• No results found

Het verband tussen de inname van plantaardig of dierlijk eiwit en de spierkracht en spiermassa

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verband tussen de inname van plantaardig of dierlijk eiwit en de spierkracht en spiermassa"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het verband tussen de inname van

plantaardig of dierlijk eiwit en de

spierkracht en spiermassa.

Fay Waals & Roxanne Wanjon

(2)

Een cross-sectioneel onderzoek naar het verband tussen de inname van plantaardig of dierlijk eiwit en de spierkracht en spiermassa. Auteurs Fay Waals en Roxanne Wanjon Projectnummer 2017206 Opdrachtgever HvA Lectoraat Gewichtsmanagement Promovendus Jantine van den Helder Hogeschool van Amsterdam Opleiding Voeding en Diëtetiek Dr. Meurerlaan 8, 1067 SM Amsterdam j.e.m.van.den.helder@hva.nl Docentbegeleider Michael Tieland Hogeschool van Amsterdam Opleiding Voeding en Diëtetiek Dr. Meurerlaan 8, 1067 SM Amsterdam m.tieland@hva.nl

(3)

Voorwoord

De scriptie voor u is geschreven door Fay Waals en Roxanne Wanjon, vierdejaars Nutrition and Dietetics studenten, in het kader van hun afstudeeropdracht voor de afronding van de Bachelor studie Voeding & Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam.

In deze scriptie wordt gekeken naar de verschillende eiwitbronnen ten opzichte van de spierkracht en spiermassa bij ouderen (>55 jaar). De gegevens die gebruikt zijn voor het onderzoek zijn afkomstig van het Vitamine Onderzoek van het Lectoraat Gewichtsmanagement van de Hogeschool van Amsterdam, de data is verkregen door nauwe samenwerking tijdens de afstudeerperiode. Binnen het Vitamine onderzoek wordt er gekeken naar het effect van beweeg en voedingsinterventie op lichaamssamenstelling, cognitief en fysiek functioneren van vitale ouderen (>55 jaar) in en om Amsterdam.

Voor het tot stand komen van deze scriptie hebben meerdere personen een bijdrage geleverd aan het eindresultaat, graag willen wij de volgende personen bedanken; Docentbegeleider Michael Tieland voor zijn actieve begeleiding, duidelijke feedback en vertrouwen in ons. Praktijkbegeleider en tevens onderzoeksmedewerker van het VITAMINE onderzoek Carliene van Dronkelaar, , voor haar tussentijdse feedback en samenwerking tijdens het VITAMINE onderzoek. En tot slot promovandus Jantine van den Helder van het Lectoraat Gewichtsmanagement voor het mogelijk maken van deze afstudeeropdracht. Daarnaast willen wij onze lieve vrienden en familie bedanken, die gedurende onze hele studie achter ons hebben gestaan; zonder jullie betrokkenheid en steun hadden we het een stuk moeilijker gehad. En tot slot onze lieve diertjes Billy en Jake, die zorgden voor een rustgevende werking als we er even geen zin meer in hadden. Amsterdam, juni 2017 Fay Waals Roxanne Wanjon

(4)

Samenvatting

Aanleiding:

Nederland is aan het vergrijzen. Naast het feit dat het aantal ouderen groeit neemt ook de levensverwachting toe. Hierdoor stijgt het aantal ouderen met leeftijd gerelateerde (dubbel) problematiek, zoals fysieke achteruitgang, sarcopenie en verlies van zelfredzaamheid. Eiwitten spelen een belangrijke rol bij het tegengaan of vertragen van deze problematiek. Echter is er weinig onderzoek gedaan naar de bronnen van eiwit en hun verband met de spiermassa en spierkracht bij ouderen. Binnen dit onderzoek wordt aan de hand van metingen op basis van een lineaire regressie analyse gekeken of er een verband is tussen eiwitbron en spiermassa en spierkracht bij 104 ouderen (>55 jaar). Doel: Doel van het onderzoek was om te onderzoeken of er een verband is tussen de eiwitbron (plantaardig en dierlijk) en spiermassa en spierkracht. Methode:

In totaal zijn er 104 mensen geïncludeerd in het onderzoek. Een DEXA scan en handknijpkracht test zijn afgenomen om inzicht te krijgen in de spiermassa en spierkracht. Driedaags voedingsdagboeken werden afgenomen om de eiwitinname te meten. De deelnemer werd op basis van de eiwit inname ingedeeld in een onderzoeksgroep, wanneer de deelnemer >55% van de eiwitinname uit plantaardige eiwitten haalde kwam de deelnemer in onderzoeksgroep I (plantaardig) en wanneer de deelnemer >55% van de eiwit inname uit dierlijke eiwitten haalde kwam deze in onderzoeksgroep II (dierlijk). Vervolgens is er door middel van een lineaire regressie analyse gekeken of er een significant lineair verband bestaat tussen de eiwitbron en de spiermassa en spierkracht. Er zijn 4 regressie analyses uitgevoerd, waarbij is gecorrigeerd voor de verstorende factoren leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Hierbij zijn vetvrije massa en de handknijpkracht de afhankelijke variabele en de eiwitbron de onafhankelijke variabele. Resultaten: Van de 104 deelnemers blijkt van 97 deelnemers de demografische kenmerken volledig te zijn ingevuld. Hiervan is 20% man en 76% vrouw. De gemiddelde leeftijd is 71.7 jaar (SD 7,3). 93% van de deelnemers heeft een westerse etniciteit. 93 deelnemers hebben hun driedaagse voedingsdagboeken volledig ingevuld. De gemiddelde totale eiwitinname is 76.1 gram (SD 21.6). De gemiddelde plantaardige eiwitinname is 28.5 gram. De gemiddelde dierlijke eiwitinname is 47.7 gram.

Uit de regressie analyses is gebleken dat er geen significant verband is tussen de eiwitinname, vetvrije massa en handknijpkracht in onderzoeksgroep 1 (plantaardig). Er bestaat een positief lineair verband tussen de inname van dierlijk eiwit en vetvrij e massa (B=29.758, p=0.19). Echter tussen dierlijk eiwit en de handknijpkracht is een significant negatief verband gevonden (B= -0.117, p=0.03).

(5)

Conclusie:

Er lijkt geen significant verband te zijn tussen de bron (plantaardig of dierlijk) van eiwit en de vetvrije massa. Wel lijken dierlijke eiwitten significant negatief geassocieerd te zijn met de handknijpkracht, terwijl plantaardige eiwitten dat niet zijn.

(6)

Inhoud

1. Inleiding……….6 1.1Aanleiding………...6 1.2Gevolgen……….6 1.3 Sarcopenie………6 1.4 Eiwitten………...7 1.5 Kwaliteit……….7 1.6 Onderzoek………...7 1.7 Onderzoeksvraag………...7 1.8 Doelstelling………..8 2. Methode………..10 2.1 Inleiding………...10 2.2 Deelnemers………...10 2.3 Werving………10 2.4 Meting………...11 2.5 Driedaags voedingsdagboek………...11 2.6 Handknijpkracht test………..11 2.7 DEXA scan………..11 2.8 Data analyse………..12 2.9 Verstorende factoren.……….12 2.10 Lineaire regressie analyse……….12 3. Resultaten………. 14 3.1 Demografische kenmerken……….14 3.2 Eiwitinname………..14 3.3 Regressie analyse………..15 3.4 Het verband tussen plantaardig eiwit en vetvrije massa………..15 3.5 Het verband tussen dierlijk eiwit en vetvrije massa……….15 3.6 Het verband tussen plantaardig eiwit en HHK…………..………16 3.7 Het verband tussen dierlijk eiwit en HHK...………..17 4. Discussie……….………...18 4.1 Resultaten………18 4.2 Verstorende factoren...………...18 4.3 Data verzameling………...18 4.4 Methode……….19 4.5 Aanbevelingen………..20 4.6 Conclusie………...21 5. Literatuur……….… 22 Bijlage……….………25 I. SPSS syntax

(7)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Wereldwijd is de samenleving snel aan het vergrijzen, zo ook in Nederland (1,2). Op dit moment is 4.3% van de Nederlandse bevolking 80 jaar of ouder, dit staat gelijk aan 735.000 Nederlanders(3). Verwacht wordt dat dit aantal zal verdubbelen voor 2025.

Naast het feit dat het aantal ouderen in Nederland stijgt, is ook de levensverwachting de komende jaren toegenomen. Dit uit zich in complexe (dubbel)problematiek die samenhangt met het ouder worden; zoals in fysiek en cognitief functioneren. Naarmate de leeftijd toeneemt zal deze problematiek toenemen, wat zal resulteren in een duurdere gezondheidszorg, minder zelfstandigheid, co-morbiditeit en in een verminderde kwaliteit van leven(4,5). Het Centraal Bureau voor de Statistiek laat zien dat er momenteel 129.000 Nederlandse ouderen (80+) in verpleeghuizen wonen, verwacht wordt dat dit aantal evenals het totaal aantal ouderen in Nederland, en hiermee de complexe problematiek, de komende jaren drastisch zal toenemen(3).

1.2 Gevolgen

Deze vergrijzing, ofwel het ouder worden, staat in relatie met het verminderen van de fysieke prestaties en het dagelijks functioneren. Een belangrijke oorzaak hiervoor is sarcopenie, wat onder andere veroorzaakt wordt door verminderde of in-activiteit en een lage eiwitinname. Interventie studies tonen aan dat een optimale eiwit inname en fysieke activiteit bijdraagt aan een minder snelle daling van fysieke prestaties en activiteiten in het dagelijks functioneren(6).

Naarmate we ouder worden zien we dat fysieke prestaties geleidelijk afnemen. Het dagelijks functioneren gaat moeizamer en relatief simpele handelingen zoals traplopen, een kopje in de kast zetten of een boodschappentas dragen gaan moeizamer of vergen veel energie. Dit staat in relatie met het afnemen van de spiermassa en de spierkracht(4). Interventie studies tonen aan dat een optimale eiwit-intake en fysieke activiteit bijdraagt aan een minder snelle daling van fysieke prestaties en activiteiten in het dagelijks functioneren. Het is daarom belangrijk om fysiek functioneren te stimuleren en uitoefenen om achteruitgang te beperken(6). Echter, fysiek functioneren bevorderen zonder beweeg (en voeding) interventie blijkt tot nu toe weinig effectief(7).

1.3 Sarcopenie

In de leeftijd van 50-70 jaar verliezen we 10-25% van de spiermassa. Op 80-jarige leeftijd is dit spierverlies 30-50% (primaire sarcopenie). Ondanks dat sarcopenie leeftijd gerelateerd is, is uit onderzoek gebleken dat sarcopenie ook in relatie staat met (inadequate) voeding, met name de eiwitten (8-10). Echter is er geen tot weinig onderzoek gedaan naar de invloed van de eiwitbron op sarcopenie.

(8)

1.4 Eiwitten

Eiwitten zijn voedingsstoffen die in ons lichaam afgebroken worden tot aminozuren. Er zijn ongeveer 20 verschillende soorten aminozuren die we kunnen verdelen in essentiële en niet-essentiële aminozuren. De essentiële aminozuren moeten we binnen krijgen via voeding en de niet-essentiële aminozuren kan ons lichaam zelf aanmaken. Deze eiwitten, ofwel aminozuren, leveren een bijdrage aan belangrijke processen in ons lichaam. Zo zijn ze essentieel voor het maken van enzymen, hormonen en de opbouw en het behoud van spieren(11,12).

1.5 Kwaliteit

Er zijn twee eiwitbronnen; plantaardige en dierlijke eiwitten. Het is essentieel om te kijken naar de kwaliteit, ofwel de mate waarin de eiwitten verteert kunnen worden samen met het aantal essentiële aminozuren in de bron. Plantaardige eiwitten kunnen minder essentiële aminozuren, of een minder goede verhouding van aminozuren, bevatten dan dierlijke eiwitten. Dit kan van invloed zijn op de mate van verteerbaarheid wat invloed heeft op de mate waarin de eiwitten door het lichaam gebruikt of omgezet kunnen worden.(11) Eiwitten spelen een essentiële rol bij het ouder worden. Het kost meer moeite en meer tijd om de spieren te behouden/vernieuwen. Het is daarom van belang om een adequate eiwitintake na te streven voor het behoud van spiermassa en kracht(13-16). 1.6 Onderzoek

Veel ouderen hebben een mindere adequate eiwitinname, dit wordt onder andere veroorzaakt door een verminderde eetlust. Uit interventie studies is gebleken dat een optimale inname van eiwitten bijdraagt aan het beperken van het verlies van spiermassa/spierkracht. (17)

Het is bekend dat een optimale intake van eiwitten essentieel is voor ouderen, maar over de invloed van de eiwitbron op de spiermassa en spierkracht is weinig onderzoek gedaan. Binnen deze scriptie-studie wordt er gekeken naar (de kwaliteit van) de verschillende eiwitbronnen, naar de verhoudingen met spiermassa en kracht en wordt er onderzoek gedaan naar het verband tussen de eiwitbron (plantaardig of dierlijk) en spiermassa en spierkracht. 1.7 Onderzoeksvraag De steeds groter groeiende groep ouderen in Nederland vergt aandacht. Een verhoogde eiwitinname zou sarcopenie kunnen tegengaan of in ieder geval het proces kunnen vertragen(14). Gezien de lage eetlust en daardoor mindere eiwitinname is het van belang dat de eiwitinname van optimale kwaliteit moet zijn voor ouderen. Onderzoek naar de bronnen van eiwit is daarom nodig. Om dit nader te onderzoeken hebben wij de volgende onderzoeksvraag opgesteld:

Wat is het verband tussen de eiwitbron (dierlijk of plantaardig) en de hoeveelheid spiermassa en spierkracht bij ouderen boven de 55 jaar?

(9)

Als ondersteuning voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag zijn de volgende deelvragen opgesteld:

• Wat is het verband tussen de hoeveelheid (>55% van de totale eiwit intake)

plantaardige eiwit intake en de hoeveelheid spiermassa bij ouderen boven de 55?

• Wat is het verband tussen de hoeveelheid (>55% van de totale eiwit intake)

plantaardige eiwit intake en de hoeveelheid spierkracht bij ouderen boven de 55?

• Wat is het verband tussen de hoeveelheid (>55% van de totale eiwit intake)

dierlijke eiwit intake en de hoeveelheid spiermassa bij ouderen boven de 55?

• Wat is het verband tussen de hoeveelheid (>55% van de totale eiwit intake)

dierlijke eiwit intake en de hoeveelheid spierkracht en de hoeveelheid spiermassa bij ouderen boven de 55? 1.8 Doelstelling Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in het proces van het ouder worden, met name naar het verlies van spiermassa en spierkracht. Aan de hand van de onderzoeksgegevens is geanalyseerd of er een verband is tussen de eiwitbron en de afname/toename van spiermassa en kracht. Hierbij is er specifiek bekeken of er een verband is tussen de inname van meer plantaardig eiwit van het totaal eiwit of meer dierlijk eiwit van het totale eiwit. Door middel van deze uitkomsten kan er inzicht gekregen worden in het verouderingsproces en dit proces eventueel vertraagd worden, bijvoorbeeld met behulp van het optimaliseren van de eiwit inname doormiddel van de juiste eiwitbron.

Daarmee heeft een onderzoek een maatschappelijke relevantie, omdat nieuwe strategieën kunnen worden bedacht om het fysiek functioneren te verbeteren, zoals het veranderen van de eiwitbron binnen een voedingspatroon, en dit zou veel mensen kunnen helpen om gezond ouder te worden.

Het onderzoek kan ook leiden tot nieuwe inzichten voor bijvoorbeeld de fysiotherapie en de diëtetiek. De uitkomsten kunnen een wetenschappelijke onderbouwing zijn om Richtlijnen Gezonde Voeding aan te passen voor ouderen. Voor de diëtist betekent dit bijvoorbeeld het verhogen van de eiwitbehoefte bij ouderen, waarin ook nog gekeken kan worden naar de eiwit kwaliteit en waarin onderscheidt gemaakt kan worden in het verhogen van de specifieke eiwitbronnen. De fysiotherapie zou, in combinatie met de diëtist, oefentherapie kunnen geven gericht op het versterken van het fysiek functioneren.

(10)

2. Methode

2.1 Inleiding

Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag ‘Wat is het verband tussen de eiwitbron

(dierlijk of plantaardig) en de spiermassa/spierkracht bij Nederlandse vitale ouderen boven de 55 jaar?’ is er een lineaire regressie uitgevoerd waarbij er gekeken is naar de

variabelen; eiwitbron, spierkracht en spiermassa op een vast moment in tijd. Er is gebruik gemaakt van een regressie analyse omdat hiermee de samenhang tussen de variabelen te bekijken en te analyseren is. Het onderzoek is uitgevoerd binnen het VITAMINE onderzoek waarin wij zelf deelnemers geïncludeerd hebben in ons onderzoek.

2.2 Deelnemers

VITAMINE is een onderzoek dat zich richt op vitale ouderen in Amsterdam. Door middel van een gerandomiseerde effectstudie (RCT) wil zij de effectiviteit van fysieke activiteit en een verhoogde eiwit-inname (1.2 -1.5 g/kg lichaamsgewicht) bij vitale ouderen (n=240) in Amsterdam in kaart brengen(18). Voor ons onderzoek hebben wij 2 onderzoeksgroepen op basis van de volgende criteria geselecteerd:

Er is gekeken naar het aantal deelnemers (n=104) welke zijn onderverdeeld in onderzoeksgroep I (plantaardig) en onderzoeksgroep II (dierlijk), op basis van de inname van plantaardige eiwit (>55% van de totale eiwit intake) en dierlijk eiwit (>55% van de totale eiwit intake). Op deze manier kan bekeken worden of er een lineair verband bestaat tussen de inname van meer plantaardig dan dierlijk eiwit of meer dierlijk eiwit dan plantaardig eiwit en de hoeveelheid spiermassa en spierkracht.

Tabel 2 Onderzoeksgroepen

Onderzoeksgroep I Onderzoekgroep II > 55% van de eiwitinname komt uit

plantaardige eiwitten > 55% van de eiwitinname komt uit dierlijke eiwitten.

2.3 Werving

De deelnemers zijn gescreend binnen het VITAMINE onderzoek. Nadat de ouderen hebben besloten om mee te willen doen aan het VITAMINE-onderzoek werden zij gescreend op in- en exclusie criteria door de onderzoeksarts Minse de Bos Kuil.

Tabel 1 inclusie en exclusie criteria (18)

Inclusie criteria Exclusie criteria

55 jaar of ouder Onvermogen om de Nederlandse taal te begrijpen

De deelnemer geeft toestemming voor het informeren van de huisarts over de deelname aan het VITAMINE onderzoek

Huidig alcohol of drugsmisbruik (beoordeeld door de studie arts)

Schriftelijk contract tekenen Cognitieve stoornissen (MMSE <15) Bereidheid om te voldoen aan het

protocol In de afgelopen 6 maanden een knie of heup-operatie ondergaan

(11)

De mogelijkheid om te voldoen aan het protocol dat naar het oordeel van de studie arts (en) (screening in het bijzonder voor elke aandoening, medicatie, of omstandigheden die kunnen interfereren met het studieprotocol, om de veiligheid van de deelnemers te waarborgen) Wanneer de oudere voldeden aan alle criteria zijn deze als deelnemer geïncludeerd in de VITAMINE studie en zijn deze ook geschikt voor ons onderzoek. 2.4 Metingen Binnen het VITAMINE-onderzoek zullen deelnemers op drie momenten metingen ondergaan om de lichaamssamenstelling, cognitief functioneren en fysiek functioneren te meten. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag zijn er drie metingen uitgevoerd om alle data te verzamelen; driedaags voedingsdagboek, handknijpkracht (HKK) en de DEXA (dual-energy x-ray absorptiometry). Voor het correct kunnen beantwoorden van onze onderzoeksvraag was het van belang om alle gegevens van de deelnemers enkel uit visit 2 te halen. Op dit punt zijn alle deelnemers, zowel controle- als interventiegroep, gelijk en zijn de resultaten niet beïnvloed (dit zijn ook wel de baseline gegevens), enkel deze baseline gegevens worden geïncludeerd in de studie. 2.5 Driedaags voedingsdagboek

Elke deelnemer heeft een eetdagboek ontvangen met een handleiding. In deze handleiding staat duidelijk omschreven hoe een eetdagboek ingevuld dient te worden. Het driedaagse voedingsdagboek is afgenomen op 2 doordeweekse dagen en 1 weekend dag. De dagboeken worden bij inname gecontroleerd en er wordt navraag gedaan indien er onduidelijkheden zijn. Vervolgens is de date met behulp van de NEVO tabel in het online datasysteem Research Manager verwerkt. Dit is afzonderlijk door 2 personen (copy en no copy) ingevoerd, waarna de gegevens over elkaar gelegd zijn en eventuele fouten eruit zijn gehaald. In SPSS is de totale eiwitinname (gram) meegenomen. De totale eiwitinname is gesplitst in de hoeveelheid dierlijk en plantaardig eiwit (gram) van de totale eiwit inname. Vervolgens zijn in de regressie analyses alleen de groepen plantaardig eiwit (>55%) en dierlijk eiwit (>55%) van de totale eiwitinname meegenomen. 2.6 Handknijpkracht (HKK) Gedurende de test wordt van beide handen de maximale knijpkracht drie keer bepaald. De maximale knijpkracht is gedocumenteerd en vervolgens copy en no copy in Research manager ingevoerd. (19)

(12)

2.7 DEXA Om de vetvrije massa te onderzoeken is gebruik gemaakt van een DEXA scan. De deelnemer ondergaat hiervoor een algehele lichaamsscan. De deelnemer dient voor de DEXA scan nuchter te zijn en zelfstandig op de tafel te kunnen gaan liggen en moet goed gepositioneerd kunnen worden. Vervolgens zijn de gegevens uitgeprint en in de deelnemersmap gedaan en werden de resultaten no copy en copy ingevuld in het online dataprogramma Research Manager. (20) 2.8 Data-analyse Om de resultaten te toetsen in SPSS is er gebruik van een lineaire regressie analyse. In dit geval werd er gekeken naar het verband tussen enkele variabelen op een vast moment in de tijd (cross-sectioneel). (21) Hierin is X de onafhankelijk variabele: dierlijk of plantaardig eiwit in grammen. Y is de afhankelijke variabele: de hoeveelheid spierkracht en spiermassa.

2.9 Verstorende factoren

Indien er een externe variabele is dat de richtingscoëfficiënt (voor beide variabelen) voor tenminste 10% beïnvloed (afwijkt van de correlatie) spreken we van een verstorende factor. Voor elk van de meegenomen verstorende factoren is voorafgaand gecheckt of hun effect voor meer dan 10% verschil in de richtingscoëfficiënt zorgde(21). Via SPSS syntax is elke keer een regressie analyse uitgevoerd met vetvrije massa (vvm) of handknijpkracht als afhankelijke variabele en dierlijk of plantaardig eiwit als onafhankelijke variabele (model 1). In het zelfde model is daarbij ook elke keer een confounder meegenomen (model 2). Het verschil in de richtingscoëfficiënt tussen model 1 en model 2 is hierna bekeken (tabel 3). Ook uit verschillende literatuur kwam naar voren dat deze variabelen in verband staan met spiermassa en spierkracht en de eiwitinname(10,22).

Tabel 3: verstorende factoren check

vvm-eiwit

plantaardig vvm-eiwit dierlijk HKK-eiwit plantaardig HKK-eiwit dierlijk Leeftijd 3% verschil 23% verschil 3% verschil 90% verschil Geslacht 50% verschil 42% verschil 56% verschil 62% verschil Opleidingsnive

au 1% verschil 3% verschil 6% verschil 30% verschil

Na het bestuderen van literatuur en het checken van het effect van de confounder op de richtingscoëfficiënt, is er voor gekozen om te corrigeren voor de variabele leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Indien leeftijd toeneemt gaat de spiermassa achteruit, waardoor we verwachten dat dit van invloed is op de spierkracht (10). Geslacht omdat het proces van spierverlies bij vrouwen langzamer gaat dan bij mannen (22) en opleidingsniveau omdat uit het effect van de richtingscoëfficiënt is gebleken dat deze variabele een effect heeft op de HKK en dierlijke eiwitinname.

(13)

2.10 Lineaire regressie analyse

Er is gekeken naar het aantal deelnemers, welke zijn onderverdeeld in onderzoeksgroep I (plantaardig, n=7) en onderzoeksgroep II (dierlijk, n=74), op basis van de inname van plantaardige eiwit (>55% van de totale eiwit intake) en dierlijk eiwit (>55%) van de totale eiwit intake). Hierin is X de onafhankelijk variabele: dierlijk of plantaardig eiwit in grammen. Y is de afhankelijke variabele: de hoeveelheid spierkracht en spiermassa. Op deze manier kan bekeken worden of er een verband bestaat tussen de inname van meer plantaardig dan dierlijk eiwit inname en meer dierlijk dan plantaardig eiwit inname en de hoeveelheid spiermassa en spierkracht. De nul hypothese (H0) hierbij was dat er geen verband is tussen de hoeveelheid dierlijk of plantaardig eiwit (in grammen) op de spierkracht en spiermassa. Bij de alternatieve hypothese (H1) werd er vanuit gegaan dat er WEL een verband is tussen de hoeveelheid plantaardig of dierlijk eiwit op de spierkracht en spiermassa. Hoe hoger de inname van plantaardig eiwitten in de voeding (grammen), hoe hoger de spierkracht en spiermassa. Of hoe hoger de inname van dierlijke eiwitten in de voeding (grammen), hoe hoger de spierkracht en spiermassa. Om er zeker van te zijn dat de uitkomsten van ons onderzoek niet op toeval berusten, accepteren wij uitkomsten met een P-waarde <0.05 als significant voor onze resultaten.

(14)

3. Resultaten

3.1 Demografische kenmerken

De onderzoeksresultaten zijn verkregen van 104 deelnemers. Uit deze 104 deelnemers zijn er 97 deelnemers waarvan alle beschrijvende (demografische) onderzoeksgegevens verzameld zijn. De overige 7 deelnemers zijn halverwege de studie gestopt en deze gegevens zijn daarom niet meegenomen. Deze zijn als “missing file” opgegeven. 73% van de deelnemers is vrouw en 20% is man. Van het overige percentage is niet bekend welk geslacht de deelnemers zijn. De gemiddelde leeftijd is 72 jaar. 89% van de deelnemers heeft een blanke etniciteit, 3% van de deelnemers heeft een Afrikaanse afkomst en 1% van de deelnemers is Aziatisch. De meeste deelnemers heeft een HBO opleiding afgerond (26%). Daarna komt MBO (20%) en de overige deelnemers hebben WO (8%) of lager dan MBO (21%) afgerond. 18% van de deelnemers heeft aangegeven een andere opleiding te hebben gedaan. Tabel 1: beschrijving van onderzoeksgroep Deelnemers (n; %) Man (n; %) 21 (20%) Vrouw (n; %) 76 (73%) Gemiddelde leeftijd (SD) 71.7 (7,3) Afkomst (n; %) Caucasian/white (n; %) 93 (89.4%) Black (n; %) 3 (3%) Asian (n; %) 1 (1%) Opleidingsniveau (n; %) HBO (n; %) 27 (26%) MBO (n; %) 21 (20%) WO of lager dan MBO (n; %) 30 (29%) Anders (n; %) 19 (18%) 3.2 Eiwitinname

Van de 104 deelnemers zijn 93 voedingsdagboeken volledig ingevuld. Uit de gecalculeerde voedingsdagboeken komt een gemiddelde totale eiwitinname van 76.1 gram (SD 21.6). Van de totale eiwitinname is een onderscheid gemaakt tussen dierlijk en plantaardig eiwit. De gemiddelde plantaardige eiwitinname is 28.5 gram (SD 9.7). De gemiddelde dierlijke eiwitinname is 47.7 gram (SD 18.3). Vervolgens zijn de deelnemers ingedeeld in onderzoeksgroep I (plantaardig) of onderzoeksgroep II (dierlijk). Na deze correctie blijkt dat 7 deelnemers een plantaardige eiwitinname van >55% en 74 deelnemers een dierlijke eiwitinname van >55% van het totale eiwitinname heeft. Met deze 7 deelnemers in onderzoeksgroep I zijn wel analyses gedaan, maar er kan niet met zekerheid gezegd worden dat deze resultaten representatief zijn en niet op toeval berusten. Tabel 2: beschrijving gemiddelde eiwitinname Gemiddelde inname (gr) >55% van totale eiwit inname (n; %) Eiwit totaal 76.1 gram (SD 21.6) Dierlijk eiwit 47.7 gram (SD 18.3) 74 (71.2%)

(15)

3.3 Regressie analyses

Omdat dit onderzoek vier uitkomst maten betreft zijn er ook vier regressie analyses uitgevoerd: het verband tussen plantaardige en dierlijke eiwit inname en vetvrije massa (vvm) en het verband tussen plantaardige en dierlijke eiwit inname en de handknijpkracht. Binnen elke regressie analyse zijn alleen de deelnemers meegenomen die meer dan 55% dierlijke eiwitten of meer dan 55% plantaardige eiwitten van de totale eiwit inname aten.

3.4 Het verband tussen plantaardig eiwit en vetvrije massa

In tabel 3 is het verband tussen de vetvrije massa en de inname van plantaardige eiwit beschreven. In tabel 3 kan worden afgelezen dat er een negatief verband is tussen plantaardig eiwit en vvm (B= -0.22). Dit effect is niet significant (p=1.0).

Tabel 3: regressie analyse vvm – eiwit plantaardig

Model B Sig. 95% BI

1 EIWIT_PL -284,283 ,090 -632,3 - 63,8 2 EIWIT_PL -,220 ,999 -570,4 - 569,9 Leeftijd 46,109 ,836 -796,9 - 889,1 Geslacht 11588,386 ,088 -4289,6 - 27466,4 Opleidingsniveau 1114,001 ,441 -3915,4 - 6143,4 Model 1: ongecorrigeerd Model 2: gecorrigeerd voor verstorende factoren: leeftijd, geslacht en opleidingsniveau 3.5 Het verband tussen dierlijk eiwit en vetvrije massa In tabel 4 is het verband tussen de vetvrije massa en dierlijke eiwit inname beschreven. Hierin is af te lezen dat er een positief lineair verband is tussen de inname van dierlijk eiwit en vvm (B=29.758). Dit verband is echter niet significant (p=0.19). Tussen de vvm en leeftijd (p=0.02) en geslacht (p<0.001) is er wel een significant verband. Tabel 4: regressie analyse vvm – eiwit dierlijk

Model B Sig. 95% BI

1 EIWIT_DR 52,528 ,075 -5,5 - 110,550 2 EIWIT_DR 29,758 ,187 -14,8 - 74,279 Leeftijd -116,126 ,021 -214 - -18,3 Geslacht 7177,374 ,000 5384,3 - 8970,4 Opleidingsniveau -8,403 ,971 -463,4 - 446,6 Model 1: ongecorrigeerd Model 2: gecorrigeerd voor verstorende factoren: leeftijd, geslacht en opleidingsniveau

(16)

3.6 Het verband tussen plantaardig eiwit en handknijpkracht (rechts)

In tabel 5 is het verband tussen de handknijpkracht en de plantaardige eiwit inname beschreven. In dit model wordt er alleen gebruik gemaakt van de handknijpkracht van rechtshandige deelnemers, omdat deze groep het grootst is 68% (n=71). In tabel 5 is af te lezen dat plantaardige eiwit inname en de handknijpkracht een positief lineair verband aantoont (B= 0.43). Dit verband is echter niet significant (p=0.94).

Tabel 5: regressie analyse HHK – eiwit plantaardig

Model B Sig. 95% BI

1 EIWIT_PL -,280 ,262 -,850 - ,290 2 EIWIT_PL ,043 ,936 -2 - 2,1 Leeftijd -,189 ,813 -3,2 - 2,8 Geslacht 11,353 ,480 -45,5 - 68,2 Opleidingsniveau 1,350 ,778 -16,6 - 19,3 Model 1: ongecorrigeerd Model 2: gecorrigeerd voor verstorende factoren: leeftijd, geslacht en opleidingsniveau 3.7 Het verband tussen dierlijk eiwit en handknijpkracht (rechts)

In tabel 6 is het verband tussen de handknijpkracht en de dierlijke eiwit inname beschreven. In tabel 6 valt af te lezen dat tussen dierlijk eiwit en de handknijpkracht een negatief lineair verband is (B= -0.117). Dit effect is significant (p=0.03).

Tabel 6: regressie analyse HHK – eiwit dierlijk

Model B Sig. 95% BI

1 EIWIT_DR -,041 ,557 -,18 - ,1 2 EIWIT_DR -,117 ,030 -,22 - -,01 Leeftijd -,287 ,017 -,52 - -,05 Geslacht 16,899 ,000 12,6 - 12,2 Opleidingsniveau 1,172 ,034 ,089 - 2,3 Model 1: ongecorrigeerd Model 2: gecorrigeerd voor verstorende factoren: leeftijd, geslacht, afkomst en opleidingsniveau

(17)

4. Discussie

4.1 Resultaten Het doel van het onderzoek was het onderzoeken of er een verband bestaat tussen de inname van een eiwitbron en de hoeveelheid spierkracht en spiermassa. Hierbij werd er onderzocht of de inname van meer plantaardig eiwit dan dierlijk eiwit in verband staat met de spierkracht en spiermassa. Andersom is er ook bekeken of de inname van meer dierlijk eiwit dan plantaardig eiwit een verband had met spierkracht en spiermassa. De eiwitbronnen zijn gecalculeerd vanuit voedingsdagboeken die door de deelnemers zelf zijn ingevuld, hiervoor moest >55% van de totale eiwitinname plantaardig of dierlijk zijn. De spierkracht is gemeten door middel van de maximale handknijpkracht van de rechterhand. De spiermassa (vetvrije massa) is gemeten door middel van de DEXA scan.

Uit de regressie analyses is gebleken dat er geen significant verband is tussen de eiwitinname, vetvrije massa en handknijpkracht in onderzoeksgroep I (plantaardig). Er bestaat een positief lineair verband tussen de inname van dierlijk eiwit en vetvrije massa (B=29.758, p=0.19). Echter tussen dierlijk eiwit en de handknijpkracht is een significant negatief verband gevonden (B= -0.117, p=0.03).

Dit onderzoek kent een aantal zwakke en sterke punten, zoals de methode en de verdeling van de deelnemers in de onderzoeksgroepen. Ook de gebruikte verstorende factoren en de uitgevoerde metingen kennen zwakke en sterken punten. Hieronder worden deze punten een voor een benoemd.

4.2 Verstorende factoren

In het onderzoek is er gecorrigeerd voor de volgende verstorende factoren: leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Een van de aanleidingen voor dit onderzoek was sarcopenie, een leeftijd gerelateerde afname van de spiermassa en daarmee spierkracht. We hebben het hier over een verouderingsproces en leeftijd moet hierin dus altijd meegenomen zijn (10). Ook het geslacht kan verschil uitmaken in de hoeveelheid spiermassa en spierkracht. Mannen hebben over het algemeen meer spiermassa en daardoor meer spierkracht dan vrouwen (22). Ook eten mannen vaker en meer dierlijke producten dan vrouwen. Het maakt de uitkomsten van dit onderzoek daarom ook betrouwbaarder, omdat deze verstorende factoren zijn meegenomen. Echter zijn er meer factoren van invloed op de spiermassa en spierkracht, zoals de lengte van de persoon. Hoe langer een persoon is, des te meer spiermassa deze persoon kan hebben(23). Daarnaast is er niet gekeken naar de fysieke activiteiten van de deelnemers. Personen die meer fysiek actief zijn hebben vaker ook meer spiermassa en spierkracht dan personen die minder fysiek actief zijn (24,25).

4.3 Data verzameling

Voor het verzamelen van de data is er gebruik gemaakt van driedaagse voedingsdagboeken, HHK (handknijpkracht) en de DEXA scan. Het driedaags voedingsdagboek is een goede methode om de inname van de deelnemer te achterhalen. De deelnemer heeft 3 dagen lang (twee weekdagen en een weekenddag) de voeding opgeschreven, waar vervolgens de macro en micro nutriënten van zijn berekend met behulp van de NEVO (Nederlands voedingsstoffenbestand) codes. De NEVO is

(18)

De 3 dagen die zijn bijgehouden zijn niet al te representatief voor het voedingspatroon van een deelnemer en er kan onder gerapporteerd zijn, maar deze manier is wel minder intensief en belastend voor de deelnemer en het geeft een globaal beeld van de inname. De HGS is een gemakkelijke test voor het meten van de spierkracht in de dominante arm. Echter geeft dit niet een volledig beeld van de spierkracht van het lichaam en beperkt het zich alleen tot de spierkracht in de arm. Een andere goede methode om de spierkracht te meten is een gefixeerde dynamometer. Dit is een meetapparatuur wat verbonden kan zijn aan een stoel, onderzoeksbank of muur. Door middel van deze metingen kunnen ook sterke spieren, zoals in de knie, gemeten worden. Deze meting is echter niet overal toepasbaar en brengt hoge kosten met zich mee (27). De handknijpkracht-test is weinig belastend en tijdrovend voor de deelnemer en kan op een redelijk betrouwbare wijze de belangrijkste spiergroepen meten (27). De DEXA scan is gebruikt om de vetvrije massa (spiermassa) te meten. Door middel van röntgen kan de DEXA botdichtheid, vetvrije massa en het vetweefsel meten. Dit is relatief nauwkeurige en betrouwbare manier van meten. Met een MRI of CT-scan kunnen nog accuratere en nauwkeurige resultaten gemeten worden, maar deze scans kosten veel geld en zijn belastend voor de deelnemer, welke lang moeten stil liggen. (9,28) Mensen die last hebben van claustrofobie weigeren vaak een MRI of CT-scan, omdat deze deels afgesloten zijn. De DEXA scan is een open apparaat, duurt ongeveer 10 minuten, is relatief goedkoper dan een MRI scan en stelt de deelnemer minder bloot aan straling als bijvoorbeeld en CT of MRI scan. Daarnaast kan er gezegd worden dat elk van deze metingen zijn uitgevoerd volgens een strikt protocol, dat de metingen zijn verricht door personen die zijn gecertificeerd en beoefend en dat de deelnemers een goede uitleg voorafgaand hebben gekregen. De uitkomsten van deze metingen zijn dan ook betrouwbaar.

4.4 Methode

De uiteindelijke lineaire regressie analyses is gedaan met 7 deelnemers voor onderzoeksgroep I (>55% plantaardig eiwit van totaal eiwit) en 74 deelnemers voor onderzoeksgroep II (>55% dierlijk eiwit van totaal eiwit). Er zit een groot verschil in grootte tussen deze groepen, hetgeen wij hadden verwacht aangezien het grootste deel van de bevolking meer dierlijk eiwit consumeert dan plantaardig eiwit. (29,30) Door de afkapwaarden van 55% of meer zijn er weinig deelnemers overgebleven. Echter is bewust voor 55% gekozen, omdat er gekeken werd naar het verband van meer plantaardige eiwit inname of meer dierlijke eiwit inname van het totaal eiwit en de spierkracht en spiermassa. Omdat er in dit onderzoek is onderzocht of er een verband is tussen de eiwitbron en spierkracht en spiermassa dient de afkapwaarde van een onderzoeksgroep op tenminste 51% dierlijk of plantaardige eiwitten van de totale eiwitinname te liggen. Alleen indien dit het geval is kan gesteld worden dat de deelnemer meer dierlijke of plantaardige eiwitten gebruikt. Wel kan er gesteld worden dat het aantal deelnemers in onderzoeksgroep I te weinig is om te zeggen dat de uitkomst representatief is voor de rest van de bevolking en dat de twee groepen niet met elkaar vergeleken kunnen worden. Bij een vervolg onderzoek zou een grotere doelgroep wenselijk zijn.

(19)

Uit de resultaten blijkt dat er geen significant lineair verband is tussen plantaardige en dierlijk eiwit inname en spiermassa. Ook is er geen significant verband tussen plantaardige eiwit inname en spierkracht. Tussen dierlijke eiwit inname en de spierkracht is echter wel een significant negatief lineair verband.

Per gram dierlijk eiwit dat er meer gegeten wordt, gaat de spierkracht met 0.117 kg achteruit. De gemiddelde handknijpkracht van 97 deelnemers is 28.3 kg. Dat wil zeggen dat wanneer een deelnemer 10 gram meer dierlijke eiwitten consumeert de handknijpkracht met 1.17 kg afneemt. Om terug te komen op de aanleiding van het onderzoek, sarcopenie, wil dit resultaat zeggen dat er minder dierlijk eiwit gegeten moet worden, waardoor de spierkracht behouden blijft. Dit verband geldt weer niet voor de spiermassa, dus in hoeverre valt te zeggen dat dit resultaat relevant is. Vooral ook omdat uit veel onderzoeken naar voren komt dat dierlijke eiwitten juist goed zijn voor het behoud of toename van spiermassa en het tegengaan van het verlies ervan. (31-34)

4.5 Aanbeveling

Toch is het goed om meer onderzoek te doen naar de effecten van plantaardige eiwitten op de gezondheid van de mens. Er wordt veel gesproken over en geadverteerd voor producten die voornamelijk dierlijk eiwit bevatten, zoals vlees en zuivel. Over de positieve effecten van dierlijk eiwit op de spiermassa is al veel geschreven en onderzoek gedaan. (31-34)

Met het criterium PDCAAS (protein digestibility corrected amino acid score) kan de mate van kwaliteit van het eiwit worden aangegeven. Hierbij wordt er gekeken naar de mogelijkheid van de verteerbaarheid van het eiwit in combinatie met de mate waarin het eiwit in de behoefte aan essentiële aminozuren kan voorzien. Hoe hoger de kwaliteit, hoe beter het eiwit. Over het algemeen bevatten dierlijke eiwitten hogere PCDAAS dan plantaardige eiwitten en worden dierlijke eiwitten als essentiële bron gezien voor de inname van de juiste eiwitten. (35) Maar dierlijk eiwit, zo blijkt uit verschillende onderzoeken, is niet altijd goed voor de gezondheid en daarnaast ook niet voor het milieu (36,37). Onderzoek van het RIVM laat zien dat wanneer plantaardige eiwitbronnen (zoals lupine, soja en algen) op de juiste manier gecombineerd worden er wel degelijk aan de juiste eiwitbehoefte kan worden voldaan. (38) Er is te weinig onderzoek gedaan naar het effect van plantaardig eiwit op de spiermassa en spierkracht. Door meer onderzoek te richten op het gezondheidseffect van plantaardig eiwit kan wellicht in de toekomst een overtuigend resultaat ervoor zorgen dat men meer plantaardige eiwitten nuttigt en mindert met de consumptie van zuivel en vlees. Uit onderzoek is gebleken dat door de consumptie van rood vlees het risico op kanker (met name dikke darm kanker), diabetes type 2 en beroerte toeneemt. (39,40) Daarnaast bevat vlees verzadigde vetzuren wat de gezondheid ook negatief beïnvloed. (41)

Wanneer er meer onderzoek komt naar de gezondheidseffecten van plantaardige eiwitten ten opzichte van of in combinatie met dierlijke eiwitten kunnen de richtlijnen voor dieetbehandelingen eventueel aangepast worden.

(20)

4.5.1 Diëtetiek

Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek kan geen direct advies gegeven worden aan de beroepsdiëtetiek voor het specifiek gebruiken en/of adviseren van plantaardige of dierlijke eiwitten voor het toenemen van spiermassa en spierkracht bij ouderen. Ondanks dat dit onderzoek geen significant verband aantoont, zijn er verbanden te vinden tussen de eiwitbron en spiermassa en spierkracht. Onderzoeken laten reeds zien dat eiwitten een belangrijke rol spelen bij het vertragen van het verouderingsproces en met name van sarcopenie (9,10,13,14,16,17,22,23,25,31,32,42-44). Met oog op de wereldwijde vergrijzing en de verdubbeling van het aantal Nederlandse ouderen binnen acht jaar is het van essentieel belang om inzicht te krijgen over het mogelijke verband van de eiwitbron met spiermassa en spierkracht. 4.5.2 Vervolg onderzoek Door het huidige onderzoek kritisch te bekijken en te optimaliseren kan nieuw onderzoek leiden tot nieuwe (significante) inzichten, welke kunnen resulteren in richtlijnen voor het gebruiken en/of adviseren van een specifieke eiwitbron binnen de diëtetiek. Indien dit vernieuwde onderzoek correct uitgevoerd wordt komen er mogelijk nieuwe inzichten die een essentiële rol spelen bij het verouderingsproces. Voor een vervolg onderzoek is het belangrijk dat er gelijke en grotere onderzoeksgroepen worden gebruikt zodat zij representatief zijn voor de ouderen in Nederland. Omdat het onderzoek onderscheid wil maken tussen de eiwitbron zou een afkapwaarde van 60% of meer dierlijk eiwit of 60% of meer plantaardig eiwit wenselijk zijn, op deze manier wordt er een duidelijkere afkapping gemaakt tussen de onderzoeksgroepen waardoor er beter onderscheid gemaakt kan worden tussen de eiwitbron in relatie met spierkracht en spiermassa. De verstorende factoren geslacht, leeftijd en opleidingsniveau beïnvloeden de richtingscoëfficiënt met 10% of meer, voor het vervolg onderzoek zou voor de factoren; afkomst, totale energie inname en fysieke activiteit ook bekeken kunnen worden of deze storend zijn.

4.6 Conclusie Tussen de inname van meer plantaardig eiwit of meer dierlijk eiwit van de totale eiwit inname en de spiermassa zijn zowel positieve als negatieven verbanden gevonden. Echter zijn deze verbanden niet significant. Ook tussen de inname van meer plantaardig eiwit dan dierlijk eiwit van de totale eiwitinname en de spierkracht is geen significant verband gemeten. De inname van meer dierlijk eiwit dan plantaardig eiwit lijkt wel een significant negatief verband te hebben op de spierkracht. Door het weinig aantal deelnemers in de groepen kan niet met zekerheid vastgesteld worden dat de resultaten niet berusten op toeval en betrouwbaar en representatief zijn. Er moet meer onderzoek gedaan worden naar de gezondheidseffecten van plantaardig eiwit om in de toekomst eventuele aanbevelingen voor dieetbehandelingen te kunnen doen.

(21)

Literatuur

(1) Garssen J, de Beer, J A A, van Nimwegen N, van Praag C. Demografie van de vergrijzing. : Amsterdam University Press; 2012. (2) United Nations, Department of Economic and Social Affairs, Population Division (2015). World Population Prospects: The 2015 Revision, Key Findings and Advance Tables.&nbsp; 2015(ESA/P/WP.241). (3) Feiten en cijfers.&nbsp; 2016; Available at: https://www.actiz.nl/feiten-en-cijfers-overzicht. (4) Stenholm S, Westerlund H, Head J, Hyde M, Kawachi I, Pentti J, et al. Comorbidity and functional trajectories from midlife to old age: the Health and Retirement Study. The journals of gerontology. Series A, Biological sciences and medical sciences 2015 Mar;70(3):332-338. (5) Taekema DG, Gussekloo J, Westendorp RGJ, de Craen, Anton J M, Maier AB. Predicting survival in oldest old people. The American journal of medicine 2012 Dec;125(12):1194.e1. (6) Nelson ME, Rejeski WJ, Blair SN, Duncan PW, Judge JO, King AC, et al. Physical activity and public health in older adults: recommendation from the American College of Sports Medicine and the American Heart Association. Medicine and science in sports and exercise 2007 Aug;39(8):1435-1445. (7) Hopman-Rock M, Stiggelbout M, Popkema D, de Greef M. Meer bewegen voor ouderen gymnastiek: verslag van een evaluatiestudie. GEEG 2006 Oct;37(5):253-259. (8) Landelijke richtlijn, Versie: 20. Algemene Voedings- en dieetbehandeling. 2012 Jun 01,. (9) Bril, S.I. Pothen, A.J. Bree, de R. Sarcopenie bij patiënten met hoofd-halskanker. Nederlands Tijdschrift voor Oncologie 2017 Mar(14):46-52. (10) McLean RR, Mangano KM, Hannan MT, Kiel DP, Sahni S. Dietary Protein Intake Is Protective Against Loss of Grip Strength Among Older Adults in the Framingham Offspring Cohort. The journals of gerontology. Series A, Biological sciences and medical sciences 2016 Mar;71(3):356-361. (11) Jong de FM. Hoofdstuk 1: Eiwitten. Ons voedsel. 1st ed.: Fontaine Uitgevers bv; 2008. (12) Insel P, Ross D, McMahon K, Bernstein M. Chapter 6: Proteins and Amino acids. Nutrition. 5th ed.: Jones & Bartlett Learning; 2014. (13) Ouderen en voeding : factsheet. 2014; Available at: http://www.voedingscentrum.nl/Assets/Uploads/voedingscentrum/Documents/Professionals /Pers/Factsheets/Factsheet%20Ouderen%20en%20voeding.pdf. (14) Ouderen gebaat bij hogere eiwitaanbeveling . 2014; Available at: http://www.nieuwsvoordietisten.nl/nieuws/nieuws/article/ouderen-gebaat-bij-hogere-eiwitaanbeveling/.

(22)

(16) Friesland Campina Institute. Eiwitten en beweging zijn een krachtige combinatie voor fragiele ouderen . 2013; Available at: https://www.frieslandcampinainstitute.nl/nieuws/eiwitten-en-beweging-zijn-een-krachtige-combinatie-voor-fragiele-ouderen/. (17) Visser J. Ouderen aan de eiwitten. 2017; Available at: http://resource.wur.nl/nl/show/Ouderen-aan-de-eiwitten.htm. (18) Helder van den, J E M. Research protocol VITAMINE:&nbsp;The effectiveness of a tablet computer supported home-based training program and optimal protein intake in community dwelling older adults to improve physical functioning; a randomized controlled trial . 2016 Mar 6. (19) Dronkelaar van C, Memelink M. Standard Operating Procedure Handgrip Strenght. 2016 Jun 5,. (20) Dronkelaar van C, Memelink R. Standard Operating Procedure DEXA. 2016. (21) Field A. Discovering statistics using SPSS. 3. ed., reprinted (twice) ed. Los Angeles [u.a.]: Sage; 2009. (22) Hyatt RH, Whitelaw MN, Bhat A, Scott S, Maxwell JD. Association of Muscle Strength with Functional Status of Elderly People. Age and Ageing 1990 Sep 1,;19(5):330-336. (23) Don Kubota, Ian Janssen, Laura Lee Colgin, Steven B. Heymsfield, ZiMian Wang, Malcolm Casale, et al. Skeletal muscle mass and distribution in 468 men and women aged 18–88 yr. Journal of Applied Physiology 2003 Jan 1,;89(1):81-88. (24) Baumgartner RN, Waters DL, Gallagher D, Morley JE, Garry PJ. Predictors of skeletal muscle mass in elderly men and women. Mechanisms of Ageing and Development 1999;107(2):123-136. (25) Visser M, Goodpaster BH, Kritchevsky SB, Newman AB, Nevitt M, Rubin SM, et al. Muscle mass, muscle strength, and muscle fat infiltration as predictors of incident mobility limitations in well-functioning older persons. The journals of gerontology. Series A, Biological sciences and medical sciences 2005 Mar;60(3):324-333. (26) RIVM. Nederlands Voedingsstoffenbestand. Available at: http://www.rivm.nl/Onderwerpen/N/Nederlands_Voedingsstoffenbestand). (27) van der Ploeg, R J, Oosterhuis HJ. Physical examination--measurement of muscle strength. Nederlands tijdschrift voor geneeskunde 2001 Jan 6,;145(1):19. (28) Meer vdJ. Interne geneeskunde. 14th ed. Houten: Bohn Stafleu van Loghum; 2010. (29) Sebek LBJ, Temme EHM. De humane eiwitbehoefte en eiwitconsumptie en de omzetting van plantaardig eiwit naar dierlijk eiwit = Human protein requirements and protein intake and the conversion of vegetable protein into animal protein. 2009. (30) Leenstra FR, Vellinga TV, Vuuren AM, van, Berkhout P, Peet GFV, van der. Quick scan: dierlijke eiwitconsumptie en duurzaamheid, de feiten en cijfers in perspectief. 2010.

(23)

(31) Houston DK, Nicklas BJ, Ding J, Harris TB, Tylavsky FA, Newman AB, et al. Dietary protein intake is associated with lean mass change in older, community-dwelling adults: the Health, Aging, and Body Composition (Health ABC) Study. The American journal of clinical nutrition 2008 Jan;87(1):150. (32) Lord C, Chaput JP, Aubertin-Leheudre M, Labonté M, Dionne IJ. Dietary animal protein intake: association with muscle mass index in older women. The journal of nutrition, health & aging 2007 Sep;11(5):383. (33) Katsanos CS, Chinkes DL, Paddon-Jones D, Zhang X, Aarsland A, Wolfe RR. Whey protein ingestion in elderly persons results in greater muscle protein accrual than ingestion of its constituent essential amino acid content. Nutrition Research 2008;28(10):651-658. (34) Phillips SM, Tang JE, Moore DR. The Role of Milk- and Soy-Based Protein in Support of Muscle Protein Synthesis and Muscle Protein Accretion in Young and Elderly Persons. Journal of the American College of Nutrition 2009 Aug 1,;28(4):343. (35) Koningsbruggen Wv. FAO beveelt DIAAS aan voor het bepalen van eiwitkwaliteit : daadwerkelijke verteerbaarheid van groot belang voor eiwitkwaliteit. 2013. (36) Bellarby J, Foereid B, Hastings, Astley Francis St John, Smith P. Cool Farming : Climate impacts of agriculture and mitigation potential. 2008 Jan 7,. (37) Options for reducing livestock production and consumption to fit within ecological limits, with a focus on Europe. Greenpeace Research Laboratories Technical Report 2012 Jan. (38) Seves M, Verkaik-Kloosterman J, Temme L, van Raaij J, P&V, V&Z. Eiwitkwaliteit en voedselveiligheidsaspecten van nieuwe eiwitbronnen en van hun producttoepassingen. 2016 Feb 23,. (39) Volksgezondheidenzorg.info. Dikke darm kanker. Cijfers en context. Oorzaken en gevolgen. (40) Gezonde voeding, van begin tot eind : nota voeding en gezondheid. 2008; Available at: http://library.wur.nl/WebQuery/groenekennis/1880770. (41) Voedingscentrum. Voedingscentrum. Encyclopedie. Vlees . Available at: http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/vlees.aspx#blok3. (42) Deer R, Volpi E. Protein intake and muscle function in older adults. Current Opinion in Clinical Nutrition and Metabolic Care 2015 May;18(3):248-253. (43) Fulvio Lauretani, Cosimo Roberto Russo, Stefania Bandinelli, Benedetta Bartali, Chiara Cavazzini, Angelo Di Iorio, et al. Age-associated changes in skeletal muscles and their effect on mobility: an operational diagnosis of sarcopenia. Journal of Applied Physiology 2003 Nov 1,;95(5):1851-1860. (44) Bauer J, Biolo G, Cederholm T, Cesari M, Cruz-Jentoft AJ, Morley JE, et al. Evidence-based recommendations for optimal dietary protein intake in older people: a position paper from the PROT-AGE Study Group. Journal of the American Medical Directors Association 2013 Aug;14(8):542-559.

(24)

Bijlage I

*(check confounder ffm eiwit pl). dATASET ACTIVATE DataSet1. REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT ffmappen0 /METHOD=ENTER EIWIT_PL /METHOD=ENTER Leeftijd. DATASET ACTIVATE DataSet1. REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT ffmappen0 /METHOD=ENTER EIWIT_PL /METHOD=ENTER Geslacht. DATASET ACTIVATE DataSet1. REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT ffmappen0 /METHOD=ENTER EIWIT_PL /METHOD=ENTER Opleidingsniveau. *(check confounder ffm eiwit dr). dATASET ACTIVATE DataSet1. REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT ffmappen0 /METHOD=ENTER EIWIT_DR /METHOD=ENTER Leeftijd.

(25)

DATASET ACTIVATE DataSet1. REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT ffmappen0 /METHOD=ENTER EIWIT_DR /METHOD=ENTER Geslacht. DATASET ACTIVATE DataSet1. REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT ffmappen0 /METHOD=ENTER EIWIT_DR /METHOD=ENTER Opleidingsniveau. *(check confounder HGS eiwit pl). dATASET ACTIVATE DataSet1. REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT HGS_RechtsMax /METHOD=ENTER EIWIT_PL /METHOD=ENTER Leeftijd. DATASET ACTIVATE DataSet1. REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT HGS_RechtsMax /METHOD=ENTER EIWIT_PL /METHOD=ENTER Geslacht.

(26)

DATASET ACTIVATE DataSet1. REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT HGS_RechtsMax /METHOD=ENTER EIWIT_PL /METHOD=ENTER Opleidingsniveau. *(check confounder HGS eiwit dr). dATASET ACTIVATE DataSet1. REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT HGS_RechtsMax /METHOD=ENTER EIWIT_DR /METHOD=ENTER Leeftijd. DATASET ACTIVATE DataSet1. REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT HGS_RechtsMax /METHOD=ENTER EIWIT_DR /METHOD=ENTER Geslacht. DATASET ACTIVATE DataSet1. REGRESSION /MISSING LISTWISE /STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10) /NOORIGIN /DEPENDENT HGS_RechtsMax /METHOD=ENTER EIWIT_DR /METHOD=ENTER Opleidingsniveau.

(27)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Vaststellen van een ondergrens voor plantaardig en een bovengrens voor dierlijk (eiwit) (50:50) voor voedselaanbieders zoals supermark- ten, cateraars en horeca qua aanbod

De gegevens uit dit onderzoek kunnen door Nederlandse natuurbeheerders gebruikt worden bij het opstellen van een beheerplan voor een natuurgebied met duinvalleien.. Een doel kan

Voor het in de juiste volgorde (van jong naar oud) noemen van drie juiste plantensoorten, zonder uitleg, wordt één punt gegeven. 33 maximumscore

Volgens vakspecifieke regel 4c bedraagt de aftrek voor fouten zoals bedoeld onder 4a en/of fouten bij het afronden van het eindantwoord voor het hele examen maximaal 2

[4] L M Mhango, The development of high-speed high power density induction machines with AMBs for high pressure high temperature gas processing applications, August

De werking van een meststof wordt beoordeeld door de stikstofopname uit een meststof relatief ten opzichte die uit een standaardmeststof. Daarbij kan eventueel ook de minerale

4. KAS wordt met de korrels beter verspreid gegeven dan de vloeibare meststoffen. De korrels liggen dicht bij elkaar, de kouters voor de vloeibare meststoffen verspreiden

In this study, primary skin fibroblasts, cultured from mice obtained from crossbreeding the Ndufs4 and TgMTI mouse models, were characterised and used to investigate the effect of MTI