• No results found

View of Dat zij ‘haers dancks ende moetswillen gegaen es’ . De schaking als huwelijksstrategie in vijftiende-eeuws Leuven.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "View of Dat zij ‘haers dancks ende moetswillen gegaen es’ . De schaking als huwelijksstrategie in vijftiende-eeuws Leuven."

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De schaking als huwelijksstrategie in vijftiende-eeuws Leuven0 Chanelle Delameillieure

TSEG13 (2): 77–100

DOI:10.5117/TSEG2016.2.DELA

Abstract

This article examines whether individuals could successfully circumvent parental control on marriage formation by using forced abductions or consensual elopements, thereby contributing to recent debates on the nature of late medieval marriage. Abductions and elopements have been the subject of rigorous study, but historians have approached this topic too narrow because they usually focussed on one source type. By crossing multiple sources of different instances, this article argues that the abduction/elope-ment was a feasible marriage strategy that wasn’t severely punished in practice. However, a reflection on the motives behind abduction/elopement suggests that in the majority of the cases, the abduction was primarily a mechanism to enhance a man’s position by forcibly entering wealthy women into marriage, instead of an expedient for rebellious children.

Inleiding

Op drie juli 1458 verscheen Kateline Truydens voor de Leuvense schepe-nen. Ze verklaarde er dat ze vrijwillig met Hendrik Leemans was meege-gaan om hem te huwen:‘die sij haers dancks ende moetswillen gegaen es met Henricken Leemans [...] om hem na staet der heiliger kercken tenen man te trouwen’.1Dat Kateline en Hendrik elkaar konden huwen, vond zijn

0 Dit artikel is gebaseerd op mijn onuitgegeven masterproef (KU Leuven 2015). Ik bedank graag mijn promotor Jelle Haemers, de redactie van Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis en de anonieme referenten voor hun hulp en suggesties bij de totstandkoming van deze tekst. 1 Stadsarchief Leuven (verder SAL), Schepenregisters (verder SR), inv. nr. 7752 (verder 7752), 3 juli 1458 fo. 8v.

(2)

oorzaak in het veelbeschreven canonieke principe van wederzijdse instem-ming. In de twaalfde eeuw stelde de Kerk het principe van consensualiteit centraal in de wetgeving omtrent het huwelijk: de instemming van beide partners werd de voornaamste vereiste om een geldig huwelijk te sluiten. Dit impliceerde dat een man en vrouw elkaar konden huwen zonder toe-stemming of zelfs zonder medeweten van hun familie. Dergelijke huwelij-ken staan in de historiografie behuwelij-kend als clandestiene huwelijhuwelij-ken en be-stonden in twee vormen. Clandestiene huwelijken per verba de praesenti, werden gesloten door de hardop uitgesproken instemming van beide part-ners. Een clandestien huwelijk kon ook presumptief zijn, waarbij de belofte om te huwen werd gevolgd door geslachtsgemeenschap.2 Clandestiene huwelijken waren geldig maar niet wettig, aangezien de Kerk nog een aantal bijkomende voorwaarden oplegde, zoals onder meer de publicatie van de huwelijksbannen en een openbare viering. Het niet naleven van die bijkomende bepalingen kon bestraft worden, maar zolang aan de basis-vereiste van wederzijdse instemming was voldaan, was het huwelijk geldig en dus onbreekbaar.3Deze canonieke bepaling had verregaande gevolgen: ze verleende aan mannen en vrouwen een grote beslissingsmacht aan-gaande het huwelijk die niet strookte met de gewoonterechtelijke praktijk die in de eerste plaats de bescherming van het familiebezit vooropstelde.4 Kateline en Hendrik maakten er alvast dankbaar gebruik van.

Dit artikel richt zich echter niet zozeer op die clandestiene huwelijken, maar op de schaking die vaak het middel was om zo’n verbintenis aan te gaan. Een man schaakte een vrouw en nam haar tegen of, in het geval van Kateline, met haar wil mee. Op die manier onttrokken de partners zich aan het oog van hun familie en hun gekende omgeving om heimelijk te trou-wen. Nadien stelde het jonge echtpaar zijn familie voor het voldongen feit van zijn onwettige, maar geldige en dus onbreekbare huwelijk. Uiteraard 2 Philippe Godding, Le droit privé dans les Pays-Bas Méridonaux du 12eau 18esiècle (Brussel 1987) 102; Ruth Mazo Karras, Unmarriages: Women, men and sexual unions in the Middle Ages (Philadelphia 2012) 3; Monique Vleeschouwers-Van Melkebeek,‘Classical canon law on marriage: The making and breaking of households’, Tim Soens en Myriam Carlier (eds.), Maisonnée dans les villes au bas Moyen Age (Garant 2001) 15-24.

3 Carole Avignon,‘Les officialités normandes et la lutte contre les mariages clandestins à la fin du Moyen Age’, in: Véronique Beaulande-Barraud en Martine Charageat (eds.), Les officialités dans l’Europe médiévale et moderne. Des tribunaux pour une société chrétienne (Turnhout 2014) 227-244; Monique Vleeschouwers-Van Melkebeek,‘Aspects du lien matrimonial dans le liber sentenciarum de Bruxelles (1448-1459)’, Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 53 (1985) 43-79. 4 Juliette Turlan,‘Recherches sur le mariage dans la pratique coutumière (XIIe-XVIe siècles)’, Revue historique de droit Français et étranger 35 (1957) 477-528; Georges Duby, Medieval marriage: Two models from twelfth-century France (Baltimore 1978) 17.

(3)

was het canonieke principe van consensualiteit een doorn in het oog van de welstellende families, die vooral wilden vermijden dat hun kinderen het familiepatrimonium in gevaar brachten door een ongunstig huwelijk.5 Daarom eisten ze dat de vrijheid die het canonieke recht aan individuen gaf, werd gecompenseerd door de opname van de ouderlijke toestemming in het wereldlijk recht. Vanaf de tweede helft van de dertiende eeuw ge-beurde dit en vaardigden zowel stedelijke als hertogelijke overheden wet-ten uit om de schaking te bestraffen.6Deze wetten waren vaak erg streng en maakten een onderscheid in de bestraffing van schakingen met of zon-der de instemming van de vrouw. Historici hebben die verdeling overge-nomen en spreken van verleiding, elopement en rapt de séduction als de vrouw met haar instemming werd meegevoerd en van ravishment, abduc-tion en rapt violent als de dader zijn slachtoffer gewelddadig meenam.7

Als zijnde zowel een misdaad, een sociale praktijk en een huwelijks-strategie, is de schaking een ambigu en complex fenomeen waarover vele vragen onbeantwoord bleven. Om die vragen, of toch een deel daarvan, van een antwoord te voorzien, onderzoekt dit artikel schakingen in het vijftiende-eeuwse Leuven. De centrale vraagstelling luidt daarbij als volgt: konden mannen en vrouwen schakingen succesvol aanwenden om in te gaan tegen de geldende huwelijksnormen en hoe reageerden de overheden op die praktijk? Door een kwalitatief-kwantitatieve analyse van de gege-vens in verschillende vijftiende-eeuwse bronnen, koppel ik de wetgeving nauwgezet aan de rechtspraak om aan te tonen dat de schaking een haal-bare huwelijksstrategie was die slechts in een zeer beperkt aantal gevallen zwaar werd bestraft. Op die manier stelt dit artikel de veronderstellingen van auteurs als Greilsammer, Carlier en Vrolijk in vraag, namelijk dat scha-kingen doorgaans bestraft werden, zelfs als het meerderjarige vrouwen betrof die met de schaking hadden ingestemd.

5 Myriam Greilsammer,‘Rapts de séduction et rapts violents en Flandre et en Brabant à la fin du Moyen Âge’, Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 49 (1988) 49-84, aldaar 50, 56.

6 Greilsammer,‘Rapts de séduction’, 55-73.

7 Vaak spreken historici van schaking als de vrouw vrijwillig meeging en van ontvoering als ze gedwongen werd. Recent onderzoek toont echter terecht aan dat die strikte tweedeling niet strookt met de historische realiteit. Daarom gebruik ik beide termen door elkaar zonder de connotatie van de aan- of afwezigheid van de instemming van de vrouw– Caroline Dunn, Stolen women in medieval England: Rape, abduction and adultery, 1100-1500 (Cambridge 2012) 97.

(4)

De schaking in het historisch onderzoek

Op historiografisch vlak vormt de schaking het raakpunt van verschillende onderzoeksvelden. Zo wordt ze al sinds de negentiende eeuw bestudeerd door rechtshistorici aan de hand van normatieve bronnen.8Vanaf de jaren 1960-1970 onderzochten historici ook juridische praktijkbronnen, wat leidde tot overzichtswerken over misdaad waarin de schaking vaak een onderdeeltje vormde. Hoewel Van Hemelryck al in 1966 opriep tot een toenadering tussen rechts- en criminaliteitshistorici en hij zo dus een kop-peling van de wetgeving aan de rechtspraak bepleitte, blijft die oproep ook vandaag relevant. Voor de Lage Landen is Greilsammer immers één van de weinigen die de wetgeving rond schakingen in Vlaanderen en Brabant nauwkeurig toelicht, alvorens naar de praktijk te kijken. Verder past de schaking ook binnen de huwelijks- en gendergeschiedenis. Sinds enkele decennia wordt het huwelijk uitgebreid bestudeerd door mediëvisten. Er bestaat consensus over het bestaan van een geleidelijke evolutie naar een modern liefdeshuwelijk tussen 1200 en 1700.9 Over hoe die evolutie net verliep liggen echter nog veel vragen open. Zo discussiëren historici van-daag over de aard van het laatmiddeleeuwse huwelijk. Sommige onderzoe-kers zien dat huwelijk vooral als een familiealliantie waarbij de individuen als het ware objecten in een transactie waren. Deze strekking richt zich voornamelijk op normatieve bronnen en op de hoogste sociale groepen. Andere historici nemen een meer persoonlijke benadering waar en spre-ken van een relatief vrije partnerkeuze.10

Recentelijk kreeg die laatste visie de steun van een aantal economische historici die de opkomst van het European Marriage Pattern (EMP) vanaf 1350 bestuderen. Het EMP staat voor een demografisch model gebaseerd

8 Edmond Poullet, Histoire du droit pénal dans l’ancien duché de Brabant (Brussel 1867) 322-328; Angeliki Laiou,‘Sex, consent and coercion in Byzantium’, in: Angeliki Laiou (ed.), Sex, consent and coercion to sex and marriage in ancient and medieval societies (Washington 1993) 109-226. 9 Martha Howell,‘The properties of marriage in late medieval Europe: Commercial wealth and the creation of modern marriage’, in: Isabel Davis (ed.), Love, marriage and family ties in the later Middle Ages (Turnhout 2003) 17-61, aldaar 17-18, 22.

10 Carlier, Brundage en De Moor en Van Zanden spreken van een relatief vrije partnerkeuze. Myriam Carlier, Kinderen van de minne? Bastaarden in het vijftiende-eeuwse Vlaanderen (Brussel 2001) 95-97; James Brundage, Law, sex and Christian society in medieval Europe (Chicago 2009) 497; Dumolyn en Haemers benadrukken de materiële belangen. Jan Dumolyn,‘Patriarchaal patrimonialisme. De vrouw als object in sociale transacties in het laatmiddeleeuwse Vlaanderen: familiale strategieën en genderposities’, Verslagen van het centrum voor Gendergeschiedenis 12 (2003) 1-28, aldaar 12-13; Jelle Haemers, De Gentse opstand (1449-1454): de strijd tussen rivaliserende netwerken om het stedelijk kapitaal (Heule 2004) 89.

(5)

op een hogere huwelijksleeftijd voor vrouwen, een groot aandeel van de bevolking dat single bleef en de dominantie van het kerngezin. De Moor en Van Zanden bestuderen dit model in de Lage Landen die zij als het kern-gebied van het EMP beschouwen. Zij zien een versterkte positie van de vrouw en het huwelijk gebaseerd op consensus als belangrijke causale factoren in het EMP en duiden daarbij drie oorzaken aan.11 Ten eerste stelde de katholieke kerk consensus centraal in het canoniek recht waar-door koppels de mogelijkheid kregen om enkel op basis van wederzijdse instemming te trouwen. Verder emancipeerden vrouwen omdat ze econo-mische zelfstandigheid verwierven door hun arbeidsparticipatie na de Zwarte Dood. Ten slotte beschikten vrouwen in de Lage Landen ook over een sterke juridische positie: dochters genoten er gelijke erfrechten als mannen en weduwen werden hetzelfde behandeld als weduwenaars.12 Empirisch bewijs voor die consensushuwelijken in de praktijk blijft echter schaars in studies over het EMP.

Hoewel schakingen dienden om een huwelijk te bewerkstelligen, blijft het moeilijk om ze te verbinden met de kwestie van consensus. Hoe historici de schaking interpreteren, hangt immers af van de motieven die zij eraan toeschrijven. Enerzijds beschouwen sommige historici de schaking als een manier voor jongeren om in te gaan tegen de geldende huwelijksnormen en tegen het ouderlijke gezag, en dus als een bewijs dat individuen persoonlijke keuze en affectie belangrijk achtten.13 Via een schaking konden man en vrouw immers samen weglopen om een huwelijk te sluiten waar zij allebei mee instemden. Daartegenover menen andere historici dat de schaking niet mag gezien worden als een middel voor jongeren, en dan vooral voor vrou-wen, in een soort van vrijheidsstrijd. Deze strekking ziet de vrouw vooral als slachtoffer en meent dat de schaking in de eerste plaats een manier was voor mannen en hun families om hun eigen sociaaleconomische positie te ver-sterken. Door een vrouw uit een welstellende familie te schaken, probeerde de man een voor hem gunstig huwelijk af te dwingen. Deze vorm van

scha-11 De Moor en Van Zanden,‘Girl power’, 1-33.

12 John Gilissen,‘Le statut de la femme dans l’ancien droit Belge’, in: John Gilissen (ed.), La femme (Brussel 1962) 255-321, aldaar 255; Vrouwen in de Franse en Duitse gebieden beschikten over diezelfde positie, dit gold niet voor vrouwen in de Engelse of Italische regio.

(6)

ken ging vaak gepaard met geweld, dwang en verkrachting.14In het eerste geval gaat het om de schaking met de instemming van de vrouw, terwijl de schaking in het tweede geval tegen haar wil plaatsvond. De bronnen hebben zelf ook aandacht voor de aan- of afwezigheid van de instemming van de vrouw. Historici erkennen dan ook dat beide vormen bestonden, maar ter-wijl de eerst besproken groep gelooft dat het in de gevallen waar de bronnen om‘vrije wil’ spreken ook echt om vrije wil ging, vermoedt de tweede groep dat de vrouw ook in die gevallen vaak slachtoffer was.

Illustratie 1: Liefde in de laatmiddeleeuwse literatuur– Große Heidelberger Liederhandschrift, fo. 249v., Zürich, ca. 1300 - ca. 1340. Bewaard in

Universiteitsbibliotheek van Heidelberg (Codex Palatinus Germanicus– 849, http://digi.ub.uni-heidelberg.de/diglit/cpg848/0693).

14 Bert De Munck,‘Free choice, modern love, and dependence: Marriage of minors and rapt de séduction in the Austrian Netherlands’, Journal of Family History 29 (2004) 183-205, aldaar 189; Dick Berents, Het werk van de vos: samenleving en criminaliteit in de late middeleeuwen (Zutphen 1985) 38-40; Walter Prevenier,‘Vrouwenroof als middel tot sociale mobiliteit in het 15e-eeuwse

Zeeland’, in: Dick De Boer en Jannis Marsilje (eds.), De Nederlanden in de late middeleeuwen (Utrecht 1987) 410-424.

(7)

Dit essay sluit zich eerder aan bij die laatste strekking en onderzoekt of schakingen ondanks de strenge straffen, toch succesvol konden zijn. Na-dien volgt een korte reflectie over de beperkte informatie in de bronnen over de motieven bij een schaking. Daarbij wil ik tegemoet komen aan twee tekortkomingen van eerder onderzoek. Ten eerste is het onderzoek er door zijn beperkte brongebruik onvoldoende in geslaagd om de diverse facetten van schakingen te belichten. Criminaliteitshistorici maakten enkel gebruik van vonnisboeken en van rekeningen van de gerechtsofficieren, terwijl rechtshistorici zich voornamelijk op de normatieve teksten richt-ten.15Ander onderzoek bestudeert dit thema dan weer enkel aan de hand van de bronnen van de kerkelijke rechtbanken, de officialiteiten ge-naamd.16Nochtans bewijst het beperkte casuïstische onderzoek naar scha-kingen wel degelijk het nut van een kruisbestuiving tussen verschillende brontypes: de uitgewerkte casussen van Vleeschouwers-Van Melkebeek en Prevenier tonen de betrokkenheid van verschillende juridische instanties en werpen zelfs licht op de motieven van de betrokken partijen.17 Een tweede lacune is het gebrek aan een uitgebreide lange termijn benadering. Naast het kleine aantal casuïstische studies vormt de schaking bij vele auteurs maar één component van een ruimer onderzoek naar misdaad of naar het huwelijk, waardoor hun bevindingen dikwijls algemeen en onge-nuanceerd blijven.

Door een combinatie van documenten die afkomstig zijn van verschil-lende instellingen, namelijk van de hertog, de meier en de schepenen, hoopt dit artikel een vollediger beeld te schetsen van schakingen dan 15 Fernand Vanhemelryck, De criminaliteit in de ammanie van Brussel van de late middeleeuwen tot het einde van het Ancien Régime (1404-1789) (Gent 1968) 74-175; Poullet, Histoire du droit pénal, 322-328. De laatste decennia heeft het onderzoek naar de kerkelijke wetgeving en rechtspraak die tekortkoming wel overbrugd en zijn de praktijkbronnen van kerkelijke rechtbanken uitvoerig onderzocht.

16 Zie bijvoorbeeld Charles Donahue, Law, marriage and society in the later Middle Ages: Argu-ments about marriage in five courts (Cambridge 2008); Vleeschouwers-Van Melkebeek geldt als uitzondering. Zij koppelt de kerkelijke bestraffing wel aan wereldlijke bronnen, zie Monique Vleeschouwers-Van Melkebeek,‘Mortificata est: het onterven of doodmaken van het geschaakte meisje in het laatmiddeleeuwse Gent’, Handelingen: Koninklijke Commissie voor de uitgave van oude wetten en verordeningen van België 51-52 (2011) 357-435.

17 Walter Prevenier,‘Geforceerde huwelijken en politieke clans in de Nederlanden: De ontvoe-ring van de weduwe van Guy de Humbertcourt door Adriaan Vilain in 1477’, in: Hugo Soly en René Vermeir (eds.), Beleid en bestuur in de oude Nederlanden (Gent 1997) 299-307; idem, ‘Huwe-lijk en clientele als sociale vangnetten: Leuven in de vijftiende eeuw’, in: J.P.A. Coopmans en A.M.D. Van Der Veen (eds.), Van blauwe stoep tot citadel: Varia historica brabantica nova Ludovico Pirenne dedicate (’s-Hertogenbosch 1988) 83-91; idem, ‘Vrouwenroof als middel tot sociale mobi-liteit’, 410-424; Vleeschouwers-Van Melkebeek, ‘Mortificata est’, 357-435.

(8)

eerder onderzoek. Het normatieve kader werd bestudeerd aan de hand van vijf wetteksten uit de veertiende en de vijftiende eeuw. Naast de drie Blijde Inkomst-charters voor Brabant, het charter van Johanna en Wenceslas uit 1356, dat van Anton van Bourgondië uit 1406 en dat van Filips van Saint-Pol uit 1427, werden ook twee veertiende-eeuwse charters bestudeerd die spe-cifiek voor Leuven golden.18De wetgeving wordt gekoppeld aan de prak-tijkbronnen zijnde de meiersrekeningen, de schepenregisters en Dbede-vaertboeck. De meiersrekeningen zijn de registraties van de Leuvense meier die als vertegenwoordiger van de hertog van Brabant, verantwoorde-lijk was voor de opsporing van strafbare feiten, de aanhouding en vervol-ging van misdadigers en de uitvoering van de vonnissen. De meier mocht zelf geen vonnissen vellen, dit gebeurde door de schepenbank of door andere rechtbanken zoals die van de universiteit.19Hij zat de schepenbank wel voor en leidde de zittingen. De 185 meiersrekeningen tussen 1403 en 1504 geven informatie over 108 veroordeelde schakers die 50 schakingen pleegden.20Dbedevaertboeck bestaat uit de registratie van vonnissen met een bedevaartstraf of verbanning die tussen 1398 en 1422 zijn uitgesproken door de Leuvense schepenbank. Drie aktes behandelen de bestraffing van schakers, maar omdat één van die gevallen ook al in de meiersrekeningen zat, telt ‘figuur 1’ voor Dbedevaertboeck maar twee schakingen, gepleegd door drie schakers.

Ten slotte vormen ook de registers van de Leuvense schepenbank een interessante bron. De eigenlijke rechtspraak is helaas niet bewaard, maar de uitgebreide registers van vrijwillige rechtspraak wel. In deze bron regi-streerden de Leuvense schepenen private contracten tegen betaling, waar-door zij het contract bekrachtigden en rechtsgeldigheid gaven. De aktes over schakingen binnen deze inhoudelijk diverse registers geven geen in-formatie over de bestraffing maar zijn telkens opgebouwd zoals de bespro-ken akte van Kateline: een vrouw komt voor de schepenen en verklaart daar dat ze vrijwillig met haar schaker is meegegaan en dat ze er geen spijt 18 Voor meer informatie over deze charters zie De Blijde Inkomst van de hertogen van Brabant Johanna en Wenceslas, Ria Van Bragt (ed.) (Leuven 1956) 1-8; Algemeen Rijksarchief Brussel (verder ARAB), Charters van Brabant, inv. nr. 901, Blijde Inkomst van Johanna en Wenceslas 1356, artikel 21; SAL, OA, inv. nr. 1335, Blijde Inkomst van Antoon van Brabant 1406, artikel 16; SAL, OA, inv. nr. 1354, Blijde Inkomst van Filips van Saint-Pol 1427, artikel 25.

19 Raymond Van Uytven,‘Bestuursinstellingen van de stad Leuven (12deeeuw- 1789)’, in: Ray-mond Van Uytven en Beatrijs Augustyn (eds.), De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Brabant en Mechelen tot 1795 (Brussel 1997) 369-392.

20 Eén schaking werd meestal gepleegd door meerdere daders, waaronder een hoofdader en een aantal medeplichtigen die vaak familieleden waren van de hoofddader. Onder het onderdeel ‘Gevolgen voor de geschaakte vrouw’, wordt er dieper ingegaan op dit gegeven.

(9)

van heeft. Naast die gestandaardiseerde aktes, bevatten de registers ook enkele schaarse, meer bijzondere aktes over de schaking. Wegens de enorme omvang van deze bron, richt dit onderzoek zich enkel op de reeds getranscribeerde aktes door Itinera Nova, een project van het Leu-vense stadsarchief dat de registers digitaal tracht te ontsluiten en trans-criberen.21 Via de transcripties vond ik 45 schakingsaktes tussen 1401 en 1458, waarvan één geval ook al in de meiersrekeningen zat. Dat er na 1458 geen aktes over schakingen te vinden zijn, ligt aan de bronnen zelf die na 1460 veel uniformer worden en haast uitsluitend over economische trans-acties berichten. De jaarregisters die al volledig door Itinera Nova getrans-cribeerd zijn, bevatten doorgaans slechts enkele vrijewilsverklaringen, na-melijk twee à drie aktes per register.22Toch ga ik aan heel wat aktes voorbij door enkel transcripties te gebruiken. Die beperking is de keerzijde van de gekozen chronologisch uitgebreide benadering, en laat dus ruimte voor verder intensief onderzoek naar een kleinere afgebakende periode aan de hand van de schepenregisters.

Figuur 1: Aantal schakingen volgens de meiersrekeningen, de schepenregisters en Dbedevaertboeck.

21 Met Itinera Nova startte het Leuvense stadsarchief een ambitieus offensief om de Leuvense schepenregisters digitaal ter beschikking te stellen. Voor meer informatie zie: www.itineranova.be. 22 Van de 128 registers van voor 1460, zijn ongeveer 50 registers volledig getranscribeerd. De andere registers zijn meestal al deels getranscribeerd. Verder behandelt Itinera Nova enkel de Dietse aktes en niet de Latijnse. Soms staan er Latijnse aktes over hetzelfde geval rond de Dietse schakingsaktes. Die aktes werden ook bestudeerd.

(10)

De verschillende praktijkbronnen in Leuven onthullen informatie over 96 schakingen en 111 schakers tussen 1400 en 1504 (figuur 1). Aangezien dit cijfer enkel bestaat uit de aktes van bestrafte misdrijven en van gevallen waar het echt om de schaking als huwelijksstrategie ging, gaat het hier om een minimum aantal. De meiersrekeningen verwijzen bijvoorbeeld af en toe naar een schaking in aktes over andere misdrijven. Dergelijke gevallen zijn hier niet opgenomen. Ook gevallen waar het niet duidelijk is of de schaking echt bedoeld was om een huwelijk te sluiten, bijvoorbeeld wan-neer het louter om mishandeling of verkrachting op zich lijkt te gaan, zijn niet opgenomen. Verder zijn enkel de schakers geteld waarvan de straf bekend is uit de meiersrekeningen en Dbedevaertboeck en zijn de ge-noemde medeplichtigen zonder vermelding van de strafmaat niet opgeno-men. Ten slotte vormen de meiersrekeningen geen absolute registratie en werd er hierboven al op gewezen dat enkel de getranscribeerde schepenak-tes werden gebruikt.23

Na een bespreking van de wetgeving omtrent schakingen, gaat dit arti-kel over naar een analyse van de bestraffing van schakers. Vervolgens komt de schaking van meerderjarige vrouwen aan bod die hun schaker uit vrije wil volgden. Daarbij stel ik dat een aanzienlijk deel van die gevallen in de praktijk wellicht niet bestraft werd. Ten slotte gaat dit artikel kort in op de bestraffing van vrouwen die bij hun schakers bleven en op de mogelijke motieven die tot een schaking leidden.

Strenge wetten in Brabant en Leuven

Het Blijde Inkomst-charter van Johanna en Wenceslas uit 1356 bevat ook een artikel over de schaking en maakt daarbij een onderscheid tussen de ontvoering van minder- en meerderjarige vrouwen.24 Als een man een minderjarige vrouw schaakte, kreeg hij hoe dan ook de doodstraf. Bij meer-derjarige vrouwen maakt de tekst een onderscheid naargelang de instem-ming van de vrouw. Het charter stelt dat enkel het meevoeren van meer-derjarige vrouwen tegen hun wil strafbaar was. Om te achterhalen of de vrouw al dan niet gedwongen werd om mee te gaan, voerden de auto-riteiten een onderzoek naar‘goede waarheid’, waarbij ze getuigen zochten 23 Marc Boone,‘State power and illicit sexuality: The persecution of sodomy in late medieval Bruges’, Journal of Medieval History 22 (1996) 135-153, aldaar 144-145; Prevenier onderzocht een bestrafte schaking in Leuven aan de hand van een genadebrief, de schaking is niet opgenomen in de meiersrekeningen. Prevenier,‘Huwelijk en clientele’.

(11)

die haar hadden horen schreeuwen. Het hulpgeroep vormde destijds im-mers het voornaamste criterium om te bepalen of de schaking tegen de wil van het slachtoffer was.25 In zo’n geval kreeg de man de doodstraf en werden zijn goederen geconfisqueerd. Nadien neemt het charter een bepa-ling op over de bestraffing van de vrouw die duidelijk het ambigue karakter toont van de manier waarop de tekst een gewelddadige ontvoering defini-eert. Als de vrouw er bij een schaking tegen haar wil toch voor koos om bij haar schaker te blijven, zouden haar goederen en haar erfenis worden ge-confisqueerd. Een schaking waarbij de vrouw nadien bij haar schaker bleef, werd dus toch als ‘tegen haar wil’ bestempeld als het hulpgeroep kon worden aangetoond. De vijftiende-eeuwse Blijde Inkomst-charters uit 1406 en 1427 maken hetzelfde onderscheid tussen minder- en meerderjarig-heid en definiëren de gewelddadige schaking van vrouwen net zo dubbel-zinnig.26De eerste tekst voegt toe dat het bij de ontvoering van minder-jarigen zowel om meisjes als jongens kon gaan en de bron uit 1427 ver-meldt nog dat de schaker in geen enkel geval enige bescherming kon ge-nieten en dat hij hoe dan ook volgens het Brabantse recht bestraft moest worden. De latere landcharters voegen geen nieuwe elementen meer toe.27 In 1365 vaardigde Wenceslas van Bohemen een charter voor Leuven uit, dat aan schakers en geschaakte vrouwen dezelfde straffen oplegt als de hierboven besproken teksten.28Ook de notie van minder- en meerderjarig-heid is identiek. Verder hanteert deze oorkonde eveneens de subjectieve definitie van een gewelddadige ontvoering door de combinatie van het hulpgeroep enerzijds en het bij de schaker blijven anderzijds. De stads-ordonnantie die in 1396 door het Leuvense stadsbestuur werd uitgevaar-digd, verschilt inhoudelijk sterk van de andere wetteksten.29Deze wet legt aan alle schakers een strafbedevaart naar Cyprus op, waar ze een jaar en een dag moesten blijven. Al wie zich tegen die straf verzette, werd uit Leuven verbannen. Deze bron stelt het hulpgeroep niet langer centraal en maakt zo een einde aan de tegenstrijdige definitie van welke gevallen nu al

25 Louis Maes, Vijf eeuwen stedelijk strafrecht: bijdrage tot de rechts- en cultuurgeschiedenis der Nederlanden (Antwerpen 1947) 224; Jan Buntinx,‘Verkrachting en hulpgeroep in het Oud-Vlaam-se recht’, Handelingen der Zuid-NederlandOud-Vlaam-se Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschie-denis 9 (1955) 15-21.

26 SAL, OA, inv. nr. 1335 en SAL, OA, inv. nr. 1354. 27 Greilsammer,‘Rapts de séduction’, 68.

28 ‘CI: Ordonnance du duc de Brabant’, Codex diplomaticus volgend op Brabantse Yeesten: Les gestes des ducs de Brabant door Jan van Boendale II, Jan Frans Willems (ed.) (Brussel 1839) 605. 29 ‘Het vrouwenschaken’, in: Vaderlands Museum voor Nederduitse Letterkunde, Oudheid en Geschiedenis III, Constant Philippe Serrure (ed.) (Gent 1885) 25-26.

(12)

dan niet strafbaar waren. Voortaan werd een ander principe naar voren geschoven: als de vrouw voor de schepenen verklaarde dat ze met de scha-king had ingestemd en dus vrijwillig was meegegaan, zouden noch de hoofddader, noch zijn medeplichtigen de strafbedevaart hoeven onderne-men.30 Verder zegt de akte niets over een eventuele bestraffing van de vrouw die bij haar schaker bleef.

Alle wetteksten maken het onderscheid tussen de schaking van der- en minderjarige vrouwen en zeggen telkens dat de schaking van meer-derjarige vrouwen enkel strafbaar was als ze gewelddadig was. Dit werd ofwel vastgesteld door het hulpgeroep, ofwel door de verklaring van in-stemming voor de Leuvense schepenen. In de middeleeuwen was de lijn tussen minder- en meerderjarigheid verre van absoluut. Aanvankelijk gold de leeftijd van elf tot veertien jaar voor meisjes en van veertien tot zestien jaar voor jongens als het moment waarop ze zich konden emanciperen ten opzichte van hun ouders of voogd en dus handelings- en rechtsbekwaam-heid verwierven. Het stedelijk recht toont dat die leeftijdsgrens in de veer-tiende eeuw werd opgetrokken naar 18, 20, 25 en soms 28 jaar. Volgens het zestiende-eeuwse Leuvense gewoonterecht waren kinderen meerderjarig vanaf 25 jaar.31 In principe hadden meerderjarigen geen toestemming nodig van hun ouders om te huwen of om als rechtspersoon op te treden. Wetgevers traden streng op tegen schakingen, maar enkel bij minderjarige vrouwen of bij meerderjarige vrouwen die gedwongen werden mee te gaan. Meerderjarige instemmende vrouwen gingen in principe vrijuit, wat doet vermoeden dat zij met de schaking wel degelijk over een middel beschikten om hun huwelijkspartner vrij te kiezen.

Bestraffing in de praktijk

De bronnen vermelden maar twee executies, wat onmiddellijk aantoont dat de strenge bepaling in het Blijde Inkomst-charter zelden gevolgd werd. Daneelken van Liebesart maakte zich schuldig aan een schaking en aan twee doodslagen en werd daarom geëxecuteerd. Wellicht is die straf eerder aan de doodslagen dan aan de schaking te wijten, aangezien mensen die schuldig waren aan doodslag wel vaker die straf kregen.32Verder bevatten de rekeningen van december 1442 tot december 1443 drie aktes over de

30 ‘Het vrouwenschaken’, 26. 31 Godding, Le droit privé, 70-75.

(13)

schaking van Grieten Sleers door Arndt Van Cumptich en zijn medeplichti-gen. De eerste twee aktes behandelen elk de bestraffing van één van de medeplichtigen. De derde akte behandelt de bestraffing van Grieten die vrijwillig met Arndt was meegegaan en hem had gehuwd. De rekeningen bevatten geen akte over de hoofddader maar vermelden in de andere aktes wel terloops dat hij ‘gericht es geweest metten swerde ende op een rat ghesedt’.33Van de 111 schakers kreeg dus 1,8 % de doodstraf. Dit aantal is

een benadering, aangezien de registratie in de rekeningen niet altijd even nauwgezet verliep. Toch staat het vast dat de terechtstelling van schakers erg uitzonderlijk was. Maes concludeerde hetzelfde voor de stad Mechelen, en Vanhemelryck besloot dat in Brussel zelfs geen enkele schaker wegens vrouwenroof werd terechtgesteld, tenzij het om een combinatie met ver-krachting ging.34

Tabel 1. Bestrafte schakers in Leuven in Dbedevaertboeck (1398-1422) en de meiers-rekeningen (1404-1504)

Type straf Absoluut aantal %

Doodstraf 2 1,80% Verbanning of bedevaart 34 30,63% waarvan afgekocht 18 16,22% Geen veroordeling 4 3,60% Compositie 71 63,96% Totaal 111 100,00%

Waarom werd Arndt van Cumptich zo streng gestraft? Grieten ging uit vrije wil met hem mee en de rekeningen bevatten veel voorbeelden van schakers die vrouwen gewelddadig ontvoerden en toch lichtere straffen kregen. Mogelijke redenen zouden kunnen zijn dat Arndt nog andere mis-drijven begaan had, of dat zijn‘slachtoffer’ Grieten een hoge sociale status had.35Geen enkel element wijst echter in die richting. Een andere verkla-ring is dat de strenge bestraffing samenhangt met het relatief hoge aantal schakingen in deze periode. Tussen 1438 en 1444 vonden er volgens de

33 ARAB, Rekenkamer (verder RK), inv. nr. 12655 (verder 12655), Kerstdag 1442 tot Sint-Jansdag 1443 (verder K1442-J1443) fo. 418r en JK1443 fo. 432r, 439v.

34 Maes, Vijf eeuwen stedelijk strafrecht, 223-225; Vanhemelryck, De criminaliteit in de ammanie, 174; idem,‘Het Brabantse strafrecht en zijn toepassing in de praktijk, voornamelijk te Brussel in de XVe eeuw’, Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 34 (1966) 375-401, aldaar 389; ook de Leuvense rekeningen bevatten meerdere voorbeelden van daders die omwille van verkrachting geëxecu-teerd werden, zie onder meer. ARAB, RK, 12659, K1489-K1490 fo. 256v-257r.

(14)

rekeningen wel acht schakingen plaats gepleegd door achttien schakers. In een periode van zes jaar komt dus vijftien procent van de schakingen aan bod. Ofwel kwamen schakingen in die periode meer voor ofwel is er enkel sprake van een intensere registratie door de meier. Zowel Berents als Pre-venier zagen een verband tussen het aantal schakingen en de economische situatie. In periodes van economische neergang poogden meer mannen hun sociaaleconomische positie immers te versterken door een huwelijk met een dame uit een hogere klasse.36In Leuven werden de jaren van 1434 tot 1439 gekenmerkt door hongersnoden en pestuitbraken; dit is de periode aan het begin van de opstoot in het aantal schakingen.37Dat de stijging in het aantal schakingen pas begint na het economische dal is niet abnor-maal, aangezien de registratie in de rekeningen vaak pas een aantal jaren na het misdrijf plaatsvond.38

Toch zijn er ook periodes van economische neergang die niet gepaard gingen met een verhoogd aantal schakingen, zoals bijvoorbeeld tussen 1425 en 1429. Enkel naar de slechte economische situatie verwijzen, is voor Leuven dus niet helemaal overtuigend. Om twee redenen lijkt het dan ook plausibel dat de meier in bepaalde periodes intenser registreerde dan in andere. Eerst en vooral vertonen de aktes uit de schepenregisters niet hetzelfde patroon als de meiersrekeningen. Enkele jaren bevatten wel meer schakingsaktes dan andere, maar dit is telkens te wijten aan het feit dat bepaalde registers vollediger of net minder volledig getranscribeerd zijn. Bovendien stelden sommige criminaliteitshistorici vast dat de rekeningen van de gerechtsofficier geen exhaustieve registratie van de misdrijven vor-men.39Het zou dus kunnen dat schakingen tussen 1438 en 1444 meer voor-kwamen, maar een andere mogelijkheid is dat de meier en de Leuvense ambtenaren in die periode meer aandacht voor het fenomeen hadden en dus strenger optraden. Mogelijk vonden er in economisch ongunstige pe-riodes meer schakingen plaats waardoor ook de oplettendheid van de be-straffende instanties voor het fenomeen gedurende een aantal jaren toen-am. In dat geval kwam het rondom de jaren 1440 wellicht tot een soort klopjacht, waarbij Arndt Van Cumptich geëxecuteerd werd om een

voor-36 Berents, Het werk van de vos, 40; Walter Prevenier en Wim Blockmans, Prinsen en poorters: Beelden van de laatmiddeleeuwse samenleving in de Bourgondische Nederlanden (1384-1530) (Ant-werpen 1998) 191.

37 Raymond Van Uytven, Stadsfinanciën en stadsekonomie te Leuven van de XIIe tot het einde der XVIe eeuw (Brussel 1961) 584-585.

38 De rekening van 1410 vermeldt bijvoorbeeld een schaking die in 1408 al in de schepenregisters aan bod komt– ARAB, RK, 12653, JK1410 fo. 317rv; SAL, SR, 7306, 22 februari 1408 fo. 241r. 39 Zie n. 20.

(15)

beeld te stellen. Dat Arndt na zijn dood eerloos op een rad werd tentoon-gesteld, versterkt dit vermoeden.40

Van de bestudeerde schakers werden er 34 veroordeeld tot een verban-ning of strafbedevaart. Deze vrijheidsberovende straffen hadden tot doel de misdadiger tijdelijk uit de maatschappij te verwijderen.41Vanaf de veer-tiende eeuw verschenen in Leuven veel normatieve bepalingen die aan elk misdrijf een vaste bedevaartbestemming koppelden.42In de praktijk wer-den die wetten niet altijd nageleefd en werwer-den vaak verschillende bestem-mingen opgelegd voor hetzelfde misdrijf.43 Dit was ook het geval voor schakingen. De Leuvense stadsordonnantie legde een bedevaart naar Cy-prus op, maar in de bronnen komen ook heel wat andere bestemmingen aan bod, zoals Rome, Milaan en Santiago de Compostela. Bovendien legde de schepenbank vaak meerdere bedevaarten op. Een combinatie van be-devaarten kon te wijten zijn aan het feit dat er meerdere delicten waren begaan of aan weerspannigheid tegen de aanklacht of de veroordeling. Willeke Paternoster had zijn slachtoffer bijvoorbeeld geschaakt en gesla-gen en had bovendien ‘onbehoirlike wederspenicheit gedaen’ tegen de meier wat hem twee bedevaarten en een verbanning van een jaar ople-verde.44Uit de rekeningen blijkt dat achttien schakers hun bedevaartstraf afkochten via een compositie met de meier.

Schakers konden niet enkel hun opgelegde straf, maar ook hun vervol-ging afkopen. Op deze manier werden schakingen veruit het meest be-slecht. In 63,96% van de gevallen kocht de schaker zijn vervolging af en 16,22% kocht zijn al opgelegde bedevaartstraf of verbanning af. De compo-sitie gold als een soort van minnelijke schikking, een overeenkomst die in principe steunde op de vrije wil van beide partijen zijnde de meier en de dader en vormde in de late middeleeuwen een algemeen aanvaarde en

40 Dick Berents,‘Galg en rad: wrede straffen in laatmiddeleeuws Utrecht’, in: H.A. Diederiks en H.W. Roodenburg (eds.), Misdaad, zoen en straf. Aspekten van de middeleeuwse strafrechtsge-schiedenis in de Nederlanden (Hilversum 1991) 87-103, aldaar 93.

41 Fernand Vanhemelryck,‘Strafbedevaarten in Brabant’, in: Fernand Vanhemelryck (ed.), Rei-zen en reizigers in Brabant (Brussel 1993) 117-161, aldaar 117-120.

42 Zie bespreking van die normatieve bepalingen bij Vanhemelryck,‘Strafbedevaarten in Bra-bant’, 129-131.

43 Lize De Wilder, Boete of zoen: een onderzoek naar de strafbedevaarten opgelegd vanuit de Leuvense schepenbank vanuit een analyse van Dbedevaertboeck (Onuitgegeven licentiaatsverhan-deling Geschiedenis Katholieke Universiteit Leuven 2014) 67-70.

44 Jan Van Herwaarden, Opgelegde bedevaarten. Een studie over de praktijk van het opleggen van bedevaarten (met name in de stedelijke rechtspraak) in de Nederlanden gedurende de late middel-eeuwen (ca. 1300- ca. 1550) (Assen en Amsterdam 1978) 241-242; ARAB, RK, 12657, K1467-J1468 fo. 336r en K1469-1470 fo. 307r.

(16)

volledig wettige praktijk die enorm courant was.45De meier hield rekening met een aantal objectieve en subjectieve elementen wanneer hij het com-positierecht toepaste. Wanneer iemand zelf een klacht indiende tegen een misdadiger, was hij bijvoorbeeld telkens verplicht om te vervolgen en mocht hij niet composeren.46 De schakingen waarbij het slachtoffer of haar vader bij de meier ging klagen, leidden niet tot een compositie en bevestigen dit principe dus.47Verder sloot de meier een compositie als de dader wegens een gebrek aan bewijzen dreigde te ontsnappen aan zijn veroordeling. Ook de verzoening tussen de dader en het slachtoffer en zijn of haar familie was een reden om een compositie toe te laten.48 Aan-gezien schakingen dikwijls op een verzoening uitliepen, zou dit het hoge aantal composities kunnen verklaren.49

Verder speelden vaak ook allerlei subjectieve overwegingen een rol. De meier verantwoordt de compositie vaak door te verwijzen naar zelfverde-diging of dronkenschap tijdens het plegen van de feiten en naar de lage leeftijd of het geringe vermogen van de daders. Een compositie sluiten was ook financieel interessant, aangezien een deel van het bedrag rechtstreeks naar de meier ging. Bovendien bracht de uitvoering van een straf meestal kosten met zich mee.50Toch relativeert Dupont dit motief, aangezien de meier ook bij geldstraffen composeerde waardoor de daders een lager be-drag mochten betalen. De meier was dus realistisch en vorderde een geld-som die overeenstemde met het financiële vermogen van de daders. Dit blijkt uit de veelvoorkomende formule dat hij ‘begerende liever yet dan niet te hebbene’.51Wellicht vond de meier het dus interessanter om aan

45 Jan Van Rompaey,‘Het compositierecht in Vlaanderen van de veertiende tot de achttiende eeuw’, The Legal History Review 29 (1958) 43-47; Guy Dupont, ‘Le temps des compositions. Prati-ques judiciaires à Bruges et à Gand au XIV et XVI siècle (partie 1)’, in: Bernard Dauven en Xavier Rousseaux (eds.), Préférant miséricorde à rigeur de justice: pratiques de la grâce (XIIIe-XVIIe siècles) (Louvain-la-Neuve 2012) 31-52.

46 Van Rompaey,‘Het compositierecht’, 49-50.

47 Zie bijvoorbeeld ARAB, RK, 12659, K1489-K1490 fo. 250r en 12654, J1419- september 1420 fo. 251v.

48 Van Rompaey,‘Het compositierecht’, 49-51; Dupont, ‘Le temps des compositions’, 60. 49 Over de verzoening bij schakingen zie Berents, Het werk van de vos, 40; Trevor Dean,‘A regional cluster? Italian secular laws on abduction, forced and clandestine marriage (fourteenth and fifteenth centuries)’, in: Mia Korpiola (ed.), Regional variations in matrimonial law and custom in Europe (Leiden 2011) 147-159, aldaar 149.

50 Marc Boone, '‘’Want remitteren is princelijck". Vorstelijk genaderecht en sociale realiteiten in de Bourgondische periode’, in: Luc Stockman en Peter Vandermeersch (eds.), Liber amicorum Achiel De Vos (Evergem 1989) 53-59, aldaar 54-55; Van Rompaey,‘Het compositierecht’, 57; Du-pont,‘Le temps des compositions’, 61.

(17)

arme daders een kleine som geld te vragen, dan een hoog bedrag te vor-deren dat ze toch niet konden betalen.52De rekeningen bevatten niet enkel verwijzingen naar de armoede van de dader om een lage boete te verant-woorden, maar ook om het afkopen op zich te verantwoorden. Toch is het opvallend dat de meeste aktes met lage composities spreken over ‘arme gezellen die niet meer hebben dan ze met hun ambachten verdienen’.53

De casus van Jan van Ranssem en Katharina Absoloens bewijst dat ook de bestrafte schakers hun doel bereikten, namelijk een huwelijk met hun ‘slachtoffer’.54De meiersrekening uit 1453 vermeldt hoe Jan Katharina met

een aantal medeplichtigen ontvoerde uit Leuven. De zaak veroorzaakte al snel ophef en werd voorgedragen voor de Leuvense stadsraad die bepaalde dat Jan en zijn medeplichtige Jan Gheermans een strafbedevaart naar Cy-prus moesten ondernemen. Beide daders vertrokken nooit op bedevaart, want ze kochten de straf samen af voor 10800 Brabantse groten, een bedrag dat veel hoger lag dan het bedrag dat schakers doorgaans betaalden. Bo-vendien moest Jan van Ranssem nog een tweede bedrag van 7200 Bra-bantse groten betalen. Omdat bleek dat Jan meerdere medeplichtigen had, moest hij‘voir diegheene die doen ter tijt met hem noch waren sijn pointinge maken’.55Aangenomen dat beide daders elk de helft betaalden

van de afkoopskom voor hun bedevaart, moest Jan, de hoofddader, in het totaal 12600 Brabantse groten betalen. Dit enorme bedrag komt overeen met 4 jaar en 50 dagen loon van een Leuvense meester-metselaar.56 On-danks het hoge bedrag, was de schaking succesvol want Katharina en Jan huwden na de schaking.57 Die laatste stamde zelf uit een welstellende familie, wat doet vermoeden dat de hoge afkoopsom voor hem toch be-taalbaar was. De bronnen vermelden ook andere schakers die met hun geschaakte dame huwden, ondanks de compositie.58Bovendien konden de kerkelijke rechtbanken de clandestiene huwelijken die op de schaking 52 Ook Vanhemelryck merkte op dat de Brusselse amman (tegenhanger van de Leuvense meier) meermaals rekening hield met het financiële vermogen van de schakers. Vanhemelryck, De criminaliteit in de ammanie, 175; Van Herwaarden merkte op dat men bij de bepaling van de afkoopsom van bedevaarten ook rekening hield met de geldelijke situatie van de delinquent. Van Herwaarden, Opgelegde bedevaarten, 244.

53 Zie bijvoorbeeld ARAB, RK, 12655, JK1443 fo. 432r en 12657, K1465-J1466 fo. 122r. 54 ARAB, RK, 12656, JK1453 fo. 228v en JK1454 fo. 263rv.

55 ARAB, RK, 12656, JK1454 fo. 263rv. 56 Van Uytven, Stadsfinanciën, 558-578.

57 Max De Troostembergh,‘Absolons’, Annuaire de la noblesse Belge (Brussel 1910) 7-56, aldaar 16.

58 Zie bijvoorbeeld ARAB, RK, 12656, JK1460 fo. 517rv en 12657, JK1466 fo. 167rv en 12658, JK1472 fo. 26v-27v.

(18)

volgden wel met boetes bestraffen, maar ze konden het huwelijk op zich niet tegengaan.59

Ook onbestrafte gevallen?

Volgens de wetgeving was de schaking van meerderjarige, instemmende vrouwen niet strafbaar. Wel omschreef het Blijde Inkomstcharter die bepa-ling nogal dubbelzinnig door de confiscatie van de goederen en de erfenis te eisen van vrouwen die tegen hun wil geschaakt werden, maar er wel voor kozen om bij hun schaker te blijven. Greilsammer argumenteerde dat de schaking van meerderjarige vrouwen met hun wil in de praktijk toch bestraft werd. Dit bewijst volgens haar hoezeer de autoriteiten de schaking wilden tegengaan, en niet het geweld tegen de vrouw op zich.60Ze baseert haar conclusie op aktes in vonnisboeken, die qua vorm gelijkaardig zijn aan de aktes in Dbedevaertboeck en in de meiersrekeningen.61

Ik stel de conclusie van Greilsammer in vraag door de vrijewilsverklarin-gen in de schepenregisters samen te bestuderen met de aktes over de be-straffing in de meiersrekeningen en Dbedevaertboeck. De eerste bron bevat informatie over 45 schakingen, de‘bestraffingsbronnen’ behandelen 52 scha-kingen. Daarbij komst slechts één geval in beide brontypes aan bod, name-lijk de schaking van Elisabeth Lyedens door Jan Uter Helcht. Opmerkename-lijk is dat deze enige match tussen de verschillende bronnen een bijzonder geval is. In de schepenregisters is er niets opmerkelijks te zien en gaat het gewoon om één van de vele gevallen waarbij een vrouw, hier Elisabeth, verklaart vrijwillig te zijn meegegaan met haar schaker, hier Jan.62 Deze schaking staat echter ook in de meiersrekeningen en verschilt sterk van andere aktes in deze bron: Jan en zijn kompanen werden immers vrijgesproken omdat Elisabeth haar instemming voor de schepenen had verklaard en omdat het onderzoek niet had kunnen bewijzen dat Elisabeth bij de schaking om hulp had geroepen.63Het is opmerkelijk dat de meiersrekeningen dit geval ver-melden, aangezien zij in eerste instantie een registratie vormen van de be-strafte misdrijven en niet van de onbebe-strafte. Daarom lijkt het plausibel te 59 Michiel Decaluwé,‘Recht kennen om het te omzeilen: Gerechtelijke huwelijksstrategieën in de Zuidelijke Nederlanden in de vijftiende eeuw’, Pro Memorie 8 (2006) 72-81.

60 Greilsammer,‘Rapts de séduction’, 57, 83.

61 Greilsammer onderzocht een aantal Brabantse en Vlaamse vonnisboeken, met name uit Brussel, Mechelen, Gent en Brugge.

62 SAL, SR, 7306, 22 februari 1408 fo. 241r. 63 ARAB, RK, 12653, JK1410 fo. 317r.

(19)

veronderstellen dat de schakingen die gekend zijn via de vrijewilsverklarin-gen in de schepenregisters– of toch minstens een groot deel ervan – en die niet voorkomen in de‘bestraffingsbronnen’, gewoonweg niet bestraft wer-den, en dat de wetgeving met betrekking tot de schaking van instemmende meerderjarige vrouwen in de praktijk werd nagevolgd.

Greilsammer beweert het tegendeel, namelijk dat in de praktijk ook de schakingen van meerderjarige vrouwen met hun instemming steevast wer-den bestraft. Daarvoor verwijst ze naar een aantal gevallen in de door haar bestudeerde vonnisboeken die ondanks de vermelding van de instemming van de vrouw, wel bestraft werden.64In die gevallen voerde de betrokken gerechtsofficier immers getuigen op die het meisje hadden horen schreeu-wen. Die schreeuw was blijkbaar meer waard dan haar verklaring van vrije wil, want de schaking werd daardoor bestempeld als zijnde tegen de wil van de meerderjarige vrouw. De Leuvense bronnen bevatten ook een aan-tal van die gevallen: hoewel de meier vermeldt dat de vrouw haar instem-ming voor de schepenen verklaard had, werd de schaking toch bestraft. Enerzijds betreft het hier de schaking van minderjarige meisjes die onge-acht hun instemming, strafbaar was volgens de wetgeving. De schaking van Yde Roenvox door Hendrik Van Calsteren is zo’n geval. Yde verklaarde haar instemming voor de schepenen, maar Hendrik kreeg toch een strafbede-vaart opgelegd zonder dat die straf wordt verantwoord. Dit gebeurde nadat Ydes vader die‘niet wel tevreden’ was, geklaagd had ‘dat hem sijn dochter ontleidt waren’, wat het vermoeden versterkt dat het hier om een minder-jarige ging.65Anderzijds behandelen de meiersrekeningen ook een aantal gevallen waar de bestraffing van instemmende vrouwen wel gelegitimeerd wordt, met name door te verwijzen naar getuigen die de vrouw hadden horen roepen. Gielken Vandengersse schaakte bijvoorbeeld Machtelde El-lemoens, die nadien haar instemming verklaarde. Bovendien huwde het koppel kort na de schaking. De meier van Leuven en de ondermeier van Wezemaal onderzochten de zaak echter en vonden getuigen die Machtel-des hulpgeroep hadden gehoord, waarop Gielken en zijn medeplichtigen tot een drievoudige bedevaart werden veroordeeld.66

Greilsammer had het dus deels bij het rechte eind: ook in Leuven be-vatten de meiersrekeningen gevallen van instemmende, meerderjarige vrouwen die bestraft werden. Ik meen echter dat deze historica de

proble-64 Greilsammer,‘Rapts de séduction’, 57, 83. 65 ARAB, RK, 12654, J1419-1420 fo. 251v.

66 ARAB, RK, 12653, K1405-J1406 fo. 87v-88v; gelijkaardige voorbeelden zie ARAB, RK, 12654, JK 1404 fo. 35r-36v, 37r, 68v.

(20)

matiek te eenzijdig belicht, door zich enkel op vonnisboeken te richten. Aangezien die bronnen informatie bevatten over de bestraffing, gaat ze uiteraard aan andere gevallen die mogelijk niet bestraft werden voorbij. Dit geldt niet enkel voor Greilsammer, maar ook voor andere historici als Vrolijk en Carlier.67Wanneer ook de schepenregisters worden onderzocht, blijkt immers dat de schakingen die daarin genoteerd staan, niet in de ‘bestraffingsbronnen’ voorkomen. Dit doet sterk vermoeden dat deze scha-kingen of toch zeker een deel ervan, niet vanzelfsprekend eindigden met een bestraffing, maar op een vrijspraak konden uitlopen zoals in het geval van Jan Uter Helcht en Elisabeth Lyedens. Ook andere historici bespraken gevallen die, nadat bleek dat de meerderjarige vrouw met de schaking had ingestemd, in overeenstemming met de wet niet bestraft werden.68

Illustratie 2: De schaking van Ydoire door Vuitasse de Berry– Miniatuur door Loyset Liédet en Pol Fruit in het handschrift Histoire de Charles Martel, geschreven in 1463– 65 in Brussel; verluchting in 1467–72 in Brugge. Bewaard in The J. Paul Getty Museum in Los Angeles (Ms. Ludwig XIII 6, http://www.getty.edu/about/opencontent.html).

67 Carlier, Kinderen van de minne?, 101; Marjan Vrolijk, Recht door gratie bij doodslagen en andere delicten in Vlaanderen, Holland en Zeeland (1531-1567) (Hilversum 2004) 260.

68 Vleeschouwers-Van Melkebeek,‘Mortificata est’, 364; zie ook Berents, Het werk van de vos, 36-37.

(21)

Gevolgen voor de geschaakte vrouw

De bronnen bieden amper informatie over bestrafte vrouwen. Zo spreken de meiersrekeningen slechts over twee vrouwen. De goederen van Grieten Sleers, de vrouw van de terdoodveroordeelde schaker Arndt van Cumptich, werden door de meier in beslag genomen. Grieten kocht die straf echter af. Ook in het tweede geval verloor een meisje haar goederen, maar zij sloot net als Grieten een compositie met de meier waaruit blijkt dat ook de confiscatiestraffen konden worden afgekocht. Volgens de normatieve be-palingen verloren vrouwen ook hun erfrechten, maar de praktijkbronnen geven geen enkele informatie over de implementatie van dergelijke bepa-ling. Indien de goederen van geschaakte meisjes onmiddellijk werden ge-confisqueerd en zij ook geen aanspraak meer konden maken op hun erfe-nis, vervalt het sociaaleconomische motief van de schaker. Het eerder be-sproken geval van Jan Van Ranssem en Katharina Absoloens bewijst dat de confiscatiestraffen, zowel die voor mannen als vrouwen, in de praktijk niet systematisch werden toegepast. Een aantal jaren na de schaking en het daaropvolgende huwelijk overleed Katharina’s vader immers en volgde zij hem op als beheerder van het familiedomein. Verder beheerde Jan de domeinen van zijn vrouw in Heverlee, terwijl Katharina na Jans dood zijn domeinen, waaronder ook het familiedomein Van Ranssem in Erps, be-heerde als vruchtgebruikster.69Ook Prevenier en Berents wezen erop dat de zware confiscatiestraffen in de praktijk zelden werden toegepast wat de schaarsheid aan gegevens in de bronnen kan verklaren. Bovendien toon-den zij in de door hen bestudeerde schakingen het belang van sociaal-economische motieven aan, die er niet zouden zijn indien de bezittingen en erfenis van de geschaakte vrouw steevast werden geconfisqueerd.70

De vraag naar de motieven bij schakingen is moeilijk te beantwoor-den.71 Het huidig onderzoek is verdeeld: de ene groep van historici be-schouwt de schaking als een middel voor jongeren om in te gaan tegen de geldende huwelijksnormen en beklemtoont vooral emotionele motieven en de vrije wil van de vrouw, terwijl andere onderzoekers de vrouw eerder als slachtoffer zien waarbij de schaker zijn eigen positie trachtte te

verbe-69 De Troostembergh,‘Absolons’, 16.

70 Prevenier en Blockmans, Prinsen en poorters, 204-205; Berents, Het werk van de vos, 39. 71 De plaats ontbreekt hier voor een uitgebreide analyse van de motieven, die zal volgen in een later artikel. Daarom worden hier slechts de belangrijkste bevindingen m.b.t. de motieven bij schakingen kort aangehaald.

(22)

teren door een gunstig huwelijk.72 Een argument voor die tweede visie is dat bijna alle bestudeerde gevallen groepsschakingen waren waarbij de verwantschap tussen de verschillende daders opvallend is: ‘Willem De Smet principael ende Wouter De Smet zijn neve ende Hennen De Smet zijn brueder’.73Dat beeld bots enigszins met het idee van de schaking als redmiddel voor individuen en bewijst net dat het in feite een familiezaak was waarbij verschillende leden een gezamenlijk belang dienden, namelijk het verwerven van rijkdom en status. Bovendien zijn de‘slachtoffers’ tel-kens vrouwen die bezit met zich meebrachten, namelijk ongehuwde meis-jes of weduwen. Ook weesmeismeis-jes werden dikwijls geschaakt. Het interes-sante aan een huwelijk met een weesmeisje was dat de toekomstige echt-genoot precies wist welke bezittingen de wees met zich zou meebrengen. Bij een huwelijk met een niet-wees, kon het vermogen van de ouders en dus ook de erfenis nog toe- of afnemen.74De schepenregisters vermelden in 29 van de 45 gevallen de vaders van het meisje. In 15 van de 29 gevallen was de vader overleden. Verder tonen andere aktes in deze registers een grote bezorgdheid over de schaking van een wees. Zo zegt een fragment uit 1455 dat de goederen van Jan Smet en diens echtgenote zouden geconfis-queerd worden wanneer het koppel overleed. De dochter van het koppel kreeg hier wel een deel van als erfenis. Als ze echter geschaakt zou worden, mocht haar dat erfdeel worden onthouden.75

Eventuele emotionele motieven zijn veel moeilijker te achterhalen. Bo-vendien sluiten economische motieven gevoelens van affectie niet uit. Hoe-wel Jan van Ranssem zijn positie ongetwijfeld versterkte door zijn huHoe-welijk met Katharina, is het mogelijk dat ook emotionele aspecten een rol hebben gespeeld. Een aantal aktes bevatten inderdaad aanwijzingen dat affectie mogelijk aanwezig was. Zo vermelden ze af en toe dat man en vrouw met malcanderen ewech gingen of dat de man en vrouw er onder de schijn van ene schake vandoor gingen. Verder melden de meiersrekeningen soms ook dat de vrouw haar schaker zelf had opgezocht of dat het koppel elkaar al voor de schaking kende. In één geval kon de vrouw niet goed kiezen tussen

72 Eerste groep zie Greilsammer,‘Rapts de séduction’; Carlier, Kinderen van de minne?, 102; tweede groep zie Berents, Het werk van de vos, 38-40; Prevenier,‘Vrouwenroof als middel tot sociale mobiliteit’.

73 ARAB, RK, 12653, JK 1405 fo. 68v; over de verwantschap zie ook Berents, Het werk van de vos, 38-39. 74 Danneel,‘Orphanhood and Marriage in fifteenth century Ghent’, in: Walter Prevenier (ed.), Marriage and social mobility in the late Middle Ages (Gent 1989) 99-111, aldaar 103-104.

(23)

haar schaker en haar familie en schipperde ze heen en weer tussen bei-den.76Daarnaast was ook de verzoening een belangrijk element bij vele scha-kingen, zoals al bleek uit de bestraffing via composities. De reden hiervoor was de vernedering die de schaking op zich teweegbracht. Omdat de schaking en het daaropvolgende clandestiene huwelijk geassocieerd werden met ver-krachting en geslachtsgemeenschap, zou de omgeving twijfelen aan de maag-delijkheid van het slachtoffer, waardoor het niet makkelijk zou zijn om na-dien nog een geïnteresseerde huwelijkskandidaat aan te trekken.77 In veel gevallen was een huwelijk met de schaker dan ook de best mogelijke oplos-sing, ook al was dat in normale omstandigheden misschien ongewenst. In die gevallen verklaarde de vrouw ook haar instemming om een bestraffing te vermijden, maar het gaat hier uiteraard niet om een koppel dat bewust voor elkaar koos en de ouderlijke inmenging naast zich neerlegde. Toch bevatten de bronnen ook gevallen waarin de geschaakte zich tegen de schaker verzette. Zo werd Machtelt geschaakt en verkracht door Ruelen die haar nadien tot een huwelijk wilde dwingen. Machtelt weigerde en slaagde erin te ontsnappen. Een andere vrouw weigerde een huwelijk met haar schaker, waarop die haar zodanig mishandelde dat ze stierf. In nog een ander geval schaakte Simon een minderjarige meisje, maar haar vader bevrijdde zijn dochter.78

Besluit

Laatmiddeleeuwse koppels konden de schaking gebruiken om met elkaar te huwen en werden daar niet altijd niet voor bestraft. Als de schaking toch op een bestraffing zou zijn uitgelopen, was de kans groot dat de schaker er met een compositie vanaf kwam. De gehanteerde kwalitatief-kwantitatieve benadering van een verscheiden bronnencorpus werpt een vernieuwend licht op schakingen. De grote meerderheid van de schakingen werd relatief licht bestraft via composities en in tegenstelling tot wat voorgaand onder-zoek beweert, werden schakingen van meerderjarige, instemmende vrou-wen wellicht zelfs getolereerd in Leuven.

76 SAL, SR, 7750, 30 juni 1456 fo. 9v; SAL, OA, inv. nr. 584: Dbedevaertboeck, 19 juni 1418 fo. 124r; SAL, SR, 8126, 23 juli 1455, fo. 26r; ARAB, RK, 12657, JK1471 fo. 362v-363r.

77 Over de verzoening bij schakingen zie Berents, Het werk van de vos, 40; Dean,‘A regional cluster?’, 149; De associatie van schakingen en clandestiene huwelijken met geslachtsgemeen-schap komt door het clandestiene‘per verba de futuro carnali copula subsecuta’ huwelijk of het presumptief huwelijk, waarbij de huwelijksbelofte werd omgezet in een geldig huwelijk door geslachtsgemeenschap. Karras, Unmarriages, 3.

(24)

Uiteraard is het debat over de aard van het laatmiddeleeuwse huwelijk en de positie van de vrouw hiermee niet van de baan. Wel maakt het onder-zoek naar de rechtspraktijk duidelijk dat huwelijkspartners in Leuven over een relatieve bewegingsvrijheid beschikten, maar dat de overheden toch een oogje in het zeil hielden. Jongeren konden de norm van een huwelijk uit praktische en materiële belangen omzeilen, en zo ontsnappen aan de bemoeienissen van hun families. Hier schuilt het gevaar om de schaking te zien als een belangrijke stap in de lange evolutie naar een liefdeshuwelijk en om de partners en vooral de vrouwen voor te stellen als dappere per-sonages die tegen de geldende gewoontes ingingen. Die visie is teleologisch en anachronistisch. Zelfs al zou de schaking het middel geweest kunnen zijn voor een consensueel huwelijk, dan lijkt het er toch op dat sociaal-economische motieven meestal de belangrijkste drijfveer waren. Het feit dat de overgrote meerderheid van de schakingen door een groep verwan-ten gepleegd werd, doet immers vermoeden dat de schaking geen middel was voor individuen, maar wel voor families die hun positie op de sociale ladder wilden versterken via een huwelijk met een andere welstellende familie. Mannen ontvoerden bovendien vooral vrouwen die bezit met zich meebrachten zoals weduwen, wezen en huwbare meisjes.

Hoewel emotionele motieven in een aantal gevallen ongetwijfeld een rol speelden, meen ik dat de sociaaleconomische motieven meestal pri-meerden en dat de schaking dus niet mag voorgesteld worden als een be-langrijk middel in de vrijheidsstrijd van jongeren. Ongeacht de mogelijke motieven, was de schaking een haalbare huwelijksstrategie in het vijf-tiende-eeuwse Leuven, en wel vooral als het meerderjarige ‘slachtoffer’ bereid was om voor de schepenen te verklaren dat zij‘haers dancks ende moetswillen gegaen es’.

Over de auteur

Chanelle Delameillieure behaalde in juni 2015 haar masterdiploma Ge-schiedenis aan de KU Leuven. Haar masterproef over vrouwenschakingen en ontvoeringen in laatmiddeleeuws Leuven werd bekroond met de Mar-guerite Lefèvreprijs voor Genderstudies door de Academische Stichting Leuven. Sinds oktober 2015 is Chanelle als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de Onderzoekseenheid Middeleeuwen van de KU Leuven. Haar onderzoek richt zich op huwelijksstrategieën en –conflicten in de laatmiddeleeuwse Lage Landen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

heid tot onzen lleere Jezus Christus konden komen, zonder dispuut en bezwaar, maar heelemaal zeker zouden zijn, dat wij in Hem alles vinden wat ons ontbreekt,

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Deze nog niet uitgekomen knoppen worden door Japanners gebruikt voor een middel tegen kanker, waarvan sinds 2015 het effect wetenschappelijk zou zijn aangetoond.. Auteur: Santi

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Daarnaast is het percentage HBO-afgestudeerden dat op zoek is naar een andere functie in de sector cultuur en overige dienstverlening hoger dan bij de overheid als geheel, en

Voor alle werknemers binnen het hoger beroepsonderwijs, met uitzondering van universitair opgeleide mannen, geldt dat het bruto uurloon op jongere leeftijd lager ligt dan in

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,