• No results found

De politionele wijkwerking: 'back to the basics' dankzij de ondersteuning vanuit de private bewaking

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De politionele wijkwerking: 'back to the basics' dankzij de ondersteuning vanuit de private bewaking"

Copied!
101
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De politionele wijkwerking: 'back to the

basics' dankzij de ondersteuning vanuit de

private bewaking

Masterproef neergelegd tot het behalen van

de graad van Master in de Criminologische Wetenschappen door (01606377) Kéresdedjian Jarich

Academiejaar 2019-2020

Aantal woorden : 19822

(Exclusief abstract, executive summary, persbericht, voorwoord, inhoudsopgave, afkortingenlijst, bibliografie en bijlagen)

Promotor : Commissaris :

(2)
(3)

ABSTRACT

Jarich Kéresdedjian, Criminology, University Ghent Abstract of Master’s Thesis, Submitted 17 August 2020

Neighborhood policing : back to the basics thanks to the support from private security.

The aim of this thesis is to find out whether the use of security officers can add value to the neighborhood policing by gaining insight into the phenomenon on the basis of a case study. This qualitative study is a single case study in which only the neighborhood policing of police zone Assenede-Evergem (case) is included. The participants are interviewed via semi-structured questions. In addition, the research is aimed at developing short and concise policy-related suggestions on the basis of the research question answered.

In the first part of the thesis, the theoretical framework of the research is discussed. The concepts of neighborhood policing, private security and public-private partnership are explored here. Subsequently, the results from the interviews are discussed. These results show that there is a growing demand to return to the core activities of the neighborhood policing.

In conclusion, the thesis argues that private security can mainly support neighborhood policing activities in two ways. On the one hand, private security officers can act as extra eyes and ears in supervisory assignments. On the other hand, security officers can relieve the neighborhood inspectors of certain no-policing district tasks. On the basis of the results of this research, an attempt was made to formulate policy recommendations. The reality, the desirability of the police force and the limitations of the investigation were taken into account as much as possible. Moreover, three short off-topic recommendations have also emerged.

(4)

EXECUTIVE SUMMARY

1 OBJECTIVE

The primary purpose of this policy report is to determine whether the use of security officers can add value to the neighborhood policing by gaining insight into the neighborhood policing. The focus here is mainly on how security agents can play a role in the neighborhood policing and whether this is desirable.

2 METHODOLOGICAL FRAMEWORK

This qualitative study is a single case study. The subjects of this study were all police officers from the neighborhood policing of police force Assenede-Evergem. First a literature study was carried out in order to develop the theoretical framework of this research. Subsequently, the participants were interviewed via semi-structured questions. The interviews were recorded on audiotape.

3 COMPLICATION

The problem in neighborhood policing is that on the one hand the COP philosophy has led to a broadening of the police function, and on the other hand a lack of capacity ‘forces’ the neighborhood inspectors to take on more no-neighborhood tasks and to provide assistance. As a result, their range of tasks has become too extensive, so that they have too little time for their real core activities and that the goal of a good neighborhood inspector is almost forgotten.

4 SOLUTION : POLICY RECOMMANDATIONS

In order to solve the complications within the neighborhood, it was thought of setting up a partnership with private security companies. Such cooperation is of course sensitive, since the neighborhood police is actually the bridge between the population and the police organization. Nevertheless, some recommendations can be considered. In formulating the recommendations, the reality, the results and the limitations of this study were taken into account as much as possible. A deeper explanation of the recommendations can be found in the report.

1. An open debate within the neighborhood policing is necessary regarding the desirability.

2. Obtain sufficient information from (local) private security actors.

3. Security companies are the ideal partners to support in security and surveillance tasks. 4. Reject as many no-neighborhood tasks as possible.

(5)

PERSBERICHT

PRIVATE BEWAKINGSAGENTEN ALS PARTNER VAN DE WIJKPOLITIE

Nieuw aanvullend onderzoek toont aan dat de private veiligheid eventueel de werking van de wijkinspecteurs kan ondersteunen. Het onderzoek heeft betrekking op de wijkwerking van politiezone Assenede-Evergem. In de maanden maart en april 2020 werd de voltallige dienst wijk geïnterviewd om de meningen te peilen. De onderzoeker probeert een alternatief te vinden waardoor de wijkpolitie meer tijd krijgt voor haar kerntaken. Samenwerken met private bewakingsagenten

Het doel van het onderzoek was een nieuwe manier van samenwerkingen te vinden tussen de wijkpolitie en private bewakingsondernemingen. Deze partners kunnen een ruggensteun zijn voor de wijkinspecteurs door hen bij bepaalde taken te ondersteunen. In het onderzoek komt ook het uitbesteden van politietaken ter sprake. Natuurlijk ligt zo'n samenwerking gevoelig, aangezien de wijkpolitie eigenlijk de brug vormt tussen de burgers en de politieorganisatie.

Een uitgebreid takenpakket en te weinig personeel

In afgelopen jaren is het takenpakket van de wijkpolitie steeds groter geworden. De oorspronkelijke wijktaken worden verdrongen door bijkomende taken. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn een personeelstekort en de uitbreiding van de preventieve rol van de wijkinspecteurs. Zo worden de wijkinspecteurs steeds meer als ondersteuning bij de andere politiediensten ingezet. Daarnaast krijgen ze ook steeds meer taken omdat ook andere politiediensten met personeelstekorten kampen. Daarbij blijft de bevolking steeds toenemen. Dit resulteert opnieuw in meer werk. Door al die extra diensten beschikken de wijkinspecteurs uiteindelijk over weinig tijd om hun eigen kerntaken kwaliteitsvol uit te voeren.

Resultaten onderzoek

Private bewakingsagenten kunnen de wijkpolitie voornamelijk op twee manieren ondersteunen. Enerzijds kunnen ze optreden als extra ogen en oren van de politie bij toezichtsopdrachten, zoals vakantietoezichten. Anderzijds door ontlasting van niet-wijktaken over te nemen, indien dit wettelijk toelaatbaar is. Slechts 35% van het wijkpersoneel is voorstander van een samenwerking. Eén derde ziet een samenwerking niet zitten. De rest had eerder een variërende mening. Op basis van deze resultaten heeft de onderzoeker enkele aanbevelingen voor de leidinggevenden van politiezone Assenede-Evergem opgesteld.

(6)

VOORWOORD

Deze thesis vormt de crème de la crème om vier boeiende en leerrijke jaren van mijn opleiding in de criminologische wetenschappen af te sluiten. Voorbij jaren heb ik nieuwe interesses ontdekt en ontwikkeld. Door vorig jaar mijn stage bij politiezone Assenede-Evergem te lopen, werd ik geprikkeld om me verder te verdiepen in de politiewereld, specifiek in de politionele wijkwerking. Gedurende deze studie werd mij duidelijk hoe noodzakelijk een goed draaiende wijkwerking is voor de samenleving. Zeker in onze huidige maatschappij waarin technologie steeds meer de bovenhand neemt en de gemeenten en steden blijven groeien, zullen burgers uiteindelijk persoonlijk contact meer appreciëren. De wijkwerking moet dus terugkeren naar haar oorspronkelijke werking. Ik nam de intellectuele uitdaging aan om hiervoor een oplossing of alternatief te vinden. Het resultaat van deze scriptie is uiteraard niet volledig een individuele prestatie. Tijdens het onderzoek kon ik op veel steun van anderen rekenen. Een woord van dank is dan ook meer op zijn plaats.

Allereerst wil ik alle politiemedewerkers van Dienst ‘wijk’ van politiezone Assenede-Evergem bedanken om in hun drukke agenda’s tijd vrij te maken voor aan dit onderzoek een interessante bijdrage te leveren. In het bijzonder wil ik graag commissaris Defruyt mijn dank betuigen voor al zijn hulp en ondersteuning waardoor mijn onderzoek zeer vlot verliep. Vervolgens verdient tevens mijn promotor, Prof. Dr. Cools, een groot woord van dank. Hij stimuleerde me met constructieve feedback om deze thesis tot een goede einde te brengen. Daarnaast zou ik alvast commissaris Pashley willen bedanken om deze scriptie nauwgezet na te lezen en om een kritische evaluatie te vormen.

Verder wil ik ook mijn vrienden en medestudenten bedanken die me tijdens de moeilijke momenten steunden en met veel plezier de tijd namen om bepaalde stukken van feedback te voorzien. Door jullie insteken is de kwaliteit van deze scriptie zeker toegenomen.

Tot slot gaat mijn laatste dankwoord, maar daarom niet het onbelangrijkste naar mijn dierbaren. Ten eerste wil ik mijn ouders bedanken voor mij de kans te geven om van een universitaire opleiding te genieten. Jullie bleven steeds in mij geloven. Ten tweede wil ik mijn zus en broer bedanken om me in de moeilijke periodes te blijven motiveren. Ten derde schieten me de woorden te kort om mijn vriendin Lisa te bedanken. Al vijf jaar ben je mijn steun en toeverlaat. Bij jou kon ik altijd terecht, ook tijdens mijn donkere dagen. Bedankt om telkens naar mijn gezaag en geklaag te luisteren en me te blijven steunen. Zonder jou stond ik hier niet.

(7)

INHOUDSOPGAVE

ABSTRACT I

EXECUTIVE SUMMARY II

PERSBERICHT III

VOORWOORD IV

LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN IX

INLEIDING 10

DEEL I : GESTELDE OBJECTIEVEN 14

1 ONDERZOEKSTELLING 14

2 ONDERZOEKSVRAAG 14

3 BELEIDSGERELATEERDE SUGGESTIES 15

DEEL II : VERKENNENDE LITERATUURSTUDIE 16

INLEIDING 16 1 POLITIONELE WIJKWERKING 16 1.1 BASISFUNCTIONALITEIT WIJKWERKING 16 1.1.1 WETTELIJK KADER 16 1.1.2 THEORETISCHE INTERPRETATIE 17 1.1.3 KRITISCHE REFLECTIE 18 1.1.4 INVLOED KERNTAKENDEBAT 19

1.2 COMMUNITY ORIENTED POLICING 19

1.2.1 HISTORISCH KADER 19

1.2.2 COP-FILOSOFIE 20

1.2.3 GEMEENSCHAPSGERICHTE POLITIEZORG IN BELGIË 21

2 PRIVATE BEWAKING 21

2.1 PRIVATE VEILIGHEID : EEN OMSCHRIJVING 22

(8)

3 PUBLIEKE-PRIVATE BEWAKING 24

3.1 WORTELS PUBLIEKE-PRIVATE SAMENWERKING 24

3.2 MEERWAARDE PUBLIEKE-PRIVATE SAMENWERKING 25

3.3 RISICO’S PUBLIEKE-PRIVATE SAMENWERKING 26

3.4 VERSCHILLENDE VORMEN VAN EEN PPS 27

3.4.1 CITY PATROL GUARDING 27

3.4.2 BEWAKING VAN FOCUSPUNTEN OF HOTSPOTS 27

3.4.3 BIN-Z : VARIANT VAN DE BIN 28

DEEL III : METHODOLOGIE 29

1 ONDERZOEKSMETHODE 29 1.1 KWALITATIEF ONDERZOEK 29 1.2 GEGEVENSVERZAMELING 29 1.2.1 STEEKPROEF 29 1.2.2 LITERATUUR 30 1.3 ONDERZOEKSSTRATEGIEËN 30 1.3.1 LITERATUURSTUDIE 30 1.3.2 ENKELVOUDIGE CASESTUDY 30 1.4 DATA-ANALYSE 33 1.5 ETHIEK 33 1.6 BEPERKINGEN 34 BESLUIT 35 DEEL IV : RESULTATEN 36 INLEIDING 36 1 VOORSTELLING RESPONDENTEN 36 1.1 WIJKAGENT EN WIJKINSPECTEUR 36 1.2 HOOFDINSPECTEURS 37 1.3 COMMISSARIS EN KORPSCHEF 37 2 BESPREKING RESULTATEN 38

(9)

2.1 POLITIONELE WIJKWERKING 38

2.1.1 WIJKINSPECTEURS IN DE SPIEGEL 38

2.1.2 KERNTAKENPAKKET 42

2.2 PUBLIEKE-PRIVATE SAMENWERKING 46

2.2.1 INTERPRETATIE PRIVATE BEWAKING 46

2.2.2 SAMENWERKING 47

2.3 GEWENSTE TOESTAND 54

2.3.1 UTOPIE BINNEN DE WIJK 54

2.3.2 WENSELIJKHEID PUBLIEKE-PRIVATE SAMENWERKING 55

DEEL V : DISCUSSIE EN CONCLUSIE 58

INLEIDING 58

1 INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN 58

1.1 WAT ZIJN DE KERNTAKEN VAN EEN WIJKWERKING? 58

1.2 KAN JE BEPAALDE FUNCTIES VAN DE WIJKINSPECTEUR IN

ONDERAANNEMING GEVEN? 59

1.3 WIE OF WAT ZIJN BEWAKINGSAGENTEN? 60

1.4 OP WELK VLAK IS EEN SAMENWERKING MET DE PRIVATE BEWAKING

GEWENST? 60 1.5 IS ER VOLDOENDE DRAAGVLAK? 61 2 BEPERKINGEN ONDERZOEK 63 CONCLUSIE 64 DEEL VI : BELEIDSAANBEVELINGEN 67 INLEIDING 67 1 OVERZICHT BELEIDSSUGGESTIES 67 2 AANBEVELINGEN BELEIDSRAPPORT 68

2.1 EERSTE AANBEVELING : ORGANISEER EEN OPEN DEBAT BINNEN

DIENST WIJKWERKING EN PEIL DE MENING VAN DE STAKEHOLDERS 68 2.2 TWEEDE AANBEVELING : INFORMEER VOLDOENDE BIJ PRIVATE

(10)

2.3 DERDE AANBEVELING : PRIVATE BEWAKINGSONDERNEMINGEN ZIJN DE IDEALE PARTNERS OM TE ONDERSTEUNEN BIJ BEWAKINGS- EN

TOEZICHTSTAKEN 69

2.3.1 VAKANTIETOEZICHTEN OF AFWEZIGHEIDSTOEZICHTEN 69

2.3.2 BEWAKING VAN FOCUSPUNTEN OF HOTSPOTS 70

2.4 VIERDE AANBEVELING : STOOT ZOVEEL MOGELIJK ONEIGENLIJKE

WIJKTAKEN AF 70

3 OFF-TOPIC BEVINDINGEN EN AANBEVELNGEN AFKOMSTIG UIT

RESULTATEN 71

3.1 KIES VOOR EEN SCHAALVERGROTING (?) 71

3.2 BENUT DE OPPORTUNITEITEN VAN DE GEMEENSCHAPSWACHTEN

OPTIMAAL 71

3.3 WERK MEER SAMEN MET NIEUWE MAATSCHAPPELIJKE PARTNERS 72

DEEL VII : BIBLIOGRAFIE 73

BIJLAGEN LXXXIII

BIJLAGE I: INFORMATIEBRIEF LXXXIV

BIJLAGE II : INFORMED CONSENT LXXXV

BIJLAGE III : VRAGENPROTOCOL LXXXVI

(11)

LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN

BVBO : Beroepsvereniging van Bewakingsondernemingen COP : Community Oriented Policing

DPA : Diefstal Preventie Advies

GGPZ : Gemeenschapsgerichte politiezorg PPS : Publieke-private samenwerking

(12)

INLEIDING

Un auteur doit être dans un livre comme la police dans la ville : partout et nulle part (de Goncourt, 1864).

Onderzoek moet altijd gedreven worden door nieuwsgierigheid. Om een onderzoeksproject uit te voeren is het essentieel dat je interesse hebt in het onderwerp dat je onderzoekt. Interesse hebben in een onderwerp en interesse hebben in de resultaten van een onderzoek zijn echter heel anders. Hoewel een 'nieuwsgierige' onderzoeksaanpak moet worden aangemoedigd, kan onderzoek niet alleen op deze basis worden uitgevoerd. Een onderzoek kan niet gebaseerd zijn op 'inactieve' nieuwsgierigheid, omdat dit zal resulteren in een lukrake onderzoeksopzet en de waarde en bruikbaarheid van eventuele bevindingen zal verzwakken. Nieuwsgierigheid moet 'systematisch' en 'gedisciplineerd' worden toegepast (White, 2009). Sinds de start van mijn opleiding heb ik altijd interesse gehad in zowel de publieke als de private veiligheid. Naar aanleiding van mijn stage bij Politiezone Assenede-Evergem en omwille van mijn actief sociaal leven in de gemeente, had ik besloten het onderwerp wijkwerking als bachelorproef te nemen. Tijdens mijn stage bleek snel dat de praktijk niet zo rooskleurig is als wat in de theorieën beschreven staat. De meeste bronnen omtrent wijkwerking en community oriented policing filosofie zijn al redelijk verouderd en hekelen sedert lange tijd steeds dezelfde problemen. Het onderwerp van de bachelorproef groeide uit tot een uitdaging om nieuwe creatieve samenwerkingsalternatieven te vinden waardoor de wijkwerking kan functioneren zoals het hoort. Mijn onderzoek bij mijn voorgaande stageplaats uitvoeren, motiveerde me extra om een professioneel en kwaliteitsvol beleidsrapport neer te schrijven.

In 2009 bracht de federale politieraad een evaluatierapport over “10 jaar politiehervorming” uit. Dit rapport was het resultaat van talrijke politieke debatten en academische studies. Een cruciaal aandachtspunt was het bijschaven van de politionele wijkwerking (Berkmoes & De Raedt, 2012). Ondanks de positieve resultaten van de wijkwerking, blijft er nog steeds discussie over deze basisfunctionaliteit. Burgemeesters klagen dikwijls over de beschikbare capaciteit en de

(13)

kwaliteit van de wijkwerking. Vervolgens is het omzetten van de theorie naar de praktijk niet altijd zo evident. Zo wordt de wijkwerking vaak anders gepercipieerd dan de bedoeling is (Bruggeman, Devroe, & Easton, 2010). Het takenpakket van een wijkinspecteur is gevarieerd. Zo bevat het aspecten van het bestuurlijke, het gerechtelijke en het preventieve politiewerk (De Ruyver, 2009), en vergt het een professionele, dynamische en enthousiaste aanpak. Toch krijgt de wijkinspecteur vaak nog extra administratieve en gerechtelijke opdrachten toebedeeld, waardoor de kerntaken blijven liggen (Vandevoorde, 2005). Daardoor zitten ze vaker aan hun bureau in plaats van hun functie correct uit te oefenen door in hun wijk contacten te leggen en deze verder uit te bouwen (Commissie politiehervorming, 2007).

Over het bovenstaande rapport werd een debat georganiseerd waaruiter enkele aanbevelingen gegeven werden. Twee aanbevelingen staven de onderzoeksopzet van dit onderzoek. Allereerst moeten wijkinspecteurs meer op een proactieve manier werken (De Schrijver & Maesschalk, 2010) en hun takenpakket terug afbouwen naar de effectieve kerntaken van een wijkinspecteur (Devroe, Cachet, Kop, & Bruggeman, 2018). Daarnaast wordt er aangeraden dat de wijkinspecteur (meer) partnerschappen met de lokale overheden en de nuttige particulieren moet aangaan. Dankzij de COP-filosofie wordt de wijkinspecteur zelf gezien als de spilfiguur bij de samenwerkingsverbanden. Het is dan ook een vereiste dat deze functie voldoende gewaardeerd wordt (De Schrijver & Maesschalk, 2010). Zo kunnen vandaag de dag in de praktijk al enkele taken overgenomen worden door de gemeenschapswachten en andere maatschappelijke partners, zodat de wijkinspecteurs zich meer kunnen focussen op het effectieve politiewerk (Bruggeman et al., 2010; Ponsaers, Moor, D’Haese, & Smeets, 2014). Ook de private bewaking kan eventueel een relevante rol binnendeveiligheidsketen opnemen. Deze opportuniteit wordt trouwens al in de Kadernota Integrale Veiligheid (KIV) vermeld (De Raedt, 2019). Door de Nieuwe Wet op de Private Veiligheid1 kan de politie op hen een beroep doen om zelf capaciteit en middelen uit te sparen. Op die manier kan de private veiligheid eventueel bepaalde ‘gaten’ opvullen die bij het afbouwen naar het kerntakenpakket van de wijkwerking zijn ontstaan. Enkele voorbeelden zijn het uitoefenen van toezicht in bepaalde wijken, het uitvoeren van identiteitscontroles op evenementen en het uitvoeren van bewaking op bepaalde (kritieke) plaatsen (De Kimpe, 2010). Kortom, de vraag kan gesteld worden ofde private bewaking zich tot een pragmatische en complementaire partner van de wijkwerking kan ontpoppen en op welke manier.

(14)

Tot slot blijft het uitbesteden op de basisfunctionaliteit wijkwerking wel een delicaat thema. Het outsourcen kan namelijk de werkdruk en de overbodige taken verlichten, echter kan dit wel de inlichtingenwinning en andere voordelen van de wijkwerking verminderen. Daarmee is het van belang om naar de mening en ervaring van de wijkinspecteurs te polsen en dit mee te nemen bij het opmaken van beleid. Samengevat luidt de probleemstelling als volgt : "Hoe staat de politionele wijkwerking van Politiezone Assenede-Evergem tegenover een samenwerking met de private bewaking in het kader van het terugkeren naar de effectieve kerntaken van een wijkwerking?".

Met dit onderzoek streef ik aan de hand van een enkelvoudige casestudy naar mogelijkheden om – op het eerste gezicht – een minder evidente samenwerking tussen de politionele wijkwerking en de private bewaking op te zetten. Deze doelstelling probeer ik te behalen door de onderzoeksvraag, die onderverdeeld is in vijf deelvragen, te beantwoorden. De onderzoeksvraag en haar deelvragen worden bij de gestelde objectieven verder uitgediept. De relevantie van dit onderzoek kan gestaafd worden aan de hand van een literatuurstudie. Het is onmisbaar dat ondersteunende alternatieven voor de wijkwerking, zoals de private bewaking, in een wetenschappelijke context onderzocht worden. Moet de wijk immers niet gemeenschapsgericht functioneren?

De structuur van het beleidsrapport is op een wetenschappelijke manier geconstrueerd, waarbij eerst de gestelde objectieven kort en krachtig besproken zullen worden. Bij dit onderdeel worden het doel en de gestelde objectieven van het beleidsrapport uiteengezet. Ook de geformuleerde onderzoeksvraag en haar deelvragen worden hierbij geschetst. Aansluitend volgt een verkennende literatuurstudie waarin wordt stilgestaan bij de concepten wijkwerking, private bewaking en publieke-private samenwerking. Elk concept wordt verder uitgediept in specifieke aspecten. De intentie is om de literatuurstudie elementair en beknopt te houden aangezien bij dit beleidsrapport de focus grotendeels op de resultaten en de aanbevelingen van het empirisch onderzoek ligt. Daaropvolgend zal het methodologisch kader van de thesis voorgesteld worden. Deze sectie behandelt de gegevensverzameling, de gehanteerde onderzoeksstrategieën, de dataverwerking, de ethische moeilijkheden en de beperkingen van het onderzoek. Hierin wordt duidelijk waarom voor bepaalde onderzoeksmethoden werd gekozen. Volgend op de methodologie zullen de verkregen resultaten gedetailleerd besproken worden. Allereerst worden de deelnemers algemeen voorgesteld om zo meer achtergrondinformatie van de wijkwerking in Politiezone Assenede-Evergem te geven. Daarna worden per thema de belangrijkste resultaten, onderbouwd met citaten, breedvoerig

(15)

weergegeven. In deel vijf zullen deze resultaten kritisch gereflecteerd worden aan de hand van de geraadpleegde literatuur en trachten we de deelvragen en de onderzoeksvraag te beantwoorden. Deze terugkoppeling wordt in het laatste deel omgezet in realistische aanbevelingen die in principe als beleidsgerelateerde suggesties geïnterpreteerd kunnen worden. Helaas was binnen dit beleidsrapport te weinig ruimte om eventueel nog enkele interessante en relevante off-topic bevindingen te entameren.

(16)

DEEL I : GESTELDE OBJECTIEVEN

1 ONDERZOEKSSTELLING

De doelstelling binnen deze masterproef is achterhalen of het inzetten van bewakingsagenten een meerwaarde kan betekenen voor de politionele wijkwerking door inzicht te verwerven in de wijkwerking aan de hand van een casestudy.

Hierbij ligt de focus vooral op welke manier bewakingsagenten een rol kunnen spelen bij de politionele wijkwerking en of dit wel wenselijk is. De private bewaking beschikt namelijk, dankzij de nieuwe wet op private veiligheid, over meerdere bevoegdheden die in samenwerking met de politie ingezet kunnen worden. Logischerwijze ligt het outsourcen van politietaken, wijkwerking gerelateerd, gevoelig. Toch is het de bedoeling om bepaalde opportuniteiten te detecteren, waardoor enkel de kerntaken van de wijkwerking zouden overblijven.

De praktische relevantie van deze thesis situeert zich voornamelijk in het realiseren van enkelvoudige casestudy om een potentiële samenwerking tussen de politionele wijkwerking en een private bewakingsonderneming te bestuderen. Vervolgens zal de verkregen input afgetoetst worden op zowel de verzamelde literatuur als op de wetgeving.

Tot slot kan deze thesis, onder de mom van een beleidsrapport, een startpunt vormen om eventueel een ‘experimentele samenwerking’ tussen beide partijen op te zetten.

2 ONDERZOEKSVRAAG

Alvorens de methodiek die werd gebruikt om deze studie uit te voeren toe te lichten, wordt eerst stilgestaan bij de geformuleerde onderzoeksvraag en de gekoppelde deelvragen

De onderzoeksvraag luidt als volgt : “Op welke wijze kunnen bewakingsagenten een ondersteuning bieden aan de politionele wijkwerking?”.

De onderzoeksvraag is onderverdeeld in volgende vijf deelvragen: 1. Wat zijn de kerntaken van een wijkwerking?

2. Kan je bepaalde functies van de wijkinspecteur in onder aanneming geven? 3. Wie of wat zijn bewakingsagenten?

(17)

4. Op welk vlak is een samenwerking met de private bewaking gewenst? 5. Is er voldoende draagvlak?

De eerste deelvraag poogt een beeld te geven wat de effectieve kerntaken zijn van de wijkwerking. Het kerntakenpakket is gebaseerd op enerzijds wat in de wet vastgelegd is en anderzijds op de ervaringen van de wijkinspecteurs. Daarnaast wordt afgetoetst of bepaalde (kern)taken van de wijkinspecteur al dan niet in onder aanneminguitgedeeld kan worden. Hier ligt de focus uiteraard op extern partnerschap. Zo worden de taken onderverdeeld onder alle mogelijke externe partners van de wijkpolitie. De derde deelvraag leidt tot de afbakening van een bewakingsagent. Het is vanzelfsprekend noodzakelijk om het statuut bewakingsagent te begrijpen. Bijgevolg leek het me interessant om de wenselijkheid bij de wijkinspecteurs voor een samenwerking met een private bewakingsfirma te polsen. Zien wijkinspecteurs dit wel zitten, hoe denken zij daarover? Tot slot is het van belang om na te gaan of er wel voldoende draagvlak is. Beleidsaanbevelingen geven zonder het draagvlak te kennen, zou gewoon een doos zonder inhoud zijn.

3 BELEIDSGERELATEERDE SUGGESTIES

Het onderzoek is voornamelijk gericht om aan de hand van de beantwoorde onderzoeksvraag kort en bondige beleidsgerelateerde suggesties te ontwikkelen. De onderzoeksvraag kan dus als de belangrijke beleidsvraag gezien worden. Via de deelvragen worden alle aspecten afgetoetst om uiteindelijk kwaliteitsvolle beleidsaanbevelingen te geven. Deze beleidssuggesties zullen enerzijds gebaseerd zijn op een kritische analyse van de resultaten, en anderzijds op de relevante bevindingen vanuit de literatuurstudie.

(18)

DEEL II : VERKENNENDE LITERATUURSTUDIE

INLEIDING

Aangezien bij het opstellen van een enkelvoudige casestudy kennis omtrent het onderwerp een vereiste is, werd op voorhand enkele literatuurstukken geraadpleegd. Door mijn bachelorproef en stage beschikte ik al over zowel theoretische als praktische kennis betreffende de politionele wijkwerking. Dit werd wel nog verder uitgediept in kader van deze thesis. Verder worden in dit onderdeel de begrippen private bewaking en publieke-private samenwerking (PPS) beknopt belicht. Het theoretisch kader schept dus inzicht in deze materie van wat er onderzocht is geweest en wat essentieel is voor het verder uitvoeren van mijn onderzoek. Deze achtergrondinformatie zal uiteindelijk de onderzoeksresultaten helpen te interpreteren om zo de onderzoeksvraag kritisch te kunnen beantwoorden.

1 POLITIONELE WIJKWERKING

1.1 Basisfunctionaliteit wijkwerking

1.1.1 Wettelijk kader

Dankzij de politiehervorming is de wijkwerking één van de zeven basisfunctionaliteiten van de hedendaagse politie. De functie wijkwerking vormt de hoeksteen van de gemeenschapsgerichte politie en moet als zodanig een belangrijke plaats innemen in de basispolitiezorg. In het Koninklijk Besluit (KB) wordt de wijkwerking als volgt gedefinieerd : “het aanbieden van een zichtbare, aanspreekbare en contacteerbare politiedienst, die in haar werking maximaal georiënteerd is op de behoeften en de verwachtingen van haar omgeving. Deze functie wordt georganiseerd op basis van een geografische indeling van het grondgebied van de zone, rekening houdend met de lokale omstandigheden en de bevolkingsdichtheid.”2.

2 Art. 2, KB van 17 september 2001 tot vaststelling van de organisatie-en werkingsnormen van de lokale politie

teneinde een gelijkwaardige minimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren, BS 12 oktober 2001, 35.531.

(19)

Vervolgens legt diezelfde KB de voorwaarden van de politionele wijkwerking vast. Zo is de norm om één wijkagent in te zetten per 4000 inwoners. De inwoners hebben immers het recht op politie, afgestemd op hun wijk. Verder beschrijft de Ministeriële Omzendbrief (MO) PLP 103 de functionaliteiten van de wijkwerking. Dankzij deze basisfunctionaliteit heeft het Belgische politielandschap een specifieke manier gekregen om met de gemeenschap in contact te treden (Commissie ter begeleiding van de politiehervorming op lokaal niveau, 2007).

1.1.2 Theoretische interpretatie

De wijkwerking is een onderdeel van de bestuurlijke politie en dus medeverantwoordelijk voor de preventieve politieopdrachten (Goossens, 2012). Binnen de wijkwerking zijn bereikbaarheid, aanwezigheid en aanspreekbaarheid de sleutelbegrippen (Cools & Pashley, 2018; De Ruyver, 2009; Vandenhove 2006). Wijkinspecteurs moeten binnen hun eigen wijk op de hoogte zijn van klachten, overlast of criminele kwesties (Cools & Pashley, 2018). Daarmee is het essentieel dat een wijkinspecteur proactief werkt, waardoor de veiligheid en leefbaarheid van de wijk toeneemt (Boutellier, 2005). Zo is een goede wijkinspecteur steeds bereid om naar de moeilijkheden van de burgers te luisteren. Dit is ook vanzelfsprekend, aangezien een wijkinspecteur een bemiddelende rol heeft (Van Grunderbeeck, 2014). Aansluitend kan er samen naar een oplossing gezocht worden, of kande burger in kwestie naar de correcte dienst doorverwezen worden (De Ruyver, 2009). Helaas wordt dat laatste nog steeds onvoldoende uitgevoerd (Van Grunderbeeck, 2014). Een wijkinspecteur die zich degelijk integreert in zijn wijk zal langzamerhand de samenlevingsproblemen, overlastfenomenen en de zich ontwikkelende vormen van criminaliteit detecteren. Het is dus van belang dat de werking op het levensritme van de wijk wordt afgestemd. Op die manier speelt de wijkinspecteur een aanzienlijke rol op het vlak van zowel informatieverstrekking als informatievergaring (De Ruyver, 2009).

Een andere fundamentele taak van de wijkwerking is – binnen hun regio – netwerken met externe partners, zoals jeugdwerkers, wijkmanagers en straathoekwerkers, maar ook met de bedrijven en de plaatselijke bewakingsagenten. Het is van belang om onderlinge contacten te

3 Zie Ministeriële Omzendbrief PLP 10 van 9 oktober 2001 inzake de organisatie- en werkingsnormen van de

lokale politie met het oog op het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de bevolking,

(20)

versterken en elkaar bij lokale beveiligingsopdrachten te ondersteunen (Cools & Pashley, 2018).

1.1.3 Kritische reflectie

Het is niet evident om de werking van de politie te beoordelen. Het gebrek aan criteria maakt het moeilijk om allerhande politieopdrachten te evalueren. Toch is het duidelijk dat de politionele wijkwerking in België niet zo goed functioneert als gehoopt (Vandenhove, 2006). Allereerst houdt de administratieve werklast de wijkinspecteurs weg uit hun wijk (De Kimpe, 2010). Dit heeft minder blauw op straat als gevolg. Volgens Vandenhove (2006) betekent wijkinspecteur zijn meer dan een veredelde postbode die bij de burgers langsgaat om kantschriften te bezorgen. Verder geeft elke gemeente een eigen invulling aan hun wijkwerking. Sommige politiezones doen beroep op stadswachten als ondersteuning voor de wijkwerking, anderen op private bewakingsondernemingen. Vaak wordt er niet bij stilgestaan tot welke consequenties bepaalde uitbestedingen kunnen leiden. Hierdoor ontstaat er een versnippering van verschillende wijkwerkingen (Vandenhove, 2006). Deze onduidelijkheid kan worden weggenomen door een heldere invulling van wat onder wijkwerking begrepen moet worden. Daarnaast stellen Vandenhove (2006), De Schrijver & Maesschalk (2010) dat de wijkwerking duidelijk toe is aan een ernstige financiële en materiële opwaardering. Politiemensen zijn helaas wel prijzige vogels (Janssens, Wittevrongel, & Cools, 2019; Vandenhove, 2006; Verhage, 2010). Ook volgens De Ruyver (2009 & 2018) is het noodzakelijk om (het imago van) de wijkwerking op te waarderen. Daarbij kan het overhevelen van bepaalde niet-politietaken – zoals deurwaarderexploten, bijstandsvragen, boetes innen, burgerlijke aansprakelijkheid et cetera – een stap in de goede richting zijn (De Ruyver 2009). Zelf bij de discussie omtrent de schaalvergroting van politiezones blijft de wijkpolitie het beduidendste zorgenkindje op lokaal niveau. Zo is de wijkwerking in de meeste zones welverder uitgebouwd, maar zorgt een tekort aan wijkinspecteurs voor onvoldoende kwaliteit (Janssens et al., 2019; De Ruyver 2018). Tevens blijven politiezones wijkinspecteurs hypothekeren als extra capaciteit voor het uitvoeren van de andere basisfunctionaliteiten (De Ruyver, 2018).

Bovendien wachten sommige wijkinspecteurs te lang en grijpen pas in tot een probleem te ernstig wordt. Zij zouden eerder initiatief zouden moeten nemen om niet-gemelde en sluimerende problemen op te sporen voordat ze kunnen escaleren (De Schrijver & Maesschalk, 2010). Daaropvolgend stelden Easton & Van Ryckeghem (2012) vast dat veel buurtbewoners

(21)

niet weten wie hun wijkinspecteur is, terwijl steeds meer contact met de wijkinspecteur gewenst is. Burgers hebben nu eenmaal bepaalde verwachtingen naar de politie toe.

1.1.4 Invloed kerntakendebat

Het kerntakendebat moet zodanig aangewend worden dat de wijkwerking hun oneigenlijke politietaken kunnen afstoten en dat ze efficiënt worden opgevangen door de juiste externe partners. Daardoor zal de wijkwerking meer tijd hebben voor hun kernactiviteiten, met als gevolg meer blauw op straat. Op die manier kan de politie de filosofie van de gemeenschapsgerichte politiezorg blijven garanderen (Ponsaers, 2015). Daarnaast geeft het kerntakendebat de interne en externe strijd weer om zowel (kern)taken te behouden als af te stoten. De publieke veiligheid wil vooral de administratieve werklast verminderen en de oneigenlijke politietaken door andere diensten laten uitvoeren. Politiezones zijn echter afhankelijk van hun lokaal bestuur (De Kimpe, 2010).

1.2 Community Oriented Policing

1.2.1 Historisch kader

De allereerste ontwikkelingen van de COP kunnen teruggevonden worden in de jaren 1970. In de Verenigde Staten ontstonden er debatten over de effectiviteit van de traditionele politiewerking en zowel wetenschappers als ervaringsdeskundigen stelden de rol van de politie in een democratische samenleving in vraag. De aanleiding van deze kritieken was het tekortschieten als politiemacht tijdens de Amerikaanse rellen in de jaren 1960 en 1970. Het crimesfightersmodel, dat de nadruk legde op repressief optreden, zorgde noch voor een vermindering van criminaliteit, noch voor een gemoedsrust bij de burgers. Wetenschappelijk onderzoek toonde aan dat het traditioneel politiemodel faalde in het waarborgen van de veiligheid (Brogden & Nijhar, 2005).

In België was de COP ook een reactie op de dominante en traditionele politieorganisatie (Bayerl, Karlović, Akhgar, & Markarian, 2017). Evenzeer faalde hier het traditionele crimesfightersmodel en was er een gebrek aan legitimiteit van de politie (Van Altert, Enhus, & Stol, 2009). De COP-filosofie werd over de Atlantische Oceaan verkondigd als de oplossing om de kloof tussen de politie en burgers te dichten (Vandevoorde, 2005). Er kome, nieuwe ideeën om meer interactie tussen de burgers en de politie te voorzien zodat er een sterkere relatie

(22)

ontwikkeld kon worden (Bayerl, et al., 2017). In de jaren 1990 werd de COP opgenomen in het Pinksterplan. Dit gaf de aanleiding om deze nieuwe gedachtegoed tijdens de politiehervorming om te zetten tot de gemeenschapsgerichte politiezorg (GGPZ), het nieuwe basismodel voor de politiezorg. Deze filosofie kan zowel in de WGP4 als uitgebreider in de MO CP15 teruggevonden worden.

1.2.2 COP-filosofie

Community oriented policing als politiemodel is een containerbegrip. Er bestaat namelijk geen simpele of een gemeenschappelijk definitie (Verhage & Ponsaers, 2014). Toch hebben Trojanowicz en Bucqueroux in 1994 COP proberen definiëren. Deze definitie schetst het basisidee achter de COP.

Definitie : “Community policing is a philosophy of full service policing, where the same officer patrols and works in the same area on a permanent basis from a decentralized place, working in a proactive partnership with citizens to identify and solve problems.” (Trojanowicz & Bucqueroux, 1998)

Het gedachtegoed streeft naar een – in de maatschappij – geïntegreerde politiewerking die in samenwerking met externe partners zowel kwaliteitsvolle dienstverlening aanbiedt (Van Altert, et al., 2009) als samen naar creatievere oplossingen zoekt (Adams, Rohe, & Arcury, 2002; Van Erck, 2003). De COP bevat dus zowel een filosofie als een praktische en tactische benadering over hoe de politie zou moeten functioneren (Greenberg, 2017). De kerndoelstelling betreft het herstellen van het vertrouwen en het contact tussen de gemeenschap en de politiediensten. Hierdoor ontwikkelt men ruimte om als burger een eigen mening/input te geven. Daardoor ontstaat er een gedeelde verantwoordelijkheid en wordt de handhaving van de openbare orde een verantwoordelijkheid voor zowel de burgers als de politie van de gemeenschap (Adams, et al., 2002). Bovendien stimuleert de COP-filosofie een proactieve houding door de nadruk te leggen op preventie, probleemoplossend, partnerschap en een correcte handhaving (Greenberg, 2017).

4 Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, B.S. 5 januari 1999, 132.

5 Zie Ministeriële Omzendbrief CP1 an 27 mei 2003 betreffende Community Policing, definitie van de Belgische

interpretatie van toepassing op de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 9 juli 2003, 37.049.

(23)

Deze filosofie stimuleert dus de politie-inspecteurs om meer outreachend te werken, waardoor ze een grotere betrokkenheid met de gemeenschap kunnen verkrijgen, de onveiligheidsgevoelens kunnen beheersen en kwaliteitsvoller kunnen werken. Op vlak van preventie en reactievermogen wordt de rol van de politie-inspecteur hierdoor sterker uitgebreid dan bij het traditionele politiemodel. (Greenberg, 2017).

Kortom, het is een andere denkwijze voor en over de politie. Om deze manier van denken te bewaren, moeten wel enkele inspanningen geleverd worden. Het voornaamste is vooral om deze gedachtegoed te blijven integreren in de politiewerking en om nieuwe aspiranten te blijven stimuleren en ondersteunen om het basismodel te volgen. Daarnaast moet er weerstand geboden worden aan ‘destructieve’ politionele subculturen (Goldstein, 1987).

1.2.3 Gemeenschapsgerichte politiezorg in België

Zoals hierboven al beschreven focust de Belgische GGPZ zich grotendeels op dezelfde aspecten van de COP, en heeft het betrekking op zowel de basispolitiezorg als de gespecialiseerde politiezorg, kortom de integrale politiezorg. De GGPZ bestaat uit vijf pijlers – externe gerichtheid, probleemoplossend handelen, partnerschap, verantwoording afleggen en empowerment – die deel uit maken van de politiecultuur (Bruggeman, Van Branteghem, Van Nuffel, Delarue, & Bedoyan, 2007). Alle vijf de pijlers spelen een belangrijke rol in hoe de wijkwerking zou moeten functioneren. Een voorbeeld zijn de buurtinformatienetwerken (BIN’s). Het ontstaan van de BIN’s – een partnerschap tussen de gemeenschap en politie – is een interessante evolutie geweest om de lokale criminaliteit en overlastproblemen aan te pakken (Easton & Van Ryckeghem, 2012). Zo worden problemen sneller geïdentificeerd en met behulp van de burgers opgelost (Leighton, 1994).

2 PRIVATE BEWAKING

Private veiligheid was het allereerste verschijnsel van bescherming en veiligheid voordat de overheid het legitiem geweldsmonopolie opeiste. Zolang men zich kan herinneren, zorgden en beschermden burgers of georganiseerde groeperingen het eigendom van de rijken en beroemdheden. Vandaag de dag is de private bewakingssector terug aan het groeien en neemt het telkens een aantal taken over (Van der Burght, 2012). Ook zij vervullen in principe een politionele functie (Verwee, 2009). Echter lijken er ook meer publiek-private partnerschappen

(24)

(PPS) en nieuwe manieren van samenwerken te zijn, zoals contractering, uitbesteding, enzovoort. Deze nieuwe samenwerkingsvormen dragen bij aan de opkomst van de private beveiligingssector (Van der Burght, 2012).

2.1 Private veiligheid : een omschrijving

Private veiligheid wordt gedefinieerd als : “een geheel van activiteiten bestaande uit preventie, ordehandhaving, opsporing, informatie-inwinning en adviesverlening inzake criminaliteit, overlast en onveiligheidsgevoelens die op een vrije markt complementair en concurrentieel door private (rechts)personen tegen betaling worden aangeboden aan private en publieke (rechts)personen.” (Cools, 2002, p.137, zoals geciteerd in Cools, 2015). Private bewakingsagenten genieten van een gespecialiseerde opleiding die telkens gelinkt is aan het type bewakingsactiviteit die de bewakingsagent zal uitvoeren. Naast een algemeen bekwaamheidsattest, moeten ze dus ook nog een specifiek bekwaamheidsattest behalen. De opleidingen worden door de overheid strikt gereglementeerd en gecontroleerd (Van der Burght, 2014). Ook worden de opleidingen steeds aangepast aan de maatschappelijke veiligheidsvraagstukken. Zo ligt in het kader van publieke veiligheidsthema’s sinds 2012 de focus op de burger, wijkwerking en het leven in de gemeente (Dupont, & De Pauw 2014). De opleidingsvereisten moeten de kwaliteit en betrouwbaarheid van de private veiligheidssector garanderen (Hoffer, 2017).

De recente werking van de private veiligheid berust op de (nieuwe) basiswet private en bijzondere veiligheid6. Deze wet vervangt de oude Wet van 10 april 19907 ofwel de “Wet Tobback” genoemd. Het oogmerk van deze wet is enerzijds om de activiteiten en bevoegdheden van de private veiligheid (sterk) uit te breiden, en anderzijds om al de voorgaande aanpassingen bij de oude wet in een vereenvoudigd juridisch kader te gieten. Daardoor is de wet veel duidelijker en overzichtelijker (Lemmens, 2017). Het uitgebreid juridisch kader creëert ook de noodzakelijke legitimiteit en vrijheid om als onderneming succesvoller te opereren (Cools, 2014). Deze wetsuitbreiding is ook een gevolg van het steeds toenemende capaciteitsvraagstukbinnen de politie (Cools & De Raedt, 2015). Daarnaast blijft de marktpositie een belangrijke factor binnen de private veiligheid. De economische componenten prijs en kwaliteit zullen bepalende factoren blijven (De Ruyver, 2018). De Wet Private

6 Zie Wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, BS 31 oktober 2017, 96776. 7 Zie Wet 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, BS 29 mei 1990, 10963.

(25)

Veiligheid bevat dertien bewakingsactiviteiten en een aantal gewijzigde werkingsprincipes die aan de hedendaagse noden in onze samenleving een antwoord bieden. Bovendien bevat de wet bijzondere aandacht voor de verdeling van taken en bevoegdheden tussen de publieke en private partners (Lemmens, 2017). Hierdoor creëert men kansen voor een efficiënte samenwerking. Zo vermeldt de wet dat bewakingsagenten telkens de politiediensten moeten inlichten als ze tijdens de uitoefening van hun activiteiten kennis krijgen van een misdrijf (wet). Daarnaast zijn bepaalde nieuwe bewakingsdomeinen ook interessant voor de politiewerking, zoals sweepings en het leveren van technologie of voertuigen. Tevens kunnen bewakingsfirma’s nu ook drones, mobiele televisiecamerasystemen en commandovoertuigen leveren of uitlenen. Natuurlijk vergt de uitbreiding van bevoegdheden het toepassen van strengere controles, meerdere screenings van potentiële bewakingsagenten en meer kwaliteitsvolle opleidingen (Lemmens, 2017). In het verleden hebben de vertegenwoordigers van de private veiligheidssector al aangegeven dat ze open staan voor nieuwe taken of oneigenlijke politiefuncties, zonder de intentie te hebben de politie te vervangen. Toch is er nog diep wantrouwen bij de politie tegenover de private veiligheid (Jadot, 2013). Nochtans opereren bewakingsondernemingen als partner, niet als een concurrent (Cools, Berlot, & Smeets, 2018). Daarnaast beschikken bewakingsagenten ook over een discretieplicht. Zo is het niet toegelaten om kennis omtrent eigen werkzaamheden aan derden prijs te geven wanneer het niet noodzakelijk is of wanneer het de collega’s, de klanten of de omgeving in gevaar kan brengen (Maertens, Moens, Smeets, & van Popering, 2018).

2.2 Technologie leidt tot rolverbreding

De toenemende technologische uitvindingen leiden tot een groter aandeel van de private sector (De Pauw, 2019; Hoffer, 2017; Verhage, 2010). Zo mogen private bewakingsagenten technische middelen bedienen onder supervisie van een politieambtenaar. Wanneer een bewakingsagent een technisch middel alleen hanteert, dan is er sprake van een bewakingsactiviteit. Vooral binnen de bewakingsdomeinen, alarmsystemen en camerasystemen, waarbij de technologische vooruitgang een grote rol speelt, zullen nieuwe uitdagingen ontwikkeld worden (Cools, Berlo, & Smeets, 2018; Maertens, et al., 2018). Zo kan een bewakingsagent politiedispatching-beelden vanop de openbare weg analyseren onder toezicht van een politiebeambte (Hoffer, 2017; Maertens, et al., 2018). Hierbij kan de vraag gesteld worden of na verloop van tijd ‘het flitsen’ geprivatiseerd kan worden. Tot slot toont onderzoek aan dat de verhouding politie/private bewaking evolueert richting groter aandeel

(26)

private sector (Ponsaers, 2015; Verhage, 2010). Niettemin groeit de Belgische private sector – vergeleken met andere Europese landen – wel veel trager (Pashley & Cools, 2012), met als gevolg dat er nog niet zoveel publieke-private samenwerkingen bestaan.

3 PUBLIEKE-PRIVATE BEWAKING

De interactie tussen de publieke veiligheid en de private veiligheid neemt toe en leidt soms tot hybride vormen van samenwerkingen (Van der Burght, 2012). Hierbij concurreren de publieke en private veiligheid niet langer, maar vullen ze elkaar eerder aan. Door het inzetten van private veiligheid kan men nu in bepaalde domeinen voor meer specifieke dienstverlening kiezen, waardoor het algemeen veiligheidsniveau verhoogd wordt en de politie zich meer kan focussen op andere prioriteiten (Cools, 2015). Wel zijn deze samenwerkingen nog vaak politie-gestuurd (Devroe, 2010). Dit sluit aan bij de junior-partner theorie, waarbij bewakingsondernemingen als partner beschouwd worden die vooral taken overnemen om extra capaciteit vrij te maken. Bij deze soort samenwerkingen spelen de korpschefs nog graag alleen regisseur (De Kimpe, 2010). In feite impliceert dit wel een verschuiving naar een meer repressief karakter binnen de politiewereld, terwijl de private veiligheid zich mee richt op de proactieve en preventieve aspecten van veiligheid. Volgens minister Jambon is veiligheid een gedeelde verantwoordelijkheid en beide partijen spelen een belangrijke rol in het bevorderen daarvan (Cools, 2015). Een komende uitdaging is de grensbepaling tussen de publieke en private sector. Binnen het kerntakendebat is het van belang dat de verdere verschuiving van taken en rollen naar de private veiligheid ernstig bestudeerd wordt(Cools & Verbeiren, 2008). Vandaag de dag kunnen private veiligheidsactoren als volwaardige partners binnen het veiligheidsketen gezien worden (Hoffer, 2017).

3.1 Wortels publieke-private samenwerking

Het ontstaan van de new public management (NPM) gaf de politiewereld aanleiding om kritisch over hun taken- en functiepakket na te denken. Zo werd vastgesteld dat bepaalde politietaken eigenlijk eerder door de private bewaking uitgeoefend kunnen worden (Cools & Verbeiren, 2004). Daarnaast creëerden politiezones – door verschillende uitbestedingen van verscheidene taken – bepaalde hiaten die geleidelijk aan efficiënt werden opgevuld door private bewakingsmaatschappijen. Zo gaf een gebrek aan een kerntakendebat binnen de politiewereld ook de aanleiding aan toekomstige publieke-private samenwerkingen (PPS) (Devroe, 2015;

(27)

Vandenhove, 2006). Nochtans creëert het huidige kerntakendebat eveneens een spanningsveld tussen de publieke en private veiligheidsactoren. Gezien het belang dat de politie hecht aan haar dienstverlening voor de burgers, zal privatisering van politiewerk in mindere mate voorkomen. Naargelang de politie eerder omgevormd wordt tot een meer repressieve staatspolitie, hoe meer ruimte er gecreëerd wordt om "niet-essentieel politiewerk" naar particuliere actoren af te schuiven (Devroe, Schmidt, Moor, & Ponsaers, 2019). Zolang de politie het monopolie van legaal geweld blijft opeisen, zal het kerntakendebat de verenging van de politiefuncties puur een repressieve functie tot gevolg hebben (Ponsaers, 2010b).

Nieuwe veiligheidsactoren ontstaan vanwege de uitbesteding van politietaken, zoals gemeenschapswachten en buurtwachten, maar ook private bewakingsagenten. Deze toenemende diversificatie van politierollen in en buiten de publieke politiediensten wordt ‘plural policing’ genoemd (Devroe, 2015). Bij ‘plural policing’ wordt verwezen naar verschillende actoren die betrokken zijn bij het toezicht. Cruciaal in dit proces is de veranderende machtsbalans tussen overheid, politie en de andere veiligheidsactoren (Easton & Van Ryckeghem, 2012). Dit concept wordt vaak geassocieerd met de privatisering van het politieoptreden (Devroe, 2015).

Aangezien de grenzen tussen nieuwe veiligheidsactoren omtrent toezicht en bewaking vervagen (Ponsaers, 2010a), zijn in verloop van tijd wettelijke kaders ontwikkeld. De voorwaarden waaronder gemeenten een beroep kunnen doen op de uitbesteding van politietaken aan de private bewakingsdiensten zijn dus bij wet bepaald (Devroe & Terwel, 2015).

3.2 Meerwaarde publieke-private samenwerking

De wisselwerking tussen publieke en private veiligheid kan de kwaliteit van veiligheid laten toenemen (Cools & De Raedt, 2015). Steeds meer politiemensen roepen op voor "more for less". In dit opzicht kan – in het geval van bewakingstechnologie – een overdracht van oneigenlijke politietaken aan externe partners een enorme meerwaarde zijn (De Pauw, 2019). Hierdoor kunnen bepaalde capaciteitstekorten binnen de politie opgevuld worden (Cools & De Raedt, 2015). Daarnaast zorgen private veiligheidsactoren voor een taakverlichting, toename van beschikbare informatie en controle, inbreng van expertise, innovatie en marktinzicht (Cools & Pashley, 2018). Op die manier beschikt de politie over meer tijd en capaciteit om meer politiezorg op maat aan te bieden (Easton & Van Ryckeghem, 2012). Ondanks dat het geen

(28)

particuliere ondernemingen zijn, zijn de gemeenschapswachten en het veiligheidskorps de ideale voorbeelden (Cools & De Raedt, 2015).

De wijkwerking beschikt over de opportuniteit om met lokale autoriteiten en private ondernemingen partnerschappen aan te gaan, waardoor een alomvattend veiligheidsbeleid gestimuleerd wordt (De Schrijver & Maesschalk, 2010). Zo heeft in Groot-Brittannië het inhuren van private bewakingsondernemingen – om in woonwijken met een hoge criminaliteitsgraad te patrouilleren – de politie geholpen de steun van de buurtbewoners te verkrijgen (Bennet, 1994). Bovendien blijft het garanderen van publieke veiligheid nog steeds een zware financiële kost (Ponsaers, 2015). Het zoeken naar PPS kan eventueel de hoge overheidsuitgaven inperken (Easton & Van Ryckeghem, 2012; Ponsaers, 2015).

Tot slot is het partnerschap een win-win situatie en realiseert het projecten die de overheid, de private veiligheidssector, de burgers en hun buurt ten goede komen (Willems, Verhoest, Van Dooren, Voets, & Coppens, 2015).

3.3 Risico’s publieke-private samenwerking

Door de overheveling van (kern)taken kan blurring en functievermenging verder toenemen. Dit leidt tot onduidelijkheid bij de burgers. Er bestaan namelijk al zoveel diensten, bijvoorbeeld verschillende toezichthouders, stadswachten, gemeenschapswachten, bijzondere inspectiediensten et cetera (Cools & Pashley, 2018; Verhage, 2010). Daarnaast leidt het fenomeen blurring tot een vermindering van transparantie en accountability. Bovendien kan afstoting en de-responsabilisering een concurrentiestrijd tot gevolg hebben. De publieke politie is nu namelijk één van de concurrentiële actoren op de veiligheidsmarkt (Verhage, 2010). Daarbij moet men ook rekening houden met het feit wanneer een politiefunctie eenmaal verkocht is aan een particuliere onderneming, deze echter moeilijk terug te vorderen is door de reguliere politie. De verkochte dienstverleningen zijn tenslotte onderdeel geworden van de economische logica (Devroe, 2015).

Een ander risico bij PPS – in kader van technologische ontwikkelingen – is dat de politie afhankelijk wordt van bepaalde bedrijven of partners om te opereren (Bruggeman, 2016). Voorts verliest de politie ook hun direct zeggenschap en eigenaarschap (Cools & Pashley, 2018).

(29)

Ondanks dat de politie zich meer kan toespitsen op de effectieve kerntaken, verliest ze hierdoor wel haar preventief karakter en wordt het fenomeen ‘brandweerpolitie’ verder gestimuleerd (Verhage, 2010). Deze trend is zeer gevaarlijk voor het bestaan van de wijkwerking, aangezien een wijkinspecteur voornamelijk preventief optreedt. Kan dit een dilemma genoemd worden?

3.4 Verschillende vormen van een publieke-private samenwerking

In feite houdt een PPS of een uitbesteding aan bewakingsondernemingen voornamelijk taken in als overlast in uitgaansbuurten, bodyguard-opdrachten, beveiligings- en bewakingsopdrachten van alle aard. Voorts wordt samenwerking vooral gestimuleerd om meer informatie-uitwisseling te ontwikkelen en toezichtsopdrachten efficiënter uit te besteden (Cools & Verbeiren, 2004; De Kimpe, 2010). Nu met de wetsuitbreiding zijn er uiteraard nieuwe mogelijkheden ontstaan. Hieronder worden drie voorbeelden weergegeven die Cools & Pashley (2018) aan Politiezone Mechelen-Willebroek hebben voorgesteld, inzake wijkwerking.

3.4.1 City patrol guarding

Dit project kan vergeleken worden met de geslaagde consortiumbewaking. Bij city patrol guarding wordt met meerdere winkelketens, zelfstandigen en supermarkten binnen één politiezone éénzelfde contract afgesloten, waarbij private bewakingsagenten verschillende controlerondes volbrengen. Op die manier creëert men een ontradend effect om criminaliteit te plegen. Aangezien het om private veiligheid gaat, wordt de financiële kost via een verdeelsleutel tussen de zaakvoerders verdeeld. De bewakingsagenten die ingezet worden, krijgen ook het label ‘city patrol guards’ en hebben hiervoor een specifieke training gevolgd. De opleiding heeft als doel om de bewakingsagenten de wijkinspecteur-kwaliteiten mee te geven. Daarnaast onderhouden ze contact met hun lokale partners om een snelle respons te verzekeren en trachten ze het gemeentelijk veiligheidsbeleid te ondersteunen (Cools & Pashley, 2018).

3.4.2 Bewaking van focuspunten of hotspots

Hierbij wordt op bepaalde drukke plaatsen binnen de gemeente focusbewaking ingeschakeld. Focusbewaking is “bewaking van een bepaald risicogebied waar tijdens bepaalde tijdstippen verhoogde vormen van overlast of criminaliteit aanwezig zijn” (Cools & Pashley, 2018, p. 93). Aangezien op sommige gelegenheden de vraag naar (wijk)politie groot is, maar de capaciteit

(30)

onvoldoende groot is, kunnen bewakingsondernemingen mobiele bewaking inzetten. Via zo’n proactieve opdracht kunnen bewakingsagenten binnen de hotspot een verhoogd veiligheidsgevoel ontwikkelen. Bovendien kunnen ze ook bij serieuze vormen van overlast of criminaliteit de specifieke wijkinspecteurs of de interventiepolitie vroegtijdig verwittigen (Cools & Pashley, 2018).

3.4.3 BIN-Z : variant van de BIN

“Een BIN-Z is een buurtinformatienetwerk voor zelfstandige ondernemers waarbij er samenwerking is tussen de lokale politie en burgers in een commerciële buurt” (Cools & Pashley, 2018, p. 94). Het doel is gelijkaardig als die van de BIN. Hierbij proberen deelnemers echter informatie te verzamelen om winkeldiefststallen of overvallen preventief aan te pakken. Een BIN-Z bestaat uit drie actoren, namelijk een algemene coördinator (een burger of zelfstandige), een wijkinspecteur en de omliggende buurtbewoners (Cools & Pashley, 2018).

(31)

DEEL III : METHODOLOGIE

1 ONDERZOEKSMETHODE

1.1 Kwalitatief onderzoek

In kwalitatieve studies vormt de onderzoeker het instrument van dataverzameling. Dus openhartig zijn over mogelijke vooroordelen of belangenconflicten geeft de studie geloofwaardigheid (Salmons, 2014).

Aan de hand van de onderzoekvraag werd de onderzoeksopzet ontwikkeld (Flick, 2018). Dit onderzoek bestaat uit twee grote onderzoeksfasen, namelijk een verkennende literatuurstudie en een enkelvoudige casestudy. Voorts worden binnen deze casestudy enkel semigestructureerde interviews afgenomen. Nochtans was het ook de bedoeling om enkele focusgroepen te organiseren. Op die manier was er sprake van methodologische triangulatie (Flick, 2018; Maesschalk, 2016), wat bij een enkelvoudige gevalstudie toch wel aangeraden wordt (Hardyns, 2019). Helaas heeft covid-19 in combinatie met tijdsgebrek hier een stokje voor gestoken. De meerwaarde van een kwalitatief onderzoeksfase is dat bij de respondenten dieper gegraven kan worden. Hun inzicht en beargumenteerde opinie is een relevante factor om een goed en acceptabel beleidsrapport te schrijven. Vanzelfsprekend wordt er nog steeds een interpretatieve benadering gehanteerd (Staring & van Swaaningen, 2016).

1.2 Gegevensverzameling

1.2.1 Steekproef

Bij kwalitatief onderzoek hangt het aantal respondenten in principe af van het bereikte saturatiepunt, dat wil zeggen het punt waarop de casus niet langer nieuwe, relevante informatie oplevert (Mortelmans 2016). In deze studie is het voornamelijk belangrijk om heel uw case als steekproef te nemen. Dit wil zeggen dat de onderzoekseenheden uit de volledige dienst wijkwerking van PZ Assenede-Evergem bestaan. Concreet houdt dat één agente, twaalf wijkinspecteurs, twee hoofdinspecteurs, één commissaris en één korpschef in.

(32)

1.2.2 Literatuur

Literatuur kan een waardevolle bron van ideeën zijn en een nuttige gids voor wat al bekend is over de politonele wijkwerking. Het kan helpen de betekenis van het onderzoek vast te stellen door het in een bredere context te plaatsen en te koppelen aan de actualiteit. Bovendien biedt het ook een leidraad bij het uitvoeren van de enkelvoudige casestudy (White, 2009).

1.3 Onderzoeksstrategieën

1.3.1 Literatuurstudie

De literatuurstudie is een onderzoeksmethode waarbij de onderzoeker aan de hand van grondige reflecties bestaand onderzoeksmateriaal kritisch bestudeert. Kritische reflectie is noodzakelijk, aangezien de geraadpleegde literatuur telkens vanuit een ander perspectief neergeschreven is. (Hardyns, 2019).

Deze literatuurstudie biedt een resumptie van bestaande studies, rapporten en wetten aangaande een potentiële samenwerking tussen de politionele wijkwerking en de private bewaking. Het raadplegen van literatuur ondersteunt het uitwerken van de theoretische concepten binnen het onderzoek (Flick, 2018). Zo leidt dit tot een heldere probleemstelling, een duidelijke doelstelling, een goede onderzoeksvraag en een afgebakende begripsbepaling. Voorts zal de literatuurstudie ook meer achtergrondinformatie geven over de basisfunctionaliteit wijkwerking, de private veiligheid en publieke-private samenwerkingen. Hierbij worden enkel de bronnen die een gewichtige bijdrage leveren geselecteerd. Daarnaast bevordert een literatuurstudie het ontwikkelen van het methodologische luik. Zo helpt de verworven kennis bij het voorbereiden, uitwerken en analyseren van de enkelvoudige casestudy. Uiteindelijk is het ook van belang om bij het schrijven van de resultaten en de beleidsaanbevelingen terug te koppelen naar de theoretische kennis (Stol, In 't Veldt, & van Treeck, 2000).

1.3.2 Enkelvoudige casestudy

De casestudy is een onderzoeksstrategie waarbij men een afgebakende onderzoekseenheid op een gedetailleerde en intensieve manier bestudeert (Flick, 2018; Mortelmans, 2016). Zo biedt de casestudy-benadering de mogelijkheid om een aspect van een probleem diepgaand te bestuderen (Bell, 2005). Deze methode is vooral gericht op het ‘verstehen’ van de

(33)

interpretatieve betekenissen die de onderzoeksobjecten aan het sociaal verschijnsel geven (Leys, Zaitch, & Decorte, 2016).

Bij de casestudy voert de onderzoeker meestal een selectieve steekproef uit (Flick, 2018; Hardyns, 2019). Binnen dit onderzoek zal dus de dienst wijkwerking van PZ Assenede-Evergem (supra) grondig bestudeerd worden. Datatriangulatie wordt hierbij sterk aangeraden om enerzijds de case zo wetenschappelijk mogelijk te analyseren, en anderzijds om de complexiteit van het thema in kaart te brengen en te begrijpen. Wel heeft dit als gevolg dat de studie heel arbeidsintensief is (Hardyns, 2019; Leys et al., 2016). Aangezien de resultaten vanuit een casestudy in de praktijk gemakkelijker geaccepteerd worden, vormt deze onderzoeksmethode zeker een meerwaarde binnen een verandergericht onderzoek (Hardyns, 2019). Aansluitend vertoont deze casestudy een inductief karakter. De resultaten steunen meer op de geanalyseerde empirische gegevens dan op de literatuur (Leys et al., 2016). Toch zal de empirische data ook op de theoretische bevindingen getoetst worden (Flick, 2018).

Kortom, aan de hand van de casestudy wordt een gedetailleerd, verdiepend inzicht in een (eventuele) samenwerking tussen de politionele wijkwerking en de private bewaking verworven. De focus ligt op het beschrijven van de opportuniteiten, het analyseren van de kerntaken bij de dienst wijkwerking en het begrijpen van de pijnpunten in de achterliggende filosofieën.

1.3.2.1 Semigestructureerd interview

Bij semigestructureerde interviews gaat de onderzoeker als het ware aan de slag als een mijnwerker die ‘graaft’ naar informatie bij de respondenten (Beyens, Kennes, & Tournel, 2016). Het is een krachtige manier om inzicht te krijgen in educatieve en andere belangrijke sociale kwesties door de ervaring te begrijpen van de personen wiens leven deze problemen weerspiegelt (Seidman, 2006).

Aan de hand van open vragen krijgen de respondenten voldoende ruimte om hun mening te uiten en een eigen wending aan het interview te geven (Drever, 1996; Flick, 2018). Enkel probeerde ik een te brede uitwijking te beperken. Om het interview deels gestructureerd te laten verlopen, werd op voorhand een topiclijst – bestaande uit vragen en thema’s – opgemaakt. Zo werd vooraf overwogen welke data verzameld moeten worden (Beyens et al., 2016; Seidman, 2006). Ondanks de hantering van een logische volgorde (Beyens et al., 2016), moet de interviewer steeds waakzaam zijn en niet zomaar automatisch het vragenprotocol volgen, maar

(34)

dit eerder met voorzichtigheid gebruiken (Flick, 2018; Seidman, 2006). Een bekwame interviewer kan ideeën opvolgen, antwoorden analyseren en motieven en gevoelens onderzoeken, wat een vragenlijst nooit kan doen (Bell, 2005). Evenzeer blijft bij een diepte-interview nog steeds de intentie dat de meeste vragen volgen uit wat de deelnemer heeft gezegd (Seidman, 2006).

Bovendien is het als interviewer van belang om het interview op zo’n natuurlijk mogelijke wijze te laten verlopen. Uiteindelijk bepaalt het contactmoment tussen de interviewer en de respondent de kwaliteit van de verkregen data (Beyens et al., 2016).

1.3.2.2 Online interview

Vandaag de dag is het internet in onze samenleving ingebakken. Iedereen gebruikt het dagelijks (Kaczmirek, 2017). In principe was het uitvoeren van online interviews niet voorzien binnen dit onderzoek. Wegens de lockdown – als corona-maatregel – werd dit plots een noodzakelijke onderzoeksmethodiek. Online interviews zijn een haalbaar alternatief, vanwege de keuze uit verschillende communicatiemogelijkheden. Bovendien kan je gemakkelijk overal en altijd direct met deelnemers praten (Salmons, 2014). Uiteindelijk had ik slechts nog één respondent te interviewen.

Aangezien de voorgaande interviews semigestructureerd opgebouwd zijn, was het verrichten van online synchrone interviews een logische keuze. Dit type interview lijkt in veel opzichten meer op een conventioneel face-to-face interview, aangezien respondenten en onderzoekers onmiddellijk en rechtstreeks met elkaar kunnen communiceren (O’Conner & Madge, 2017; Salmons, 2014). Volgens O’Conner & Madge (2017) kunnen de gegenereerde gegevens van online interviews even rijk en waardevol zijn als die van de traditionele interviews. Kortom, een nuttig alternatief om het onderzoek tijdens de covid-19 lockdown verder uit te voeren. Tot slot wordt het online interviewen nu steeds meer op zichzelf gewaardeerd als een geldige en legitieme onderzoeksmethode (O’Conner & Madge, 2017). Ongeacht de methodologische aanpak blijft de kernactiviteit voor elke interviewer hetzelfde : in dialoog gaan met de respondent met het oog op dataverzameling (Salmons, 2014).

1.3.2.3 Focusgroep

Het uitvoeren van een focusgroep is een kwalitatieve onderzoeksmethode waarbij de wijkinspecteurs op hetzelfde moment hun ervaringen omtrent private bewaking als

(35)

ondersteuning voor de wijkwerking met elkaar delen (Rabiee, 2004; Vander Laenen, 2016). Een goede focusgroep wordt best met maximum zes à twaalf personen uitgevoerd (Flick, 2018; Morgan, 1998; Rabiee, 2004). Daarnaast is het vinden van een geschikte locatie voor de focusgroep noodzakelijk. Zowel de fysieke eigenschappen als de interne eigenschappen van de plaats zijn belangrijk voor een goed verloop van de focusgroep (Morgan, 1998). Wanneer de plaats echter niet goed gekozen is, kan dit resulteren in weinig participerende of afwezige deelnemers (Vander Laenen, 2016).

Omwille van bovenstaande vereisten, de tijdsdrukte en de moeilijkheden die de corona-maatregelen – zoals de lockdown – met zich meebrachten, nam ik de beslissing om me enkel op de interviews te focussen. Tot slot had de politiezone ook haar handen vol tijdens de voorbije periode.

1.4 Data-analyse

Het meest betrouwbare om interviews correct te analyseren is de woorden van de respondenten om te zetten in een geschreven tekst. De juiste methode om dit verwezenlijken is het tapen van interviews en ze te transcriberen. Dit bevordert namelijk de kwaliteit van de transcripties (Bell, 2005; Beyens et al., 2016). Wel is het handmatig uittypen van interviewopnames tijdrovend en kostbaar werk. Desondanks leren interviewers die zelf transcriberen hun interviews veel beter kennen. Dit heeft ook zijn meerwaarde bij het analytisch werk dat de kiem van interpretatie bevat. Om het bos door de bomen te zien, werd bij de analyse met codelijst – met verschillende kleurencodes – gewerkt. Op deze manier kon ik verschillende delen van de transcripties vergelijken en konden er tussen de codes linken gemaakt worden. Bovendien kunnen interviewers met geluidsbanden hun interviewtechnieken bestuderen en verbeteren (Seidman, 2006). Zo was het tijdens het onderzoek duidelijk dat mijn vaardigheden als interviewer steeds verder aangescherpt werden.

1.5 Ethiek

Bij een onderzoek worden de rechten van de respondenten op privacy, vertrouwelijkheid en autonomie aan de hand van een informed consent beschermd (Beyens et al., 2016; Salmons, 2014; Vander Laenen & O'Gorman, 2016). Op een teamoverleg van de wijkwerking kreeg ik de kans om het onderzoek zo volledig mogelijk aan de wijkinspecteurs en hun leidinggevenden voor te stellen, hen duidelijkheid te geven waarom ze geïnterviewd werden, wat erbij kwam

(36)

kijken en wat met de verkregen informatie gedaan werd (Bell, 2005). Daarnaast werd deze info nog eens via een informatiebrief naar alle respondenten gemaild.

Vervolgens was het ook noodzakelijk toestemming te krijgen om het gesprek met opnameapparatuur te registreren (Beyens et al., 2016). Opnemen op tape komt trouwens de deelnemers ten goede. De zekerheid dat er een verslag is van wat ze hebben gezegd waartoe ze toegang hebben, kan hen meer vertrouwen geven dat hun input op verantwoorde wijze zal behandeld worden. Het omgekeerde geldt ook voor de onderzoeker. Als hij later wordt beschuldigd van misbruik van zijn interviewmateriaal, kan hij op basis van hun oorspronkelijke bronnen zijn verantwoording afleggen (Seidman, 2006).

Bovendien moeten opnames, transcripties van interviews, evenals de resultaten die daaruit vloeien voldoende geanonimiseerd worden zodat ze niet identificeerbaar zijn (Vander Laenen & O’Gorman, 2016). Deze gevoelige data wordt op een veilige plaats bewaard (datamanagementplan). Tot slot kreeg elke respondent de kans om hun vragen en opmerkingen over het onderzoek voor, tijdens en na het interview te uiten (Salmons, 2014).

1.6 Beperkingen

Zoals bij elk onderzoek, zijn er enkele beperkingen opgetreden. Zo was het eerst de bedoeling om tot datatriangulatie te komen door zowel semigestructureerde interviews als focusgroepen uit te voeren. Wegens verscheidene redenen (supra) was het organiseren van focusgroepen niet meer mogelijk. Dit beperkt natuurlijk wel de kwaliteit van de voorziene data. Daarbij blijft interviewen een zeer subjectieve techniek en daardoor bestaat altijd het risico van vertekening. Het analyseren van antwoorden kan – wegens interpretatiefouten – soms moeilijkheden opleveren (Bell, 2005). Daarnaast moet er ook rekening gehouden worden met enkele gevaren, zoals ‘going native’, de respondentenbias, (machts)relaties en de interviewerscapaciteiten. Deze factoren kunnen een niet te onderschatten invloed hebben tijdens de dataverzameling (Beyens et al., 2016). Verder moet er rekening gehouden worden dat de opgestelde vragen niet voor elke geïnterviewde even interessant zijn geweest, wat ook een invloed kan hebben op de gegenereerde gegevens (Seidman, 2006). Bovendien is het interviewen van politiemensen niet evident. Ze vertellen nooit meer dan wat absoluut moet. Politieorganisaties bewaken hun grenzen, zowel fysiek als symbolisch (Manning, 2015). Voorts was er één respondent die op voorhand aangaf dat het gesprek niet op tape mocht opgenomen worden. Ondanks dat dit een recht is van de deelnemer, beperkt ook deze keuze de voordelen van taping. Zo was het van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mede naar aanleiding van signalen over andere instellingen startte de inspectie in juli 2010 een onderzoek naar alternatieve afstudeertrajecten onder alle instellingen in het

Ten behoeve van de evaluatie is dus onderzocht welke maatregelen de afgelopen jaren zijn genomen.. Waar mogelijk is gebruik gemaakt van

Federale bevoegdheid voor de door de wet aangewezen federale en internationale instellingen waarvan de werking gemeen is aan meer dan één gemeenschap.. De bevoegdheid om taalkennis

De burgemeester, de commandant van de gemeentelijke brandweer, de commandant van de regionale brandweer en het door hen aangewezen ter plaatse dienstdoende personeel van de

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft TNS NIPO gevraagd onderzoek te doen naar mogelijkheden om a) degenen die wel kunnen maar het niet doen, én

Bij AXA Investment Managers zijn we niet alleen van mening dat verantwoord beleggen duurzame waarde op lange termijn kan creëren voor de beleggers, maar ook dat we de

The journey of a potential suggestion to a recommenda- tion is complex and is influenced by every stakeholder and constraint in the audit process — be it the overall tone of

- Kinderarts laten bellen en komen voor reanimatie (komt gelijk) - Start de tijd. Kindje afdrogen en