• No results found

De invloed van de bewaartemperatuur op de kiemkracht van aardappelen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de bewaartemperatuur op de kiemkracht van aardappelen"

Copied!
117
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

STICHTING VOOR AARDAPPELBEWARING WAGENINGEN

Publikatie NS 109 Serie A

De invloed van de bewaartemperatuur op de kiemkracht van aardappelen.

door

P.A. Schippers

(2)

I N H O U D I INLEIDING II METHODIEK Ill TEMPERATUURGEGEVENS IV RESULTATEN a. Proef 1953 Bintje . Eersteling . . . Eigenheimer . . . . Libertas Record IJsselster . . . Conclusies

b. Proef 1954 met de sortering 55/45 mm

A l p h a . « , « . • . . . • Bevelander . . . Bintje Eigenheimer Lihertas Noordeling . . Voran . IJsselster . Conclusies . . .

c. Vergelijking van de resultaten van de beide jaren . . . . Bintje

Eigenheimer Libertas IJsselster Conclusies

d. Vergelijking van de sorteringen 28/55 en 35/45 nun (1954) e. Het kiemkrachtsverloop van de sortering 28/55 mm over

lange-re duur 29 f. Berusten de verschillen in spruitopbrengst op verschil in

aantal spruiten per knol of in lengteverschillen tussen de

spruiten . . . 29 V SAMENVATTING . . . 31 BIJLAGEN blz. 1

1

3

4

4

6

8

9

10 11 12 13 14 14 15 16 17 18 19 20 21 21 22 23 24 25 26 26 27

(3)
(4)

1 -I -INLE-ID-ING.

Bij het onderzoek naar de houdbaarheid van aardappelen wordt onder-scheid gemaakt tussen de microbiologische en de fysiologische

houdbaar-1)

heid . Eén van de factoren, die bij het onderzoek van de fysiologische

houdbaarheid grote aandacht verdienen, is de kiemkracht van de aardappelen, zoals deze wordt beïnvloed door de temperatuur tijdens de bewaring. Dit is in het bijzonder het geval bij pootaardappelen, daar een snelle en regelma-tige kieming één van de factoren is, die de opkomst en de stand van het

gewas bepalen.

Gekoppeld aan het onderzoek naar de invloed van de temperatuur op de duur van de rustperiode, die ook één van de facetten van de fysiologische

2)

houdbaarheid is , werden in 1953 en in 1954 proeven uitgevoerd om de

in-3 ) o vloed na te gaan van de bewaartemperatuur op de kiemkracht ' bij 20 C

(aangenomen als de optimale kiemingstemperatuur) van aardappelen van ver-schillende rassen.

II METHODIEK.

Kort na de oogst werden partijen van enkele honderden aardappelen van enige rassen bij verschillende temperaturen opgeslagen, waarna op een be-paald tijdstip monsters van 10 of 20 knollen uit deze partijen werden over-gebracht naar 20 C, Na een verblijf van precies 6 weken bij deze tempera-tuur werd het totale spruitgewicht bepaald, dat de aardappelen van de mons-ters hadden gevormd. Deze monsmons-ters werden niet langer bewaard.

Deze werkwijze werd met geregelde (meestal wekelijkse) tussenpozen herhaald met telkens nieuwe monsters uit de partijen, die bij de

verschil-lende temperaturen stonden. Proefopzet 1955.

In 1953 werd de invloed nagegaan van de temperatuur op de kiemkracht van aardappelen van de rassen Bintje, Eersteling, Eigenheimer, Libertas, Record en IJsselster, allen van hetzelfde proefveld afkomstig, al of niet na looftrekken gerooid, De aardappelen werden alle op 21 augustus ge-rooid; van de helft was echter op 22 juli het loof verwijderd.

1) Zie Publikatie N9 105, Serie A, van de Stichting voor Aardappel-bewaring.

2) Zie hiervoor ook Publikatie NS 108, Serie A, van de Stichting voor Aaardappelbewaring.

3) Onder kiemkracht hier te verstaan het gewicht aan spruiten, dat aard-appelen gedurende 6 weken bij 20°C kunnen vormen indien ze in onge-kiemde toestand bij 20°C zijn gebracht.

(5)

2

-Deze aardappelen hadden dus een vegetatieperiodu gehad, die een maand kor-ter was dan de vegetatieperiode van de rijpgerooide.

De sortering 35/45 mm van elk ras werd verdeeld in partijen die op 25 augustus werden geplaatst hij temperaturen van resp. 1 , 2 , 3 , 4 ? 5 , 7 , 1 0 en 14 C, of, indien het aantal beschikbare knollen niet groot genoeg was, bij enige van deze temperaturen. Bovendien werd een partij ge-plaatst in een geïsoleerde cel (cel i ) , die door buitenlucht kon worden gekoeld. Koeling met buitenlucht vond echter tijdens de proefperiode niet plaats .

De data van overbrengen naar 20 C v/aren 22 en 30 september, 8, 16, 26 en 30 oktober en 6 en 14 november, dus de proef werd 8 keer herhaald. Doordat er niet genoeg knollen beschikbaar waren, was het aantal herha-lingen bij Eigenheimer en Libertas kleiner, n.1. 6.

Proefopzet 1954.

De opbrengst van de rassen Alpha, Bevelander, Bintje, Eigenheimer, Libertas, Noordeling, Voran en IJsselster, allen van hetzelfde proefveld afkomstig en gerooid tussen 8 en 15 juli, werd gesorteerd in de maten

28/35 mm en 35/45 mm. De sortering 35/45 mm werd gesplitst in partijen, die op 10 augustus werden geplaatst bij temperaturen van resp. 1 , 2 , 3 » 4 , 5 » 7 > 1 0 , 1 3 , 1 6 en 20 C. Ook dit jaar werd een door buitenlucht gekoelde cel in het onderzoek betrokken (cel i ) . De ventilatie in deze cel begon eerst op 28 septemberf vóór die tijd was de temperatuur door de koel-machines op 5 C constant gehouden. Van de sortering 28/35 mm werden par-tijen geplaatst bij enige of alle van de volgende temperaturen; 1 , 2 , 3 » 4 en 5 C. Deze proef verschilde, behalve in het aantal temperaturen,

slechts in zoverre van de proef, die met de sortering 35/45 mm werd uitge-voerd, dat veel langer werd doorgegaan met het overbrengen van de aardap-pelen naar 20 C.

De data van overbrengen naar 20 C met de sortering 35/45 mm waren 13» 20 en 28 september, 5» 12, 19 en 26 oktober, 2, 9 en 16 november, maar met de aardappelen, die bij 1 , 2 , 3 > 4 en 5 C stonden, werd nog weke-lijks doorgegaan, soms tot 4 januari 1955«

De data bij de proef met de sortering 28/35 mm waren dezelfde als in de proef met de sortering 35/45 mm, maar de proef werd voortgezet tot 24 mei 1955» indien althans het aantal beschikbare knollen groot genoeg was.

(6)

TtMHWATOUR 1953/54 3/5- Grofitk I 31 20 »» — I » -17 16 15 14 1 3 -12— II IO 9 a -7 — 6 — 5 4 — 3 — 2 • I • > I 4 C

-If

y^J'

J

3 0Z V V ' V ' ^ 2V î 9> V V ' V 19/ 2 V 29/ 3/ 8 / 13/ 1ft/ 2 3 / / * A / 9 / 9 A / 9 /<? / I O / I O / I O / I O / I O / I O 7)1 711 / H / I l / I l

(7)

TEMPEPATUUR

o Grafiek 2

*%

7

4o % % % "/fo"/o K, % % %

7

%

2

% & % % % % % % fif

DATUM

(953/54 Grafiek IA"

(8)

1

o ^

i.

>

5 *—«'

poü i i i

,1 i'l .V,1.1 )1 il il

! i I

iiiitiTiiiim

(9)

Ill TEMPERATUURGEGEVENS.

De grafieken 1 en 3 die de dagelijkse temperaturen van de verschil-lende cellen, gemiddeld over een ochtend- en een avondwaarneming geduren-de geduren-de proefperiogeduren-de weergeven, geven aanleiding tot enige opmerkingen.

Tengevolge van het feit, dat op sommige tijdstippen in de cellen werkzaamheden moesten worden verricht, die het noodzakelijk maakten dat de deuren geruime tijd open "bleven staan, v/eken de temperaturen van ver-schillende cellen tijdelijk af van de ingestelde temperaturen. Ook -was het in verband met andere proefnemingen soms noodzakelijk, aardappelen uit een bepaalde cel over te brengen naar een andere, die dan meestal pas kort

voor het overbrengen op de gewenste temperatuur kon worden ingesteld. Daar de gewenste temperatuur vaak niet direct was te bereiken, ontstonden ook hierdoor afwijkingen in het temperatuursverloop.

Men ziet aan de grafieken, dat de temperaturen in vele gevallen aan-zienlijk minder constant waren dan wenselijk zou zijn en men moet de resul-taten van de proefnemingen met enig voorbehoud beoordelen, omdat het moge-lijk is, dat de soms in sterke mate optredende temperatuursschommelingen invloed op het resultaat hebben gehad.

Grafiek 2 geeft het temperatuurverloop in 1954 in de door middel van buitenlucht gekoelde, geïsoleerde cel. Helaas zijn van dezelfde cel in 1953 geen temperatuurgegevens bekend.

Onderstaande tabel toont een samenvatting van de gemiddelde tempera-turen per decade van de verschillende cellen in beide jaren.

TABEL 1

1953

sep. I " II 11 III okt. I " II " III nov. I " II Gemiddeld Gemiddelde 1° 1.6 1 .2 1 .0 1 .2 1 .8 2.1 1 .2 1 .7 1 .48 2° 1.9 2.0 2.4 1.9 2.1 2.2 2.2 2.2 2.11 tempera 3° 3.9 2.9 3.2 3.0 4-9 2.7 2.9 3.0 3.31

tuur per decad 4° 5.1 4.1 3.8 5.1 4.0 4.9 4.2 4.8 4.50 5° 5.5 5.3 4.9 5.4 5.3 6.2 5.0 5.1 5.34 e in de 7° 8.8 7-4 7.0 7-3 7.1 7.1 7.8 6.9 7.43 celler 10° 10.6 9.8 10.0 10.0 10.0 9.3 11 .2 9.9 10.10 L 14°

14.4

14.1 14.2 14.0 13.6 13.2

14.3

14.2 14.00 20° 20.0 19.9 19.9 19.5 20.0 19.6 19.9 20.0 19.85

(10)
(11)

- 4

1954 a u g . 1! s e p , ii I! o k t . it H n o v . H ii d e c . it H Gémi I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I Icleld 1° 1.7 1.7 1.5 1.6 1.5 1.4 1.4 1.4 1 .1 1.3 1.4 1.4 1 .5 1.4 1.45 2° 2 . 3 1 . 8 2 . 0 2 . 1 1.9 1 .8 1.9 2 . 0 1.9 2 . 1 1.9 1.9 2 . 1 1.8 1.96

2 . 9 2 . 7 2 . 8 2 . 8 2 . 8 2 . 8 2 . 8 2 . 7 2 . 8 2 . 9 2 . 8 2 . 8 2 . 9 2 . 9 2 . 8 1

3 . 4 3 . 7 3 . 6 4 . 0 4 . 1 3 . 9 3 . 9 4 . 2 4 . 0 4 . 4 4 . 0 4 . 1 4 . 3 4 . 3 3 . 9 9 ,-0 0 4 . 9 5 . 2 5.1 5 . 0 5 . 2 5 . 0 5 . 0 4 . 9 5 . 2 5 . 2 5.1 4 - 9 5 . 4 5 . 0 5 . 0 8

6 . 5 6 . 8 7 . 0 6 . 8 6 . 8 6 . 9 8 . 3 9.7 9.2 7 . 1 7 . 0 7 . 0 7 . 0 7 . 0 7 . 3 6 10° 9 . 9 9-9 9 . 8 1 0 . 1 1 0 . 1 1 0 . 2 1 0 . 2 9 . 8 1 0 . 1 1 0 . 1 1 0 , 1 1 0 . 1 1 0 . 3 1 0 . 1 1 0 . 0 6 13° 1 2 . 5 1 2 . 7 1 2 . 6 1 2 . 6 1 2 . 7 1 2 . 8 1 2 . 6 1 2 . 7 1 2 . 6 1 2 . 8 1 3 . 0 1 2 . 9 1 3 . 0 1 3 . 1 1 2 . 7 6 16° 1 6 . 1 1 6 . 0 1 6 . 3 1 6 . 2 15.O 1 4 . 9 1 5 . 3 1 5 . 2 1 4 . 8 1 4 . 3 1 5 . 9 1 5 . 8 1 6 . 0 1 5 . 9 1 5 . 5 5 20° 1 9 . 1 1 9 . 6 2 0 . 0 1 9 . 8 1 9 . 9 2 0 . 1 1 9 . 9 1 9 . 8 1 9 . 9 2 0 . 0 1 9 . 9 2 0 . 0 2 0 . 0 1 9 . 9 1 9 . 8 5 IV RESULTATEN.

De spruitgewichten in grammen per monster van 10 knollen zijn opge-nomen in de tabellen in de bijlagen I tot VII. Uit deze tabellen blijkt, dat aanvankelijk de spruitgewichten zeer reinig uit elkaar liepen en dat deze verschillen groter werden naarmate de proeven vorderden. Om tegen te gaan dat bij de wiskundige verwerking van de gegevens de verschillen aan het einde van de proeven een groter gewicht in de schaal leggen dan die aan het begin van de proeven, werden de logarithmen van de spruitgewich-ten in plaats van de spruitgeY/ichspruitgewich-ten zelf aan de wiskundige verwerking onderworpen. Daar echter de spruitgewichten aan het begin van de proeven tussen nul en één liggen, waardoor bij de verwerking zou moeten worden gerekend met negatieve getallen, werd bij alle spruitgewichten één gram opgeteld, vóór de logarithmen werden berekend.

a. Proef 1955.

De voornaamste vragen, die we ons bij deze proef kunnen stellen, luiden;

1) Is er een invloed van de temperatuur, voorafgaande aan de bewa-ring bij 20 C, op de spruitgroei bij 20 ?

(12)
(13)

L o ^ x « . ! ) (_»«Spfu!tf«wieM ïr» IjO» o.9o oftm ejo «po M » oïo ' Q 3 Ö

1 1 1

- - - i e - - - L o e H l t U o k F T fclNl

c

1 Mrr

v

V JF W ' i n y E1GI r i6 H « ' t - «

NL

( ^ „ , J

s,

REC S H*r»i \ 1 Ê N H J rrho'5 >v

oftr

clirxj \ . cn ) ^-"' l\U\ n$tx\ ] "' v =-^-«")

i

1 « * ^ - ^ E.R 0 , - o X >s ••" * X 0 X O * * S )

1

/

1

EERSTELINC C ( t c » H c r h o l l r u m ) e - " - I B I 6 H t r • " V ^ • R T i -n' La---i 1 \ / >*•• JSS

1

\ f l 1 l o l / n j V S kS I * 0 "~~ -STFi • n ) v ^

X;

\ * • . . ^ Grcfick ' ^ " " ^ 1 ^ •-. - ; 4 <* _ - 0 —* 0 0 1 2 3 4 5 l<? 14 C U 1 5 3 4 5 i ie Ttmp*raiu«f "c 14 C . t l

(14)

lo

I-B o

• p r u i t g c w k M m gran-'

p«r lo > n o ! ' , t f i j 19 S3 Grofiek 5

» / , » / , 8/l o , 6/| o 2* / ,0ï O/ ) o 6/(l

(15)

5

-2) Is de reactie van de verschillende rassen op deze temperaturen dezelfde?

3) Is er een verschil in spruitgroei tussen de loofgetrokken en de rijpgerooide aardappelen?

De grafieken 4 en 5 geven reeds een voorlopig antwoord op deze vra-gen, In grafiek 4 zijn tegen elkaar uitgezet de temperaturen, vooraf-gaande aan de bewaring gedurende zes weken bij 20 C, en de logarithmen van de spruitgewichten (plus één gram), die gemiddeld over zes of acht herhalingen werden verkregen van de loofgetrokken en rijpgerooide

par-tijen. Grafiek 5 geeft een vergelijking tussen de loofgetrokken en de rijpgerooide partijen, waarbij de logarithmen van de spruitgewichten

(plus één gram), gemiddeld over de temperaturen, die de loofgetrokken en de rijpgerooide partijen gemeenschappelijk hadden, zijn uitgezet tegen de herhalingen (de data. waarop de monsters van de verschillende temperaturen werden overgebracht naar 20 C ) .

Daar bij de loofgetrokken partijen tengevolge van het kleinere aan-tal beschikbare knollen niet evenveel temperaturen konden voorden ge-bruikt als bij de rijpgerooide partijen, moest hiermee bij de verge-lijking tussen beide partijen rekening v/orden gehouden in de wiskun-dige verwerking.

De mogelijkheid bestond, dat bij bewaring in de 10 -cel en in de

13 -cel, alsmede in de ongeventileerde buitenluchtkoeling, tegen het einde van de proef kieming op zou treden, vóór de knollen naar 20 C

werden overgebracht, waardoor deze monsters reeds een voorsprong in kieming zouden hebben tegenover de aardappelen, die bij lagere tempe-raturen waren bewaard. Om die reden werd naast een vergelijking tussen alle temperaturen tevens een afzonderlijke vergelijking gemaakt tussen de temperaturen van 1 C tot en met 5 C. Om een indruk te krijgen of

kieming inderdaad optrad vóór de aardappelen naar 20 C werden overge-bracht, is bij elk ras de datum vermeld, waarop de knollen in de ver-schillende cellen waren gekiemd tijdens het verloop van de proef, indien althans kieming optrad.

Verder moge worden vermeld, dat de invloed van de herhalingen op de spruitgewichten zo duidelijk is (zie de grafieken), dat vermelding van de gegevens hiervan in de tabellen, die hieronder volgen, achterwege is gelaten.

Tenslotte moge worden opgemerkt, dat er terwille van de overzichte-lijkheid, in de volgende grafieken vanaf is gezien, alle temperatuur-lijnen op te nemen. De gegevens van de ontbrekende temperatuur-lijnen kunnen ech-ter worden afgelezen uit de tabellen in de bijlagen.

(16)

I .0 o 0 9 o

B I N T J E 19 53

I o gQc + i ) (X:= s p r u i t g e w i c h t ih a r a m per lo k n o l l e n ) G r a f i e k 6

RIJF GEROOID .1 \

22

A

3

% %

x

Ho

2 6

4

3 o

4 % J%

d a t u m v a n i n b r e n g e n n a a r 2o C

(17)

6

-Bintje.

Geen van de aardappelen, die bij 10°, 14 C of in cel I stonden, waren

tijdens het verloop van de proef gekiemd;, vóór ze naar 20 C werden

over-gebracht.

Uit grafiek 4 en grafiek 6 blijkt een duidelijke invloed van de

tem-peratuur} waarbij voorafgaande temperaturen van 3 "tot 5 0 de sterkste

spruitgroei na overbrenging naar 20 C veroorzaken. De kiemkracht is het

kleinst na bewaring bij de hoogste temperaturen, n.1. 10 C en 14 C en

na bewaring in cel I. Dat de temperatuursinvloed wiskundig betrouwbaar

is, blijkt uit tabel 2, waaruit v/e tevens kunnen aflezen, dat ook

tem-peraturen van 1 tot 5 C betrouwbare verschillen in kiemkracht

veroor-zaken.

TABEL 2

Partij

rijp

riJP

loof

rijp

+

Tempe-raturen

alle

1°, 2°

3°, 4°,

5 C

2°, 3°,

5° 7°

0

ô ' '

10 ,

14°C en

cel I

Variatiebron

temperaturen

toeval

temperaturen

toeval

tempera, turen

rooi

herh. x rooi

temp. x rooi

toeval

s.k.a.

'

0.6669

0.1571

O.O546

O.O592

1 .1643

0.0081

O.O216

O.O253

0.2487

2)

g.v.v.

8

56

4

28

6

1

6

7

84

Varian-tie 3)

0.0834

0.0028

O.OI37

0.0021

O.I94I

0.0081

O.OO3I

O.OO42

O.OO3O

F

4

)

29.79

6.5O

64.7O

2.7O

1 .04

1.40

5

F-theor.

;

0.05 0.01

2.13

2.71

2.21

3.96

2.21

2.12

2.88

4.O7

3.O4

6.96

3.O4

2.87

1) Som kwadratische afwijkingen.

2) Graden van vrijheid.

3) Kwadraat van de standaardafwijking.

4) Variantie, veroorzaakt door de behandeling, gedeeld door variantie,

veroorzaakt door het toeval. Deze verhouding moet een bepaalde

waar-de, afhankelijk van het aantal graden van vrijheid, overschrijden

om betrouwbaar genoemd te kunnen worden.

5; De variantieverhouding, die moet worden overschreden om een

behan-delingsinvloed voor resp. 5

en 1 $ betrouwbaar te noecien. Dit

be-tekent, dat, indien we de proef 100-maal onder dezelfde

omstandig-heden zouden herhalen, we in 5 resp. 1 geval geen invloed van de

behandeling zouden vinden.

Gemiddeld over alle temperaturen blijkt er

geen

verschil in

kiem-kracht te bestaan tussen de loofgetrokken en rijpgerooide partijen,

zoals ook uit grafiek 4 v/aarschijnlijk lijkt. Verwerkt men echter de

opbrengstgegevens van de temperaturen 2°, 3° en 5°C van de

loofgetrok-ken en rijpgerooide partijen dan blijkt, dat na "bewaring bij deze

(18)
(19)

tem7

-peraturen de loofgetrokken partijen betrouwbaar sterker te spruiten dan de rijpgerooide. Het verschil tussen de temperaturen 2 , 3 en 5 0

is niet betrouwbaar.

Partij

loof

rijp

Tempe-raturen

0 0

o'

J

'

5 C

Variatiebron

temperaturen

rooi

herh. x rooi

temp. x rooi

toeval

TABEL 3

s . k. a .

0.0121

0.0180

O.O25I

0.0051

0.0557

g.v.v.

2

1

7

2

28

Varian-tie

0.0061

0.0180

O.OO36

0.0026

0.0020

F

3.O5

9.00

1 .80

1 .30

F-theor.

0.05 0.01

3.34 5.45

4.20 7.64

2.36 3.36

3.34 5.45

Hoewel uit grafiek 4 de conclusie zou kunnen worden getrokken, dat • • • o o

na bewaring bij 10 en 14 C de loofgetrokken partijen een hoger spruit-gewicht leveren dan de rijpgerooide, toont de verwerking aan, dat deze conclusie niet gerechtvaardigd is.

Partij

loof

rijp

+

Tempe-raturen

10°C,

14°C

Variatiebron

temperaturen

rooi

herh. x rooi

temp, x rooi

toeval

TABEL

t

4

O e J^. • ei •

O.OI57

O.OO52

0.0001

0.0049

0.0228

g.v.v.

1

1

1

7

14

Varian-tie

O.OI57

O.OO52

0.0001

O.OOO7

0.0016

F

9.81

3.25

0.06

0.44

F-theor.

0.05 0.01

4.60 8.86

4.60 8.86

4.60 8.86

2.77 4.28

(20)

E E R S T E L I N G !9S3

l o g (_x * i ) ( x = s p r t « t <jevyI c h t i n g r a m p e r lo k n o l l e n ^ j 0 .; R I J P G E R O O I D

Grafiek 7

o.-^e 0.3 O g' 0.2« o.l o cel ï i i 4 ° ; c « I I I o ° 1,« o 0,9« O.8o ;.. ..

L O O F G E T R O K K E N : »- ^ - * , - — ^

; / : -• '' , ^ j : ; 0 / . - > , * " & • ' * - - ' • / : " * ^ / / : .^< / ^ X > / '• T -' n-'-^r" „ , • " " . - • A X - , * - • . - : 0-7° V . . ^ . m . " ' 1 00 ' >*'...-:•'. . ... o.6« «

-• >

c

s V . / ' !

• f - 2° ! • '

' • - X i,6o * o.3o 0,2 o o.l o .c:114 2 % 3 % "" */, . c i ; : ' c lo '\0 7| 0 7l O 'It ' I I , i a * um / u n o c r b f e i 9 ' n r> u a r 2 c C

1

(21)

Eersteling.

.o, De kiemingsd-ta van de aardappelen in de 10 C-cd, de 14 C-cel en cel I waren rjsp. 7 november, 26 oktober en 26 oktober; deze data gel-den zowel voor de loofgetrokken als voor de rijpgerooide partijen. Bij dit ras bestaat dus de mogelijkheid dat de hogere bewaartemperaturen een voorsprong in spruitgroei hebben veroorzaakt, die na het overbren-gen naar 20 C bewaard is gebleven.

TABEL 5 P a r t i j r i j p r i j p r i j p r i j p l o o f r i j p+ Te mp e -r a t u -r e n a l l e 2o> ' o '

C

5 '

7 , 1 0 C en c e l I 1 ° , 2 ° , 7os , 0s

V

4

'

5 C 2 ° , 3 ° , 4 ° , 5°C 2 ° , 5 ° , 10°C en c e l I V a r i a t i e b r o n t e m p e r a t u r e n t o e v a l temp e r a tu:? "n t o e v a l tempere, t u r e n t o e v a l t e m p e r a t u r e n t o e v a l t e m p e r a t u r e n ?•'.. 0 : . b e r h . x r o o i t e m p . x r o o i t o e v a l 1 S • k a\L O.4158 0.7581 0 . 0 6 8 2 O.3OI6 O.1298 O.I3O5 O.OO95 O.IO52 Q=1l44 0 - ü ' D '/. O.O936 O.OO29 O.2165 g . V . V . 8 56 6 42 4 2 8 7S 21 -•; n 1 5 t.2 V a r i a n -t i e O.O52O O.OI35 O.OII4 O.OO72 O.0325 O.OO/7 O.OO3I O.OO5O •A c, X 0 -1 .\:/,32 O.OI37 0 . 0 0 1 0 0 , 0 0 5 2 F 3 . 8 5 1 , 5 8 6.91 0 , 6 2 7 , 3 3 3 . 1 2 2 , 6 3 0-1 9 F - t h e o r . 0 . 0 5 0,01 2 . 1 3 2 , 3 2 2 . 7 1 3.O7 2 . 8 3 4 • 07 2 . 2 4 2 . 8 3 2 . 8 8 3 . 2 6 4.O7 4 . 8 7 4 . 2 9 7 - 2 7 3 . 1 0 4 . 2 9 i x Oo o o co_, nib 2 , 5 5 4 en 5 0 geven on-Uit tabel 5 blijkt, dat de temperatuur vóór het overbrengen naar 20 C

wiskundig betrouwbare verschillen in spruitgewichten heeft veroorzaakt. Dit is ook het geval als men de temperaturen van 1" tot 5 0 beschouwt.

Uit grafiek 4 echter lijkt het waarschijnlijk, dat dit betrouwbare ver-schil in het laatste geval uitsluitend aan de temperatuur van 1°C moet zijn te wijten. Tabel 5 bevestigt dit,

derling geen verschillen. Aan de andere kant geeft slechts 14UC betrouw-baar hogere spruitgewichten dan de overige temperaturen. In het kort komt het dus hier op neer, dat de kiemkracht van het ras Eersteling geen invloed van de temperaturen ondervindt. Uitzonderingen zijn de temperaturen 1 C en 14'C, die tot gevolg hebben, dat de knollen, indien naar 20 C overgebracht een betrouwbaar lager resp, hoger spruitgewicht leveren dan de overige temperaturen.

Verder leert tabel 4, dat de loofgetrokken partij gemiddeld geen be-trouwbaar hogere spruitopbrengsten geeft dan de rijpgerooide, maar dat er een (op 5^-niveau) betrouwbare interactie is tussen de herhalingen en de vegetatieperiode, zoals ook blijkt uit grafiek 5. Dit wil dus zeggen, dat aan het begin van de proef de loofgetrokken partij een veel hoger spruitgewicht leverde dan de rijpgerooide, maar dat deze verschil-len aan het eind van de proef veel kleiner vaaren.

(22)

E I G E N H E I M E R 1953

l o g Çx + 0 ( x •= s p r . j i t 9 P W ' I c h t in g r a m p e r ! o k n o i i e n) l .0 o 6.9 0 0 . 8 0 o.'/ o 0 . 6 0 0.5 o

Grafiek 8

R U P G E R O O I D

. 7 » / s f y / • / '• 2 — * - • * y / 0.3 O 0.2 o o.l o l .1 o l.o o ... 0.9 o 0 . 8 0 0.7 o -— 0 . 6 0 0.5 o 0.4 o &'

L O O F G E T R O K K E N

k

r

7'-/-1.3 o 0.2 o o.l o 2Ï9 3% %

'C ^ < ,

3

^ o " ^ r %

r O d i u m •. a "1 o v e r b r e n g « ^ n a a r 2 c C

(23)

Eigenheimer.

Evenals bij Eersteling trad bij dit ras tegen het einde van de proef kieming op in de 10 -cel, de 14 -cel en in de cel met buitenluchtkoe-ling. De kiemingsdata van de loofge trokken monsters waren resp. 7 no-vember, 31 oktober en 26 oktober en die van de rijpgerooide resp. 14 november, 26 oktober en 30 oktober.

TABEL 6 Partij loof rijp + loof rijp+ Te mp e -raturen alle 1°, 2°, 'o- 4°. 5 c Variatiebron temperaturen rooi herh. x rooi temp. x rooi toeval temperaturen rooi herh. x rooi temp. x rooi toeval s,k,a. 0.1621 O.OO97 O.OO93 O.O319 0.2268 0.0205 O.OI29 O.OO63 O.OI23 0.1004 g.v.v. 8 1 5 8 80 4 1 5 4 40 Varian-tie O.O203 O.OO97 O.OOI9 O.OO4O O.OO29 O.OO5I O.OI29 O.OOI3 O.OO3I O.OO25 F 7.00 3.34 0.66 1.38 2.04 5.16 O.52 1 .24 E-theor. 0.05 0.01 2.O5 2.74 3.96 6.96 2.33 3.25 2.O5 2.74 2.62 3.86 4.10 7.35 2.46 3.54 2.62 3.86

Bij de Eigenheimer geven temperaturen van 1 tot 5 C onderling geen verschillen in spruitge?>richt nadat de knollen zijn overgebracht naar 20 C. Worden de hogere temperaturen ook in de verwerking betrokken, dan blijken de verschillen wel betrouwbaar te zijn. Uit grafiek 4 blijkt, dat de reactie op de temperaturen, zij het in iets mindere mate, soortgelijk is als bij het ras Bintje.

Yerwerking van de gegevens van alle temperaturen toont, dat de loof-getrokken partijen geen hogere spruitgewichten dan de rijpgerooide heb-ben, maar uit de verwerking van gegevens van de 5 laagste temperaturen, blijkt, d~t dit wel het geval is.

(24)
(25)

L I B E R T A S 1953

l o g (je + 1 ) ( x — « pr u it 9 e. w ic h t in g r u m p e r t o k n o ! I e n_) .o t>

o.9o RUPGERQGID

Grafiek 9

0.80 o .7 o -0 . 6 -0 I 0.6 o O.<*0 0.3 o o . 2 o o.l o ; - / • :>"• 20- .-»^ / 4 X . . / , ^ . ; v . . .r ; / • . 4 ° - ° /•' . a - - - ' f o . • --F ^ • - » " ' •— ' • / •' ' 7 / ""• '• <' / . ... : :' • 7 a / : / / / • ^- ' | . . . . . • • ' / : A" ^Q P" / ' / : ; / • / M \ " I . 0.80 o.7o 0.60 0.5 o -o£ o i o.2o o.l o : \ i '

L O O FGE T R O K K E N !

: ' - * : ' / X : •: *-•• > * : \ - - • » * o . » / • / • ' • / 5 - - •/ i/ .<-- • /•• « - • / yu •• / / o . * • • •"• -• • • - a •-' •••••• x ' 1 o ' a • •' -mts -Z .. - , • -; . .. i

?z

% *%

W,

o . % ^ o " '3* î o Tl, . . . % _i I j rr. -tan cv c r h t f I I Q « I I '• a n ; * » v_ ,

(26)

10 Liberias.

Dit ras, gekenmerkt doer een lange rustperiode, vertoonde te-gen het einde van de proef in geen enkele cel kieming.

TABEL 7 Partij

Tempe-raturen Yariatiebron s . k. a , e.'. v . v .

V a r i a n -tie F - t h e o r . 0.05 0.01 rijp rijp loof rijp > 41, 2° 5°iio", 14°C en cel I 2° 4° o' 4 ' 5 C 2° R° 10°, 14°C en cel I temperaturen toeval temperaturen toeval temperaturen rooi hern, x rooi temp. x rooi toeval O.3656 O.O937 O.OIO9 0.0208 0.4939 0.0135 O.0300 0.0088 O.I775 5 25 2 10 4 1 5 4 40 0.0731 O.OO37 O.OO55 0.0021 O.I235 O.OI35 0.0060 0.0022 O.OO44 19.76 2.62 28.07 3.O7 1 .36 O.5O 2.60 3.< 4.10 7.56 2.62 3.86

4.10 7.35

2.46 3.54

2.62 3.86 O o k b i j d i t r a s b e s t a a t e e n w i s k u n d i g b e t r o u w b a r e i n v l o e d v a n de b e w a a r t e m p e r a tuur op de k i e m k r a c h t 5 i n d i e n m e n a l l e t e m p e r a t u r e n b e -s c h o u w t . E v e n a l -s b i j de B i n t j e g e e f t b e w a r i n g b i j lage t e m p e r a t u u r e e n s t e r k e r e s p r u i t g r o e i , i n d i e n de a a r d a p p e l e n n a a r 2 0 C voorden o v e r g e -b r a c h t , d a n v o o r a f g a a n d e -b e w a r i n g -b i j e e n t e m p e r a t u u r v a n 1 0 C of 14 C. H o e w e l m e n u i t de l i j n e n in de g r a f i e k e n 4 G n 5 m i n of m e e r z o u v e r -w a c h t e n , d a t de l o o f g e t r o k k e n p a r t i j s t e r k e r k i e m t d a n de r i j p g e r o o i d e , b l i j k e n de v e r s c h i l l e n w i s k u n d i g n i e t b e t r o u w b a a r te z i j n .

(27)

R E C O R D 1953 l o g (x + O (x = spru it g «w i c h t in g r a m p e r lo k n o l U n ) l.o o •'•

Grafiek IO

o.9o

R U P G E R O O I D .

L O O F G E T R O K K E N .

o. 9 o 0 . 8 0 . 0.7 0 0 . 6 0 ' 0. 5 0 0 4 0 > - • ' 0 . 2 0 ; ,.?. / : ^ - C l - _ - - ~" ^* ~~~ ' 0 . 1 0 ?-..:...,.-•.:: • - ' • 2 2 / 3 o / /9 ' 9 ;

i

• --' . - » • ~w - - -Q • ' 8/ 'io • x ' -(•-• -• , s ' \ • •' ... iL 0 / ,? n C <<* : B V

y-V

: /:

.— • S \ '1 :

! *S- i 1

lo * " ' I : : . ... i / 1 -l / j , ; '• m : '' .: ' t : Vb/ 2é/ 3 0 /

/(o . /|o 4o

i / :

: / • • 1 : . ^ ' ^ ; / • / ^ja,

^..-•--'T'

;

4

7

;

è/ +V

d a t u m va ti i n b r e n g e n n o a r 2 o £

(28)

11

Record.

Ook bij de record trad tijdens het verloop v:\n de proef nog geen kie-ming op tijdens de bewaring bij de verschillende temperaturen.

TABEL 8 Partij rijp rijp loof rijp Tempe-raturen alle 1°,

2°,

V

4

'

5 c

2° 5° 10°C en cel I Variatiebron temperaturen toeval temperaturen toeval temperaturen rooi herh. x rooi temp. x rooi toeval s.k.a . O.7O67 O.2313 O.O75I O.IO67 O.5492 O.I914 O.O476 0.0183 O.O988 g.v.v. 8 56 4 28 3 1 7 3 42 Varian-tie 0.0883 O.OO4I 0.0188 0.0038 0.1831 O.I914 0.0068 O.OO6I O.OO24

P

21.54 4.95 76.29 79.75 2.84 2.54 F-theor.

0.05

0.01

2.13 2.71 2.83 4.O7 2.24 2.83 2.88 4.O7 4.29 7.27 3.10 4.29

Bij dit ras blijkt de temperatuursinvloed wel zeer sterk te zijn, zo-als ook in grafiek 4 te zien is. Naarmate de temperatuur hoger is vóór het overbrengen van de aardappelen naar 20 C, blijkt het spruitgewicht

te dalen. Ook temperaturen van 1 tot 5 C hebben een betrouwbare in-vloed. Beschouwt men grafiek 4 ? dan rijst de vraag of deze betrouw-bare invloed in het laatste geval niet uitsluitend aan de temperatuur van 1 G moet worden geweten en berekening leert, dat dit inderdaad het geval is. TABEL 9 Partij rijp Tempe-raturen 2° 3° t

4°; 5°c

Variatiebron temperaturen toeval s.k.a. O.OII5 O.O443 g.v.v. 3 21 Varian-tie 0.0038 0.0021

P

1 .81 F-theor.

0.05

0.01

3.07 4.87

Bij dit ras is duidelijk een invloed van de vegetatieduur aanwezig? de loofgetrokken partij geeft betrouwbaar hogere spruitgewichten dan de rijpgerooide partij . In grafiek 5 zien we, dat aan het eind van de

proef het verschil in spruitopbrengst groter is dan aan het begin van de proef. Dit zou op een interactie van vegetatieduur met herhalingen kunnen wijzen. Deze interactie is inderdaad aanwezig, al is deze niet significant op 1 ^ niveau.

(29)

U S S E L S T E R . 9 5 3 lo g ( x + 0 (jt ~ t p r u i t gewi'cht m g r a m per !o k n o l l « n )

Grafiek II

K i J P G E K O O I : : K. p 0 . ... v.._ * / • ; 0 -* •:-'•* .--*"^-o ~A 0.2 0 2 2/ 9 3% % j a t u m van i n b r e n g e n n a a r 2 o C

(30)

12

-IJsselster.

Van de bij de verschillende temperaturen bewaarde aardappelen begon-nen die in de 14 C-cel te kit;men tegen het eind van de proef. De

kie-mingsdatum van de rijpgerooide partij ?/as 14 november, die van de loof-getrokken partij 7 november.

TABEL 10 Partij loof rijp loof rijp + Tempe-raturen alle 1°, 2°, 3 , 4°, 5 C. Variatiebron temperaturen rooi herh. x rooi temp. x rooi toeval temperaturen rooi herh. x rooi temp. x rooi toeval s,k,a. 1 .0318 0.1111 O.O534 0.0498 0.3582 O.O39I 0.1001 0.0433 O.OO72 O.I443 g.v.v. 8 1 7 8 112 4 1 7 4 56 > Varian-tie O.I29O 0.1111 O.OO76 0.0062 O.OO32 0.0098 0.1001 0.0062 0.0018 0.0026 F 40.31 34.72 2.38 1.94 3.77 38.50 2.38 O.69 F-theor. 0.05 0.01 2.O3 2.69 3.94 6.9O 2.10 2.82 2.O3 2.69 2.56 3.72 4.03 7.17 2.20 3.02 2.56 3.72

Zowel de verwerking, waarbij alle temperaturen, als de verwerking, waarbij de vijf laagste temperaturen zijn betrokken, tonen aan, dat de temperatuur een betrouwbare invloed op het spruitgewicht bij 20 C heeft gehad, zij het dat in het laatste gaval deze invloed veel klei-ner is geweest. Dit ras vertoont in gedrag een grote gelijkenis met de Record, zowel wat betreft de reactie op de temperatuur (zie grafiek 4)> als v/at het gedrag t.o.v. de vegetatieduur aangaat (zie grafieken 4 en 5j. Een vóórbewaring bij lage temperatuur heeft een sterkere spruit-groei bij 20 C tengevolge, dan een vóórbewaring bij een hogere tempe-ratuur, al reageert het ras Record sterker. De lijnen in grafiek 5

doen een interactie vermoeden van vegetatieduur met herhalingen, maar deze interactie blijkt, evenals bij de Record, op de grens van

(31)

13

Conclusies.

Uit de resultaten van de proeven in 1953 blijkt een zekere invloed te bestaan van de temperatuur tijdens de voorafgaande bewaring op de spruitgroei bij 20 C, waarbij alle rassen op een eigen manier reageren. De uitersten hierbij vormen het ras Record, waarvan het spruitgewicht bij 20 C kleiner is naarmate de temperatuur tijdens de voorbewaring hoger is geweest, en het ras Eersteling, dat een hoger spruitgewicht heeft gegeven naarmate de temperatuur tijdens de voorbewaring hoger is geweest. Voor een deel kan het resultaat van de Eersteling worden toe-geschreven aan het feit, dat bij de hogere temperaturen de aardappelen tegen het einde van de proef reeds begonnen te kiemen vóór ze naar

20 C werden overgebracht, zodat deze aardappelen een voorsprong hadden, die ze waarschijnlijk behielden.

Temperaturen van 5 C en lager blijken onderling minder verschillen te veroorzaken dan wanneer ook hogere temperaturen in de proef worden betrokken, maar bij verschillende rassen leveren deze tempera,turen

toch wel zo regelmatig verschillen op, dat deze betrouwbaar kunnen worden genoemd.

De verschillen in spruitgewicht, veroorzaakt door de vegetatieduur van het gewas, blijken in de meeste gevallen verrassend klein te zijn. De reactie van beide partijen op de temperatuur is altijd dezelfde ge-weest (interactie tussen vegetatieduur en temperatuur trad bij geen

enkel ras op). De reactie van de loofgetrokken partij op de da-tum van overbrengen naar 20 C is bij de rassen Eersteling, Record en IJsselster verschillend van de reactie van de rijpgerooide partij, hoewel de betrouwbaarheid van deze interactie zich slechts op de grens van betrouwbaarheid bevindt.

Uit de grafieken 6 tot 11 kan men opmaken, dat de kiemkracht zich gedurende het verloop van de proef in een steeds stijgende lijn be-vindt. Da.a,r er ongetwijfeld een grens moet zijn aan het produktiever-mogen van aardappelen gedurende een kiemingsperiode van 6 weken, is in 1954 o.a. nagegaan wanneer de kiemkra^cht maximaal is en op welk niveau dit maximum zich bevindt.

(32)

L o . j ( x + t ) s.5o o.4o « 2 o « S o « S o <x6o a s o o 4 o a S o o.So « 3 0 <n2o 1 1 \ l->*-^ c f- yf

A

X \ ,} V

k

/ l

\ /

V

^ " - 1

i

i — * — • ' 2 1 4 ' ~^^_^ C'< : — • " " " " " ^ ALPHA f l 5 H t r h a !

0'

, 1 CI6 1 **-. Al o H t r l 4« r ha IHF ^ , ~ i * n ~ l _ l i n g c n ) V » ^ . N T J t a l i n q ing«n \ , >~-PTA > H « r t i o t i n g Hcrha in9<n

1

v< Ç l o H e r l — x — ?RA l o F • O •) '---. S •O 5 N t n 5 I' i — " ~ ~ ,/" l - " " " " " - >"

/1

M , , * _ / --«' • » . — " 1«i / / —-s * /*•-—< — - X . Wo o r i < * X • " ' * C . t l '.r • J t r>q 74 5 m.m. 19 5 4 - I 1 1 _! .

1 /

> **v >

v /

* - - O - -C - .^ \ r - V ^ . 1 , 1

1

V

1 r> \ _ 4 115 Hfrh'ilmq«n ")

1

• " ' V" K . • — i BEVELANDER _ _ (' O' > C u r — — , ( l o Ï I G I » H e r hinr FNH -" ^ •-—•• / _ / EIMER >iaHn9«n )

mm

"" V J ! -1 IK H«rhai'inq«{> ") H«rhc I J S ) I m g t l ; F I < O ^**""-» ^TF H « r h a ! i n q * r > } 1 > i -, i ^ • « ^

in

^^ \ G ra - * / / /

y

/ » -(6 riek / / / -•" / ' v i / 12 K y X / /

S

•>« K 1 X X C « l l Temperatuur C

(33)

14

-fr• Proef 1954 met de sortering 35/45 mm.

De volledige gegevens van de proef met de sortering 35/45 mm zijn te vinden in bijlagen III en IV, terwijl grafiek 12 een samenvatting van deze resultaten geeft. De grafieken 13 tot 20 tonen een deel van de resultaten van elk ras.

Alpha.

Tijdens het verloop van de proef trad, behalve in de 20 C-oel, geen kieming op. De aardappelen in,deze cel kiemden op 14 december.

TABEL 11 Temperaturen alle 1° t/m 16°C 1° t/m 5°C Variatiebron temperaturen toeval temperaturen toeval temperaturen toeval S • K « C*. » 0.7183 O.4467 O.1235 0.2671 0.0316 O.0957 g.v.v. 10 90 8 72 4 36 Varian-tie O.O7I8 O.OO5O O.OI54 O.OO37 O.OO79 O.OO27 F 14.36 4.16 2.93 F-theor. 0.05 0.01 1.95 2.55 2.10 2.82 2.65 3.93

De invloed van temperaturen van 5 0 en lager op de spruitgewichten kan men nauwelijks betrouwbaar noemen.

Esn minimum in spruitgewicht treedt op indien de aardappelen zijn bewaard bij 7 C.

(34)
(35)

I.o»

o.9o

L o o ( x+I >

£x*Spruitg«wicht In

per lo knol Un' grom

Grafiek 14

- j _ . .

aEVFLANDEP ,

^954 k o r f Hn, 3 ^ j ^

p

• ' . I ' t ' t ; !

;/9 iÄ /I« 7fc> /W #o 4 ' 7ll /»> flï 7» 4 * m /l2 /fc

foSO+TT - r- - •_

( x»Sptyltgewfcht lh gram Pc r ,° knollen:) I batum j/aa * T overbrengen noqr 2 o C

-1 !

.

;

i

[Sco|lffeIi3L4.

- — + - —i.. J.._ "~1

" " y 16/ 23/ 3o/ 2T 1 4 7 2 j / ~ 2 i / 2b-

l

/il /ii /it 7ii /i2 Ai /te ni h

L _• _ J

! L : _

_L_L_

(36)

15

-Bevelander.

Op 5 november waren de aardappelen, die "bij 20 C v/aren geplaatst, gekiemd en op 18 november was dit het geval bij de aardappelen in de l6°C-cel. Temperaturen alle 1° t/m 16°C 1° t/m 5°C 1° t/m 5°C Variatiebron temperaturen toeval temperaturen toeval temperaturen toeval temperaturen toeval TABEL 12 s . k . a . 0.5207 0.4892 O.1235 O.224O O.O229 0.0830 O.O517 O.I627 g.v.v. 10 90 8 72 4 36 4 56 Varian-tie O.O52I O.OO54 O.OI54 O.OO3I O.OO57 O.OO23 O.OI29 O.OO29

P

9.65 4.97 2.48 4.45 F-theor. 0.05 0.01 1.95 2.55 2.10 2.82 2.65 3.93 2.56 3.72

Bij dit ras komt de invloed van temperaturen van 5 C of lager slechts tot uiting indien de proef langer wordt voortgezet, zoals uit de tabel blijkt. De derde groep cijfers geeft n.1. de betrouwbaarheid van deze invloed over 10 wekelijkse herhalingen (n.1. van 20 september tot 23 november), de vierde over 15 wekelijkse herhalingen (n.1. van 20 sep-tember tot 28 december).

Wordt de berekening uitgevoerd onder weglating van 7 ? 20 en cel I, dan blijkt er geen betrouwbare temperatuursinvloed te bestaan.

Temperaturen .0 , / - 0_ 1 t/m ') C en 10°t/m 16°C Variatiebron temperaturen t oe va1 TABEL 13 0 • K • S- » 0.0495 0.2102 g.v.v. 7 63 Varian-tie O.OO7I O.OO33

F

2.15 P-theor. 0.05 0.01 2.17 2.95

Dit ras gedraagt zich bij temperaturen van 16 C en lager tegengesteld aan de Alpha, zoals blijkt uit grafiek 12. De Bevelander vormt n.1. na bewaring bij 7 C een maximum spruitgewicht, het ras Alpha daarentegen geeft bij die temperatuur zijn minimum spruitgewicht.

(37)
(38)

Loi) v xi i )

t 1-bpruttgrw/Utt in gram

4 ptf 'o knollen ) Grofitk 16

'<)/ it/ 2fl7 S? t/j l'V J.t/ 1/ 9 / 16/ 2 i / 3 o ' y 14/ ? l '

^ 7« ^ '|o 7lo b ,lo II , | | / t i , | | I l /|2 / u /|2 Datum rfott ovcfbi tn9«n nciar VoC

(39)

- 16

Bint,je.

Van de aardappelen, die bij verschillende temperaturen stonden,

wa-ren de kiemingsdata 15 oktober (20°C), 26 oktober (16°C), 9 november

(13°C) en 16 november (10°C).

T e m p e r a t u r e n a l l e 1° t / m 16°C 1° t / m 5 ° C1) 1° t / m 5 ° C2) V a r i a t i e b r o n t e m p e r a t u r e n t o e v a l t e m p e r a t u r e n t o e v a l t e m p e r a t u r e n t o e v a l t e m p e r a t u r e n t o e v a l TABEL 14 s . k . a . 1 .1777 O.9066 O.1564 0 . 5 5 5 4 0 . 0 4 3 4 O.1740 O.0329 O.2135 g . v . v . 10 90 8 72 4 36 4 56 V a r i a n -t i e 0 . 1 1 7 8 O.OIO7 O.OI96 O.OO74 0 . 0 1 0 8 0 . 0 0 4 8 0 . 0 0 8 2 0 . 0 3 8 F 11 .01 2 . 5 1 2 . 2 5 2 . 1 6 F - t h e o r . 0 . 0 5 0 . 0 1 1.95 2 . 5 5 2 . 1 0 2 . 8 2 2 . 6 5 3-93 2 . 5 6 3 . 7 2

De invloed van de temperatuur op de kiemkracht is zeer gering.

Slechts 20 C en cel I veroorzaken betrouwbare verschillen. Verwerking

der resultaten van de proeven met aardappelen, die bewaard zijn

ge-v/eest bij temperaturen van 1 C tot 16 C, geeft slechts een matige

be-trouwbaarheid te zien. Laat men bovendien 16 C uit de verwerking weg,

dan blijkt de invloed van de temperatuur niet van betekenis te zijn.

T e m p e r a t u r e n 1° t / m 13°C V a r i a t i e b r o n t e m p e r a t u r e n t o e v a l TABEL 15 s . k . a . O.O790 O.4OI9 g . v . v . 7 63 V a r i a n -t i e O . O I I 3 O.OO64 F 1.77 F - t h e o r . 0 . 0 5 0.01 2 . 1 7 2 . 9 5

1) over 10 herhalingen (13/9 - 16/l1)

2) over 15 herhalingen (13/9 - 21/12)

(40)
(41)

17 Eigenheimer.

Bij dit ras waren de kiemingsdata van de hij de verschillende tem-peraturen geplaatste aardappelen resp. 20 september (20 C ) , 4 oktober

(16°C), 18 oktober (13°C) en 1 november (10°C). TABEL 16 Temperaturen alle 1° t/m 16°C 1° t/m 5°C Variatiebron temperaturen toeval temperaturen toeval temperaturen toeval s.k.a. 2.5717 O.58O4 0.7148 0.4020 0.0542 0.1060 g.v.v. 10 90 8 72 4 36 Varian-tie O.2572 O.OO64 0.0894 O.OO56 O.OI55 O.OO29

E

20.18 15.98 4.66 F-theor.

0.05

0.01

1.95 2.55 2.10 2.82 2.65 3.93

Globaal genomen, zien v/e bij de Eigenheimer een toename in spruit-gewicht bij 2 0 C, indien de voorafgaande bewaartemperatuur hoger is geweest. Slechts 1 C en 3 C vallen uit de toon en volgens de gegevens in de tabel zijn dit geen toevallige afwijkingen.

(42)

Log (.**' }

(jt =5pruit gewicht in gram

; t r la Itn el I t n ^

rr~?7—re/ tv—*v—7—14/ si/—m—w~

7 1 1 / 1 1 / 1 1 / i l /Il /l2 /12 / h / h /12 Un »• Us Ipo o.9o 0.80 o.7o 0.60 «.Se J.4O o.3o o.2« - O 9 K

« Spruit sc wie ht in gram " r fi» knolltn 0S4 Sorttrina. 3S. iBERTAS. /AS Grafiek 18 Datum von 2 o ^ - ' S .- ' - - . . */ -„•*" ' .-•'

f/f

• • * — + /.' D° ta

1

—t i .. overbrengen Grafiek naar 2a C

/'/

'f

11 17

~<ç-2 V S/ 1~<ç-2/ 19/ ~<ç-26/ ~<ç-2 / 9 / 16/ V ) / 3o/ 7/ 14/ ~<ç-2 1 / ~<ç-26/ / 9 /lo / l « /lo A» / I l / I l ' I l / | l . I l / I 2 / I 20 / | 2 '12

(43)

Liberias.

Van dit ras v/aren tijdens het verloop van de proef slechts de aard-appelen in de 20 C-cel en die in de 16 C-cel gekiemd en wel resp. op 8 november en op 29 november.

TABEL 17

Temperaturen Variatiebron s .k.; g.v.v,

Varian-tie F-theor. 0.05 0.01 alle 1° t/m 16°C 1° t/m 5 ° C1) 1° t/m 5 ° C2 ) temperaturen toeval temperaturen toeval temperaturen toeval temperaturen toeval 0.7940 0.5681 0,3797 O.2414 O.1461 O.0753 0.1787 O.14O8 10 90 8 72 4 36 4 52 O.0794 O.OO63 O.0473 O.OO34 O.0365 0.0021 O.O447 O.OO27 12.60 13.91 17.38 16.56 1.95 2.55 2.10 2.82 2.65 3.93 2.56 3.72

De Libertas vertoont een duidelijk minimum na bevraring bij 10 , 13 en 16 C, maar ook 2 C veroorzaakt een laag spruitgewicht. Deze laatste temperatuur is dan ook verantwoordelijk voor de betrouwbare verschil-len, die worden gevonden tussen de laagste vijf temperaturen.

Temperaturen 1°,30,40,5°C 10,3°,40,5°C Variatiebron temperaturen toeval temperaturen toeval TABEL 18 s.k.a. O.OI29 O.O677 0.0287 O.I245 g.v.v. 3 27 3 39 Varian-tie O.OO43 O.OO25 O.OO96 O.OO32

F

1.72 3.00 F-theor.

0.05

0.01

2.96 4.6O 2.85 4.34

Slechts bij langere voortzetting van de proef werden de verschillen tussen de spruitopbrengsten na bewaring bij 1 , 3 , 4 en 5 0 duide-lijker, hoewel de temperatuursinvloed niet helemaal betrouwbaar wordt.

1} over 10 herhalingen (28/9 - 30/l1) 2) over 14 herhalingen (28/9 - 28/l2)

(44)
(45)

Moordeling.

Evenals b i j de Alph...

irr

20 C-cei« Hier kiemden de

' bij de Noordeling slechts kieming op in de aardappelen op 8 december. T e m p e r a t u r e n a l l e 1 ° t/m 16°C 1 ° t/m 5°C V a r i a t i e b r o n t e m p e r a t u r e n t o e v a l t e m p e r a t u r e n toeval t e m p e r a t u r e n t o e v a l T A B E L 19 s . k. a. 0.7235 0.5206 0.1835 O.3161 0.0212 0.1251 g . v . v . 1 0 90 8 72 4 36 Varian-tie O.O724 0.0058 O.O229 O.OO44 O.OO53 O.OO35

F

12.48 5.20 1 .51 P-theor.

0.05

0.01

1.95 2.55 2.10 2.82 2.65 3.93

Dit ras reageert geheel op dezelfde wijze als het ras Libertas: de temperatuur, waarbij het gevormde spruitgewioht minimaal is, ligt ech-ter lager dan bij dit ras.

(46)
(47)

Co9 ( » » I ) p c i to K iQt 1 c o ) Grafiek 20 oàc o.So o4o o 2 e * j k _ . Ii7" 237" /&"' 7<i ~cj i «So «So ç 3 o " 2 o -JJSSELSTE» 1954 S o r t t l 1119 JS.

- ^ r . /

//X ' 4 5

/ A

'77 12. TF 56 Ir I,. \r

^c

;^ i £ v . A .•

7t

V

4-

A

. - - < - A 2V—tsr~~v—w~ / l ! .•'!! / I ? / ! ? n » S p r t ( i ' g « . v i _ M in qr ] p t r !<• , f . - i |t 0 J 0 VORAN}. ! vr4 \*r-r • tr it\ - " - ' • '/* ;;>

7

/ f ' ! 30

*f^-y

^,>••-•:*"--A G r o f i f k t9

X1.4- - 4 — 4 —

is 1 1

13/ 2o/ 28/ y 12/ » / 26/ 2/ Ç/ 16/ 'iy 3o/ " 7/ l V 2 / 2 /« / * /9 7\e Ao /to /to / l i A\ ;\l /\\ / I ! /12 /12 ,'"12

f' 1 " 1 ; 1r . ' i n o v « ! b r t n y r n rvKT * o

(48)

20

Voran.

De kiemingsdata van de aardappelen, die bij de verschillende

tempe-raturen stonden, war

en 18 oktober (20 C), 2 november (16 C) en 16

no-vember (13 C ) .

Temperaturen

alle

1° t/m 16°C

1° t/m 5°C

1

)

1° t/m 5°C

2)

Variatiebron

temperaturen

toeval

temperaturen

toeval

temperaturen

toeval

temperaturen

toeval

TABEL 20

S « K « 3, •

0.1650

0.1695

0.0882

O.IO65

O.OO49

O.O236

O.OO52

O.O513

g.v.v.

10

90

8

72

4

36

4

60

Varian-tie

O.OI65

O.OOI9

0.0110

O.OOI5

0.0012

O.OOO7

O.OOI3

O.OOO9

P

8.68

7.33

1 .71

1.44

F-theor.

0.05 0.01

1.95 2.55

2.10 2.82

2.65 3.93

2.52 3.65

De Voran geeft een zeer regelmatig verlopende lijn te zien: naarmate

de voorafgaande temperatuur hoger is geweest, is de spruitgroei bij

20 C sterker. Temperaturen van 1 tot 5 0 veroorzaken ook bij langer

voortzetten van de proef geen onderling betrouwbare verschillen in

spruitgewicht.

1) over 10 herhalingen (13/9 - 16/l1)

2) over 16 herhalingen (13/9 - 2'8/l2)

(49)
(50)

21 IJsselster.

Bij dit ras waren de aardappelen, die "bij de verschillende tempera-turen waren bewaard, tijdens het verloop van de proef gekiemd op 15 oktober (20°C), 1 november (16°C) en 15 november (13°C).

T e m p e r a t u r e n a l l e 1° t / m 16°C 1° t / m 5 ° C1 ) 1° t / m 5 ° C2 ) V a r i a t i e b r o n t e m p e r a t u r e n t o e v a l t e m p e r a t u r e n t o e v a l t e m p e r a t u r e n t o e v a l t e m p e r a t u r e n t o e v a l TABEL 21 s . k . a . 0 . 5 5 7 1 0 . 4 7 0 6 0 . 1 8 6 0 0.2831 0 . 0 6 2 8 0 . 0 9 4 4 O.1042 O.2042 g . v . v . 10 90 8 72 4 36 4 52 V a r i a n -t i e O.O557 O.OO52 O.O233 O.OO39 O.OI57 O.OO26 0 . 0 2 6 0 O.OO39 F I O . 7 I 5 . 9 7 6.O4 6 . 6 7 P - t h e o r . 0 . 0 5 0 . 0 1 1.95 2 . 5 5 2 . 1 0 2 . 8 2 2 . 6 5 3 . 9 3 2 . 5 6 3 . 7 2

1) over 10 herh. (13/9 - 16/11) 2) over 14 herh(l3/9 - 14/12)

Evenals de Noordeling reageert dit ra3 als de Libertas, n.1. een mini-mum spruit,-,:: eicht na bewaring bij 13 C en een minimini-mum na bewaring bij 2 C, dat verantwoordelijk is voor de betrouwbaarheid van de invloed van temperaturen van 5 C en lager.

T e m p e r a t u r e n 10, 30, 40, 5 ° 1 ° , 30, 40, 5 ° V a r i a t i e b r o n t e m p e r a t u r e n t o e v a l t e m p e r a t u r e n t o e v a l TABEL 22 s . k . a . 0 . 0 1 3 8 O.O472 O.OO54 O . I 4 1 3 g . v . v . 3 27 3 39 V a r i a n -t i e O.OO46 O.OOI7 0 . 0 0 1 8 O.OO36 F 2 . 7 1 O.5O F - t h e o r . 0 . 0 5 0 . 0 1 2 . 9 6 4.6O 2 . 8 5 4 . 3 4 Conclusies.

Evenals in 1953 was er in 1954 oon invloed van bewaartemperaturen, voorafgaande aan bewaring bij 20 , op de spruitgewichten bij 20 C te

constateren. Deze invloed was steeds betrouwbaar indien alle tempera-turen bij de wiskundige verwerking werden betrokken, ook nog, behalve bij het ras Bintje, indien 20 C en cel I uit de bewerking weg

werden gelaten. Temperaturen van 5 C en langer hadden bij de meeste ras-sen een duidelijke invloed, maar in enkele gevallen moest dit worden toegeschreven aan sterke afwijkingen, die door een bepaalde tempera-tuur werden veroorzaakt.

(51)
(52)

- 22

Ook dit jaar reageerden de rassen ieder op een eigen manier op de

temperatuur; Eigenheimer "b.v. gaf een hoger spruitgewicht naarmate de temperatuur, voorafgaande aan de "bewaring bij 20 C hoger nas geweest; een ras zoals b.v. IJsselster daarentegen gaf in hetzelfde geval een lager spruitgewicht.

c• Vergelijking van de resultaten van beide jaren.

In de grafieken 21 en 22 zijn weergegeven de resultaten van de beide jaren. Deze betreffen de rassen, temperaturen en herhalingen, die bei-de proeven gemeenschappelijk hadbei-den. Doordat bei-de loofgetrokken pa,rtijen in 1953» hoewel beter vergelijkbaar met de partijen in 1954> te weinig knollen bevatten om alle temperaturen te gebruiken, leek het gewenst de rijpgerooide partijen in 1953 te vergelijken met de aardappelen van 1954.

Het eerste kenmerkende verschil is het verschil in opbrengstniveau. De aardappelen van de rassen Eigenheimer, Libertas en IJsselster gaven in 1953 duidelijk hogere spruitgewichten dan in 1954 ondanks het feit, dat ze later waren gerooid, waardoor men zou verwachten, dat ze hun rustperiode ook later zouden beëindigen '. Slechts bij het ras Bintje is het opbrengstniveau beide jaren hetzelfde. De in 1954 gebruikte par-tij was echter waarschijnlijk weinig representatief voor het ras, daar deze partij even sterk sproot als de Eigenheimer. Het is a.1, een .alge-mene praktijkervaring, dat de Bintje veel minder spruitlustig is dan de Eigenheimer.

Het tweede verschil is gelegen in de reactie op de temperatuur. Het verloop van de lijnen in grafiek 21 is beide jaren verschillend, het-geen betekent, dat een bepaalde bewp.artemperatuur het ene jaar een andere invloed heeft dan het andere jaar.

Ditzelfde is het geval in de reactie op de herhalingen. Slechts bij de IJsselster lopen de lijnen van grafiek 22 vrijwel parallel. Men krijgt de indruk, dat de lijnen van de drie overige rassen in 1953 "hol" en in 1954 "bol" lopen.

1) Zie hiervoor Publikatie N§ 108, Serie A, van de Stichting voor Aardappelbewaring.

(53)

Log. t^x+l )

Ç«» Sprung«« ictn m^

(54)

23 -Bintje. T e m p e r a t u r e n 1° t / m 10°C

1° t/m 5°C

V a r i â t i e b r o n t e m p e r a t u r e n j a r e n t e m p . x j a a r t e m p . x h e r h . h e r h . x j a a r t o e v a l t e m p e r a t u r e n j a r e n t e m p . x j a a r temp . x h e r h . h e r h . x j a a r t o e v a l TABEL 23 8 9 K « c l « 0 . 2 2 5 5 0 . 0 0 7 4 0 . 1 5 6 3 0 . 1 7 8 9 0 . 2 0 6 8 0 . 1 1 3 6 0 . 0 2 9 7 0 . 0 5 0 0 0 . 0 7 2 3 0 . 1 0 8 9 0 . 1 7 2 0 0 . 0 8 2 2 g . v . v .

6

1

6

42

7

42

4

1

4

28

7

28 V a r i a n -t i e O.O376 O.OO74 0 . 0 2 61 O.OO43 O.O295 O.OO27 O.OO47 O.O5OO 0 . 0 1 8 1 O.OO39 O.O246 O.OO29 F

13.93

2.74

9.67

1.59

10.93

2.55

17.24

6.24

1.34

8.48

F - t h e o r .

0.05 0.01

2.32 3.26

4.O7 7.27

2.32 3.26

1.73 2.17

2.24 3.IO

2.71 4.O7

4.20 7.64

2.71 4.O7

1 .87 2.44

2.36 3.36

De grafieken 21 en 22 maken het reeds waarschijnlijk dat er inter-acties werkzaam zijn tussen herhaling en jaar en tussen temperatuur en jaar. Deze interacties blijken inderdaad betrouwbaar te zijn. Merkwaardig is. dat een jaar-effect alleen bij temperaturen van 1 tot 5 C merkbaar is en een temperatuur-effeet alleen bij de verwerking van alle temperaturen. Het is waarschijnlijk, dat het verschil in reactie op de bewaartempera.tuur van 4 C (zie grafiek 21 ) een storende invloed heeft gehad.

Een verwerking van de gegevens onder uitsluiting van 4 C geeft dan ook meer uniforme resultaten.

T e m p e r a t u r e n

1 ° , 2 ° , 3 ° ,

5 ° ; 7 ° ; i o

ô

c

1° 2° ^°

5 C

V a r i a t i e b r o n t e m p e r a t u r e n j a r e n t e m p , x j a a r t e m p . x h e r h . h e r h . x j a a r t o e v a l t e m p e r a t u r e n j a r e n t e m p . x j a a r t e m p . x h e r h . h e r h . x j a a r t o e v a l TABEL 24 s . k . a .

O.2179

0 . 0 0 1 8 O.O53O 0 . 1 3 3 8 0 . 1 5 9 8 0 . 1 0 6 3 0 . 0 2 9 7 0 . 0 0 7 2 0 . 0 0 6 2 0 . 0 8 6 8 O . I 4 6 7 O.O532 g . v . v .

5

1

5

35

7

35

3

1

3

21

7

21 V a r i a n -t i e O.O436 0 . 0 0 1 8 0 . 0 1 0 6 0 . 0 0 3 8 0 . 0 2 2 8 O.OO3O O.OO99 O.OO72 0 . 0 0 2 1 O.OO4I 0 . 0 2 1 0 0 . 0 0 2 0 F

14.53

0.60

3.53

1 .27

7.60

4.95

3.60

1 .05

2.05

10.50

— F - t h e o r . , 0 . 0 5 0.01 2 . 4 9 3.61 4 . 1 3 7 . 4 4 i 2 . 4 9 3 . 6 I 1 . 8 0 2.3O 2.3O 3 . 2 1 3 . 0 7 4 - 8 7 4 . 3 2 8.02 3 . 0 7 4 . 8 7 2.O9 2 . 8 8 2 . 4 9 3 . 6 5

In dit geval is dus de invloed van de als de interactie tussen herhaling en jf per--: tuur en-jaar is weinig betrouwbaar.

temperatuur betrouwbaar, even-.ar. De interactie tussen

(55)
(56)

tem-o.4a £>3o oj&e o 5 o 0.30 0.20 o.7o o.4o o.2o 0 6 0 o.3o o i o _ o g ( x + l ^ <« S p r u i t g g r o m rr f W ' i - h t »r: Io k n o l l e n ") •—% • - i q 5 3 ( ï ^ f -BIN! "JE 1 r EIGE i, ~ / •> iftF ÎNH ir / RTA 1 ! i JSS

y

/ • 1 ... i ELS / ^ C / V -J ' / Î I M I / ^ .---*" kS ( / / TER

X

(,

i

rB / jr~ * * /

V

^ c / / / / \

"~T7

1 / / ' - • • / / 1 / / ,

x'

s* » / , ' / J. ' .. —^ D' / ' 1 — K — -^„< .,* 1 ; < 0^J-^-" < X • / / ' t /

s

1 c

«I-"

i

.X

S 1 - !c ^

y

y

y * / I

/f

/ i

_i

Pc ?' ' / ' • • • u / ' * / / t / / f 1 / / / Gra

1

¥•— * 3 y /

/ l

r t / / " * « hek 22

y

s •S V / 3 .*-0 ; î

1

i

I : Ï H«rhalin9«n

(57)

24 -Eigenheimer Temperaturen 1° t/m 10°C 1° t/m 5°C Yariatiebron temper?, turen jaren temp. x jaar temp. x herh. hern, x jaar toeval temperaturen jaren temp. x jaar temp. x herh,. herh. x jaar toeval TABEL 25 s . k . a . O . O 3 4 6 1.2386 0.0578 0.0785 0.0488 O . O 7 1 7 0.0278 1.0534 O . O 2 7 6 0.0583 0.0444 0.0553 g.V.V.

6

1

6

30

5

30

4

1

4

20

5

20 Varian-tie 0.0058 1 .2386 0.0096 0.0026 0.0098 O.OO24 O.OO7O I.O534 O.OO69 O.OO29 0.0089 0.0028

P

2.42 516.08 4.00 1 .08 4.08 2.5O 376.21 2.46 1 .04 3.18 P-theor. 0.05 0.01 2.42 3.47 4.17 7.56 2.42 3-47 1 .84 2.38 2.53 3.7O 2.87 4.43 4.35 8.10 2.87 4.43 2.12 2.94 2.71 4.10

Zoals uit grafiek 21 en 22 is op te maken, is het jaarvorschil zeer

hetrouwbaar. De temperatuurs invloed kan niet betrouwbaar genoemd wor-den en de interactie tussen temperatuur en jaar is pas "betrouwbaar bij ver-werking van alle zeven temperaturen. Ditzelfde is in mindere mate het geval met de interactie tusson herhaling en jaar.

(58)
(59)

Liberias . 25 -TABEL 26 T e m p e r a t u r e n 2 ° , 4 °s 5 ° , 10°C 2 ° , 4 ° , 5°C V a r i a t i e b r o n t e m p e r a t u r e n j a r e n t e m p . x j a a r temp . x h e r h . h e r h . x j a a r t o e v a l t e m p e r a t u r e n j a r e n t e m p . x j a a r t e m p . x h e r h . h e r h . x j a a r t o e v a l S • IC . '- ' . 0 . 1 8 0 4 0 . 1 0 1 7 O.O5O3 0 . 0 4 8 5 0 . 1 6 6 8 0 . 0 2 0 8 O.O63I O . I 3 3 3 0 . 0 1 8 7 0 . 0 1 8 5 0.1431 O.OI45 g . v . v . 3 1 3 15 5 15 2 1 2 10 5 10 V a r i a n -t i e 0 . 0 6 0 1 0 . 1 0 1 7 0 . 0 1 6 8 0 . 0 0 3 2 0 . 0 3 3 4 0 . 0 0 1 4 0 . 0 3 1 6 0 . 1 3 3 3 0 . 0 0 9 4 0 . 0 0 1 9 0 . 0 2 8 6 O.OOI5 F 4 2 . 9 3 7 2 . 6 4 1 2 . 1 0 2 . 2 9 2 3 . 8 6 21 .07 8 8 . 8 7 6 . 2 7 1 .27 I 9 . O 7 F - t h O.O5 3 . 2 9 4 . 5 4 3 . 2 9 2 . 4 8 2 . 9 0 4 . 1 0 4 . 9 6 4 . 1 0 2 . 9 7 3 . 3 3 e o r . 0 . 0 1 5.42 8 . 6 8 5 . 4 2 3 . 6 7 4 . 5 6 7 . 5 6 1 0 . 0 4 7-56 4 . 8 5 5 . 6 4

Bij dit ras zijn alle hoofdeffecten en interacties significant uitge-zonderd de interactie tussen temperatuur ett herhaling1. Stellen ï.re chter de vraag of de hoofdeffecten de betrouwbare interacties wel voldoende overschrijden, dan blijkt dit niet het geval te zijn.

Tempera, 2 > 4 ? 10°C 9° / ° 2 , 4 , t u r e n

5°,

5°C " V a r i a t i e b r o n t e m p e r a t u r e n t e m p . x j a a r j a r e n t e m p . x j a a r j a r e n h e r h . x j a a r t e m p e r a t u r e n t e m p . x j a a r j a r e n t e m p . x ja~.r j a r e n h e r h . x j a a r TAI O * IV • Cu • 0 . 1 8 0 4 O.O5O3 O.IOI7 O.O5O3 0 . 1 0 1 7 0 . 1 6 6 8 O.O63I 0 . 0 1 8 7 O . I 3 3 3 0 . 0 1 8 7 O . I 3 3 3 0 . 1 4 3 1 3EL 27 g . v . v . 3 3 1 3 1 5 2 2 1 2 1 5 V a r i a n -t i e 0 . 0 6 0 1 0 . 0 1 6 8 O . I O I 7 0 . 0 1 6 8 O . I O I 7 O.O334 O.O3I6 O.OO94 O . I 3 3 3 O.OO94 O . I 3 3 3 0 . 0 2 8 6 F 3 . 5 8 6 . 0 5 3 . 0 4 3 . 3 6 1 4 . 1 8 4 . 6 6 F - t h e o r . 0 . 0 5 0.01 $ . 2 8 1 0 . 1 3 6.61 1 9 . 1 0 1 8 . 5 1 6.61 2 9 . 4 8 3 4 . 1 2 1 6 . 2 6 9 9 . 0 1 9 8 . 4 9 1 6 . 2 6

Dit betekent dus, dat we geen wetmatigheid in de invloed van de tem-peratuur kunnen verwachten, maar dat de combinatie van temtem-peratuur en

(60)
(61)

26 IJsselster. TABEL 21 Temperaturen 1° t/m 10°C 1° t/m 5°C Variatiebron temperaturen jaren temp. x jaar temp. x herh. herh. x jaar toeval temperaturen jaren temp. x jaar temp. x herh. herh. x jaar toeval s . k . a . 0.1751 0.737a O.O63I O . I 3 5 4 O . O 2 5 O O . I O 5 7 O . O 4 3 6 1 .6552 O.O23I 0 . 0 7 2 8 O . O 2 5 2 O . O 6 2 9 g . v . v .

6

1

6

42

7

42

4

1

4

28

7

28 V a r i a n -tie O . O 2 9 2 0.7378 O.OIO5 O.OO32 O.OO36 O.OO32 O.OIO9 1.6552 0.0058 0.0026 O.OO36 0.0022

F

11 .68 295.12 4.20 1 .28 1.44 4.95 752.36 2.64 1 .18 1 .64 F-th 0.05 2.32 4.O7 2.32 1.73 2.24 2.71 4.20 2.71 1.87 2.36 eor. 0.01 3.26 7.27 3.26 2.17 3.10 4.07 7.64 4.O7 2.44 3.36

Bij de IJsselster zien we een zeer betrouwbare invloed van de tempe-ratuur en een zeer betrouwbaa,r verschil tengevolge van het jaar. De interactie tussen temperatuur en jaar ia uitsluitend te wijten ;:an het enigs-zins afwijkende gedrag van de aardappelen, die bij 7 0 bewaard zijn geweest, zoals de volgende tabel toont.

TABEL 2 9 Temperaturen 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 10°C Variatiebron temperaturen jaren temp. x jaar temp. x herh. herh. x jaar toeval s . k . a . 0.1711 O.7562 O.O244 O.II59 0.0180 0.0984 g.v.v. 5 1 5 35 7 35 Varian-tie O.O342 O.7562 O.OO49 O.OO33 0.0026 0.002 8

F

12.21 27O.O7 1.75 1 .18 0.93 F-th O.O5 2.49 4.13 2.49 1 .80 2.30 eor. 0.01 3.61 7-44 3.61 2.3O 3.21 Conclusies.

Het is duidelijk dat ieder ras zich op een eigen manier ten opzichte van temperatuur en jaar gedraagt. In de meeste gevallen was er een be-trouwbare invloed van de temperatuur te constateren. Slechts bij de Bintje was er geen verschil in opbrengst tussen beide jaren, bij de drie andere rassen gaven de aardappelen van de oogst 1953» ondanks veel latere rooitijd, betrouwbaar hogere spruitopbrengsten dan die van de oogst

(62)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na vaststelling van de PKB Ruimte voor de Rivier door de Tweede Kamer heeft deze groep be- sloten om mee te denken met het Pro- jectbureau Noordwaard over de inrich-

king met open ruimten in andere gebieden is nog niet mogelijk door het ontbreken van vergelijkbaar onderzoeksmateriaal. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de

De piramide op basis van volume in Nederland Farma Vlees Bewerkt voedsel Basisvoedsel Chemie Materialen Reststromen Transportbrandstoffen Agrogrondstoffen Veevoer

De methode wordt bewerkelijker, wanneer men ook voor de verschillende soorten der groepen grasachtigen, vlinderbloemigen en bijbestanddeelen op dezelfde wijze de rangorde

We review the current knowledge on the genomic and epigenetic abnormalities in primary tumors and after disease recurrence, highlight the gaps in the literature, and elaborate on

De Modelaanpak Veilig Fietsen helpt gemeenten het bestaande beleid te toetsen en indien gewenst een impuls te geven met maatregelen gericht op de belangrijkste lokale doelgroepen

Binnen het deelproject Ondersteunende ICT en Autonome navigatie: Strategische perceelplanning zijn door respectievelijk Agrifirm en ZLTO twee doelen geformuleerd: •

rassen Barbarouxe, fire Ball, Graaf Arenthal, Snperor of China, Jupiter,Ia Surpris« Orange Eteperor en Roi Soleil gaven meer dan 2 bloemen per knol.. De overige rassen