• No results found

Mobiele waterzuivering glastuinbouw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mobiele waterzuivering glastuinbouw"

Copied!
56
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Mobiele waterzuivering glastuinbouw

Rapport GTB-1424 Jim van Ruijven1, Erik van Os1, Peter Vermeulen1-2

(2)

Referaat

Mobiele zuivering is één van de vier opties om te voldoen aan de zuiveringsplicht per 1-1-2018. Afhankelijk van de hoeveelheid lozingswater, toekomststrategie en investeringsruimte kan mobiele zuivering een interessante optie zijn. De hoeveelheid lozingswater varieert afhankelijk van de teelt, waterstrategie en kwaliteit gietwater en ligt bij de onderzochte bedrijven tussen 122 en 3.340m3/ha/jaar. Ongeveer 65% van de bedrijven loost minder dan 600m3/ha/jaar. De nadruk van de lozingen ligt in de zomer, omdat de filters dan vaak gespoeld worden en de kwaliteit van het gietwater zorgt voor de meeste incidentele lozingen. Op basis van de onderzochte bedrijven kan de sector opgedeeld worden in vier groepen qua lozingsintensiteit, die allen een kwart van het areaal beslaan: 4, 7.5, 12.5 en 40m3/ha/week. Met name voor bedrijven met weinig lozingswater per week en met een klein oppervlak (en weinig investeringsruimte) is mobiele zuivering een interessante oplossing. Als voor alle bedrijven het lozingsvolume gehalveerd wordt, wordt het voor veel meer bedrijven interessant om te kiezen voor de optie mobiele waterzuivering. Het potentieel totaal te zuiveren volume water wordt hierdoor kleiner, maar het potentieel aantal bedrijven neemt toe. De mobiele installatie moet een goedkeuring van de Beoordelingscommissie Zuiveringsinstallaties Glastuinbouw hebben voor 95% zuivering en moet de gezuiverde hoeveelheid registreren voor handhavingsdoeleinden.

Abstract

Application of a mobile unit for discharge water purification is one of four options to apply to the purification obligation per 1-1-2018. Depending on the amount of discharge, future water strategy and investment options, mobile purification can be an interesting option. The amount of discharge water varies with crop, irrigation strategy and quality of the irrigation water and is between 122 and 3.340m3/ha/year for surveyed companies. About 65% of greenhouse companies discharges <600m3/ha/year. Discharge peak is during summer, as filters are rinsed more often and quality of irrigation water is low. Based on surveyed companies, the sector can be split in four groups for discharge intensity, which are all a quarter of the total production area: 4, 7.5, 12.5 and 40m3/ ha/week. Mobile purification is mainly interesting for small companies and companies with little discharge water. If companies halve their amount of discharge water due to the upcoming legislation, mobile purification becomes interesting for a lot more companies. The potential volume to be treated will then decrease. Mobile units need to have an approval for 95% purification from the Assessment Committee Greenhouse Water Purification and have to register the amount of water treated.

Rapportgegevens

Rapport GTB-1424

Projectnummer: 3742218300 DOI nummer: 10.18174/415363

Dit project / onderzoek is mede tot stand gekomen door de bijdrage van Ministerie van Infrastructuur en Milieu en Stowa (Stimuleringsbudget Emissiebeperking Glastuinbouw).

Disclaimer

© 2017 Wageningen Plant Research (instituut binnen de rechtspersoon Stichting Wageningen Research), Postbus 20, 2665 MV Bleiswijk, Violierenweg 1, 2665 MV Bleiswijk, T 0317 48 56 06, F 010 522 51 93, E glastuinbouw@wur.nl, www.wur.nl/plant-research. Wageningen Plant Research.

Wageningen University & Research, BU Glastuinbouw aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Adresgegevens

(3)

Inhoud

Samenvatting 5 1 Introductie 7 1.1 Achtergrond 7 1.2 Probleemstelling 9 1.3 Doelstelling 9

1.4 Definitie mobiele zuiveringsinstallatie 9

1.5 Projectopzet 9

1.6 Projectpartners en financiers 9

2 Infrastructuur teeltbedrijven 11

2.1 Aanpak 11

2.2 Huidige situatie infrastructuur 11

2.3 Infrastructuur voor mobiele zuivering 13

2.3.1 Situatie 1: geen rioolaansluiting 13

2.3.2 Situatie 2: met rioolaansluiting 14

2.3.3 Situatie 3: met rioolaansluiting en telemetrie 15

2.3.4 Checklist voor mobiele zuiveraars en telers 16

2.4 Te zuiveren lozingswater 16

2.4.1 Lozingswater geïnterviewde bedrijven 16

2.4.2 Lozingswater bedrijven Quickscan Delfland 19

2.4.2.1 Jaarvolumes 19

2.4.2.2 Frequentie week volumes 20

3 Marktanalyse 25

3.1 Opties 1-1-2018 25

3.2 Marktpotentieel mobiele zuivering 25

3.2.1 Grootte en ligging bedrijfslocaties 26

3.2.2 Lozingsvolume per week en jaar 27

3.2.3 Halvering lozingsvolume per bedrijf 29

3.3 Zuiveringsopties 31 4 Mobiele installaties 33 4.1 Business model 33 4.1.1 Bediening systeem 33 4.1.2 Andere waterstromen 34 4.1.3 Contractvorm 34

4.2 Eisen aan mobiele systemen 34

4.3 Kosten mobiele zuivering 35

4.4 Kosten lozing 36

5 Conclusies en aanbevelingen 37

5.1 Conclusies 37

(4)

Literatuur 41

Bijlage 1 Definities watersysteem 43

(5)

Samenvatting

Achtergrond

Gewasbeschermingsmiddelen (GBM) blijken in het oppervlaktewater in glastuinbouwgebieden in

normoverschrijdende concentraties voor te komen (Rijksoverheid, 2013c). Deze middelen blijken met name via lozing van drain- en filterspoelwater in het oppervlaktewater terecht te komen. In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken deze overschrijdingen terug te dringen, door per 1 januari 2018 al het lozingswater dat het bedrijf verlaat waar GBM in kunnen zitten te zuiveren met een installatie die ten minste 95% van deze middelen kan verwijderen. Telers kunnen op de volgende vier manieren voldoen aan de verplichting:

1. Volledig gesloten telen (nul-lozing). 2. Individuele zuivering.

3. Collectieve zuivering. 4. Mobiele zuivering.

Aan de eerste drie opties is in voorgaand onderzoek al gewerkt (Van Os et al. 2016; Van

Ruijven et al. 2013;2014;2016; Vakblad voor de Bloemisterij, 2017). Doel van dit onderzoek is het ontwikkelen van een methode waarmee telers zonder of met slechts een kleine investering toch hun lozingswater kunnen zuiveren. Hiervoor wordt gekeken naar de toepassing van een mobiele installatie die op aanvraag naar telers toe kan om het lozingswater volgens de wettelijke eisen te zuiveren.

Inventarisatie lozingsvolume en infrastructuur

Er is een inventarisatie uitgevoerd naar de waterinfrastructuur en opslagcapaciteit op praktijkbedrijven met substraatteelten. Steeds meer bedrijven zijn voor lozingen aangesloten op de bestaande vuilwater riolering, waarbij rekening gehouden moet worden met een maximaal lozingsdebiet van 0.5m3/ha/uur. Telers hebben een rioolbuffer van 10-20m3/ha om de lozingscapaciteit te kunnen matchen met het maximale lozingsdebiet op de riolering. Vaak wordt deze rioolbuffer door het bevoegd gezag geleegd op de riolering op het moment dat er capaciteit beschikbaar is (telemetrie). In dat geval mag in de rioolbuffer alleen gezuiverd water worden opgeslagen. Voor opslag van het te zuiveren water voor lozing kan een extra buffer neergezet worden, maar kan ook gebruik gemaakt worden van de beschikbare vuil drainwater buffer als dit geen beperkingen oplegt aan de teelt. Indien niet op het vuilwater riool geloosd kan worden, is er in principe geen beperking op de lozingscapaciteit op het oppervlaktewater. Een mobiele zuiveringsinstallatie kan in deze situatie dus direct lozen op het oppervlaktewater en een teler heeft geen buffer voor het behandelde water nodig. Het bevoegd gezag mag met maatwerk wel beperkingen opleggen.

De hoeveelheid lozingswater is sterk afhankelijk van de toegepaste strategie van de teler, het gewas, maar ook het gebruikte gietwater en loopt uiteen van 122-3.340m3/ha/jaar, waarbij 65% van de onderzochte bedrijven maximaal 600m3/ha/jaar loost. De nadruk van de lozingen ligt in de zomer, omdat dan het meeste water wordt gebruikt. In deze periode komt het meeste filterspoelwater vrij (wordt vaak geloosd) en raakt de voorraad met goede kwaliteit gietwater langzaam uitgeput. Mindere kwaliteit gietwater kan zorgen voor ophoping van natrium met een incidentele lozing als gevolg. Verder zijn het begin van de teelt en de teeltwisseling piekmomenten voor lozingen. In het rapport zijn lozingspatronen voor verschillende teeltbedrijven opgenomen.

Marktpotentieel mobiele zuivering

Het marktpotentieel voor mobiele zuiveringsinstallaties is onderzocht voor de huidige lozingshoeveelheden en voor de situatie dat de huidige lozingshoeveelheden onder invloed van de verplichte toepassing van zuiveringstechniek halveren. Bedrijven met locaties groter dan 5 ha zullen vrijwel zeker zelf investeren in zuivering, omdat ze de financiële mogelijkheden hebben en het voordeliger is zelf te investeren en niet afhankelijk te zijn van anderen. Afhankelijk van de strategie rond het lozen van afvalwater zullen er ook in deze categorie bedrijven zijn waarvoor mobiele zuivering een interessant concept kan zijn. Van de groep van 3 tot 5 ha, 469 bedrijven, zal ook een deel van de bedrijven om deze redenen zelf investeren. Voor de groep van 2.103 bedrijven kleiner dan 0,75 ha is zelf investeren in zuivering (Buurma, 2015) gezien de hoge kosten geen optie. Hetzelfde geldt voor de 876 bedrijven met een oppervlakte tussen 0,75 en 1,5 ha en een deel van de 865 bedrijven met een oppervlakte tussen 1,5 en 3 ha. Voor deze groepen is er de keuze dat ze zich hebben aangesloten bij een zuiveringscollectief, als die in de buurt is gestart, of gebruik te maken van mobiele zuivering.

(6)

Op basis van een steekproef onder glastuinbouwbedrijven is een inschatting gemaakt voor de hoeveelheid water die geloosd wordt. De bedrijven zijn gesorteerd naar lozingsintensiteit en opgedeeld in vier groepen die elk 25% van het areaal beslaan, die circa 4, 7.5, 12.5 en 40m3/ha/week lozen. Op basis van deze inschatting wordt in totaal 160.000m3/week en ruim 8 miljoenm3/jaar door de glastuinbouw geloosd. Circa 3.300 bedrijven loost 20m3/week of minder, samen 2.770 ha teeltareaal. Een deel van deze groep zal gaan meedoen met een zuiveringscollectief. Circa 800 bedrijven met een lozing van 20-50m3/week, met 2.750 ha, en circa 340 bedrijven lozen 50-100m3/week met 1.620 ha, waarvan ook een deel gebruik zal maken van mobiele zuivering. Circa 360 bedrijven (2.750 ha) loost meer dan 100m3/week en heeft zoveel lozingswater dat waarschijnlijk zelf geïnvesteerd wordt in zuivering.

Als voor alle bedrijven het lozingsvolume gehalveerd wordt, wordt het voor veel meer bedrijven interessant om te kiezen voor de optie mobiele waterzuivering. Het potentieel totaal te zuiveren volume water wordt hierdoor kleiner, maar het potentieel aantal bedrijven neemt toe.

Mobiele zuiveringssystemen

Mobiele zuiveringssystemen kunnen op verschillende manieren worden ingezet:

In het maken van een business model kan met een aantal dingen rekening gehouden worden:

Bemande of onbemande installatie: een bemande installatie zal een grotere capaciteit moeten hebben om zoveel mogelijk bedrijven per tijdseenheid te kunnen voorzien, omdat de personele kosten een heel groot deel van de kosten uitmaken. Een onbemande installatie kan ook een kleine capaciteit hebben en langere tijd op het bedrijf staan. De loonwerker zal dan meerdere installaties hebben die tegelijkertijd bij verschillende telers actief zijn. Eén operator is dan verantwoordelijk voor meer installaties tegelijk.

24 uur per dag of alleen kantooruren: voor een installatie die 24 uur per dag aan het werk is moet de loonwerker het bedrijf van de teler kunnen betreden of alles via aansluitingen buiten het bedrijf kunnen regelen. De

installatie moet hiervoor in hogere mate zelfvoorzienend zijn dan wanneer alleen tijdens kantooruren wordt gewerkt.

• Naast zuiveren lozingswater ook andere waterstromen behandelen: bedrijfshygiëne wordt voor deze toepassing nog belangrijker, omdat nu behandeld water weer teruggebracht wordt in het teeltproces. Introductie van pathogenen vanaf andere bedrijven is een risico.

Er zijn een aantal eisen aan toepassing van mobiele zuiveringssystemen:

• Goede bedrijfshygiëne om verspreiding pathogenen tussen bedrijven te voorkomen.

• Zuiveringsrendement van 95% moet gehaald zijn, aangetoond met een goedkeuring door de BZG.

• Registratie van de behandelde hoeveelheid water en de toegepaste instellingen van de techniek, inzichtelijk voor handhavers.

(7)

1

Introductie

1.1

Achtergrond

Het oppervlakte- en grondwater van de lidstaten van de Europese Unie had in 2015 in een goede chemische en ecologische toestand moeten zijn (Kaderrichtlijn Water, 2000/60/EG). Nederland heeft hiervoor een maximale uitstel van twee termijnen van 6 jaar verkregen, tot uiterlijk 2027. Metingen laten zien dat de kwaliteit van het oppervlaktewater in glastuinbouwgebieden door lozingen en lekkages te wensen overlaat en dat hier grote verbeteringen noodzakelijk zijn. De sector heeft daarom afgesproken met de Nederlandse overheid dat de sector in 2027 (nagenoeg) emissieloos moet zijn, door een stapsgewijze afbouw van de toegestane hoeveelheid lozingswater (opgenomen in Activiteitenbesluit 2013; Rijksoverheid, 2013a). Vanaf 2013 wordt de toegestane hoeveelheid lozingswater, uitgedrukt in de geloosde hoeveelheid stikstof (nitraat en ammonium) per hectare per jaar, in blokken van drie jaar steeds verder verlaagd. Deze emissienormen voor stikstof (Rijksoverheid, 2013b) gelden zowel voor directe lozing op het oppervlaktewater als voor indirecte lozing op het oppervlaktewater via de riolering. Hierbij wordt er van uitgegaan dat tegelijkertijd met de afname van de geloosde hoeveelheid stikstof, ook de overige nutriënten, sporenelementen en gewasbeschermingsmiddelen (GBM) minder geloosd worden. Ieder gewas heeft eigen eisen aan de maximale hoeveelheid te lozen stikstof, afhankelijk van de vastgestelde uitgangssituatie bij aanvang van dit traject (Figuur 1).

0

50

100

150

200

250

300

350

kg

/h

a/

jaar

Emissienorm stikstof substraatteelten

phalaenopsis, overige potorchidee gerbera, roos,

uitgangsmateriaal groenten Aardbei, aubergine, paprika komkommer, potplant, uitgangsmateriaal sierteelt, overig sierteelt

Tomaat, kruiden

tulp, eenjarige zomerbloeiers orchidee (cymbidium) Anthurium, kuipplanten, perkplanten

overige groenten

Figuur 1 Emissienormen stikstof voor alle op substraat geteelde gewassen, afbouwend naar een nulemissie in

(8)

Uit het rapport van het ministerie van Economische Zaken ‘Gezonde Groei, Duurzame Oogst’, Tweede Nota Duurzame Gewasbescherming periode 2013-2023 (Rijksoverheid, 2013c) blijken overschrijdingen van de normen voor gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater voor te komen. Deze middelen blijken vooral via lozingen van drainwater en filterspoelwater in het oppervlaktewater terecht te komen. Om deze overschrijdingen terug te dringen, is een Hoofdlijnenakkoord afgesloten tussen LTO Glaskracht (namens de hele glastuinbouw sector), Nefyto, Unie van Waterschappen, Vereniging Nederlandse Gemeenten, College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, Ministerie van Economische Zaken en Ministerie van Infrastructuur & Milieu om deze overschrijdingen terug te dringen (Hoofdlijnenakkoord, 2015). In dit akkoord is afgesproken dat alle glastuinbouw bedrijven het water dat het bedrijf verlaat waar GBM in aanwezig kunnen zijn, gezuiverd wordt met een installatie die ten minste 95% zuivering haalt. Deze generieke verplichting geldt vanaf 1 januari 2018, voor alle telers die GBM toepassen in de teelt, ook middelen die zijn toegelaten in de biologische teelt.

Telers kunnen op de volgende vier manieren voldoen aan de verplichting: 1. Volledig gesloten telen (nul-lozing).

2. Individuele zuivering. 3. Collectieve zuivering. 4. Mobiele zuivering.

De eerste mogelijkheid is het aanpassen van de huidige teeltstrategie waarin geloosd wordt, naar een teeltstrategie waarbij al het water dat vrijkomt bij de teelt en GBM kan bevatten weer wordt opgevangen en hergebruikt in de teelt. Met deze strategie wordt direct ook voldaan aan de eisen voor een (nagenoeg) emissieloze teelt voor 2027 (Rijksoverheid, 2013b). Een tweede mogelijkheid is het toepassen van een vaste zuiveringsinstallatie op elke individueel bedrijf. Deze installatie dient al het lozingswater uit de teelt waar mogelijk GBM in zitten, te behandelen met een zuiveringsrendement van minimaal 95%. Bij de derde mogelijkheid wordt het lozingswater van verschillende bedrijven verzameld op een centraal punt, waar dan met een zuiveringstechniek de GBM worden verwijderd. De laatste mogelijkheid is het toepassen van een mobiele zuiveringsinstallatie, die op afroep langskomt voor het uitvoeren van de zuivering van het tijdelijk opgeslagen lozingswater.

Voor de strategieën 2, 3 en 4 is het noodzakelijk dat installaties gebruikt worden waarvan is aangetoond en vastgelegd dat ze bij de juiste instellingen in staat zijn om GBM met een zuiveringsrendement van 95% te verwijderen. Een samenwerkingsverband tussen overheden (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Ministerie Economische Zaken/NVWA, Unie van Waterschappen), de sector (LTO Glaskracht Nederland), gewasbeschermingsmiddelenindustrie (Nefyto) en onderzoek (Wageningen University and Research, Business Unit Glastuinbouw) heeft systematiek opgesteld om vast te stellen welke techniek toegepast kan worden om een zuiveringsrendement van 95% te halen. In deze systematiek moeten installaties door een onafhankelijke onderzoekspartij getest worden volgens een standaard meetprotocol (Rijksoverheid, 2016a), waarna een onafhankelijke commissie (Beoordelingscommissie Zuiveringsinstallaties Glastuinbouw, BZG) bepaalt of de test goed is uitgevoerd en de werking van de installatie voldoende is geborgd door controleparameters en een goed onderhoudsplan. Toeleveranciers laten hun installatie eenmalig testen, waarna de installatie bij goedkeuring op een positieve lijst komt te staan (Rijksoverheid, 2016b). Telers voldoen aan de generieke zuiveringsplicht indien zij een installatie op het bedrijf hebben staan die op deze positieve lijst staat et al. het lozingswater bij de juiste instellingen van de techniek behandeld wordt.

Mobiele zuiveringsinstallaties zijn nog niet voorhanden, maar kunnen gebruik maken van vergelijkbare

technieken als die geschikt zijn voor individuele bedrijven. Ook de mobiele installaties moeten goedgekeurd zijn volgens de beoordelingssystematiek zoals hierboven beschreven.

(9)

1.2

Probleemstelling

In eerder onderzoek is gewerkt aan technieken die geschikt zijn voor toepassing op individuele bedrijven (Van Ruijven et al. 2013;2014;2016) en aan emissieloze teeltsystemen (Van Os et al. 2016). Inmiddels zijn verschillende zuiveringsinstallaties goedgekeurd door de BZG, zodat telers kunnen kiezen voor een installatie op het individuele bedrijf (Rijksoverheid, 2016b). Zuiveringscollectieven zijn aangemeld bij het bevoegd gezag en werken nu aan de invulling van de zuiveringsvraag (zie bijvoorbeeld Vakblad voor de Bloemisterij, 2017). Mobiele zuiveringsinstallaties zijn nog niet beschikbaar, maar lijken potentie te hebben om een groot deel van het glastuinbouw areaal te bedienen.

1.3

Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is het ontwikkelen van een methode waarmee telers zonder of met slechts een kleine investering toch hun lozingswater kunnen zuiveren. Hiervoor wordt gekeken naar de toepassing van een mobiele installatie die op aanvraag naar telers toe kan om het lozingswater volgens de wettelijke eisen te zuiveren.

1.4

Definitie mobiele zuiveringsinstallatie

Een mobiele zuiveringsinstallatie is een verplaatsbare installatie die gebruikt kan worden om op meerdere locaties op afroep lozingswater te ontdoen van GBM, vóór lozing op riool of oppervlaktewater volgens gestelde normen (95% verwijdering van de werkzame stoffen uit Standaard Water, vastgesteld volgens meetprotocol zuiveringsinstallaties glastuinbouw; Rijksoverheid, 2016a). Overige definities van onderdelen van het watersysteem zijn beschreven in Bijlage 1.

1.5

Projectopzet

Het project is gestart met een verkenning uitgevoerd naar de situatie van teeltbedrijven in de praktijk (Hoofdstuk 2): hoe ziet het watersysteem eruit, hoeveel water wordt er geloosd en hoe zijn de lozingen verspreid over het jaar.

Vervolgens is de marktpotentie van een mobiel zuiveringsconcept in vergelijking met individuele zuivering van lozingswater onderzocht (Hoofdstuk 3). Hiervoor is een inschatting gemaakt van het aantal bedrijven waarvoor mobiele zuivering een interessante oplossing kan zijn en daarmee van de hoeveelheid lozingswater die jaarlijks door mobiele zuiveringsinstallaties gezuiverd kan gaan worden.

Vanuit de huidige situatie op veel teeltbedrijven zijn ontwerpen gemaakt voor de benodigde infrastructuur voor toepassing van mobiele zuiveringsinstallaties (Hoofdstuk 4).

1.6

Projectpartners en financiers

In het project wordt gewerkt met twee consortia van bedrijven, die op basis van de resultaten van de situatie op teeltbedrijven en de marktpotentie een mobiele zuiveringsinstallatie zullen ontwerpen en bouwen:

• Agrozone BV (techniekleverancier) en Van Eck Bedrijfshygiëne (loonwerker)

• Xylem Water Solutions (techniekleverancier), Marel Loonwerk (loonwerker) en Nic Scholtes Loonbedrijf (loonwerker)

(10)

Het project is gefi nancierd door Stichting emissiebeperking glastuinbouw vanuit Stowa en door het Ministerie van Infrastructuur & Milieu.

(11)

2

Infrastructuur teeltbedrijven

2.1

Aanpak

Er is een inventarisatie uitgevoerd naar de waterinfrastructuur en opslagcapaciteit op praktijkbedrijven met substraatteelten. In totaal zijn 10 glastuinbouwondernemers geïnterviewd met samen 18 kassen op 14 locaties. Voor de spreiding van de hoeveelheid lozingswater over het jaar, is naast het interview met

bovengenoemde bedrijven (anoniem) gebruik gemaakt van gegevens van de ‘Quickscan Glastuinbouw Delfland’ (Hoogheemraadschap Delfland & LTO Glaskracht Nederland, 2015) in twee tuinbouwgebieden, waarin is

gemonitord hoeveel water de bedrijven op de riolering hebben geloosd.

2.2

Huidige situatie infrastructuur

Samen hebben de bedrijven uit de interviews 96 ha glas, waarvan afgerond 58 ha met tomaat, 2 ha aardbeien, 4 ha met rozen, 5 ha met potplanten en 27 ha met paprika. Met uitzondering van de potplanten die op een betonvloer geteeld worden, wordt op alle andere bedrijven op hangende goten geteeld, op één locatie liggen de goten op de grond.

Van 42 van de 65 bedrijven uit de quickscan bleken de lozingsgegevens betrouwbaar, met samen 81.4 ha kas, variërend in afmeting van 0.7 – 7 hectare. Van deze groep hebben 22 bedrijven aangegeven geen drainwater, maar wel filterspoelwater te lozen. Dertien bedrijven loosden zowel drainwater als filterspoelwater. Van vijf bedrijven is de lozingsstrategie niet bekend, twee bedrijven telen niet op substraat.

Steeds meer glastuinbouwbedrijven worden door het bevoegd gezag (gemeente of waterschap) aangesloten op de algemene vuilwaterriolering voor het lozen van afvalwater. Lozen van afvalwaterstromen op het oppervlaktewater is alleen toegestaan als de capaciteit van het vuilwaterriool volledig is benut of als geen aansluiting op het vuilwaterriool of zuiveringstechnisch werk aanwezig is en binnen 40 meter niet kan worden aangesloten (zie voor meer informatie www.activiteitenbesluitagrarisch.nl/glastuinbouwbedrijf). De maximale capaciteit voor het lozen op het vuilwaterriool door glastuinbouw bedrijven is 0,5m3/ha/uur (Gemeente Westland, 2007) en wordt landelijk ook gebruikt als norm (pers. comm. J. Timmermans, Waterschap Limburg). Indien niet op het vuilwater riool geloosd kan worden, is er in principe geen beperking op de lozingscapaciteit op het oppervlaktewater. Het bevoegd gezag mag met maatwerk wel beperkingen opleggen.

In een aantal regio’s wordt de beschikbare capaciteit van het vuilwaterriool ingevuld door het bevoegd gezag met behulp van telemetrie, zoals in de gemeente Westland. Dit systeem wordt gebruikt om de capaciteit van het riool zo optimaal mogelijk te gebruiken. Het lozingswater van de glastuinbouwbedrijven moet worden opgeslagen in een rioolwaterbuffer. In deze buffer zit een niveaumeter, waar het bevoegd gezag van afstand aan kan zien hoe vol de buffers van alle bedrijven zijn. Wanneer er capaciteit op het vuilwater riool beschikbaar is, wordt van de bedrijven met de hoogste vulgraad van de buffers het water in het riool gepompt. De teler heeft hiermee geen invloed op het moment van legen van de rioolwaterbuffer.

In Figuur 2 is een overzicht gegeven van een veel voorkomende situatie met buffers op teeltbedrijven en de waterstromen van en naar die buffers. Het drainwater uit de kas wordt opgevangen en gefilterd en vervolgens opgeslagen in een vuil drainwatertank. Als een teler gebruik maakt van een ontsmetter, dan wordt het water na ontsmetten opgeslagen in een schoon drainwater buffer. Van hieruit worden de juiste meststoffen weer aan het water toegevoegd, voor hergebruik van het water in de kas. Telers lozen op twee verschillende manieren water: frequent kleine beetjes, bijvoorbeeld via het filterspoelwater, of incidenteel grotere hoeveelheden vanuit de vuil drain buffer. Incidentele lozingen worden bijvoorbeeld uitgevoerd bij te hoge concentraties natrium in het gietwater, (angst voor) groeiremming of ziektes. Filterspoelwater wordt bijvoorbeeld geloosd om ophoping van natrium te voorkomen of een deel van het water te verversen.

(12)

Ontsmetting Riool buffer Vuil drain buffer Schoon drain buffer Filtratie Drainwater Incidenteel, grotere hoeveelheid Frequent, kleine hoeveelheid Gietwater Naar riool a. Ontsmetting Vuil drain buffer Schoon drain buffer Filtratie Drainwater Incidenteel, grotere hoeveelheid Frequent, kleine hoeveelheid Gietwater Naar oppervlaktewater b.

Figuur 2 a. Situatie bij lozing op riolering; b. Situatie bij lozing op oppervlaktewater.

Bij lozing naar het riool is door de beperkte afvoercapaciteit in die gevallen meestal een extra buffer nodig (rioolbuffer). Als geen systeem van centrale aansturing van de lozing via telemetrie aanwezig is, dan is een rioolbuffer niet noodzakelijk, dan kan ook vanuit de vuil drain buffer geloosd worden. Bij lozing op

oppervlaktewater is geen extra buffer nodig, omdat er in principe geen beperking is op de lozingscapaciteit. In Tabel 1 is de afmeting van de verschillende buffers bij de deelnemende bedrijven weergegeven.

(13)

Tabel 1

Aanwezigheid en afmeting diverse buffertanks op 14 bedrijfslocaties (m3/ha).

locatie Gewas Oppervlak (ha)

Vuil drainwater Rioolwater Schoon water m3 m3/ha m3 m3/ha m3 m3/ha

1 tomaat 9.5 320 34 100 11 1000 105 2 tomaat 4 180 45 0 - 160 40 3 aardbei 2 100 50 35 18 120 60 4 tomaat 4.4 124 28 75 17 124 28 5 tomaat 24 680 28 0 - 680 28 6 tomaat 2.1 60 29 30 14 60 29 7 tomaat 14 177 13 177 13 177 13 8 paprika 11.2 290 26 40 4 300 27 9 paprika 3.5 150 43 50 14 150 43 10 roos 4.3 250 58 100 23 250 58 11 potplanten 4.7 189 40 0 - 189 40 12 paprika 4.9 100 21 0 - 0 -13 paprika 3.8 150 40 2 1 150 40 14 paprika 4 102 25 2 1 262 65

2.3

Infrastructuur voor mobiele zuivering

Voor het toepassen van zuiveringstechnologie in de vorm van een mobiele installatie zijn een aantal voorwaarden aan de infrastructuur van de teler, afhankelijk van zijn uitgangssituatie:

• Is er een aansluiting op riolering?

• Wordt er gebruik gemaakt van telemetrie voor het legen van de rioolwaterbuffer? • Welke buffers zijn beschikbaar?

2.3.1

Situatie 1: geen rioolaansluiting

Als er geen aansluiting is op de riolering, is er (normaal gesproken) geen beperking op de capaciteit (m3/uur) van lozing. De mobiele installatie kan in dat geval met onbeperkte capaciteit het water zuiveren, zolang binnen de voorwaarden van de goedkeuring van de installatie door de BZG wordt gebleven. De onbeperkte afvoer zorgt ervoor dat het niet noodzakelijk is om een buffer neer te zetten voor het opslaan van behandeld water. Wel moet er een buffer zijn waar onbehandeld te lozen water in wordt opgeslagen, zodat de mobiele installatie voor substantiële hoeveelheden lozingswater langs kan komen. Er kan ook voor gekozen worden om het te behandelen lozingswater op te slaan in de vuil drainwater buffer, als dit geen beperkingen voor de teelt oplevert. Op deze manier is geen extra buffercapaciteit nodig voor het toepassen van een mobiele zuiveringsinstallatie. Lozingswater en vuil drainwater kunnen dan niet gescheiden worden opgeslagen. In Figuur 3 is hiervan een overzicht gegeven.

(14)

Vuil drain water Schoon drain water Filtratie Filterspoelwater Incidentele lozing Naar kas Drainwater Naar oppervlaktewater Aanvoer Afvoer

M

ob

iel

e

zui

ve

ring

Buffer lozings water a. Ontsmetting Vuil drain water Schoon drain water Filtratie Filterspoelwater Incidentele lozing Naar kas Drainwater Naar oppervlaktewater Aanvoer Afvoer M ob iel e zui ve ring b. Ontsmetting

Figuur 3 Scenario’s voor toepassing mobiele zuivering op lozing naar oppervlaktewater a. met of b. zonder

installatie van extra buffer voor te behandelen lozingswater.

2.3.2

Situatie 2: met rioolaansluiting

Als er wel een rioolaansluiting is op een teeltbedrijf, dan heb je altijd te maken met een beperkte capaciteit voor afvoer van lozingswater, 0.5m3/ha/uur. In een situatie waarin alleen een vuil drain tank aanwezig is, kan het te zuiveren lozingswater opgeslagen worden in deze vuil drain tank, als dit geen invloed heeft op het teeltproces. Lozingswater en vuil drainwater kunnen dan niet gescheiden worden opgevangen. De mobiele installatie kan het water dan uit deze tank halen en het dan met beperkte capaciteit afvoeren naar het riool. De installatie zal relatief veel tijd nodig hebben om een substantiële hoeveelheid lozingswater af te voeren. Door het plaatsen van een extra rioolwaterbuffer voor het opslaan van behandeld water, kan de installatie bij hoge capaciteit water uit de vuil drainwater tank pompen en behandeld af te voeren naar de rioolbuffer. Vanuit de rioolbuffer kan het water met een lage capaciteit worden afgevoerd naar het riool. Let op: er kan per keer niet meer water behandeld worden door de mobiele installatie dan de opslagcapaciteit van de rioolbuffer. In Figuur 4 is dit in een overzicht weergegeven. Vuil drain water Schoon drain water Filtratie Filterspoelwater Incidentele lozing Naar kas Drainwater Naar riolering Aanvoer Afvoer M ob iel e zui ve ring a. Ontsmetting Vuil drain water Schoon drain water Filtratie Filterspoelwater Incidentele lozing Naar kas Drainwater Naar riolering Aanvoer Afvoer M ob iel e zui ve ring b. Ontsmetting Riool buffer

Figuur 4 Scenario’s voor toepassing mobiele zuivering op lozing naar riool a. zonder of b. met installatie van

(15)

Als op het bedrijf naast de vuil drainwater tank nog een extra buffer aanwezig is, dan kan het lozingswater gescheiden opgevangen worden van het vuile drainwater voor hergebruik. Het proces voor het zuiveren van lozingswater heeft op deze manier geen invloed op het teeltproces. Zodra de extra buffer tank voor het lozingswater (bijna) vol is, komt de mobiele zuiveringsinstallatie voorrijden om het water te behandelen. Dan zijn er nog twee situaties mogelijk: a. het water wordt direct afgevoerd naar de riolering, waarbij rekening gehouden moet worden met de afvoercapaciteit op de riolering; of b. het behandelde water wordt opgeslagen in een rioolbuffer, van waaruit het te lozen water langzaam wordt afgevoerd naar het riool. De buffer voor te behandelen lozingswater en de rioolbuffer kunnen dezelfde afmeting hebben, zodat de mobiele zuiveringsinstallatie de volledige buffer voor lozingswater kan leegpompen in de rioolbuffer. In dat geval moet de rioolbuffer bij aanvang van het zuiveringsproces volledig zijn geleegd. Zie Figuur 5 voor een overzicht.

Vuil drain water Schoon drain water Filtratie Filterspoelwater Incidentele lozing Naar kas Drainwater Naar riolering Aanvoer Afvoer

M

ob

iel

e

zui

ve

ring

Buffer lozings water a. Ontsmetting Vuil drain water Schoon drain water Filtratie Filterspoelwater Incidentele lozing Naar kas Drainwater Naar riolering Aanvoer Afvoer

M

ob

iel

e

zui

ve

ring

Buffer lozings water b. Ontsmetting Riool buffer

Figuur 5 Scenario’s voor toepassing mobiele zuivering op lozing naar riool a. zonder of b. met installatie van

extra rioolbuffer voor behandeld lozingswater.

2.3.3

Situatie 3: met rioolaansluiting en telemetrie

In een aantal glastuinbouw gebieden kan de teler niet zelf bepalen wanneer er water op de riolering wordt geloosd. De capaciteit van de riolering is in die regio’s te krap bemeten om meerdere telers op een aftakking van de riolering tegelijkertijd te laten lozen. Om de capaciteit van het vuilwaterriool zo optimaal mogelijk te benutten, wordt een systeem van telemetrie ingezet: de rioolbeheerder heeft inzicht in de vulgraad van de rioolbuffers en stuurt vanaf afstand aan dat bij beschikbare capaciteit de meest urgente rioolbuffer als eerst geleegd wordt. In deze gebieden hebben alle telers die zijn aangesloten op de riolering een rioolbuffer op het bedrijf staan met een op afstand uitleesbare niveaumeting en een regelbare afsluiter.

Een mobiele zuiveringsinstallatie kan daarom in deze gebieden nooit direct lozen op de riolering, maar zal het gezuiverde water lozen op de rioolbuffer. Telers hebben geen invloed op het moment van legen van deze rioolbuffer, dus de rioolbuffer is niet altijd leeg op het moment dat een teler water uit het teeltsysteem kwijt moet. Dit is een beperking voor een mobiele zuiveringsinstallatie, die dan slechts een hoeveelheid water kan behandelen vanuit een vuil drain water tank/buffer voor lozingswater die past in de rioolbuffer.

Een voorbeeld van een regio waar dit systeem wordt toegepast is de gemeente Westland. De gemeente is de beheerder van het rioleringsstelsel en stuurt daarom het lozingsproces van de telers aan. Er is onderzocht of er mogelijkheden zijn om voorrang voor lozing te creëren voor telers waarbij een mobiele zuiveringsinstallatie langskomt, zodat de rioolbuffer voor aanvang van het proces volledig leeg is. In overleg met de gemeente Westland zijn echter geen mogelijkheden gevonden voor een aanpassing van het systeem voor telemetrie. Telers kunnen daarmee dus alleen water laten zuiveren met een mobiele zuiveringsinstallatie binnen de ruimte die ze hebben in de rioolbuffer. Plaatsen van een extra opslagtank vóór de rioolbuffer is ook mogelijk. Hiervoor zal voor aanvang van het zuiveringsproces de niveaumeting van de rioolbuffer moeten worden uitgelezen door de loonwerker en worden vastgesteld hoeveel water er behandeld kan worden.

(16)

2.3.4

Checklist voor mobiele zuiveraars en telers

Voordat overgegaan wordt tot een samenwerking tussen een mobiele zuiveraar en een teler, zullen een aantal vragen beantwoord moeten worden:

• Is er een rioolaansluiting? • Is er een rioolbuffer? • Hoe groot is de rioolbuffer?

• Hoeveel ruimte is er in de rioolbuffer?

• Is er een aparte buffer voor te behandelen lozingswater?

De antwoorden op deze vragen geven aan met welke capaciteit water door de mobiele zuiveringsinstallatie gezuiverd kan worden, waar het behandelde water naartoe moet worden afgevoerd, hoeveel water per keer dat de loonwerker langskomt maximaal kan worden gezuiverd.

2.4

Te zuiveren lozingswater

Telers kunnen meerdere redenen hebben om het water te lozen: • Ophoping natrium.

• (angst voor) uitvloeiers en andere stoffen in substraat bij start teelt. • Onbalans in nutriënten.

• Ziekten.

• (angst voor) groeiremming. • Filterspoelwater.

• Storingen ontsmetter. • Restwater einde teelt.

• Schoonmaakwater einde teelt.

Alle redenen kunnen voorkomen, maar komen niet per definitie voor bij iedere teler (zowel variërend in frequentie als volume). Voor bovengenoemde redenen voor lozing zijn de afgelopen jaren in het onderzoek oplossingen ontwikkeld om de lozing te voorkomen, die nu langzaam in de praktijk steeds meer worden toegepast (zie www.glastuinbouwwaterproof.nl).

Ook de frequentie van de lozingen verschilt. Sommige telers lozen frequent kleine hoeveelheden water, bijvoorbeeld door het lozen van filterspoelwater. Hierdoor wordt ophoping van stoffen in het recirculatiewater voorkomen en zal bijvoorbeeld de concentratie natrium in het gietwater niet te hoog worden. Andere

telers kiezen ervoor om incidenteel relatief grotere hoeveelheden te lozen, bijvoorbeeld als de concentratie natrium al vrij hoog is opgelopen, als groeiremming wordt waargenomen, of als er een storing is aan de ontsmettingsapparatuur. Dan wordt (een groot deel van) het vuile drainwater tegelijkertijd afgevoerd. Ook een aantal vaste momenten tijdens de teelt kunnen grote, incidentele lozingen tot gevolg hebben, zoals het eerste drainwater bij de start van de teelt of het restwater aan het einde van de teelt.

2.4.1

Lozingswater geïnterviewde bedrijven

In Tabel 2 is de lozingsstrategie van de onderzochte bedrijven weergegeven. Van de veertien bedrijven zijn er negen die het filterspoelwater lozen. Vier daarvan gebruiken bemest water om de filters mee te spoelen en zijn daarom verplicht om dit water te zuiveren. Als gespoeld wordt met schoon water (bassinwater, regenwater, osmosewater), dan hoeft dit water volgens het Hoofdlijnenakkoord (Hoofdlijnenakkoord, 2015) niet gezuiverd te worden. De meeste bedrijven geven verder aan dat er incidenteel drainwater geloosd wordt bij een te hoog natriumgehalte.

(17)

Tabel 2

Lozingsstrategie van de onderzochte bedrijven.

Locatie Gewas Type spoelwater

type filter Filterspoel rec. of lozen Max. Na conc. Lozing op Na? Overige lozing

1 tomaat drainwater Zand Lozen (1x/

week) 8-9 ja

2 tomaat drainwater SAF Recirculeren

(1x/week) 8-9 ja

3 aardbei drainwater Zand lozing (1x/

week, 5 min) 5 ja (4x/j)

4 tomaat drainwater Schijven Lozen (2x/

dag, 250L/ keer)

7.5-8 ja

reinigings-water druppelaars

5 tomaat bassinwater SAF Lozen (100

L/ha/dag) >10 nee

6 tomaat bassinwater Zand Lozen (1x/

dag, 8 min) 8 nee

7 tomaat bassinwater SAF Lozen

(druk-verschil) nvt nee

8 paprika drainwater SAF Lozen

(druk-verschil, 100 L/ha)

6 ja

9 paprika bassinwater Zand Lozen (na 8

draaiuren) 5 ja Vuil deel vuil draintank

10 roos bassinwater Zand Recirculeren

(1x/dag) 6 ja

11 potplanten drainwater Zand Recirculeren nvt nee

12 paprika dagvoorraad SAF Recirculeren

(op druk) 5 ja

13 paprika bassinwater Zand Lozen 5 ja

14 paprika bassinwater Zand Recirculeren 5 ja

Met het waterstromenmodel is met de gegevens van de bedrijven de hoeveelheid filterspoelwater vastgesteld. In Figuur 6 is de verdeling van de lozing van filterspoelwater over het jaar weergegeven, gemiddeld voor de acht onderzochte bedrijven die het filterspoelwater lozen. Hierbij is geen rekening gehouden met de bron van het filterspoelwater. In de zomerperiode wordt het meeste water rondgepompt door het watersysteem, waardoor op dat moment ook het meeste filterspoelwater wordt gecreëerd.

(18)

0.0 0.2 0.4 0.6 0.8 1.0 1.2 1.4 1.6 1.8 1 7 13 19 25 31 37 43 49 2 8 14 20 26 32 38 44 50 3 9 15 21 27 33 39 45 51 4 10 16 22 28 34 40 46 52 2011 2012 2013 2014 m 3.h a -1.w eek -1

Figuur 6 Verdeling van de lozing van filterspoelwater over het jaar (2011-2014), gemiddeld over de 8

onder-zochte bedrijven die filterspoelwater lozen.

Van twee bedrijven is de opgave van lozingen bij de Uitvoeringsorganisatie Integrale Milieu Taakstelling (UO) verkregen, van 1 bedrijf van 1 jaar, van een tweede bedrijf van 3 jaar. In Figuur 7 is de spreiding van de gerapporteerde lozingen per vier weken weergegeven. Voor bedrijf 2 lijkt de lozingshoeveelheid over het jaar behoorlijk constant te zijn en kan het bestaan uit alleen filterspoelwater. Uitzondering hierop is de lozing in periode 1, die mogelijk veroorzaakt is door het niet hergebruiken van het eerste water bij de start van de teelt. De lozingen bij bedrijf 1 lijken teveel om alleen filterspoelwater te zijn. Bovendien vinden ze pas vanaf periode 5 plaats (eind april), waardoor lozing om andere redenen logischer is dan lozing van filterspoelwater. Vanaf eind april kan de beschikbaarheid van regenwater als gietwater teruglopen en moet vaak worden overgeschakeld op water van minder goede kwaliteit (lees: met meer natrium). Bij oplopende concentraties natrium in het recirculatiewater wordt dan een relatief grotere hoeveelheid geloosd. In periode 13 ligt de kas leeg in verband met de teeltwisseling. De pieken in periodes 11 en 12 hebben waarschijnlijk te maken met de teeltwisseling.

(19)

0

10

20

30

40

50

60

70

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10 11 12 13

m

3

/ha

Bedrijf 1 2012

Bedrijf 1 2013

Bedrijf 1 2014

Bedrijf 2 2014

Periode

Figuur 7 Overzicht van de UO-registratie van twee bedrijven, met lozingen verspreid over het jaar ingedeeld

per periode van vier weken.

Zowel Figuur 6 als Figuur 7 laat zien dat het zwaartepunt voor lozingen in de zomerperiode ligt, wanneer filters vaak gespoeld worden (er wordt veel water gegeven) en er relatief slechte kwaliteit water gebruikt wordt als aanvullend water, door het opraken van de voorraad hemelwater.

2.4.2

Lozingswater bedrijven Quickscan Delfland

2.4.2.1 Jaarvolumes

Van 22 bedrijven is bekend dat ze geen drain water lozen (ZDL), maar alleen filterspoelwater. Dertien bedrijven lozen zowel filterspoelwater als incidenteel drainwater (DL). Van zeven bedrijven is de lozingsstrategie niet bekend of het zijn grondgebonden teelten. De lozing loopt in 2014 per bedrijf uiteen van 122 tot 3.340m3/ha/ jaar. Tabel 3 en Figuur 8 laten zien dat bijna een kwart van de bedrijven tussen 100 en 300m3/ha/jaar en circa 40% van de bedrijven tussen 300 en 600m3/ha/jaar in het riool loost. Gemiddeld lozen deze 42 bedrijven 850 en zonder de hoogste vijf lozers bijna 560m3/ha/jaar. De strategie voor lozen zegt dus niets over de totale hoeveelheid geloosd water.

Tabel 3

Verdeling van 42 bedrijven (A: allemaal), waarvan 22 bedrijven zonder drain lozing (ZDL) en 13 bedrijven met drain lozing (DL) (Anoniem, 2015).

Gemiddeldm3/ha/ jaar <200 200-300 300-400 400-500 500-600 600-800 800-1000 1000-2000 2000-3000 3000-3500 A 815 5 5 5 7 5 2 4 4 3 2 ZDL 660 5 3 4 3 2 0 1 1 3 0 DL 1231 0 2 0 1 1 2 2 3 0 2

(20)

500 1,000 1,500 2,000 2,500 3,000 3,500 4,000 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 Lo zi n g svo lu me ( m 3/h a/ jaar )

bedrijf

Figuur 8 Overzicht van de lozingsvolumes (m3/ha/jaar) voor 42 bedrijven; links 22 bedrijven die geen

drainwa-ter lozen, midden 13 bedrijven die wel drainwadrainwa-ter lozen, rechts bedrijven met een onbekende lozingsstrategie en grondtelers (Anoniem, 2015).

2.4.2.2 Frequentie week volumes

In Figuur 9 is het lozingspatroon weergegeven, opgesplitst in vier groepen met oplopende totale

lozingshoeveelheid, gemiddeld voor de bedrijven uit die groep. De groep met lage lozingen, gemiddeld 200m3/ ha/jaar, heeft een vlak patroon over het jaar heen en oplopend naar eind van het jaar rond de teeltwisseling. De tweede groep, gemiddeld 400m3/ha/jaar, loost twee keer zo veel als de eerste, begint het jaar met hogere lozingen en zakt daarna en kent ook een aantal piek weken. De derde groep, gemiddeld 675m3/ha/jaar, zit op drie keer het niveau van de laagste groep en heeft zowel aan het begin van het jaar (geen recirculatie bij start teelt), in de zomer en aan het eind van het jaar meerdere weken met hoge lozingen. De tien bedrijven met de hoogste lozingen, gemiddeld 2.040m3/ha/jaar, zit gemiddeld op tien keer het niveau van de laagste groep.

(21)

Figuur 9 De gemiddelde lozingspatronen (m3/ha/week) van 42 bedrijven verdeeld in vier kwartielen: links

boven laagste 10 bedrijven (200m3/ha/week), links onder midden laagste 11 bedrijven (400m3/ha/week),

rechts boven midden hoogste 11 bedrijven (675m3/ha/week), rechts onder hoogste 10 bedrijven (2.000m3/ha/

jaar) (Anoniem, 2015).

Figuur 10 laat zien hoe vaak lozingsvolumes per week voorkomen gedurende het jaar in 2014, zowel voor alle bedrijven bij elkaar opgeteld als bij de 22 bedrijven die alleen fi lterspoelwater lozen en de 13 bedrijven die zowel drainwater als fi lterspoelwater lozen. Hieruit valt op te maken dat verreweg de meeste weekvolumes kleiner zijn dan 15m3/ha/week. Met deze gegevens kan met de telers worden uitgewerkt hoe vaak ze willen dat de loonwerker langskomt om water te zuiveren, gecombineerd met de buffercapaciteit die ze op het bedrijf hebben of moeten installeren.

(22)

Figuur 10 Overzicht van de frequenties van lozingsvolumes (m3/ha/week) voor alle 42 bedrijven, voor de 22

bedrijven die alleen fi lterspoelwater lozen en de 13 bedrijven die fi lterspoelwater en drainwater lozen (Anoniem, 2015).

In Figuur 11 is de frequentie van verschillende volumes lozingen door het jaar heen van 42 bedrijven per week weergegeven in vijf grafi eken: in de bovenste grafi ek in drie segmenten de lozing tot 15m3/ha/week, in de tweede de lozingen tussen 15 en 40m3/ha/week, in de derde tussen 40 en 70m3/ha/week en in de vierde en vijfde tussen 70 en 100m3/ha/week en groter dan 100m3/ha/week. Dit geeft een beeld over de frequentie waarin de lozingsvolumes voorkomen en de periode in het jaar.

(23)

Figuur 11 Overzicht van de frequentie per week waarin 14 categorieën lozingsvolumes (m3/ha/week) voor de

42 onderzochte bedrijven voorkomen (Anoniem, 2015).

Van de 22 bedrijven die geen drainwater lozen, blijft 80% van de lozingen onder de 15m3/ha/week. Van de bedrijven die zowel drain- als fi lterspoelwater lozen is dit 54% en 25% ligt tussen de 15 en 30m3/ha/week. Uit de vergelijking tussen deze twee groepen, kan worden geconcludeerd dat de meeste lozingen van drainwater tussen de 10 en 50m3/ha/week moeten liggen.

(24)

Analyse van de 42 bedrijven in Tabel 4 laat zien dat 27% van de lozingen minder dan 5m3/ha/week is, 28% tussen de 5 en 10m3/ha/week en 17% tussen 10-15m3/ha/week. De 22 bedrijven die geen drain water lozen blijven 80% van de lozingen onder de 15m3/ha/week. De lozingen van 13 bedrijven die wel drain water lozen blijft 54% onder de 15m3 en 25% tussen 15 en 30m3/ha/week. Uit de vergelijking van deze twee groepen kan afgeleid worden dat de drain water lozingen tussen 10 tot 50m3/ha/week liggen.

De onderste grafieken laten zien dat op een zeer beperkt aantal bedrijven lozingen van meer dan 60m3/ha/week voorkomen. Op zeven van de 42 bedrijven zijn in het totaal 18 lozingen van boven 90m3/ha/week geweest.

Tabel 4

Aandeel lozingsvolume in 2014 inm3/ha/week van de 42 bedrijven (A), waarvan 22 bedrijven zonder drain

loz-ing (ZDL) en 13 bedrijven met drain lozloz-ing (DL) (Anoniem, 2015).

< 5 5-10 10-15 15-20 20-30 30-40 40-50 50-60 60-70 70-80 80-90 90-100 >100

A 27% 28% 17% 5% 7% 4% 4% 4% 2% 1% 0.4% 0.4% 0.5%

ZDL 39% 27% 13% 3% 3% 4% 5% 3% 1% 0.4% 0.3% 0.2% 0%

DL 13% 20% 21% 10% 10% 5% 5% 6% 4% 2% 0.9% 0.7% 1.5%

In Bijlage 2 zijn voor alle 42 bedrijven van de lozingen per week per bedrijf in een figuur opgenomen met vermelding van type teelt en wel of geen lozing van drain water. Deze figuren geven een beeld van de

verschillende lozing strategieën. Er is een groep die regelmatig, waarschijnlijk alleen filterspoel water loost, een groep die daarnaast door het jaar heen een deel van het drain water loost en een groep die aan het begin en eind van de teelt het drainwater loost. In dit onderzoek van het waterschap is geen inventarisatie gemaakt van de reden van lozing.

(25)

3

Marktanalyse

3.1

Opties 1-1-2018

Telers hebben een aantal opties waarmee ze aan de zuiveringsplicht per 1-1-2018 kunnen voldoen: • Geen gebruik meer maken van chemische en biologische gewasbeschermingsmiddelen

- Incidenteel ingrijpen met gewasbeschermingsmiddelen is niet mogelijk indien water geloosd wordt, tenzij voorzieningen zijn getroffen voor mobiele zuivering.

• Geen water meer lozen

- Incidenteel water lozen is niet mogelijk, tenzij voorzieningen zijn getroffen voor mobiele zuivering. • Zuiveringstechniek installeren op het eigen bedrijf

- Installatie moet goedgekeurd zijn door de Beoordelingscommissie Zuiveringsinstallaties Glastuinbouw - Installatie moet toegepast worden met de juiste instellingen om 95% zuivering te halen.

- Installatie moet toegepast worden op al het lozingswater.

- Bedrijven mogen niet meer lozen dan de emissienormen stikstof voorschrijven. • Aansluiten bij een collectief

- Lozingswater van verschillende bedrijven wordt verzameld. - Lozingswater wordt centraal gezuiverd.

- Installatie moet goedgekeurd zijn door de Beoordelingscommissie Zuiveringsinstallaties Glastuinbouw. - Bedrijven mogen niet meer lozen dan de emissienormen stikstof voorschrijven.

• Gebruik maken van een mobiele zuiveringsinstallatie

- Installatie moet goedgekeurd zijn door de Beoordelingscommissie Zuiveringsinstallaties Glastuinbouw. - Installatie moet toegepast worden op al het lozingswater.

- Bedrijven mogen niet meer lozen dan de emissienormen stikstof voorschrijven.

De zuiveringstechniek zal primair worden toegepast op een afvalwaterstroom. De kosten van de installatie zijn dus een belangrijke factor voor een teler, omdat de installatie niet direct wordt terugverdiend door hem te gebruiken (indirect wel, want de teler kan hierdoor gewasbeschermingsmiddelen blijven gebruiken). Telers kunnen er eventueel voor kiezen om een eigen installatie in te zetten voor meerdere doeleinden, zoals het ontsmetten/zuiveren van het recirculatiewater.

Andere aspecten kunnen echter ook een rol spelen in de keuze voor een strategie om te voldoen aan de eisen van 2018. Voor deelname aan een collectieve zuivering is het van belang dat er meerdere bedrijven in de omgeving aanwezig zijn, die gezamenlijk de zuivering willen oppakken. Zowel voor individuele als voor collectieve zuivering moet de teler de investeringsruimte hebben om deze opties te kunnen toepassen en moet het technisch mogelijk zijn om de voorzieningen ergens neer te zetten. Ook de strategie voor het gebruik van water die de teler naar de toekomst toe heeft is van belang in de keuze. De emissienormen stikstof eisen in 2027 een (nagenoeg) emissieloze glastuinbouw, waar stapsgewijs naartoe gewerkt wordt. Dit betekent dat de zuiveringsbehoefte in blokken van drie jaar steeds lager wordt en de benodigde capaciteit zuiveringsinstallatie ook steeds kleiner wordt. Het kan ook een keuze zijn van een ondernemer dat hij geen omkijken wil hebben naar het zuiveren van zijn lozingswater, en dat hij daar geld voor over heeft om dit te laten regelen door een mobiele zuiveringsinstallatie.

3.2

Marktpotentieel mobiele zuivering

Voor een aantal typen bedrijven zal mobiele waterzuivering de voorkeursoptie zijn. Het zal dan met name gaan om bedrijven die een sterk afnemende hoeveelheid lozingswater verwachten de komende jaren, al weinig lozingswater hebben of geen investeringsruimte hebben voor een eigen zuiveringsinstallatie. In deze paragraaf is een inschatting gemaakt voor hoeveel bedrijven mobiele waterzuivering een interessante optie is en hoeveel water er dan gezuiverd moet worden.

(26)

3.2.1

Grootte en ligging bedrijfslocaties

Uit onderzoek van het LEI (Buurma, 2015, par. 4.1) blijkt dat er een duidelijk schaaleffect is in de kosten van zelf zuiveren van het lozingswater. De kosten perm3 worden lager als er meer geloosd wordt, door betere benutting van de zuiveringsinstallatie. Hierdoor wordt het zuiveren voor een bedrijf van 1 ha perm3 3-5 maal hoger dan voor een bedrijf van 10 ha.

Tabel 5

Verdeling van het aantal bedrijven naar grootte van het bedrijf per provincie en Nederland totaal (CBS, Land-bouwtelling 2013). Bedrijfsgrootte aantal 0,01-0.25 ha 0.25-0.75 ha 0.75-1.5 ha 1.5-3 ha 3-5 ha >5ha ha totaal ha/ bedrijf ha/ bedrijf > 5 ha Groningen 45 12 12 11 5 3 2 64 1.2 11.8 Friesland 38 15 5 4 3 3 8 132 3.8 15.0 Drenthe 61 18 8 9 9 6 11 147 2.5 8.9 Overijssel 98 39 21 15 8 6 9 121 1.4 10.6 Flevoland 70 6 14 19 19 6 6 199 2.4 14.5 Gelderland 510 149 148 94 63 29 27 560 1.2 7.1 Utrecht 82 27 23 10 9 6 7 108 1.6 8.9 Noord Holland 548 168 126 95 87 35 37 900 1.7 13.7 Zuid Holland 2134 365 402 429 440 246 252 4786 2.3 10.2 Zeeland 85 31 17 11 15 3 8 154 2.1 13.9 Noord Brabant 717 173 169 111 124 76 64 1271 1.9 9.1 Limburg 408 70 85 68 83 50 52 763 2.2 7.9 Nederland 4796 1073 1030 876 865 469 483 9817 2.0 9.7 Areaal (ha) 125 490 930 1816 1786 4666 ha/bedrijf 0.1 0.5 1.1 2.1 3.8 9.7

In Tabel 5 is de verdeling van glastuinbouwbedrijven naar bedrijfsgrootte weergegeven over Nederland en de provincies. Uit deze tabel komen twee belangrijke punten naar voren: in 2013 was circa 62% van het areaal in handen van de bedrijven groter dan 3 ha (20% van het totaal aantal bedrijven) en was 60% van het aantal bedrijven kleiner dan 1,5 ha.

Meerdere locaties per onderneming

Het overzicht van het CBS geeft het aantal glastuinbouw bedrijven aan. Er zijn echter steeds meer tuinbouw ondernemers/ondernemingen die meerdere locaties met glastuinbouw bedrijven hebben. Uit een database (eigen database WUR Glastuinbouw) met 2.726 tuinbouwondernemingen, waarvan de gegevens tussen 2006 en 2015 ingevoerd zijn, hebben er 128 twee locaties, 25 drie locaties, 13 vier, 4 vijf, 1 zes en 2 zeven locaties. Waarschijnlijk is dat het aantal bedrijven met meerdere locaties inmiddels nog groter is, gezien de ontwikkelingen van de laatste jaren. Dit betekent dat een onderneming ook op meerdere locaties in zuivering moet investeren.

(27)

Grote bedrijven

De 483 bedrijven groter dan 5 ha zullen vrijwel zeker zelf investeren in zuivering, omdat ze de financiële

mogelijkheden hebben en het voordeliger is zelf te investeren en niet afhankelijk te zijn van anderen. Afhankelijk van de strategie rond het lozen van afvalwater zullen er ook in deze categorie bedrijven zijn waarvoor mobiele zuivering een interessant concept kan zijn. Van de groep van 3 tot 5 ha, 469 bedrijven, zal ook een deel van de bedrijven om deze redenen zelf investeren.

Kleine bedrijven

Voor de groep van 2.103 bedrijven kleiner dan 0,75 ha is zelf investeren in zuivering (Buurma, 2015) gezien de hoge kosten geen optie. Hetzelfde geldt voor de 876 bedrijven met een oppervlakte tussen 0,75 en 1,5 ha en een deel van de 865 bedrijven met een oppervlakte tussen 1,5 en 3 ha. Voor deze groepen is er de keuze dat ze zich hebben aangesloten bij een zuiveringscollectief, als die in de buurt is gestart, of gebruik te maken van mobiele zuivering.

Locatie

De ligging van de bedrijfsvestiging bepaalt of je mee kunt doen aan een collectieve zuivering. De belangrijkste factor hierbij is de afstand tot de dichtstbijzijnde andere tuinbouwbedrijven en het gezamenlijk oppervlak glas van deze bedrijven. Is dit groot genoeg om gezamenlijk te investeren in zuivering? Ook hier geldt dat zuiveren van een klein volume te duur is voor een investering per cluster en bij toename van het volume de kosten perm3 te zuiveren water afnemen. Hierbij speelt ook de vraag of er reële mogelijkheden zijn om via een gezamenlijke afvoer (bijvoorbeeld het bestaande riool) het te lozen water verzameld en gezuiverd kan worden. De afstanden tussen de bedrijven moeten dan niet te groot zijn.

Een schatting is dat de helft van de kleine bedrijven met een oppervlakte kleiner dan 1,5 ha buiten Zuid Holland te ver van collega bedrijven ligt en er te weinig glasareaal in de omgeving is om met een zuivering collectief mee te kunnen doen. De rest van deze bedrijven en een groot deel van de bedrijven tussen 1,5 en 5 ha liggen meer geclusterd in voor tuinbouw aangewezen gebieden.

3.2.2

Lozingsvolume per week en jaar

In paragraaf 2.4zijn de 42 bedrijven uit het onderzoek van de Quick Scan (Anoniem, 2015) in vier groepen verdeeld naar het lozingsvolume per week. Deze groepen lozen gemiddeld respectievelijk circa 4, 7.5, 12.5 en 40m3/ha/week. Deze vier groepen besloegen tussen 22 en 29% van het totale areaal van de totale groep. Uitgaande van deze vier lozingsgroepen en de inschatting op basis van deze steekproef dat elk van deze groepen 25% van het areaal glastuinbouw beslaat, is in Tabel 6 een inschatting gemaakt van het lozingsvolume per week en per jaar voor de verschillende bedrijfsgroottes. Hierbij is geen onderscheid gemaakt naar teelt in de grond of op substraat. Op basis van deze inschatting wordt in totaal 160.000m3/week en ruim 8 miljoenm3/jaar door de glastuinbouw geloosd. Dat is gemiddeld 16m3/ha/week en ruim 800m3/ha/jaar. Globaal 10% van de waterbehoefte, voor de grote lozers zelfs 20%.

(28)

Tabel 6

Gemiddelde lozing van de glastuinbouw (per bedrijf en totaal, per week en per jaar), waarbij de bedrijven verdeeld zijn over vier categorieën lozingsvolumes, elk ca. 25% van het totale areaal.

Bedrijfsgrootte 0,01-0.25 ha 0.25-0.75 ha 0.75-1.5 ha 1.5-3 ha 3-5 ha >5ha totaal Aantal bedrijven 1073 1030 876 865 469 483 4796 Areaal (ha) 125 490 930 1816 1786 4666 9817 Gemiddeld ha/bedrijf 0.1 0.5 1.1 2.1 3.8 9.7 Bedrijf (m3/week) Volumem3/ha/week 4 0.4 2.0 4.4 8 15 39 7.5 0.8 3.8 8 16 29 73 12.5 1.3 6.3 14 26 48 121 40 4.0 20 44 84 152 388 Totaal NL (m3/week) Volumem3/ha/week 4 107 515 964 1817 1782 4685 9870 6% 7.5 201 966 1807 3406 3342 8785 18506 12% 12.5 335 1609 3011 5677 5569 14641 30843 20% 40 1073 5150 9636 18165 17822 46851 98697 63% totaal 1717 8240 15418 29064 28515 74962 157915 100% Bedrijf (m3/jaar) Volumem3/ha/week 4 21 104 229 437 790 2018 7.5 39 195 429 819 1482 3783 12.5 65 325 715 1365 2470 6305 40 208 1040 2288 4368 7904 20176 Totaal NL (m3/jaar) Volumem3/ha/week 4 5580 26780 50107 94458 92674 243625 513224 6% 7.5 10462 50213 93951 177109 173765 456797 962296 12% 12.5 17436 83688 156585 295181 289608 761329 1603826 20% 40 55796 267800 501072 944580 926744 2436252 5132244 63% totaal 89274 428480 801715 1511328 1482790 3898003 8211590 100%

Deze inschatting geeft aan dat 3.300 bedrijven, bijna 70% van de bedrijven, 20m3/week of minder loost, samen 2.770 ha, zij lozen gemiddeld ruim 350m3 per bedrijf per jaar (geel in Tabel 6). Dit is het potentieel voor mobiele zuivering, als naar de kosten voor zelf zuiveren wordt gekeken. Het gaat hierbij dan om circa 22.750m3 te zuiveren water per week. Een deel van deze groep zal waarschijnlijk ook mee kunnen doen in een

(29)

Circa 800 bedrijven met een wekelijkse lozing tussen 20 en 50m3, totaal bijna 29.000m3/week, met 2.750 ha, loost gemiddeld 1900m3 per bedrijf per jaar (blauw in Tabel 6). Deze groep zal afhankelijk van o.a. de financieringsruimte kunnen kiezen voor zelf zuiveren, aansluiten bij een collectief of gebruik maken van een mobiele zuivering.

De circa 340 bedrijven met 50 tot 100m3 lozing per week, samen bijna 27.000m3/week, met 1.620 ha, loost gemiddeld 4.160m3 per bedrijf per jaar (groen in Tabel 6). Voor deze bedrijven is het afhankelijk van de financiële situatie en de gekozen strategie welke methode van zuivering het meest interessant is.

De groep van 360 bedrijven, circa 2.750 ha, met meer dan 100m3 lozing per week (rood in Tabel 6) zal hoogst waarschijnlijk zelf voor zuivering gaan kiezen. Zij lozen samen ruim 79.000m3/week, gemiddeld 11.500m3 per bedrijf per jaar.

3.2.3

Halvering lozingsvolume per bedrijf

Gezien de verwachte afname van de lozingen onder invloed van de emissienormen stikstof, is in Tabel 7, op dezelfde wijze als in paragraaf 3.2.2, uitgewerkt wat het effect is van een halvering van de lozingen per bedrijf.

(30)

Tabel 7

Gemiddelde lozing van de glastuinbouw (per bedrijf en totaal, per week en per jaar), waarbij de bedrijven verdeeld zijn over vier categorieën lozingsvolumes, elk ca. 25% van het totale areaal.

Bedrijfsgrootte 0,01-0.25 ha 0.25-0.75 ha 0.75-1.5 ha 1.5-3 ha 3-5 ha >5ha totaal Bedrijf (m3/week) Volumem3/ha/week 2 0.2 1.0 2.2 4 8 19 3.75 0.4 1.9 4 8 14 36 6.25 0.6 3.1 7 13 24 61 20 2.0 10 22 42 76 194 Totaal NL (m3/week) Volumem3/ha/week 2 54 258 482 908 891 2343 4935 6% 3.75 101 483 903 1703 1671 4392 9253 12% 6.25 168 805 1506 2838 2785 7320 15421 20% 20 537 2575 4818 9083 8911 23426 49349 63% totaal 858 4120 7709 14532 14258 37481 78958 100% Bedrijf (m3/jaar) Volumem3/ha/week 2 10 52 114 218 395 1009 3.75 20 98 215 410 741 1892 6.25 33 163 358 683 1235 3153 20 104 520 1144 2184 3952 10088 Volumem3/ha/week 2 2790 13390 25054 47229 46337 121813 256612 6% 3.75 5231 25106 46976 88554 86882 228399 481148 12% 6.25 8718 41844 78293 147591 144804 380664 801913 20% 20 27898 133900 250536 472290 463372 1218126 2566122 63% totaal 44637 214240 400858 755664 741395 1949002 4105795 100%

In Tabel 8 zijn de af te leiden kengetallen uit Tabel 6 en 7 weergegeven. Hierdoor is het effect zichtbaar op de verdeling over de bedrijven en het areaal als de lozingen per individueel bedrijf halveren. Het aantal bedrijven en het areaal dat niet meer rendabel zelf kan investeren neemt toe. Voor mobiele zuivering betekent dit een vermindering van het potentieel totaal volume te zuiveren water, maar een toename van het potentieel aantal bedrijven/bedrijfslocaties.

(31)

Tabel 8

Samenvatting van de kentallen af te leiden uit Tabellen 6 en 7 over het aantal bedrijven per lozingsvolume, bij huidig lozingsvolume en gehalveerd.

Lozingsvolume per bedrijf/week <= 20m3 vol helft 20-50m3 vol helft 50-100m3 vol helft >100 m3 vol helft Aantal bedrijven 3309 3764 791 674 337 238 359 121 Aandeel % 69% 78% 16% 14% 7% 5% 7% 3% Areaal (ha) 2667 4734 2746 2300 1620 1613 2780 1167 Aandeel % 27% 48% 28% 23% 17% 16% 28% 12% Gemiddeld ha/bedrijf 0.8 1.3 3.5 3.4 4.8 6.8 7.7 9.7 Lozingm3/bedrijf/jaar 357 252 1902 1628 4158 3546 11496 10088

Totaal NL lozingm3/week 22743 18223 28909 21077 26950 16231 79314 23426 Totaal NL lozingm3/jaar 1182600 947600 1503300 1096000 1401400 844000 4124300 1218100

Aandeel % 14% 23% 18% 27% 17% 21% 50% 30%

Volumem3/ha/week 8.5 3.8 10.5 9.2 16.6 10.1 28.5 20.1

Volumem3/ha/jaar 443 200 547 477 865 523 1484 1044

3.3

Zuiveringsopties

Niet meer lozen

Onbekendheid over oorzaken van gewasproblemen en de risico-inschatting daarvan is voor ondernemers een reden om drainwater te lozen als het gewas niet doet wat er verwacht wordt. Insteken op het vergroten van kennis van de plantfysiologie bij de ondernemers maakt het makkelijker om de oorzaak van gewasproblemen te vinden en niet meer te lozen. Deze kennis wordt op dit moment al in cursussen gegeven in het kader van energiebewust telen. Extra aandacht over het onderkennen van gewasproblemen zal effect hebben op het lozingsgedrag.

Een deel van de bedrijven loost het filterspoelwater wel en een deel niet. Door hier een slimme regeling toe te passen, of filters te gebruiken die geen filterspoelwater nodig hebben, is ook hier de mogelijkheid om lozingen te beperken.

Lozen vanwege een te hoog natriumgehalte wordt als belangrijkste reden voor lozen genoemd door telers. Oplopend natrium ontstaat doordat er meer natrium in het watersysteem wordt ingebracht dan het gewas kan opnemen. Over het algemeen (uitzondering voor telers vlak achter de duinen) is hemelwater van een voldoende goede kwaliteit om een oplopende concentratie natrium te voorkomen. Vergroten van de opslagcapaciteit van deze waterbron kan een groot verschil maken voor de hoeveelheid te lozen water (door te rekenen voor de eigen situatie op www.glastuinbouwmodellen.wur.nl/waterstromen). Meststoffen hebben slechts een kleine bijdrage aan de concentratie natrium in het systeem, wanneer goede kwaliteit meststoffen worden gebruikt (met weinig natrium). Slim bijmengen van drainwater en regelen op meststoffensamenstelling in plaats van alleen op EC vergroot ook de mogelijkheden voor hergebruik (Van Os, 2016).

In principe komen alle bedrijven die nog lozen voor deze oplossing in aanmerking, indien geen grote investeringen noodzakelijk zijn om de waterkwaliteit op orde te krijgen.

(32)

Zelf investeren

Zoals de studie naar de betaalbaarheid van zuiveringstechnieken (Buurma, 2015) al aangeeft kunnen bedrijven met een groot lozingsvolume, meer dan 800m3 per jaar, de zuivering meer uren laten draaien en een grotere capaciteit inzetten. Zelf zuiveren is dan sneller rendabel. Buurma verwacht dat 35-38% van de bedrijven met 68-71% van het areaal, minder dan 1% van het bedrijfssaldo nodig heeft voor investering in zuivering en daarmee betaalbaar is. Tabel 6 laat in het derde blok de jaarvolumes per bedrijf zien en toont dat 1.900 tot 2.000 bedrijven meer dan 800m3 per jaar lozen, met 7.500 tot 8.000 ha. De bedrijfsgrootte in combinatie met het lozingsvolume bepaald of eigen zuivering rendabel ingezet kan worden.

Het is waarschijnlijk dat dit lozingsgedrag zal veranderen op basis van de kennisoverdracht die in het kader van de emissiebeperking op gang komt. Als het lozingsvolume per bedrijf zal halveren, zal het aantal bedrijven dat rendabel zelf kan zuiveren flink afnemen. Een schatting is dat deze groep binnen enkele jaren zal dalen naar 1.100-1.200 bedrijven, met een areaal van 6.200 tot 6.300 ha (Tabel 7).

Collectief zuiveren

Uit de jaarvolumes in Tabel 6 kan afgeleid worden dat 2.800 tot 2.900 bedrijven minder dan 800m3 per jaar lozen, samen goed voor zo’n 2.000 tot 2.100 ha. Als deze bedrijven dicht genoeg bij andere bedrijven liggen, is er de mogelijkheid gezamenlijk te zuiveren. Naar schatting 1.000 bedrijven liggen van deze groep te ver van een voldoende grote tuinbouw cluster. Door halvering van de lozing per bedrijf zal het aantal bedrijven dat niet zelf rendabel kan zuiveren richting 3600-3700 stijgen, samen 3500-3600 ha (Tabel 8).

Collectief zuiveren kent een aantal mogelijkheden:

• Zijn de bedrijven aangesloten op een eigen lozingsriool, dan kan het lozingswater centraal gebufferd worden en daar gezuiverd worden. Het gezuiverde water kan dan geloosd of weer hergebruikt worden. Het zuiveren kan door de tuinders zelf gedaan worden of door een derde partij. Tuinders geven in de interviews aan dat het dan alleen om lozingswater moet gaan, zonder toevoeging van huishoudelijk afvalwater.

• Ontbreekt een lozingsriool in het gebied dan zal er een infrastructuur aangelegd moeten worden om het lozingswater te verzamelen, bestaande uit leidingen en buffers. Centraal kan dan een zuivering opgesteld worden.

• Een andere mogelijkheid is samen te investeren in een of meer mobiele zuiveringsinstallaties, die rouleren langs de bedrijven, in plaats van te investeren in leidingen en centrale buffers.

Om te bekijken welke opties interessant zijn, moet geïnventariseerd worden hoe het lozingspatroon en de waterbalans er voor de individuele bedrijven en van het gebied er uit ziet.

Mobiele zuivering

Het is mogelijk de huidige zuiveringsinstallaties op een aanhanger te plaatsen en langs tuinbouwbedrijven te gaan. Via slangen kan dan de zuivering buffer van een bedrijf aangesloten worden. Deze mogelijkheid staat open voor al de bedrijven die niet rendabel zelf in een zuivering kunnen investeren.

Er zijn meerdere exploitatie mogelijkheden:

• De mobiele zuivering inhuren bij een loonwerkbedrijf. • Collectief aanschaffen en als groep exploiteren.

De bedrijven die niet zelf in zuivering kunnen investeren, kunnen in principe gebruik maken van mobiele

zuivering. Dit zijn zoals bij collectief zuiveren aangegeven circa 2.850 bedrijven met ruim 2.000 ha. Samen goed voor een lozing van circa 740.000m3 per jaar Als alle bedrijven hun lozing halveren zijn dit ruim 3.600 bedrijven met circa 3.550 ha, samen ruim 825.000m3 lozing per jaar.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The primary aim of this study was to identify and compare the potential environmental, public safety and health hazards posed by the derelict and ownerless mines of the

An increasingly important means of challenging the perpetration of international crimes is the punishment of persons responsible for such violations through the principle of

The aim of this study was to determine the relationship between Perceived Organisational Support and Organisational Commitment among employees at a higher

The findings of this study indicate that South African Generation Y students have statistically significant positive attitudes toward alcohol consumption as well

Models signals passed the replication threshold for each of the lipid traits in the main effect filter analysis and for TG in the Biofilter analysis.. As expected, replication of

Bij toepassing van de verdeelsleutel voor de toerekening van de arbeidskosten van het gehele bedrijf zullen de arbeidskosten van deze uren, die voor het gehele bedrijf

Onderzoek in drie Nederlandse landschappen Dergelijk vergelijkend onderzoek naar de effecten van landbouw op het landschap hebben we in de periode 1994-1998 uitgevoerd in

Die een groep bestaan uit funksionele lede wat ingevolge die Polisiewet (Wet 68 195) aangestel is, en wat die volgende rangvlakke insluit: konstabel, sersant,