• No results found

Het falen en succes van vredesonderhandelingen : lessen uit Colombia

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het falen en succes van vredesonderhandelingen : lessen uit Colombia"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het falen en succes van vredesonderhandelingen:

lessen uit Colombia

Foto: Alejandro Ernesto.1

Ulja Monte Student nummer: 10893962 E-mailadres: uljamonte@gmail.com Opleiding: Politicologie Datum: 23 maart 2018 Aantal woorden: 10.993

Scriptie begeleider: Said Rezaeiejan Tweede beoordelaar: Marcel Maussen

(2)

2 Afkortingen

DMZ Gedemilitariseerde zone

EU Europese Unie

FARC Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia

ICG International Crisis Group

IMF Internationaal Monetair Fonds

MHS Mutually Hurting Stalemate

UCDP Uppsala Conflict Data Program

VN Verenigde Naties

(3)

3

I

nhou

d

11 1. Introductie ...5 1.1 Probleemstelling ...5 1.2 Hoofdvraag ...6 1.2 Relevantie ...6 2.Theoretisch Kader ...7

2.1 Theorieën over vredesonderhandelingen in Colombia ...7

2.2 Rationele Keuze Benadering ...8

2.3 Ripeness theorie ...9

2.4 Readiness theorie ... 10

2.5 Spoilers ... 11

3.Methode ... 13

3.1 Operationalisatie van de Ripeness theorie ... 13

3.2 Operationalisatie van de Readiness theorie ... 16

3.3 Operationalisatie van Spoilers ... 17

4.Analyse ... 20 4.1 Ripeness theorie ... 20 4.1.1 Vredesonderhandelingen 1998-2002 ... 20 4.1.2 Vredesonderhandelingen 2012-2016 ... 22 4.2 Readiness theorie ... 23 4.2.1 Vredesonderhandelingen 1998-2002 ... 23 4.2.2 Vredesonderhandelingen 2012-2016 ... 25 4.2 Spoilers ... 27 4.3.1 Vredesonderhandelingen 1998-2002 ... 27 4.3.2 Vredesonderhandelingen 2012-2016 ... 29 5.Conclusie ... 31 6.Referenties ... 33

1 De Cubaanse president Castro (centrum), houdt de handen vast van de Colombiaanse president Santos (links) en FARC leider

Timochenko (rechts) tijdens een persconferentie waarbij ze aankondigden dat er en vredesakkoord aankwam. De foto is gemaakt door Alejandro Ernesto en gepubliceerd op 26 september 2015 bij een artikel van Ed Vulliamy in The Guardian.

(4)

4

One doesn’t make peace with one’s friends. One makes peace with one’s enemies (…). A perfect peace is not possible; it doesn’t exist. It is a process, the best process, the best possible agreement to achieve

peace.2

2 Santos 2016. Juan Manuel Santos is sinds 2010 de president van Colombia. In 2016 won hij de Nobelprijs voor de Vrede

vanwege zijn inspanningen om de meer dan 50 jaar durende burgeroorlog van Colombia tot een einde te brengen (nobelprize.org 2016).

(5)

5

1. Introductie

Colombia is een land met vele paradoxen. De geschiedenis wordt enerzijds gekarakteriseerd door de consolidatie van een democratisch systeem en anderzijds door grootschalige moordpartijen (ICG 2002: 5). De meeste doden vielen tijdens de ‘Oorlog van Duizend Dagen’ (1899-1902), La Violencia (1948-1965) en gedurende de georganiseerde, gewapende conflicten die er sindsdien zijn geweest (ICG 2002: 5 en ICG 2017: 1). Deze burgeroorlogen waren het gevolg van conflicten tussen drugskartels, guerrillaorganisaties, paramilitairen en de overheid (ibid.). Colombia is hierdoor een zwakke staat (Wills-Otero 2015: 94).

De oudste guerrillabeweging is de ‘Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC)’. Dit is Spaans voor de Gewapende Strijdkrachten van Colombia (Rosen 2014: 16-17). De FARC zijn tegen het einde van La Violencia ontstaan en werden rond de jaren 1990 de meest machtige guerrillaorganisatie van het land (ibid.). In de beginjaren bestond de organisatie uit een paar honderd leden. De troepen verbleven voornamelijk in de jungle, maar hadden verder geen vaste verblijfplaatsen. Toen de FARC meer leden kregen, begonnen ze gebieden van het land te bezetten en bouwden zo een territoir op (ICG 2002: 9). De organisatie had communistische idealen en kreeg steun van met name de arme bevolking in hun grondgebied (Bargent 2014). Dit veranderde nadat de FARC steeds meer geassocieerd werden met ontvoeringen, terrorisme en drugshandel (ICG 2002: 9).

In de periode dat de publieke opinie zich tegen de FARC begon te keren, waren er voor het eerst vredesonderhandelingen met de FARC (ICG 2002: 5). De onderhandelingen vonden plaats tijdens het bewind van president Betancur (1982-1986). Deze gesprekken mislukten. Met uitzondering van president Semper (1994-1998) en president Uribe (2002-2010) hebben alle presidenten na Betancur geprobeerd om met de FARC te onderhandelen (ibid. en ICG 2009: 1). De onderhandelingen hebben niet voor een duurzame vrede gezorgd, maar gedurende de onderhandelingen escaleerde het conflict (ibid.).

1.1 Probleemstelling

Omdat Colombia gekenmerkt wordt door veel factoren die de kans op het ontstaan van een burgeroorlog vergroten,3 is het niet opmerkelijk dat het zo’n lange geschiedenis aan conflicten heeft.

3 Uit onderzoeken is gebleken dat factoren als armoede, politieke instabiliteit, een laag niveau van de economische

ontwikkeling, een grof terrein en natuurlijke hulpbronnen, de kans op het ontstaan van een burgeroorlog en de duur ervan beïnvloeden (Collier en Hoeffler 2004; Collier en Hoeffler 2005; Fearon 2005; Ross 2004; Lujala 2010). Colombia heeft een zwakke overheid, natuurlijke middelen als olie en drugs, economische ongelijkheid, armoede en een grof terrein (Humphreys 2005: 511)

(6)

6

Juist daarom is het bijzonder dat er na een lang conflict een succesvol vredesproces lijkt te zijn ontstaan. In november 2016 is namelijk een vredesakkoord gesloten met de FARC. De implementatie hiervan is nog steeds gaande (ICG 2017: 1). Tussen 1998-2002 zijn er ook vredesonderhandelingen geweest met de FARC, maar deze zijn destijds mislukt (ICG 2002: 40).

1.2 Hoofdvraag

Tegen deze achtergrond staat de volgende hoofdvraag centraal in deze scriptie:

‘’Hoe kunnen we aan de hand van de bestaande theorieën over vredesonderhandelingen het falen en succes van de vredesonderhandelingen in Colombia tussen 1998-2002 en 2012-2016 verklaren?’’.

1.3 Relevantie

Het onderzoek is politiek relevant omdat er in Colombia behalve de FARC nog andere guerrillaorganisaties en drugskartels zijn die conflicten veroorzaken. De opgedane kennis van de onderhandelingen met de FARC kunnen gebruikt kunnen worden om vredesprocessen met deze groepen te beginnen en succesvol te laten verlopen. Op dit moment zijn er vredesonderhandelingen gaande met guerrillaorganisatie ELN. De onderhandelingen zijn begin vorig jaar begonnen en zijn in januari 2018 opgeschort, nadat de rebellen bomaanslagen hadden uitgevoerd op een grote oliepijplijn (Sondermeijer 2018). Desondanks zijn de onderhandelingen op 12 maart 2018 weer hervat (Cardona 2018). Omdat de onderhandelingen met de ELN tot nu toe nog niet succesvol zijn verlopen, is het voor Colombia van belang om inzicht te hebben in theorieën die het falen en succes van vredesonderhandelingen kunnen verklaren.

Het onderzoek is wetenschappelijk relevant, omdat er een gat is in de literatuur met betrekking tot theorieën die zowel het falen als succes van vredesonderhandelingen van burgeroorlogen kunnen verklaren. De meeste onderzoeken zijn gericht op het duiden van vredesonderhandelingen tussen staten. Echter, al een aantal decennia speelt het merendeel van de gewapende conflicten zich echter binnen staten en niet tussen staten af (SIPRI 2000: 6; SIPRI 2016: 7).

In het theoretisch kader worden de te analyseren theorieën uiteengezet, te weten de Ripeness theorie van Zartman (2001), de Readiness theorie van Pruitt (2005) en de spoiler theorie van Stedman (1997). In de methode wordt per theorie uitgelegd hoe de twee vredesonderhandelingen aan de hand van de theorieën worden geanalyseerd en in de analyse wordt de methode toegepast. Een antwoord op de hoofdvraag wordt in de conclusie geformuleerd.

(7)

7

2. Theoretisch kader

2.1 Theorieën over vredesonderhandelingen in Colombia

In de loop der jaren zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar het verloop van de vredesprocessen en hoe deze verklaard kunnen worden. De belangrijkste theorieën worden in deze paragraaf uiteengezet. Volgens Chernick (2009) zijn de vredesonderhandelingen van 1998-2002 mislukt, omdat zowel de FARC als de Colombiaanse overheid onvoldoende gemotiveerd waren om het proces te laten slagen. Deze conclusie baseerde hij op het feit dat de FARC geen internationale ondersteuning wilde ontvangen bij de onderhandelingen. Bovendien was de focus van de overheid meer gericht op militair ingrijpen dan op het voeren van succesvolle onderhandelingen. Nasi (2009) wijdt het falen van de onderhandelingen onder president Pastrana aan een amateuristische houding van de overheid tijdens de onderhandelingen. Volgens Isacson en Rodriguez (2009) zijn de onderhandelingen echter steeds niet geslaagd, omdat er geen sterke, nationale beweging was die streed voor vredesonderhandelingen. Sanin (2001) heeft onderzoek gedaan naar de rol van Plan Colombia van de VS.4 Door middel van Plan Colombia kregen de VS meer belangen in het conflict. De focus van de VS lag volgens hem niet bij vrede

creëren, maar bij het bestrijden van de drugshandel. Ook Bayer (2013) vindt dat derde partijen niet in het belang van Colombia hebben gehandeld tijdens de onderhandelingen van 1998-2002. Cuba, Noorwegen, Venezuela en Chili zouden te veel hun eigen belangen hebben nagestreefd ten koste van de onderhandelingen in Colombia.

Een van de meest recente onderzoeken is van Walch (2014). Aan de hand van interviews met leden van de FARC heeft hij in kaart gebracht dat de FARC een sterke interne cohesie hebben. Volgens Walch is dit een van de redenen dat de FARC al sinds 2012 onderhandelt met de Colombiaanse overheid. Walch maakt niet duidelijk wat de reden is waardoor hij de conclusie heeft getrokken dat de FARC een sterke interne cohesie hebben. Dit maakt zijn theorie lastig om te gebruiken in ander onderzoek.

De onderzoeken van Chernick (2009), Nasi (2009), Isacson en Rodriguez (2009), Sanin (2001) en Bayer (2013) hebben geleid tot een verklaring waarom de vredesonderhandelingen in Colombia niet zijn gelukt. De onderhandelingen die succesvol zijn geëindigd, zijn ook pas recent gestopt. Dit maakt het extra relevant om onderzoek te doen naar theorieën die zowel het falen als succes van vredesonderhandelingen kunnen verklaren.

4Plan Colombia was een wet aan de hand waarvan de VS enerzijds meer steun in de vorm van geld en trainingen aan het

Colombiaanse leger konden geven alsmede zelf militaire operaties uit konden voeren op het Colombiaanse grondgebied (Washington Post 2000).

(8)

8

2.2 Rationele Keuze Benadering

Vredesonderhandelingen zijn een manier om een einde te maken aan burgeroorlogen (Wallensteen 2015: 15). Het is echter lastig om middels onderhandelingen een vredesakkoord te bereiken en vervolgens te implementeren (Sriram 2008: 13). Maar wanneer conflicten via vredesonderhandelingen opgelost worden en goed geïmplementeerd zijn, kunnen ze bijdragen aan een duurzame vrede (Wallensteen 2015: 129). Veel beleidsadviezen over vredesonderhandelingen hebben als uitgangspunt dat actoren aan de hand van een rationele afweging besluiten om te gaan onderhandelen (idem: 50). Deze beleidsadviezen vallen zodoende binnen de school van de rationele keuze benadering. De rationele keuze benadering is een school binnen de sociale wetenschappen die als uitgangspunt heeft dat mensen handelen op basis van eigen belang, met als doel hun nut te maximaliseren (Ostrom 1998: 2-9). Binnen de rationele keuze theorie motiveren mensen hun keuzes aan de hand van transitieve voorkeuren (Scott 2000: 127). Deze voorkeuren worden vervolgens tegen elkaar afgewogen bij het maken van een keuze. Actoren maken dus een kosten-baten analyse. Het gaat hier om kosten en baten in materiële termen, omdat ze meetbaar moeten zijn om tegen elkaar afgewogen te worden (idem: 127). Wat deze materiële termen precies zijn, kan binnen de rationele keuze benadering verschillen per actor en per stroming. De Ripeness theorie, Readiness theorie en spoilers hebben tevens allemaal als uitgangspunt dat de partijen een rationele keuze maken om al dan niet te beginnen aan de onderhandelingen of om deze succesvol te laten verlopen.

Ondanks dat dit uitgangspunt veel wordt gebruikt in beleid en onderzoek, is er veel kritiek op het idee dat actoren handelen als gevolg van een rationele keuze. Zo zouden individuen in de praktijk keuzes maken aan de hand van vuistregels die ze in de loop van de tijd hebben geleerd (Ostrom 1998: 9). Bovendien is er kritiek op de tautologie van de benadering. Aangenomen wordt dat actoren handelen op basis van eigenbelang. Vervolgens worden de handelingen van actoren verklaart aan de hand van de eigenbelangen van de actoren. Hierdoor kan een cirkelredenering ontstaan (ibid.). Een andere kritiek op de benadering is afkomstig van constructivisten (Jackson en McDonald 2009: 19). Volgens hen bestaat er niet iets als een ‘rationele keuze’. Een handeling van een actor wordt veroorzaakt door structuren, die de percepties van een actor kunnen beïnvloeden. Structuren kunnen tot uiting komen in discoursen, zoals taal, normen en symbolen. Wanneer constructivisten vredesonderhandelingen zouden analyseren, zouden niet de keuzes en handelingen van actoren de eenheid van analyse zijn, maar discoursen (ibid.).

Toch worden er in deze scriptie theorieën onderzocht die vallen binnen de rationele keuze benadering. Dit biedt namelijk een goede mogelijkheid om een complexe situatie te simplificeren en overzichtelijk te maken (Bates 1998: 60; Hindmoor 2010: 202).

(9)

9

2.3 Ripeness theorie

De Ripeness theorie is een van de meest invloedrijke theorieën voor het oplossen van conflicten (Goodby 1996; Greig 2001; Haass 1990; Kleiboer 1994; Mitchell 1995; Mooradian en Druckman 1999; Pruitt 2005; Zartman 2009). Het is een theorie waarmee kan worden verklaard wanneer en waarom twee conflicterende partijen beslissen om te gaan onderhandelen om het conflict op te lossen (Zartman 2001: 8). Volgens Zartman komen actoren tot de beslissing om te gaan onderhandelen wanneer er sprake is van een Mutually Hurting Stalemate (MHS). Een MHS is het moment waarop beide partijen ervaren en erkennen dat ze in een uitzichtloze situatie terecht zijn gekomen: een gezamenlijke patstelling. Een uitzichtloze situatie ontstaat wanneer een militaire strategie om het conflict op te lossen geen perspectief meer biedt. Hierdoor moet dan gezocht worden naar andere manieren om het conflict op te lossen. Zodoende is sprake van een zero sum game: een moment waarop beide partijen veel investeren in een conflict, maar er steeds slechter vanaf komen (Jervis 1999: 44; Zartman 2001: 8-12). De partijen kunnen er slechter vanaf komen in de zin dat ze geld en mankrachten verliezen, zonder dat ze daar iets voor terug krijgen. Voor overheden geldt ook dat de economische situatie van het land achteruit gaat en dat de levensomstandigheden van de bevolking eronder lijden. Bij een slechtere economische situatie kan gedacht worden aan een langzamere economische groei en groeiende armoede. Wanneer sprake is van een zero sum game kunnen partijen de behoefte krijgen om aan de situatie te willen ontsnappen (Zartman 2009: 6). Het is voor het ontstaan van een MHS belangrijk dat de partijen elkaar als gelijkwaardig beschouwen (ibid.). Met gelijkwaardigheid wordt bedoeld dat beide partijen in eenzelfde situatie zitten en dat de ene partij zich dus niet overgeeft aan de andere (Zartman 2001: 6). Wanneer sprake is van een MHS zal een van de partijen het initiatief moeten nemen om te gaan onderhandelen. Van een volledige MHS is zelden sprake, omdat dergelijke momenten volgens Zartman zelden volledig ‘rijp’ zijn (Zartman 1985: 237). En daardoor kunnen derde partijen een belangrijke rol spelen. Zij kunnen namelijk de conflicterende partijen ervan overtuigen dat het moment daar is om te gaan onderhandelen, omdat er een escalatie van het conflict dreigt dat niet meer opgelost kan worden door te vechten. Daarnaast kan een mediator bijdragen aan het ontwikkelen van wederzijds vertrouwen (idem: 268). De onderhandelingen kunnen vervolgens plaatsvinden tussen de twee partijen zelf, in een multilaterale setting en in sommige gevallen onder leiding van een mediator (Zartman 2001: 6).

Het moment waarop een MHS ontstaat is niet objectief vast te stellen, de percepties van de strijdende partijen staan namelijk centraal (Zartman 2009: 231). Wanneer de leiders van de strijdende partijen niet overtuigd zijn dat onderhandelen de enige manier is om tot een oplossing te komen, zullen zij ook niet stoppen met strijden (Zartman 2001: 11). Dit brengt het risico met zich mee dat een

(10)

10

onderzoeker zelf te veel een ‘rijp’ moment creëert, waardoor er een risico kan zijn op cherry-picking.5

Onderzoekers beschikken namelijk nooit over de volledige informatie en gedachtegang van de individuen die zij analyseren (idem: 281). Er kunnen dus geen volledig voorspellende uitspraken worden gedaan aan de hand van deze theorie. Wel biedt de theorie bruikbare concepten die op een goede manier kunnen worden toegepast op conflicten in een poging de ontwikkelingen rond onderhandelingen te verklaren (ibid.). Zartman spreekt zich niet eenduidig uit over de manier waarop onderhandelingen exact met elkaar vergeleken kunnen worden (Walch 2014: 75). De empirische achtergrond van zijn ideeën is ook niet helemaal duidelijk, in zijn boeken beschrijft hij vooral in plaats van dat hij een duidelijke methode laat zien (Kleiboer 1994: 118). Wanneer een concepten uit zijn theorie echter op dezelfde manier wordt gebruikt om verschillende onderhandelingen te analyseren, kan een dergelijk concept wel degelijk nuttig zijn om onderhandelingen met elkaar te vergelijken (O’kane 2006: 281-282). Het biedt namelijk een manier om de bereidheid van partijen om te gaan onderhandelen te herkennen en dit is een minimale voorwaarde om te gaan onderhandelen (Kleiboer 1994: 115).

2.4 Readiness theorie

Pruitt (2005, 2007) heeft een herschikking gemaakt van de Ripeness theorie, namelijk de Readiness theorie. Rubin, Pruitt et al. (1994: 152) erkennen het idee van een juiste timing om te beginnen met onderhandelen maar menen dat Zartman te veel focust op militaire overwegingen. Daarom voegen zij vier andere aspecten toe waarmee de strijdende partijen de perceptie kunnen ontwikkelen dat onderhandelen de enige oplossing is (ibid.). Ten eerste kunnen eerder gebruikte militaire tactieken niet meer werken, omdat ze aan kracht hebben verloren. Dit kan onder andere veroorzaakt worden doordat de andere partij de tactieken inmiddels kent. Ten tweede kunnen de middelen die nodig zijn om het conflict voort te zetten opraken. Te denken valt aan energie, geld en tijd (idem: 153). Ten derde kan er een patstelling ontstaan omdat de conflicterende partijen er niet langer in slagen om steun van de bevolking te vergaren of te behouden (ibid.). Wanneer de middelen om te vechten opraken, wordt de steun van de bevolking essentieel. Deze steun is belangrijk in het onderhandelingsproces, omdat het de partijen een betere positie geeft. Hierdoor is het verstandiger om te gaan onderhandelen dan om ermee te wachten (ibid.). Tot slot spelen de kosten van het conflict een grote rol. De kosten van het voortzetten van het conflict kunnen voor een of beide partijen zo hoog worden dat er een escalatie voorkomen moet worden. Daarbij kan gedacht worden aan onder andere welvaart en levens (ibid.). Daarnaast weerlegt Pruitt (2005: 9) het idee van een gezamenlijke patstelling. Volgens hem kan de ene partij

5Cherry-picking is een manier van data analyseren, waarbij een onderzoeker bepaalde data gebruikt of weglaat om tot een

(11)

11

optimistisch zijn over de situatie, terwijl de andere partij de perceptie van een zero sum game kan hebben.

Hoewel de Readiness theorie verschillende variabelen toevoegt, is het volgens Coleman et al (2007:7) alsnog te beperkt, omdat de theorie evengoed als uitgangspunt heeft dat er een kosten-batenanalyse gemaakt moet worden.6 Bovendien negeert het de andere motieven die actoren kunnen

hebben om in een conflict te blijven of te onderhandelen dan vrede creëren. Een partij kan ook gaan onderhandelen om tijd te rekken om te kunnen bevoorraden, om burgers tevreden te stellen of om legitimiteit te vergaren onder de internationale gemeenschap (Walter 1999: 130). Aggestam voegt hieraan toe dat voorbereidende gesprekken een manier zijn om na te gaan wat de motivatie van de andere partijen is (2004: 280).

2.5 Spoilers

In vrijwel alle vredesonderhandelingen bestaan actoren die niet willen dat er vrede komt (Stedman 2003: 11). Deze groepen of individuen worden dan een spoiler: leiders of partijen die geloven dat de komende vrede hun macht en belangen bedreigt en daarom pogen het proces te saboteren (Stedman 1997: 5). Stedman maakt onderscheid tussen spoilers die wel of geen onderdeel vormen van de onderhandelende partijen. Het onderscheid benoemt hij als inside spoilers en outside spoilers (Stedman et al. 2002: 12-13).

Er zijn verschillende kritieken op deze theorie. Volgens Greenhill en Major legt Stedman te veel de focus op het determinerende aspect van spoilers (Greenhill en Major 2007: 7). Volgens hen ondermijnt Stedman daarmee de structurele factoren die bijdragen aan het verloop van een vredesproces. Volgens Greenhill en Major zijn het juist de structuren die het bestaan van een spoiler bepalen (idem: 8). Een van die structuren is de mate van inclusiviteit bij gesprekken. Dit houdt in dat verschillende actoren onderdeel uitmaken van de onderhandelingen. Deze actoren kunnen leden zijn van de partijen die onderhandelen, maar ook derde partijen. Wanneer er weinig actoren bij de gesprekken worden betrokken, wordt de kans op het ontstaan van een spoiler vergroot (idem: 9). Dit kan begrepen worden vanuit een brede verklaring van Lijphart, namelijk dat minderheden die uitgesloten worden van macht zich zullen keren tegen het regime (Lijphart 1985: 18-19). Ook Zahar vindt dat Stedman te weinig aandacht heeft voor de structuren waarin spoilers ontstaan of manieren waarop spoilers kunnen voorkomen. Een van de structuren waarop de kans op het ontstaan van spoilers kan worden beperkt, is door het veiligheidsdilemma op te lossen (Zahar 2008: 168). Het

6Peter Coleman is directeur van Morton Deutsch International Center for Cooperation and Conflict Resolution en co-directeur Advanced Consortium for Cooperation, Conflict and Complexity. Daarnaast is hij professor in de Psychologie en Educatie aan Columbia University (tc.columbia.edu).

(12)

12

veiligheidsdilemma is het moment waarop de partijen gaan demobiliseren, waardoor ze kwetsbaarder worden. Dit is voor andere actoren een ‘geschikt’ moment om aan te vallen. In een dergelijke context kunnen er zodoende gemakkelijk spoilers ontstaan. Dit kan opgelost worden door een derde partij. Derde partijen, zoals veiligheidstroepen, kunnen een demobiliserende partij beschermen (idem: 169).

Daarnaast geven Greenhill en Major (2007) aan dat een actor, die het proces wil saboteren, wel de middelen moet hebben om dit ook daadwerkelijk te kunnen doen. Een groep wordt geen spoiler na een handeling, maar pas na de uitkomst van de handeling. Pas dan kunnen de onderhandelende partijen ervaren dat er een groep is die het proces wil belemmeren. Goed spoiler-management houdt volgens hen dus in dat je adequaat de structuren in de gaten houdt waarin een spoiler kan ontstaan (idem:10-14).

Een andere kritiek op de theorie is dat de aanwezigheid van spoilers niet zo veel zegt, omdat het de motivatie van de spoilers niet in kaart brengt (Zahar 2008: 160). Volgens Stedman is het inderdaad niet mogelijk om te weten waarom een bepaalde actor een spoiler wordt. Dit is een van de onzekerheden die komt kijken bij vredesonderhandelingen. Partijen gaan aan tafel zitten en moeten op basis van wat de andere partij vertelt verder praten. Interne informatie van de andere partij is beperkt. Er is zodoende een informatie-asymmetrie. Daarom moeten de onderhandelaars alle signalen die zij via andere kanalen ontvangen, goed bestuderen. Een van de signalen die de onderhandelaars kunnen ontvangen is een spoiler. Een spoiler is derhalve een manier waarmee de onderhandelende partijen te weten kunnen komen dat er actoren zijn die niet achter het verloop van het proces staan (Stedman 2002: 13). Daarnaast geeft Stedman aan dat wanneer sprake is van informatie-asymmetrie , er wantrouwen kan ontstaan. Hierdoor kunnen met name de onderhandelende partijen het geloof in een goed verloop verliezen (Stedman 2003: 152).

Tegen de achtergrond van het geschetste kader kan om de vredesonderhandelingen te analyseren de volgende variabelen per theorie onderscheiden worden. Bij de Ripeness theorie gaat het om de militaire- en financiële kosten en baten van de FARC en de kosten van de overheid. Bij de Readiness theorie gaat het om steun van de bevolking, kosten en middelen. De variabele ‘militaire strategie’ wordt niet in de analyse gebruikt, omdat dit voor een buitenstaander niet meetbaar is. Hoewel de uitkomst van een strategie zichtbaar kan zijn, geldt dit niet voor het idee erachter. Tot slot zijn de variabelen van

(13)

13

3. Methode

Het onderzoek zal uitgevoerd worden aan de hand van een kwalitatieve, vergelijkende case studie, waarbij de onderhandelingen van 1998-2002 en 2012-2016 zullen worden geanalyseerd.

3.1 Operationalisatie Ripeness theorie

Bij de analyse door middel van de Ripeness theorie zal gekeken worden of sprake was van een MHS op het moment dat de onderhandelingen begonnen. Er is sprake van een MHS wanneer beide partijen ervaren en erkennen dat het moment ‘rijp’ is om te gaan onderhandelen. Beide partijen zullen daarvoor een kosten-batenanalyse maken op basis van financiële- en militaire overwegingen. Om tot een MHS te komen moet het te verwachten nut van onderhandelen dus groter zijn dan het te verwachten nut dat de actoren kunnen behalen wanneer zij het conflict voortzetten (David Mason en Fett 1996: 549). Volgens Zartman is een speltheorie een strategische analyse een geschikte manier om de afwegingen van de partijen in kaart te brengen (Zartman 1988: 34). Een MHS is het best te herkennen aan de hand van het spel van de angsthaas (Zartman 2001: 9). Het spel van de angsthaas zal in figuur 1 schematisch worden weergegeven.

Figuur 1 FARC

Onderhandelen (O) Militaire strijd (M)

Overheid Onderhandelen (O) (3,3) (1,2)

Militaire strijd (M) (2,1) (0,0)

Binnen het angsthaas spel hebben zowel de overheid als de FARC twee keuzes. De eerste keuze is onderhandelen (O) en de tweede keuze is het voeren van een militaire strijd (M). De hoeveelheid nut die de partijen krijgen aan de hand van hun keuze is afhankelijk van de keuze van de andere partij. Dit concludeert in vier mogelijke uitkomsten: OO, MO, OM en MM. De getallen in figuur 1 geven aan hoeveel nut de partijen kunnen behalen. Wanneer beide partijen voor M kiezen, is er sprake van een MHS en eindigen ze allebei zonder nut (0). Wanneer de ene partij voor M kiest en de andere partij voor O, dan behaalt de partij die voor M heeft gekozen meer nut (2) dan de partij die voor O heeft gekozen (1). Als beide partijen kiezen voor O, dan behalen ze beide een nut ter waarde van ‘3’. Daarom is het rationeel als beide partijen de keuze maken om te gaan onderhandelen.

In lijn met de theorie van Zartman zouden in dit geval zowel de FARC als de overheid moeten ervaren en erkennen dat situatie MM hen allebei niets oplevert, omdat het een zero sum game is. Deze conclusie zullen zij trekken aan de hand van een kosten-batenanalyse. Volgens Zartman verschillende precieze kosten en baten per actor en per conflict. Daarom zullen er aan de hand van theorie van Collier

(14)

14

en Hoeffler (2004) in combinatie met specifieke informatie over het conflict variabelen worden opgesteld aan de hand waarvan de partijen een kosten- en batenanalyse zullen maken. De variabelen zullen per periode hetzelfde zijn, zodat ze goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

De eerste variabele is: De militaire kosten en baten van de FARC. Deze variabele zal aan de hand van vier indicatoren worden gemeten. De eerste indicator is het aantal leden van de FARC. Hiervoor zullen data gebruikt worden van de International Crisis Group (ICG). De tweede indicator is de economische ongelijkheid, welke gemeten zal worden aan de hand van de GINI index van de Wereld Bank. De GINI index is een maat om de ongelijkheid binnen landen aan te geven. Wanneer de index een waarde van 0 heeft, dan is er perfecte gelijkheid en bij een waarde 100 is er perfecte ongelijkheid. Een nadeel van deze index is dat het geen regionale specificaties geeft, maar alleen de ongelijkheid op nationaal niveau.7 Deze indicator geeft ook geen nadere informatie over het aantal mensen dat

bijvoorbeeld een hoog of laag inkomen heeft. Daarom wordt er een derde indicator gebruikt, namelijk de ‘armoede onder de totale bevolking’. Dit zal gemeten worden aan de hand van data van de Wereld Bank. Te weten Poverty headcount ratio at $1,90 a day (2011 PPP)(% of population).8 Deze indicator

meet dus het percentage van de bevolking dat onder de armoedegrens van 1,90 Amerikaanse dollar per dag leeft. Omdat de FARC meer mannen werft dan vrouwen, zal er tot slot gekeken worden naar de werkeloosheid onder mannen. De data zullen afkomstig zijn van een indicator van de Wereld Bank:

Unemployment, male (% of male labor force) (modeled ILO estimate).9 De data zullen voor beide

periodes waarnaar onderzoek gedaan wordt afkomstig zijn van dezelfde bronnen.

De economische indicatoren vallen onder de variabele de ‘militaire kosten en baten’, omdat zij

invloed hebben op de recruitmentkosten die de FARC moeten maken om nieuwe leden te werven. Deze

kosten worden voor een groot deel bepaald door de economische ongelijkheid en armoede onder de bevolking. Wanneer sprake is van een grote economische ongelijkheid en veel armoede, is het voor de FARC makkelijker om mensen te rekruteren dan wanneer het tegenovergestelde het geval is (Collier en Hoeffler 2004: 255).

De tweede variabele is: de ‘financiële kosten en baten van de FARC’. De indicator van deze variabele is een schatting van het totale inkomen van de FARC in Amerikaanse dollars. Het betreft hier een schatting, omdat het exacte vermogen van de FARC niet duidelijk is. De FARC verdienen namelijk haar geld door middel van drugshandel, olie, ontvoeringen en het innen van belasting onder boeren in door hen bezette gebieden (Rosen 2014: 16-17). Dit is dus een illegale manier van geld verdienen,

7World Development Indicators, The World Bank (2017). GINI index (World Bank estimate).

8 World Development Indicators, The World Bank (2017). Poverty headcount ratio at $1.90 a day (2011 PPP) (% of

population).

9 World Development Indicators, The World Bank (2017). Unemployment, male (% of male labor force) (modeled ILO

(15)

15

waardoor geen betrouwbare data over het jaarlijkse inkomen van de FARC beschikbaar is (McDermott 2013). Echter, de hoogte van dit geschatte inkomen zegt op zich niet erg veel, maar de stijgingen en dalingen in het inkomen kunnen wel erg relevant zijn om te onderzoeken. Daarom zal er gekeken worden of er rond 1998 en 2012 een stijging was van het inkomen van de FARC. Er zal gezocht worden naar schattingen van economen ten aanzien van het inkomen van de FARC in The Economist. Ook zal worden gekeken in hoeverre het territoir van de FARC in aanloop van de onderhandelingen is gegroeid. Wanneer het territoir namelijk significant groeit, ontstaat een groter terrein waarop coca kan worden verbouwd en belasting kan worden geïnd onder de mensen die daar wonen. Dit zegt indirect iets over een eventuele groei of daling van het inkomen van de FARC. De data voor de onderhandelingen van 1998 zullen afkomstig zijn van InSight Crime en de data voor 2012 van de ICG.

De derde variabele is: ‘de kosten van de overheid’. De financiële kosten van de overheid zijn: economische groei, economische ongelijkheid, armoede en werkeloosheid (Blattman en Miguel 2010: 4; Collier et al 2004: 255). Om de economische groei te meten zullen data worden gebruikt van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), namelijk Reap GDP growth (Annual percent change).10

Economische ongelijkheid zal gemeten worden aan de hand van de GINI index van de Wereld Bank. Het percentage mensen dat in armoede leeft zal gemeten worden aan de hand van Wereld Bank indicator

Poverty headcount ratio at $1.90 a day (2011 PPP) (% of population).11 Tot slot zal de werkeloosheid

gemeten worden aan de hand van de volgende indicator van de Wereld Bank: Unemployment total (%

of total labor force) (national estimate).12 Deze indicatoren en data gelden voor beide

onderhandelingen.

Voor deze analyse wordt aangenomen dat de militaire kosten voor de overheid een minder belangrijke rol spelen, omdat Colombia op dit gebied veel financiële steun krijgt van de VS (Felbab-Brown 2009: 101; Rosen 2014: 1).

10IMF.org (2017). Real GDP growth Annual percentage change.

11World Development Indicators, The World Bank (2017). Poverty headcount ratio at $1.90 a day (2011 PPP) (% of

population).

(16)

16

3.2 Operationalisatie Readiness theorie

Om de verklarende factor van de Readiness theorie te achterhalen, zal gekeken worden naar de volgende variabelen van Pruitt: steun van de bevolking, kosten en middelen.

De steun van de bevolking zal eerst onderzocht worden aan de hand van een analyse van de uitslag van de presidentsverkiezingen. Wanneer een kandidaat tijdens de campagne heeft benadrukt dat hij wil gaan onderhandelen met de FARC om het conflict op te lossen en diezelfde kandidaat vervolgens wordt gekozen tot president, kan gezegd worden dat de president de steun van de bevolking heeft om te gaan onderhandelen. Voor de FARC is dit tevens een teken dat de bevolking wil dat er onderhandeld gaat worden. De data voor de presidentsverkiezingen, waarbij de president is gekozen en uiteindelijk is gaan onderhandelen, zullen afkomstig zijn van rapporten van de ICG. Voor de periode 2012-2016 zullen ook data gebruikt worden van Colombia Reports.

De tweede variabele, kosten, heeft drie indicatoren. De eerste indicator is welvaart, waarvoor de data afkomstig zal zijn van twee bronnen. Enerzijds aan de hand van de graadmeter Real GDP growth

(Annual percent change) van het IMF en anderzijds van Wereld Bank graadmeter GINI index (World Bank

estimate).13 De tweede indicator is het aantal doden in het conflict. Hierbij zal gekeken worden naar

het totaal aantal doden per jaar, omdat het niet altijd duidelijk is of er doden zijn gevallen als gevolg van operaties van de FARC, overheid of andere actoren. De data hiervoor zullen afkomstig zijn van Uppsala

Conflict Data Progran (UCDP).14 De laatste indicator is de mate waarin de presidenten internationale

steun genieten om te gaan onderhandelen. De data hiervoor zullen gehaald worden uit rapporten van de ICG en Colombia Reports. Voor de onderhandelingen van 1998-2002 zullen er ook data van InSight

Crime en de Washington Post worden gebruikt.

De variabele ‘middelen’ heeft de volgende twee indicatoren: de schatting van het totale inkomen van de FARC in Amerikaanse dollars en het aantal leden van de FARC. In paragraaf 3.1 is toegelicht waarom dit financiële- en militaire kosten en baten zijn binnen de Ripeness theorie. Voor de

Readiness theorie geldt dezelfde argumentatie. Daarom zal de informatie van deze indicatoren ook

gehaald worden uit The Economist en de ICG. De middelen voor de overheid spelen geen doorslaggevende rol in deze overweging, omdat de overheid zowel financiële- als militaire steun ontving van de VS om het conflict te beëindigen. Pruitt benoemt ook energie en tijd als indicatoren voor ‘middelen’, maar aangezien deze indicatoren niet op afstand te meten zijn, zullen ze geen rol spelen in deze analyse.

13 IMF.org (2017). Real GDP growth Annual percentage change. en World Development Indicators, The World Bank (2017). GINI index (World Bank estimate).

(17)

17

3.3 Operationalisatie spoilers

Om de onderhandelingen te analyseren aan de hand van spoilers, zullen de volgende variabelen worden gebruikt: inside spoilers, outside spoilers, veiligheidsdilemma’s en inclusiviteit.

Inside spoilers zullen ten eerste gemeten worden aan de hand van aanslagen en ontvoeringen

door leden van de FARC. De data voor deze twee indicatoren zullen voor de onderhandelingen van 1998-2002 en 2012-2016 gehaald worden uit rappoten van de ICG. Voor de meest recente onderhandelingen zal ook gezocht worden naar data in Colombia reports en naar uitspraken van leiders van de FARC in de documentaire When the guns go silent van 2doc.15 Daarnaast zal, aan de hand van uitspraken die

gedaan worden in deze documentaire, ook gekeken worden in hoeverre sprake was inside spoilers van de onderhandelaars van de overheid. De variabele Outside spoilers zal onderzocht worden aan de hand van uitspraken, beleid en protesten van actoren die geen deel uitmaken van de onderhandelingen. Dit kunnen dus burgers zijn, maar ook buitenlandse politici. De informatie voor beide indicatoren zal gehaald worden uit rapporten van ICG en verslagen van El Tiempo. Voor de onderhandelingen van 2012-2016 zullen ook data gehaald worden uit de zojuist genoemde documentaire van 2doc.

De variabele ‘veiligheidsdilemma’ heeft de volgende indicator: demobiliseren zonder een (sterke) derde partij. Daarom zal in rapporten van ICG gezocht worden naar momenten gedurende de vredesonderhandelingen van 1998-2002 en 2012-2016 waarin de partijen gingen demobiliseren. Vervolgens zal gekeken worden of sprake was van een derde partij die de demobiliserende partijen beschermden.

Tot slot zal de variabele ‘inclusiviteit’ gemeten worden aan de hand van de volgende drie indicatoren: de mate waarin de bevolking betrokken is bij de onderhandelingen, de mate waarin de verschillende leden van de FARC betrokken zijn bij de onderhandelingen, de mate waarin de verschillende leden van de overheid betrokken zijn bij de vredesonderhandelingen. De eerste indicator – de mate waarin de bevolking betrokken is bij de onderhandelingen – houdt in dat vertegenwoordigers van belangengroepen aan tafel zaten of op een andere manier hun visie op de onderhandelingen konden delen met de onderhandelaars. Naar deze informatie zal gezocht worden in rapporten van ICG. Voor de onderhandelingen van 2012-2016 zal ook informatie gehaald worden uit de documentaire van 2doc. Met ‘verschillende leden’ worden verschillende fracties bedoeld. Voor de FARC zou dit gaan over verschillende hiërarchische lagen van de FARC en leden van verschillende FARC eenheden. Voor de overheid houdt dit in dat er leden van verschillende partijen bij de onderhandelingen betrokken waren.

15 In documentaire When the guns go silent zijn interviews te zien tussen Natalia Orozco, een Colombiaanse filmmaker en

(18)

18

De informatie van deze laatste twee indicatoren zal gehaald worden uit rapporten van ICG. Voor de onderhandelingen van 2012-2016 zullen ook data gebruikt worden uit de documentaire 2doc.

Op de volgende pagina wordt een schematische weergave gegeven van de variabelen, indicatoren, operationalisatie en data.

(19)

Theorie Variabelen Indicatoren Data Ripeness theorie FARC: Militaire kosten en baten Aantal leden FARC, economische ongelijkheid,

armoede onder de totale bevolking, werkeloosheid onder mannen.

ICG, World Bank indicator: GINI index (World Bank estimate); World Bank indicator: Poverty headcount ratio at $1.90 a day (2011 PPP) (% of population); World Bank indicator:

Unemployment, male (% of male labor force) (modeled ILO estimate)

FARC: Financiële kosten en baten Schatting totale inkomen van de FARC in $; groei van het territoir van de FARC

The Economist, InSight Crime, ICG Overheid: kosten Economische groei, economische ongelijkheid,

armoede, werkeloosheid.

IMF: Real GDP growth (Annual percent change); World Bank indicator: GINI index (World Bank estimate); World Bank indicator: Poverty headcount ratio at $1.90 a day (2011 PPP) (% of population); World Bank Unemployment, total (% of total labor force) (national estimate)

Readiness theorie Steun van de bevolking Uitslagen van verkiezingen ICG

Kosten Welvaart, aantal doden in het conflict, internationale steun

IMF: Real GDP growth (Annual percent change); World Bank indicator: GINI index (World Bank estimate), UCDP, ICG, Colombia Reports, InSight Crime, Washington Post

Middelen Schatting totale inkomen van de FARC in $, aantal leden van de FARC

The Economist, ICG

Spoilers Inside spoilers Aanslagen, ontvoeringen, uitspraken ICG, Amnesty International, El Tiempo, 2doc

Outside spoilers Uitspraken, beleid, protesten ICG, , 2doc

Veiligheidsdilemma Demobiliseren zonder een (sterke) derde partij ICG Inclusiviteit Bevolking betrokken bij de onderhandelingen,

verschillende leden van de FARC betrokken bij de onderhandelingen, verschillende leden van de Colombiaanse overheid betrokken bij de vredesonderhandelingen

(20)

20

4.Analyse

4.1 Ripeness theorie

4.1.1 Vredesonderhandelingen 1998-2002

FARC: militaire kosten en baten

Het aantal leden van de FARC is in de aanloop naar de onderhandelingen sterk gestegen. Waar de FARC begin jaren 1990 iets meer dan 5.000 leden hadden, hadden zij in 1998 tussen de 10.000 en 12 500 leden. Dit is geïllustreerd in figuur 2 (ICG 2016: 31).

De GINI index is in de aanloop naar de onderhandelingen niet significant veranderd. In 1992 was de GINI index 51,5 procent, in 1996 56,9 procent en in 1999 58,7 procent.16 Van de jaren 1997 en 1998

zijn er bij de Werend Bank geen data van de GINI index. Hoewel de GINI index niet erg is gestegen, gaf de GINI index wel aan dat er een grote mate van ongelijkheid was in Colombia en dat de ongelijkheid langzaam groter werd. De distributie van inkomens was dus zeer ongelijk.

In de aanloop naar de onderhandelingen is het aantal mensen dat onder de armoedegrens van 1,90 Amerikaanse dollar per dag leefde, gestegen.17 Volgens de Wereld Bank was dit in 1992 8,1 procent

16World Development Indicators, The World Bank (2017). GINI index (World Bank estimate).

17 World Development Indicators, The World Bank (2017). Poverty headcount ratio at $1.90 a day (2011 PPP) (% of

population).

(21)

21

van de bevolking en in 1996 15,6 procent. Van het jaar 1998 zijn geen data, maar in 1999 leefde 19,3 procent van de bevolking onder de armoedegrens. Dit was dus een verdubbeling ten opzichte van 1992. Het aantal werkeloze mannen was ook gestegen.18 In 1992 was 7,5 procent van de mannen werkeloos,

in 1995 was dit 6,9 procent, in 1997 9,7 procent en bij de start van de onderhandelingen in 1998 was dit 11,9 procent. Dit is ruim een op de tien mannen. Doordat er stijgende ongelijkheid was, een groeiend aantal mensen dat in armoede leefde en een stijgend aantal mensen werkloos werd, daalden de recruitmentkosten van de FARC. Op basis van het groeiende aantal leden van de FARC en de dalende recruitmentkosten kan geconcludeerd worden dat de militaire kosten van de FARC laag waren. FARC: financiële kosten en baten

Rond 2000 hadden de FARC een jaarlijks inkomen tussen de 200 miljoen tot 3,5 biljoen Amerikaanse dollar (The Economist 2016). Bovendien was het territoir van de FARC gegroeid, waardoor ze meer belasting konden innen en meer ruimte hadden om coca te verbouwen (McDermott 2013).19 De

inkomsten van de FARC waren dus aan het toenemen. Overheid: kosten

In 1995 had Colombia een GDP van 5,2 en in 1998 een GDP van 0,6. De economische groei was dus sterk gedaald en in 1998 was bijna sprake van een stagnatie.20 Zodoende was er nauwelijks sprake van

economische groei. De GINI index was in de aanloop naar de onderhandelingen nauwelijks veranderd. De distributie van inkomens bleef dus zeer ongelijk. Ook het aantal mensen dat onder de armoedegrens leefde, steeg van ongeveer een op de tien mensen in 1992 naar een op de vijf mensen in 1999.21 Zo was

het percentage werklozen onder de totale beroepsbevolking in 1995 8,7 procent, in 1996 was dit 11,8 procent, in 1997 12,1 procent en in 1998 15,0 procent. Waar deze drie indicatoren voor de FARC een gunstige situatie waren, was dit voor de overheid nadelig.

Aan de hand van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat de FARC er zowel militair als financieel goed voorstonden. Bovendien groeide het aantal leden van de FARC. Ook kan aan de hand van een groei van het territoir geconcludeerd worden dat het inkomen van de FARC steeg. Daarnaast was er veel economische ongelijkheid en armoede onder de bevolking, waardoor de recruitmentkosten van de FARC laag waren. Het was voor de FARC daarom niet rationeel om te gaan onderhandelen met de

18 World Development Indicators, The World Bank (2017). Unemployment, male (% of male labor force) (modeled ILO

estimate).

19 McDermott is co-directeur van InSight Crime.

20 IMF.org (2017). Real GDP growth Annual percentage change.

21 World Development Indicators, The World Bank (2017). Poverty headcount ratio at $1.90 a day (2011 PPP) (% of

(22)

22

overheid. Een afweging van de kosten en baten van de overheid laten zien dat het voor de overheid wel rationeel was om te gaan onderhandelen, omdat Colombia er economisch niet goed voor stond. Hierdoor was het risico groot dat meer mensen in de criminaliteit terecht zouden komen. Volgens het spel van de angsthaas zouden de FARC hier het meeste nut uit kunnen halen, ten opzichte van de overheid. Er was geen sprake van een MHS toen de onderhandelingen begonnen, het moment was niet ‘rijp’.

4.1.2 Vredesonderhandelingen 2012-2016

FARC: militaire kosten en baten

Zoals te zien is in figuur 2, was het aantal leden van de FARC sinds begin 2000s sterk gedaald. Toen de onderhandelingen in 2012 begonnen, bestonden de FARC nog maar uit zo’n 7.500 leden (ICG 2016: 31).

Economisch stond Colombia er beter voor. Zo werd de GINI index lager. In 2009 was de GINI index 55,9 procent en bij de start van de onderhandelingen in 2012 53,5 procent.22 Hoewel de GINI

index was gedaald, was geen sprake van een significante daling. Ook het aantal mensen dat in armoede leefde, nam af. In 2009 leefde 9,3 procent van de bevolking onder de armoedegrens van 1,90 Amerikaanse dollar per dag, in 2011 was dit 6,6 procent en in 2012 was dit 7,1 procent.23 Het aantal

werkeloze mannen nam ook af. In 2009 was 9,4 procent van de mannen werkeloos en in 2012 was dit 7,9 procent.24 Hoewel het aantal mensen dat in armoede leefde en werkeloos was langzaam af nam,

waren er alsnog veel mensen die in deze situatie leefde. Hoewel de recruitmentkosten voor de FARC afnamen, waren ze dus nog wel erg hoog.

FARC: financiële kosten en baten

In 2012 hadden de FARC een inkomen van 10,5 biljoen Amerikaanse dollar (The Economist 2016). Dit was een stijging ten opzichte van rond de jaren 2000. Wel was de grootte van het territoir van de FARC tijdens het bewind van voormalige president Uribe gedaald (ICG 2014: 5).25 Hun territoir had zich nu

beperkt tot de grensregio’s, waardoor het inkomen van de FARC waarschijnlijk zou gaan dalen.

22 World Development Indicators, The World Bank (2017). GINI index (World Bank estimate).

23 World Development Indicators, The World Bank (2017). Poverty headcount ratio at $1.90 a day (2011 PPP) (% of

population).

24 World Development Indicators, The World Bank (2017). Unemployment, male (% of male labor force) (modeled ILO

estimate).

25 Álvaro Uribe Vélez was van 2002-2010 president van Colombia. Hij had een duidelijke militaire strategie om het conflict op

te lossen. Zijn beleid werd in verschillende opzichten ondersteund door de Amerikaanse president Bush, omdat het paste binnen de War on Terrorism (InSight Crime 2011).

(23)

23 Overheid: kosten

De economische situatie van Colombia stond er, vanuit het perspectief van de overheid, niet slecht voor. Zo was er een economische groei. In 2009 was er een GDP van 1,7 procent, in 2010 was dit 4 procent en in 2011 zelfs 6,6 procent.26 In 2012 was de economische groei weer even gedaald naar 4 procent.27

Ten tweede was de GINI index nog vrij hoog, ondanks dat de ongelijkheid afnam. Het aantal mensen dat in armoede leefde is ook gedaald, van 9,3 procent in 2009 naar 7,1 procent in 2012.28 Voor de

werkeloosheid gold hetzelfde: in 2009 was 12,1 procent van de totale beroepsbevolking bevolking werkeloos en in 2012 9,8 procent.29

Op basis van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat er sprake was van een MHS toen de onderhandelingen begonnen. Hoewel de FARC er financieel nog goed voorstonden, was dit op militair gebied niet het geval. De recruitmentkosten waren namelijk aan het stijgen. Ook de kosten van de overheid waren hoog. Het was hierdoor voor beide partijen rationeel om te gaan onderhandelingen. Er was namelijk een zero sum game, waardoor beide partijen de behoefte konden krijgen om aan de situatie te willen ontsnappen.

4.2 Readiness theorie

4.2.1 Vredesonderhandelingen 1998-2002

Steun van de bevolking

Op 21 juni 1998 werd Pastrana van de Conservatieve partij gekozen tot president met 50,4 procent van de stemmen. Pastrana had beloofd om voor vrede in Colombia te zorgen, maar had zich niet duidelijk uitgelaten over de manier waarop hij dat van plan was (ICG 2002: 20). Het onderwerp had bovendien geen grote rol gespeeld bij de presidentsverkiezingen (ibid.). De overheid had hierdoor geen duidelijk mandaat van de bevolking om te gaan onderhandelen met de FARC.

Kosten

Zoals in paragraaf 4.1.1 is beschreven was sprake van een stagnatie van de economie en groeide de economische ongelijkheid onder de bevolking. Voor de FARC was deze economische situatie erg gunstig,

26 IMF.org (2017). Real GDP growth Annual percentage change. 27IMF.org (2017). Real GDP growth Annual percentage change.

28 World Development Indicators, The World Bank (2017). GINI index (World Bank estimate).

29World Development Indicators, The World Bank (2017). Unemployment, male (% of male labor force) (modeled ILO

(24)

24

omdat hierdoor de recruitmentkosten laag waren. Voor de overheid was het tegenovergestelde het geval.

De tweede variabele is het aantal doden als gevolg van het conflict. In figuur 3 van UCDP is het aantal doden gedurende de burgeroorlog weergegeven.30 Tussen 1994 en 1995 zijn er 1121 doden

gevallen, tussen 1995 en 1996 zijn 807 mensen overleden en tussen 1996 en 1997 zijn 924 doden gevallen. In de periode vlak voordat de onderhandelingen begonnen, was dus een kleine daling van het aantal doden.

De laatste indicator is ‘internationale steun om te gaan onderhandelen’. De Verenigde Naties (VN) en verschillende Europese overheden hebben aangeboden om de onderhandelingen te ondersteunen door middel van het bedenken van een strategie (ICG 2002: 21). Dit aanbod werd duidelijk nadat Pastrana bekend maakte dat er onderhandeld zou gaan worden met de FARC. De VS stonden minder positief tegenover dit onderhandelen. Hoewel de toenmalige president Clinton zich niet actief uitsprak tegen het idee om te gaan onderhandelen, voerde de VS een militaire strategie uit om de FARC te verslaan. Door middel van een omstreden wet genaamd Plan Colombia, gaven de VS enerzijds meer steun in de vorm van geld en trainingen aan het Colombiaanse leger en hadden ze daarnaast ook eigen militaire operaties op het Colombiaanse grondgebied (Washington Post 2000). Een andere belangrijke internationale actor in de Colombiaanse burgeroorlog was buurland Venezuela, omdat de FARC daar verschillende operaties deed (InSight Crime 2015). Nadat Hugo Chávez in 1999 werd gekozen als president van Venezuela, zou ook sprake zijn geweest van een relatie tussen Chávez

30UCDP.uu.se (2017). Number of Deaths.

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 1989-1990 1990-1991 1991-1992 1992-1993 1993-1994 1994-1995 1995-1996 1996-1997 1997-1998 1998 -19 99 1999-2000 2000-2001 2001-2002 2002-2003 2003-2004 2004-2005 2005-2006 2006-2007 2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014 -20 15 2015-2016 2016-2017

Aantal doden

Figuur 3

(25)

25

en de FARC. Chávez zou de FARC namelijk financieel ondersteunen (ibid.). Omdat de Chávez pas in 1999 president werd, heeft dat geen invloed gehad op de start van de onderhandelingen met de FARC. Middelen

Zoals in paragraaf 4.1.1 is toegelicht, hadden de FARC een hoog inkomen en groeide het aantal leden.

Aan de hand van deze data kan geconcludeerd worden dat het voor zowel de FARC als de overheid geen correct moment was om te gaan onderhandelen, omdat geen van de partijen een patstelling heeft kunnen ervaren. Vanuit de FARC gezien kan dit als volgt worden verklaard. Ten eerste was er geen duidelijk mandaat van de bevolking om te gaan onderhandelen. Ten tweede waren de kosten van de FARC laag en tot slot beschikten zij nog over voldoende middelen om het conflict voort te zetten. Vanuit de overheid was het ook niet rationeel om te gaan onderhandelen. Hoewel de kosten voor de overheid hoog waren, hadden zij geen duidelijke opgave gekregen van de bevolking om te gaan onderhandelen en ging hun grootste financiële en militaire bondgenoot, te weten de VS, door met het voeren van een militaire strategie. In lijn met de theorie van Walter zou gesteld kunnen worden dat de partijen mogelijk andere motieven hebben gehad om te onderhandelen dan het bereiken van vrede. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat de partijen zijn gaan onderhandelen, terwijl het niet rationeel was om te gaan onderhandelen om vrede te bereiken.

4.2.2 Vredesonderhandelingen 2012-2016

Steun van de bevolking

Op 7 augustus 2010 werd Santos gekozen als president van Colombia met bijna 70% van de stemmen. Dit was de grootste overwinning voor een kandidaat van de presidentsverkiezingen in de Colombiaanse geschiedenis (ICG 2010: 1). Santos was onder de voormalige president Uribe minister van defensie geweest, waardoor van hem verwacht werd dat hij het beleid van Uribe voort zou zetten (ibid.). Santos had aangegeven dat hij zich voorbereidde om te gaan onderhandelen met de FARC (ibid.). De Colombianen stonden hier sceptisch tegenover als gevolg van het falen van de onderhandelingen onder Pastrana. Tijdens de onderhandelingen waren de FARC namelijk erg gegroeid (ICG 2010: 22), zoals te zien is in figuur 2. In figuur 3 is te zien dat het aantal doden in die periode erg was toegenomen. Op dat moment was er dus geen duidelijke steun van de bevolking om te gaan onderhandelen. De gesprekken met de FARC, die vooraf gingen aan de onderhandelingen, vonden in het geheim plaats (Alsema 2016). Hierdoor werd er niet publiekelijk over vredesonderhandelingen gesproken en is niet onderzocht wat de bevolking hiervan vond.

(26)

26 Kosten

De economische situatie van Colombia is - vanuit het perspectief van de overheid - in de aanloop naar de onderhandelingen verbeterd. Zoals in paragraaf 4.1.2 is toegelicht, was sprake van een economische groei en daalde de economische ongelijkheid. Hoewel de economie significant groeide en de ongelijkheid daalde, was alsnog sprake van een grote ongelijkheid onder de bevolking.

In figuur drie is te zien dat het aantal doden in aanloop naar de onderhandelingen significant is gedaald ten opzichte van een aantal jaren ervoor (ICG 2016: 31). Toch had de bevolking sterk geleden onder het conflict en waren er tussen 1989 en 2016 in totaal 20.299 dodelijke slachtoffers.

De laatste indicator is ‘internationale steun’. Ruim een half jaar voordat Santos werd gekozen, werd in de VS Obama gekozen als president. De verhoudingen tussen de twee presidenten waren goed (ICG 34 2010: 13-14). Het is niet duidelijk in hoeverre Santos en Obama contact hebben gehad over het al dan niet onderhandelen met de FARC. De Venezolaanse president Chávez was ook een belangrijke internationale actor. Onder Uribe was de relatie met Chávez verslechterd, omdat Uribe Chávez had verweten dat hij de FARC toeliet op zijn grondgebied en de FARC financieel ondersteunde (ICG 34 2010: 4). Nadat Santos was gekozen had hij uitgesproken dat hij de relaties met onder andere Venezuela wilde verbeteren (idem: 1-2). De rol van Chávez werd cruciaal tijdens de voorbereidende gesprekken. Op 4 november 2011 werd FARC leider Alfonso Cano namelijk vermoord door het Colombiaanse leger. Dit was een kleine tien maanden voordat de voorbereidende gesprekken officieel zouden worden. Santos had de opdracht gegeven om Cano te vermoorden, omdat Santos er geen vertrouwen in had dat hij met Cano vrede zou kunnen bereiken door middel van vredesonderhandelingen (2doc 2017). Door de leider van de FARC te vermoorden had Santos echter wel argwaan gecreëerd bij de rest van de FARC. Daarom ging hij in gesprek met Chávez. Chávez wist de nieuwe FARC leider Timochenko te overtuigen dat het noodzakelijk was dat de guerrilla’s de onderhandelingen voort zouden zetten (ibid.). Er was dus een overtuigende steun van Chávez voor de onderhandelingen tussen de FARC en de overheid. De voorbereidende gesprekken met de FARC vonden plaats Cuba en de aankondiging van de onderhandelingen hebben plaatsgevonden in Noorwegen (Alsema 2016).31 Deze landen steunden op

deze manier de onderhandelingen. Middelen

Zoals beschreven in paragraaf 4.1.2 was het aantal leden van de FARC gedaald, in tegenstelling tot de inkomsten niet.

(27)

27

Tegen deze achtergrond kan geconcludeerd worden dat het voor beide partijen een rationele keuze was om te gaan onderhandelen. Voor de FARC zijn hier verschillende redenen voor te benoemen. Ten eerste had Santos met een grote meerderheid de presidentsverkiezingen gewonnen, ondanks dat er geen duidelijke steun was van de bevolking voor de vredesonderhandelingen. Ten tweede was het aannemelijk dat de recruitmentkosten voor de FARC zouden gaan dalen omdat de economische ongelijkheid afnam. Hierdoor zou het voor de FARC moeilijker worden om leden te werven. Tot slot was het aantal leden van leden van de FARC sterk afgenomen en had Chávez de Farc aangemoedigd om te gaan onderhandelen.

Voor de overheid was het rationeel om te gaan onderhandelen, omdat Santos een grote presidentiele overwinning had behaald. Ten tweede was er, ondanks de economische groei, nog een grote economische ongelijkheid in het land, waardoor het voor het grote, arme deel van de bevolking aantrekkelijk kon zijn om zich aan te sluiten bij de FARC of bij een andere criminele organisatie. Wel was het aantal leden van de FARC sterk gedaald, vanuit dat oogpunt zou beredeneerd kunnen worden dat de FARC militair verslagen kon worden. De bevolking had echter al zwaar geleden onder het conflict, waarbij veel dodelijke slachtoffers zijn gevallen. Bovendien was het positief voor de onderhandelingspositie van de overheid dat de FARC in ledenaantal was gedaald. Het moment was daarom ‘ready’ om te gaan onderhandelen.

4.3 Spoilers

4.3.1 Vredesonderhandelingen 1998-2002

Inside spoilers

Tijdens de vredesonderhandelingen van 1998-2002 zijn er diverse inside spoilers geweest.

Zo werden op 3 januari 1999, 3 Amerikaanse antropologen vermoord door leden van de FARC (ICG 2002: 34). Hoewel de VS geen partij waren bij de onderhandelingen, waren de VS wel een belangrijke bontgenoot van de overheid. Op 30 januari kaapten leden van de FARC een vliegtuig en op 18 juli 2000 ontvoerden de FARC 3 Duitse ontwikkelingsmedewerkers. Hoewel deze actie niet direct tegen de overheid gericht was, was het een inside spoiler, omdat het veel media aandacht kreeg (ibid.). Het vredesproces werd hier negatief door beïnvloed.

Op 28 september marcheerden presidentskandidaat Serpa en 4.000 aanhangers richting de ‘gedemilitariseerde zone (DMZ)’,32 omdat zij de guerrilla’s daar weg wilden hebben. Zo’n 60 FARC

32DMZ was een zone waar het Colombiaanse leger niet zou komen, zodat de FARC daar de macht bleef hebben. Pastrana

(28)

28

strijders hielden de mars tegen en de dag erna werd de voormalige Minister Araujonoguera door de FARC vermoord (ICG 2002: 22). Pastrana gaf vervolgens aan dat hij, naar aanleiding van de moord op Araújonoguera, het gevangen houden van burgers en het misbruiken van de DMZ door onder andere drugs productie, de controle op de DMZ ging versterken. De FARC reageerden hierop met de boodschap dat ze de onderhandelingen zouden staken (ibid.). Eind januari kaapten de FARC weer een vliegtuig, waarna senator Gechem werd ontvoerd (idem: 40).

Outside spoilers

De grootste en meest doorslaggevende outside spoiler kwam als reactie op de aanslagen op de Twin Towers op 11 september 2001. Na de aanvallen verklaarde Bush de war against terrorism. Aangezien de FARC volgens de VS een terroristische organisatie was, had dit ook consequenties voor Colombia. Wetswijzigingen werden doorgevoerd, zodat de VS het leger van Colombia konden versterken. Dit was enerzijds in de vorm van militaire steun en trainingen, maar anderzijds gingen de VS zelf ook meer militaire operaties uitvoeren in Colombia (ICG 2002: 14).

Veiligheidsdilemma

Tijdens de onderhandelingen was geen sprake van een veiligheidsdilemma, de FARC gingen namelijk niet demobiliseren. Het aantal leden was tijdens de onderhandelingen juist significant gegroeid. Waar de FARC aan het begin van de onderhandelingen ongeveer 12.500 leden hadden, hadden zij er tegen het einde van de onderhandelingen meer dan 20.000 (ICG 2016: 31). Dit is te zien aan de grote piek in figuur 2 van ICG. In plaats van de FARC te (laten) demobiliseren, werd een DMZ aangewezen door Pastrana die ongeveer de grootte had van Zwitserland (ICG 2002: 1). Het was juist in deze zone waar het aantal leden van de FARC groeide en daar waar onder andere de drugshandel toenam (ibid.). Inclusiviteit

Tijdens het grootste deel van de onderhandelingen zijn geen andere actoren dan de FARC en de overheid bij de onderhandelingen betrokken geweest (ICG 2002: 21). De katholieke kerk werd pas in januari 2002 bij de onderhandelingen betrokken, toen deze te leken te mislukken. Van de katholieke kerk zaten er geen vertegenwoordigers aan de onderhandelingstafel, maar toch wisten zij de FARC ervan te overtuigen om een voorstel van Pastrana te ondertekenen (ICG 2002: 23). De katholieke kerk heeft zodoende met name een mediërende rol gehad, in plaats van dat ze daadwerkelijk onderdeel uitmaakten van de onderhandelingen.

(29)

29

Er zijn dus diverse aanwijzingen geweest dat de onderhandelingen niet goed zouden gaan verlopen. Zo zijn er veel inside spoilers geweest, met name van de zijde van de FARC. Dit had voor de overheid een signaal kunnen zijn dat de leiders van de FARC of dissidenten van de FARC niet achter het vredesproces stonden. Het had de informatie-assymetrie voor de overheid gedeeltelijk op kunnen lossen. Ook hadden de kleine aanslagen van de FARC voor de leiders van de FARC een signaal kunnen zijn dat er eenheden waren die geen vrede wilde. Dit lijkt echter onwaarschijnlijk, omdat Marulanda zelf de eerste inside

spoiler was. De meest doorslaggevende outside spoiler was de uitspraak en het daaropvolgende beleid

van Bush dat er gevochten zou gaan worden. Het is opmerkelijk dat Pastrana de onderhandelingen na die tijd voort heeft gezet, terwijl hij tegengehouden werd door de VS. Er was geen sprake van inclusiviteit bij de onderhandelingen, waardoor de kans op spoilers op deze manier niet beperkt werd. Daarnaast was geen sprake van een veiligheidsdilemma, omdat er in tegenstelling tot een demobilisatie juist een mobilisatie van de FARC waren. Hier was dus geen goed spoiler-management.

4.3.2 Vredesonderhandelingen 2012-2016

Inside spoilers

Op 4 november 2011 werd FARC leider Cano vermoord door het Colombiaanse leger. Deze gebeurtenis was een kleine tien maanden voordat de verkennende gesprekken officieel zouden worden (Alsema 2011). Het is de vraag of dit echt een inside spoiler is. Volgens Stedman zijn spoilers actoren die het vredesproces willen ondermijnen. In eerste instantie lijkt de moord op Cano dus op een spoiler. Volgens Santos is Cano echter vermoord om het vredesproces juist te bevorderen. Cano stond er volgens hem namelijk om bekend dat hij erg hard zou zijn en er met hem nooit vrede zou komen (2doc 2017). Anderzijds was het voor de FARC aanvankelijk niet bekend om welke reden het Colombiaanse leger Cano had vermoord. Duidelijk was wel dat Santos hier verantwoordelijk voor was.

Eind januari 2013 deden de FARC verschillende aanvallen. Bij een van die aanvallen kwamen 19 Colombiaanse soldaten om het leven (Alsema 2016). Op 15 april 2015 vielen de FARC een militaire basis aan, waarbij 11 militairen om het leven kwamen. Santos reageerde hierop met luchtaanvallen, waar de FARC vervolgens op reageerden door middel van aanslagen (Alsema 2016). Een van de aanslagen van de FARC was op een oliepijpleiding, waardoor 160.000 mensen twee weken zonder drinkwater kwamen te zitten (2doc 2017).

Op 2 oktober 2016 werd een referendum georganiseerd. In de aanloop naar dit referendum probeerde Uribe de bevolking ervan te overtuigen dat ze tegen het vredesakkoord moesten stemmen. Het ‘ja kamp’, onder leiding van ex-president Gaviara, slaagde eronvoldoende in om de bevolking van het tegendeel te bewijzen en met een kleine meerderheid verwierp de bevolking het vredesakkoord (ICG 2017: 2-3).

(30)

30

Outside spoilers

Gedurende de onderhandelingen heeft een deel van de bevolking diverse malen tegen de gesprekken in het kader van de vredesonderhandelingen geprotesteerd (2doc 2017). Sommige protesten hadden als doel om de onderhandelingen te laten stoppen, terwijl andere protesten erop gericht waren om bepaalde onderwerpen die werden besproken te sturen. Een van deze onderwerpen was hoe de mensen die slachtoffer waren geworden van de FARC, gecompenseerd zouden worden voor het leed dat hen door de FARC was aangedaan (ibid.). De invloed van de protesten op de onderhandelaars was echter beperkt (ibid.).

Inclusiviteit

Bij het agendapunt slachtoffers werden de gedupeerden ook daadwerkelijk betrokken bij het vredesproces. Drie momenten werden georganiseerd waarbij de vertegenwoordigers van 60 slachtofferorganisaties, de FARC en de overheid elkaar zouden ontmoeten. De eerste ontmoeting vond plaats op 16 augustus 2014 (Alsema 2016).

Op 3 maart 2016 bezocht FARC-onderhandelaar Pablo Catatumbo in het geheim de zone van de FARC. Hier waren 200 van de 462 eenheden aanwezig. Hij wilde ze informatie verlenen over de onderhandelingen, zodat ze uit eerste hand konden horen hoe het vredesproces in Havana verliep. Naar aanleiding van dit bezoek beweerde Catatumbo dat de guerrilla’s vertrouwen hadden in het succesvol verlopen van het vredesproces hadden, maar dat ze vragen hadden over hun leven en veiligheid na de onderhandelingen (2doc 2017).

Het referendum dat in oktober 2016 werd gehouden, was een manier om de bevolking te betrekken bij de onderhandelingen. Middels dit referendum konden zij namelijk aangeven of zij voor of tegen het akkoord waren (ICG 2017: 2-3). De uitkomst van dit referendum was in dit geval minder belangrijk, omdat de focus lag op de structuren die het ontstaan van een spoiler konden voorkomen. Een referendum is hier een goede manier voor.

Veiligheidsdilemma

Sinds de zomer van 2016 zijn veiligheidstroepen van de VN in Colombia aanwezig (ICG 2016: 23-25). Ze zijn daar om het veiligheidsdilemma op te lossen. Dit houdt in dat de veiligheidstroepen de gedemobiliseerde leden van de FARC gaan beschermen tegen partijen die hen kwaad willen doen, zoal de paramilitairen. Een deel van de FARC wordt namelijk al gedemobiliseerd, waardoor de FARC kwetsbaarder worden (ibid.).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The likelihood-ratio is the probability of the score given the hypothesis of the prose- cution, H p (the two biometric specimens arose from a same source), divided by the probability

inkoopmarkt 1: hoofdaannemer inkoopmarkt 2: onderaannemers contracteerrelaties verzekeraar zorggroep huisartsen verpleegkundigen diëtisten internisten etc?. inkoopmarkt 1:

A negative, statisti- cally significant correlation was identified between the distance from the planum of the foramen magnum to the pons and the extent of cerebellar

Een deel van de goederen die handelaren uit de Republiek in Frankrijk hadden verkocht, werden vanuit bijvoorbeeld Bordeaux over zee door met name Fransen, maar soms ook Engelsen,

The objectives of this study were to determine the nutritional composition of South African open-pollinated QPM varieties and a QPM hybrid, compared with normal

Andere methoden maken koeling niet overbodig, maar dragen bij aan houdbaarheid bij koeling:. • Pasteuriseren (vaste of

• To measure the DNA copy number of the Microcystis specific 16S rDNA and microcystin producing genes, mcyB as well as mcyE in order to shed more light on toxin production in

iii ABSTRACT OBJECTIVE: The primary aim of the study was to determine the nutritional status of vegetarian and non-vegetarian students in relation to their dietary preferences and