• No results found

Onderzoek naar de bijdrage van travel writing aan beeldvorming Analyse van beeldvorming van Rusland in de 18de eeuw in Frankrijk aan de hand van Montesquieu’s L’esprit des lois

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek naar de bijdrage van travel writing aan beeldvorming Analyse van beeldvorming van Rusland in de 18de eeuw in Frankrijk aan de hand van Montesquieu’s L’esprit des lois"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderzoek naar de bijdrage van travel writing aan beeldvorming

Analyse van beeldvorming van Rusland in de 18

de

eeuw in Frankrijk

aan de hand van Montesquieu’s L’esprit des lois

Bron: The Economist na de annexatie van de Krim door Rusland (maart 2014).

MA Scriptie: Europese Studies: Cultuur & Identiteit

Universiteit: Graduate School of Humanities, Universiteit van Amsterdam Auteur: Maria Alexeevna Komova (0517232)

1e Begeleider: Prof. dr. A. Drace-Francis 2e Begeleider: Dr. K. Lajosi

(2)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Introductie

1.1 Beeldvorming in Rusland is trending 3

1.2 Totstandkoming van beeldvorming 4

1.3 Onderzoeksvraag 5

1.4 Onderzoeksindeling 6

Hoofdstuk 2 Theoretische achtergrond

2.1 Historische ontwikkeling van imagologie 8 2.2 Historische ontwikkeling van travel writing 9 2.3 Relevante trends in beeldvorming 13

2.4 Historisch beeld van Rusland 14

Hoofdstuk 3 Montesquieu en De L’esprit des lois

3.1 Montesquieu’s leven in vogelvlucht 18 3.2 Totstandkoming en overzicht van De L’esprit des lois 20 3.3 Beeld van Rusland in De L’esprit des lois 23 3.4 Ontvangst van De L’esprit des lois 25

Hoofdstuk 4 Bronnen voor het Russische beeld in De L’esprit des lois

4.1 Onderzoek bronnen van De L’esprit des lois 28 4.2 Beeld van Rusland in gebruikte bronnen 30 4.3 Vergelijking van beeld uit bronnen met beeld in De L’esprit des lois 34 4.4 Relevante bronnen die Montesquieu niet gebruikte 37

Hoofdstuk 5 Doorwerking van Montesquieu’s Russische beeld

5.1 Filosofische debat in de 18de eeuw 40 5.2 Doorwerking van Montesquieu’s beeld van Rusland in debat 41 5.3 Reikt Montesquieu’s beeld van Rusland nog verder? 43

Hoofdstuk 6 Conclusie 46

Bibliografie 49

(3)

Hoofdstuk 1: Introductie

1.1 Beeldvorming Rusland is trending

Cultuur en identiteit klinkt misschien als een stoffig thema. Niets is minder waar. Het maakt dagelijks onderdeel uit van het nieuws en staat op de radar van de politiek en de beleidsmakers, getuige ook het in 2011 verschenen onderzoek naar de Nederlandse cultuur en identiteit in een steeds veranderend landschap, door de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW). Indirecte aanleiding voor het onderzoek was een opmerking van toenmalige Prinses Maxima: “dat Nederland te veelzijdig is om in een cliché te vatten en

dat goed beschouwd ‘de’ Nederlandse identiteit niet bestaat” (KNAW 2011, 11). Deze

ongetwijfeld goed bedoelde opmerking van Prinses Maxima leidde toch tot de nodige verontwaardiging.

Niet alleen onze – inmiddels – Koningin, maar Nederlanders in het algemeen hebben een uitgesproken mening. Dit zien we ook in het Nederland-Rusland jaar dat net is afgesloten eind 2013. Het gekozen jaar memoreerde niet aan een specifieke historische gebeurtenis, maar werd georganiseerd door beide landen ter ere van vierhonderd jaar van economische en culturele samenwerking. Toch komt gedurende de festiviteiten keer op keer duidelijk de beeldvorming van Rusland naar voren die nog steeds leeft in Nederland, te weten: Rusland als een land waar homorechten niet universeel zijn en waar mishandeling aan de orde van de dag is, tot aan Russische ambassadeurskinderen in Nederland en Nederlandse diplomaten in Rusland toe1.

Dit beeld van Rusland blijft evenwel niet beperkt tot de Nederlandse visie daarop. In breed EU verband is de opinie dat de recente spanningen in Oekraïne, en met name de annexatie van de Krim, weer het historische beeld van Rusland bevestigen. Dat is geen positief gegeven. Op het gebied van staatsinrichting ontberen de Russen, volgens de Europeanen, de nodige checks and balances. En als er wel iets van een check and balance orgaan is, zoals bijvoorbeeld het Russische parlement de Doema die moet toezien op de wetten en beleid van de regering, dan is het een wassen neus. De Russische president Vladimir Poetin kleedt de (democratische) grondrechten van de burgers steeds verder uit, duldt geen oppositie en wil desnoods met militair geweld een aantal weeffouten die tijdens de

                                                                                                               

1 Attaché van De Russische ambassade in Nederland Dmitry Borodin werd tegen de diplomatieke regels in

opgepakt omdat er sprake zou zijn van kindermishandeling. Dit leidde tot een internationale diplomatieke rel, zie bijvoorbeeld: nos.nl: “Borodin was gevaar voor kinderen” (NOS, 8 oktober 2013).

(4)

snelle omwenteling begin jaren ’90 van de vorige eeuw zijn gemaakt herstellen. De reactie van Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken vat dit mooi samen:

“Met militaire agressie heeft Rusland de grenzen van een ander land gewijzigd en het gebruikt nu oneigenlijke argumenten om de inlijving van de Krim goed te praten. Helaas betekent dit dat de EU moet vaststellen dat Rusland geen gehoor heeft gegeven aan de oproep tot de-escalatie.” (NRC Handelsblad, 18 maart 2014).

Uiteraard ziet Rusland dit anders. De Russische pers wijst op de noodzaak op te komen voor de rechten van Russen in de aanpalende landen, welke onder druk staan van nationalistische stromingen in die landen en in dit geval in met name Oekraïne2. De annexatie van de Krim is volgens hen vanuit historisch perspectief en omdat deze op verzoek van de bevolking van de Krim gedaan is gerechtvaardigd (MK, 1 maart 2014). Een heel ander beeld dus dan dat wat Minister Timmermans schetst, die rept van oneigenlijke argumenten. Hoe het ook zij, één ding is zeker: beeldvorming van Rusland is nog steeds een zogenaamd trending topic. Dit blijkt ook uit de spotprent die het blad The Economist publiceerde naar aanleiding van de annexatie van de Krim door Rusland. Een zogenaamde selfie3 genomen door President

Obama van de G8 leden met daarop Rusland als de agressieve beer, als de agressor dus.

1.2 Totstandkoming van beeldvorming

Beeldvorming, het onderliggende thema in de bovenstaande uiteenzetting, is niet alleen actueel in de media, maar ook binnen de vakgroep Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam4. Beeldvorming houdt verband met populaire onderzoektrends naar Balkanisme en Oriëntalisme. Dit laatste begrip is één van de populaire thema’s binnen het geestwetenschappelijke gebied van cultuur en identiteit. Dit oorspronkelijk meer aan koloniale relaties gerelateerde begrip is in de literatuur inmiddels ook toegepast op het beeld van Oost-Europa dat in West-Europa leeft. Deze relatie toegespitst op de totstandkoming van

                                                                                                               

2 In de Russische krant Izvestia wordt onder meer een peiling onder de Russische bevolking aangehaald waaruit

blijkt dat dit een thema is onder de Russische burgers (Izvestia, 31 maart 2014).

3 Een selfie is een foto die je neemt van jezelf en is populair geworden nadat President Obama een selfie nam van

zichzelf en de Deense (blonde) premier tijdens de begrafenis van Mandela op 15 december 2013.

4 Getuige ook het feit dat een van de professoren van de vakgroep Leersen is. Leersen is professor aan de

Universiteit van Amsterdam en tevens coauteur van het vooraanstaande boek op het gebied van beeldvorming: Beller en Leersen (2007).

(5)

beeldvorming, die er in West-Europa van Oost-Europa bestaat, is het onderwerp van dit onderzoek.

De totstandkoming van beeldvorming moet bezien worden in een bepaalde tijdgeest. Zo ook in de huidige situatie rondom de Krim. In de jaren ’90 en de eerste jaren na de eeuwwisseling leefde in het Westen het beeld van Rusland als agressor niet meer. De consensus was dat de Koude Oorlog voorbij was, maar argwaan bleef evenwel bestaan5. Deze argwaan sloeg geleidelijk om in de eeuwenoude beelden die er in het Westen bestonden van Rusland, sinds Poetin de touwtjes in handen heeft. De vlam sloeg echt in de pan, en de oude doos met stereotypen werd pas echt weer opgetrokken, toen Rusland besloot de Krim te annexeren dit jaar. In dit onderzoek zal begonnen worden met een korte uiteenzetting hoe dit historische beeld tot stand gekomen is.

Om tot zo’n historisch beeld van Rusland te komen moet geput worden uit bronnen van schrijvers en filosofen van die tijd, die op hun beurt weer gebruik maakten van travel

writing. Die vormde toentertijd, de tijd vóór de auto, het vliegtuig en het internet, een

belangrijke bron voor het beeld van Rusland dat in het Westen leefde. In onderzoeken worden vaak meerdere bronnen met elkaar vergeleken om een bepaald beeld van een bepaalde tijd vast te stellen. Waar onderzoeken zelden op gericht zijn, is een grondige analyse van één gezaghebbende bron en een verificatie van de bronnen die deze bron op zijn beurt weer heeft gebruikt om tot een bepaald beeld te komen van Rusland. Daar richt dit onderzoek zich op.

1.3 Onderzoeksvraag

Dit onderzoek zal zich in het bijzonder toespitsen op onderzoek naar de bronnen die gebruikt zijn om tot bepaalde beeldvorming te komen in een beperkte selectie filosofische teksten van de 18de eeuw. Zoals hierboven al aangegeven, waren in deze periode travel writing bronnen vaak zeer belangrijk. Dit onderzoek richt zich op de periode juist voorafgaand aan de periode waarin een heftige filosofisch debat ontstond, waarin ook Rusland te pas en te onpas werd aangehaald om een argument te maken, namelijk de 18de eeuw in Frankrijk. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: “Wat is de bijdrage van travel writing aan de totstandkoming van beeldvorming, aan de hand van een analyse van de beeldvorming in de 18de eeuw op basis van

de teksten van Montesquieu?” Als uitgangspunt hiervoor zal het beeld dat Montesquieu’s De

L'esprit des lois schetst gebruikt worden.

                                                                                                               

5 Zie bijvoorbeeld een beschouwend artikel in de Volkskrant met de conclusie dat: “ondanks de oprisping van

(6)

De invloed van De L'esprit des lois is algemeen bekend. De leer van de Trias Politica, de scheiding der machten, is in de moderne staatsinrichting niet meer weg te denken. De Angelsaksen noemen dit systeem het systeem van checks and balances. De L'esprit des lois maakt onderdeel uit van de culturele, politieke en historische heritage van Europa. Het belang van De L'esprit des lois alleen al rechtvaardigt om dit werk door de postmodernistische perceptie te bekijken en te (her)bestuderen, om op deze manier nieuwe inzichten te verwerven. In dit onderzoek wordt het beeld dat Montesquieu van Rusland geeft beschreven en wordt uitgezocht welke werken en wiens opinies Montesquieu’s beeld hebben beïnvloed.

Eerder is al aangegeven dat een beeld moet worden bekeken tegen de achtergrond van een bepaalde tijdsgeest. Om inzicht te krijgen in het beeld dat in West-Europa, en met name Frankrijk, leefde van Rusland in de 18de eeuw is het dus zaak zo dicht mogelijk bij de bron te komen. Het is bekend dat in het filosofisch debat in Frankrijk in de 18de eeuw door de filosofen gebruik is gemaakt van travel writing. In het bijzonder wordt daarom bekeken of en zo ja welke rol travel writing bronnen direct of indirect hebben gespeeld in Montesquieu’s werk De L'esprit des lois. In dit onderzoek wordt dus teruggegaan naar die oorspronkelijke bronnen. Deze zullen opnieuw worden geanalyseerd. De beelden die Montesquieu beschrijft en de beelden die naar voren komen uit de analyse van de bronnen die hij gebruikt worden met elkaar vergeleken.

Om tot zijn beroemde werk te komen onderzocht Montesquieu vele samenlevingen en hun monarchen en despoten. Ook de Russische Tsaren werden door Montesquieu bestudeerd. Daar vormde hij natuurlijk geen uitzondering in, maar zijn analyse van Tsaristisch Rusland en de structuren die hij ontwikkelde zijn gebruikt in het filosofische debat dat de jaren na zijn dood in volle hevigheid losbrak (Adamovsky 2006, 43). Juist dit maakt Montesquieu’s opinies wellicht belanghebbend. Het beeld dat Montesquieu schetste van Rusland zou mogelijk doorgewerkt kunnen hebben op verschillende niveaus van het filosofische debat dat op gang kwam in Frankrijk (Adamovsky 2006, 33) en reikte misschien nog wel verder dan dit. In dit onderzoek zal daarom ook stil worden gestaan bij de doorwerking van het beeld dat door Montesquieu is geschetst in de beeldvorming in de tijd na zijn dood.

1.4 Opzet van het onderzoek

In het voorafgaande zijn een aantal begrippen, zoals imagologie, beeldvorming en travel

writing, de revue gepasseerd. In het vervolg van dit onderzoek wordt eerst gekeken naar de

(7)

doorgemaakt. Hierna wordt het beeld van Rusland dat leeft in het Westen in een beknopt historisch perspectief geplaatst, tot aan de tijd dat Montesquieu leefde, en wordt stil gestaan bij huidige onderzoektrends in beeldvorming. Als het theoretische kader geschetst is, wordt een beknopt overzicht gegeven van Montesquieu zijn leven, om zodoende een beter begrip te krijgen van zijn boek De L'esprit des Lois en de gehanteerde methodologie. Als dit is afgerond wordt De L'esprit des Lois bestudeerd. In het bijzonder wordt uitgebreid stil gestaan bij welk beeld Montesquieu hierin schetst van Rusland en wordt er gekeken naar de kritieken die Montesquieu ontvangt na de publicatie van zijn beroemde werk.

Als De L'esprit des lois tegen het licht gehouden is, wordt uitgezocht wiens werken en opinies Montesquieu’s beeld dat hij van Rusland schetst hebben beïnvloed. In het bijzonder wordt uitgezocht of en zo ja welke travel writing werken Montesquieu geraadpleegd heeft en welk beeld er van Rusland valt op te maken uit de verschillende travel writing bronnen in zoverre deze gebruikt zijn. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen het beeld dat door Montesquieu is neergezet in De L'esprit des lois met de beelden die uit de bronnen die Montesquieu gebruikte naar voren komt. Bovendien wordt gekeken of er toentertijd andere bronnen voorhanden waren die Montesquieu bewust of onbewust naast zich neer heeft gelegd. Tot slot wordt bekeken hoe dit beeld doorwerkt in het debat dat in Frankrijk in de jaren na Montesquieu’s dood losbarstte en wellicht nog verder reikt dan dat. Zodoende kunnen we een inschatting maken van de bijdrage van de travel literature aan de beeldvorming van Rusland in het Westen.

(8)

Hoofdstuk 2 Theoretische achtergrond

2.1 Historische ontwikkeling van imagologie

Volgens het Nederlandse leidende woordenboek Van Dale betekent beeldvorming ‘de

geleidelijke ontstaande opvatting van iets’6. Dat klinkt vrij vaag. Beeldvorming is dan ook een artificieel begrip en is beïnvloedbaar. Niet voor niets is aan dit proces – dat het een proces is blijkt al uit de voornoemde definitie van Van Dale – een studie gewijd: de studie imagologie. Imagologie is een samentrekking van de Latijnse woorden ‘imago’ en ‘logos’, wat tezamen de verklaring van een voorstellingsbeeld inhoudt. Imagologie is de wetenschap die de beeldvorming over culturen, landen en volkoren bestudeert. Zij richt zich op beelden in de literatuur die wij hebben van ‘onszelf’ en van de ‘ander’.

Imagologie is een relatief jonge wetenschap, welke zich pas in de loop van de 20ste eeuw als zelfstandige wetenschap heeft ontwikkeld (Bosma 2012, 11). Het concept dat mensen groepen onderscheiden op basis van religie, taal en andere culturele eigenschappen stamt al van ver daarvoor en raakte echt in zwang met de opkomst van het begrip natie en cultuur. Deze begrippen zijn tijdens de Verlichting door filosofen ontwikkeld en met elkaar verbonden (Beller en Leersen 2007, 18). Dit leidde uiteindelijk onder invloed van de Duitse filosoof Herder tot de vorming van het begrip Volksgeist. Herder stelde dat elke natie zijn eigen (nationale) karakter bezit. Er kwam steeds meer nadruk te liggen op de verschillen tussen de naties. Aan het einde van de 19de eeuw kwam er vanuit de Komparatistik interesse in de imagologie avant la lettre. Betz was de eerste die de manieren waarop ‘naties elkander

bekeken, elkaar prijzen of hekelen, elkander opnemen of verwerpen, elkaar nabootsen of vervormen, elkaar verstaan of niet verstaan, zich wederzijds het hart openen of sluiten’ ging

onderzoeken (Dyserinck 1988, 19).

Alhoewel al in de loop van de 19de eeuw twijfels werden geuit over het aanwezig zijn van een Volksgeist, bleef dit tot midden van de 20ste eeuw het axioma. De aanwezigheid dus van een nationale identiteit in een groep mensen; een deterministische opvatting. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd een nationale identiteit niet langer gezien als iets wat a priori al aanwezig was, maar als het resultaat van keuzes. Hiermee hing ook de opkomst van de imagologie als kritische studie naar nationale karakter mee samen (Bosma 2012, 12). Na de Tweede Wereldoorlog nam het geloof in het bestaan van een nationaal karakter bij de wetenschappers dus af. Er ontstond ruimte voor de ontwikkeling van een kritische bestudering                                                                                                                

(9)

van nationale karaktereigenschappen in plaats van de bestudering van een nationaal karakter

an sich.

Toch nam in de jaren na de Tweede Wereldoorlog dit wetenschapsgebied nog geen grote vlucht als zelfstandig studiegebied binnen de literatuurwetenschap. Indertijd werd dit gebied gezien als onderdeel van de sociologie, met Wellek als een van de voorvechters van deze stelling. Het is aan het Belgisch-Franse tandem Dyserink en Pageaux te danken dat het onderzoek naar nationaliteiten in de literatuurwetenschap, en daarmee imagologie, in stand werd gehouden in deze tijd (Leersen 2007, 22). Dyserink verwierf faam vanwege zijn opvatting dat beelden van nationale karakters niet door naties over naties worden gevormd, maar als het ware ontstaan als optelsom van de opvattingen die er heersen in een samenleving over een andere natie. Deze opvattingen kunnen bestaan uit ideeën, beelden maar zeker ook stereotyperingen (Leersen 2006, 22-23).

In de jaren zeventig verwierf het idee dat nationale identiteit “samengestelde

discursieve constructies” zijn (Leersen 2006, 23) ook buiten de literatuurwetenschap

bekendheid. Franse filosofen in die tijd, tezamen met de opkomst van het poststructuralistische gedachtengoed, zoals dat werd uitgedragen door met name Derrida en Foucault, hebben hier ook aan bijgedragen. Erkenning van diversiteit stond hierin centraal. In dit kader nog noemenswaardig was het werk van Gellner op het gebied van de geconstrueerde aard van identiteit. Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het onderzoek naar nationale karakterisering (Bosma 2012, 13).

Toch duurde het nog tot eind jaren ’90 voordat het gedachtengoed van de tandem Dyserink en Pageaux de dienst ging uitmaken. Beller en Leersen waren hier de grote katalysatoren achter. Nieuwe onderzoeksmethoden werden ontwikkeld gericht op onder andere het analyseren van nationaliteiten en nationale stereotypen. Dit zorgde er uiteindelijk zelfs voor dat imagologie zich tot buiten de literatuurwetenschappen strekte tot aan Europese Studies toe. Het werd gebruikelijk om begrippen als cultuur en nationaliteit te benaderen als begrippen welke menselijke handelen konden verklaren of met de woorden van Leersen: ‘een

kwestie van zienswijze, niet zijnswijze’ (Leersen 2011, 182). In dit onderzoek draait het

uiteindelijk om de vraag in hoeverre travel writing invloed heeft gehad op deze zienswijze.

2.2 Historische ontwikkeling van travel writing

De beeldvorming in Frankrijk over Rusland baseerde zich volgens Adamovsky op werken van schrijvers en filosofen, die op hun beurt gebruik maakte van travel writing bronnen om ook

(10)

kennis van andere culturen te gebruiken. In de 17de en 18de eeuw was travel writing een belangrijke bron voor de beeldvorming. Dat was ook het geval in het beeldvormingsproces in Frankrijk over Rusland. Dat travel writing een rol speelt in het beeldvormingsproces zien we al in de Klassieke Oudheid. Sindsdien is dat niet wezenlijk veranderd en travel writing vierde zijn hoogtijdagen in de periode van de kolonisatie van de wereld door de Europese mogendheden. In dit onderzoek wordt alleen gekeken naar travel writing in Europa, maar wordt onderkend dat het ook in bredere context, bijvoorbeeld in het Perzische rijk en tijdens de vele Chinese dynastieën, al een gangbaar genre was7.

De associatie die in de Klassieke Oudheid bestond met reizen, was er niet een die wij nu hebben met reizen als ultieme vorm van ontspanning en vrijheid. Een reis in die tijd werd soms ondernomen om handel te drijven maar vaker om oorlog te voeren, om te vluchten voor een noodlot of als straf omdat men verbannen was. Uit noodzaak dus. Niet voor niets verbonden met het Latijnse woord ‘trepalium’ wat een instrument van marteling was en nu nog in het Frans verbonden is met het woord ‘travail’ oftewel ‘werken’. Pas onder de Romeinen en hun ‘Pax Romana’, met vrij reizen in het Middellandse Zeegebied, kwam het reizen als tijdverdrijf – en iets eerder nog als evangelistische roeping – op.

Vaak wordt verwezen naar 2de eeuwse Pausanias als de voornaamste travel writer van

de Klassieke Oudheid. Tegenwoordig zou zijn werk niet gezien worden als travel writing, omdat zijn werk niet betrekking heeft op een specifieke reis. Zijn bekendste werk ‘Description of Greece’ is meer een magnus opum (Burgess 2010). Een van de bekendste reisverslagen uit de Oudheid is uiteraard de ‘Ilias’ geschreven door Homerus. Wij zouden dit nu een mix noemen van fictie en werkelijkheid. Toch komen hier belangrijke elementen in terug die we nu ook nog scharen onder travel writing. Namelijk een focus niet alleen op de avonturen maar ook oog voor de culturen die tijdens de reis worden tegengekomen. Zo vraagt Alcinous, een Phaeacische Koning aan Odysseus “where you have wandered, and to what

lands of men you have traveled, the peoples themselves and their inhabited cities, how many were rough, wild, and unjust, and who were hospitable and mindful of the gods” (Burgess

2010).

Ver voor Pausanias, schreef Hecateus van Miletus in de 6de eeuw B.C. al ‘Ges

Periodos’8 waarin hij niet alleen Europa al verdeelde in een oostelijk en een westelijk deel,

                                                                                                               

7 Voor een historisch overzicht van Perzische reisliteratuur zie bijvoorbeeld El-Shihibi (1998) en voor een inkijk

in de Chinese yu-chi en jih-chi (travel record en travel diary respectievelijk) vanaf onze jaartelling zie bijvoorbeeld Strassberg (1994).

(11)

gescheiden van elkaar door de rivier de Donau, maar ook verschafte hij etnografische informatie over exotische bevolkingen (Burgess 2010). Daarmee zien we dat ook al in de antieke Oudheid travel writing gold als een bron voor beelden van andere culturen. Reizen en daarmee beschrijvingen van reizen kwam pas werkelijk op gang tijdens het Romeinse Rijk, met een veilig Middellandse Zee gebied – geschoond van piraten – en een degelijk wegennetwerk van in totaal zo’n 80.000 kilometer aan via’s. Maar ook in deze tijd gold reizen meestal nog niet als tijdverdrijf. Zo voerde Julius Caesar vele oorlogen, gepaard gaande met verre reizen. Maar ook in beschrijvingen van die oorlogen, bijvoorbeeld in de beschrijving van zijn Gallische oorlogen (58 tot 51 B.C.), is er oog voor etnografische karakteristieken.

Met de teloorgang van de Romeinen, vervallen ook de Romeinse via’s en wordt reizen weer moelijker. In de Middeleeuwen, te beginnen met de Kruistochten welke talrijke reisverslagen opleverden, duiken er weer meer reisverslagen op met oog voor de lokale bevolking en gebruiken, dikwijls doordrenkt met de nodige fictie. Zo zijn de bekende reisverslagen van Jan van Mandeville van c. 1350, op hun best een compilatie van diverse reisverslagen van anderen. Met de grote ontdekkingsreizen van de 15de en 16de eeuw wint het

genre van travel writing weer aan belang. De beschrijvingen van de ontdekkingsreizen hebben veel oog voor etnografische beschrijvingen, overigens zeker niet altijd even objectief. Zo is Columbus, niet de minste ontdekkingsreiziger, op een zeker moment ervan overtuigd dat hij eenogige kannibalen is tegen gekomen (Burgess 2010).

In de periode volgend op de ontdekkingsreizen, van circa 1600 tot 1950, in een tijd dat de Europese mogendheden de hele wereld proberen te kolonialiseren, vormt travel writing een bron voor het beeld dat in Europa leefde van de eigen koloniale gebieden (Huigen 2007, 2). Tot in de 19de eeuw vormden reisteksten de belangrijkste bron van informatie over de buitenwereld. De status van de verslagen was heel anders dan die van verslagen van de Klassieke Oudheid (over monsters en sirenen) of over de ontdekkingsreizen (met eenogige kannibalen aan de ander kant van de oceaan). De 17de en 18de-eeuwse beschrijvingen in travel

writing werden zelfs gelijkgesteld met resultaten van experimenteel onderzoek (Huigen 2007,

3). Wat opvalt is dat Rusland niet bereisd werd tot die tijd en als het onverhoopt werd aangedaan dan was het op doortocht naar Mongolië of China (Poe 2000, 12).

In de 18de eeuw, de tijd van de Verlichting, begon West-Europa zichzelf te herontdekken. Een deel van dit proces kwam op gang door reizigers die naar Oost-Europa reisden. Volgens Wolff waren zij essentieel voor de oriëntatie van West-Europa. Wolff wijst er verder op dat deze reizigers aan wat hij noemt mental mapping deden: de indrukken die ze daar opdeden vergeleken ze met West-Europa en dit creëerde juist een scheiding tussen de

(12)

twee gebieden (Wolff 1994, 6). Montesquieu hecht ook veel waarde aan reizen en aan het lezen van travel writing: “few Frenchmen of the eighteenth century were so affected by the

onslaught of travel literature describing distant and exotic lands as was Montesquieu”

(Carrithers 1977, 34). Voor Montesquieu hing het samen met het belang van relativiteit en de overtuiging dat er geen twee mensen hetzelfde object hetzelfde ervaren, laat staan zullen beschrijven. Of zoals hij het zelf zei: “When I travel to a country, I do not investigate whether

there are good laws, but whether those that exist are executed, for there are good laws everywhere.” (Montesquieu 1748, 35). Dit vormde de basis voor zijn onderzoek en het op

schrift stellen van zijn verhandeling van wetten.

Het belang van travel writing voor Montesquieu mag duidelijk zijn, haar positie in de wetenschap is sinds de 17de en 18de eeuw een stuk dubieuzer geworden. Dit begint al bij het begrip zelf en de indeling ervan. Het genre waartoe travel writing behoort, blijkt al een lastig vraagstuk te zijn. Borm beweert dat travel writing een zelfstandig genre is. Volgens hem behoren zowel de fictieve als verzonnen verslagen met reizen als centraal thema tot het travel

writing genre (Borm 2004, 13). Hij vult zijn bevindingen aan met een stelling dat het een

hybride genre is en wel een combinatie van een autobiografie en een moderne roman (Borm 2004, 14). Inmiddels wordt travel writing vooral als een categorie binnen de literatuur gezien. Youngs stelt dat het lastig is om binnen travel writing een verder onderscheid te maken tussen verschillende sub-genres (Youngs 1994, 8).

Zoals uiteengezet heeft travel writing een grote ontwikkeling doorgemaakt in haar bestaan. Eerst had travel writing vooral een fantasierijk en vervolgens een meer beschrijvend en rapporterend karakter. Meer encyclopedisch van aard dan autobiografisch zoals thans vereist is. Uit onderzoek naar het beeldvormingsproces blijkt dat travel writing duidelijk een inspiratiebron is geweest voor wetenschappelijke denkers. Huigen gaat zelfs zo ver te stellen dat travel writing een cruciale rol heeft gespeeld in de westerse beeldvorming van de koloniale wereld en stelt dat “die wereld in een belangrijke mate is ‘geproduceerd’ door

reisteksten” (Huigen 2007, 4). Deze tijd valt samen met de periode waarin Montesquieu

leefde en zijn boeken schreef. Door de door Montesquieu gebruikte travel writing bronnen opnieuw te analyseren kan de bijdrage van travel writing aan de beeldvorming van Rusland in die tijd vastgesteld worden. Allereerst is het interessant om te kijken hoe dat beeld van Rusland toentertijd was, nadat kort is stilgestaan bij de voor dit onderzoek relevante wetenschappelijke trends in beeldvorming.

(13)

2.3 Relevante trends in beeldvorming

Zoals hierboven is opgemerkt, is beeldvorming een proces. Tel hierbij op dat dit proces in de kern niet objectief vast te stellen is omdat het ontleend wordt aan tekstuele bronnen die per definitie subjectief zijn – dit is juist de kern van beeldvorming – en de uitdaging hier wetenschappelijk mee om te gaan is helder. Niet voor niets beschrijft Leersen beeldvorming als een partieel, veranderlijk en intern tegenstrijdig proces (Leersen 2011, 185). Beelden zijn veranderlijk, omdat ze veelal ontstaan in een bepaalde historische context en met de tijd mee veranderen. Het ontstaan van de nieuwe beelden door de tijd heen spreekt de oude beelden niet tegen, maar vullen die aan, wat niet uitsluit dat ze intern tegenstrijdig zijn. Beeldvorming ontstaat vaak uit individuele gevallen en is daarom partieel. Bij het bestuderen van beeldvorming draait het om het bestuderen van culturele en nationale stereotypen en dus niet om het vaststellen van het waarheidsgehalte. Nu dit is geconstateerd, kan gekeken worden naar hoe beeldvorming bestudeerd wordt en welke trends van belang zijn.

Beeldvorming houdt verband met hedendaagse onderzoektrends naar Balkanisme en Oriëntalisme. Oriëntalisme is een van de populaire thema’s binnen het geestwetenschappelijke gebied van cultuur en identiteit en is gedefinieerd door Said als “Orientalism is a style of thought based upon an ontological and epistemological distinction

made between ‘the Orient’ and (most of the time) ‘the Occident’ ” (Said 2003, 2). Het gaat er

dus om dat de ander wordt beschreven, in dit geval de Oriënt, waarbij voorbij wordt gegaan aan de onderlinge verschillen. Een gekleurd beeld dus. Dit zorgt er ook weer voor dat de eigen identiteit bepaald kan worden. Dit begrip was eerst meer aan koloniale relaties gerelateerd, maar is in de literatuur inmiddels ook toegepast op het beeld dat in West-Europa van Oost-Europa leeft door Adamovsky. Adamovsky koppelde Said’s begrip van Oriëntalisme aan de relatie tussen Oost- en West-Europa en legde hiermee de basis voor het begrip Euro-Oriëntalisme (Adamovsky 2005, 592). Wolff legt uit dat de begrippen West-Europa en Oost-West-Europa hun oorsprong vinden in de 18de eeuw in de tijd van de Verlichting. Oost-Europa werd geconstrueerd door West-Europa om West-Europa te complementeren (Wolff 1994, 4).

In haar boek Imagining the Balkan benadert Todorova het beeldvormingsproces door de moeilijkheden voor West-Europe om zich te identificeren met Balkan, dat ook lange tijd onderdeel uitmaakte van Oost-Europa, eigenlijk tot aan de val van de Berlijnse muur in 1989 (Todorova 1997, 140) te analyseren. Todorova neemt West-Europeanen kwalijk dat zij alleen in geval van oorlog of onvrede interesse hebben in haar regio en dat leidt automatisch tot een

(14)

beeld met een negatief karakter (Todorova 1997, 184). Om een beeld objectief vast te stellen, moet er niet alleen naar de negatieve, maar ook naar de positieve aspecten gekeken worden. Said heeft weer een andere benaderingswijze. In zijn boek Orientalism (Said 2003) bestudeert hij de visie van Europa op “the Orient” (Said 2003, 2). Volgens Said zijn een overdaad aan Eurocentrisme en de diepgewortelde traditie van het kolonialisme de oorzaken van het zelfbeeld van West-Europa van haar dominante positie en egocentrisme. Debet hieraan is dan het negatieve beeld van de ander.

In de literatuur vindt tot op heden zowel onderzoek plaats naar de beelden die er nu leven van Oost-Europa, en dan met name over de negatief getinte hedendaagse tendens, en evenzo vindt er onderzoek plaats naar de oorsprong van deze beelden. Er wordt teruggegrepen naar zowel het recente verleden, van het communistische en het postcommunistische Rusland, tot verder terug naar het Tsaristische Rusland. De voor dit onderzoek meest relevante onderzoeken zijn die van onder meer Naarden en Adamovsky. Maar eerst staan we stil bij het beeld van Rusland in de periode voorafgaand aan de periode waarin Montesquieu leefde.

2.4 Historisch beeld van Rusland

Lang is aangenomen dat Rusland pas ontdekt is in de 16de eeuw, samenhangend met de beschrijvingen van ambassadeur Von Herberstein van Moskou, maar de eerste contacten gaan zeker terug tot de 11de eeuw. De impopulariteit van Rusland vanaf die tijd hangt wellicht samen met de afschrikwekkende invloed van de Mongoolse horden in de eeuwen die daarop volgden, met als summum de vernietiging van Kiev in de 13de eeuw (Poe 2000, 12). Met het fragmenteren van de Mongoolse horden en het verval van het Byzantijnse Rijk ontluikt in de 15de eeuw Moskou als nieuw centrum van macht in de regio en wekt als zodanig de interesse van het Westen.

Met het aantreden van Tsaar Iwan III – de Grote – zet Rusland definitief een streep onder het verleden. Door toedoen van Tsaar Iwan de Grote wordt het grondgebied van Rusland verdrievoudigd en begint ook het imperialistische gedrag van Moskou zich richting Zweden, Litouwen en Letland uit te strekken en daarmee ontstaan de eerste strategische allianties met Europese landen; in casu met Hongarije. Dit zorgde er ook voor dat West-Europa geïnteresseerd raakt in Rusland en er West-Europese gezanten die kant op begonnen te reizen en vice versa uiteraard9.

                                                                                                               

(15)

Alhoewel sommige auteurs dit toevallig achten (Poe 2000, 14), is het uiteraard in het geheel niet toevallig dat de ontluikende contacten met Rusland samenvallen met de eeuwen van de grote ontdekkingsreizen en daarmee gepaard de opkomst van wat we nu etnografie noemen. Dit heeft ervoor gezorgd dat de eerste betrouwbare beschrijvingen van Rusland en haar bevolking uit de tijd stammen dat er voor het eerst na eeuwen weer regulier contact op gang kwam tussen Rusland en het westen. De literatuur wijst de eerder genoemde Von Herberstein aan als pionier als het gaat om een betrouwbare etnografische beschrijving van Rusland. Evenwel zou wellicht de Venetiaanse handelaar en diplomaat Contarini deze eer toekomen, al was zijn beschrijving summier – zijn handelaarsoog was enkel gericht op de rijkdommen en dan in het bijzonder bont – omdat hij per abuis in Moskou terecht kwam in 1476 (Adelung 1846, 146). Het eigenlijke doel van zijn reis was in Perzië te zoeken naar een bondgenoot tegen de Ottomanen en hier besteedde hij in zijn verhandeling dan ook veruit de meeste aandacht aan.

Von Herberstein ondernam in 1517 een dienstreis naar Rusland als gezant van de Habsburgse Keizer Maximiliaan I (Poe 2000, 121). Zijn verslag van deze reis en zijn ervaringen staan te boek als de eerste betrouwbare bron over Rusland, en is daarmee het eerste voorbeeld van travel writing over Rusland, aan het begin van de 16de eeuw10. In de

jaren daarvoor probeerde met name Litouwen en Polen, landen die veel last hadden van de imperialistische dreiging van Tsaar Iwan de Grote, middels een propagandacampagne met hulp van de eerste drukpersen, een negatief beeld van Tsaar Iwan de Grote en Rusland neer te zetten11. Toen Tsaar Iwan de Grote eenmaal Litouwen was binnengevallen ontstak er “an

anti-Muscovite publicistic campaign of unprecedented proportions” (Poe 1995, 6). De eer

van het meest anti-Russische geschrift uit die tijd komt toe aan de Hongaar Piso met de etnografische beschrijving dat de Moskovieten “are oppressed by the most cruel laws – all

are born to this condition, all grow to it, and all are reduced to it” (Poe 2000, 21). Een beeld

dat sindsdien wellicht wat genuanceerder is geworden, maar de boodschap blijft dezelfde: een machtsbeluste leider met rancune tegen het Westen12.

                                                                                                               

10 Zie voor een encyclopedisch overzicht van 638 bronnen en verscheidene pamfletten (die vanaf 1510

verschijnen in Polen en zeer negatief zijn) over Rusland van 1450-1700 Poe (1995).

11 Overigens maakte de Litouwse schrijver Bomhover in zijn Fine History (1508) toen al gebruik van een

karikatuur, over beeldvorming gesproken, door de Russen Turkse kleding te geven, een kwinkslag naar de als heidense barbaren te boek staande Ottomanen van die tijd.

12 Lees bijvoorbeeld de online verhandeling daags geleden verschenen op trouw.nl: “Poetin wordt geleid door

rancune tegen het Westen” van De Wijk naar aanleiding van de Russische annexatie van de Krim en de

(16)

Terug naar Von Herberstein. Zijn Notes on the Moscovites vormden voor de duur van tientallen jaren het naslagwerk als het ging om Rusland, haar heersers, bevolking en gebruiken. Opvallend is dat de thans bekende uitgave dateert uit 1547, zo’n dertig jaar na zijn eerste reis. In die tijd was het niet ongebruikelijk om pas jaren na dato een reisverslag te schrijven, maar goed onderscheid maken tussen reisdatum en publicatiedatum is van belang en van invloed op de betrouwbaarheid van de bron. De betrouwbaarheid van zijn verhandeling ontleent hij aan de observaties en interviews die hij heeft gedaan in Moskou, met behulp van de kennis die hij in Slovenië op jonge leeftijd al had opgedaan van de Slavische talen. De meest kernachtige samenvatting van Von Herbersteins’ Notes on the

Moscovites valt te geven door de observatie dat Ruslands’ heersers despoten waren en dat de

bevolking hieraan zo gewend was dat ze “enjoy slavery more than freedom” (Poe 2000, 126). Dit beeld bleef bestaan, en Von Herberstein vormde het referentiepunt, tot zeker na 170013.

Zoals uit het eerdere citaat van Leersen valt af te leiden, zijn beelden veranderlijk. De totstandkoming van beeldvorming moet bezien worden in een bepaalde tijdgeest. Elke tijd is gebonden aan zijn tijdgeest, die op zijn beurt weer invloed heeft op hoe wij naar anderen kijken. Door de jaren heen is het beeld dat West-Europa heeft van Oost-Europa veranderd, maar in zijn geheel blijft het overwegend negatief (Adamovsky 2006, 282). Er is recentelijk veel onderzoek gedaan naar de beeldvorming, niet alleen beperkt tot West-Europa en Oost-Europa, in de 18de, 19de en 20ste eeuw door onder meer Naarden, Adamovsky, Todorova en Said. Een gemeenschappelijke noemer in deze onderzoeken is het centraal stellen van de totstandkoming van de beeldvorming. In 1986 verscheen het proefschrift van Naarden De

Spiegel der Barbaren. Naarden bestudeert het beeld dat Europese socialisten hebben van

Rusland tussen 1848 en 1923 (Naarden 1986, 6). Wat opvalt bij Naarden, als zijn onderzoek vergeleken wordt met de meeste andere onderzoeken, is dat hij ook oog heeft van wat het Westen kan leren van Rusland. Zo behandelt hij een aantal groepen en personen uit het Westen die Rusland bewonderen (Naarden 1986, 491-492).

In 2006 verscheen het proefschrift van Adamovsky Liberal Ideology and the Image of

Russia in France (c.1740-1880). Adamovsky bestudeert het beeld van Rusland dat vanaf 1740

vanuit Frankrijk wordt neergezet door de philosophes en wordt gebruikt om de Westerse identiteit te scheppen (Adamovsky 2006). Ook geeft Adamovsky aan dat dit eigenlijk tijdens de val van het communisme nog een keer gebeurd is, maar dan door de VS om haar identiteit                                                                                                                

13 Zie Poe (2000, 140) voor een inzichtelijke tabel met daarin een samenvatting van de observaties van de

verschillende schrijvers vanaf 1517 tot 1700 op de vier assen: absolutisme, despotisme, onderdanen zijn slaven en afgeleide goddelijkheid. Te zien is dat bijna alle observaties minimaal drie van de vier beamen.

(17)

te definiëren. In zijn werk verwijst Adamovsky naar de inzichten van Todorova en Said voor een alternatieve benadering om het beeldvormingsproces in kaart te brengen. Adamovsky past Said’s Oriëntalisme toe op de relatie tussen Oost- en West-Europa en noemt dit Euro-Oriëntalisme (Adamovsky 2006, 245). Adamovsky’s werk is voor dit onderzoek van groot belang. Adamovsky focust zich op het beeld van Rusland dat in de zeventiende tot negentiende eeuw bestaat in Frankrijk. Hij richt zich juist op deze periode in Frankrijk omdat Frankrijk beeldbepalend was voor het beeld dat in Europa ontstond over Rusland in die tijd (Adamovsky 2006, 13-14). Frankrijk was toen militair en economisch op zijn hoogtepunt en Frans was de taal van de Republiek der Letteren, van de intellectuelen. Het begin van Adamovsky’s studieperiode is precies de periode waarin Montesquieu zijn faam verwierf en de twee eeuwen die Adamovsky aansluitend bestudeert zijn eveneens voor dit onderzoek van belang omdat hier de doorwerking van het beeld van Montesquieu bekeken kan worden.

(18)

Hoofdstuk 3: Montesquieu en De L’esprit des lois 3.1 Montesquieu’s leven in vogelvlucht

De Franse filosoof Charles Louis de Secondat, tegenwoordig bekend onder zijn geërfde naam Montesquieu, is een van de bekendste en meest invloedrijke Franse politieke denkers en schrijvers uit de Verlichting. Hij wordt gezien als een van de grondleggers van de sociologie. Met zijn magnum opus De L’esprit des lois stond hij niet alleen aan de basis van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, de bestorming van de Bastille en het beleid van tsarina Catharina de Tweede, maar heeft hij tevens de basis gelegd van de rechtstaat zoals wij deze in Nederland tot op de dag van vandaag kennen. Montesquieu werd geboren op 18 januari 1689 op het Kasteel La Brède, net ten zuiden van Bordeaux in Frankrijk. Hij was van redelijk goede afkomst. Zijn familie maakte deel uit van de nobles de robe. Niet zo oud als de bloedadel, maar adel op grond van bestuurlijke of rechterlijke posities, welke eveneens geërfd konden worden (Baudet en Visser 2011, 6). Toen Montesquieu de titel van zijn oom erfde in 1716, verwierf hij er tegelijkertijd de positie van président à mortier bij het parlement van Bordeaux mee. Een groot magistraat werd Montesquieu nooit (Shackleton 1961, 18).

Het erven van deze titel vormde een belangrijke gebeurtenis voor het verdere verloop van Montesquieu’s leven. Hij maakte hierdoor al op jonge leeftijd kennis met de wetten van de Koning, die rechtsgeldigheid kregen door registratie van deze wetten in de parlementen. Het parlement kon daar gedurende de tijd dat het de wet onder zich had, dus slechts zeer tijdelijk, enig tegenwicht bieden aan de monarchie. Naast zijn positie in het parlement overzag Montesquieu in deze periode het gevangeniswezen – waaronder het toezicht op de martelpraktijken welke hij verafschuwde – en was hij lid van de lokale Académie. Gedreven door nooit aflatende geldzorgen verkocht Montesquieu overigens zijn erfelijke positie. Met geldzorgen was Montesquieu overigens erfelijk belast, zowel van zijn vaders als zijn moeders kant (Shackleton 1961, 2). Maar dat terzijde.

Zijn bekendheid nam een grote vlucht na de publicatie van Lettres persanes in 1721. Dit was een satirische briefwisseling tussen twee Perzen op een fictieve reis door Europa. Op deze manier creëerde Montesquieu de ruimte om ongezouten kritiek te geven, vanuit de ogen van deze buitenstaanders, op de misstanden in Europa. Iets wat in de tijd van het absolutisme niet mogelijk was. Hij breekt een (eerste) lans voor de gevaren wanneer alle macht in de handen van één persoon, de monarch, ligt. Tevens zijn de Lettres persanes een sterk staaltje Oriëntalisme avant la lettre. Montesquieu zet de westerse wereld af tegen de islamitische wereld. Centraal in Lettres persanes staat de omgang met culturele gevoeligheden en

(19)

gevoelens (Eskens 2002). Overigens doet Nargum, de Perzische afgezant in Moskou verslag aan Usbek, een van de twee Perzische hoofdrolspelers en beschrijft daarin de Russische bevolking en het karakter van Tsaar Peter de Grote (Montesquieu 1723, 101-104). Zowel de Russische bevolking als Tsaar Peter de Grote komen er bekaaid vanaf. Later meer hierover.

Dat Montesquieu als een van de grondleggers van de sociologie wordt gezien, leidt op basis van voorafgaande uiteenzetting over zijn eerste werk met betrekking tot culturele gevoeligheden vast niet tot verwondering. Evenwel wordt vooral verwezen naar zijn wetenschappelijk aanpak die hem deze uitverkiezing heeft opgeleverd. Tussen 1728 en 1731 maakt Montesquieu een reis door Europa en verlaat Kasteel La Brède voor bijna vier jaar. Voor de goede orde: hij doet Rusland niet aan tijdens deze of een van zijn andere reizen. Hij reist door Oostenrijk, Hongarije en Italië om vervolgens door Duitsland, Nederland en Engeland te trekken (Baudet en Visser 2011, 7). In Engeland verblijft hij het langst en zijn bezoek aldaar laat misschien wel de diepste sporen achter. Het leidde tot het beroemde boek XI, hoofdstuk 6 Of the Constitution of England in De L’esprit des lois met zijn beschrijving van de Engelse constitutie (Montesquieu 1748, 201-213). Het reizen is voor Montesquieu de manier om empirisch onderzoek te doen. Zodoende kan hij verschillende staatsinrichtingen te bestuderen, tegen de achtergrond van de lokale culturele parameters: klimaat, gewoonten en religie. Dit leidt uiteindelijk tot een van zijn befaamde stellingen dat ieder volk zijn eigen staatsinrichting heeft, gedreven door deze lokale factoren.

De reizen hebben grote invloed op Montesquieu om meerdere redenen. Door de reizen leert Montesquieu uit eerste hand de diversiteit van de verschillende Europese landen en van de verschillende culturen kennen. Dit ter aanvulling op de kennis die hij gulzig tot zich nam uit de vele boeken die hij in zijn leven bestudeerde. Misschien nog wel belangrijker: tijdens zijn reizen leert hij een aanpak om zaken te ordenen. Hij leert in te zoomen en uit te zoomen: “Wanneer ik in een stad aankom, ga ik altijd naar de hoogste klokkentoren of naar een

andere hoge toren, om voor de delen het geheel te overzien; en als ik weer vertrek, doe ik hetzelfde, om mijn ideeën te fixeren.” (Montesquieu geciteerd in Baudet en Visser 2011, 8).

Deze methodologie zien we terug in De L’esprit des lois.

Ook al publiceert hij De L’esprit des lois pas in 1748, de aanzet ertoe begint eigenlijk direct na terugkomst van zijn reizen. Tussen 1731 en 1733 publiceert hij diverse boeken en werkt hij aan de Reflections on Universal Monarchy in Europe14 welk werk haast integraal                                                                                                                

14 Dit werk leek oorspronkelijk verloren te zijn, maar het manuscript werd toch in 1821 teruggevonden en

(20)

terugkomt in De L’esprit des lois. Hoewel de ontvangsten van deze publicaties niet slecht zijn, oogst Montesquieu met geen van deze werken vergelijkbare lof als met zijn Lettres

persanes. Ongetwijfeld komt dit doordat hij bepaalde uitdagende stukken weglaat uit de

definitieve versies van werken uit deze periode en bewaart voor zijn magnum opus. Montesquieu neemt zich tegen het eind van 1734 voor om De L’esprit des lois te gaan schrijven (Carrithers 1977, 13), nadat hij het onderzoek voor zijn werk Considerations on the

Causes of the Grandeur of the Romans and of Their Decline heeft afgerond. Montesquieu is

op dat moment 45 jaar. Het duurt dan nog bijna 15 jaartotdat hij de eerste versie van De

L’esprit des lois af heeft.

3.2 Totstandkoming en overzicht van De L’esprit des lois

Het epische werk dat Montesquieu moest verrichten om tot zijn verhandeling De L’esprit des

lois te komen vroeg veel van hem. Niet alleen het benodigde doorzettingsvermogen om er jaar

in, jaar uit aan te werken zonder het eindresultaat te kennen. De jaren dat hij aan De L’esprit

des lois werkte, maakten hem vermoeid tot op het bot “I am overwhelmed with fatigue (..) I count on resting the remainder of my days”15. Ook verloor hij ook steeds meer van zijn gezichtsvermogen. Zijn secretaresses zorgden ervoor dat zijn gedachten het papier vonden. Wat was de reden dat Montesquieu zo ver ging om tot zijn De L’esprit des lois te komen ondanks al zijn fysieke ongemakken?

In zijn voorwoord beantwoordt Montesquieu deze vraag zelf. Hij richt zich tot zijn lezers en spreekt allereerst de hoop uit dat zij hem niet veroordelen op basis van een enkele uitspraak, maar hem op het integrale werk beoordelen. Ook geeft hij daarin aan dat hij de mensheid heeft bestudeerd en tot de conclusie komt dat de wetten van de mens niet puur volgen uit de grillen van zijn verbeelding. Na een korte uiteenzetting over de verlichting en de reacties daarop van de magistraten vat hij samen wat hij voor ogen heeft als hij zich eerst richt tot de burgers (Montesquieu 1748, 93):

“Could I but succeed so as to afford new reasons to every man to love his prince, his country, his laws; new reasons to render him more sensible in every nation and government of the blessings he enjoys, I should think myself the most happy of mortals.”;

                                                                                                               

15 Dit schrijft Montesquieu in een brief aan zijn vriend en kerkvoogd Cerati op 31 maart 1947 wanneer hij het

(21)

en vervolgens richt Montesquieu zich tot de heersers:

“Could I but succeed so as to persuade those who command, to increase their knowledge in what they ought to prescribe; and those who obey, to find a new pleasure resulting from their obedience, I should think myself the most happy of mortals.”

Hieruit valt af te leiden dat Montesquieu een duidelijk pedagogisch doel voor ogen had, gericht op het praktisch toepasbaar zijn van zijn verhandeling voor zowel het gewone volk als de machthebbers. Evenwel, gegeven zijn voorliefde voor lezen en studeren, had hij zeker ook een academisch doel voor ogen. Juist op het snijvlak van deze twee drijfveren, op zoek naar praktische waarde door middel van een speurtocht naar het feitelijk functioneren van de politiek en maatschappij in verschillende culturen als in een empirische studie, onderscheidt Montesquieu zich van zijn beroemde voorgangers als Hobbes, Spinoza en Locke die zich beperkten tot abstracte, weinig in concreto toepasbare vergezichten.

Het werk van Montesquieu moet ook in zijn tijdsbeeld bezien worden. Er dient dan juist gekeken te worden naar het werk buiten die van voornoemde filosofen. In de 17de en 18de

eeuw draaide het in de wetenschap om de ordening van de materie. Galileo Galilei stelde dat niet de zon rond de aarde draaide, maar dat de zon het centrum van ons sterrenstelsel is, wat hem op gespannen voet met de Kerk bracht, gelijk het lot van Montesquieu zoals later uiteengezet zal worden. Newton kwam met de wetten voor de zwaartekracht en bewegingsleer om de materie te ordenen. Tegen deze achtergrond moet ook Montesquieu's bedoeling met De L’esprit des lois worden bezien. De ordening van de natuur moest navolging krijgen in de ordening van de maatschappij. Montesquieu deed hier een duidelijke gooi naar en hoopte dat hij er niet verguisd om zou worden.

Montesquieu’s methodologische aanpak ging uit van een analyse naar de oorzaken van bepaald sociale verschijnselen. Hoewel hij zelf vond dat hij de samenleving beschouwde zoals ze was, kwamen toch tal van controversiële thema’s van zijn tijd aan bod en schuwde hij niet om duidelijk te maken hoe hij vond dat deze zaken behoorden te zijn. Een eigenschap van een liberale, zij het conservatieve, hervormer. Zo stelde hij dat slavernij, die hij veroordeelde -wat gegeven de gangbaarheid van slavernij in zijn tijd al bewonderingswaardig was- verband hield met de klimatologische omstandigheden (hitte) die de bereidheid tot arbeid ernstig beïnvloedde en dat slavernij daar een logische reactie op zou kunnen zijn (Montesquieu 1748, 263). Maar ook een ander thema dat van cultuur tot cultuur verschilde, polygamie, werd onderworpen aan een analyse. Zeer controversieel in een tijd waarin binnen

(22)

de Kerk het goddelijke huwelijk tussen (één) man en (één) vrouw centraal stond. De drang naar polygamie in verschillende culturen was te verklaren op basis van het klimaat en een aantal demografische facturen. De verklaring schuilde wederom in het warme klimaat, in het feit dat er in die klimaten verhoudingsgewijs meer vrouwen dan mannen zijn en dat mannen het zich konden veroorloven om meerdere vrouwen te onderhouden (Montesquieu 1748, 267-269).

Doordat Montesquieu zeer gedetailleerd te werk ging, is het soms moeilijk een goede lijn te vinden in De L’esprit des lois. Montesquieu was zich hier wel van bewust en heeft op een aantal vlakken een simplificerende indeling gemaakt. Zo worden staatsvormen in drie groepen ingedeeld: (i) de democratische republiek, (ii) de monarchie en (iii) het despotisme (Montesquieu 1748, 116). Hiernaast kent Montesquieu aan iedere samenleving een esprit

général toe, welke wordt beïnvloed door zowel causes physiques als causes morales: “Men are influenced by various causes, by the climate, the religion, the laws, the maxims of government; by precedents, morals and customs, from whence is formed a general spirit that takes rise from these.” (Montesquieu 1748, 289).

Het thema in De L’esprit des lois dat het meest verband houdt met de onderzoeksvraag van deze verhandeling heeft betrekking op de eerder aangestipte relativiteit. Montesquieu zag dat samenlevingen, en daarmee staatsvormen en wetten, per definitie van elkaar moeten verschillen. Dit omdat de hiervoor genoemde factoren nooit gelijk zijn op hetzelfde moment. Dit betekende in de ogen van Montesquieu dus dat de wetten niet gelijk konden zijn en dat er tevens geen autoriteit bestond om te oordelen over wetten van een andere samenleving (buiten de evidente zaken die moreel verwerpelijk zijn). In Montesquieu’s woorden zouden wetten van een samenleving toepasbaar zijn in andere samenleving alleen als deze aangepast zouden worden aan de specifieke vereisten van die samenleving (Montesquieu 1748, 105):

“adapted in such a manner to the people for whom they are made, as to render it very unlikely for those of one nation to be proper for another. They should be relative to the nature and principle of the actual or intended government (...) they should be relative to the climate (...) in fine they have relations amongst themselves, as also with their origin, with the object of the legislator, and with the order of things on which they are established, in all which different lights they ought to be considered”

(23)

Deze notitie bracht in Montesquieu een enorme honger naar travel writing teweeg om de diversiteit in de verschillende samenlevingen, de relaties tussen wetten en de lokale omstandigheden en de gevolgen daarvan voor de staatsinrichting, te analyseren. Andere bronnen die daartoe instrumenteel konden zijn, waren nog niet voorhanden in zijn tijd. De bibliotheek van Montesquieu in zijn Kasteel La Brède werd voor hem een middel om de wereld van buiten Europa binnen handbereik te halen. Uit deze travel writing leerde Montesquieu de waarde van de relativiteitsleer. Zijn Lettres persanes vormen een sterke les in beeldvorming. Wat de ene cultuur als volstrekt normaal beschouwd, kan een verschrikking betekenen voor mensen in een andere cultuur. Twee mensen van dezelfde cultuur hebben per definitie al een andere perceptie van hetzelfde object of idee. Laat staan twee mensen van een andere cultuur.

Uit het bovenstaande kan geconstateerd worden dat de boeken die Montesquieu gebruikte in zijn bibliotheek om een beeld te vormen van andere culturen voor een belangrijk deel bestonden uit travel writing. De summiere bronnen die Montesquieu voorhanden had in de 18de eeuw staan in schril contrast met de bronnen die nu voorhanden zijn. Tel hierbij op de

centrale rol die een bepaald toonaangevend travel writing stuk kon hebben, zoals is uitgelegd aan de hand van Von Herberstein’s invloedrijke reisverslag in het vorige hoofdstuk. Dan is het dus interessant te bezien welke bronnen Montesquieu gebruikte om een bepaalde samenleving te analyseren en deze af te zetten tegen de thans beschikbare travel writing over die tijd. Deze verhandeling beperkt zich tot het beeld van Rusland dat wordt gebruikt door Montesquieu in De L’esprit des lois, in de wetenschap dat hij Rusland zelf nooit heeft aangedaan.

3.3 Beeld van Rusland in De L’esprit des lois

In De L’esprit des lois dicht Montesquieu ieder land een general spirit toe. Simpel gezegd betekent dit dat ieder land zijn eigen karakter heeft, dat een resultante is van eeuwen van ontwikkelingen en beïnvloed wordt door religie, klimaat, wetten, de overheid en lokale gebruiken en gewoontes (Montesquieu 1748, 289). Durkheim zou zeggen dat elk land in vergaande mate gedetermineerd is. Niet voor niets schreef Durkheim zijn dissertatie over Montesquieu (Baudet en Visser 2011, 11). Montesquieu behandelt de general spirit van de ijdele Fransen tot de trotse Spanjaarden. De Russen worden uiteraard ook door Montesquieu behandeld en de beschrijving van de general spirit, evenals de Tsaar en de Russen zelf, is overwegend negatief. Zo zouden ze onder meer geen eergevoel hebben (Montesquieu 1748,

(24)

28) en heel volgzaam zijn, zoals verderop zal worden uiteengezet. Dit geldt ook voor de Russische adel, die zijn verworden tot slavernij door het toedoen van een van hun prinsen. Toch geeft Montesquieu hierbij aan dat dit niet eigen is voor de adel en dat dit blijkt uit hun onvrede en ongeduldigheid (Montesquieu 1748, 277).

Rusland wordt geïntroduceerd in De L’esprit des lois tijdens de bespreking van de verschillende staatsvormen, onder het kopje despotisme. Voor Montesquieu geldt voor despoten “the principle of despotic government is subject to a continual corruption, because it

is in its very nature corrupt.” (Montesquieu 1748, 175). Bij de bespreking van despotisme

gebruikt Montesquieu steevast Rusland als voorbeeld in zijn boek. Dit is uiteraard al een beeldbepalende keuze. Montesquieu bekritiseert allereerst het opvolgingsprincipe dat volgens hem arbitrair is – de Tsaar mag iemand aanwijzen, van eigen bloed of daarbuiten – en dat is volgens hem een bron voor vele onrusten (Montesquieu 1748, 146). Dit hoort evenwel bij de natuur van het despotisme, waarin het volk op geen enkele wijze invloed kan uitoefenen op de troonopvolging.

Bij de behandeling van het strafrecht onder despoten wordt steeds duidelijker welk beeld Montesquieu van despotisme heeft: “one is so unhappy that one fears death more than

one cherishes life; therefore, punishments should be more severe there” om even verderop dit

toe te passen op Rusland: “In Russia where the punishment of robbery and murder is the

same, they always murder. The dead, say they, tell no tales.” (Montesquieu 1748, 161). Een

barbaarse opvatting over de Russen. Verder doet hij nog duidelijkere uitspraken over het beeld dat hij van Russen heeft wanneer hij de oorsprong van slavernij behandelt en refereert aan Perry16 als hij stelt dat “the Muscovites sell themselves very readily; their reason for it is

evident; their liberty is not worth keeping.”

Tevens geeft Montesquieu te kennen dat hij de toenmalige Tsaar Peter de Grote niet hoog had zitten als hij hem “the most barbarian of all men” noemt (Montesquieu 1964, 411). Montesquieu geeft op meer plaatsen in De L’esprit de lois zijn lage dunk van Tsaar Peter de Grote weer. Zo heeft hij geen goed woord over voor de wet die Russen verplicht stelt hun baard af te scheren en hun kleding in te korten. Een heerser hoort niet de gebruiken van een bevolking te veranderen middels wetgeving (Montesquieu 1748, 293). Hiermee plaatst Montesquieu de hervormingsagenda van Tsaar Peter de Grote in een ander daglicht dan de meesten van zijn tijdsgenoten, zoals later zal worden toegelicht.

                                                                                                               

16 Perry zijn The State of Russia Under the Present Czar is de meest gebruikte travel literature in De L’esprit de

(25)

Vervolgens stelt Montesquieu dat despotisme toebehoort aan Azië en eigenlijk lands’ vreemd is in Rusland: “their manners being at that time foreign to the climate; and these having been

introduced amongst them by conquest, and by a mixture of nations.” (Montesquieu 1748,

293). Hier worden met name de Tataarse overheersers bedoeld. Poe vat Montesquieu samen en stelt dat hij van mening was dat juist de vreemde mogendheid die honderden jaren lang de dienst uitmaakte, ervoor zorgde dat de hervormingsagenda van Tsaar Peter de Grote gemakkelijker uitgevoerd kon worden, omdat deze aansloot bij de Europese gebruiken die beter pasten bij het klimaat van Rusland (Poe 2000, 193-194). Volgens Montesquieu gaf Tsaar Peter de Grote “the mores and manners of Europe to a European nation” (Montesquieu 1748, 316).

Montesquieu sluit met het beeld dat hij geeft van Rusland volledig aan bij het traditionele beeld dat bestond van Rusland als despotisme met een Tsaar die heerste over zijn slaafse onderdanen. Waarin hij wel vernieuwend is, is dat hij de eerste is die een verklaring geeft voor het voortbestaan en de stabiliteit van despotisme in Rusland aan de hand van een culturele en historische verklaring. Adamovsky wijst nog op een andere mogelijke verklaring voor het bestaan, of in ieder geval het blijven bestaan, van despotisme in Rusland aan de hand van het werk van Montesquieu (Adamovsky 2006, 34). Rusland heeft geen middenstand en geen instituten die er in een monarchie voor zorgen dat ook de heersers gebonden zijn aan bepaalde wetten. Dus geen systeem van checks and balances zouden wij nu zeggen. Dit missende element vormde de hoeksteen van Montesquieu zijn gedachtengoed.

3.4 Ontvangst van De L’esprit des lois

Het werk van Montesquieu staat inmiddels bekend als baanbrekend en zijn erfenis strekt zich uit van de sociologie tot de hedendaagse rechtstaat17. De reacties in zijn eigen tijd waren minder eenduidig. Hier zullen de reacties van een drietal groepen bekeken worden. Allereerst zijn het zijn (wetenschappelijke) tijdsgenoten die commentaar geven op Montesquieu’s werk. Hiernaast roert de Kerk zich op zodanige wijze dat Montesquieu zich zelfs geroepen voelt om hier publiekelijk op te reageren. Voor dit onderzoek is ook interessant of en zo ja hoe er in Rusland is gereageerd op het werk van Montesquieu. Volgens Adamovsky droeg Montesquieu zelfs bij tot de Europeanisering van Rusland zonder dat hij zich dat gerealiseerd heeft (Adamovsky 2006, 34).

                                                                                                               

17 Zie voor een recente studie naar de erfenis van Montesquieu bijvoorbeeld de verzamelde werken Montesquieu

(26)

Om met de eerste groep te beginnen: Montesquieu’s tijdsgenoten en geestverwanten hebben veel waardering voor zijn werk. Uiteraard zijn Montesquieu zijn naasten en vrienden lyrisch over het boek18. Zo stelt de Franse filosoof Helvétius over het werk “le plus grand, le plus bel

ouvrage du monde” (Shackleton 1961, 356). Maar de waardering blijft niet beperkt tot

Frankrijk. Zo richt de Zwitserse wetenschapper Bonnet een brief aan Montesquieu waarin hij de invloed van De L’esprit des lois onomstotelijk vaststelt: “Newton discovered the laws of

the material world. You, Monsieur, have discovered the laws of the intelligent world.”19 Toch steekt al gauw felle kritiek op uit de hoek van de Kerk.

Jansenieten en Jezuïeten hebben kritiek op de losse manier waarop Montesquieu over religie schrijft. Volgens hen is Montesquieu te weinig orthodox in zijn opvattingen (Baudet en Visser 2011, 8). De eerste aantijgingen verschijnen al in het jaar na de publicatie van De

L’esprit des lois. Waar de eerste aantijgingen kwamen van de Jezuïeten, namen de

Jansenieten het daarna over, vanwege de goede relatie die Montesquieu met vele Jezuïeten had. Ze betichtten Montesquieu van Spinozisme en van deïsme (Shackleton 1961, 359-360). Het eerste kon in die tijd gelijkgeschakeld worden met atheïsme. Dit deed Montesquieu ertoe bewegen zijn Défense de L’esprit de lois te schrijven waarin hij beide claims weerlegt. Sommigen zien in dit werk Montesquieu zijn top bereiken, erudiet zonder weerga en in zijn weerwoord neemt hij niets terug van zijn De L’esprit des lois (Shackleton 1961, 362). Een logisch gevolg hiervan was dat de kritiek verder werd gestimuleerd, wat er uiteindelijk ook toe heeft geleid dat het boek in 1751 door de Rooms katholieke kerk op de lijst voor verboden boeken – de index of voluit index librorum prohibitum – werd geplaatst (Shackleton 1961, 375). Tot een officiële vermaning door de Franse overheid kwam het overigens niet.

Toch was de literaire vervolging die Montesquieu oogstte er één van ongekende proporties en de censuur van de Kerk raakte Montesquieu diep, die zijn hele leven altijd bedacht was geweest op het voorkomen van een dergelijke confrontatie (Shackleton 1961, 366). Een onbedoelde doorwerking heeft De L’esprit des lois op Rusland en op het filosofisch debat in Frankrijk. De ontvangst in Rusland van zijn boek is opzienbarend. Tsarina Catharina de Grote was een groot fan van Franse filosofen en bekend was dat ze vele werken had bestudeerd, van Diderot tot Voltaire (Dixon 1999, 218). Maar de meeste indruk maakte Montesquieu en aan de hand van zijn werk publiceerde ze in 1767 haar Nakaz20. Dit kan                                                                                                                

18 Zie voor een overzicht van de reactie van zijn tijdsgenoten en vrienden Shackleton (1961).

19 Charles Bonnet, brief aan Montesquieu van 14 november 1753 opgenomen in Oeuvres complètes (Oxford:

Voltaire Foundation, forthcoming), III, 1478.

(27)

gezien worden als een baanbrekend wetsstuk voor haar tijd, waaruit duidelijk blijkt dat ze Montesquieu’s De L’esprit des lois goed heeft bestudeerd. Wel gaf ze haar eigen draai eraan en haar invulling wordt thans gezien als een constitutionele vorm van despotisme (Gorbatov 2006, 45-55).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Voor de ontwikkeling van de bedrijvigheid, in het bijzonder voor nieuw aan te trekken bedrijven van buiten de gemeente en voor bedrijven die op hun huidige locatie te krap in

Voor Küng be- tekent dat dat hij de echte, gruwelijke dood van Jezus als ontwijfelbaar uitgangspunt neemt, aansluiting zoekt bij de oervragen van het onder- zoek naar

Debat is gaande of deze techniek door derden gebruikt kan worden, maar het dient gezegd te worden dat de beeldkwaliteit van deze machines zeer beperkt is, en dat een goede scholing

Steeds meer waarnemingen An- derzijds duiden deze gegevens, samen met alle andere waarnemingen, ontegenspreke- lijk op lokale vestiging – terwijl we daarover, tot minder dan

In dit opstel be- nadrukte de Raad van State dat de Nederlandse rechter, ook in deze opzienbarende uitspraken, géén ‘eigen agenda’ volgt, maar, in overeenstem- ming met zijn plaats

 We hebben crisis.nl niet nodig; eigen website is voldoende toegerust op noodsituaties  Als we crisis.nl willen gebruiken, is dat ook zonder regels of protocol snel geregeld 

De dichter Paul Haimon droeg Oote onder veel hilariteit voor, begeleid door een jazzbandje, en was waarschijnlijk zo onder de indruk van zijn eigen succes dat hij het