• No results found

Psychopathie en liegen : de eenvoud van liegen en compulsief liegen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Psychopathie en liegen : de eenvoud van liegen en compulsief liegen"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Psychopathie en Liegen

De Eenvoud van Liegen en Compulsief Liegen

Mastherthese

Naam : Rachelle van Berkum

Student : 10001015

Begeleider : Bruno Verschuere

Opleiding : Master Forensische Klinische Psychologie

(2)

2

Abstract

In de literatuur is steeds meer aandacht voor de relatie tussen psychopathie en liegen, echter is hier nog te weinig over bekend. Inzichten in deze relatie zouden kunnen bijdragen aan het

diagnostisch proces, risicotaxatie en risicomanagement bij psychopathische patiënten. Het doel van deze studie is te onderzoeken of psychopathie gepaard gaat met eenvoudig liegen en compulsief liegen. Dit wordt onderzocht in een forensische populatie (n = 52) waarbij scores op twee

psychopathie instrumenten (Youth Psychopathic trait Inventory, en de Psychopathy Checklist Revised) vergeleken worden met de scores van een leugentaak (aanpaste Sheffield Lie Test). Een belangrijke uitbreiding op eerder onderzoek is de inclusie van keuzetrials op de Sheffield Lie Test. Deelnemers starten met een bedrag van vijf euro en verliezen geld bij een traag of fout respons. Gezien liegen lastiger is dan de waarheid spreken en trage en foutieve responsen bestraft worden, biedt de keuze voor liegen een maat voor compulsief liegen. Het idee is dat individuen die compulsief liegen blijven liegen ondanks de negatieve consequenties. De resultaten repliceren eerder onderzoek en tonen aan dat liegen meer tijd kost en minder nauwkeurig is dan het vertellen van de waarheid. Huidig

onderzoek heeft geen relatie kunnen aantonen tussen de mate van psychopathische trekken en de eenvoud van liegen. Wel wordt aangetoond dat psychopathie gepaard gaat met compulsief liegen. Bij psychopathische patiënten is het aan te raden meer voorzichtigheid te bieden bij het formuleren van beslissingen met betrekking tot het diagnostisch proces, risicotaxatie, en risicomanagement gezien zij eerder geneigd zijn compulsief te liegen.

(3)

3

Introductie

‘’Beter gekwetst door de waarheid dan getroost door een leugen’’ (Khaled Hosseini)

Psychopathie

De prototypische psychopaat, omschreven door Hare (1999) in zijn boek, Without

Conscience, is glad en oppervlakkig, egocentrisch, heeft een gebrek aan schuldgevoel en empathie, is misleidend en manipulatief, impulsief, heeft een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en

vertoont antisociaal gedrag. Psychopathie is een persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt door een constellatie van afwijkende interpersoonlijke, affectieve en gedragsmatige eigenschappen (Cooke & Michie, 2001; Hare, 2003). De stoornis wordt gekarakteriseerd door een arrogante en misleidende interpersoonlijke stijl, gebrekkige affectieve ervaringen en een impulsief onverantwoordelijke

gedragsstijl (Cooke & Michie, 2001). Individuen met deze persoonlijkheidsstoornis hebben een sterke minachting voor maatschappelijke regels en de rechten van anderen (Cambell, Porter, & Santor, 2004).

Belangrijke kenmerken van psychopathie zijn liegen, manipuleren, misleiden en bedrog (Hare, Forth, & Hart, 1989). Een vooraanstaand psychopathie onderzoeker noemt liegen, bedriegen en manipulatie zelfs de natuurlijke talenten van individuen met psychopathie (Hare, 1999). Tevens benoemt hij dat psychopathische individuen zelden in verlegenheid worden gebracht wanneer zij betrapt worden op een leugen en het verhaal of de feiten zodanig verdraaien dat deze passen in het verhaal. Individuen met psychopathische trekken zijn trots op deze vaardigheden en zullen erkennen dat zij de beste zijn in het vertellen van leugens (Hare, 1999; Klaver, Lee, & Hart, 2007).

Psychopathie wordt gezien als een dimensionaal construct (Edens, Lilienfeld, Marcus, & Poythress, 2006). Dit houdt in dat iedereen in meer of mindere mate psychopathische trekken kan bezitten. Een van de bekendste testen die gebruikt wordt voor het meten van psychopathische trekken is de Psychopathy Checklist-Revised (PCL-R, Hare 1990, 2003). Aan de hand van een semigestructureerd interview en dossierinformatie worden psychopathische trekken vastgesteld.

(4)

4 Tevens kunnen psychopathische trekken met een zelfrapportage vragenlijst worden gemeten. De Youth Psychopathy traits Inventory (YPI, Andershed, Kerr, Stattin, & Levander, 2002) is hier een voorbeeld van. Hoewel er in de literatuur scepticisme heerst over het gebruik van zelfrapportage instrumenten bij psychopathische individuen, blijkt uit onderzoek dat psychopathische individuen in staat zijn psychopathische trekken bij zichzelf te herkennen en deze willen erkennen op

zelfrapportage vragenlijsten (Miller, Jones, & Lynam, 2010; Ray et al., 2013; Watts et al., 2015).

Liegen

Misleiding en bedrog worden omschreven als het opzettelijk en doelbewust misleiden van een ander persoon (Levine, 2014). Liegen is een vorm van misleiding waarbij de leugenaar

doelbewust valse informatie aan de ander verstrekt met de intentie dat deze informatie op de waarheid berust (Levine, 2014; Mahon, 2008). Liegen kan ook een pathologische vorm aannemen, waarbij een individu herhaaldelijk en compulsief valse verhalen blijft vertellen (Dike, Baranoske, & Griffith, 2005). Het is de vraag of pathologisch liegen altijd bewust is en of er controle is over het vertellen van leugens. Vaak is bij pathologisch liegen een externe beloning afwezig en lijkt het liegen een doel op zichzelf, zelfs als dit negatieve consequenties met zich mee brengt (Dike et al., 2005; Hare et al., 1989).

Hoewel in sommige situaties liegen gezien wordt als deviant gedrag, wordt het vertellen van leugens ook als een normaal component gezien van de menselijke sociale interactie (Spence et al., 2001). Iedereen vertelt wel eens een leugentje (De Paulo, Kashy, Kirkendol, Wyer, & Epstein, 1996). Dit zijn vooral white lies of sociale leugens, kleine leugens om anderen (‘’je nieuwe trui is mooi’’) en zichzelf (‘’ik fantaseer nooit over anderen’’) in een positiever daglicht te zetten (Granhag &

Stromwall, 2004; Serota & Levine, 2014). De focus in de forensische psychologie ligt voornamelijk op de grote serieuze leugens. Uit recentelijk onderzoek blijkt dat het grootste aandeel van deze leugens voornamelijk wordt verteld door enkele frequente leugenaars (Halevy, Shalvi, & Verschuere, 2014; Serota & Levine, 2014). Een leugentje om eigen bestwil komt bij iedereen wel eens voor, maar de

(5)

5 serieuze leugens die grote financiële-, maatschappelijke- en/of emotionele kosten met zich

meebrengen lijken door een kleine groep leugenaars vertelt te worden.

In de literatuur is er veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen liegen en het brein (Abe, 2011; Gombos, 2006; Seron, 2014; Spence et al., 2001; Spence et al., 2008). Met name lijkt de prefrontale cortex een belangrijke rol te spelen bij het liegen. Liegen is, in vergelijking met de waarheid spreken, geassocieerd met een hogere activatie in de prefrontale cortex (Jiang, Liu, Liao, Prong, Tang, & Wang, 2013). Het executief functioneren is een centraal cognitief component die belangrijk is bij het liegen (Gombos, 2006; Seron, 2014). De executieve functies zijn nodig voor de beslissing om te gaan liegen, het onderdrukken van de waarheid en het activeren van de leugen. Er zijn meerdere cognitieve processen zijn betroken bij liegen: moreel redeneren, theory of mind met betrekking tot gedachtes van het slachtoffer en perspectief nemen door het monitoren van responsen van zowel de leugenaar als het slachtoffer tijdens de interactie (Lisofsky, Kazzer, Heekeren, & Prehn, 2014; Spence et al., 2001; Spence et al., 2008). Verondersteld wordt dat een leugenaar met minstens twee dingen tegelijk bezig is: het construeren van de leugen en het onderdrukken van de waarheid.

De cognitieve processen die geassocieerd zijn met liegen lijken dan ook complexer dan de cognitieve processen die gerelateerd zijn aan het vertellen van de waarheid. Uit onderzoek blijkt dat het vertellen van leugens voor meer cognitieve belasting zorgt dan het vertellen van de waarheid (Caso, Gnisci, Vrij, & Mann, 2005; Granhag, Vrij, & Verschuere, 2014; Spence et al., 2001; Spence et al., 2004; Spence et al., 2008). Om dit te meten wordt vaak de Sheffield Lie Test (SLT, Spence et al., 2001; Spence & Kaylor-Hughes, 2008) gebruikt. De SLT is een taak waarbij de reactietijden en het aantal fouten voor zowel het vertellen van de waarheid als voor het vertellen van een leugen gemeten wordt. Uit de resultaten van diversie studies blijkt dat individuen liegen moeilijker vinden dan het vertellen van de waarheid (Fullam, McKie, & Dolan, 2009; Nunez, Casey, Egner, Hare, & Hirsch, 2005, Spence et al. 2001; Verschuere, Spruyt, Meijer, & Otgaar, 2011). Dit uit zich in een

(6)

6 langere reactietijd en het maken van meer fouten tijdens het liegen. Liegen kost, in tegenstelling tot het vertellen van de waarheid, meer tijd en is minder nauwkeurig.

Recentelijk onderzoek heeft aangetoond dat de capaciteit van het liegen vergroot kan worden door frequent te liegen (Bockstaele et al., 2012; Verschuere et al., 2011). Het oefenen in het vertellen van leugens lijkt het liegen eenvoudiger te maken en het frequent vertellen van de

waarheid het liegen moeilijker te maken. In overeenstemming met hersenonderzoek blijkt dat getrainde leugenaars minder hersenactiviteit laten zien tijdens het vertellen van een leugen dan beginnende leugenaars (Jian et al., 2013). De gewoonte om frequent te liegen lijkt het liegen eenvoudiger te maken.

Psychopathie en Liegen

Individuen met psychopathie worden gekenmerkt door een sterke minachting voor de waarheid, in zoverre mate dat bedrog als een definiërend kenmerk wordt gezien van het syndroom (Porter & Woordworth, 2006). Het blijkt dat manipulatieve mensen meer leugens vertellen, het gemakkelijk vinden om te liegen, weinig schuldgevoel ervaren en er vertrouwen in hebben dat zij anderen succesvol kunnen misleiden (Gozna, Vrij, & Bull, 2001; Kashy & De Paulo, 1996).

Billings (2004) toonde aan dat psychopathie gepaard gaat met het succesvoller kunnen misleiden van andere individuen. In zijn onderzoek konden deelnemers geen onderscheid maken tussen valse- en op waarheid beruste beweringen van individuen met hoge psychopathie scores. Individuen met hoge niveaus van psychopathische trekken bleken geloofwaardiger in het vertellen van een leugen. Uit de studie van Porter, ten Brinke, Baker en Wallace (2011) blijkt dat

psychopathische trekken, voornamelijk hoge niveaus van interpersoonlijke manipulatie, gerelateerd zijn aan misleiden. Individuen met psychopathische trekken lijken bijzonder bedreven in het

verbergen van inconsistenties in emotionele gezichtsuitdrukkingen (emotional leakage). De auteurs beargumenteren dat deze vaardigheid ertoe kan leiden dat psychopathische individuen effectief kunnen manipuleren en misleiden.

(7)

7 Andere studies naar het verband tussen liegen en psychopathie vonden dat psychopathie gerelateerd is aan een algemene tendens tot liegen (Seto, Khattar, Lalumière, & Quinsey, 1997). Uit meer recentelijk onderzoek blijkt dat psychopathie gepaard gaat met de neiging te liegen voor het verhogen van de zelfpresentatie, liegen voor beloningen en het beleven van plezier aan het liegen (Spidel, Hervé, Greaves, & Yuile, 2011). Tevens blijkt dat psychopathie positief gerelateerd is aan de frequentie leugens, het ervaren van positieve emoties tijdens het liegen, het aantal leugens zonder duidelijke reden en de zelfgerapporteerde vaardigheid van het liegen (Halevy et al., 2014; Baughman, Jonason, Lyons, & Vernon, 2014; Jonason, Lyons, Baughman, & Vernon, 2014).

Echter zijn er ook een aantal studies die geen verband tussen psychopathie en liegen hebben kunnen aantonen. Zoals de studie van Hoffman, Diedenhofen, Verschuere en Musch (2015). In hun online studie konden participanten geld verdienen door drie anagram taken op te lossen. Echter was één van die anagrammen onoplosbaar. Na de taak kregen de participanten de vraag hoeveel

anagrammen zij hadden opgelost. Als er aangeven werd dat er drie taken waren opgelost was dit een leugen en werd er valsgespeeld. Vervolgens kregen zij een vraag of ze eerlijk geantwoord hadden. Uit de resultaten bleek psychopathie niet gerelateerd was aan valsspelen en bleek psychopathie niet gerelateerd aan het liegen over het valsspelen. Ook in de studie van Verschuere, Crombez, Koster en Clercq (2007) werd er geen verband gevonden. In hun studie naar de validiteit van een

leugendetectortest werden deelnemers, gedetineerden en vrijwilligers, gevraagd een

leugendetectortest te verslaan door informatie te verbergen. Uit de resultaten bleek er geen verband tussen psychopathie en het effectief kunnen misleiden van een leugendetector. Psychopathische individuen waren niet beter in het verslaan van de leugendetector dan de vrijwilligers. De leugendetector kon efficiënt de leugens van de psychopathische individuen detecteren.

Zover bekend zijn er twee eerdere onderzoeken uitgevoerd naar de relatie tussen de mate van psychopathie en de eenvoud van liegen (Fullam et al., 2009; Nunez et al., 2005). In deze studies werden de reactietijden van een leugentaak, gebaseerd op de Sheffield Lie Test, vergeleken met psychopathie scores van een zelfrapportagevragenlijst, de Psychopathic Personality Inventory (PPI,

(8)

8 Lilienfeld & Andrews, 1996). Echter hebben deze studies geen verband kunnen aantonen. Mogelijk is er geen relatie gevonden als gevolg van een kleine steekproefgrootte. Aan het onderzoek van Nunez et al., (2005) namen 20 deelnemers deel en aan het onderzoek van Fullam et al. (2009) 24

deelnemers. Tevens selecteerde Fullam et al., (2009) deelnemers met hoge psychopathie scores wat mogelijk geleid heeft tot beperkte variantie in de psychopathie scores.

Naar het verband tussen psychopathie en compulsief liegen is, zover bekend, één studie gedaan (Spidel et al., 2011). Compulsief liegen werd gemeten aan de hand van dossierinformatie en reviews. Leugens werden geïdentificeerd door naar tegenstrijdigheden tussen de uitspraken van de daders en de documenten te kijken. De onderzoekers vonden geen relatie tussen psychopathie en compulsief liegen. Mogelijk is er geen verband gevonden vanwege de gebruikte methode en heeft deze methode compulsief liegen onvoldoende kunnen meten.

Huidig onderzoek

In de literatuur is er steeds meer aandacht voor de relatie tussen psychopathie en liegen. Echter is er nog te weinig over bekend. Is psychopathie gerelateerd aan eenvoudig liegen en compulsief liegen? Het doel van deze studie is om hier meer inzicht in te krijgen. Inzichten in de relatie tussen psychopathie en liegen zouden kunnen bijdragen aan het diagnostisch proces,

risicotaxatie en risicomanagement bij psychopathische patiënten. In TBS instellingen wordt namelijk de behandelingsvoortgang van de patiënt en de manier waarop de patiënt zich presenteert

meegenomen in de klinische inschatting van de kans op recidive, ook wel risicotaxatie genoemd (De Ruiter, 2008; Hanson & Morton-Bourgon, 2009). Helaas biedt professionele ervaring in het forensisch werkveld geen garantie voor immuniteit tegen manipulatie en bedrog, iets waar psychopathische patiënten frequent gebruik van maken (Hare et al., 1989). Zo blijkt uit onderzoek dat psychopathie gepaard gaat met een hogere kans op toekenning van voorwaardelijke invrijheidstelling (Porter, Brinke, & Wilson, 2009). Aangezien psychopathische patiënten er vaak baat bij hebben om te liegen, om bijvoorbeeld eerder vrij te komen, is meer inzicht in de relatie tussen psychopathie en liegen

(9)

9 wenselijk. Als namelijk blijkt dat psychopathische patiënten eenvoudiger en/of compulsiever liegen, zou dit een reden kunnen zijn om minder vertrouwen te hechten aan de uitspraken van de patiënt. Als er geen relatie tussen psychopathie en liegen wordt gevonden, betekent dit dat liegen voor psychopathische patiënten net zo veel moeite kost als voor niet-psychopathische patiënten.

Het beperkte aantal studies dat onderzoek heeft gedaan naar de relatie tussen psychopathie en de eenvoud van liegen, heeft geen verband kunnen aantonen (Fullam et al., 2009; Nunez et al., 2005). Dit was mogelijk het gevolg van een kleine steekproefgrootte en de selectie van deelnemers. In huidig onderzoek nemen forensische patiënten deel en wordt er niet geselecteerd op de mate van psychopathie.

Gezien psychopathie positief gerelateerd is aan de frequentie leugens (Baughman et al., 2014; Halevy et al., 2013; Jonason et al., 2014) en individuen die frequent gebruik maken van liegen, eenvoudiger liegen dan individuen die minder frequent liegen (Bockstaele et al., 2012; Verschuere et al., 2011), wordt een negatieve relatie verwacht tussen het niveau van psychopathische trekken en de eenvoud van liegen. Psychopathie lijkt tevens gerelateerd aan het vertellen van leugens zonder duidelijke reden (Jonason, et al., 2014). Dit zou mogelijk een teken van compulsief liegen kunnen zijn. Spidel et al. (2011) hebben hier onderzoek naar gedaan en vonden geen relatie tussen psychopathie en compulsief liegen. Dit is mogelijk te wijten aan de gebruikte methode, namelijk dossierinformatie en reviews. In huidig onderzoek wordt een aangepaste versie van de Sheffield Lie Test (SLT) gebruikt om compulsief liegen te meten. Een belangrijke uitbreiding op de SLT is de inclusie van keuzetrials. De deelnemers starten met een bedrag van vijf euro en verliezen geld bij een traag respons of foutief respons. Aangezien liegen moeilijker is dan de waarheid spreken en trage en foutieve responsen bestraft worden, biedt de keuze voor liegen een maat voor compulsief liegen. Er wordt een positieve relatie verwacht tussen de mate van psychopathie en compulsief liegen.

Eerdere bevindingen maken het aannemelijk dat psychopathie gepaard gaat met eenvoudig liegen en compulsief liegen. De eerste hypothese stelt dat individuen met hoge niveaus van

(10)

10 tweede hypothese stelt dat individuen met hoge niveaus van individuen trekken, in tegenstelling tot individuen met lage niveaus van psychopathische trekken, compulsiever liegen.

Methode

Participanten

In totaal hebben 52 mannelijke patiënten uit drie TBS instellingen in Nederland deelgenomen aan het onderzoek. Na controle op uitbijters, bleken deze niet aanwezig te zijn op de SLT (langzamer dan 2.5 SD van het gemiddelde) en kon de data van de gehele streekproef meegenomen worden in de analyses. De leeftijd van de steekproef lag tussen de 23 en 67 jaar met een gemiddelde leeftijd van 42.02 jaar (SD = 11.42). Participanten kregen een informatie brochure en werden gevraagd een informed consent te ondertekenen. Dit onderzoek was deel van een groter onderzoek waarbij de deelnemers meerde taken en vragenlijsten voorgelegd kregen. De participanten konden maximaal 20 euro verdienen met hun deelname.

Procedure

In totaal werden er zes taken aan de participanten voorgelegd, vier computertaken en twee vragenlijsten. De totale afname bedroeg ongeveer anderhalf uur. Voor de vraagstelling in het huidige onderzoek waren twee van deze taken relevant, de data van de overige taken zijn niet meegenomen in dit onderzoek. De eerste taak betrof het invullen van een zelfrapportage vragenlijst, de

Nederlandse versie van de Youth Psycopathic trait Inventory (YPI, Das & de Ruiter, 2003). Vervolgens werd er een leugentaak afgenomen, een aangepaste versie van de Sheffield Lie Test (SLT, Spence et al., 2001; Spence & Kaylor-Hughes, 2008). Beide taken werden uitgevoerd op een computer.

(11)

11

Materiaal

Zowel de YPI als SLT werden uitgevoerd op een computer met het programma Inquisit 4 van Millisecond Software (2014). De PCL-R scores werden uit de database van de desbetreffende kliniek overgenomen.

Youth Psychopathic trait Inventory (YPI). De Nederlandse vertaling van de YPI (Das & de

Ruiter, 2003) wordt gebruikt om de mate van psychopathische trekken te meten. De YPI is een zelfrapportage vragenlijst bestaande uit 50 items. Geantwoord wordt op een vierpunts Likertschaal ( 0 = helemaal niet van toepassing, 1 = een beetje van toepassing, 2 = redelijk van toepassing, 3 = heel erg van toepassing). De YPI bestaat uit 10 subdomeinen onderverdeeld in drie factoren: grandioos-manipulatief, emotionele-kilheid en impulsief-onverantwoordelijk. Voorbeeldvragen zijn: ‘’Het is makkelijk voor mij anderen te charmeren of te verleiden zodat ik van ze krijg wat ik wil’’, ‘’Ik ben in staat om geen spijt- of schuldgevoelens te hebben over dingen waarvan ik denk dat andere mensen wel spijt zouden hebben’’, ‘’Ik beschouw mijzelf als een behoorlijk impulsief persoon’’. Na het omscoren is de maximale score gelijk aan 150, hetgeen dat overeenkomt met een extreem hoog niveau aan psychopathische trekken. De minimum score is gelijk aan 0, dit komt overeen met een extreem laag niveau aan psychopathische trekken. De totaalscore wordt berekend aan de hand van sommatie van de scores op de subdomeinen. Eén van de subdomeinen in de leugenschaal bestaande uit vijf vragen, zie bijlage A. Hoewel de YPI ontwikkeld is voor het meten van psychopathische

trekken bij adolescenten, blijkt de YPI tevens succesvol voor het meten van psychopathische trekken bij hogere leeftijden (Forsman, Larsoon, Andersched, & Lichtenstein, 2003 aangehaald in Uzieblo, Verschuere, Bussche, & Crombez, 2010). Uit voorgaande studies blijkt de YPI een valide en

betrouwbaar instrument, de studies vinden een hoge Chronbach’s alpha voor de YPI totaalscore, α ≥ .7 (Hillege et al., 2010; Van Baardewijk et al. 2010; Uzieblo et al., 2010).

(12)

12

Psychopathie Checklist- Revised (PCL-R). De PCL-R scores werden overgenomen uit de

database van de desbetreffende kliniek. Een limitatie hierbij was dat er geen

interbeoordelaarsbetrouwbaarheid bekend was en de PCL-R facetscores ontbraken. De PCL-R is een checklist bestaande uit 20 items. Deze items worden gescoord door gecertificeerde psychologen aan de hand van een semigestructureerd interview en dossier informatie. Gescoord wordt in hoeverre het item in overeenkomst is met het individu (0 = afwezig, 1 = misschien aanwezig, 2 = aanwezig). De PCL-R bestaat uit vier factoren: interpersoonlijk, affectief, leefstijl en antisociaal (Hare & Neumann, 2005, 2008). Onder het interpersoonlijke factor vallen kenmerken als glad en oppervlakkig, een grandioos gevoel van eigenwaarde, pathologisch liegen en manipuleren. Gebrek aan berouw of schuldgevoel, oppervlakkige emoties, gebrek aan empathie en gebrek aan

verantwoordelijkheidsgevoel zijn kenmerken uit het affectieve factor. Onder de leefstijl factor vallen de kenmerken behoefte aan opwinding, impulsiviteit, onverantwoordelijk, gebrek aan realistische doelen en een parasitaire levensstijl. Kenmerken als gebrekkige gedragsregulering, vroegtijdige gedragsproblemen, jeugddelinquentie, schending van voorwaardelijke invrijheidstelling en

veelsoortige criminaliteit vallen onder het antisociale factor. Voorbeeld items zijn: ‘’sterk opgeblazen gevoel van eigenwaarde’’, ‘’ontbreken van emotionele diepgang’’, ‘’geen verantwoordelijkheid nemen voor eigen gedrag’’. De PCL-R heeft een maximum score van 40, hetgeen dat overeenkomt met hoge niveaus van psychopathische trekken. De minimum score van de PCL-R is gelijk aan 0, hetgeen dat overeenkomt met lage niveaus van psychopathische trekken.Uit de studie van Hildebrand et al., (2002) blijkt de Nederlandse vertaling van de PCL-R een valide en betrouwbaar instrument voor het meten van psychopathische trekken.

Sheffield Lie Test (SLT). De SLT (Spence et al., 2001; Spence & Kaylor-Hughes, 2008) is een

reactietaak waarmee de eenvoud van liegen wordt gemeten. Participanten krijgen door middel van een cue op het scherm de opdracht om te liegen of de waarheid te vertellen (W = waarheid, L = liegen). Vervolgens dienen de participanten te bevestigen of ze gaan liegen of de waarheid vertellen

(13)

13 door met de linkerhand een knop op het toetsenbord in te drukken (A = waarheid, S = Liegen). Hierbij speelt de reactiesnelheid geen rol. Hierop volgend verschijnen op het scherm eenvoudige vragen die met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoord kunnen worden. Elke participant krijgt dezelfde vragen (zie bijlage B). De participanten krijgen hier de opdracht zo snel mogelijk te reageren. De vragen worden

beantwoord door met de rechterhand een toets op het toetsenbord in te drukken (K = ja, L = Nee). De reactietijden voor het liegen en voor het vertellen van de waarheid worden gemeten. De reactietijd en het maken van fouten worden als index van cognitieve belasting gebruikt.

Compulsief liegen wordt gemeten met een aangepaste versie van de SLT. Een belangrijke aanvulling is de keuzemogelijkheid tussen liegen en de waarheid spreken. Wanneer de cue ‘?’ op het beeldscherm verschijnt, mogen participanten kiezen om de waarheid te spreken of om te gaan liegen. Hier gaat het niet om de reactiesnelheid maar enkel om het keuzegedrag (het percentage van de keuze voor liegen). Een belangrijk aspect hierbij is dat participanten maximaal 5 euro kunnen verdienen. Alle participanten starten met een bedrag van 5 euro maar verliezen geld bij een fout respons (-0,05 eurocent) of een te traag respons (-0,20 eurocent, reactietijd > 2000 milliseconden). Omdat liegen lastiger is dan de waarheid spreken en trage en foute responsen bestraft worden, biedt de keuze voor liegen een maat voor compulsief liegen. Het idee hierbij is dat individuen die

compulsief liegen blijven liegen ondanks de negatieve consequenties. Participanten starten met een oefenfase van 12 trials waarin de feedback ‘goed’ of ‘fout’ in beeld verschijnt bij een juist of onjuist respons op de vraag. Vervolgens start een tweede oefenfase met 12 trials waarin de feedback ‘sneller!’ in beeld verschijnt bij een te traag respons en ‘fout’ bij een onjuist respons. De derde fase is de testfase bestaande uit 120 trials (40 waarheid, 40 liegen, 40 keuzetrials ‘?’). Voorafgaand aan de testfase worden de participanten, middels informatie op het scherm, geïnformeerd dat men start met een bedrag van 5 euro en geld verliest bij een foutief of een te traag respons. In deze fase verschijnt de feedback ‘fout je verliest 5 cent’ of ‘te traag je verliest 20 cent’ op het scherm.

(14)

14

Data verwerking

De data van de SLT wordt bewerkt zoals in Verschuere et al. (2012). Om uitschieters te voorkomen worden reactietijden hoger dan 300 milliseconden op 300 gezet en reactietijden onder de 3000 milliseconden op 3000 gezet. Vervolgens wordt voor elke participant de gemiddelde reactietijd (milliseconden) en het aantal gemaakte fouten (%) berekend. De eenvoud van liegen wordt berekend door de reactietijden en het percentage van fouten op de leugentrials van de reactietijden en het percentage fouten op de waarheidtrials af te trekken. Een negatieve score weergeeft de eenvoud van liegen, een positieve score weerspiegelt de moeilijkheid van liegen.

Resultaten

Youth Psychopathic Trait Inventory (YPI) en Psychopathy Checklist Revised (PCL-R)

Er werd geen significante correlatie gevonden tussen de YPI scores en de PCL-R score, r = .14, p = .32. Opvallend is dat de gemiddelde totaalscore van de YPI in verhouding lager ligt dan

gemiddelde de score van de PCL-R, zie tabel 1. De chronbach’s alpha van de YPI totaalscore, factorscores en leugenschaal zijn hoog (α > .7).

Tabel 1

Gemiddelden, Standaard Deviaties en Chronbach’s alpha voor de YPI totaalscore, YPI leugenschaal, YPI Factorscores en de PCL-R

Test M (SD) α

YPI totaal score 85.29 (19.51) .92

YPI Leugen schaal 7.13 (2.48) .80

YPI Factor I: Grandioos-manipulatief 30.13 (8.58) .89

YPI Factor II: Emotionele-kilheid 26.19 (6.36) .76

YPI Factor III: Impulsief-onverantwoordelijk 28.96 (8.12) .84

(15)

15

Sheffield Lie Test (SLT), Eenvoud van liegen

In lijn der verwachting, werd met een paired t-test gevonden dat de reactietijden voor liegen (M = 1528, SD = 280) significant hoger liggen dan de reactietijden voor het vertellen van de waarheid (M = 1414, SD = 247), t(51) = 5.98, p < .05, d = 0.43. mogelijTevens bleek uit een paired t-test dat er significant meer fouten werden gemaakt op de leugentrials (M = 33.95, SD = 14.54) dan op de waarheidstrials (M = 19.98, SD = 14.49), t(51) = 7.13, p <.05, d = 0.93. De gemiddelde score voor de eenvoud van liegen is positief (M = 101, SD = 137), dit weerspiegelt de moeilijkheid van het liegen.

Aangepaste SLT, Compulsief liegen

Op de keuzetrials, waar proefpersonen de keuze kregen tussen liegen of de waarheid spreken, bleek een sterkere voorkeur voor de keuze waarheid dan voor de keuze liegen. Gemiddeld werd op 77.12 procent van keuzetrials gekozen voor de waarheid (SD = 28.31).

Gemiddeld verdienden de participanten 1.78 euro op de aangepaste versie van de SLT (SD = 1.44, range: 0.00 - 4.45 euro).

Potentieel storende variabelen

Met een spearman’s rho correlatietoets werd onderzocht of de variabelen leeftijd en IQ invloed hebben op zowel de voorspellers (YPI scores en PCL-R score) als op de uitkomstmaten

(eenvoud van liegen en compulsief liegen). Er bleek geen significante correlatie tussen de variabelen, leeftijd en IQ bleken geen storende variabelen, zie Tabel 2.

(16)

16 Tabel 2

Spearman’s Rho Correlatie tussen YPI Totaalscore, PCL-R Score, Eenvoud van Liegen, Compulsief Liegen en Leeftijd en IQ

Leeftijd IQ

YPI totaalscore -.15 -.05

PCL-R score .10 -.22

Eenvoud van liegen .13 -.01

Compulsief liegen .10 -.08

*p <.05

Mate van psychopathie en de eenvoud van liegen

Met een spearman’s rho correlatie werd de relatie tussen de mate van psychopathie en de eenvoud van liegen onderzocht, de resultaten zijn weergeven in Tabel 3. De resultaten uit dit onderzoek kunnen geen relatie bevestigen tussen het niveau van psychopathische trekken en de eenvoud van liegen.

Mate van psychopathie en compulsief liegen

De resultaten van de correlatie analyse staan weergeven in Tabel 3. De keuze voor liegen op de keuzetrials bleek positief gecorreleerd aan de YPI totaalscore (zie Figuur 1), de scores op de YPI leugenschaal (zie Figuur 2) en de scores op Factor I van de YPI (zie Figuur 3). Hoe hoger het niveau van psychopathische trekken gemeten met de YPI, hoe hoger het percentage voor de keuze liegen.

Met een spearman’s rho werd tevens een significante negatieve relatie gevonden tussen de keuze te gaan liegen en het verdiende bedrag, r = -.32, p < .05. Hoe hoger het percentage liegen op de keuzetrials hoe lager het uitbetaalde bedrag, zie Figuur 4. De keuze liegen bleek gerelateerd aan een negatieve consequentie namelijk het verliezen van geld.

(17)

17 Tabel 3.

Spearman’s Rho Correlatie tussen YPI Scores, PCL-R Score, Eenvoud van Liegen, Compulsief Liegen en Uitbetaald Bedrag YPI totaal

score

YPI Leugen schaal

YPI Factor I YPI Factor II YPI Factor III PCL-R Eenvoud van liegen

Compulsief liegen

Uitbetaald bedrag YPI totaal score -

YPI Leugen schaal .73** -

YPI Factor I .87** .78** -

YPI Factor II .65** .43** .47** -

YPI Factor III .58** .58** .64** .30* -

PCL-R .14 .09 .12 -.01 .26 -

Eenvoud van liegen -.07 -.02 -.15 -.18 .12 .21 -

Compulsief liegen .27* .38** .40** .19 .13 .04 -.26 -

Uitbetaald bedrag -.15 -.19 -.18 -.12 -.09 -.14 -.13 -.32 -

*p < .05, **p < .01

Noot. YPI = Youth Psychopathic trait Inventory, YPI Factor I = Grandioos-Manipulatief, YPI Factor II = Emotionele-kilheid, YPI Factor III = Impulsief-onverantwoordelijk, PCL-R = Psychopathy Checklist Revised

(18)

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 0 5 10 15 20 Perc en ta ge keu ze lie ge n YPI leugenschaal 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 50 70 90 110 130 150 Perc en ta ge keu ze le ige n YPI totaalscore 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 15 25 35 45 Perc en ta ge keu ze lie ge n

YPI Factor I: Grandioos-Manipulatief

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 0 1 2 3 4 5 Pere n ta ge keu ze le ige n Uitbetaald bedrag

r = .27 p < .05 r = .38 p < .01 r = -.32 p < .05 r = .40 p < .01 Figuur 1. De associatie tussen Youth Psychopathic trait Inventory (YPI) totaalscore en percentage keuze liegen op de keuzetrials.

Figuur 2. De associatie tussen Youth Psychopathic trait Inventory (YPI) leugenschaal en percentage keuze liegen op de keuzetrials.

Figuur 3. De associatie tussen Youth Psychopathic trait Inventory (YPI) Factor I en percentage keuze liegen op de keuzetrials.

Figuur 4. De associatie tussen het uitbetaalde bedrag in euro’s en percentage keuze liegen op de keuzetrials.

(19)

19 Discussie

In het huidige onderzoek werd onderzocht of de mate van psychopathie invloed heeft op de eenvoud van liegen en gerelateerd is aan compulsief liegen. De resultaten betreft de eenvoud van liegen repliceren de resultaten uit eerder onderzoek en tonen aan dat liegen meer cognitief

belastend is dan het vertellen van de waarheid. De mate van psychopathie bleek niet gerelateerd aan de eenvoud van liegen. In lijn der verwachting werd er wel een verband gevonden tussen de mate van psychopathie en compulsief liegen.

Consistent aan de bevindingen uit eerdere onderzoeken naar de eenvoud van liegen, bleek dat liegen meer tijd kost en minder nauwkeurig is dan het vertellen van de waarheid. Mogelijk is er een andere verklaring voor het gevonden resultaat, namelijk het aantal waarheidstrials. In dit onderzoek werd er gemiddeld op 77% van de keuzetrials gekozen om de waarheid te vertellen. Hiermee waren er in totaal een groter aantal waarheidstrials dan leugentrials en spraken deelnemers frequenter de waarheid dan een leugen. Uit het onderzoek van Bockstaele et al.,( 2012) en

Verschuere et al., (2011) blijkt dat het frequent vertellen van de waarheid het vertellen van een leugen moeilijker maakt. Mogelijk heeft dit effect ertoe geleid dat het liegen moeilijker werd en daarmee geleid tot het gevonden resultaat. Dit effect zou tevens kunnen verklaren waarom er geen verband is gevonden tussen de mate van psychopathie en de eenvoud van liegen. Verwacht werd dat individuen met hoge niveaus van psychopathische trekken eenvoudiger zouden liegen dan individuen met lagere niveaus van psychopathische trekken. Mogelijk was het effect van frequenter de

waarheid spreken sterker dan de invloed van psychopathische trekken op de eenvoud van liegen. In vervolgonderzoek zou men hier rekening mee kunnen houden door bijvoorbeeld het aantal

waarheids- en leugentrials gelijk te houden. Wanneer een deelnemer op de keuzetrials vaker voor de waarheid kiest zou men dit kunnen compenseren door meer leugentrials aan te bieden.

Het is ook mogelijk dat psychopathie niet gepaard gaat met eenvoudig liegen en dat liegen voor psychopathische patiënten net zo cognitief belastend is als voor niet-psychopathische

(20)

20 al., 2009; Nunez et al., 2005). Mogelijk biedt dit resultaat nieuwe inzichten voor onderzoeken naar leugendetectie.

In lijn der verwachting bleek psychopathie gerelateerd aan compulsief liegen. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat individuen met hoge niveaus van psychopathische trekken compulsiever liegen dan individuen met lagere niveaus van psychopathische trekken. Individuen met hoge niveaus van psychopathische trekken kozen ervoor te gaan liegen ondanks dit tot negatieve consequenties leidde, namelijk het verliezen van geld. Zover bekend, heeft enkel Spidel et al., (2011) onderzoek gedaan naar het verband tussen psychopathie en compulsief liegen. In zijn onderzoek werd er geen relatie gevonden. Dat in het huidige onderzoek wel een verband is aangetoond tussen de mate van psychopathie en compulsief liegen, zou mogelijk het gevolg kunnen zijn van de

gebruikte methode in huidig onderzoek. Spidel et al. (2011) onderzochten compulsief liegen aan de hand van dossierinformatie en interviews, in dit onderzoek werd compulsief liegen onderzocht door naar het percentage voor de keuze liegen te kijken. Mogelijk kon de methode die gebruikt werd in het onderzoek van Spidel et al. (2011) niet in voldoende mate de compulsieve leugens meten.

Echter is het de vraag in hoeverre men zich bewust was van de nadelige gevolgen van de keuze liegen. Hoewel er directe feedback op het scherm verscheen wanneer de participanten geld verloren, waren dit relatief kleine bedragen (20 eurocent bij een traag antwoord, 5 eurocent bij een fout antwoord). Het is mogelijk dat de participanten geen idee hadden hoeveel geld zij nog over hadden. Het zou kunnen dat men zich hierdoor niet bewust was van de negatieve consequenties en bijvoorbeeld bij de keuzetrials kozen om te liegen omdat men dat ‘leuker’ vond. Dit zou een

alternatieve verklaring kunnen zijn voor het gevonden resultaat. Het is mogelijk dat de taak gemeten heeft hoe vaak iemand ervoor kiest om te liegen, in plaats van compulsief liegen. Hier zou in vervolg onderzoek rekening mee gehouden kunnen worden door bijvoorbeeld in de feedback te laten zien hoeveel geld er nog over is van het startbedrag (5 euro). Dit zou een duidelijk beeld kunnen weergeven van de negatieve gevolgen van het liegen. Tevens zou men ter controle nog een

(21)

21 vragenlijst kunnen afnemen in hoeverre men de negatieve gevolgen van de keuze liegen heeft ervaren.

Verder werd gekeken naar het verband tussen scores op Youth Psychopathic trait Inventory (YPI) en scores de Psychopathic Checklist Revised (PCL-R). Uit de resultaten blijkt er geen relatie te zijn tussen de instrumenten. Gezien de YPI ontwikkeld is op basis van de belangrijkste

persoonlijkheidsdomeinen van de PCL-R werd een correlatie verwacht (Andershed et al., 2002, aangehaald in Poythress, Dembo, Wareham, & Greenbaum, 2006). Hoewel een matige correlatie werd verwacht vanwege de verschillende meetmethodes (zelfrapportage versus semigestructureerd interview), is geen correlatie een onverwachts resultaat. Sociale wenselijkheid lijkt geen goede verklaring voor het gevonden resultaat. De YPI werd namelijk anoniem ingevuld en uit verschillende studies blijkt dat individuen met psychopathische trekken op de hoogte zijn van de aanwezigheid van deze trekken en bereid zijn hierover te rapporteren op een zelfrapportage vragenlijst (Miller, Jones, & Lynam, 2011; Ray et al., 2013; Watts et al., 2015). Wat mogelijk invloed heeft gehad op dit resultaat, is dat de PCL-R werd afgenomen bij binnenkomst in de TBS instelling en de YPI is

afgenomen tijdens het onderzoek. Mogelijk heeft de patiënt geprofiteerd van de behandeling die hij gedurende zijn verblijf in de TBS heeft gekregen en heeft dit invloed gehad op het niveau van psychopathische trekken. Dit verklaard ook waarom er in verhouding lager gescoord werd op de YPI dan op de PCL-R.

Limitaties en implicaties

In huidig onderzoek werd een verband gevonden tussen de mate van psychopathie en compulsief liegen. Individuen met hoge niveaus van psychopathische trekken liegen compulsiever dan individuen met lage niveaus van psychopathische trekken. Echter is huidig onderzoek niet limitatief en zijn er een aantal beperkingen waar rekening mee gehouden moet worden. In dit onderzoek bestond de steekproef uit mannelijke deelnemers. Hoewel psychopathische trekken bij vrouwen minder vaak voor lijken te komen en in lagere niveaus voorkomen, zijn er wel degelijk

(22)

22 vrouwen met psychopathische trekken (Dolan & Vӧlmm, 2009). Gezien in het huidige onderzoek geen vrouwelijke deelnemers aanwezig waren moet voorzichtigheid geboden worden de resultaten te generaliseren naar de vrouwelijke populatie met psychopathische trekken. Wellicht liegen zij op een andere niet-compulsieve manier. Dit zou in vervolgonderzoek onderzocht kunnen worden.

Een tweede beperking van dit onderzoek was dat niet alle factor scores van de PCL-R bekend waren bij de instellingen. Mogelijk tonen de afzonderlijke factoren van de PCL-R (interpersoonlijk, affectief, leefstijl, antisociaal, Hare & Neumann, 2005, 2008) wel een verband met eenvoudig liegen en compulsief liegen. Dit zal met name voor de factor Interpersoonlijk verwacht worden gezien deze de kenmerken pathologisch liegen en manipuleren bevat. In vervolg onderzoek is het interessant te onderzoeken of de factorscores een verband kunnen aantonen met de eenvoud van liegen en compulsief liegen.

Een derde beperking van huidig onderzoek, was dat het onderzoek deel uitmaakte van een groter onderzoek waarbij totaal zes taken werden afgenomen waaronder een uitgebreide

aandachtstaak. In totaal duurde het afnemen van de taken ongeveer anderhalf uur. Hoewel de taken per instelling in verschillende volgorde werden afgenomen, is het mogelijk dat de overige taken invloed hebben gehad op de concentratie van de participant. Mogelijk heeft dit invloed gehad op het reactievermogen van de participant en heeft dit geleid tot geflatteerde scores op de leugentaak. In vervolgonderzoek is het aan te raden minder taken af te nemen, of alleen de taken af te nemen die relevant zijn voor de onderzoeksvraag.

De laatste beperkingen van het onderzoek zijn tevens besproken in de resultaten sectie en hebben betrekking op de aangepaste versie van de Sheffield Lie Test. Mogelijk leidt het toevoegen van enkele aanpassingen op de leugentaak tot andere resultaten. Zoals het gelijk houden van het aantal leugen- en waarheidstrials. Mogelijk leidt een duidelijke weergave van de negatieve consequentie van het liegen tot andere resultaten. Bijvoorbeeld door bij de feedback te laten zien hoeveel geld er nog over is, zodat het meer zichtbaar wordt dat men geld verliest. Ter controle kan er

(23)

23 aan het eind van de taak gevraagd worden in hoeverre men de negatieve gevolgen van het liegen ervaren heeft.

Concluderend, heeft het huidige onderzoek tot nieuwe inzichten geleid in de relatie tussen psychopathie en liegen. Dit onderzoek heeft voor het eerst bij een forensische populatie resultaten uit eerder onderzoek kunnen repliceren. Ook bij deze populatie is liegen meer cognitief belastend dan het vertellen van de waarheid. Tevens heeft dit onderzoek voor het eerst kunnen vaststellen dat de mate van psychopathie gerelateerd is aan compulsief liegen. Er werd geen verband gevonden tussen de mate van psychopathie en de eenvoud van liegen. Het liegen lijkt ook voor

psychopathische patiënten meer tijd te kosten en is minder nauwkeurig dan het vertellen van de

waarheid. Echter is dit een verschil van milliseconden en is het de vraag of de mens dit kan

opmerken. Waarschijnlijk spelen meer factoren een rol bij het misleiden van anderen.

Bijvoorbeeld de gladde manier van praten (Hare, 1999) en het kunnen verbergen van inconsistente emotionele gezichtsuitdrukkingen (Porter et al., 2011). Dit zou in een

vervolgonderzoek onderzocht kunnen worden.

Gezien professionele ervaring in een forensisch werkveld geen garantie biedt voor immuniteit tegen manipulatie en bedrog (Hare et al., 1989) en psychopathische patiënten wel geneigd zijn compulsief te liegen, is het aan te raden bij deze patiënten voorzichtigheid te bieden bij het formuleren van beslissingen met betrekking tot het diagnostisch proces, risicotaxatie, en

risicomanagement. Hoewel psychopathie niet gepaard lijkt te gaan met eenvoudig liegen, wil dit niet zeggen dat de mensen dit kunnen opmerken en dat psychopathische patiënten per definitie

(24)

24 Referenties

Aamondt, M. G., & Custer, H. (2006). Who can best catch a liar? A meta-analysis of individual differences in detecting deception. Forensic Examiner,15, 6-11.

Abe, N. (2011). How the brain shapes deception an integrated review of the literature. The Neuroscientist, 17(5), 560-574. doi:10.1177/1073858410393359

Andershed, H. A., Kerr, M., Stattin, H., & Levander, S. (2002). Psychopathic traits in non-referred youths: A new assessment tool. In E. Blaauw & L. Sheridan (Eds.), Psychopaths: Current International Perspectives (pp 131-150) Elsevier: The Hague

Baughman, H. M., Jonason, P. K., Lyons, M., & Vernon, P. A. (2014). Liar liar pants on fire:

Cheater strategies linked to the Dark Triad. Personality and Individual Differences, 71, 35-38. doi: 10.1016/j.paid.2014.07.019

Billings, F. J. (2004). Psychopathy and the ability to deceive. Dissertation Abstracts International: Section B: The Sciences and Engineering, 65(3-B).

Bond, C. F., & DePaulo, B. M. (2006). Accuracy of deception judgments. Personality and Social Psychology Review, 10, 214-234. doi: 10.1207/s15327957pspr1003_2

Campbell, M. A., Porter, S., & Santor, D. (2004). Psychopathic traits in adolescent offenders: An evaluation of criminal history, clinical, and psychosocial correlates. Behavioral Sciences & the Law, 22, 23-47. doi: 10.1002/bsl.572 · Source: PubMed

Caso, L., Gnisci, A., Vrij, A., & Mann, S. (2005). Processes underlying deception: an empirical analysis of truth and lies when manipulating the stakes .Journal of Investigative Psychology and Offender Profiling, 2, 195-202. doi: 10.1002/jip.32

Cooke, D. J., & Michie, C. (2001). Refining the construct of psychopathy: towards a hierarchical model. Psychological Assessment, 13, 171-188. doi: 10.1037/1040-3590.13.2.171 Das, J., & de Ruiter, C. (2003). Youth Psychopathic traits Inventory: Geautoriseerde Nederlandse

vertaling.(Youth Psychopathic traits Inventory; Authorized Dutch translation). Unpublished research version.

DePaulo, B. M., Kashy, D. A., Kirkendol, S. E., Wyer, M. M., & Epstein, J. A. (1996). Lying in everyday life. Journal of Personality and Social Psychology, 70, 979. doi:

10.1037/0022-3514.70.5.979

De Ruiter, C. (2008). Gestructureerde risicotaxatie methoden: wat de jurist moet weten. Expertise en Recht, 4, 121-131.

De Ruiter, C., & Scholing, A. (2003). Diagnostiek en behandeling in een forensische setting: Een kwestie van aan-en afleren. Directieve Therapie, 23, 2-4. doi: 10.1007/BF03060299

(25)

25 Dike, C. C., Baranoski, M., & Griffith, E. E. (2005). Pathological lying revisited. Journal of the American

Academy of Psychiatry and the Law Online, 33, 342-349.

Dolan, M., & Völlm, B. (2009). Antisocial personality disorder and psychopathy in women: A literature review on the reliability and validity of assessment instruments. International journal of law and psychiatry, 32, 2-9. doi: 10.1016/j.ijlp.2008.11.002

Edens, J. F., Marcus, D. K., Lilienfeld, S. O., & Poythress Jr, N. G. (2006). Psychopathic, not

psychopath: taxometric evidence for the dimensional structure of psychopathy. Journal of Abnormal Psychology, 115, 131. doi: 10.1037/0021-843X.115.1.131

Forth, A. E., & Burke, H. C. (1998). Psychopathy in adolescence: Assessment, violence, and developmental precursors. In Psychopathy: Theory, Research and Implications for Society. 88, 205-229. doi: 10.1007/978-94-011-3965-6_10

Fullam, R. S., McKie, S., & Dolan, M. C. (2009). Psychopathic traits and deception: functional magnetic resonance imaging study. The British Journal of Psychiatry, 194, 229-235. doi: 10.1192/bjp.bp.108.053199

Gombos, V. A. (2006). The cognition of deception: the role of executive processes in producing lies. Genetic, Social, and General Psychology Monographs, 132(3), 197-214. doi: 10.3200/MONO.132.3.197-214

Gozna, L. F., Vrij, A., & Bull, R. (2001). The impact of individual differences on perceptions of lying in everyday life and in a high stake situation. Personality and Individual Differences, 31, 1203-1216. doi:10.1016/S0191-8869(00)00219-1

Granhag, P. A., & Strömwall, L. A. (Eds.). (2004). The detection of deception in forensic contexts. Cambridge University Press.

Granhag, P. A., Vrij, A., & Verschuere, B. (2014). Detecting deception: current challenges and cognitive approaches. West Susses: John Wiley & Sons.

Halevy, R., Shalvi, S., & Verschuere, B. (2014). Being honest about dishonesty: correlating self‐reports and actual lying. Human Communication Research, 40, 54-72. doi: 10.1111/hcre.12019 Hanson, R. K., & Morton-Bourgon, K. E. (2009). The accuracy of recidivism risk assessments for sexual

offenders: a meta-analysis of 118 prediction studies. Psychological Assessment, 21, 1. doi: 10.1037/a0014421

Hare, R. D. (1999). Without conscience: The disturbing world of the psychopaths among us. New York: Guilford Press.

Hare, R. D., Forth, A. E., & Hart, S. D. (1989). The psychopath as prototype for pathological lying and deception. Credibility Assessment, 47, 25-49. doi: 10.1007/978-94-015-7856-1_2

Hare, R. D., & Vertommen, H. (2003). The Hare psychopathy checklist-revised. Multi-Health Systems.

(26)

26 Hare, R. D., & Neumann, C. S. (2005). Structural models of psychopathy. Current Psychiatry

Reports, 7, 57-64. doi: 10.1007/s11920-005-0026-3

Hare, R. D., & Neumann, C. S. (2008). Psychopathy as a clinical and empirical construct. Annual Review of Clinical Psychology, 4, 217-246. doi: 10.1146/annurev.clinpsy.3.022806.091452 Hart, S. D., Kropp, P. R., & Hare, R. D. (1988). Performance of male psychopaths following conditional

release from prison. Journal of consulting and clinical psychology, 56, 227. doi: 10.1037/0022-006X.56.2.227

Hemphill, J. F., Hare, R. D., & Wong, S. (1998). Psychopathy and recidivism: A review. Legal and Criminological Psychology, 3(1), 139-170. doi: 10.1111/j.2044-8333.1998.tb00355.

Hildebrand, M., Ruiter, C. D., Vogel, V. D., & Wolf, P. V. D. (2002). Reliability and factor structure of the Dutch language version of Hare's Psychopathy Checklist-Revised. International Journal of Forensic Mental Health, 1(2), 139-154. doi: 10.1080/14999013.2002.10471169

Hillege, S., Das, J., & de Ruiter, C. (2010). The Youth Psychopathic traits Inventory: Psychometric properties and its relation to substance use and interpersonal style in a Dutch sample of non-referred adolescents. Journal of Adolescence, 33, 83-91. doi:

10.1016/j.adolescence.2009.05.006

Hoffman, A., Diedenhofen, B., Verschuere, B., & Musch, J. (2015). A strong validation of the

Crosswise Model using experimentally induced cheating behavior. Unpublished manuscript. Jiang, W., Liu, H., Liao, J., Ma, X., Rong, P., Tang, Y., & Wang, W. (2013). A functional MRI study of

deception among offenders with antisocial personality disorders. Neuroscience, 244, 90-98. doi:10.1016/j.neuroscience.2013.03.055

Jonason, P. K., Lyons, M., Baughman, H. M., & Vernon, P. A. (2014). What a tangled web we

weave: The Dark Triad traits and deception. Personality and Individual Differences, 70, 117-119. doi: 10.1016/j.paid.2014.06.038

Kashy, D. A., & DePaulo, B. M. (1996). Who lies?.Journal of Personality and Social Psychology, 70, 1037. doi: 10.1037/0022-3514.70.5.1037

Klaver, J. R., Lee, Z., & Hart, S. D. (2007). Psychopathy and nonverbal indicators of deception in offenders. Law and Human Behavior, 31, 337. doi: 10.1007/s10979-006-9063-7

Lisofsky, N., Kazzer, P., Heekeren, H. R., & Prehn, K. (2014). Investigating socio-cognitive processes in deception: A quantitative meta-analysis of neuroimaging studies. Neuropsychologia, 61, 113-122. doi:10.1016/j.neuropsychologia.2014.06.001

Miller, J. D., Jones, S. E., & Lynam, D. R. (2011). Psychopathic traits from the perspective of self and informant reports: Is there evidence for a lack of insight? Journal of Abnormal

(27)

27 Nunez, J. M., Casey, B. J., Egner, T., Hare, T., & Hirsch, J. (2005). Intentional false responding

shares neural substrates with response conflict and cognitive control. Neuroimage, 25, 267-277. doi: 10.1016/j.neuroimage.2004.10.041

Porter, S., ten Brinke, L., Baker, A., & Wallace, B. (2011). Would I lie to you? “Leakage” in deceptive facial expressions relates to psychopathy and emotional intelligence. Personality and Individual Differences, 51(2), 133-137. doi:10.1016/j.paid.2011.03.031

Porter, S., Brinke, L., & Wilson, K. (2009). Crime profiles and conditional release performance of psychopathic and non‐psychopathic sexual offenders. Legal and Criminological

Psychology, 14, 109-118. doi: 10.1348/135532508X284310

Porter, S., & Woodworth, M. (2007). " I'm sorry I did it... but he started it": a comparison of the official and self-reported homicide descriptions of psychopaths and non-psychopaths. Law and human behavior, 31, 91. doi: 10.1007/s10979-006-9033-0

Poythress, N. G., Dembo, R., Wareham, J., & Greenbaum, P. E. (2006). Construct validity of the Youth Psychopathic Traits Inventory (YPI) and the Antisocial Process Screening Device (APSD) with justice-involved adolescents. Criminal Justice and Behavior, 33, 26-55. doi:

10.1177/0093854805282518

Ray, J. V., Hall, J., Rivera-Hudson, N., Poythress, N. G., Lilienfeld, S. O., & Morano, M. (2013). The relation between self-reported psychopathic traits and distorted response styles: A meta-analytic review. Personality disorders: Theory, research, and treatment, 4, 1. doi:

10.1037/a0026482

Serin, R. C., Peters, R. D., & Barbaree, H. E. (1990). Predictors of psychopathy and release outcome in a criminal population. Psychological Assessment: A Journal of Consulting and Clinical

Psychology, 2, 419. doi: 10.1037/1040-3590.2.4.419

Seron, X. (2014). Lying in neuropsychology. Neurophysiologie Clinique/Clinical Neurophysiology, 44(4), 389-403. doi:10.1016/j.neucli.2014.04.002

Serota, K. B., & Levine, T. R. (2014). A few prolific liars variation in the prevalence of lying. Journal of Language and Social Psychology, 1-20. doi: 10.1177/0261927X14528804

Seto, M. C., & Barbaree, H. E. (1999). Psychopathy, treatment behavior, and sex offender recidivism. Journal of Interpersonal Violence, 14, 1235-1248. doi:

10.1177/088626099014012001

Seto, M. C., Khattar, N. A., Lalumière, M. L., & Quinsey, V. L. (1997). Deception and sexual strategy in psychopathy. Personality and Individual Differences, 22, 301-307.

(28)

28 Spence, S. A., Farrow, T. F., Herford, A. E., Wilkinson, I. D., Zheng, Y., & Woodruff, P. W.

(2001). Behavioural and functional anatomical correlates of deception in

humans. Neuroreport, 12, 2849-2853. doi: 10.1097/00001756-200109170-00019

Spence, S. A., Hunter, M. D., Farrow, T. F., Green, R. D., Leung, D. H., Hughes, C. J., & Ganesan, V. (2004). A cognitive neurobiological account of deception: evidence from functional

neuroimaging. Philosophical Transactions of the Royal Society: Biological Sciences, 359, 1755-1762. doi: 10.1098/rstb.2004.1555

Spence, S. A., & Kaylor-Hughes, C. J. (2008). Looking for truth and finding lies: the prospects for a nascent neuroimaging of deception. Neurocase: the Neural Basis of Cognition, 14, 68-81. doi: 10.1080/13554790801992776

Spidel, A., Hervé, H., Greaves, C., & Yuille, J. C. (2011). ‘Wasn't me!’A field study of the relationship between deceptive motivations and psychopathic traits in young offenders. Legal and Criminological Psychology, 16, 335-347. doi: 10.1348/135532510X518722

Uzieblo, K., Verschuere, B., Van den Bussche, E., & Crombez, G. (2010). The validity of the

Psychopathic Personality Inventory—Revised in a community sample. Assessment, 17, 334-346. doi: 10.1177/1073191109356544

Van Baardewijk, Y., Andershed, H., Stegge, H., Nilsson, K. W., Scholte, E., & Vermeiren, R. (2010). Development and tests of short versions of the youth psychopathic traits

inventory and the youth psychopathic traits inventory-child version. European journal of psychological assessment, 26, 122-128. doi: 10.1027/1015-5759/a000017

Van Bockstaele, B., Verschuere, B., Moens, T., Suchotzki, K., Debey, E., & Spruyt, A. (2012).

Learning to lie: effects of practice on the cognitive cost of lying. Frontiers in psychology, 3. doi: 10.3389/fpsyg.2012.00526

Verschuere, B., Crombez, G., Koster, E. H., & De Clercq, A. (2007). Antisociality, underarousal and the validity of the Concealed Information Polygraph Test. Biological Psychology, 74, 309-318.

doi:10.1016/j.biopsycho.2006.08.002

Verschuere, B., Spruyt, A., Meijer, E. H., & Otgaar, H. (2011). The ease of lying. Consciousness and Cognition, 20, 908-911. doi: 10.1016/j.concog.2010.10.023

Vrij, A. (2000). Detecting lies and deceit: The psychology of lying and implications for professional practice. Wiley.

Watts, A. L., Lilienfeld, S. O., Edens, J. F., Douglas, K. S., Skeem, J. L., Verschuere, B., & LoPilato, A. C. (2015). Does response distortion statistically affect the relations between self-report psychopathy measures and external criteria? Psychological Assessment. Advance online publication. http://dx.doi.org/10.1037/pas0000168

(29)

29 Bijlage A: Leugenitems Youth Psychopathic trait Inventory

7. "Het is leuk om verhalen te verzinnen en te proberen andere mensen erin te laten geloven." 24. "Soms lieg ik zonder reden, behalve dan omdat het leuk is."

43. "Soms merk ik dat ik lieg zonder een speciale reden."

47. "Ik vind het leuk om aan te dikken of te overdrijven als ik over iets vertel." 50. "Ik ben vaak in de problemen gekomen omdat ik veel leugens vertelde."

(30)

30 Bijlage B: Items van de Sheffield Lie Test

1. "Zit je binnen?"

2. "Woon je in Nederland?" 3. "Heb je ogen?"

4. "Gebruik je op dit moment een computer?" 5. "Is het juni?"

6. "Gebruik je een toetsenbord?" 7. "Heb je een neus?"

8. "Zie je woorden op het scherm?" 9. "Is het 2014?"

10. "Ben je in Nederland?" 11. "Zit je voor een computer?" 12. "Ben je mens?"

13. "Ben je ouder dan 18 ?" 14. "Is het scherm zwart?" 15. "Ben je wakker?"

16. "Ben je in de Oostvaarderskliniek?"(óf Mesdag óf Oldenkotte, afhankelijk van verblijf participant) 17. "Kijk je naar een scherm?"

18. "Weet je wat een hond is?" 19. "Spreek je Nederlands?" 20. "Ben je jonger dan 85?"

21. "Gebruik je op dit moment een stofzuiger?" 22. "Ben je een professor?"

23. "Ben je Noors?"

24. "Weet je wat een Mimikus is?" 25. "Spreek je een beetje Kazachs? " 26. "Studeer je Geneeskunde?" 27. "Zit je voor de oven?" 28. "Kijk je naar de televisie?" 29. "Vriest het buiten? " 30. "Slaap je?"

31. "Is het mei?"

32. "Gebruik je een joystick?" 33. "Heb je vier voeten?" 34. "Is het scherm rood? " 35. "Is het winter?" 36. "Is het 2004?" 37. "Ben je in Ierland?" 38. "Zit je buiten?" 39. "Woon je in Spanje?"

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

All the most important properties of the composite (i.e. thermal, mechanical and physical properties) can be controlled by the appropriate design of substrate

The main overarching aim of this all-inclusive retrospective descriptive investigation was to create a typical clinical profile of adult patients initiated onto TLART in

This paper provides a review on active magnetic bearing (AMB) system limitations, risks of failure and control technologies. Details regarding the operation of an

Maar, zo benadrukken experts, voor elke leraar die valselijk wordt beschuldigd zijn er wel honderd kinderen die effectief worden misbruikt, zonder daar erkenning voor te

Uit het huidige onderzoek is gebleken dat met kleine verschillen, de neiging om te liegen tegen de baas groter is dan liegen tegen een collega, echter zijn

Er is echter wel verschil tussen de verschillende verhaaltypen in mate waarin het schrijven van het verhaal als moeilijk werd beoordeeld: mensen die een verhaal

Bovendien zijn mensen met een hoge mate van collectivisme gevoeliger voor signalen die in de sociale context worden gegeven (Oyserman, Coon, &amp; Kemmelmeier, 2002). Hier

transparantie leugenaars een grotere intentie hebben om een zelfdienende leugen te vertellen tegen iemand die als lid van de outgroup wordt gezien, dan iemand van de ingroup.. Het