• No results found

De rol van ouders bij het ontstaan van ontwikkelingsproblemen bij kinderen in vluchtelingengezinnen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van ouders bij het ontstaan van ontwikkelingsproblemen bij kinderen in vluchtelingengezinnen"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De rol van ouders bij het ontstaan van ontwikkelingsproblemen bij kinderen in vluchtelingengezinnen

Bachelorscriptie Liza Schavemaker

11289864

Universiteit van Amsterdam Begeleider: Ernst Mulder

Datum: 28 januari 2019 Aantal woorden: 5469

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Inleiding 4

De rol van ouders bij het ontstaan van internaliserende problemen 7 De rol van ouders bij het ontstaan van externaliserende problemen 14

Conclusie en discussie 17

(3)

Abstract

In vluchtelingengezinnen kunnen zowel kinderen als ouders last hebben van internaliserende en/of externaliserende problematiek. Het is de rol van ouders om bescherming te bieden tegen het ontstaan van zulke problematiek bij hun kinderen. In dit literatuuronderzoek wordt

onderzocht hoe groot de rol van ouders is bij het ontstaan van internaliserende en

externaliserende problematiek bij kinderen in vluchtelingengezinnen. Er werd hierbij gekeken naar de aan- of afwezigheid van de ouders tijdens het vluchten, internaliserende problematiek van de ouders (PTSS, angst, depressie), ouder-kindrelatie en opvoedstress. Uit de resultaten bleek dat er voor al deze factoren een verband was met het ontstaan van internaliserende problematiek bij de kinderen. Voor het ontstaan van externaliserende problematiek was er alleen een verband voor afwezigheid van de ouders, PTSS bij de ouders en opvoedstress. Verdere resultaten en suggesties voor vervolgonderzoek worden besproken in de

discussieparagraaf.

Sleutelwoorden: internaliserende problematiek, externaliserende problematiek, vluchtelingengezinnen

(4)

Afgelopen jaar is het aantal vluchtelingen wereldwijd voor het zesde jaar op rij toegenomen (Trouw, 2018). Meer dan de helft van die vluchtelingen is onder de achttien jaar oud (UNHCR, 2018). Kinderen die hebben moeten vluchten uit hun thuisland hebben

voortdurend te maken met onveilige situaties (UNICEF, z.j.). Zo kunnen kinderen slachtoffer worden van uitbuiting, seksueel misbruik of andere vormen van geweld. De vele

gebeurtenissen die kinderen in vluchtelingengezinnen mee hebben gemaakt voorafgaand, tijdens en na het vluchten zijn een risicofactor voor de ontwikkeling van problemen in de mentale gezondheid (internaliserende problematiek) (Buchmöller, Lambcke, Busch, Kumsta, & Leyendecker, 2018). Deze vluchtelingenkinderen kunnen bijvoorbeeld last krijgen van posttraumatische stressstoornis (PTSS), depressie en angstklachten (Attanayakey, McKay, Joffres, Singh, Burkle, & Mills, 2009). Naast internaliserende problemen kunnen kinderen ook last krijgen van externaliserende problemen als gevolg van trauma (Ceri & Nasiroglu, 2018). Zo kunnen ze een verhoogde score hebben op hyperactiviteit, problemen met leeftijdsgenoten en gedragsproblemen.

Internaliserend en externaliserend gedrag zijn beide manieren om te kunnen omgaan met ‘distress’. Distress is extreme angst, lijden of pijn. Bij internaliserend gedrag trekt iemand zich terug, bijvoorbeeld bij een angststoornis of een depressie. Bij externaliserend gedrag wordt deze ‘distress’ juist geuit, bijvoorbeeld een gedragsstoornis, het gebruik van

verslavende middelen of hyperactiviteit (Hatoum, Hyun Ree, Corley, Hewitt, & Friedman, 2018).

Ouders en verzorgers spelen een belangrijke rol in het beschermen van de mentale gezondheid van kinderen (El-Khani, Ulph, Peters, & Calam, 2016). Echter kunnen deze ouders deze beschermende rol niet altijd vervullen. Zo kunnen deze ouders, net als hun kinderen, ook last krijgen van onder andere PTSS als gevolg van geweld. Deze PTSS bij ouders kan leiden tot een vijandige opvoedstijl en minder sensitiviteit en structuur in de

(5)

opvoeding (Van Ee, Kleber, & Mooren, 2012). Deze sensitiviteit is echter wel nodig bij hun rol als ouders om de mentale gezondheid van hun kinderen te beschermen (Moran, Forbes, Evans, Tarabulsy, & Madigan, 2008). Als ouders ook getraumatiseerd zijn, is het dus

mogelijk dat ze niet meer de bescherming kunnen bieden aan hun kinderen die deze kinderen juist nodig hebben om geen/minder psychopathologie ontwikkelen. Niet alleen PTSS bij de ouders, maar ook bijvoorbeeld angst of depressie bij de ouders kunnen risicofactoren zijn voor het ontwikkelen van psychopathologie bij de kinderen (Gamliel, Dollberg, & Levy, 2018; Silberg, Maes, & Eaves, 2010). Ook de ouder-kindrelatie is van belang bij het wel of niet ontstaan van psychopathologie bij zowel de ouders als de kinderen (Franz & McKinney, 2018). Naast de invloed van sensitiviteit van de ouders op internaliserend gedrag bij hun kinderen is er ook onderzoek gedaan naar externaliserend gedrag. Voor externaliserende problematiek is de relatie met de sensitiviteit van de ouders echter minder sterk. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het onderzoek van Zvara, Sheppard en Cox (2018). Zij vonden dat externaliserend gedrag de sensitiviteit van de moeder beïnvloedt, maar andersom werd dit effect niet gevonden.

Het is van belang om te onderzoeken welke invloed ouders hebben op het ontstaan van ontwikkelingsproblemen, zodat ouders op de juiste manier betrokken kunnen worden bij interventies gericht op de ontwikkelingsproblemen bij vluchtelingenkinderen. Als blijkt dat ouders een grote rol spelen bij het ontstaan van ontwikkelingsproblemen, zullen zij ook intensief betrokken moeten worden bij interventies. Er is al wat onderzoek gedaan naar de rol van ouders bij het ontstaan van ontwikkelingsproblemen bij kinderen in

vluchtelingengezinnen, maar nog nooit zijn zowel internaliserende als externaliserende problematiek bij de kinderen uitgebreid in één studie besproken. Daarnaast is er ook nog niet naar zoveel verschillende ouderlijke aspecten gekeken in één studie.

(6)

Om het verband tussen het gedrag van de ouder en de internaliserende en

externaliserende problematiek bij kinderen in vluchtelingengezinnen beter te onderzoeken zal in dit literatuuronderzoek de volgende vraag centraal staan: ‘Wat is de rol van ouders bij het ontstaan van ontwikkelingsproblemen bij kinderen in vluchtelingengezinnen?’ Om deze hoofdvraag goed te kunnen beantwoorden is deze opgesplitst in twee deelvragen: (1) Wat is de rol van ouders bij het ontstaan van internaliserende problematiek bij kinderen in

vluchtelingengezinnen? (2) Wat is de rol van ouders bij het ontstaan van externaliserende problematiek bij kinderen in vluchtelingengezinnen? Aangezien ‘de rol van ouders’ een zeer breed begrip is, wordt hier naar een aantal aspecten gekeken, namelijk: de aan- of afwezigheid van de ouders tijdens het vluchten, internaliserende problematiek bij de ouders (PTSS, angst en depressie), het wel of niet hebben van een ondersteunende ouder-kindrelatie en

opvoedstress. Ook wordt er gekeken of er verschillen zijn tussen vaders en moeders. Er wordt niet gekeken naar een specifieke leeftijdscategorie van de kinderen aangezien daarvoor nog te weinig onderzoek is gedaan naar dit onderwerp. Ook wordt er niet gekeken naar specifieke groepen vluchtelingen uit specifieke landen, maar naar vluchtelingen uit oorlogsgebieden in het algemeen. Aangezien uit eerder onderzoek blijkt dat de verbanden het sterkst zijn bij internaliserende problematiek, wordt verwacht dat dat ook zal blijken uit dit

literatuuronderzoek. Daarnaast wordt verwacht dat internaliserende problematiek bij de ouders, zoals posttraumatische stress, en de ouder-kindrelatie een grote rol zal spelen bij het wel of niet ontstaan van psychopathologie bij hun kinderen. Verder wordt er verwacht dat er verschillen zijn in de invloed van vaders en moeders, aangezien uit eerder onderzoek blijkt dat ouders verschillen in de manier waarop ze met hun kinderen omgaan (Möller, Majdandzic, De Vente, & Bögels, 2013). Door de verschillen in de wijze waarop vaders en moeders met hun kinderen interacteren, kan verwacht worden dat er een verschil is in de invloed die deze

(7)

ouders hebben bij het wel of niet ontstaan van ontwikkeling van psychopathologie bij hun kinderen.

Er zal in dit literatuuroverzicht eerst ingegaan worden op de deelvragen; te beginnen met de rol van ouders bij internaliserende problematiek en daarna de rol van ouders bij externaliserende problematiek. Er zal daarbij eerst ingegaan worden op de vraag of de aan- of afwezigheid van de ouders van invloed is, daarna wordt gekeken naar de verschillende

aspecten die mogelijk invloed hebben als de ouders aanwezig zijn voor, tijdens en na het vluchten, namelijk: internaliserende problematiek bij de ouders (PTSS, angst en depressie), het wel of niet hebben van een ondersteunende ouder-kind relatie en opvoedstress.

De rol van ouders bij het ontstaan van internaliserende problemen

Voordat er gekeken wordt naar de invloed van psychopathologie van de ouders, de opvoedstijl van de ouders of de ouder-kindrelatie op het ontstaan van internaliserende problematiek, is het interessant om te kijken welke effecten er zijn als één of beide ouders volledig afwezig zijn tijdens en na het vluchten. Naar de invloed van de aan- of afwezigheid van de ouders bij het vluchten is onderzoek gedaan door Derluyn, Mels en Broekaert (2009). Zij lieten 1294 adolescenten tussen de 11 en 18 jaar afkomstig uit 94 verschillende landen, die gevlucht waren naar België een aantal vragenlijsten invullen. Om de ervaren traumatische gebeurtenissen te meten werd gebruik gemaakt van de Stressful Life Events (SLE) vragenlijst. Angst, depressie, middelengebruik en agressief gedrag werd gemeten door middel van The Hopkins Symptom Checklist-37 for Adolescents (HSCL-37A) en posttraumatische stress door middel van The Reactions of Adolescents to Traumatic Stress (RATS). Tien procent van de ondervraagde adolescenten was gevlucht zonder de aanwezigheid van beide ouders. Een aantal was gevlucht met één ouder en de rest was gevlucht met beide ouders. De afwezigheid van de ouders en de blootstelling aan traumatische gebeurtenissen waren beiden risicofactoren voor de ontwikkeling van serieuze mentale gezondheidsproblemen (angst, depressie en PTSS)

(8)

bij de adolescenten. De adolescenten die gescheiden waren van hun ouders rapporteerden significant meer traumatische gebeurtenissen dan de adolescenten die wel één of beide ouders bij zich hadden. De afwezigheid van ouders had dus zowel een direct als indirect verband met het ontstaan van mentale gezondheidsproblemen. Het indirecte verband verloopt via de blootstelling aan traumatische gebeurtenissen. Adolescenten die gevlucht waren zonder ouders, werden meer blootgesteld aan traumatische gebeurtenissen, wat weer gerelateerd was aan mentale gezondheidsproblemen. Maar ook zonder de blootstelling aan traumatische gebeurtenissen had het vluchten zonder ouders een significant negatief effect op de mentale gezondheid.

Bovenstaand onderzoek van Derluyn et al. (2009) vergeleek vluchtelingenkinderen die gevlucht waren met hun ouders en vluchtelingenkinderen die gevlucht waren zonder ouders met elkaar. Thommessen, Laghi, Cerrone, Baiocco en Todd (2013) vergeleken zestig vluchtelingenkinderen die naar Italië gevlucht waren zonder ouders met zestig Italiaanse adolescenten zonder migratieachtergrond. De ouders of sociale werkers vulden voor hen de Child Behavior Checklist for 6-18 years old (CBCL/6-18) in. Deze vragenlijst van 118 items meet onder andere depressie en angst in de afgelopen zes maanden. Uit de resultaten bleek dat de vluchtelingen die zonder ouders waren gevlucht een significant hogere kans hadden op internaliserende problematiek dan de Italiaanse vluchtelingen. Dit is in overeenstemming met het onderzoek van Derluyn et al. (2009).

Als het gaat om de rol van ouders bij het ontstaan van ontwikkelingsproblemen bij hun kinderen in vluchtelingengezinnen is het meeste onderzoek gedaan naar de mentale

gezondheid van deze ouders. Onder de mentale gezondheid wordt dan vooral PTSS, depressie en angst verstaan. Hier wordt eerst ingegaan op PTSS, later wordt er ingegaan op angst en depressie. Ten eerste hebben Bryant et al. (2018) onderzoek gedaan naar het verband tussen posttraumatische stress bij de ouders in vluchtelingengezinnen en hun opvoedingsstijl en

(9)

emotionele problemen, hyperactiviteit, gedragsproblemen en problemen met

leeftijdsgenootjes bij hun kinderen. Zij deden een cohortstudie in Australië bij 394 primaire verzorgers en hun kinderen (5-18 jaar oud). Deze participanten kwamen uit de sample die mee deed aan de Building a New Life in Australia study. De mate van PTSS bij de ouders en de blootstelling tot traumatische gebeurtenissen werden gemeten door middel van de Harvard Trauma Questionnaire (HTQ). De opvoedstijl werd opgedeeld in zowel warmte als hard ouderschap, dit werd gemeten door middel van de Child Rearing Questionnaire en de Early Childhood Longitudinal Study of Children. Voor de kinderen vulden de primaire verzorgers de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) in, waarbij onder andere de emotionele problemen bij deze kinderen werden gemeten. Uit de resultaten bleek dat PTSS bij de ouders een direct verband had met emotionele problemen bij de kinderen. Ook was er een indirect verband: PTSS bij de ouders hing samen met een strengere opvoedstijl, wat weer samenhing met emotionele symptomen bij de kinderen. Bij meisjes was er vaker sprake van emotionele problemen dan bij jongens.

Vergelijkbare resultaten werden gevonden in het onderzoek van Sangalang, Jager en Harachi (2017). Zij deden een onderzoek naar de effecten van ouderlijke traumatische stress op hun kinderen. Dit onderzoek vond echter plaats in de Verenigde Staten. De steekproef bestond uit 327 moeders die met hun gezin gevlucht waren uit Zuidoost-Azië. Er waren drie meetmomenten: op meetmoment 1 werd de traumatische stress bij de moeders gemeten door middel van de HTQ. Op meetmoment 2, een jaar later, werd het gezinsfunctioneren gemeten. De moeders rapporteerden de ouder-kindcommunicatie, ouder-kindconflict, gezinscohesie, ouderlijke warmte en ouderlijke betrokkenheid. Weer een jaar later, op meetmoment drie, werden de depressieve symptomen bij de kinderen gemeten. Uit de resultaten is gebleken dat er een indirect verband is tussen traumatische stress bij de moeders en depressieve

(10)

gezinsfunctioneren een jaar later dan wanneer er geen sprake was van traumatische stress bij de moeders. In de gezinnen waar een slechter gezinsfunctioneren was vastgesteld, hadden de kinderen een jaar later vaker last van depressieve klachten dan in de gezinnen waar geen slechter gezinsfunctioneren was gemeten. PTSS bij de ouders is dus een risicofactor voor het ontstaan van emotionele problemen en depressie bij de kinderen. Bij de depressieve

symptomen is er een mogelijk sprake van een mediatie-effect van gezinsfunctioneren tussen traumatische stress bij moeders en depressieve symptomen bij hun kinderen.

Ook Meyer, Steinhaus, Bangirana, Onyango-Mangen en Stark (2017) hebben

onderzoek gedaan naar de mentale gezondheid van de ouders en het gevolg voor hun kinderen in vluchtelingengezinnen. Echter ging het hier niet om PTSS, maar om depressieklachten. Zij namen vragenlijsten af bij 463 vluchtelingengezinnen uit Zuid-Soedan die gevlucht waren naar Oeganda. De vragenlijsten, afgenomen bij de adolescenten (13-17 jaar oud) gingen over demografische kenmerken, blootstelling aan fysiek, verbaal en seksueel geweld (ISPCAN Child Abuse Screening Tool), angst (Screen for Child Anxiety Related Disorders (SCARED)) en depressie (Mood and Feelings Questionnaire Child Self Report (MFQ-C)). Bij de ouders werden depressieve symptomen gemeten door middel van de Hopkins Symptom Checklist-25 (HSCL-25). Er bleek uit de resultaten dat er voor depressiviteit van de verzorger een

significant verband is met meer depressiesymptomen bij adolescenten. Ook de kans op angstsymptomen bij de adolescenten verdrievoudigde als de verzorgers last hadden van een depressie.

In het onderzoek van Javanbakht, Rosenberg, Haddad en Arfken (2018) is niet alleen gekeken naar depressie, zoals in het onderzoek van Meyer et al. (2017), maar is ook gekeken naar de invloed van angst en PTSS bij ouders op angstklachten bij hun kinderen. Ze deden een cross-sectioneel onderzoek naar de prevalentie van mogelijke angst en posttraumatische stress onder Syrische vluchtelingen die zich opnieuw gesetteld hebben in Zuidoost Michigan,

(11)

Verenigde Staten. Er werd een vragenlijst afgenomen bij 131 kinderen tussen de 6 en 17 jaar oud, uit 53 verschillende gezinnen. Er werd gevraagd naar demografische kenmerken en angstklachten werden gemeten door middel van de SCARED. Bij de ouders werd door middel van de PTSD Checklist Civilian (PCL-C) gevraagd naar PTSS klachten en door middel van de HSCL-25 werd angst en depressie gemeten. De prevalentie van angst onder de Syrische kinderen was hoog in vergelijking met Amerikaanse kinderen. Ook onder de Syrische moeders was er een hogere kans op angst, depressie en PTSS dan bij Amerikaanse mensen. dit verband niet werd gevonden voor vaders. Het is dus mogelijk dat angst, depressie en PTSS bij de moeders samenhangt met angst bij hun kinderen.

In het longitudinale onderzoek van Panter-Brick, Grimon en Eggerman (2014) is de Self-Report Questionnaire (SRQ-20) afgenomen bij de ouders in vluchtelingengezinnen. Deze vragenlijst is effectief gebleken bij het meten van angst en depressie (Van der Westhuizen, Wyatt, Williams, Stein, & Sorsdahl, 2016). De totale sample bestond uit 617 ouder-kind koppels, bij de follow-up waren er daar nog 332 van over. De steekproef bestond voor twee derde uit moeders. De kinderen waren tussen de elf en zestien jaar oud. Bij de kinderen werd de Child Revised Impact of Events Scale (CRIES) afgenomen om PTSS te meten en de

Birleson Depression Self-Rating Scale (DSRS) om depressie te meten. Ook werd hier de SDQ afgenomen bij de kinderen. Bij het invullen van de vragenlijsten werden de ouders en de kinderen gescheiden zodat ze elkaar niet konden beïnvloeden. De resultaten toonden aan dat de score op de SRQ-20 van de verzorgers significant geassocieerd is met PTSS en depressie bij hun kinderen. Een hogere score op de mentale gezondheid van de verzorgers was

geassocieerd met PTSS bij de kinderen bij de follow-up. Aangezien de SRQ-20 angst en depressie meet, kan dus voorzichtig geconcludeerd worden dat angst en depressieklachten bij de verzorgers samenhangt met PTSS en depressieklachten bij hun kinderen. De associatie tussen PTSS en depressieklachten bij de kinderen en de score op de SRQ-20 bij de ouders

(12)

werd gemodereerd door de geletterdheid van de moeder: hoe geletterder de moeder, hoe sterker het verband. Andere factoren die een sleutelrol kunnen spelen bij de mentale gezondheid van de kinderen zijn geweld of de leefkwaliteit binnen een gezin.

Bij het onderzoek van Trentacosta, McLear, Ziadni, Lumley en Arfken (2016) werd er gekeken naar de invloed van een ondersteunende ouder-kind relatie op depressie en

posttraumatische stress bij de kinderen. Er werd verwacht dat een goede relatie met de ouders samen zou hangen met minder mentale gezondheidsproblemen bij de jongeren. De steekproef bestond uit 211 jongeren tussen de acht en 22 jaar oud, gevlucht uit Irak en nu woonachtig in Amerika. Er werden bij deze jongeren vragenlijsten afgenomen om de blootstelling aan traumatische gebeurtenissen (Harvard Trauma Scale), symptomen van traumatische stress (The Impact of Event Scale–Revised (IES-R)), depressiesymptomen (The Depression Self-Rating Scale for Children) en de ondersteunende relatie met de ouders te meten. De

ondersteunende relatie werd gemeten door middel van de volgende drie vragen: “Hoe vaak hebben je ouders je de laatste 12 maanden verteld dat je iets goed gedaan hebt?” “Hoe vaak hebben je ouders de laatste 12 maanden verteld dat ze trots op je zijn?” en “Hoe vaak hebben je ouders de laatste 12 maanden gekeken of je je huiswerk wel had gemaakt?” De resultaten lieten zien dat de jongeren die aangaven een ondersteunende relatie te hebben met hun ouders, minder last hadden van depressieklachten dan jongeren die een negatieve relatie hadden met hun ouders. Er werd ook een interactie effect gevonden tussen traumatische gebeurtenissen en relaties met ouders bij de voorspelling van depressie. Jongeren rapporteerden hogere niveaus van depressie als ze een minder goede ondersteunende relatie hadden met hun ouders, ongeacht de hoeveelheid traumatische gebeurtenissen die ze hadden meegemaakt. Jongeren die een lagere mate van depressiesymptomen rapporteerden, gaven aan een betere

(13)

blootstelling was aan traumatische gebeurtenissen. Het hebben van een ondersteunende relatie met je ouders kan dus een beschermende factor voor depressieklachten zijn.

Het moeten vluchten naar een ander land heeft niet alleen impact op de mentale gezondheid bij de ouders, maar kan ook stress opleveren bij de opvoeding. Eruyar, Maltby en Vostanis (2018) hebben onderzoek gedaan naar de invloed van deze opvoedingsstress op PTSS en emotionele problemen bij hun kinderen. Zij deden een cross-sectioneel onderzoek bij 263 ouder-kindkoppels gevlucht uit Syrië, nu woonachtig in Istanbul, Turkije. De kinderen waren tussen de acht en achttien jaar. Net als bij het onderzoek van Panter-Brick et al. (2014) bestond twee derde van de sample uit moeders. De ouders vulden meerdere vragenlijsten in: de SDQ om de emotionele problemen van de kinderen te meten, de General Health

Questionnaire 12-item (GHQ-12) om ouderlijke psychische morbiditeit te meten en de Parenting Stress Index (PSI-SF0) om stress in de ouder-kindrelatie te meten. De kinderen vulden ook een aantal vragenlijsten in: de Stressful Life Events checklist (SLE0) om de blootstelling aan traumatische gebeurtenissen te meten, de Children Revised Impact of Events Scale (CRIES-8) om post-traumatische stresssymptomen te meten en de SDQ om de

emotionele problemen te meten. Uit de resultaten is gebleken dat ouders nagenoeg geen invloed hebben op de PTSS klachten van de kinderen, dat werd voor het overgrote deel bepaald door de blootstelling aan traumatische gebeurtenissen. Op de algemene mentale gezondheid (de SDQ scores van de kinderen) hadden ouders wel een grote invloed. Als ouders meer last hadden van ouderlijke stress, waren de scores op de SDQ hoger. Opvoedingsstress bij de ouders hing dus samen met een verhoogde kans op emotionele problemen bij kinderen, op PTSS had opvoedingsstress geen significante invloed.

Aan de verschillen tussen vaders en moeders bij het ontstaan van internaliserende problematiek bij kinderen in vluchtelingengezinnen is nog weinig aandacht besteed in onderzoek. In de besproken studies hebben alleen Derluyn et al. (2009) en Javanbakht et al.

(14)

(2018) iets gezegd over deze verschillen. In het onderzoek van Derluyn et al. (2009) naar de invloed van de afwezigheid van ouders bij het vluchten is een verschil naar voren gekomen tussen de invloed van de afwezigheid van vaders en de afwezigheid van moeders. De adolescenten die met alleen hun moeder, dus zonder vader, waren gevlucht, rapporteerden minder mentale gezondheidsproblemen dan de adolescenten die met alleen hun vader, dus zonder moeder, waren gevlucht. De adolescenten die alleen met hun vader waren gevlucht, hadden een grotere kans op PTSS dan de adolescenten die alleen met hun moeder waren gevlucht. Door de onderzoekers werd dit verklaard door het feit dat moeders een grotere beschermende rol hebben in de opvoeding dan vaders. Uit het onderzoek van Javanbakht et al. (2018) is gebleken dat PTSS, angst en depressie bij moeders samenhangt met angst bij hun kinderen. Voor vaders was dit effect niet significant. Een verklaring hiervoor moet nog blijken uit vervolgonderzoek. Vanwege het weinige onderzoek wat gedaan is naar de

verschillen tussen vaders en moeders in hun rol bij het ontstaan van psychopathologie bij hun kinderen is het lastig om hier een conclusie aan te verbinden. Naar aanleiding van de

onderzoeken van Derluyn et al. (2009) en Javanbakht et al. (2018) valt wel te zeggen dat er eerste aanwijzingen zijn gevonden dat er inderdaad verschillen zijn tussen vaders en moeders. De rol van ouders bij het ontstaan van externaliserende problemen

Naar externaliserende problematiek bij vluchtelingenkinderen is minder onderzoek gedaan dan naar de internaliserende problematiek, zeker in combinatie met de invloeden van ouders. Ook hier is het interessant om eerst te kijken naar de invloed die afwezigheid van de ouders kan hebben op externaliserende problematiek. Uit het onderzoek van Derluyn et al. (2009) naar de effecten van de afwezigheid van ouders tijdens het vluchten, is voor

externaliserende problemen (agressief gedrag en middelengebruik) geen direct verband gebleken, in tegenstelling tot de internaliserende problemen (PTSS, angst en depressie). Wel is er een indirect verband gevonden: adolescenten die gevlucht waren zonder ouders,

(15)

rapporteerden meer traumatische gebeurtenissen en adolescenten die meer traumatische gebeurtenissen hadden meegemaakt, rapporteerden meer agressief gedrag en

middelengebruik.

De CBCL/6-18 die gebruikt werd in het onderzoek van Thommessen et al. (2013), die vluchtelingenkinderen die zonder ouders gevlucht waren vergeleek met Italiaanse

adolescenten, meet niet alleen angst en depressie, maar ook externaliserende problematiek, namelijk hyperactiviteit en oppositioneel/agressief gedrag. Ook deze externaliserende problematiek kwam, net als de internaliserende problematiek, significant vaker voor bij de kinderen die zonder ouders zijn gevlucht dan bij de Italiaanse adolescenten. 72,2 procent van de vluchtelingenkinderen had externaliserende problematiek tegenover 27,8 procent van de Italiaanse vluchtelingenkinderen. Al met al heeft de afwezigheid van ouders dus wel degelijk invloed op het ontstaan van externaliserende problematiek. Zowel het onderzoek van Derluyn et al. (2009) als het onderzoek van Thommessen et al. (2013) vond dat er een verhoogde kans was op agressief gedrag. Verder vond Derluyn et al. (2009) een verhoogde kans op

middelengebruik en Thommessen et al. (2013) nog een verhoogde kans op hyperactiviteit. In de eerder genoemde onderzoeken waar het effect van PTSS bij de ouders op de internaliserende problematiek bij de kinderen is besproken, is ook gekeken naar

externaliserende problematiek. Zo bleek uit het onderzoek van Bryant et al. (2018) dat PTSS bij de ouders en de daarbij behorende strengere opvoeding niet alleen emotionele problemen bij de kinderen tot gevolg kan hebben, maar ook gedragsproblemen, hyperactiviteit en

problemen met leeftijdsgenootjes (net als emotionele problemen gemeten door middel van de SDQ). Eerder is besproken dat er een direct verband bestaat tussen PTSS bij de ouders en de emotionele problemen bij de kinderen. Echter is dat bij gedragsproblemen, hyperactiviteit en problemen met leeftijdsgenootjes niet het geval. Daar is alleen een indirect verband gevonden via de opvoedstijl. PTSS bij de ouders hing samen met strenger ouderschap, wat weer de

(16)

externaliserende problemen tot gevolg had. De hyperactiviteit kwam vaker voor bij jongens dan bij meisjes.

In het onderzoek van Sangalang et al. (2017) is bij het derde meetmoment niet alleen gekeken naar depressieve klachten van de kinderen, maar ook naar antisociaal gedrag,

delinquent gedrag en problemen op school, wat valt onder externaliserende problemen. Onder problemen op school viel: spieken bij toetsen, het beginnen van een gevecht en de klas

uitgestuurd worden vanwege probleemgedrag. Net als voor de depressieve symptomen bleek er voor deze externaliserende problematiek ook een indirect verband te zijn met traumatische stressklachten bij de ouders: traumatische stress bij de ouders had een verminderd

gezinsfunctioneren tot gevolg, wat weer samenhing met een verhoogde mate van antisociaal gedrag, delinquent gedrag en problemen op school.

Niet alleen gezinsfunctioneren kan een modererende factor zijn tussen PTSS bij ouders en externaliserende problematiek bij de kinderen, maar ook de hechtingsrelatie heeft een invloed op dit verband. Een onveilige hechting op zichzelf is geen vorm van externaliserende problematiek, maar het kan wel een risicofactor zijn. Uit onderzoek van Moss, Smolla, Cyr, Dubois-Comtois, Mazzarello en Berthiaume (2006) bleek dat een onveilige hechting een vergrote kans geeft op externaliserende problematiek. De relatie tussen PTSS bij de ouders en een onveilige hechting is gebleken uit onderzoek van Van Ee, Kleber, Jongmans, Mooren en Out (2016). Zij deden onderzoek bij asielzoekers in Nederland met traumatische ervaringen die een kind hadden tussen de 18 en 42 maanden. De uiteindelijke steekproef bestond uit 68 ouders en hun kinderen. Ook hier deden meer moeders mee dan vaders. Om traumatische ervaringen en PTSS symptomen te meten werd de Harvard Trauma Questionnaire (HTQ) afgenomen bij de ouders. Ouderlijk gedrag en gehechtheid werd bepaald door middel van observaties. Uit de resultaten bleek dat PTSS klachten bij de ouders een direct effect had op een onveilige hechting bij de kinderen. Wel werd dit effect verklaard door het gedrag van de

(17)

ouders; de PTSS klachten hingen samen met minder sensitief ouderschap, wat weer leidde tot een onveilige hechting. De grote meerderheid van de kinderen in de steekproef had een onveilige gehechtheidsrelatie met zijn of haar ouders. Gezien uit het onderzoek van Moss et al. (2006) is gebleken dat een onveilige hechting samenhangt met externaliserende

problematiek, zou PTSS bij ouders een indirect effect kunnen hebben op externaliserende problematiek via hechting.

Uit het eerder genoemde onderzoek van Eruyar, et al. (2018) bleek dat een verhoogde mate van stress bij de opvoeding samenhing met hogere scores op de SDQ vragenlijst. Deze vragenlijst gaat niet alleen over emotionele problemen, maar meet ook gedragsproblemen, hyperactiviteit en problemen met leeftijdsgenoten. Een verhoogde mate van ervaren stress in de opvoeding, hing samen met een hogere mate van gedragsproblemen, hyperactiviteit en problemen met leeftijdsgenoten bij de kinderen.

Conclusie en discussie

In dit literatuuronderzoek is gekeken naar de rol van ouders bij het ontstaan van internaliserende en externaliserende problematiek bij hun kinderen in vluchtelingengezinnen. Uit de resultaten is gebleken dat afwezigheid van de ouders, psychopathologie bij de ouders, het niet kunnen bieden van ondersteuning in de opvoeding en het hebben van opvoedstress samenhangen met internaliserende problematiek bij hun kinderen, namelijk anst, depressie, PTSS en emotionele problemen. Afwezigheid van de ouders tijdens het vluchten hing samen met een verhoogde kans op angst, depressie en PTSS bij de kinderen. PTSS bij de ouders zorgde voor een verhoogde kans op emotionele problemen en depressieve symptomen bij hun kinderen. Angst en depressie bij de ouders hing samen met angst, depressie en PTSS klachten bij de kinderen. Als ouders geen goede ondersteunende relatie hadden met hun kinderen hing dat samen met PTSS en depressie bij die kinderen. Tot slot hadden kinderen een verhoogde kans op emotionele problemen als de ouders veel opvoedstress ervoeren.

(18)

Voor externaliserende problematiek is er minder onderzoek gedaan dan voor internaliserende problematiek. Alleen afwezigheid van de ouders, PTSS bij de ouders en opvoedstress hingen samen met externaliserende problematiek bij hun kinderen. Afwezigheid van de ouders bij het vluchten hing samen met agressief gedrag en middelengebruik bij de kinderen. PTSS bij ouders had de grootste impact op externaliserende problematiek, dit hing namelijk samen met gedragsproblemen, hyperactiviteit, problemen met leeftijdsgenoten, antisociaal gedrag, delinquent gedrag en problemen op school. Ten slotte had ervaren opvoedstress een samenhang met gedragsproblemen, hyperactiviteit en problemen met leeftijdgenoten bij de kinderen.

Er kunnen ook nog een aantal algemene conclusies worden getrokken. Ten eerste heeft, van alle onderzochte ouderlijke factoren, PTSS de grootste impact op externaliserende problematiek. Er zijn, ondanks het weinige onderzoek naar externaliserende problematiek, zes verschillende soorten externaliserende problematiek gevonden, waarop PTSS bij ouders van invloed is. Ten tweede hebben ouders, van alle gevonden soorten problematiek bij de kinderen, de meeste impact op depressie. Alle onderzochte ouderlijke factoren hadden een verband met het ontstaan van depressie bij de kinderen.

Waar rekening mee gehouden dient te worden bij het interpreteren van de resultaten is dat er een overlap is tussen de onderzochte ouderlijke factoren. Zo hebben mensen met PTSS een verhoogde kans op depressie en angstklachten (Panagioti, Gooding, & Tarrier, 2012). Ook hebben PTSS, depressie en angst een invloed op de ouder-kindrelatie (Milan & Carlone, 2018). De onderzochte ouderlijke factoren hebben allemaal een eigen bijdrage aan het

ontstaan van internaliserende en externaliserende problematiek, maar er is ook een samenhang wat ook een invloed heeft op de verbanden.

Een mogelijke verklaring van de resultaten kan wellicht gevonden worden in de beschermende rol van ouders tegen het ontstaan van internaliserende en externaliserende

(19)

problemen bij hun kinderen zoals eerder al beschreven in de inleiding. Doordat ouders ook bepaalde problematiek kunnen ontwikkelen door alles wat ze hebben meegemaakt voor, tijdens en na het vluchten, kunnen ze mogelijk niet meer deze beschermende rol op zich nemen, omdat ze door deze problematiek minder sensitief zijn richting hun kinderen, wat ook weer een invloed heeft op de ouder-kindrelatie (El-Khani et al., 2016; Franz & McKinney, 2018; Moran et al., 2008; Van Ee et al., 2012). Deze verminderde sensitiviteit en

verslechterde ouder-kindrelatie, hebben dan mogelijk psychopathologie bij de kinderen als gevolg.

Er zijn een aantal punten die huidig onderzoek een sterk onderzoek maken. Ten eerste zijn bij een groot deel van de gebruikte studies de vragenlijsten die zijn afgenomen vertaald in de moedertaal van de vluchtelingen. Soms was er ook een tolk aanwezig. Als de vragen die gesteld worden in een vragenlijst in de moedertaal geschreven zijn, zijn deze vragen voor de participanten beter te begrijpen. Op deze manier kunnen de participanten de vragenlijsten meer naar waarheid invullen en dat komt de betrouwbaarheid van een onderzoek ten goede. Ten tweede is er vaak gebruik gemaakt van dezelfde vragenlijsten. Zo is bij een heleboel onderzoeken gebruik gemaakt van de SDQ bij de kinderen en werd depressie zowel bij het onderzoek van Meyer et al. (2017) als bij het onderzoek van Javanbakht et al. (2018) gemeten door middel van de HSCL-25. Dit maakt dat de resultaten van de verschillende studies beter met elkaar te vergelijken zijn. Want als dezelfde vragenlijsten zijn gebruikt, is hetzelfde gemeten. Dit maakt de validiteit van dit literatuuroverzicht sterker.

Naast deze sterke punten aan het onderzoek, zijn er ook een aantal beperkingen. Uit deze beperkingen zijn weer opties voor vervolgonderzoek af te leiden. Een eerste beperking is dat er meer onderzoek gedaan is naar moeders dan naar vaders. Bij zowel het onderzoek van Panter-Brick et al. (2014) als het onderzoek van Eruyar et al. (2018) bestond de steekproef voor twee derde uit moeders. Het onderzoek van Sangalang et al. (2017) richtte zich helemaal

(20)

niet op vaders; honderd procent van de steekproef bestond uit moeders. Gezien er zo weinig onderzoek is naar vaders, kan er ook niet goed gekeken worden of er verschillen zijn in de invloeden van moeders en vaders. Voor vervolgonderzoek is dus aan te raden om vaders meer te betrekken bij het onderzoek. Zeker omdat Möller et al. (2013) hebben gevonden dat vaders en moeders verschillend met hun kinderen omgaan. Op deze manier kan er beter gekeken worden naar de invloed die vaders hebben op het ontstaan van ontwikkelingsproblemen bij kinderen. Daarnaast kan er dan een onderscheid gemaakt worden in de invloed die moeders hebben en de invloed die vaders hebben hierop. Er zijn al eerste aanwijzingen dat er

inderdaad verschillen zijn tussen vaders en moeders (Derluyn et al., 2009; Javanbakht et al., 2018), maar of dit echt zo is, zal vervolgonderzoek moeten uitwijzen.

Een tweede beperking is dat er nog weinig Nederlands onderzoek is naar de rol van ouders op het ontstaan van ontwikkelingsproblemen bij hun kinderen in

vluchtelingengezinnen. Een deel van de onderzoeken vond zelfs niet eens plaats in westerse landen, bijvoorbeeld het onderzoek van Meyer et al. (2017) wat plaatsvond in Oeganda. Om in Nederland goede interventies te kunnen aanbieden bij vluchtelingengezinnen, zoals ook beschreven in de inleiding, is het wel van belang om meer Nederlands onderzoek te doen. Op deze manier kunnen de interventies zich echt richten op de situatie zoals deze is bij

vluchtelingen die naar Nederland gevlucht zijn.

De derde en tevens laatste beperking is dat er weinig onderzoek is gedaan naar de rol van ouders op het ontstaan van externaliserende problematiek bij hun kinderen in

vluchtelingengezinnen. Een verklaring daarvoor zou gezocht kunnen worden in het onderzoek van Zvara et al. (2018), welke kort is besproken in de inleiding. Uit dit onderzoek is gebleken dat ouderlijke sensitiviteit geen invloed heeft op het ontstaan van externaliserende

problematiek. Als er in eerder onderzoek geen relatie is gevonden, is dat voor onderzoekers mogelijk een aanleiding om onderzoek meer te richten op internaliserende problematiek dan

(21)

op externaliserende problematiek. Een andere mogelijke verklaring is dat de rol van ouders op het ontstaan van externaliserende problematiek wel onderzocht is, maar dat het niet

gepubliceerd is omdat niet de verwachte resultaten werden gevonden (Mueller, 2018). Toch is het aan te raden om in vervolgonderzoek wel te kijken naar externaliserende problematiek bij de kinderen, aangezien uit de paar onderzoeken die wel zijn gedaan wel degelijk is gevonden dat ouders van invloed zijn op het ontstaan van externaliserende problematiek bij hun

kinderen.

Ondanks dat er nog vervolgonderzoek nodig is, geeft dit literatuuroverzicht ook al goede nieuwe inzichten voor in de praktijk. Er is gebleken dat ouders een grote rol kunnen spelen bij het ontstaan van ontwikkelingsproblemen bij kinderen in vluchtelingengezinnen. Het is dus ook aan te raden om bij interventies bedoeld om deze ontwikkelingsproblemen te verminderen of te voorkomen ook ouders te betrekken, zodat de interventie beter aanslaat en internaliserende en externaliserende problematiek bij vluchtelingenkinderen beter te

(22)

Referenties

Attanayake,V., McKay, R., Joffres, M., Singh, S., Burkle Jr, F., & Mills, E. (2009).

Prevalence of mental disorders among children exposed to war: a systematic review of 7,920 children. Medicine Con£ict and Survival, 25, 4-19.

doi:10.1080/13623690802568913

Bryant, R. A., Edwards, B., Creamer, M., O'Donnell, M., Forbes, D., Felmingham, K. L., ... & Van Hooff, M. (2018). The effect of post-traumatic stress disorder on refugees'

parenting and their children's mental health: a cohort study. The Lancet Public Health, 3(5), e249-e258. doi:10.1016/S2468-2667(18)30051-3

Buchmüller, T., Lembcke, H., Busch, J., Kumsta, R., & Leyendecker, B. (2018). Exploring mental health status and syndrome patterns among young refugee children in Germany. Frontiers in psychiatry, 9. doi: 10.3389/fpsyt.2018.00212

Ceri, V., & Nasiroglu, S. (2018). The number of war-related traumatic events is associated with increased behavioural but not emotional problems among Syrian refugee children years after resettlement. Arch Clin Psychiatry, 45(4), 100-105. doi: 10.1590/0101-60830000000167

Derluyn, I., Mels, C., & Broekaert, E. (2009). Mental Health Problems in Separated Refugee Adolescents. Journal of Adolescent Health, 44, 291-297. doi:

10.1016/j.jadohealth.2008.07.016

El-Khani, A., Ulph, F., Peters, S., & Calam, R. (2016). Syria: the challenges of parenting in refugee situations of immediate displacement. Intervention, 14(2), 99-113.

Eruyar, S., Maltby, J., & Vostanis, P. (2018). Mental health problems of Syrian refugee children: the role of parental factors. European Child & Adolescent Psychiatry, 27, 401-409. doi:10.1007/s00787-017-1101-0

(23)

Franz, A. O., & McKinney, C. (2018). Parental and Child Psychopathology: Moderated Mediation by Gender and Parent-Child Relationship Quality. Child Psychiatry & Human Development 49(6), 843-852. doi:10.1007/s10578-018-0801-0

Gamliel, K. H., Dollberg, D. G., & Levy, S. (2018). Relations Between Parents’ Anxiety Symptoms, Marital Quality, and Preschoolers’ Externalizing and Internalizing Behaviors. Journal of Child and Family Studies, 27(12), 3952-3963.

doi:10.1007/s10826-018-1212-3

Hatoum, A. S., Hyun Rhee, S., Corley, R. P., Hewitt, J. K., & Friedman, N. P. (2018). Etiology of stability and growth of internalizing and externalizing behavior problems across childhood and adolescence. Behavior genetics, 48(4), 298-314.

doi:10.1007/s10519-018-9900-8

Javanbakht, A., Rosenberg, D., Haddad, L., & Arfken, C. L. (2018). Mental Health in Syrian Refugee Children Resettling in the United States: War Trauma, Migration, and the Role of Parental Stress. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry 53(3), 209-211. doi:10.1016/j.jaac.2018.01.013

Kaandorp, M., & Roelfsema, M. (z.j.). Opgroeien als vluchteling: wat doet dat met een kind? Unicef. Verkregen van: https://www.unicef.nl/ons-werk/opgroeien-als-vluchteling-wat-doet-dat-met-een-kind

Kamphorst, J. (19 juni 2018). In 2017 steeg het aantal vluchtelingen wereldwijd gemiddeld met 44.000 per dag. Verkregen van: https://www.trouw.nl/samenleving/in-2017-steeg-het-aantal-vluchtelingen-wereldwijd-gemiddeld-met-44-000-per-dag~ab9841b5/ Meyer, S. R., Steinhaus, M., Bangirana, C., Onyango-Mangen, P., & Stark, L. (2017). The

influence of caregiver depression on adolescent mental health outcomes: findings from refugee settlements in Uganda. BMC Psychiatry 17(1), 405. doi: 10.1186/s12888-017-1566-x

(24)

Milan, S., & Carlone, C. (2018). A Two-Way Street: Mothers’ and Adolescent Daughters’ Depression and PTSD Symptoms Jointly Predict Dyadic Behaviors. Journal of Family Psychology, 32(8), 1097-1108. doi:10.1037/fam0000467

Möller, E. L., Majdandzic, M., De Vente, W., & Bögels, S. M. (2013). The Evolutionary Basis of Sex Differences in Parenting and Its Relationships with Child Anxiety in Western Societies. Journal of Experimental Psychopathology 4(2), 88-117. doi:10.5127/jep.026912

Moran, G., Forbes, L., Evans, E., Tarabulsy., G.M., & Madigan, S. (2008). Both maternal sensitivity and atypical maternal behavior independently predict attachment security and disorganization in adolescent mother-infant relationships. Infant behavior & development 31, 321-325. doi:10.1016/j.infbeh.2007.12.012

Moss, E., Smolla, N., Cyr, C., Dubois-Comtois, K., Mazzarello, T., & Berthiaume, C. (2006). Attachment and behavior problems in middle childhood as reported by adult and child informants. Development and Psychopathology, 18(2), 425-444. doi:

10.10170S0954579406060238

Mueller, G.P. (2018). When the research for truth fails: A computer simulation of the impact of the publication bias on the meta-analysis of scientific literature. Scientometrics, 117, 2061-2076. doi:10.1007/s11192-018-2942-0

Panagioti, M., Gooding, P. A., & Tarrier, N. (2012). A meta-analysis of the association between posttraumatic stress disorder and suicidality: the role of comorbid depression. Comprehensive psychiatry, 53(7), 915-930. doi:10.1016/j.comppsych.2012.02.009 Panter-Brick, C., Grimon, M., & Eggerman, M. (2014). Caregiver-child mental health: a

prospective study in conflict and refugee settings. Journal of Child Psychology and Psychiatry 55(4), 313-327. doi:10.1111/jcpp.12167

(25)

Sangalang, C. C., Jager, J., & Harachi, T. W. (2017). Effects of maternal traumatic distress on family functioning and child mental health: An examination of Southeast Asian

refugee families in the U.S. Social science and medicine 184, 178-186. doi: 10.1016/j.socscimed.2017.04.032 0277-9536

Silberg, J. L., Maes, H., Eaves, L. J. (2010). Genetic and environmental influences on the transmission of parental depression to children’s depression and conduct disturbance: an extended Children of Twins study. The Journal of Child Psychology and Psychiatry 51(6), 734-744. doi:10.1111/j.1469-7610.2010.02205.x

Thommessen, S., Laghi, F., Cerrone, C., Baiocco, R., & Todd, B. K. (2013). Internalizing and externalizing symptoms among unaccompanied refugee and Italian adolescents. Children and Youth Services Review 35, 7-10. doi:10.1016/j.childyouth.2012.10.007 Trentacosta, C. J., McLear, C. M., Ziadni, M. S., Lumley, M. A., & Arfken, C. L. (2016).

Potentially Traumatic Events and Mental Health Problems Among Children of Iraqi Refugees: The Roles of Relationships With Parents and Feelings About School. American Journal of Orthopsychiatry, 86(4), 384-392. doi:10.1037/ort0000186 UNHCR (2018). Figures at a glance. Verkregen van:

http://www.unhcr.org/figures-at-a-glance.html

Van der Westhuizen, C., Wyatt, G., Williams, J. K., Stein, D. J., Sorsdahl, K. (2016). Validation of the Self Reporting Questionnaire 20-Item (SRQ-20) For Use in a Low- and Middle-Income Country Emergency Centre Setting. Int J Ment Health Addict, 14(1), 37-48. doi:10.1007/s11469-015-9566-x

Van Ee, E., Kleber, R. J., & Mooren, T. T. M. (2012). War trauma lingers on: associations between maternal posttraumatic stress disorder, parent-child interaction, and child development. Infant mental health journal, 33(5), 459-468. doi:10.1002/imhj.21324

(26)

Van Ee, E., Kleber, R. J., Jongmans, M. J., Mooren, T. T. M., & Out, D. (2016). Parental PTSD, adverse parenting and child attachment in a refugee sample. Attachment & Human Development, 18(3), 237-291. doi:10.1080/14616737.2016.1148748 Zvara, B. J., Sheppard, K. W., & Cox, M. (2018). Bidirectional Effects Between Parental

Sensitivity and Child Behavior: A Cross-Lagged Analysis Across Middle Childhood and Adolescence. Journal of family psychology, 32(4), 484-495.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(A) Micrograph of a pure population of epithelial PDAC cells, as obtained via contrast phase light microscopy (Original magnification 20×, scale bar = 50 μm).. (B) Micrographs of

This means that people with intrinsic motivations rate the personal interaction higher but display lower levels of electronic word-of-mouth than those with extrinsic

In traditional branding literature, brand recognition, brand’s associations and brand’s responses create and build customer based brand equity (CBBE) (Kevin Lane Keller, 2001)..

 A rugby match or full training session would probably serve as a better and more sport- specific intervention to bring about physiological and psychological fatigue

Conclusion: Endovascular treatment of PAA with heparin-bonded stent grafts is a safe treatment option with good early and mid-term patency rates comparable with open repair using

Naderhand werd uit deze gegevens een aantal gedragsvariabelen berekend, te weten Richting (d.w.z. de kompasrichting gemiddeld per seconde), Afwijking richting (standaarddeviatie van

This thesis focuses on the consideration of the fraught relationship between knowledge and the feminine in the predominantly Catholic society of late medieval England, as presented

Zowel jonge als oudere kinderen praten het vaakst met hun moeder (van wie één verslaafde) over de problemen. Een verschil is dat oudere kinderen in tegenstelling tot