• No results found

Fosfaat-kunstmest achterhaalde gewoonte?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Fosfaat-kunstmest achterhaalde gewoonte?"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● 18 Praktijkonderzoek 99-2

Om fosfaatrijenbemesting achterwege te laten vraagt vooraf de nodige aandacht. Is er volgens de bodemvruchtbaarheidstoestand bemesting nodig? Ook moet bekeken worden of de mine-ralenbehoefte van gewassen gedekt kan worden met dierlijke mest. De fosfaat in dierlijke mest komt bij regelmatig gebruik volledig voor het gewas beschikbaar. Volgens het huidige advies is bij mestgiften van 45 m3rundveedrijfmest per ha (70 kg P2O5 per ha) vanaf een fosfaattoe-stand van Pw 45, geen reden om een aanvullen-de rijenbemesting met fosfaatkunstmest te geven. Beneden Pw 45 wordt geadviseerd extra fosfaat toe te dienen met dierlijke mest of kunst-mest. Voorts wordt geadviseerd aan maïs op zandgrond circa 160 kg werkzame N per ha te geven. Dit kan bijvoorbeeld door een combina-tie van 25 kg kunstmest-N (als rijenbemesting) en 50 m3rundveedrijfmest per ha. Het boven-staande betekent dat vooral kunstmest-P aanvul-lingen niet nodig zijn vanaf rundveedrijfmestgif-ten van 45 m3per ha.

In de praktijk wordt rijenbemesting met kunst-mest echter nog altijd als een goedkope verze-kering gezien voor onverhoopt tegenvallende groeiomstandigheden of een tegenvallende benutbaarheid van dierlijke mest. Hierdoor is de fosfaatrijenbemesting routine geworden en krijgt de bodemvruchtbaarheidstoestand en de toedie-ningswijze van dierlijke mest te weing aan-dacht.

Proefopzet

De afgelopen twee jaar zijn, verspreid over Noord-Brabant en Limburg, zes demonstratie-proeven aangelegd. Deze demonstratie-proeven werden geza-menlijk uitgevoerd door NCB, DLV, PR, PAV en AB-DLO. In die proeven werd 50 m3 rundvee-drijfmest per ha kort voor ploegen en zaaien volvelds geïnjecteerd. Met de mest werd 220 kg

N-totaal en 70 kg P2O5 per ha gegeven. Vervolgens werd mais gezaaid waarbij al dan niet een kunstmest-rijenbemesting van 20 kg N en 20 kg P2O5 per ha werd gegeven. De fos-faattoestand van de percelen varieerde van Pw 27 (’voldoende’) tot Pw 81 (’hoog’). In beide jaren waren de temperaturen gedurende de eer-ste twee maanden na zaaien iets hoger dan nor-maal.

Resultaten

De opbrengst van snijmaïs reageerde bij een ’hoge’ fosfaattoestand negatief op een rijenbe-mesting. Bij een ’ruim voldoende’ fosfaattoe-stand had rijenbemesting een positief effect en bij de toestand ’voldoende’ was dit positieve effect nog sterker (tabel 1). Een rijenbemesting vervroegde de bloei doorgaans met enkele dagen. Hierdoor was het drogestofgehalte bij de eindoogst gemiddeld toch niet meer dan een half procent hoger.

De Pw toestand waarbij het gebruik van NP-rij-enbemesting niet langer rendeerde lag bij 50-60. Dit bevestigt het bestaande bemestingsad-vies dat aangeeft dat vanaf een Pw van 45 een

Fosfaat-kunstmest achterhaalde

gewoonte?

Jaap Schröder (AB-DLO), Edwin Bleumer (Proefbedrijf Cranendonck) Bert Philipsen (PR) en Wim van Dijk (PAV)

Gebruik van kunstmestfosfaat bij de teelt van maïs zou niet langer een gewoonte moeten zijn. Door een zorgvuldige perceelsbehandeling (ontwatering, grondbewerking) en mesttoediening (voorafgaande mestanalyse, exacte dosering met doorstroommeter, emissiebeperking door injec-tie), kan vanaf een Pw van 50-60 met een rundveedrijfmestgift van 50 m3per ha in de

mineralen-behoefte van het gewas worden voorzien. Boven de genoemde Pw-toestand is een rijenbemesting onrendabel. De bemesting die nodig is voor een geslaagde maïsopbrengst overschrijdt de voor 2005 beoogde MINAS-normen van 100 kg N en 20 kg P2O5 per ha niet.

Maïs en fosfaatrijenbemesting

Vijfentwintig jaar geleden achtte niemand het verantwoord om snijmaïs zonder fosfaatrijen-bemesting te telen. Sinds die tijd is er echter veel veranderd. Tweederde van het bouwland op zandgrond heeft inmiddels een vrij hoge tot hoge fosfaattoestand en dierlijke mest wordt niet langer als afval gezien. Telers staan als gevolg van MINAS bovendien voor de taak om mineralenoverschotten te beper-ken tot een aanvaardbaar nivo. Afzien van fosfaatrijenbemesting kan daaraan bijdragen.

(2)

19

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

Praktijkonderzoek 99-2

volveldse gift van 70 kg dierlijke mest-fosfaat per ha volstaat en dat vanaf een Pw van 60 in het geheel geen fosfaatbemesting nodig is. Bemesting met 50 m3rundveedrijfmest per ha, leidde op geen van de locaties tot een over-schrijding van de toekomstige verliesnorm voor bouwland van 100 kg N per ha. De matige bemesting en het hoge opbrengstnivo hebben hieraan bijgedragen. Mogelijk wordt de verlies-norm voor droge zandgrond op langere termijn aangescherpt tot 60 kg N per ha. Aan die ver-liesnorm kon in de demo op het lage, natte per-ceel (met een Pw van 27) net niet worden vol-daan. Dit was vooral het geval bij gebruik van een rijenbemesting (tabel 1). Gemiddeld over de vier locaties leidde bemesting met 50 m3 rund-veedrijfmest per ha tot een negatief fosfaatoschot. Fosfaatrijenbemesting met kunstmest ver-hoogde het overschot waarbij moet worden aangetekend dat kunstmestfosfaat voorlopig bui-ten de MINAS heffingsgrondslag zal worden gelaten.

Bij rijenbemesting die geen opbrengstverhoging gaven, komen de kunstmestmineralen niet of nauwelijks in het gewas terecht. Aanvullingen met kunstmest leidden hier tot verhoging van de berekende overschotten.

Ook in 1999 worden opnieuw vergelijkbare demo’s aangelegd. Uit de reacties van de vele bezoekers in de afgelopen jaren, blijkt dat de gekozen opzet (eenvoudige demo met uitgebrei-de metingen en analyses) tot uitgebrei-de gewenste dis-cussie en bewustwording leidt.

Tabel 1 Effect van rijenbemesting met NP-kunstmest op opbrengst en berekende

mineralenover-schot bij maïs (Demoproject ’Maïs zonder kunstmest’; resultaat van 6 demo’s uitgevoerd in 1997 en 1998)

Perceelsligging Laag, nat Hoog, goed ontwaterd

Pw-toestand 27 (voldoende) 42 (ruim voldoende) 81 (hoog)

Dierlijke mest, t per ha* 50 50 50 50 50 50

Rijenbemesting** Nee Ja Nee Ja Nee Ja

Drogestof opbrengst, t per ha 13,2 14,3 16,1 16,6 17,9 17,2

Relatieve opbrengst 92 100 97 100 104 100

Fosfaatoverschot*** 6 21 -8 10 -6 18

Stikstofoverschot 63 69 -8 6 -3 26

* geïnjecteerd voor ploegen in april; waarin 220 kg N-totaal en 70 kg P2O5 per ha ** t.w. 20 kg N en 20 P2O5 per ha

*** inclusief kunstmestfosfaat

Standaard fos- faatrijenbemes-ting is bij snij-maïs voortaan een beeld uit het verleden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dan krijgt men het volgende beeld (tabel 9). Het meest springt nu wel naar voren, dat vooral veel jongere boeren van beroep denken te veranderen als de inkomensontwikkeling dermate

Wel moeten deze F.E.T.'s gestuurd worden door een versterker om de spanning tussen het referentieniveau en het be- treffende knooppunt zodanig te versterken dat de F.E.T. open of

uitgevoerd zijn per subvak, per bewerking, per bernonsteringo- laag en per cultuurmethode (vlakveld of ruggen) mengmonsters genomen waarvan het organische stofgehalte bepaald werd..

As you can see, the Random Forest algorithm of the JSAT framework achieves the highest average accuracy of about three meters using all three signal types.. It is remarkable that

an outdoor unit based on three reproductive traits (Yl = litter size at birth: Y 2 = mortality rate : Y 3 = weaning mass per litter).. Weaning mass is regarded as a reproductive

Lastly, the remedial actions would call upon institutions of higher learning in South Africa to pursue intentionally and very vigorously internationalisation

Immers, NGK-KO 1962 artikel 66 praat op dieselfde manier oor die steun van die NG Kerk aan “maatskaplike organisasies” wat op ’n “positief Christelike basis” georganiseer word

This study investigates the link between ethical leadership and good governance in the NGO sector by comparing the traits of servant leadership with the principles of the King