• No results found

Probleemgedrag van basisschoolkinderen na een echtscheiding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Probleemgedrag van basisschoolkinderen na een echtscheiding"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Probleemgedrag van basisschoolkinderen na een echtscheiding

J. S. Claessens

Universiteit van Amsterdam

Bachelor scriptie Woorden: 5229

Begeleidster: A. L. Van Den Akker Studentnummer: 10439218

(2)

Abstract

Jaarlijks maken tussen de 50.000 en 60.000 kinderen de scheiding van hun ouders mee. Kinderen kunnen hier verschillende problemen van ondervinden. In dit onderzoek is er specifiek gekeken naar het vertonen van probleemgedrag ten gevolgen van echtscheiding. Dit probleemgedrag is opgesplitst in externaliserend en internaliserend probleemgedrag. Er bleek uit verschillende onderzoeken dat kinderen van gescheiden ouders meer externaliserend en internaliserend probleemgedrag vertonen dan kinderen van niet gescheiden ouders. Meer onderzoek is nodig om vast te stellen of dit

probleemgedrag niet al bestond vòòr de echtscheiding en of het probleemgedrag niet veroorzaakt wordt door andere factoren.

(3)

Inhoudsopgave

Verband echtscheiding en probleemgedrag………...4

Verband echtscheiding en externaliserend probleemgedrag ………..7

Verband echtscheiding en internaliserend probleemgedrag………...12

Conclusie en Discussie………...17

(4)

Verband echtscheiding en probleemgedrag

Ieder jaar gaan er in Nederland ongeveer 100.000 paren uit elkaar, hier zijn naar schatting tussen de 50.000 en 60.000 kinderen bij betrokken (De Graaf, 2005). In de laatste drie decennia is er een toename zichtbaar in het aantal scheidingen (CBS, 2014). De verschillende problemen die kunnen ontstaan ten gevolge van een scheiding kunnen zich uiten in het vertonen van

probleemgedrag (Spruijt, 2004). Dezeproblemen kunnen ontstaan aangezien een scheiding vrijwel altijd een ingrijpende gebeurtenis is voor een kind. Het kind heeft namelijk de ouders nodig als een stabiele en veilige omgeving zodat het de buitenwereld kan leren kennen (Tusenius, 1989). Onder een echtscheiding wordt het wettelijk vastleggen van een verbreking van een huwelijksrelatie verstaan. In Nederland vinden jaarlijks bij benadering 33.000 echtscheidingen plaats (CBS, 2014). Bij ongeveer de helft van deze echtscheidingen zijn minderjarige kinderen betrokken (Spruijt, 2004).

Onder probleemgedrag wordt het vertonen van gedrag dat niet gewenst is verstaan. Probleemgedrag kan hoofdzakelijk verdeeld worden in externaliserend en internaliserend

probleemgedrag (Buist, Dekovic, Meeus, & Van Aken, 2004). Dit probleemgedrag wordt mogelijk veroorzaakt door de stress die een echtscheiding met zich meebrengt. Allereerst ervaren ouders zelf veel stress bij een echtscheiding, zoals financiële stress, stress door conflicten en stress door

veranderingen (Amato & Kane, 2011; Krumrei, Mahoney, & Pargament, 2011; Wallerstein & Kelly, 1980). Uit onderzoek komt naar voren dat stress van de ouders een voorspeller is van het verminderd functioneren in het ouderschap (Deater-Deckard, 1998; Morgan, Robinson, & Aldridge, 2002). Dit komt doordat stress negatieve gevoelens veroorzaakt tegenover het kind en tegenover de ouder zelf.

Daarnaast zijn ouders die stress ervaren minder responsief en meer autoritatief in hun opvoeding (Deater-Deckard, 1998). Deze gevolgen van stress vooroorzaken mogelijk dat ouders tekortschieten in het ouderschap, dat houdt weer verband met het ontwikkelen van probleemgedrag bij kinderen (Buodo, Moscardino, Scrimin, Altoè, & Palomba, 2013). Dit kan zich uiten in

(5)

wordt gedefinieerd als probleemgedrag dat naar buiten gericht is zoals agressie en regel

overschrijdend gedrag. Bij oudere kinderen is dit vaak zichtbaar door het vertonen van delinquent gedrag (Van Brussel, De Meyer, Veerman, & De Mey, 2005; Zevalkink, 2005; Simons, Lin, Gordon, Conger, & Lorenz, 1999). De omgeving ondervindt hier dus vaak problemen van. Internaliserend probleemgedrag wordt gedefinieerd als naar binnen gericht en teruggetrokken gedrag (Van Brussel et al., 2005). Hieronder vallen onder andere de stemmings- en angstproblemen (Zevalkink, 2005).

Naast de ouders ervaren kinderen ook stress bij een echtscheiding. Bij kinderen vindt er een opeenvolging van stressvolle gebeurtenissen plaats dat ook wel stressvol proces wordt genoemd. Dit begint als de ouders nog bij elkaar zijn en loopt door tot na de daadwerkelijke scheiding (Amato, 2000; Amato & Sobolewski, 2001; Singendonk & Meesters, 2002; Wallerstein & Kelly, 1980). In de periode vòòr de scheiding is er een toename van conflicten tussen de ouders en is er sprake van verminderd ouderschap (Amato, 2000; Singendonk & Meesters, 2002). De ouders hebben hierbij minder tijd voor de kinderen aangezien ze druk zijn met zichzelf en ouders zijn ook minder gevoelig voor de behoeften van kinderen in deze periode (Singendonk & Meesters, 2002). Daarnaast

ondervinden kinderen mogelijk ook nog stress na de daadwerkelijke scheiding door bijvoorbeeld financiële achteruitgang van ouders, door verhuizing en mogelijk geringe beschikbaarheid van de ouders (Amato, 2000; Amato & Sobolweski, 2001; Lengue & Sandler, 1996; Singendonk & Meesters, 2002).

Daarbij komt dat een echtscheiding van ouders worden ervaren als een onveranderbare situatie, waarover geen controle en invloed bestaat. Het is namelijk een beslissing van hun ouders en kinderen hebben dit te ondergaan (Van der Ploeg, 2013). Kinderen reageren mogelijk anders op stressvolle situaties als ze oncontroleerbaar zijn, zoals bij een echtscheiding van ouders. Kinderen maken daarbij vaak gebruik van een vermijdende coping strategie, hierbij wordt de stressvolle

situatie van de echtscheiding ontkent. De kinderen vermijden op deze manier het probleem en blijven steken in negatieve emoties (Van der Ploeg, 2013). Deze negatieve emoties zijn weer sterk

(6)

geassocieerd met internaliserend probleemgedrag (Engle & McElwain, 2010; Caspi, Henry, McGee, Moffitt, & Silva, 1995).

Er is al veel onderzoek gedaan naar de mogelijke gevolgen van een scheiding voor adolescenten.Uit eerder onderzoek bleek dat adolescenten van gescheiden ouders meer

internaliserend en externaliserend probleemgedrag vertoonden dan adolescenten van niet gescheiden ouders (Van der Valk, Spruijt, De Goede, Maas, & Meeus, 2005; Spruijt & Duindam, 2005). Tevens kwam uit onderzoek naar voren dat mannelijke adolescenten van gescheiden ouders meer

externaliserend probleemgedrag vertoonden dan van niet gescheiden ouders (Simons et al., 1999; Spruijt & Duindam, 2010). Samenvattend komt er dus uit verschillende onderzoek naar voren dat adolescenten van gescheiden ouders meer kans hebben op het vertonen van externaliserend en internaliserend probleemgedrag.

De uitkomsten van de onderzoeken naar de gevolgen van een echtscheiding voor adolescenten geven aanleiding de gevolgen van een echtscheiding voor kinderen in de basisschoolleeftijd te onderzoeken. Dit is ten eerste relevant omdat gedragsproblemen die voorkomen in de kindertijd mogelijk andere vormen van psychopathologie voorspellen op latere leeftijd (Engle & McElwain, 2011). Daarnaast hebben de gedragsproblemen op jonge leeftijd mogelijk ook invloed op het schoolsfunctioneren en de sociale ontwikkeling van kinderen (Engle & McElwain, 2011). Verder maken adolescenten, in tegenstelling tot jonge kinderen, zich los van de ouders waarbij de relaties buiten het gezin steeds belangrijker worden (Singendonk & Meesters, 2002; Tusenius, 1989). Er is gebleken dat hoe meer kinderen betrokken zijn in de context buiten het gezin, hoe minder grote kans ze hebben op het ontwikkelen van problemen op lange termijn die geassocieerd zijn met de scheiding (Lansford et al., 2006). Oudere kinderen hebben een grotere context buiten het gezin dan jonge kinderen, waardoor zij minder kans hebben op het ontwikkelen van gedragsproblemen op lange termijn die geassocieerd zijn met de scheiding van hun ouders.

(7)

kinderen, die juist meer worden beïnvloed door het gezin. Mogelijk leidt dit er toe dat jonge kinderen eerder de gevolgen ondervinden van een echtscheiding, wat weer kan leiden tot probleemgedrag bij het jonge kind. Daarom is het bij jonge kinderen extra van belang dat er gekeken wordt naar de mogelijke gevolgen van een scheiding zodat deze wellicht verholpen kunnen worden. Door het vroeg signaleren en verhelpen zal dit tot minder problemen leiden in het verdere leven van het kind. Dit zal mogelijk weer een hoger welbevinden van kinderen tot gevolg hebben. Samenvattend kan gesteld worden dat onderzoek naar de gevolgen van een echtscheiding voor kinderen in de

basisschoolleeftijd van belang is in deze tijd van een toenemend aantal scheidingen (CBS, 2014). Het is dus van groot belang dat er naar mogelijke gevolgen wordt gekeken van

echtscheiding. Hierbij moet worden beoordeeld of echtscheiding tot probleemgedrag leidt, en dan in de vorm van internaliserend en externaliserend. Daarom zal er in dit literatuuronderzoek worden onderzocht of er een verschil bestaat in externaliserend en internaliserend probleemgedrag van

kinderen van gescheiden ouders in vergelijking met kinderen van niet gescheiden ouders in de leeftijdscategorie van 4 tot en met 12 jaar.

Er zal in dit literatuuronderzoek eerst worden gekeken naar het verband van het meemaken van een echtscheiding en externaliserend probleemgedrag. Vervolgens naar het verband tussen het meemaken van een echtscheiding en internaliserend probleemgedrag. Ten slotte zullen mogelijke beperkingen van de onderzoeken en mogelijke aanbevelingen voor vervolgonderzoek worden besproken.

Verband echtscheiding en externaliserend probleemgedrag

Het is mogelijk dat kinderen van gescheiden ouders in de basisschoolleeftijd meer externaliserend probleemgedrag vertonen dan kinderen van niet gescheiden ouders, dit zal nader bekeken worden in deze paragraaf. In onderzoek wordt het probleemgedrag van kinderen met

gescheiden ouders vergeleken met het probleemgedrag van kinderen van niet gescheiden ouders. Uit dit onderzoek komt naar voren dat kinderen van gescheiden ouders meer externaliserend

(8)

probleemgedrag vertonen dan kinderen van niet gescheiden ouders (Ackerman et al., 2001; Dong, Wang, & Ollendick, 2002; Ellwood & Stolberg, 1993; Hetherington, Levant, & Bray, 1993; Lansford et al., 2006; Lengua & Sandler, 1996; Lui et al., 2000; Nederhof, Belsky, Ormel, & Oldehinkel, 2012; Robbers et al., 2011). Dit viel in de lijn met de theorie aangezien ouders die gescheiden zijn veel stress ervaren wat mogelijk leidt tot verminderd functioneren in het ouderschap (Morgan et al., 2002; Deater-Deckard, 1998).Het verminderd functioneren van het ouderschap houdt mogelijk weer verband met het ontwikkelen van externaliserend probleemgedrag bij kinderen

(Buodo et al., 2013).

Echter, niet alle onderzoeken hebben gebruik gemaakt van dezelfde vorm van rapportage. De vorm van rapportage kan mogelijk invloed hebben op de bevindingen, een kind kan zich anders gedragen op school en thuis. Daarnaast kunnen ouders veel stress ondervinden aan een echtscheiding wat mogelijk kan leiden tot het eerder rapporteren van gedrag als problematisch (Amato & Kane, 2011; Krumrei et al., 2011; Wallerstein & Kelly, 1980). Echtscheiding bleek geassocieerd te zijn met meer externaliserend probleemgedrag aan de hand van rapportage door ouders (Ellwood & Stolberg, 1993; Lengua & Sandler, 1996; Robbers et al., 2011). Dit komt overeen met de resultaten van de onderzoeken waar gewerkt werd met rapportages van leerkrachten. Kinderen van gescheiden ouders vertoonden namelijk een verhoging in externaliserend probleemgedrag in vergelijking met kinderen van niet gescheiden ouders (Ackerman et al., 2001; Malone et al., 2004).

Er zijn ook onderzoeken die zowel de rapportage van de leerkracht als van de ouder hebben meegenomen in hun resultaten. Er bleek uit de onderzoeken met beide vormen van rapportage dat zowel de leerkrachten als de ouders meer externaliserend probleemgedrag rapporteerden voor kinderen van gescheiden ouders (Dong et al., 2002; Lansford et al., 2006; Lui et al., 2000). Deze resultaten komen overeen met de onderzoeken die gebruik hebben gemaakt van één vorm van rapportage. Daarnaast hebben de meeste onderzoeken met beide vormen van rapportage geen verschil gevonden tussen de rapportage van de ouders en die van de leerkrachten (Hetherington et

(9)

al., 1992; Lansford et al., 2006). Echter, Dong et al. (2002) vonden wel een verschil in de rapportage van de ouders en die van de leerkrachten, zo bleken leerkrachten een grotere negatieve impact van echtscheiding aan te geven in hun rapportages dan de ouders. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het onderzoek van Dong et al. (2002) afgenomen werd in China. Anders dan in de westerse landen bestaat er in China een veel negatievere houding tegenover echtscheiding, waardoor ouders uit schaamte mogelijk de gevolgen voor hun kinderen onder- rapporteren (Dong et al., 2002).

Naast de rapportage van ouders en leerkrachten kan er ook gebruik worden gemaakt van rapportage door kinderen zelf. Kinderen in de leeftijdscategorie van 8-12 jaar bleken in het algemeen niet significant anders te rapporteren over hun gedrag dan hun ouders (Lengua & Sandler, 1996). Echter bij een ander onderzoek van Oldehinkel, Ormel, Veenstra, De Winter, en Verhulst (2008) is er wel een verschil gevonden in de rapportage van ouders en kinderen in de leeftijdscategorie van 11-13 jaar. In het onderzoek van Oldehinkel et al. (2008) bleek dat ouders hoger rapporteerden dan kinderen zichzelf rapporteerden. Een verklaring hiervoor is dat ouders veronderstellen dat hun kinderen meer worden beïnvloed door echtscheiding dan werkelijk het geval is (Oldehinkel et al., 2008). Een verklaring voor de tegenstrijdige bevindingen is dat het onderzoek van Lengua en Sandler (1996) kinderen van een jongere leeftijdscategorie betrof dan het onderzoek van Oldehinkel et al. (2008). De zelfrapportage is bedoeld voor kinderen vanaf 11 jaar en daar viel de

leeftijdscategorie bij het onderzoek van Oldehinkel et al. (2008) geheel in, dit in tegenstelling tot de leeftijdscategorie van de kinderen in het onderzoek van Lengua en Sandler (1996). Een mogelijke verklaring is dat jonge kinderen meer delen met hun ouders dan oudere kinderen waardoor de rapportages meer overeenkomen (Singendonk & Meesters, 2002).

Geslachtverschillen

Studies met rapportage door zowel ouders, leerkrachten en kinderen vonden allemaal dat kinderen van gescheiden ouders meer externaliserend probleemgedrag vertoonden dan kinderen van niet gescheiden ouders. Het is mogelijk dat het effect van de scheiding niet even sterk is voor

(10)

jongens en voor meisjes, doordat over het algemeen jongens meer externaliserend probleemgedrag vertonen dan meisjes (Spruijt & Duindam, 2005). Uit onderzoek komt echter naar voren dat er geen verschil bestaat tussen de mate van externaliserend probleemgedrag van jongens en van meisjes dat geassocieerd is met echtscheiding (Ellwood & Stolberg, 1993; Kim, 2011; Lansford et al., 2006; Robbers et al., 2012).

Daarentegen zijn er ook onderzoeken die vonden dat jongens meer externaliserend

probleemgedrag vertonen dan meisjes ten gevolge van een echtscheiding (Hetherington et al., 1992; Malone et al., 2004; Robbers et al., 2011). Een verklaring hiervoor is dat jongens meer negatieve gevolgen ondervinden van een scheiding (Spuijt & Duindam, 2010). De scheiding van ouders wordt als stressvol gezien voor kinderen (Amato, 2000; Amato & Sobolewski, 2001), jongens reageren negatiever op stressvolle gebeurtenissen dan meisjes waardoor ze meer probleemgedrag gaan

vertonen (Spruijt & Duindam, 2005). Daarnaast maken ouders meer ruzie in het bijzijn van een zoon dan van een dochter (Hetherington & Kelly, 2002). Jongens krijgen op deze manier meer mee van de scheiding en voorafgaande conflicten van hun ouders. Verder lijken meisjes een scheiding eerder te accepteren dan jongens aangezien meisjes weer eerder in balans zijn (Spruijt & Duindam, 2005). Ten slotte hebben meisjes meer beschermende factoren dan jongens aangezien meisjes makkelijker praten over hun gevoelens bij stress en meisjes makkelijker om hulp vragen (Hetherington & Kelly, 2002). Dit kan ertoe leiden dat jongens eerder dan meisjes probleemgedrag gaan vertonen aangezien ze niet genoeg hulp krijgen bij de verwerking van de scheiding.

Leeftijdsverschillen

Naast dat het geslacht mogelijk een rol kan spelen, kan ook de leeftijd van de kinderen een rol spelen bij het vertonen van externaliserend probleemgedrag dat geassocieerd is met scheiding van de ouders. Uit onderzoek komt naar voren dat scheiding op jonge leeftijd geassocieerd wordt met meer externaliserend probleemgedrag dan op latere leeftijd (Lansford et al., 2006). De grotere invloed op jongere kinderen wordt verklaard doordat jonge kinderen niet realistisch naar de oorzaken en

(11)

gevolgen kunnen kijken van een echtscheiding, last hebben van verlatingsangst, vaak de schuld bij zichzelf leggen en minder kunnen profiteren van externe bronnen buiten het gezin dan oudere kinderen (Lansford et al., 2006). Hier zou mogelijk de cognitieve ontwikkeling aan ten grondslag liggen. De mate van cognitieve ontwikkeling heeft namelijk een effect op de reactie van het kind op de echtscheiding. Kinderen in de basisschoolleeftijd zijn cognitief erg egocentrisch, dit heeft als gevolg dat zij zichzelf verantwoordelijk voelen voor de echtscheiding van hun ouders (Peretti & Di Vitorrio, 1993; Singendonk & Meesters, 2002). Tevens leidt echtscheiding in de basisschoolleeftijd tot een verhoging van externaliserend probleemgedrag in het jaar van de echtscheiding. Daarnaast kan de echtscheiding in de jaren daarna een toename veroorzaken van externaliserend

probleemgedrag (Malone et al., 2004).

Opvallend is dat veel onderzoek naar de mogelijke gevolgen van echtscheiding in de vorm van externaliserend probleemgedrag wordt gedaan in de leeftijdscategorie van midden

basisschoolleeftijd tot eind basisschoolleeftijd of begin middelbare schoolleeftijd (Ackerman et al., 2001; Averdijk, Malti, Eisner, & Ribeaud, 2012; Dong et al., 2002; Ellwood & Stolberg, 1993; Hetherington et al., 1992; Kim, 2011; Lansford et al., 2006; Lengua & Sandler, 1996; Lui et al., 2000; Malone et al., 2004; Nederhof et al., 2012; Robbers et al., 2011; Spruijt & Duindam, 2010). Deze onderzoeken hebben geen verschillen gevonden binnen deze leeftijdscategorie voor het vertonen van externaliserend probleemgedrag dat geassocieerd is met echtscheiding (Ackerman et al., 2001; Dong et al., 2002; Ellwood & Staberg, 1993; Hetherington et al., 1992; Kim, 2011; Lengua & Standler, 1996). Concluderend kan dus gesteld worden dat echtscheiding niet meer negatieve gevolgen met zich meebrengt voor de groep jongste kinderen in de basisschoolleeftijd.

Kinderen die een echtscheiding hebben meegemaakt vertonen vaak meer externaliserend probleemgedrag dan kinderen van niet gescheiden ouders. Het is hierbij van belang dat er gekeken wordt of er daadwerkelijk sprake is van een toename tijdens en na de echtscheiding in

(12)

onderzoek naar gedaan. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er niet bekend is wanneer een echtscheiding daadwerkelijk gaat plaats vinden en bij welke kinderen. Uit het geringe onderzoek dat wel al gedaan is, was er bij kinderen van gescheiden ouders een toename in externaliserend

probleemgedrag zichtbaar in het jaar na de scheiding en hielt aan tot drie jaar na de scheiding

(Lansford et al., 2006). Malone et al. (2004) vond deze toename van externaliserend probleemgedrag bij kinderen van gescheiden ouders alleen voor jongens. Echter, Kim (2011) vond dat er geen

significant verschil bestond tussen het vertonen van externaliserend probleemgedrag na en gedurende de echtscheiding ten opzichte van vòòr de echtscheiding. Dit zou erop kunnen duiden dat

echtscheiding niet leidt tot het vertonen van externaliserend probleemgedrag. Door de tegenstrijdige bevindingen in het geringe onderzoek is het van belang dat er nog meer onderzoek gedaan wordt waarbij zowel vòòr als na de echtscheiding gekeken wordt naar het probleemgedrag. Hierdoor kan er een nauwkeuriger beeld gevormd worden of een echtscheiding inderdaad leidt tot een toename van externaliserend probleemgedrag.

Kinderen van gescheiden ouders vertonen meer externaliserend probleemgedrag dan kinderen van niet gescheiden ouders. Dit komt zowel uit de rapportage van de ouders, leerkrachten als

kinderen zelf naar voren, hetgeen geldt voor zowel jongens als meisjes. Het vertonen van

externaliserend probleemgedrag dat geassocieerd is met scheiding van de ouders geldt tevens voor kinderen van alle leeftijden binnen de basisschoolleeftijd. Ten slotte wijst ook longitudinaal onderzoek erop dat er een toename zichtbaar is in het externaliserend probleemgedrag na de scheiding van ouders. Samenvattend kan gesteld worden dat scheiding van ouders is geassocieerd met meer externaliserend probleemgedrag bij kinderen.

Verband echtscheiding en internaliserend probleemgedrag

Naast dat kinderen mogelijk externaliserend probleemgedrag vertonen ten gevolgen van een scheiding van hun ouders, is het ook mogelijk dat ze internaliserend probleemgedrag gaan vertonen. Er zal in deze paragraaf gekeken worden of kinderen van gescheiden ouders meer kans hebben op

(13)

het ontwikkelen van internaliserend probleemgedrag dan kinderen van niet gescheiden ouders in de basisschoolleeftijd. Er blijkt uit onderzoek dat kinderen van gescheiden ouders meer internaliserend probleemgedrag vertonen dan de groep kinderen van niet gescheiden ouders(Averdijk et al., 2012; Dong et al., 2002; Ellwoord & Stalberg, 1993; Hetherington et al., 1993; Lengua & Sandler, 1996; Lui et al., 2000; Robbers et al., 2011; Strohschein, 2005). Uit het onderzoek van Averdijk et al. (2012) bleek daarnaast dat het internaliserend probleemgedrag dat geassocieerd was met

echtscheiding bleef bestaan na het controleren op moederlijke depressie, financiële problemen en ouderlijk conflict. Dit zou erop wijzen dat dit internaliserende probleemgedrag dus daadwerkelijk veroorzaakt wordt door de scheiding en niet door andere factoren. Daarnaast vond Vousoura, Verdeli, Warner, Wickramaratne, en Baily (2012) dat scheiding gerelateerd is met significant hoger risico op internaliserende stoornissen. Dit kan verklaard worden doordat kinderen een echtscheiding als een oncontroleerbare stressvolle situatie zien (Van der Ploeg, 2013). Kinderen vertonen dan een vermijdende coping strategie waarbij ze blijven steken in negatieve emoties (Van der Ploeg, 2013). Deze negatieve emoties zijn sterk geassocieerd met internaliserend probleemgedrag (Engle & McElwain, 2010; Caspi et al., 1995).

Echter, de verschillende onderzoeken hebben niet allemaal gebruik gemaakt van dezelfde vorm van rapportage. Internaliserend probleemgedrag kan onder andere gemeten worden aan de hand van rapportage van de ouders en aan de hand van rapportage door de leerkracht. Uit

onderzoeken met rapportage van ouders komt naar voren dat echtscheiding geassocieerd is met meer internaliserend probleemgedrag (Ellwood & Stolberg, 1993; Lengua & Sandler, 1996; Robbers et al., 2012; Strohschein, 2005). Daarnaast zijn er ook onderzoeken die gebruik maken van zowel

rapportage van de ouders als rapportage van de leerkracht. De bevindingen uit deze onderzoeken komen overeen met de bevindingen van onderzoeken met alleen rapportage van ouders, namelijk dat echtscheiding nadelige gevolgen heeft voor het internaliserend probleemgedrag (Dong et al., 2002; Lansford et al., 2006; Lui et al., 2000). Echter, het onderzoek van Robbers et al. (2011) vond alleen

(14)

bij de ouders een verschil in internaliserend probleemgedrag en niet bij de leerkracht. Er is echter geen bestaand onderzoek dat alleen gebruik maakt van rapportage door leerkrachten.

Tevens bleken kinderen in de leeftijdscategorie van 8-12 jaar niet significant anders te rapporteren over hun gedrag dan hun ouders (Lengua & Sandler, 1996). Echter, bij een ander onderzoek van Oldehinkel et al. (2008) is er wel een verschil gevonden in de rapportage van ouders en kinderen in de leeftijdscategorie van 11-13 jaar. In dit onderzoek bleek dat ouders hoger

rapporteerden dan kinderen zichzelf rapporteerden op internaliserend probleemgedrag. Een

mogelijke verklaring hiervoor is dat ouders veronderstellen dat hun kinderen meer worden beïnvloed door echtscheiding dan werkelijk het geval is (Oldehinkel et al., 2008). Er kan verwacht worden dat kinderen beter zicht hebben op hun internaliserende gedragsproblemen dan hun ouders omdat dit lastig waar te nemen is door de omgeving, aangezien dit gedrag naar binnen toe is gericht (Van Brussel et al., 2009). Een andere mogelijke verklaring voor de tegenstrijdige bevindingen van deze onderzoeken is de leeftijdscategorie. De zelfrapportage is namelijk bedoeld voor kinderen vanaf 11 jaar. De leeftijdscategorie van het onderzoek van Oldehinkel et al. (2008) was ook vanaf die leeftijd. Echter de leeftijdscategorie van het onderzoek van Lengua en Sandler (1996) bevatten veel kinderen die jonger waren dan 11 jaar. Een mogelijke verklaring voor het vinden van geen verschil tussen de rapportage van de ouders en het kind zelf in het onderzoek van Lengua en Sandler (1996) is dat jonge kinderen meer delen met hun ouders dan oudere kinderen waardoor de rapportages meer overeenkomen (Singendonk & Meesters, 2002).

Geslachtsverschillen

Uit de rapportages van zowel de ouders, leerkrachten en kinderen zelf bleek dat kinderen van gescheiden ouders meer internaliserend probleemgedrag vertonen dan van niet gescheiden ouders. Echter, het is mogelijk dat jongens en meisjes verschillende gevolgen ondervinden in de vorm van internaliserend probleemgedrag ten gevolge van een echtscheiding. De meeste onderzoeken vonden geen verschillen tussen jongens en meisjes bij het vertonen van internaliserend probleemgedrag dat

(15)

geassocieerd is met echtscheiding (Averdijk et al., 2012; Ellwood & Stolberg, 1993; Kim, 2011; Lansford et al., 2006; Robbers et al., 2011; Strohschein, 2005). Deze onderzoeken hebben vaak wel kleine verschillen in scores gevonden op internaliserend probleemgedrag, alleen waren deze niet significant. Daarentegen zijn er studies die wel een significant geslachtsverschil vonden in het internaliserende probleemgedrag. Jongens bleken meer gedragsproblemen te vertonen die geassocieerd zijn met echtscheiding dan meisjes (Hetherington et al., 1992). Echter, Spruijt & Duindam (2010) vonden dat meisjes meer internaliserende problemen vertoonden die geassocieerd zijn met echtscheiding dan jongens. Deze verschillen in bevindingen zijn opmerkelijk aangezien zij ook gebruik hebben gemaakt van dezelfde leeftijdscategorie. Een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn dat het onderzoek van Hetherington et al. (1992) verouderd is ten opzichte van het onderzoek van Spruijt & Duindam (2010) en dat verschillen tussen jongens en meisjes in de loop der jaren veranderd zijn.

Leeftijdsverschillen

Zowel jongens als meisjes van gescheiden ouders vertoonden meer internaliserend

probleemgedrag dat geassocieerd is met scheiding. De verschillende leeftijden van de kinderen in de onderzoeken zouden mogelijk wel invloed kunnen hebben op de bevindingen van internaliserend probleemgedrag en echtscheiding. Er is bekend dat kinderen ongeacht de leeftijd negatieve effecten van de echtscheiding ondervinden(Spruijt, 2004). Kinderen die een echtscheiding op jonge leeftijd meemaken vertonen meer internaliserend probleemgedrag dan oudere kinderen (Lansford et al., 2006). Echter, zowel onderzoeken met kinderen in het begin van de basisschoolleeftijd

(Hetherington, 2003; Stohschein, 2005) als onderzoeken met kinderen in midden en eind van de basisschoolleeftijd (Averdijk et al., 2012; Dong et al., 2002; Ellwood & Stolberg, 1993; Hetherington et al., 1993; Lengua & Sandler, 1996; Lui et al., 2000; Robbers et al., 2011) vonden beide dat

echtscheiding geassocieerd is met meer internaliserend probleemgedrag bij kinderen. Deze bevindingen komen ook overeen met de bevindingen van onderzoek in de leeftijdscategorie van

(16)

kinderen van eind basisschoolleeftijd en begin middelbare school leeftijd (Spruijt & Duindam, 2010). Kinderen van gescheiden ouders in de basisschoolleeftijd vertonen meer internaliserend

probleemgedrag dan kinderen van niet gescheiden ouders, ongeacht de leeftijd.

Er is evidentie gevonden dat kinderen van gescheiden ouders meer internaliserend

probleemgedrag vertonen dan van niet gescheiden ouders en dat echtscheiding een direct effect heeft op internaliserend probleemgedrag. Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar of het

internaliserend probleemgedrag al vòòr de scheiding bestond en van welke duur het probleemgedrag is. Uit onderzoek van Kim (2011) en onderzoek van Lansford et al. (2006) kwam naar voren dat kinderen tijdens de echtscheiding meer internaliserend probleemgedrag vertoonden dan vòòr de scheiding. Echter, het onderzoek van Kim (2011) vond dat de kinderen niet meer internaliserend probleemgedrag vertoonden twee jaar na de scheiding ten opzichte van vòòrde echtscheiding. Het onderzoek van Kim (2011) wijst erop dat kinderen meer internaliserende gedragsproblemen ontwikkelen tijdens de scheiding maar dat dit probleemgedrag weer afneemt in de loop van de tijd.

Uit verschillende onderzoeken naar internaliserend probleemgedrag kan worden geconcludeerd dat kinderen van gescheiden ouders meer internaliserende gedragsproblemen

vertonen ten opzichte van kinderen van niet gescheiden ouders. Dit komt zowel uit de rapportage van ouders, leerkrachten als kinderen zelf naar voren. Daarnaast geld het voor zowel jongens als meisjes. Het vertonen van internaliserend probleemgedrag dat geassocieerd is met scheiding van de ouders geldt tevens voor kinderen van alle leeftijden binnen de basisschoolleeftijd. Ten slotte is er een toename gevonden bij kinderen in de basisschoolleeftijd in internaliserend probleemgedrag tijdens de echtscheiding ten opzichte van vòòr de echtscheiding. Deze toename was niet meer zichtbaar binnen twee jaar nadat de scheiding had plaats gevonden. Kortom, echtscheiding kan leiden tot het vertonen van meer internaliserend probleemgedrag bij kinderen in de basisschoolleeftijd, maar dit is mogelijk van voorbijgaande aard.

(17)

Conclusie en Discussie

Uit de verschillende onderzoeken komt naar voren dat echtscheiding geassocieerd is met zowel externaliserend als internaliserend probleemgedrag. Dit komt voornamelijk naar voren uit onderzoek waarbij kinderen van gescheiden ouders vergeleken worden met kinderen van niet gescheiden ouders. Deze associatie tussen echtscheiding en externaliserend en internaliserend probleemgedrag blijkt zowel voor jongens als meisjes te gelden. Ook bleek deze associatie voor de verschillende leeftijden binnen de basisschoolleeftijd. Overwegend toont onderzoek aan dat kinderen van gescheiden ouders meer externaliserend en internaliserend probleemgedrag vertonen dan

kinderen van niet gescheiden ouders. Uit longitudinaal onderzoek komt daarnaast naar voren dat er een toename zichtbaar is in het externaliserend en internaliserend probleemgedrag tijdens en een jaar na de echtscheiding (Kim, 2011; Lansford et al., 2006; Malone et al., 2004). Echter, dit is mogelijk van voorbijgaande aard (Kim, 2011). Desalniettemin komt uit de verschillende onderzoeken naar voren dat kinderen van gescheiden ouders meer kans hebben op het vertonen van zowel

externaliserend als internaliserende probleemgedrag dan kinderen van niet gescheiden ouders. De theorie veronderstelt dat een scheiding van ouders mogelijk leidt tot probleemgedrag bij de kinderen. Dit wordt veroorzaakt door de stress die ouders ervaren ten gevolge van de scheiding, en dit leidt mogelijk weer tot verminderd functioneren in het ouderschap (Deater-Deckard, 1998; Morgan et al., 2002). Het verminderd functioneren in het ouderschap houdt mogelijk weer verband met gedragsproblemen bij kinderen (Buodo et al., 2013). Deze theorie lijkt aannemelijk aangezien kinderen van gescheiden ouders meer externaliserend en internaliserend probleemgedrag vertonen dan kinderen van niet gescheiden ouders. Daarnaast blijkt uit het andere deel van de theorie dat kinderen mogelijk ook stress ervaren ten gevolgen van een scheiding. Het is voor kinderen een onveranderbare situatie waarop ze vermijdend reageren. Door het vermijden blijven ze mogelijk steken in de negatieve emoties die weer sterk geassocieerd zijn met internaliserend probleemgedrag (Van der Ploeg, 2013). Dit deel van de theorie lijkt ook aannemelijk aangezien kinderen van

(18)

gescheiden ouders meer internaliserend probleemgedrag vertonen dan kinderen van niet gescheiden ouders.

Er zijn ook mogelijke beperkingen bij de onderzoeken die tot nu toe gedaan zijn naar externaliserend en internaliserend probleemgedrag dat geassocieerd is met scheiding. Ten eerste hoeven niet alle kinderen negatieve gevolgen te ondervinden van een echtscheiding van hun ouders, voor sommige kinderen zal het juist positief uitpakken doordat ze er veel van leren en zich beter kunnen ontwikkelen (Fagan, 2013). Daarnaast kan het in sommige situaties beter voor kinderen zijn dat hun ouders uit elkaar gaan aangezien er veel conflicten tussen de ouders zijn voorafgaand aan de scheiding. Er is daarnaast gebleken dat openlijke conflicten tussen de ouders geassocieerd is met het vertonen van externaliserend probleemgedrag (Buehler et al., 1998). Daarnaast bleek uit datzelfde onderzoek dat gesloten conflicten geassocieerd zijn met internaliserend probleemgedrag bij kinderen. Ook is er nog niet veel onderzoek gedaan waarbij het probleemgedrag van het kind vòòr de

echtscheiding vergeleken wordt met het probleemgedrag van het kind na de echtscheiding. Er komt namelijk uit onderzoek naar voren dat kinderen van ouders die uiteindelijk gaan scheiden al vòòr de scheiding slechter scoren op welbevinden dan kinderen van ouders die geen relatieproblemen hebben (Block, Block, & Gjerde, 1986; Cherlin, Chase-Lansdale, & McRae, 1998; Sun, 2011). De

problemen in externaliserend en internaliserend probleemgedrag kunnen dus ook al mogelijk bestaan hebben vòòr de echtscheiding.

Bovendien is het mogelijk dat de associatie die is gevonden tussen echtscheiding en probleemgedrag niet ontstaan is doordat echtscheiding leidt tot probleemgedrag, maar is ontstaan doordat de echtscheiding wordt veroorzaakt door het probleemgedrag van het kind (Acs, 2007). Er is dus samenhang gevonden maar nog geen causaliteit. Ook is mogelijk dat het probleemgedrag van het kind dezelfde oorzaak heeft als de scheiding zelf, waardoor het niet de scheiding is die leidt tot probleemgedrag bij het kind. Het is daarnaast de vraag of het gevonden probleemgedrag dat geassocieerd is met echtscheiding daadwerkelijk aan zal houden. Uit onderzoek van Mathijssen,

(19)

Koot, en Verhulst (1999) komt naar voren dat het probleemgedrag vooral op korte termijn voorkomt aangezien het vaak na een jaar vermindert of verdwenen was. Echter, dit onderzoek heeft

probleemgedrag in het algemeen onderzocht dus niet specifiek probleemgedrag dat geassocieerd is met echtscheiding. Ten slotte is er ook onderzoek gedaan naar het probleemgedrag dat geassocieerd is met echtscheiding en is er gekeken of het probleemgedrag bleef bestaan als er gecontroleerd werd op verschillende factoren. Deze factoren waren inkomen van de ouders, educatie van de moeder, conflicten en problemen. Het bleek dat als hierop gecontroleerd werd dat het probleemgedrag dat geassocieerd is met echtscheiding verdwijnt (Westbrook & Harden, 2010; Fischer & De Graaf, 2001). Dit zou erop wijzen dat probleemgedrag dus niet alleen veroorzaakt wordt door echtscheiding maar dat ook andere factoren een rol spelen. Er zal meer onderzoek gedaan moeten worden waarbij gecontroleerd wordt op verschillende factoren die mogelijk kunnen leiden tot probleemgedrag.

Voor verder onderzoek naar internaliserend en externaliserend probleemgedrag dat geassocieerd is met echtscheiding is het van belang dat er meer onderzoek wordt gedaan naar het probleemgedrag over de tijd. Dus dat er gebruik wordt gemaakt van longitudinale data, zodat er een exacter beeld gevormd kan worden van de ontwikkeling van het probleemgedrag over de tijd. Zo kan er gekeken worden naar het probleemgedrag van het kind vòòr de echtscheiding en het

probleemgedrag na de echtscheiding. Hierdoor kan er een beter beeld gevormd worden of het probleemgedrag daadwerkelijk wordt veroorzaakt door echtscheiding of dat het al bestond, en of dit aanhoudt over de tijd. Daarbij is het dan ook van belang dat er gecontroleerd wordt op andere factoren die invloed kunnen hebben op het vertonen van probleemgedrag bij kinderen zodat

zichtbaar wordt of het daadwerkelijk door de echtscheiding komt of dat ook andere factoren een rol spelen.

Samenvattend komt uit onderzoek naar externaliserend en internaliserend probleemgedrag naar voren dat kinderen van gescheiden ouders meer probleemgedrag vertonen dan kinderen van niet gescheiden ouders. Echter, uit het bestaande onderzoek is niet duidelijk of dit probleemgedrag

(20)

daadwerkelijk veroorzaakt wordt door de echtscheiding zelf of dat het mogelijk al bestond vòòr de echtscheiding. Het is dus van belang dat er nog meer onderzoek gedaan wordt op dit gebied. De hulpverleners zullen intussen alert moeten zijn op externaliserend en internaliserend probleemgedrag bij kinderen op de basisschool na het meemaken van de echtscheiding van hun ouders om verdere problematiek in hun leven te voorkomen.

(21)

Literatuurlijst

Ackerman, B. P., Schoff D’Eramo, K., Umylny, L., Schultz, D., Izard, C. E. P, & Ross, D. (2001). Family structure and the externalizing behavior of children from economically disadvantaged families. Journal of Family Psychology, 15, 288–300. doi:10.1037/0893-3200.15.2.288

Acs, G. (2007). Can we promote child well-being by promoting marriage? Journal of Marriage and

Family, 69, 1326–1344. doi:10.1111/j.1741-3737.2007.00450.x

Amato, P. R. (2000). The consequences of divorce for adults and children. Journal of Marriage and

Family, 62, 1269–1287. doi:10.1111/j.1741-3737.2000.01269.x

Amato, P. R., & Kane, J. B. (2011). Parents’ marital distress, divorce, and remarriage: Links with daughters’ early family formation transitions. Journal of Family Issues, 32, 1073–1103. doi:10.1177/0192513X1140363

Amato, P. R., & Sobolewski, J. M. (2001). The effects of divorce and marital discord on adult children’s psychological well-being. American Sociological Review, 66(6), 900–921.

Verkregen van http://www.asanet.org/

Averdijk, M., Malti, T., Eisner, M., & Ribeaud, D. (2012). Parental separation and child aggressive and internalizing behavior: An event history calendar analysis. Child Psychiatry and Human

Development, 43, 184–200. doi:10.1007/s10578-011-0259-9

Buist, K. L., Dekovic, M., Meeus, W., & Van Aken, M. A. G. (2004). Gehechtheid en

internaliserend en externaliserend probleemgedrag bij adolescenten. Kind en Adolescent,

25, 80–91. doi:10.1007/BF03060909

Block, J. H., Block, J., & Gjerde, P. F. (1986). The personality of children prior to divorce: A

prospective study. Child Development, 57, 827–840. Verkregen van http://onlinelibrary.wiley .com/journal/10.1111/(ISSN)1467-8624

(22)

Buehler, C., Krishnakumar, A., Stone, G., Anthony, C., Pemberton, S., Gerard, J., & Barber, B. K. (1998). Interparental conflict styles and youth problem behaviors: A two-sample replication study. Journal of Marriage and the Family, 60, 119–132. Verkregen van http://onlinelibrary .wiley.com/journal/10.1111/(ISSN)1741-3737

Buodo, G., Moscardino, U., Scrimin, S., Altoè, G., & Palomba, D. (2013). Parenting stress and externalizing behavior symptoms in children: The impact of emotional reactivity. Child

Psychiatry & Human Development, 44, 786–797. doi:10.1007/s10578-013-0371-0

Caspi, A., Henry, B., McGee, R. O., Moffitt, T. E., & Silva, P. A. (1995). Temperamental origins of child and adolescent behavior problems: From age three to age fifteen. Child Development,

66, 55–68. doi:10.2307/1131190

CBS (2014). Huwelijksontbindingen; door echtscheiding en door overlijden. Den Haag/Heerlen: CBS.

Cherlin, A., Chase-Landsdale, P., & McRae, C. (1998). Effects of parental divorce on mental health throughout the life course. American Sociological Review, 63, 239–249. Verkregen van http://www.asanet.org/

De Graaf, A. (2005). Scheiden: Motieven, verhuisgedrag en aard van de contacten. Bevolkingstrends,

53, 39–47. Verkregen van http://www.cbs.nl/

Deater-Deckard, K. (1998). Parenting stress and child adjustment: Some old hypotheses and new questions. Clinical Psychology: Science and Practice, 5, 314–332. doi:10.1111/j.14682850 .1998.tb00152.x

Dong, Q., Wang, Y, & Ollendick, T. H. (2002). Consequences of divorce on the adjustment of children in China. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 31, 101–110. doi:10 .1207/S15374424JCCP3101_12

(23)

Ellwood, M. S., & Stolberg, A. L. (1993). The effects of family composition, family health, parenting behavior and environmental stress on children's divorce adjustment. Journal of

Child and Family Studies, 2, 23–36. doi:10.1007/BF01321298

Engle, J. M., & McElwain, N. L. (2010). Parental reactions to toddlers negative emotions and child negative emotionality as correlates of problem behavior at the age of three. Social

Development, 20, 251–271. doi:10.1111/j.14679507.2010.00583.x

Fagan, J. (2013). Effects of divorce and cohabitation dissolution on preschoolers' literacy. Journal of

Family Issues, 34, 460–483. doi:10.1177/0192513X12445164

Fischer, T., & De Graaf, P. M. (2001). Ouderlijke echtscheiding en de levensloop van kinderen: Negatieve gevolgen of schijnverbanden. Sociale wetenschappen, 44, 138–163.

Hetherington, E. M. (2003). Social support and the adjustment of children in divorced and remarried families. Childhood, 10, 217–236. doi:10.1177/0907568203010002007

Hetherington, E. M., Clingempeel, W. G., Anderson, E. R., Deal, J. E., Hegan, M. S., Hollier, A., Linderner, M. S., MacCoby, E. E., Brown, J. C., O’Connor, T. G., Eisenberg, M., Rice, A. M., & Bennion, L. D. (1992). Coping with marital transitions: A family systems perspective.

Monographs of the Society for Research in Child Development, 57(2), 1–14. Verkregen van

http://onlinelibrary.wiley.com/journal/10.1111/(ISSN)1540-5834

Hetherington, E. M., Levant, R. F., & Bray, J. H. (1993). An overview of the Virginia longitudinal study of divorce and remarriage with a focus on early adolescence. Journal of Family

Psychology, 7, 39–56. doi:10.1037/0893-3200.7.1.39

Hetherington, E. M., & Kelly, J. (2002). For better or for worse. New York: Norton.

Kim, H. S. (2011). Consequences of parental divorce for child development. American Sociological

(24)

Krumrei, E. J., Mahoney, A., & Pargament, K. I. (2011). Spiritual stress and coping model of divorce: A longitudinal study. Journal of Family Psychology, 25, 973–985. doi:10.1037 /a0025879

Lansford, J. E., Malone, P. S., Castellino, D. R., Dodge, K. A., Pettit, G. S., & Bates, J. E. (2006). Trajectories of internalizing, externalizing, and grades for children who have and have not experienced their parents’ divorce or separation. Journal of Family Psychology, 20, 292–301.

doi:10.1037/0893-3200.20.2.292

Lengua, L. J., & Sandler, I. (1996). Self-regulation as a moderator of the relation between coping and symptomatology in children of divorce. Journal of Abnormal Child Psychology, 24, 681–701. doi:10.1007/BF01664734

Lui, X., Guo, C., Okawa, M., Zhai, J., Lui, Y., Uchiyama, M., Neiderhiser, J. M., & Kurita, H. (2000). Behavioral and emotional problems in Chinese children of divorced parents. Journal

of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 39, 896–903. doi:10.1097

/00004583-200007000-00019

Malone, P. S., Lansford, J. E., Castellino, D. R., Berlin, L. J., Dodge, K. A., Bates, J. E., & Pettit, G. S. (2004). Divorce and child behavior problems: Applying latent change score models to life event data. Structural Equation Modeling-A Multidisciplinary Journal, 11, 401–423. doi:10.1207/s15328007sem1103_6

Mathijssen, J. J. J. P., Koot, H. M., & Verhulst, F. C. (1999). Predicting change problem behavior from child and family characteristics and stress in referred children and adolescents.

Development and Psychopathology, 11, 305–320. Verkregen van http://journals.cambridge

.org/action/displayJournal?jid=DPP

Morgan, J., Robinson, D., & Aldridge, J. (2002). Parenting stress and externalizing child behaviour.

(25)

Nederhof, E., Belsky, J., Ormel, J., & Oldehinkel, A. J. (2012). Effects of divorce on Dutch boys’ and girls’ externalizing behavior in gene x environment perspective: Diathesis stress or differential susceptibility in the Dutch tracking adolescents’ individual lives survey study?

Development and Psychopathologie, 24, 929–939. doi:10.1017/S0954579412000454

Oldehinkel, A. J., Ormel, J., Veenstra, R., De Winter, A. F., & Verhulst, F. C. (2008). Parental divorce and offspring depressive symptoms: Dutch developmental trends during early adolescence. Journal of Marriage and Family, 70, 284–293. doi:10.1111/j.17413737.2008 .00481.x

Peretti, P. O., & Di Vitorrio, A. (1993). Effect of loss of father through divorce on personality of the preschool child. Social behavior and personality, 21, 33–38. doi:10.2224/sbp.1993.21.1.33 Robbers, S. C. C., Bartels, M., Van Beijsterveldt, C. E. M. T., Verhulst, F.C., Huizink, A. C., &

Boomsma, D. I. (2011). Pre-divorce problems in 3-year-olds: A prospective study in boys and girls. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 46, 311–319. doi:10.1007

/s001270100199-x

Robbers, S., Van Oort, F., Huizink, A., Verhulst, F., Van Beijsterveldt, C., Boomsma, D., & Bartels, M. (2012). Childhood problem behavior and parental divorce: Evidence for gene

environment interaction. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 47, 1539–1548. doi:10.1007/s00127-011-0470-9

Simons, R. L., Lin, K., Gordon, L. C., Conger, R. D., & Lorenz, F. O. (1999). Explaining the higher incidence of adjustment problems among children of divorce compared with those in two-parent families. Journal of Marriage and the Family, 61, 1020–1033. doi:10.2307 /354021.

Singendonk, K., & Meesters, G. (2002). Kind en echtscheiding. Amsterdam, Nederland: Harcourt. Spruijt, A. P. (2004). Handboek kinderen en adolescenten, problemen en risicosituaties. Houten,

(26)

Spruijt, E., & Duindam, V. (2005). Problem behavior of boys and young men after parental divorce in the Netherlands. Journal of Divorce and Remarriage, 43, 141–155. doi:10.1300 /J087v43n03_08

Spruijt, E., & Duindam, V. (2010). Joint physical custody in the Netherlands and the well-being of children. Journal of Divorce and Remarriage, 51, 65–82. doi:10.1080/10502550903423362 Strohschein, L. (2005). Parental divorce and child mental health trajectories. Journal of Marriage

and Family, 67, 1286–1300. doi:10.1111/j.1741-3737.2005.00217.x

Sun, Y. (2001). Family environment and adolescents’ well-being before and after parents’ marital disruption: A longitudinal analysis. Journal of Marriage and Family, 63, 697–713.

Verkregen van http://onlinelibrary.wiley.com/journal/10.1111/(ISSN)1741-3737

Tusenius, A. A. (1989). De gevolgen van echtscheiding voor kinderen. Tijdschrift voor Psychiatrie,

31, 15–28. Verkregen van http://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl

Van Brussel, A., De Meyer, R., Veerman, J. W., & De Mey, W. (2009). Evaluatie van een

multimodale behandeling voor kleuters met ernstige gedragsproblemen. Kind en Adolescent,

30 ,66–81. Verkregen van http://www.springer.com/medicine/journal/12453

Van der Ploeg, J. (2013). Scheiding en stress. In Van der Ploeg, J. (Eds.), Stress bij kinderen (pp. 81–90). doi:10.1007/978-90-368-0419-6-10

Van der Valk, I., Spruijt, E., De Goede, M., Maas, C., & Meeus, W. (2005). Family structure and problem behavior of adolescents and young adults: A growth-curve study. Journal of

Youth and Adolescence, 34, 533–546. doi:10.1007/s10964-005-8841-8

Vousoura, E., Verdeli, H., Warner, V., Wickramaratne, P., & Baily, C. D. R. (2012). Parental divorce, familial risk for depression, and psychopathology in offspring: A three-generation study. Journal of Child and Family Studies, 21, 718–725. doi:10.1007/s10826-011-9523-7

(27)

Westbrook, T. R., & Harden, B. J. (2010). Pathways among exposure to violence, maternal

depression, family structure, and child outcomes through parenting: A multigroup analysis.

American Journal of Orthopsychiatry, 80, 386–400. doi:10.1111/j.19390025.2010.01042.x

Wallerstein, J. S., & Kelly, J. B. (1980). Surviving the break-up: How children and parents cope with divorce. Verkregen van http://books.google.nl/books?hl=en&lr=&id

=Wz8fSe2Vo2wC&oi=fnd&pg=PR1&d=surviving+the+breakup:+how+children+and +parents+cope+with+divorce&ots=fkmaU12tF&sig=eUsdDxDHnuIAivs7_GPqpgR1YvI#v =onepage&q=surviving%20the20breakup%3A%20how%20children%20and%20parents %20cope%20with%20divore&f=false

Zevalkink, J. (2005). Het meten van gehechtheidsrepresentaties bij basisschoolleerlingen. Kind en

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The involvement of the national level (the EA and DEFRA) in coastal and flood erosion management projects often depends on whether the project applies for national funding (Flood

They demonstrate the use of GIS as a versatile tool to integrate land use and transport system components in an accessibility metric, allowing the analysis of

steeds in gang gezet door de tussenkomst van verlangen. Niet alle gevolgen hiervan zijn gunstig, zoals de dood van Actaeon, Zagreus, Semele en Morrheus. Naast pijl en boog is het

When the stock market of Japan is tested for the presence of rational bubbles, this results in the same conclusion as for the United States: when QE started, the stationarity tests

Hindu Priest May 26, 2017 Trincomalee Yes Primary school principal May 27, 2017 Trincomalee No Buddhist monk May 26, 2017 Trincomalee Yes Jesuit Father May 26, 2017 Trincomalee

The current institutions give big parties the initiative over all issues and force small parties to compete among themselves to enter the coalition at all, whereas Ministry Voting

To this end, we propose the Ball-I3D method, which consists of a conversion of player positions to a video of coordinate histograms, which are used as inputs to the I3D video encoder

With education, knowledge about for example tiger biology, the importance of tiger conservation and reducing injuries to tigers (Barlow et al., 2010; Respondent 4,