• No results found

De zelfstandige platformwerkers: echte zelfstandigen, (Europese) werknemers, of schijnzelfstandigen? Een onderzoek naar de arbeidsrelatie van Uber- en Deliveroo werkers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De zelfstandige platformwerkers: echte zelfstandigen, (Europese) werknemers, of schijnzelfstandigen? Een onderzoek naar de arbeidsrelatie van Uber- en Deliveroo werkers "

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie

De zelfstandige platformwerkers: echte zelfstandigen,

(Europese) werknemers, of

schijnzelfstandigen?

Een onderzoek naar de arbeidsrelatie van Uber- en Deliveroo werkers

6 januari 2020, Vlaardingen

Naam: Peter Majoor

Studentnummer: 11973455

E-mail: p.majoor7@outlook.com

Telefoonnummer: 06 24861650 Mastertrack: Arbeidsrecht

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding

1.1 Aanleiding en probleemstelling 5

1.2 Onderzoeksopzet 6

1.3 Methodiek 7

1.4 Afbakening van het onderzoek 8

2. De arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht 9

2.1 Arbeidsovereenkomst, artikel 7:610 BW 9

2.1.1 Arbeid 9

2.1.2 Loon 10

2.1.3 In dienst van 10

2.1.4 Een zekere tijd 10

2.2 De overeenkomst van opdracht, artikel 7:400 BW 11 2.2.1 De instructiebevoegdheid van artikel 7:402 BW 11

2.2.2 Vrije vervanging 11

2.3 Uitwerking van artikel 7:610 BW in de rechtspraak 12

2.3.1 Het Groen-Schoevers arrest 12

2.3.1.1 De partijbedoeling 12

2.3.1.2 Arbeid 13

2.3.1.3 Loon 13

2.3.1.4 In dienst van 14

2.3.1.5 Het formele en materiële gezag 14

2.3.1.6 De maatschappelijke positie 15

(3)

2.4 Deelconclusie 17

3. Platforms 19

3.1 De kwalificatie van Deliveroo 19

3.1.1 De werkwijze van Deliveroo 19

3.1.2 De partijbedoeling 20

3.1.3 Artikel 7:610 BW toegepast op de Deliveroo bezorger 21

3.1.3.1 Arbeid 21

3.1.3.2 Loon 21

3.1.3.3 In dienst van 22

3.1.3.4 Beslissing 23

3.2 Deliveroo I versus Deliveroo II 24

3.2.1 De partijbedoeling 24

3.2.2 Artikel 7:610 BW toegepast op de Deliveroo bezorger 24

3.2.2.1 Arbeid 24

3.2.2.2 Loon 25

3.2.2.3 In dienst van 25

3.3 Deelconclusie 27

3.4 De kwalificatie van Uber 28

3.4.1 De werkwijze van Uber 28

3.4.2 De partijbedoeling 30

3.4.3 Artikel 7:610 BW toegepast op de Uber chauffeur 31

3.4.3.1 Arbeid 31

3.4.3.2 Loon 32

3.4.3.3 In dienst van 32

3.5 Deelconclusie 33

4. Platformarbeid in de toekomst 36

4.1 De gevolgen van de Deliveroo uitspraken van januari 2019 voor de platforms 36 4.1.1 Moeten de platforms wettelijk gereguleerd worden? 37 4.1.2 Moet er een tussencategorie komen voor platforms zoals in Engeland? 39

(4)

4.1.3 Het Europese werknemersbegrip en platforms 40

4.2 De houdbaarheid van artikel 7:610 BW 41

4.2.1 Moet artikel 7:610 BW aangepast worden aan de eisen die het huidige 42 arbeidsrecht stelt?

4.2.2 De nieuwe ZZP-wet 43

4.2.3 Wetboek van Werk 2025 44

4.3 Deelconclusie 45 5. Conclusie 46 5.1 Conclusie 46 Literatuurlijst 49 Boeken/Proefschriften ` 49 Tijdschriften/Kranten/Weblogs 49 Rapporten/Publicaties 52 Kamerstukken 53 Overig 54 Jurisprudentie 55 Abstract 57 4

(5)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding/Probleemstelling

Recentelijk komen er steeds meer apps waarmee consumenten met een druk op de

smartphone bij een platform zoals Uber een dienst of een product kunnen bestellen. Ook voor mensen die willen werken in deze on-demand-, gig-, of platformeconomie is het heel

eenvoudig om met een simpele druk op de knop zich aan te melden als werker. Omdat het werken voor platforms een grote mate van flexibiliteit kent en laagdrempelig is, is het vooral onder jongeren een populaire manier om (extra) geld te verdienen.1

Hoewel het aantal platformwerkers absoluut nog relatief klein is (minder dan 40.000 personen in 2018), breidt de platformeconomie zich gestaag uit.2 Het is lastig om deze moderne manier van

werken te plaatsen in het arbeidsrecht. Bij de kwalificatie van de arbeidsverhouding is een

aandachtspunt dat er sprake van een meerpartijenverhouding, waarbij het niet altijd even duidelijk hoe men de verschillende partijen moet duiden.3 Andere aandachtpunten zijn de algoritmes en de

ratingsystemen, die mede het gezagselement beïnvloeden, de (on)mogelijkheid tot vrije vervanging en het feit dat het platform (mede) de prijs bepaalt.4

De meeste van deze platforms stellen dat zij slechts een digitaal prikbord zijn. Als de platforms zich dan toch als arbeidsverschaffers zien, dan zien zij zichzelf als opdrachtgever en willen (onbewust?) zover mogelijk van een arbeidsovereenkomst weg blijven.5 In januari 2019 echter heeft de kantonrechter te Amsterdam geoordeeld dat de platformwerkers van Deliveroo niet werkzaam zijn op basis van een overeenkomst van opdracht, maar middels een arbeidsovereenkomst.6 Dit heeft onder andere tot gevolg dat de bezorgers van Deliveroo recht 1

Lieman 2018, p.18-19.

Er zijn verschillende namen voor de door een digitaal platform gestuurde economische bedrijvigheid; in het vervolg zal ik het over platformeconomie en -arbeid hebben.

2

B. ter Weel e.a., 2018, p. i. 3

Van Slooten, position paper 2017. 4 Bennaars, ArbeidsRecht 2018/28, p.5. 5 Verhulp, Arbeidsrecht 2018/1, p.1. 6 5

(6)

hebben op betaalde vakantiedagen, ontslagbescherming, doorbetaling bij arbeidsongeschiktheid enzovoorts.

In dit onderzoek wil ik onderzoeken of twee van de platforms, Uber en Deliveroo, zich terecht presenteren als opdrachtgever of dat zij als werkgever gezien moeten worden. De arbeidsrelaties van de platformwerkers zullen getoetst worden aan de elementen van artikel 6:710 BW, arbeid, loon en gezag. Het tweede gedeelte van de probleemstelling betreft de vraag of artikel 7:610 BW nog wel voldoende aansluit bij de huidige ontwikkelingen in het flexwerk en wat de toekomst is van platformwerk in de Nederlandse economie.

De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt:

In hoeverre zijn de zelfstandige platformwerkers van Uber en Deliveroo te beschouwen als “echte” zelfstandigen, schijnzelfstandigen of kwalificeren zij als werknemers volgens het huidige arbeidsrecht en volstaat artikel 7:610 BW nog om platformwerk te kunnen kwalificeren? Is er vanuit de kwalificatie van de Uber- en Deliverooverhoudingen een algemene regel ten aanzien van de kwalificatie te geven?

1.2 Onderzoeksopzet

Het eerste hoofdstuk is een inleiding op de te onderzoeken problematiek en geeft een ruw overzicht van de problemen die zich voordoen bij de kwalificatie van arbeidsrelaties en met name die van platforms.

In het tweede hoofdstuk zal geanalyseerd worden hoe er in het huidige Nederlandse arbeidsrecht tegen de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht aangekeken wordt. Deze analyse is noodzakelijk om de probleemstelling goed te kunnen plaatsen. Een belangrijke plaats in de beoordeling van de arbeidsrelatie wordt ingenomen door het arrest Groen-Schoevers.7 In dit arrest heeft de Hoge Raad de zogenaamde holistische benadering

Rb. Amsterdam 15 januari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:198

7

HR 14 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495 (Groen-Schoevers).

(7)

geïntroduceerd.8 Onderzocht zal worden wat de invloed is van de holistische benadering voor de beoordeling van de arbeidsrelatie en dan met name voor die van de platformwerkers.9 Voor deze beoordeling moet de arbeidsrelatie tussen platform en platformwerker langs de arbeidsrechtelijke meetlat van artikel 7:610 BW gelegd worden. De uitspraak van de

kantonrechter Amsterdam inzake Deliveroo van januari 2019 zal worden vergeleken met de Deliveroo uitspraak van 2018. Waarom kwam de kantonrechter tot verschillende vonnissen? Kan deze uitspraak dienen als leidraad voor toekomstige zaken?

Vervolgens zal de arbeidsrelatie van Uber en de platformwerker onderzocht worden. Uber faciliteert voor particulieren taxidiensten door middel van particuliere chauffeurs. Met name is Uber interessant omdat er in 2017 in Engeland al een uitspraak is gedaan waarbij een chauffeur van Uber als een “worker” gekwalificeerd werd.10 Dat is een tussencategorie in Engeland tussen werknemer en opdrachtnemer in.

In het vierde hoofdstuk moeten de bevindingen uit het derde hoofdstuk samenkomen in de vraag of het huidige arbeidsrecht en dan met name artikel 7:610 BW nog wel voldoende toepasbaar om de moderne manieren van arbeid, zoals platformarbeid, te kunnen

kwalificeren.11 Moet het artikel niet aangepast worden? Of mogelijk zijn er andere manieren om deze arbeidsrelaties te kunnen duiden; ik denk dan aan de Engelse ‘worker”. Ook zal aandacht worden besteed aan het Europese werknemersbegrip.

In het vijfde hoofdstuk tenslotte zullen de conclusies van het onderzoek besproken worden en zullen enige aanbevelingen volgen.

8

S. Said, TAP 2019/152, p. 4. 9

Zwemmer pleit voor afschaffing van de holistische benadering die volgens hem tot onduidelijkheid zal blijven leiden, zie zijn position paper over de problemen door de gezagsrelatie bij de kwalificatie van de

arbeidsovereenkomst. 10

Employment Appeal Tribunal 10 november 2017, UKEAT/0056/17/DA, (Uber B.V. and others / Aslam and others).

11

Van Slooten, TVAO, 2017/14356, p. 52.

(8)

1.3 Methodiek

Voor dit onderzoek wordt de klassieke juridische methode van het intern perspectief

gehanteerd. Het onderzoek zal descriptief van aard zijn op grond van het positieve recht; dat zijn de normen die daadwerkelijk aan het recht ten grondslag liggen. Daarbij zal ik trachten enige aanbevelingen te doen met betrekking tot de meest waarschijnlijke ontwikkelingen die in het arbeidsrecht ten aanzien van platformwerk zullen plaatsvinden. Bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag bestudeer ik de literatuur, wetgeving, nationale en Europese jurisprudentie.

1.4 Afbakening onderzoek

Dit onderzoek neemt alleen platformwerkers in beschouwing die door de diverse platforms als zelfstandige worden bestempeld en waarbij dus de overeenkomst van opdracht van artikel 7:400 BW geldt.

(9)

2.De arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht

Allereerst worden de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht zoals die nu in het Burgerlijk Wetboek gelden, besproken.

2.1 Arbeidsovereenkomst, artikel 7:610 BW

De arbeidsovereenkomst wordt gedefinieerd in artikel 7:610 lid 1 Burgerlijk Wetboek en luidt als volgt:

“De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich

verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten”

2.1.1 Arbeid

Onder arbeid worden zowel geestelijke als lichamelijke werkzaamheden geschaard. De vorm waarin de arbeid wordt uitgevoerd is niet relevant. Ook als men alleen maar de arbeid beschikbaar stelt, kan er al sprake zijn van arbeid, denk hier bijvoorbeeld aan slaapdiensten of aan het wonen in een villa ten behoeve van een televisieprogramma.12

De werknemer moet de arbeid persoonlijk verrichten; hij is het immers die zich verbindt met de werkgever om de arbeid te verrichten. De verplichting tot persoonlijk arbeid komt terug in artikel 7:659 BW, alleen met toestemming van de werkgever mag hij zich laten vervangen en dan nog slechts incidenteel.13

De arbeid moet voor de werkgever waarde hebben. Een stagiair die arbeid verricht ter uitbreiding van zijn eigen kennis en ervaring, doet dit niet in het kader van een

arbeidsovereenkomst.14 12

Bouwens, Duk & Bij de Vaate 2018 p. 4-5., zie bijvoorbeeld HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3887 (Deelnemer Gouden Kooi).

13

Bouwens, Duk & Bij de Vaate, 2018 p. 6.

14

(10)

De werknemer moet zich verbonden hebben de arbeid te verrichten. Is hij dit niet verplicht, dan wordt er niet snel aangenomen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst.15Als een werknemer een oproep niet hoeft te accepteren, kan het wel zo zijn dat voor het geval hij wel een oproep accepteert, er een arbeidsovereenkomst ontstaat voor de duur van het werk. 2.1.2 Loon

De werkgever moet het loon betalen. Het Burgerlijk Wetboek geeft geen omschrijving van het begrip loon. Wel is in de rechtspraak bepaald dat het loon gezien moet worden als de door de werkgever verschuldigde tegenprestatie die de werknemer betaald krijgt voor de door hem verrichte arbeid.16 Afdeling 2 van titel 10 vermeldt wat wel en wat geen loon is.

2.1.3 In dienst van

In dienst van betekent dat er een bepaalde mate van gezag tussen de werkgever enerzijds en de werknemer anderzijds moet zijn.17 De onduidelijkheid die bestaat over de beoordeling van arbeidsrelaties wordt veelal veroorzaakt door de zogenaamde holistische benadering van de Hoge Raad. Die onduidelijkheid heeft vooral betrekking op het element gezag.

Overigens is er wel met regelmaat kritiek op het element “in dienst van”. Kremer bijvoorbeeld pleit ervoor om het gezagscriterium te vervangen door het afhankelijkheidscriterium. Zij pleit ervoor te kijken naar zaken zoals inkomen, maatschappelijke positie, persoonlijke ontwikkeling, dagbesteding, gevoel van eigenwaarde etcetera voor de beoordeling of er afhankelijkheid bestaat tussen de werker en werkverschaffer.18Mijns inziens zit die toetsing van de (on)afhankelijkheid al opgesloten in het gezag; als een werker volgens de criteria van Kremer afhankelijk is van de

HR 14 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9722 (Beurspromovendi UvA). 15

Bennaars, ESB 2018, p. 7.

16

Bijv. HR 18 december 1953, NJ 1954/242 (Portier op “fooien”).

17

Bouwens, Duk & Bij de Vaate 2018 p. 7.

18

Kremer, TvAO 2019/15453, p. 50.

(11)

werkverschaffer, impliceert dat ook in verreweg de meeste gevallen een gezagsverhouding tussen partijen en viceversa.

2.1.4 Gedurende zekere tijd

Aan de woorden "een zekere tijd" in de definitie van artikel 7:610 BW wordt nauwelijks nog aandacht geschonken. In het vervolg van dit stuk zal “een zekere tijd” niet als zelfstandig element behandeld worden.

2.2 De overeenkomst van opdracht, artikel 7:400 BW

De overeenkomst wordt, zoals hiervoor al aangegeven, gedefinieerd in artikel 7:400 lid 1 BW en luidt als volgt:

“De overeenkomst van opdracht is de overeenkomst waarbij de ene partij, de

opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.”

2.2.1 De instructiebevoegdheid van artikel 7:402 BW

Bij de opdracht is de opdrachtgever bevoegd de opdrachtnemer instructies te geven over de uitvoering van de opdracht. Dit kunnen echter alleen instructies zijn ten aanzien van het eindresultaat, niet ten aanzien hoe dat resultaat bereikt dient te worden.

2.2.2 Vrije vervanging

Ook in artikel 7:404 BW geldt als uitgangspunt dat de opdrachtnemer de werkzaamheden verplicht is zelf uit te voeren.19Als vrije vervanging bij het aangaan van de overeenkomst van opdracht is afgesproken, dan kan er toch geconcludeerd worden tot een arbeidsovereenkomst. Dit is onder andere het geval als er in de praktijk geen of een beperkte vrije vervanging is, zoals blijkt uit de PostNL uitspraken.20

19

Rapport “Onderzoek varianten kwalificatie arbeidsrelatie” 2017, p. 7.

20

Zie bijvoorbeeld: Rechtbank Amsterdam, 14 januari 2016, ECLI:RBAMS:2016:152 (X/PostNL Pakketten Benelux B.V.) en Rechtbank Amsterdam, 14 januari 2016, ECLI:RBAMS:2016:153 (X/PostNL Pakketten Benelux B.V.).

(12)

In deze beide zaken werd de nadruk gelegd op de maatschappelijke en sociaal-economische positie van de werker bij het aangaan en uitvoeren van de overeenkomst. In de ene zaak liet de werker, hoewel uit de vervoersovereenkomst anders bleek, zich in de praktijk regelmatig door andere vervoerders bijstaan en vervangen. In dit geval leidden de structurele vervanging en het langlopende ondernemerschap tot sterke contra-indicaties die zwaarder telden dan de vermeende gezagsverhouding. De rechtbank oordeelde dan ook dat er sprake was van een overeenkomst van opdracht, terwijl in de andere zaak de rechtbank tot een

arbeidsovereenkomst oordeelde.

2.3 Uitwerking van artikel 7:610 BW in de rechtspraak

Voor de kwalificatie van arbeidsrelaties is het in 1997 gewezen arrest Groen-Schoevers zeer belangrijk.21 In dit arrest heeft de Hoge Raad handvatten gegeven aan de hand waarvan kwalificatiegeschillen opgelost moeten worden.22 De partijbedoeling wordt vooropgesteld, maar of er in een voorliggend geval van een arbeidsovereenkomst sprake is, wordt mede bepaald door de feitelijke uitvoering door partijen.

2.3.1 Het Groen-Schoevers arrest

Sinds het arrest Groen-Schoevers arrest wordt de arbeidsovereenkomst op de volgende wijze benaderd; alle omstandigheden van het geval en in onderlinge samenhang moeten

meegenomen worden bij de toetsing of een rechtsverhouding voldoet aan de criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Dit houdt in dat zowel acht moet worden geslagen op indicaties die wijzen in de richting van een arbeidsovereenkomst, maar ook op contra-indicaties die in een andere richting wijzen.23

2.3.1.1 De partijbedoeling

21

HR 14 november 1997, NJ 1998/149, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495 (Groen-Schoevers). 22

De Jong, Sdu Commentaar Arbeidsrecht Thematisch, 2014 p. 242-246. 23

Van der Berg, AR Updates 2016/ 0047.

(13)

De eerste stap die de Hoge Raad neemt is de manier waarop de kwalificatie van de arbeidsrelatie moet plaatsvinden:

“Deze overeenkomst op verschillende wijzen kunnen inrichten, en dat wat tussen heeft te gelden wordt bepaald door hetgeen partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven.”

Hier kan uit worden afgeleid dat de partijbedoeling eerst moet worden vastgesteld. Daarna is van belang hoe de overeenkomst in de praktijk feitelijk is uitgevoerd. Als partijen de overeenkomst een opdracht hebben genoemd, maar blijkt uit de feitelijke gedragingen dat er eerder sprake is van een arbeidsovereenkomst, dan wordt de relatie als zodanig gekwalificeerd.24 Waar sommige auteurs menen dat de bedoeling van partijen bij de beoordeling de doorslag geeft, die hoogstens kan ingekleurd worden door de feitelijke uitvoering, meent Verhulp dat de feitelijke uitvoering doorslaggevend moet zijn.25

De Jong meent dat er door de Hoge Raad geen voorrang wordt gegeven aan de partijbedoeling of de feitelijke uitvoering26 en dat deze twee elkaar in evenwicht houden.27 Klosse en Vonk komen tot dezelfde conclusie wanneer de rechtspraak van de Hoge Raad in civiele zaken en de CRvB in socialezekerheidszaken met elkaar vergeleken worden; waar de Hoge Raad eerst bekijkt datgene partijen voor ogen heeft gestaan en die vervolgens inkleurt met de feitelijke uitvoering, bekijkt de CRvB de feitelijke uitvoering en vult die vervolgens aan met de partijbedoeling.28

24

HR 10 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP2651 (Diosynth/Groot), HR 14 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9722 (Beurspromovendi UvA).

25

De Jong, Sdu Commentaar Arbeidsrecht Thematisch, 2014 p. 242-246, zie anders: E. Verhulp,

“Onduidelijkheden met betrekking tot het gezagscriterium bij het definiëren van de arbeidsovereenkomst”, position paper op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 18 augustus 2018. 26

De Jong, TAP 2010, p. 234. 27

Bijvoorbeeld: Hoge Raad 13 juli 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA6231 (Thuiszorg/PGGM), HR 14 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9722 (Beurspromovendi UvA), Hoge Raad 10 oktober 2003,

ECLI:NL:HR:2003:AF9444 (Van der Male/Den Hoedt), HR 10 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP2651 (Diosynth/Groot).

28

(14)

2.3.1.2 Arbeid

Tussen Groen en Schoevers was geen schriftelijke overeenkomst, enkel een mondelinge. Het element arbeid laat ik voor wat dit arrest betreft onbesproken. Hij verrichte, naast zijn werk bij Schoevers, werkzaamheden voor andere opdrachtgevers.

2.3.1.3 Loon

Het loon dat Groen betaald kreeg week zozeer af van wat gebruikelijk was bij een arbeidsovereenkomst, dat niet van een loon in de zin van een arbeidsovereenkomst, gesproken kan worden.

 De C.V. van Groen stuurde maandelijks facturen.  Er werd omzetbelasting berekend door de C.V.

 Er werden geen loonbelasting of premies werknemersverzekeringen ingehouden door de C.V.

 Er was geen loondoorbetaling bij ziekte of vakantietoeslag voor Groen. 2.3.1.4 In dienst van

Hoewel Groen op vastgestelde tijden aanwezig diende te zijn en de richtlijnen van Schoevers moest respecteren, oordeelde de Hoge Raad in het licht van de overige omstandigheden dat er niet van een gezagsverhouding gesproken kon worden.

 Groen kon immers zijn eigen lesdagen opgeven bij het begin van de cursus.  Hij kon zijn lessen verschuiven in geval van vakantie.

 Er was de mogelijkheid tot vervanging, mits na toestemming.

In zijn oordeel neemt de Hoge Raad verder nog mee de (sterke) maatschappelijke positie en het feit dat de betaling per factuur op initiatief van Groen tot stand was gekomen. Het voorgaande laat goed zien wat de holistische weging precies inhoudt en welke indicatoren en contra-indicatoren factoren daarbij een rol kunnen spelen.

2.3.1.5 Het formele en materiële gezag

In de literatuur wordt een onderscheid gemaakt tussen het formele en materiële gezag. Het formele gezag ziet dan op de mate waarin de arbeidsrelatie is ingebed in de Klosse & Vonk 2016, p. 63. Voor een voorbeeld van een uitspraak van de CRvB: CRvB 21 februari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC6040 (Verzekeringspositie tolken IND).

(15)

arbeidsorganisatie. In feite moet de betrokken werker vergeleken worden met werknemers met dezelfde werkzaamheden in de organisatie. Als de werker dezelfde afspraken heeft en functioneert als de andere werknemers, dan moet geconcludeerd worden dat er een arbeidsovereenkomst bestaat. Er is sprake van materieel gezag als er een duidelijke instructiebevoegdheid ten aanzien van de werkinhoud bestaat.

Als het ontbreken van formeel gezag in de richting van een overeenkomst van opdracht leiden, dan kan het bestaan van materieel gezag de balans weer doen doorslaan naar de arbeidsovereenkomst. Dus als bijvoorbeeld betaling per factuur heeft plaatsgevonden, er bij ziekte niet werd doorbetaald en er geen formeel gezag aanwezig was, kan het aanwezig zijn van een duidelijke instructiebevoegdheid ten aanzien van de werkinhoud bij de werkgever, toch leiden tot het oordeel dat er een arbeidsovereenkomst bestaat.29

Een extra complicatie is dat er ook bij de overeenkomst van opdracht in artikel 7:402 BW gesproken wordt over de bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen over de uitvoering van het werk. Het verschil tussen het formele werkgeversgezag en de aanwijzingsbevoegdheid van artikel 7:402 BW wordt kleiner, aangezien het opleidingsniveau en daarmee de zelfstandigheid van de werkenden toeneemt.30

2.3.1.6 De maatschappelijke positie van de werker

De rechter moet volgens de Hoge Raad ook rekening houden met de maatschappelijke positie van de werker bij de vaststelling van de aard van de arbeidsrelatie.31 Said constateert dat de maatschappelijke positie in de meeste gevallen wordt afgeleid naar de mate van economische afhankelijkheid of de mate van ondernemerschap, maar soms ook naar het scholingsniveau of naar de aard van de arbeid of functie.32

29

De Jong, Sdu Commentaar Arbeidsrecht Thematisch, 2014 p. 242-246. 30

Hoekstra 2019, p. 25. 31

HR 14 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9722 (Beurspromovendi).

32

Said, TAP 2019/152, p. 8.

(16)

Een andere omstandigheid die in de door Said onderzochte rechtspraak minder terugkwam en naar mijn mening wel belangrijk is, is de vraag op wiens initiatief de juridische structuur tot stand gekomen is. In Groen-Schoevers was de betaling per factuur op aandringen van Groen gebeurd. Dit kan gezien worden als een indicatie van een sterke maatschappelijke positie en een contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst.

Als de maatschappelijke positie als element aan invloed zou winnen, wordt de onvoorspelbaarheid van kwalificatievraagstukken en daardoor de rechtsonzekerheid groter. Ik sluit mij aan bij Said die bepleit de maatschappelijke positie te koppelen aan de mate van ondernemerschap. Als een werker niet of niet voldoende als een ondernemer kan worden aangemerkt, moet in de meeste gevallen tot een arbeidsovereenkomst geconcludeerd worden. Resteert vervolgens weer de vraag: wanneer is iemand echt een ondernemer? Op die vraag moet de rechter of de wetgever dan weer criteria gaan formuleren.

Zoals hiervoor geschetst wordt in de lagere rechtspraak veel gebruik gemaakt van de maatschappelijke positie van partijen bij de kwalificatie. De vraag is of de maatschappelijke positie bij beantwoording van de kwalificatievraag een onderscheidende of slechts een bijrol speelt. In zijn proefschrift van 2005 ruimt Boot voor de maatschappelijke positie bij de kwalificatie van arbeidsovereenkomsten een zeer belangrijke rol in. Hij stelt daarbij dat als sprake is van een zwakke maatschappelijke positie dat er dan meer naar de feitelijke uitvoering door partijen gekeken moet worden. De feitelijke uitvoering kan dan aanleiding zijn tot de conclusie dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Wat de Hoge Raad daarmee beoogt is de ongelijkheidscompensatie tussen een zwakke en sterke partij.33

Onder anderen Loonstra stelt dat deze belangrijke plaats van de maatschappelijke positie niet strookt met de plaats die deze factor krijgt ingeruimd in de redenering van de Hoge Raad in Groen/Schoevers, namelijk de laatste.34Aan het einde van de lange rechtsoverweging 3.4 formuleert de Hoge Raad als volgt:

33

Boot 2005, p.66. 34

Loonstra, SR 2005/17, p. 96-102.

(17)

“Door op grond van deze overwegingen (..) waarbij de Rechtbank kennelijk mede rekening

heeft gehouden met de maatschappelijke positie van Groen en met name in aanmerking heeft genomen dat de wijze van betaling van die tegenprestatie op zijn initiatief is tot stand gekomen - in onderling verband bezien tot de slotsom te komen dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst heeft bestaan, heeft de Rechtbank niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting”

Hieruit kan men afleiden dat de maatschappelijke positie door de Hoge Raad niet gezien wordt als een onderscheidend element in de beoordeling of een werker wel of niet in een gezagsrelatie staat tot de andere partij. Trap vindt het begrip maatschappelijke positie te diffuus en polyinterpretabel is.35

Mijns inziens speelt de maatschappelijke positie van de werker wel degelijk een belangrijke rol bij de kwalificatie van arbeidsrelaties, maar niet die prominente rol die Boot in gedachte had in 2005. De maatschappelijke positie is slechts een onderdeel van de holistische toetsing van de arbeidsrelatie. Het is wel zaak dat de Hoge Raad de omschrijving van het begrip “maatschappelijke positie” nader omlijnt, zodat er niet langer ruimte is voor verschillende interpretaties, in zoverre sluit ik mij aan bij het eerdergenoemde betoog van Said.

In het arrest Groen-Schoevers werd geoordeeld dat de arbeidsrelatie tussen Groen en Schoevers niet kwalificeerde als een arbeidsovereenkomst maar als een overeenkomst van opdracht. De door Schoevers en Groen vastgestelde betalingsregeling wijkt af van wat bij een arbeidsovereenkomst gebruikelijk is. Het feit dat Schoevers zich moest houden aan de door Groen vastgestelde tijden en richtlijnen, was niet genoeg om te spreken van een gezagsverhouding; ook bij een overeenkomst van opdracht geldt immers een instructiebevoegdheid. Onder andere de in paragraaf 2.3.3.4 besproken facturering op initiatief van Schoevers was voor de Hoge Raad aanleiding te menen dat Schoevers een sterke maatschappelijke positie had; de partijbedoeling, zoals op papier gezet, prevaleert.

2.4 Deelconclusie

35

Trap, ArbeidsRecht 2007/24 p. 21-24.

(18)

Artikel 7:610 BW geeft de definitie weer van een arbeidsovereenkomst. Er is sprake van een arbeidsovereenkomst als de elementen arbeid, loon en gezag aanwezig zijn. Sinds Groen-Schoevers is het er niet duidelijker op geworden wanneer er van een arbeidsovereenkomst sprake is. Dit komt door de holistische benadering die in dat arrest zijn intrede deed. Uit Groen-Schoevers kunnen de volgende stappen die genomen moeten worden voor de kwalificatie van een arbeidsrelatie, gedestilleerd worden:

 Eerst moet de partijbedoeling achterhaald worden.

 De feitelijke uitvoering door partijen kan de partijbedoeling inkleuren.

 Niet een enkel element is doorslaggevend, maar alle elementen worden in onderlinge samenhang beoordeeld.

 Een zwakke of sterke maatschappelijke positie kan van invloed zijn op de beoordeling van de arbeidsrelatie.

De holistische benadering komt volgens sommige auteurs niet ten goede aan de rechtszekerheid.36Van Slooten stelt dat de holistische toetsing de arbeidsovereenkomst minder geschikt maakt als effectief beleids- en handhavingsinstrument.37Dat moge waar zijn, maar die onzekerheid is nu eenmaal eigen aan de holistische weging. Het is bij uitstek rechtersrecht; de omstandigheden van het geval maken dat details of nuanceverschillen het verschil kunnen maken tussen een arbeidsovereenkomst en een overeenkomst van opdracht en de kwalificatie van elke zaak moet zorgvuldig door een rechter beoordeeld worden.

Andere punten die de beoordeling complex maken zijn de nog niet precieze inhoud van de maatschappelijke positie en de rol van de mogelijkheid tot vervanging. De werkverschaffende partij heeft of te veel invloed op de vervangingsmogelijkheden of er is de praktijk geen of weinig gelegenheid tot vervanging. De rechter zal hieruit concluderen dat er een persoonlijke verplichting is de arbeid te verrichten. Dit onderwerp zal bij de bespreking van de platforms verder uitgewerkt worden.

36

Said, TAP 2019/152, p. 11. 37

Van Slooten, position paper 2017.

(19)

3. Platforms

Bij de beoordeling van de arbeidsrelaties in de platformeconomie springen een aantal factoren in het oog:

 Er is vaak sprake van een meerpartijen werkrelatie. Het is dan lastig om te bepalen wie de werkgevende is: loon komt rechtstreeks van het platform, de arbeid komt ten gunste van de eindklant en gezag kan bij de eindklant, platform of restaurant

(20)

liggen.38In deze scriptie ga ik er van uit dat er een arbeidsrelatie is tussen de werkende en het platform.

 De beoordeling door de klant door middel van het ratingsysteem (Uber).

 In veel gevallen worden instructies niet direct door de werkverschaffer gegeven, maar door algoritmes. Zo bepaalt een algoritme de route van de chauffeur van Uber.  Er is sprake van vrije vervanging, maar in de praktijk is daar vaak geen gelegenheid

toe.

 Het platform bepaalt vaak (mede) het tarief.39

3.1 De kwalificatie van Deliveroo

In deze paragraaf zal de kwalificatie van Deliveroo volgens het vonnis uit 2019 aan bod komen. De uitspraak van de kantonrechter van januari 2019 40(Deliveroo II) zal met de uitspraak van 2018 (Deliveroo I) vergeleken worden.41

3.1.1 De werkwijze van Deliveroo

Bij Deliveroo kunnen klanten via de website of de mobiele app maaltijden bestellen. De bezorger wordt via een app (de ‘Deliveroo rider app’) gekoppeld aan een bezorgopdracht. Dat werkt aldus dat de bezorger inlogt op de app en een aangeboden bestelling accepteert; na acceptatie haalt de bezorger de bestelling op bij het restaurant en levert die af bij de klant.42Verder heeft Deliveroo een eigen online betaalsysteem.

38

Van Slooten, position paper 2017. 39

Bennaars, ArbeidsRecht 2018/28, p. 5.

40

Rb. Amsterdam, 15 januari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:198. 41

Rb. Amsterdam, 23 juli 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:5183. 42

Van der Zande, Fnvzzp.nl/nieuws 2018/02.

(21)

Bij de bespreking van de werkwijze ga ik uit van de gegevens die op de Deliveroo website onder FAQ43 en de aanmeldingsknop te vinden zijn. De werkelijke overeenkomst komt pas tot stand als het hele proces van aanmelden is doorlopen.

 De overeenkomst tussen de rider en het platform is een overeenkomst van opdracht. De rider moet een inschrijving Kamer van Koophandel en een BTW-nummer hebben. Als de rider niet aan deze twee voorwaarden voldoet, kan hij wel aan de slag met een maximumsalaris van € 603,92 in 2019.

 De rider wordt betaald per rit, afhankelijk van de afstand en duur. De route wordt bepaald door de Deliveroo Rider App; bij een andere route wordt betaald volgens de route van de app. Betalingen lopen via een door het platform gegenereerde factuur.  De rider hoeft alleen een fiets en een smartphone te hebben. De minimumleeftijd is

zestien jaren. De rider moet een Rider Kit met daarin als basic items, jas, thermos tas en rugtas.

 Met de Deliveroo Rider App kan een rider sessies van tevoren te boeken. Met First Access is het mogelijk om voorrang te krijgen op sessies van elf uur ’s morgens en om drie uur ’s middags. Deze voorrang is alleen voor riders met een consistente en kwaliteitsvolle service.

 Het algoritme ‘Frank’ is gebaseerd op een voorspellende technologie die de meest efficiënte manier van het distribueren van bestellingen evalueert op basis van de locatie van restaurants, riders en klanten. Frank beslist dus welke rider een bepaalde bestelling gaat afleveren.

3.1.2 De partijbedoeling

Tot februari 2018 werkte Deliveroo met arbeidsovereenkomsten in de vorm van een min-max oproepcontract. Vanaf februari 2018 is Deliveroo gaan werken met overeenkomsten van opdracht, de zogeheten partnerovereenkomsten. De rechtbank overweegt dat er is sprake is van een eenzijdig door Deliveroo opgesteld standaardcontract, waarover niet onderhandeld is. Uit het niet individueel kunnen onderhandelen door de riders over bijvoorbeeld tarieven, kan men een zwakke maatschappelijke positie afleiden. Men zou dan meer moeten kijken naar de feitelijke uitvoering van de overeenkomst. De rechtbank oordeelt op deze wijze met

43

nl.roocommunity.com/2018/01/29/faqnl-2/

(22)

verwijzing naar het dwingendrechtelijke karakter (en de beschermingsgedachte daarachter) van het arbeidsrecht.

3.1.3 Artikel 7:610 BW toegepast op de Deliveroo bezorger 3.1.3.1 Arbeid

De rechter oordeelt in Deliveroo II dat er een verplichting voor de rider is de arbeid te verrichten en er feitelijk bijna geen mogelijkheden zijn werk te weigeren, hoewel die mogelijkheid contractueel wel is vastgelegd.44 De volgende punten passeren de revue:

 De overeenkomst is in wezen een raamcontract met uitgestelde prestatieplicht: er is pas een verplichting tot arbeid als de bestelling wordt geaccepteerd. De overeenkomst is voor bepaalde tijd en eindigt van rechtswege zonder dat opzegging vereist (r.o.28).  Het algoritme “Frank” kiest de dichtstbijzijnde rider uit voor de bestelling. Deze moet

dus beschikbaar zijn. Uit het systeem waarmee en de wijze waarop bestellingen worden toegewezen kan men afleiden dat noch de rider noch Deliveroo beoogd hebben voor elke afzonderlijke bestelling de partnerovereenkomst aan te gaan (r.o.31).

 Deliveroo heeft de mogelijkheid, zeker met het SBB-systeem45, om beschikbaarheid van bezorgers in een bepaalde richting bij te sturen. Doordat riders die goed presteren “priority access” krijgen, waarmee ze meer kans krijgen op prime time uren te

werken, is er geen sprake van het zich vrij beschikbaar stellen, indien de rider

voldoende inkomen wil genereren. Samen met het bonussysteem prikkelt dit de rider tot zoveel mogelijk en goed te presteren (r.o.32).

3.1.3.2 Loon

Het loon bestaat uit een all-in vergoeding die vooraf schriftelijk aan de bezorger bevestigd en betaald wordt per levering. Met betrekking tot de beloning is er weinig of geen ruimte voor onderhandelingen; de prijs wordt eenzijdig door Deliveroo vastgesteld. Er is, in vergelijking met de situatie voor juli 2018, geen wezenlijke verandering in de vergoeding. Er is nog steeds sprake van loon in de zin van artikel 7:610 BW.

44

Rb. Amsterdam, 15 januari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:198. 45

Met dit systeem kunnen riders hun favoriete tijden opgeven. In wezen betreft het een inroostersyteem.

(23)

3.1.3.3 In dienst van

Door acceptatie en toewijzing van de bestelling ontstaat de opdracht. Er zal weinig tot geen ruimte zijn voor vervanging; in het geval van een nieuwe vervanger zal dit feitelijk

onmogelijk zijn als er een geldig legitimatiebewijs en werkvergunning getoond moeten worden (r.o.38). Dit bekend maken bij Deliveroo kan gezien worden als toestemming tot vervanging in de zin van artikel 7:659 lid 1 BW. De rechtbank vult aan dat Deliveroo middels zijn systemen dezelfde invloed op de vervanger kan worden uitgeoefend als op de bezorger en dat dezelfde eisen kunnen worden gesteld. De bezorger is op het moment van vervanging geheel afwezig en kan dus ook geen gezag over de vervanger uitoefenen. Dit alles tezamen genomen doet de rechtbank oordelen dat de ruime vervangingsmogelijkheid (contractueel althans) op zich niet aan de weg staat aan het aannemen van een gezagsverhouding (r.o.40). Bartens merkt op dat in de twee Deliveroo uitspraken het element “vrije vervanging” door de rechter in de zaak uit 2018 bij de beoordeling van de kwalificatievraag onder het criterium arbeid besproken wordt en bij de zaak uit 2019 onder het criterium van de

gezagsverhouding.46 Persoonlijk geef ik de voorkeur aan de beoordeling van het element in de vraag naar het gezag, omdat de mate waarin een werknemer zich kan laten vervangen, iets zegt over de instructiebevoegdheid van de werkgever in het geval er toestemming is vereist. Als oplossing voor het creëren van een contractuele werkelijkheid, zoals het geval was in de uitspraak Deliveroo II, geeft Bartens aan dat de band tussen de elementen “vrije vervanging” en “een zeker element van ondernemerschap” versterkt moeten worden. Bij de invulling van de vrije vervanging moet dan bezien worden of de werkende zijn vervangers voorziet in arbeid, gezag over hen uitoefent en financieel voordeel uit de situatie behaalt als

ondernemingsmodel.47

Overige factoren die van invloed zijn op de beslissing van de kantonrechter stip ik hier kort aan:

46

Bartens, TvAO 2019/15447, p. 11.

47

Zie ook de eerder aangehaalde Post.nl uitspraken en Kremer, TvAO 2019/15453, p. 48.

(24)

 Deliveroo is in staat om informatie over de bezorgprestaties en geweigerde bestellingen te herleiden tot de individuele bezorger (r.o.34).

 Er is geen onderhandelingspositie voor de individuele bezorger (r.o.44).

 De inschrijving bij de Kamer van Koophandel op zich acht de rechter niet voldoende om niet van een arbeidsovereenkomst te spreken; het moet gaan om werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf (r.o.45).

 Dat de riders een eigen smartphone en fiets moeten aanschaffen vindt de rechter niet voldoende om niet van een arbeidsovereenkomst te spreken; dit zijn alledaagse attributen en niet speciaal voor het bezorgen bestemd (r.o.47).

 De rechter acht de omschrijving met betrekking tot de gedrags- en bezorgregels erg ruim. Er is dus een ruime instructiebevoegdheid voor relatief eenvoudig werk die meer bij een arbeidsovereenkomst past dan bij een overeenkomst van opdracht (r.o.48-50).

 Er is ook geen sprake van zelfstandig ondernemerschap omdat de riders zich nergens naar buiten toe presenteren als zelfstandige, onder andere door kleding met eigen bedrijfsnaam (r.o.53).

3.1.3.4 Beslissing

De rechtbank oordeelt dat alle omstandigheden in onderlinge samenhang bezien aantonen dat de rechtsverhouding sinds begin 2018 niet zodanig wezenlijk veranderd zijn dat er geen sprake zou zijn van het verrichten van arbeid op basis van een arbeidsovereenkomst. Het overgrote deel van het personeel werkt in de bezorging. Deliveroo is een maatijdbezorgdienst en geen technologiebedrijf. De bezorging van maaltijden bepaalt de identiteit van het bedrijf. Dit standpunt werd herhaald in 2019 in een andere uitspraak van de rechtbank Amsterdam.48 Als er gewerkt wordt is er een gezagsverhouding tussen de rider en Deliveroo. Door de grote invloed die Deliveroo heeft op het aanmeldsysteem, is er een sterke afhankelijkheid van de rider ten opzichte van Deliveroo die de rechter zwaarder vindt wegen dan de vermeende zelfstandigheid. De rechter gebruikt daarbij het credo: “wezen gaat voor schijn” (r.o.54).

48

Rb. Amsterdam, 27 augustus 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:6292

(25)

3.2 Deliveroo I (Ferwerda) versus Deliveroo II (FNV)

In Deliveroo I49 werd geoordeeld dat de rider Ferwerda werkzaam middels een overeenkomst van opdracht. Ik werk de verschillen uit volgens de methode bij de Deliveroo II uitspraak. 3.2.1 De partijbedoeling

In de Ferwerda-zaak wordt vooral getoetst of de partijen de bedoeling hadden een

arbeidsovereenkomst te sluiten (r.o.12). Volgens Bennaars miskent de kantonrechter hierbij het dwingendrechtelijke karakter van de definitie van de arbeidsovereenkomst.50 Het staat namelijk niet ter vrije beschikking van partijen te kiezen of een overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van opdracht of een arbeidsovereenkomst en ingevolge van de

beschermende werking van het arbeidsrecht af te kunnen zien. Er kunnen wel afspraken gemaakt worden over de mate van vrijblijvendheid, de betaling en de mate waarin bepaalde instructies opgevolgd dienen te worden.51

In de FNV-zaak overweegt de rechter dat bij Deliveroo er sprake is van niet-onderhandelbare standaardcontracten; er is geen doorslaggevende betekenis voor de partijbedoeling, er wordt ook naar de feitelijke uitvoering gekeken (r.o.21).

3.2.2 Artikel 7:610 BW toegepast op de Deliveroo bezorger 3.2.2.1 Arbeid

Toen er nog met een arbeidsovereenkomst gewerkt werd, werd de rider verplicht zich voor bepaalde periodes op te geven voor werk en opdrachten te accepteren. Als hier niet aan voldaan, bestond de mogelijkheid van ontslag op staande voet. Na de overgang ontstaat pas een verplichting tot arbeid bij acceptatie en toewijding. In de Ferwerda-uitspraak oordeelt de rechter dat er een zodanig grote wijziging in de manier waarop partijen met elkaar werkten, 49

Rb. Amsterdam, 23 juli 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:5183. 50

Bennaars, AR Updates 2019/0051, p. 3. 51

Bijvoorbeeld:HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7500, NJ 2012, 259

(26)

dat er sprake kan zijn van een opdrachtovereenkomst. De eerdergenoemde “priority access” bij het reserveren van shifts acht de rechter onvoldoende om te kunnen spreken van een rankingsysteem (r.o.17).

In de FNV-zaak overweegt de rechter dat er feitelijk vrijheid tot werken is maar niet als de rider voldoende inkomen wil genereren (zie 3.1.3.1 voor de argumenten). Alles in het bedrijfsmodel en de rooster- en toewijzingssystemen lijkt er op gericht te zijn om de riders zoveel mogelijk te laten werken op de drukste uren.

Bennaars stelt dat het oordeel van een oproepovereenkomst tot gevolg heeft dat een

kenmerkend element van platformarbeid, het zonder wachtgeld ter beschikking hebben van een groot aantal werkers, niet goed uit de verf komt; een oproepkracht kan een beroep doen op het rechtsvermoeden arbeidsduur van artikel 7:610b BW als hij langer dan drie maanden in dienst is. Als hij succesvol een beroep doet op het vermoeden, dan kan hij niet zomaar minder ingeroosterd worden, als hij een vast aantal uren kan claimen, heeft hij ook recht op doorbetaling van loon tijdens ziekte. 52

3.2.2.2 Loon

Met betrekking tot het loon staan de meningen lijnrecht tegenover elkaar: in de Ferwerda-zaak leidt de constatering dat Ferwerda meer verdiende als opdrachtnemer dan als werknemer tot het oordeel dat hij middels een opdrachtovereenkomst zijn werk deed (r.o.27). In de FNV-zaak oordeelt de rechter dat er weliswaar meer verdiend wordt dan bij een

arbeidsovereenkomst, maar niet zoveel meer dat per definitie van een opdracht gesproken moet worden (r.o.44).

3.2.2.3 In dienst van

In de FNV-zaak wordt de (vrije) vervanging besproken bij het gezagscriterium. De rechter leidt onder andere uit de invloed die Deliveroo heeft op de vervanging door middel van de ranking en bonusmogelijkheden en de eisen die gesteld worden aan de vervanger af, dat er een gezagsverhouding bestaat.

52

Maats, Bvdv.nl 2019.

(27)

Bennaars merkt in de FNV-uitspraak op dat “wezen voor schijn” niet altijd opgaat voor de vervangbaarheid.53 Als de vrije vervanging contractueel is vastgelegd, dan is het niet relevant of de werker zich ook daadwerkelijk laat vervangen. Meestal is de feitelijke situatie bij de kwalificatie doorslaggevend. In de FNV-zaak kijkt de rechter dus niet naar de feitelijke uitvoering van de vervangingsmogelijkheid, maar of er een reële mogelijkheid is dat de rider zich laat vervangen in de praktijk.54

Overige gemeenschappelijk factoren die van invloed zijn op de beslissing van de rechters in de Deliveroo I en II zaken:

 Materialen: Ferwerda (r.o.20) – FNV (r.o.46-47).

In de Ferwerda-zaak overweegt de rechter dat er onder meer sprake is van een opdrachtovereenkomst, omdat de riders zelf hun materialen moeten regelen. In de FNV-zaak oordeelt de rechter dat het grootste gedeelte van de benodigde materialen, zoals de fiets en de smartphone, tot de categorie dagelijkse gebruiksvoorwerpen voorwerpen behoren; dit duidt op een arbeidsovereenkomst.

 Concurrentie:

Dat Ferwerda vrijelijk voor andere ondernemingen mag werken, doet de rechter in deze zaak oordelen tot een opdrachtovereenkomst (r.o.23). In de FNV-zaak doet het feit dat de riders ook werkzaamheden kunnen doen voor andere ondernemingen, niet af aan het bestaan van een arbeidsovereenkomst (r.o.53).

 Instructiebevoegdheid:

In de Ferwerda-zaak overweegt de rechter, gezien er vooral sprake is van

veiligheidsvoorschriften, dat deze regels ook in een opdrachtovereenkomst passen (r.o.20). In de FNV-zaak vindt de rechter de instructiebevoegdheid nogal ruim en vooral op zijn plaats in een arbeidsovereenkomst (r.o.51).

 Inschrijving Kamer van Koophandel:

In de Ferwerda-zaak betrekt de rechter de inschrijving van de Kamer van Koophandel bij de partijbedoeling; Ferwerda wist hij als zelfstandige ging werken (r.o.12). In de 53

Bennaars, AR Updates 2019/0051, p. 7. 54

Zie bijvoorbeeld HR 21 maart 1969, ECLI:NL:PHR:1969:AC4919 en HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7500.

(28)

FNV-zaak is de inschrijving slecht een van de indicatoren die kunnen wijzen op een opdrachtovereenkomst (r.o.45).

In de Ferwerda-zaak komt nog het rechtsvermoeden van artikel 7:610a BW ter sprake. De rechter overweegt dat Ferwerda geen beroep toekomt op het rechtsvermoeden omdat hij in de relevante referteperiode niet gemiddeld twintig uur heeft gewerkt. De rechter overweegt verder dat het rechtsvermoeden niet opgaat in geval van geen of onduidelijke afspraken (r.o.8). Bennaars stelt daartegenover dat artikel 7:610a BW die eis niet stelt en verwijst naar de parlementaire geschiedenis. In de memorie van toelichting staat expliciet dat het artikel is geschreven voor situaties waarin onduidelijkheid bestaat over de aard van de relatie.55 Het rechtsvermoeden kan de bewijspositie van de werknemer versterken als de partijbedoeling niet strookt met de feitelijke uitvoering.56

3.3 Deelconclusie

Door de holistische weging kunnen in soortgelijke zaken bij dezelfde rechtbank en hetzelfde platform toch een verschil in kwalificatie ontstaan. Mijns inziens doet deze holistische weging wel recht aan het beschermende karakter van het arbeidsrecht. Elke zaak moet

zorgvuldig op zijn merites beoordeeld worden omdat de bescherming van de zwakkere partij, de werknemer, dat vereist. Ik realiseer mij dat deze weging ten koste van de rechtszekerheid gaat omdat op voorhand, in op het eerste gezicht twee identieke zaken, geen zekerheid is te geven naar welke kant het balletje rolt, naar de arbeidsovereenkomst of naar de overeenkomst van opdracht.

In de Ferwerda-zaak heeft de rechter vooral gekeken naar de partijbedoeling van partijen die gericht was op het aangaan van een overeenkomst van opdracht. Van groot belang was dat Ferwerda in eerste instantie akkoord ging met de switch van werknemer in dienst van Deliveroo naar zelfstandig ondernemer. Onder andere uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het aanvragen van een btw-nummer blijkt dat Ferwerda zich bewust was van de stap naar het ondernemerschap.57

55 Kamerstukken II, 1996/97, 25263, 3, p.4 (MvT). 56 Bennaars, AR Updates 2019/0051, p. 9. 57 28

(29)

In de FNV-zaak wordt veel meer gekeken naar hoe de partijen in de praktijk invulling hebben gegeven aan de overeenkomst. Mijns inziens is dit ook juister; de riders hebben geen of weinig invloed op bijvoorbeeld de tarieven. De tarieven worden bepaald door Deliveroo en er is geen onderhandelingsruimte. Ook de feitelijk geringe vervangingsmogelijkheden en de invloed van Deliveroo middels zijn systemen op de riders laten geen ruimte voor echt ondernemerschap. Het feit dat de werkzaamheden voorheen op basis van een

arbeidsovereenkomst verricht werden en vervolgens middels een opdrachtovereenkomst is voor de rechter een belangrijke factor in de beoordeling van de arbeidsrelatie. De rechter concludeert dat de omstandigheden, met name tot het element “in dienst van” niet zodanig veranderd zijn, dat van een opdrachtovereenkomst gesproken kan worden.

De opmerking van Kremer dat de rechter in de FNV-zaak met zijn argumentatie en

onderbouwing naar de arbeidsovereenkomst toe geschreven heeft, onderschrijf ik niet.58 Als men de verhouding tussen de rider en Deliveroo, waaronder de geringe feitelijke

vervangingsmogelijkheden en de invloed die Delivoroo heeft op de rider, goed beschouwt, kan men niet anders concluderen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Haar

opmerking begrijp ik aldus dat er misschien een opdrachtovereenkomst was, maar de rechter bewust de uitkomst van een werkgever-werknemer verhouding nastreefde?

3.4 De kwalificatie van Uber

3.4.1 De werkwijze van Uber

Ten aanzien van het platform Uber zijn in Nederland nog geen rechtszaken met betrekking tot de kwalificatie van de arbeidsrelatie geweest. Ik baseer mij voor de kwalificatie dan ook op de algemene voorwaarden en op de website van Uber.

Uber werkt met een app die consument en Uberchauffeur in contact brengt. De passagier opent de app en kiest een optie. De passagier wordt gematcht met een Uber-partner in de

Bennaars, AR Updates 2019/0051, p. 9. 58

Kremer, TvAO 2019/15453, p. 50.

(30)

buurt die de aanvraag kan accepteren. De Uber-partner brengt de passagier naar de bestemming door middel van routeaanwijzingen.

Voor de werkwijze van Uber heb ik mij onder andere gebaseerd op de algemene voorwaarden van Uber59, de driver requirements60 en de newsroom op Uber.com61

 Chauffeurs gaan bij Uber aan de slag als zelfstandig ondernemers. Er is ook de mogelijkheid in loondienst te gaan bij een van de partners van Uber. De minimumleeftijd in 2019 is eenentwintig jaren.

 De vereisten om te kunnen beginnen zijn een geldig rijbewijs en een voertuig dat aan bepaalde eisen moet voldoen, waaronder een groene verzekeringskaart. Als je geen eigen auto hebt, is er de mogelijkheid tot lease van een auto bij Uber.62

 Passagiers kunnen, zoals gezegd, een beoordeling (rating) geven aan de chauffeur van 1 tot 5 sterren. Als de beoordeling de ondergrens bereikt stuurt Uber eerst een in-app bericht en een e-mail met tips hoe de chauffeur zijn beoordeling kan verbeteren. Als vervolgens na twee waarschuwingen en een gesprek de beoordeling nog steeds te laag is, zal na een laatste waarschuwing per e-mail de toegang tot de Uber-app afgesloten worden. De kans op deactivatie bestaat ook bij diefstal, geweld, fraude en bij teveel geaccepteerde ritten die geannuleerd worden.63

 Data van de gps van de smartphone van chauffeurs worden gebruikt om het rijgedrag te controleren. De technologie kan aantonen hoe vaak een voertuig start en stopt. Ook monitort deze technologie of een chauffeur zijn rit niet te snel aflegt. Deze techniek moet voor een grotere veiligheid voor chauffeur en passagier zorgen.64

59

Uber.com, algemene voorwaarden december 2017.

60 Uber.com/nl/nl/drive/requirements/ 61 Uber.com, newsroom. 62 Uber.com/nl/nl/drive/requirements/ 63 Uber.com/nl/blog/reactivatie-beleid-nederland/ 64 Miltenburg, tweakers.net/nieuws 2016. 30

(31)

 Uber bepaalt de ritprijs. Het basistarief is afhankelijk van de duur en afstand van een rit. Er kan in sommige steden een vast bedrag worden toegevoegd om operationele kosten, vergunningskosten en veiligheidskosten te dekken. Als er meer passagiers dan beschikbare chauffeurs zijn, worden de prijzen tijdelijk verhoogd totdat vraag en aanbod weer in balans zijn.65

 De chauffeurs krijgen de verdiensten per week betaald door Uber. Over de verdiensten van de ritprijzen betalen zij een ‘service-fee’ van vijfentwintig procent (25%) aan Uber voor het gebruik van de app.66

3.4.2 De partijbedoeling

De partijbedoeling blijkt uit onder andere uit artikel 2 van de Algemene Voorwaarden: “U erkent dat Uber geen vervoer of logistieke diensten verschaft of optreedt als een

vervoersbedrijf en dat dergelijk vervoer of logistieke diensten worden verschaft door

onafhankelijke externe aannemers die niet werken voor Uber of haar aangesloten bedrijven.” Uber stelt dat zij slechts een bemiddelingsdienst is die met behulp van het elektronische platform een chauffeur met een passagier in contact brengt. In de Algemene Voorwaarden komt geen contractuele relatie tot stand tussen Uber en de chauffeur, de externe leverancier genoemd, maar tussen Uber en de gebruiker van de technologie . Uber gebruikt dus een tussenschakel om zo veel mogelijk de arbeidsrelatie met de chauffeur te maskeren.

Uber lijkt er vanuit te gaan dat de chauffeurs door middel van de app opdrachten geven aan Uber om passagiers naar een bepaalde bestemming te vervoeren. Uber zou dus

opdrachtnemer voor de chauffeurs zijn.67Aangezien het chauffeurswerk bij Uber ongeschoold 65

Uber.com/nl/nl/price-estimate/ 66

Kruyswijk, Parool.nl 19 maart 2018.

67

Zie voor een aanwijzing van de opvatting van Uber: Court of Appeal (Civil Division) 19 december 2018, Case No. A2/2017/3467 (Uber B.V. and others / Aslam and others), para. 95: “it is not real to regard Uber as working “for” the drivers and that the only sensible interpretation is that the relationship is the other way

(32)

is en er dus vanuit gegaan mag worden dat de meesten van de chauffeurs laag opgeleid zullen zijn, kan men de maatschappelijke positie van de chauffeurs bij de partijbedoeling betrekken. In de PostNL uitspraken neemt de rechtbank Noord-Holland in drie uitspraken bij de

kwalificatie van de arbeidsverhouding van de pakketbezorger de maatschappelijke positie van de bezorger in aanmerking.68

Als de werker economisch afhankelijk en maatschappelijk ongelijk is van de

werkverschaffer, is er minder reden de werker de bescherming van het arbeidsrecht te ontzeggen. De rechtbank betrekt bij zijn oordeel dat ten aanzien van de pakketbezorgers sprake is van zelfstandigen zonder eigen personeel met een lage opleidingsgraad, die bij het aangaan van de overeenkomst niet juridisch of anderszins werden bijgestaan.

De rechtbank vraagt zich af of de pakketbezorger zich bij het sluiten van de overeenkomst met PostNL heeft gerealiseerd in welke mate hij, ook gezien de investering in de bus, afhankelijk van PostNL zou worden. Tezamen met de laagbetaalde en ongeschoolde arbeid vindt de rechtbank het nodig om de beschermingsgedachte van het arbeidsrecht van

toepassing te laten op de bezorger, wat inhoudt dat minder gewicht wordt toegekend aan de partijbedoeling en meer aan de feitelijke uitvoering van de overeenkomst.

Ik zie hier grote parallellen met de verhouding tussen Uber en ‘zijn’ chauffeurs; de aard van de arbeid en de opleidingsgraad kwam hiervoor al ter sprake, ook de chauffeurs hebben zich zeer waarschijnlijk niet gerealiseerd in welke afhankelijkheidspositie zij zich ten opzichte van Uber geplaatst hebben. Ook de werkers van Uber hebben vaak een grote investering voor een auto gedaan. De conclusie is dat er meer gewicht moet worden toegekend aan de feitelijke uitvoering voor de beoordeling van de arbeidsrelatie.

3.4.3 Artikel 7:610 BW toegepast op de Uber chauffeur 3.4.3.1 Arbeid

round.”

73 Uber.com, algemene voorwaarden december 2017, artikel 2.

68

Van der Berg, AR Updates 2016/ 0047, betreft de uitspraken: Rb. Noord-Holland 18 december 2015, ECLI:NL:RBNHO:2015:11226, ECLI:NL:RBNHO:2015:11230 en ECLI:NL:RBNHO:2015:11232).

(33)

Uber ziet zichzelf als opdrachtnemer die werkt voor de chauffeurs. Maar klopt dit als we de elementen van artikel 7:610 BW aan de feitelijke uitvoering toetsen? De arbeid wordt door de chauffeur beschikbaar gesteld; Uber stelt alleen zijn app beschikbaar, Uber voert geen

geestelijke of lichamelijke werkzaamheden uit.

Als de chauffeur de oproep accepteert, ontstaat er een verbintenis tussen chauffeur en Uber voor de duur van de rit. De app is zuiver persoonlijk: het account mag niet toegewezen of anderszins overgedragen worden aan andere personen of entiteiten. Er wordt niet over vervanging gesproken in de Algemene Voorwaarden of bij de eisen aan de chauffeurs.69Hier geldt mijns inziens hetzelfde als bij Deliveroo; gezien het korte tijdsbestek tussen acceptatie en het ophalen van de passagier zal vervanging door aan andere, geregistreerde chauffeurs praktisch onmogelijk zijn. Er is dus een verplichting tot persoonlijke arbeid. De chauffeurs lijken echter voor de vervanging een, niet geheel legitieme, oplossing gevonden te hebben.70

3.4.3.2 Loon

De chauffeur krijgt voor zijn ritten loon betaald door Uber; er is dus voldaan aan het loonvereiste. Uber betaalt de chauffeurs in ruil voor verrichte werkzaamheden. 3.4.3.3 In dienst van

Of er sprake is van een gezagsverhouding tussen partijen is afhankelijk van bepaalde

indicatoren of contra-indicatoren die meer of minder wijzen op een arbeidsovereenkomst. Bij Uber is vooral van belang dat Uber eenzijdig de tarieven en voorwaarden bepaalt en

verregaande (indirecte) invloed heeft op de inzet van de chauffeur middels de rating.

Advocaat-generaal Szpunar betoogt in zijn advies bij een van de Uber-zaken dat deze vorm van controle misschien nog wel effectiever is dan de directe vorm.71 Uiteraard worden alle indicatoren op de holistische wijze gewogen.

69

Uber.com, algemene voorwaarden december 2017.

70

Kamerstukken II, Beantwoording Kamervragen, 20 februari 2019. 71

HvJ EU mei 2017, C-434/15, ECLI:EU:C:2017:364 (Elite Taxi /Uber Spain), Conclusie A-G, nr. 51-52.

(34)

Indicatoren voor een arbeidsovereenkomst:

• Er worden geen voorschriften gegeven met betrekking tot herkenbaarbeid van de auto of te dragen kleding, Er zijn wel bepaalde gedragsregels, zoals het niet communiceren met de passagier, fysiek contact en voorschriften met betrekking tot veiligheid. Uber kan bij niet voldoen aan deze regels tot deactiveren overgaan.72 Met betrekking tot de inhoud van het werk zijn er dus verregaande regels.

• De app schrijft de te volgen route voor.73

• De werker bij Uber draagt weinig tot geen ondernemersrisico. Hij hoeft alleen een investering te doen als hij geen auto heeft door een auto te leasen. Sinds juni 2018 zijn de chauffeurs verzekerd voor medische kosten, overlijden, blijvende invaliditeit,

ziekenhuisopnames en ongevallen. Ook is de chauffeur verzekerd tegen omzetverlies als gevolg van ongelukken of voor gebeurtenissen buiten werktijd waardoor minder omzet gemaakt kan worden.74

Contra-indicatoren:

• Het gaat om werkzaamheden met een incidenteel karakter en van korte duur • Loon wordt niet doorbetaald bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en verlof.

• De chauffeur kan zelf bepalen of hij gaat werken. Als een chauffeur zich afmeldt via de app, kan hij ook geen opdracht accepteren. Er is dus geen van tevoren bepaalde

arbeidsomvang.

• De chauffeur moet een btw-nummer aanvragen en een inschrijving bij de Kamer van Koophandel regelen.

• De betaling gaat op factuurbasis.

• Er is een grote vrijheid voor de chauffeur om het werk te kunnen indelen. Als je niet wilt rijden, dan log je simpelweg niet in. Ben je ingelogd dan bestaat er druk om ritten te 72

Uber.com/nl/blog/reactivatie-beleid-nederland 73

Kruyswijk, Parool.nl 4 oktober 2018.

74

Uber.com/nl/nl/drive/insurance/

(35)

accepteren, zo blijkt uit de website van Uber.nl. Accepteer je regelmatig geen ritten, dan verlies je toegang tot de app.75

• Er zijn geen beperkingen om voor andere bedrijven te werken. In de praktijk werken veel reguliere taxichauffeurs voor een bijverdienste bij Uber.

3.5 Deelconclusie

Uit de partijbedoeling blijkt dat partijen geen intentie hadden een arbeidsovereenkomst te willen aangaan. De geringe mate van ondernemerschap als kenmerk van de maatschappelijke positie acht ik in de situatie van de Uberchauffeurs even relevant als de lage scholingsgraad van de chauffeurs om toch een arbeidsovereenkomst aan te tonen.76 De chauffeurs realiseren zich waarschijnlijk onvoldoende de gevolgen van hun keuzes, bijvoorbeeld dat zij bij ziekte geen loon ontvangen. Gezien de zwakke maatschappelijke positie van de chauffeurs, die blijkt uit de lage scholingsgraad en de slechte onderhandelingspositie, en de geringe

ondernemings- en investeringsrisico's moet de feitelijke uitvoering de doorslag geven in dit geval.

Ook de ruime instructies ten aanzien van de rijwijze en de route en de geringe vervangingsmogelijkheden laten de balans doorslaan in de richting van een

arbeidsovereenkomst. Deze indicatoren wegen zwaarder dan de contra-indicatoren. Administratieve verplichtingen zoals inschrijving bij de KvK en het btw- nummer acht ik minder zwaar wegen dan een reële gezagsverhouding en het geringe economische risico dat de chauffeurs lopen.

Het vermeende opdrachtnemerschap van Uber acht ik een fictie die het alleen maar moeilijker moet maken om te kunnen spreken van een werkgeverschap voor Uber. De constatering dat Uber in ieder geen geval geen opdrachtnemer is, is ook in overeenstemmimg met de uitspraak van het Hof van Justitie, waarin werd geconcludeerd dat Uber een

vervoersbedrijf is en geen bemiddelingsdienst.77 De chauffeurs voorzien Uber van de arbeid 75

Uber.com/legal/community-guidelines/nl-nl/ 76

Said, TAP 2019/152, p. 7. 77

HvJ EU mei 2017, C-434/15, ECLI:EU:C:2017:364 ( Elite Taxi /Uber Spain).

(36)

die nodig zijn om zijn zakelijke diensten te verlenen en winst te maken en krijgt daarvoor betaald. Ook de gezagsverhouding die ik afleid uit de grote invloed van Uber op de rating, de route en de gedragsregels, maken dat Uber in ieder geval geen opdrachtnemer is. Toepassing van de holistische toetsing brengt ook geen verandering in mijn standpunt; Uber voldoet op de belangrijkste punten van de drie elementen arbeid, loon en gezag, aan de definitie van artikel 7:610 BW.

Gezien de uitspraak in Deliveroo II acht ik de kans groot dat de rechter ook bij een eventuele procedure tegen Uber tot het oordeel zal komen dat er tussen de chauffeurs en Uber een arbeidsovereenkomst bestaat. De werkwijzen van Uber en Deliveroo verschillen op een aantal punten van elkaar. Uber hanteert een ratingsysteem met beoordelingen door passagiers, terwijl Deliveroo geen ratingsysteem gebruikt. Daarentegen hanteert Deliveroo de "priority access" om bepaalde riders te bevoordelen om op de gunstigste uren te bezorgen; uit mijn research is niet gebleken van een dergelijk systeem bij Uber. Uber heeft de mogelijkheid chauffeurs te deactiveren bij bepaalde wangedragingen.

Maar beide systemen, hoewel naar werking verschillend, hebben hetzelfde doel: bij beide bedrijven wordt een verregaande invloed op het gedrag van de werkers bewerkstelligd. Deze sturing door middel van de app en het algoritme laat zien dat er wel degelijk sprake is van een sterke gezagsverhouding bij de twee platforms, die verder reikt dan de instructiebevoegdheid met betrekking tot het eindresultaat bij de overeenkomst van opdracht.

(37)

4. Platformarbeid in de toekomst

In dit hoofdstuk zal ik trachten te schetsen wat de ontwikkelingen zullen zijn in de

platformeconomie en of de uitspraak van Deliveroo II gevolgen zal hebben voor de andere platforms. Vervolgens zal de vraag of platforms wettelijk gereguleerd moeten worden aan de orde komen. Een mogelijke oplossing is dat er een tussencategorie komt zoals in Engeland is. De afsluitende vraag is of artikel 7:610 BW in de huidige vorm werkbaar is in de huidige, veelzijdige en flexibele arbeidsmarkt, waarvan platformarbeid slechts een van de vele exponenten is.

4.1 De gevolgen van de Deliveroo II uitspraken voor de platforms

Het directe gevolg van de Deliveroo II uitspraak voor Deliveroo is dat de riders van Deliveroo recht hebben op een arbeidsovereenkomst. Deliveroo heeft gezegd tegen de beslissing hoger beroep aan te tekenen. Deliveroo stelt dat deze uitspraak de “vrijheid zou

(38)

wegnemen die de fietskoeriers nu hebben en waarderen, om te werken waar en wanneer zij willen”. Ook stelt het bedrijf dat er “feitelijke onjuistheden en aannames” in het vonnis zijn

opgenomen. Deliveroo stelt dat de riders in volledige vrijheid hun eigen keuze bepalen.78 Als Deliveroo weigert de bezorgers als werknemer te behandelen, kunnen zij met deze uitspraak in de hand alsnog bij de rechter de naleving van werkgeversverplichtingen

vorderen. Een gevolg van deze uitspraak zou kunnen zijn dat het verdienmodel, gebaseerd op informatietechnologie en het partnership van de riders met goedkoop en onbeschermd werk, in gevaar zou kunnen komen.

De consequenties voor de overige platforms die met ‘opdrachtnemers’ werken zijn nog niet duidelijk. De platforms verschillen onderling zowel in contractvorm als in werkwijze. Ook de holistische weging uit Groen-Schoevers maakt de kwalificatie er niet eenvoudiger op. Op het eerste gezicht twee identieke contracten kunnen door verschillen in de feitelijke uitvoering tot verschillende kwalificaties leiden.

Roozendaal zegt dan ook terecht dat nu Deliveroo door de rechter is aangemerkt als

werkgever dit niet wil zeggen dat andere platforms ook dit lot zullen ondergaan.79 De rechter deed in 2019 uitspraak bij de zaak van FNV tegen Helpling. De FNV was van mening dat Helpling in feite een werkgever is en niet enkel een digitaal prikbord. De rechter ging daar niet in mee en overwoog dat Helpling wel meer is dan een prikbord. Helpling speelt een bemiddelende rol tussen schoonmaker en eindconsument, maar de vereiste gezagsverhouding tussen Helpling en de schoonmaker ontbreekt. Er is dus geen sprake van een

arbeidsovereenkomst.80

Er is wel sprake van een overeenkomst van opdracht tussen Helpling en de schoonmakers. De rechter oordeelt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de schoonmaker en de eindconsument.

4.1.1 Moeten de platforms wettelijk gereguleerd worden? 78

nl.deliveroo.newsroom, 2019.

79

Nu.nl, 15 januari 2019.

80

Rb. Amsterdam 1 juli 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:4546.

(39)

Hoewel het aantal platformwerkers nog relatief klein is (zie paragraaf 1.1), is de groeipotentie enorm. In een rapport van de ING wordt in een extreem scenario rekening gehouden met een groei van een miljoen extra zelfstandige platformwerkers in de nabije toekomst.81 Hoewel er vaak gezegd wordt dat de platformwerkers hoofdzakelijk jong zijn, het werk als bijbaan zien en slechts een aantal uren per week werken, laat het onderzoek van de SEO zien dat meer dan de helft van de ondervraagde werkers het werk nodig heeft om maandelijks rond te komen.82 In zijn initiatiefnota “Herovering van de platformeconomie” stelt Tweede Kamerlid van Dijk (PvdA) dat de zelfstandige platformwerkers bescherming ontberen tegen ziekte,

arbeidsongeschiktheid en inkomensverlies. Dit geeft deze werkers niet alleen veel

onzekerheid, maar ondermijnt ook de onderhandelingspositie van andere werknemers en de concurrentiepositie van andere bedrijven die met werknemers ondernemen. Het gevolg is dat het hele stelsel van sociale zekerheden onder druk komt te staan.83

Een interessant punt dat hij aansnijdt is dat de rechtsgang die naleving zou moeten opleveren in de praktijk niet begaanbaar of effectief is. Dit heeft te maken met de zwakke

maatschappelijke positie van veel platformwerkers, waar ik het in het derde hoofdstuk al over had. De werkers lopen, als ze procederen tegen hun “opdrachtgever”, het risico geen werk meer te krijgen.84

Van Dijk zoekt de oplossing in bewijstechnische richting. Hij pleit ervoor de bewijslast om te draaien; een platform moet aantonen dat er zelfstandigheid is, anders is de werker per

definitie een werknemer. Hij haalt Risak aan die voorstelt een Europese richtlijn voor platformarbeid te maken. Het platform is een werkgever als het aan bepaalde voorwaarden voldoet, waaronder:

 Het platform oefent invloed uit op wie al dan niet toegang heeft tot het platform;

81

Blom, ING.nl 2018. 82

Ter Weel e.a. 2018, p. 35. 83

Van Dijk, Pvda.nl 2019. 84

Boonstra, NRC.nl 2017.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit wil niet zeggen dat er in Zuid-Limburg helemaal geen geschikte ei-afzetplekken voor de Keizersmantel aanwezig zijn, maar wel dat er onvoldoende geschikte plekken zijn voor

Ze heeft nog wel telefonisch contact gehad met een leidinggevende van de corporatie die zou hebben aangegeven dat het inderdaad kan zijn, dat zij haar niet in aanmerking

The project is carried out using expertise from the ICES Study Group for Collection of acoustic data from fishing vessels; from the Rastrillo, project which

Indien de systeemäebruiker deze vraaä bevesti- gend beantwoordt» wordt teruä äespronäen naar het beäin van INPUTCIc BiJ een ontkennend antwoord wordt INPUTCI verlaten.!. wordt aan

Er werden geen weekhuidmijten (Tarsonemidae) gevonden, wel diverse soorten onschadelijke mijten en enkele niet plant parasitaire aaltjes.... resultaten bemonstering planten

Road and Rail Infrastructure I I, Proceedings of the Conference CeTRA 2012 ediTed by Stjepan Lakušić iSbN 978-953-6272-50-1 PubliShed by Department of Transportation Faculty of

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Smallstonemediasongs.com printed & distributed by KoormuziekNL, Dordrecht - www.koormuziek.nl Vermenigvuldigen van deze bladmuziek zonder toestemming van de uitgever is