnen voorstellen (zoals van een quotum van 5000 asielzoekers naar een quotum van 1000 asielzoekers) niet af te lezen is uit de grafieken, omdat de radicale en iets minder radicale alinea’s gelijk worden gecodeerd. Dit kon worden ondervangen doordat de analyse handmatig werd uitgevoerd en de radicalisering

zodoende toch werd opgemerkt. Waar een kwantitatieve aanpak het risico van gebrek aan nuance meebrengt, is enkel een kwalitatieve analyse snel te subjectief. Geprobeerd is door beide te combineren een zo compleet mogelijke analyse uit te voeren.

De bevindingen in deze scriptie bieden grond voor vervolgonderzoek. Het feit dat bij beide partijen een mate van radicalisering is waargenomen, roept de vraag op in hoeverre het voor radicaal rechtse partijen mogelijk is om langdurig stand te houden. Is voor aanhoudende (media)aandacht wellicht een bepaalde mate van radicalisering noodzakelijk? En zo ja, is deze strategie van radicaliseren niet eens uitgeput? Een ander interessant vraagstuk is natuurlijk de wisselwerking tussen de maatschappelijke reacties enerzijds en de ontwikkeling van het gedachtegoed van deze partijen anderzijds. Tot slot zouden de aangetoonde beperkingen van Muddes theorie een aanleiding kunnen vormen voor het ontwikkelen van een aanvullende theorie waarin onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende types PRR partijen.

(27)

Literatuurlijst

Art, D. en Lange, de, S. L. (2011), Fortuyn versus Wilders: an Agency-Based Approach to Radical Right Party Building. West European Politics, 34: 6, p. 1229-1249

Art, D. (2010), Memory Politics in Western Europe, EUI Working Paper. Florence: European

University Institute

Art, D. (2009), Inside the Radical Right: the Development of Anti-Immigrant Parties in Western Europe. Cambridge University Press

Arzheimer, K. (2009), Contextual Factors and the Extreme Right Vote in Western Europe, 1980-2002. American Journal of Political Science, 53 (2), pp. 259-275

Barr, R. R. (2009), Populists, Outsiders and anti-Establishment Politics. Party Politics, 15: pp. 1-44 Brug, van der, W., Fennema, M. en Tillie, J. (2005), Why Some Anti-Immigrant Parties Fail and

Others Succeed: a Two Step Mpdel of Aggregate Electoral Support. Comparative Political

Studies, 38, pp. 537-572

Bryman, Alan (2008) Social Research Methods. Oxford: Oxford University Press.

Bulck, van den, H., Simons, N. en Gorp, van, B. (2007), Let’s Drink and Be Merry: the Framing of

Alcohol in the Prime-Time American Youth Series the OC, University of Antwerp

Carter, E. (2005), The Extreme Right in Western Europe. Success or Failure? Manchester: Manchester University Press

Collier et. al. (2006), Essentially contested concepts: Debates and applications. Journal of Political

Ideologies, 22 (3), University of California: Berkely

Donselaar, Van, J. (1997) Monitor Racisme en Extreem Rechts, eerste uitgave. Rijksuniversiteit Leiden

Fekete, L. (2008), Integration, Islamophobia and Civil Rights in Europe, Institute of Race Relations, London

Fennema, M. (2004), Populist Parties of the Right. Amsterdam School for Social Science Research (website ASSR)

Geysels, J., Lange, S. de, Fennema, M. (2008), Het Cordon Sanitaire en het Ontluiken der Democratie? Res Publica, 1, pp. 49- 64

Golder, M. (2003), Explaining Variation in the Succes of Exreme Right Parties in Western Europe. Comparative Political Studies, Vol 36 (4): pp. 432-466

Hawkins, Riding en Mudde (2012), Measuring Populist Attitudes (site via modulehandleiding) Jagers en Walgrave (2007), Populism as Political Communication Style: an Empirical Study of

Political Parties’ Discourse in Belgium. European Journal of Political Research, Vol. 46(3): pp. 319-345

(28)

Kaltwasser, C. R. (2010), Moving Beyond the Washington Consensus: the Resurgence of the Left in Latin America, International Politics and Society No. 3, pp. 52-62

Kulinska, E. (2010), The European Extreme Right in 2010: A New Phenomenon or the Same Pattern? Western Balkans Security Observer English Edition Vol. 17: pp. 50-62

Lange, de, S. L. (2011), De Populistische Zeitgeist in West Europa, Populisme: Verrijking of

Bedreiging van de Democratie? Webpublicatie Koninklijke Nederlandse Academie van

Wetenschappen (KNAW)

Lucardie, A. P. M. (2008), Rechts-extremisme, Populisme of Democratisch Patriottisme? Opmerkingen over de

Politieke Plaatsbepaling van de Partij voor de Vrijheid en Trots op Nederland. In: Jaarboek 2007.

Groningen: Nederlands Documentatiecentrum Politieke Partijen.

Lucardie, A. P. M. (2002), Nederland, Stromenland. Een Geschiedenis van de Politieke Stromingen. Koninklijke van Gorcum BV

Lubbers, M., Gijsberts, M. en Scheepers, P. (2002), Extreme Right-wing Voting in Western Europe. European Journal of Political Research, 41: pp. 345-378

Mudde, C. (2007), Populist Radical Right Parties in Europe. Cambridge: University Press

Pauwels, T. en Rooduijn, M. (2011), Measuring Populism: Comparing Two Methods of Content Analysis. West European Politics, 34: 6, 1272-1283

Pellikaan, H. (2010), The Impact of Religion on the Space of Competition: the Dutch Case.

Politics and Religion, Vol. 3: pp. 469-494

Rooduijn, M., Lange, de, S. L. en Brug, van der, W. (2012), A Populist Zeitgeist? Programmatic Contagion by Populist Parties in Western Europe. Party Politics: in press

Rovny, J. (2012), Where do Radical Right Parties Stand? Position Blurring in Multidimensional Competition. European Political Science Review, pp. 1-26

Soria, C. H. (1994), Een Schijn van Redelijkheid: een Pragma-dialectische Analyse van Drogredenen in Zes

Radio- en Televisiepropagandateksten van de Centrumdemocraten. UvA Instituut voor

Neerlandistiek

Spanje, van, J. en Vreese, de, C. (publicatie in 2013), The Good, the Bad and the Voter. The Impact of Hate Speech Prosecution of a Politician on the Electoral Support for his Party. Geaccepteerd voor publicatie in: Party Politics.

Vossen, K. (2010), Populism in the Netherlands after Fortuyn: Rita Verdonk and Geert Wilders Compared’, Perspectives on European Politics and Society, Vol. 11, No.1, 22-38

Wansink, H. (2004), De Erfenis van Fortuyn. De Nederlandse Democratie na de Opstand van de Kiezers. Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen, Universiteit van Amsterdam Weyland, K. (2001), Clarifying a Contested Concept: Populism in the Study of Latin American

(29)

Zaslove, A. (2011), The Populist Radical Right in Government: the Structure and Agency of Success and Failure. Comparative European Politics, Vol 10 (4), pp. 421-448

Websites

Website Documentatiecentrum Politieke Partijen:

http://pub.dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/DNPPjaarboeken/2007/2007176/JB07Lucardie DEF2.pdf (laatst geraadpleegd 30 december 2012)

Website Geschiedenis 24:

http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2008-2009/Weg-met-de-Centrumpartij.html (laatst geraadpleegd 5 januari 2013)

Website HP De Tijd:

http://www.hpdetijd.nl/2010-06-16/rosenthal-pvv-radicaal-rechts/ (laatst geraadpleegd 30 november 2012)

Website Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen:

http://www.knaw.nl/Content/Internet_KNAW/actueel/bestanden/110314_Populisme_De_La nge.pdf (laatst geraadpleegd 2 december 2012)

Website NRC:

http://vorige.nrc.nl/article2269955.ece (laatst geraadpleegd 6 december 2012) Website PVV:

http://www.pvv.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=190&Itemid=6 (laatst geraadpleegd 1 december 2012)

Website Republiek Europa:

http://repub.eur.nl/res/pub/20820/Jaarboek%20Kritiek%20-%20Houtman%20en%20Achterberg%20FINAL.pdf (laatst geraadpleegd 29 november 2012)

Website Tegenlicht:

http://tegenlicht.vpro.nl/nieuws/2006/februari/extreemrechts-in-nederland.html (laatst geraadpleegd 30 november 2012)

(30)

Website Trouw:

http://www.trouw.nl/tr/nl/4328/Opinie/article/detail/3251213/2012/05/05/Van-het-populisme-zijn-we-nog-niet-af.dhtml (laatst geraadpleegd 28 november 2012)

Website de Volkskrant:

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/1008645/2010/07/28/Pr otest-tegen-kopvoddentaks.dhtml (laatst geraadpleegd 19 november 2012)

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/976422/2010/01/27/Rapport -Binnenlandse-Zaken-PVV-lsquo-nieuw-rechts-radicaal-rsquo.dhtml (laatst geraadpleegd 30 november 2012)

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3844/Het-proces

Wilders/article/detail/3368191/2012/12/24/Rechtszaak-om-discriminatie-leverde-Wilders-stemmen-op.dhtml (laatst geraadpleegd 5 januari 2013)

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/391499/1995/03/29/Jan maat-en-CD-in-hoger-beroep-opnieuw-beboet.dhtml (laatst geraadpleegd 6 januari 2013)

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3844/Het-proces-Wilders/article/detail/2456566/2011/06/23/Wilders-op-alle-punten-vrijgesproken.dhtml (laatst geraadpleegd 6 januari 2013)

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3844/Het-proces- Wilders/article/detail/3368191/2012/12/24/Rechtszaak-om-discriminatie-leverde-Wilders-stemmen-op.dhtml (laatst geraadpleegd 6 januari 2013)

Website Vrij Nederland:

http://www.vn.nl/Standaard-media-pagina/VeertigProcentSteuntOpvattingenWilders.htm#onderzoek (laatst geraadpleegd 6 december 2012)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Starting with the finding that so far Western European PRRPs have only been able to form coalitions with market-liberal mainstream parties, our results indicate that

De verhoudingen tussen eurytope, reofiele en limnofiele soorten in de verschillende kerngebieden: Benedenloopse Gelderse IJssel, Getijden Lek, Hollands Diep, Nieuwe Merwede,

Een andere opvallende uitkomst van het onderzoek is dat de lokale par- tijen in het algemeen minder moeite hadden om passende kandidaten voor de raadsverkiezingen te vinden dan

Veel meer economische vrijheid betekent veel minder staat en dus een veel kleinere overheid.. De verzorgingsstaat gaat wat ons betreft op

Door te berekenen hoe vaak het luchtverbruik boven de norm (uit 1984) voor de reservecapaciteit van dat bedrijf komt, kan worden bekeken of er volgens de norm gemolken wordt.. Uit

Op basis van bestaande analyses zijn de gebieden die in aanmerking komen voor ontgrenzing en voor nieuw te begrenzen beoordeeld op de ruimtelijke samenhang van het gebied zelf én

Kort samengevat, deze kritiek beschrijft de geringe aandacht voor de handelingen van actoren en hun posities. Het MLP bestudeert transities te veel op systeemniveau en doet daardoor

We have really tried when working with other nations that have been colonized by the Dutch, for example we have very good relations with Indonesia, and that works really well