GEOCOMmunicatie 11
overkoude
koraalriffen, voetstappen,
pre-industriële
huidmondjes,
marienfosfor,
deoudste ‘moderne
boom’, diepvries-DNA,
eenoverstromend stuwmeer,
gevederde
dinosauriërsen kleine
ijstijden
A.J.+(Tom)
vanLoon*Inleiding
Overigens:
hetestafettestokje blijft
beschikbaarvoor dejonge,
ambiteuzeschrijver/amateur-geoloog
diehetvoort-strompelen
vande oudegarde
nietlanger
kan aanzien. Endat
voortstrompelen
kan nog wel evenduren,
want kra-kende wagensrijden
hetlangst.
Koude, diepe
koraalriffen evenarengroei
vanwarme,ondiepe
riffenOp
diverseplaatsen
op aardebestaankoraalriffen in koudezeeën,somsopdieptes
vanenkele honderden meters.Vaak bouwt desoortLophelia
pertusadeze riffen op. Eendergelijk rifcomplex
bevindt zichopde
Sula-Rug,
op64°N.B. voor dekust vanNoorwegen,
op eendiepte
van270-310m.Het rif is zo’n 13 kmlang,
10-35mhoog
entot zo’n 500mbreed. Deze gegevens
zijn
bekend ge-worden door onderzoekmetduikboten. Over hunontstaanen
ontwikkeling
is nuook veel meerbekendgeworden
door sonaronderzoekendooreensoortradarmetingen.
DeSula-Rug
bestaat uit zandsteenenheefteensteilezuid-oostelijk
flank,terwijl
denoordwestelijke
flank veelge-leidelijker afloopt;
opdeze laatste flankzijn afzettingen
aangetroffen
die wordengeïnterpreteerd
alskeileem,
af-gezet
door deijskap
dieterplaatse tijdens
delaatsteijstijd
bestond.Hetrif,
datna de laatsteijstijd
totontwikkeling
kwam, ligt
opde kam vande rug,vlakbij
denoordweste-lijke
flank. Het kon zich - zowel in dehoogte
alsopzij
-uitbreiden door de
aangroei
van dekoralenen door deinvang
van sediment. Dat sediment bestaat uit‘ingevan-gen’
in hetwaterzwevendekleideeltjes,
carbonaatmodder die werdgevormd
door deafbraakvankalkskeletten en door onderzeesemassaverplaatsingen
vanmateriaallangs
onderzeesehellingen.
Gedetailleerde
sonarmetingen
wijzen
uit dat derichtin-genvande rifstructuren niet overeenkomenmet dievan de
gelaagdheid
in hetonderliggende gesteente (wat
nor-maliter hetgeval is),
maardatze eenpatroon
van‘ribbels’volgens
dietussen‘groeven’
in deondergrond
bestaan. Diegroeven, die elk5-8 m
diep zijn
endie vooralmet sedimentzijn opgevuld,
worden door de onderzoekers verklaard als eengevolg
vanijsbergen
diegedurende
de laatsteijstijd
terplaatse
‘aan degrond liepen’,
endaarbij
eenspooruitschuurden.Uit de
precieze
structurenenhoogteverschillen
maken de onderzoekersop dat het rifnaafloop
vande laatsteijstijd
(zo’n
10.000jaar geleden)
in de ordevangrootte
van 20-30momhoog
isaangegroeid.
Dat betekent duseengroei-snelheidvan2-3 mmper
jaar.
Dat isgelijk
aande snel-heidwaarmeetropische
koralenenkoraalriffenaangroeien
enniet,
zoalstot nutoe- vooralgevoelsmatig
-werdver-ondersteld,
minstenseenfactor tienlager.
Referentie:
3Voetstappen
van modernemenszijn
20.000-30.000jaar
oudDetotnutoeoudst bekende
voetstappen
vande mo-dernemens(Homo sapiens sapiens) zijn
ontdekt in de alvaneerdereprehistorische
vondsten bekendeChau-vet-grot
inZuid-Frankrijk.
Het Franse Ministerie van Cultuurmaakte dat op 9juni
bekend. Het gaatom vier voetafdrukkenin deleemachtige
bodemvandegrot, dievolgens voorlopige dateringen 20.000-30.000jaar
oudzijn.
Drievande afdrukkenzijn
van eenlinkervoet;
de vierde-die het best bewaard is
gebleven
endie 212 mmlang
isen 92mmbreed-van eenrechtervoet. De onderzoekerslei-den uit de karakteristieken af dat hetgaatom de voetaf-drukkenvan een
jongen
van8-10jaar
oud.De
opzienbarende
vondst roeptherinneringen
opaandeontdekking
van de vanwegezijn wandschilderingen
be-roemdegrot
van Lascaux, die door vierschooljongens
werd ontdekt. De‘grot
vanChauvet’ werd op 18 decem-ber 1994 door deamateur-speleoloog
Jan-MarieChauvet metdrie vriendenbij
toeval ontdekt. Andersdanzijn
voor-gangers zag Chauvet echter direct de‘marktwaarde’van de
grotschilderingen
in,enhij
claimt ineennog voortdu-rendestrijd
metde overheideendeelvande daaruit voort-vloeiendeinkomsten.Hij dreigt
driehoge
ambtenarenvan het ministerie zelfsmeteenproces omdatzedocumenten vervalst zouden hebben met het doelom hem te benade-len.Ook demeerdan tien nieuwe
grotschilderingen,
waarvaneral ruim 400 eerderwaren
aangetroffen,
zijn
voorhet De WTKG bestaatkennelijk
meeruitmarathonlopers
danuit
sprinters.
Inmijn vorige inleiding
vroeg ik immers wie hetestafettestokje
van mewildeovernemenmetbetrek-king
totdeze rubriek.Daarop is,
voorzoverik weet, nietgereageerd:
de WTKG-erslopen kennelijk
nietzohard. Maar ik had ook eendreigement: bij gebrek
aan belang-stellendeopvolgers
zouik weleensmetdeze rubriekkun-nen
doorgaan.
Datdreigement
maak ik nu waar. Hetge-volg
is daternu zolangzamerhand sprake begint
te wor-denvan eenmarathon-rubriek.Hij
gaat maardoor,
zon-der(vooralsnog)
zicht op definishlijn.
Maar ik hadge-waarschuwd,
dus klachten wordenniet inbehandeling
genomen.merendeelmet roetenrode
plantaardige
kleurstoffenver-vaardigd. Sommige
vandefiguren
bestaan uitingekerfde
lijnen.
Zezijn gedateerd
als minimaal 30.000jaar
ouden behoren daarmeetot de oudsteterwereld. Detekeningen
stellen alle dieren voor, zoals mammoeten,paarden,
her-ten, bisonsenneushoorns.Medemethet oog op de
ervaringen
die in Lascauxzijn
opgedaan,
waarderotsschilderingen
door de ademvandegrote
massa toeristen en door de via henmeegebrachte
zadenetc.zodanig
sterk in kwaliteitachteruitgingen
dattoegangnunog slechts
mogelijk
isvoor zeerbeperkte
aan-tallen onderzoekers die daarvooreenspeciale toestemming
van de ministermoeten
krijgen,
lijkt
het Ministerievan Cultuurvoorlopig
nietvan zinsomdegrot
voor het pu-bliekopentestellen. Wel wordt overwogen om, netalsnu het
geval
is inLascaux, eennatuurgetrouwe ‘kopie’
van degrotende
schilderingen
temaken zodat het pu-bliek toch zal kunnengenieten
van wat- meteen
beetje
Franseoverdrijving
-als ‘dearcheologische
vondst vande eeuw’ wordt
afgeschilderd.
Referentie:
1Huidmondjes
verraden snelleCO2-fluctuaties in
pre-industriële
atmosfeerOnderzoekers van de
Rijksuniversiteit Utrecht,
deVrije
UniversiteitvanAmsterdam,
het MuseumvoorNatuurlijke
HistorievanFloridaen de Universiteitvan Amsterdam hebben nieuwe gegevens verzameldoverde fluctuatiesvan atmosferischkoolzuurgas
gedurende
de eerstehonderdenjaren
nahet eindevan de laatsteijstijd.
Ze onderzochten daartoe de relatievehoeveelheidhuid-mondjes
opboombladeren. Hetwasal bekend dat defre-quentie
vanhuidmondjes rechtevenredig
toeneemtmet dedaling
vanhetCC>2-gehalte (en omgekeerd).
Voor eerdere onderzoekenwas al
gebruik gemaakt
van herbariametplanten
diegedurende
de laatste200jaar zijn
verzameld;
dietijdspanne
is interessantomdat diezowel depre-industriële
als de industriëleperiode
omvat,enzelfs watdoorsommigen
depost-industriële periode
wordt ge-noemd. Ook istijdens
eerdere onderzoeken de invloedvanpre-industriële
condities op defrequentie
vanhuidmondjes
vastgesteld.
Steeds bleek dezelfdeomgekeerd-evenredige
relatietebestaan,
maarmetdiekenniswastotnutoeniet veelgedaan.
De onderzoekers hebbennuberkebladeren
(Betula pendula
enB.
pubescens)
onderzocht uiteen veenbij Denekamp,
waar eensectiewasontsloten
dankzij
onderzoekvan eenarcheologische vindplaats.
De verzamelde bladeren kwa-menuit 16 niveaus, die allestammen uit het Preboreaal(het begin
van dewarmerefasenade laatsteijstijd),
dat locaal wordt onderverdeeld in deFriesland-fase,
de Ram-melbeek-faseen hetLaat-Preboreaal. Uit C-14daterin-gen
blijkt
dat de bemonsterdeniveaussteeds zo’n40-50jaar
in ouderdom verschillen.In de Friesland-fasezou,op basisvande
tellingen,
deCO2-concentratie265
(±21)
tot260(± 25)
ppm(volume)
heb-benbedragen.
DatCOi-gehalte liep vervolgens
snelop tot327
(± 10)
ppm ofvervolgens langzaam
verderte stij-gentoteenmaximumvan336(± 8)
ppm in hetbegin
van het Laat-Preboreaal. Daarnavolgde
eendaling
tot301(±
21)
ppm,en een weersnellestijging
tot348(± 14)
ppm. De waardenvoorhet laatste deelvanhet Laat-Preboreaalgeveneenstabiele concentratievan333
(± 8)
tot347(±
11)
ppm te zien. Interessantbij
al deze fluctuaties is de snelheid daarvan: de concentratiesteegbijvoorbeeld
in deFriesland-fasemetzo’n 65 ppm in minder daneen eeuw. De onderzoekers benadrukken dat hunbevindingen
de thansalgemeen aangehangen
gedachte weerleggen
dat deCC>2-concentratie gedurende
het Holoceenstabieltussen 270en280 ppmzouhebbengelegen,
totdat de industriële revolutievoor eenplotselinge
toenamezorgde.
In hetbe-gin
van hetHoloceen,
netna de laatsteijstijd,
zou een concentratievan meerdan 300ppmwel eens eerder de normdanuitzondering
kunnenzijn geweest.
Referentie:
11Marien fosfor wordt
afgezet
incycli
van 33miljoen jaar
Volgens sommige
onderzoekers kent de aardetalvancycli
die elk 26-33miljoen jaar
duren. Dat kan uiter-aardalleeneenastronomische oorzaak hebbenalsdatwer-kelijk
zo zouzijn
overlangdurige tijdsintervallen.
Indiase onderzoekers hebben met het oogdaarop
onderzocht of ercycli zijn
tevinden in deaanwezigheid
vanhet element fosfor in marieneafzettingen. Zij
kozenvoorjuist
dit che-mische element omdat daarvan bekend is dat het voorko-men ervansterkgerelateerd
isaanklimaatfluctuaties,
aan continentaleverwering
en aandeproductie
vanbiomassa in deoceanen.Ze voerden hun onderzoek uitaande handvangegevens diewaren
verkregen
methetDeep
SeaDrilling Project
enmethetOcean
Drilling Project.
Van debij
dezeprojecten
opgehaalde
boorkemenwerden niet minder dan5648 mon-stersonderzocht,
waardoor de onderzoekers nietalleen eengoed
inzichtkregen
in verticaleafwisselingen
in defosforconcentratie,
maardat ook dedenvoorafzettingen
die onder sterkuiteenlopende paleogeografische
en sedi-mentaireomstandigheden
warengevormd.
Het resultaat van het onderzoek mag daarom worden beschouwd alsrepresentatief
voordemariene sedimentatie.Een
probleem
was uiteraard deprecieze datering
van ie-dermonster. Dat deden de onderzoekers op basis vanbiostratigrafische
gegevenswaarbij
zeoverigens
aange-ven dat dievoorhetNeogeen
niet ergexactzijn.
Niette-min kondenertochopvallende cycli
wordenvastgesteld.
Deeerstecyclus
in de fosforconcentratiekenteenperiode
van33(± 3) miljoen jaar; bij
de tweede(iets
minderuit-gesproken) cyclus
is dat 18(±
1) miljoen jaar
Inbeidegevallen
gaathetomcycli
meteenstatistischewaarschijn-lijkheid
van meerdan95%,
zodat in feitevan eenvast-staand feit mag worden
gesproken.
De onderzoekers hebben niet kunnen vaststellen door wat voormechanisme de
cycli
ontstaan.Ze merken daarover welopdateriniedergeval
geenverband bestaatmetmo-menten van massaal
uitsterven,
enevenmin metde be-kendeinslagen
vanmeteorietenof anderehemellichamen.Referentie:
10Archaeopteris
waszijn tijd
anatomisch
vooruitDe
plant Archaeopteris,
nietteverwarrenmetdevo-gel Archaeopteryx,
was een vandeeerstebomen.Hij
maakte deel uit vandeDevonischebossenenstierf om-streeks de overgang vanDevoonnaarCarboon uit.Over dezeboomwastotnutoe nietbijzonder
veelbekend,
maar daarin isverandering gekomen
door de vondst van eengrote
hoeveelheid(ongeveer 150) goed
bewaarde restan-ten. Die werdengevonden
in marieneafzetten uit het Famennien(366-354 miljoen jaar)
vanzuidoost-Marokko. Onderzoekersvanderestantenspreken overigens
over een ouderdomvan370miljoen jaar,
maardat valtvolgens
de meest recenteuitzichten niet in het Famennienmaar in het Frasnien.Volgens
de onderzoekersblijkt Archaeopteris
de oudst bekende ‘moderne’ boom. Tenopzichte
vaneerdere(en
ook
nog
talrijke latere)
boomsoorten onderscheidde deze soortzichnamelijk
doordat die reedsvertakkingen
kende zoals die ookbij
devroegezaadplanten optraden,
plaat-sen waarzich wortels konden ontwikkelen opinkepingen
vandestam, knobbelswaaruit
opdenduurlaterale
‘orga-nen’ zouden kunnen ontstaan,enanatomische karakteris-tieken die despanning ophieven
die door de voortdurendegroei
vantakken ontstond. Het zieternaaruit dat de tak-ken die zich vanuit de stamontwikkeldendaar min ofmeer loodrechtopstonden.
Zewarenechterniet rechtmaaron-regelmatig golvend.
Op
hun‘aanhechtingspunt’
met de stamzorgden
eensoort‘kragen’
dat voldoendesterkteaan-wezig
wasomhetgewicht
vande takkentedragen.
Degevonden exemplaren
bestaan deels uitstompen
van zo’n 40cmindoorsnede,
enkleinere onderdelentot eensoort
twijgjes
van2,5
mmdoorsnede. Demeesteanalyses
overde
groei-ontwikkeling
vondenplaats
aande handvaneen5-m
lange stomp
meteendoorsnedevanongeveer10cm. Uit deze doorsnede maken de onderzoekers op dat hetgaatom een
juveniel exemplaar.
Dat dezesoort zulke ‘vooruitstrevende’
eigenschappen
bezat,
zalvolgens
de onderzoekers zeker hebbenbijge-dragen
aanhun evolutionairsucces. Ze kondennamelijk
door hun bouwlanger leven, grotere afmetingen
bereiken enopefficiëntewijze
meerruimteinnemen(ten
kostevan concurrerendesoorten)
dan andere bomenvandestijds.
Datzouop z’nminst
gedeeltelijk
kunnen verklarenwaar-om deze soort in hetLaat-Devoon
wereldwijd
de bossen in riviervlaktes overheerste.Referentie:
7DNA uiteen
boorkern
in oudijs
In het kadervanklimaatonderzoek
zijn
-enworden-diverse
boringen uitgevoerd
in hetijs
vanAntarctica enGroenland.Analyse
vande(ijs)boorkemen
levert vaak ook op anderegebieden
dan hetpaleoklimaat
interessante gegevens op. Zozijn
uitijs
van2000-4000jaar
oud op Groenlandorganische
restengevonden
waaruit DNA kon wordengeïsoleerd;
datisvoor heteerst.Het
ging bij
de vondst omfragmenten
vanzogeheten
ribosoom-genen.
Metbehulp
vanmodernevermenigvul-digingstechnieken
leverden deoorspronkelijk
zeerkleinemonsters genoeg materiaal opomde
opeenvolgende
ba-sen-paren in de genen(voor
zover nogaanwezig
in deoorspronkelijke fragmenten)
teanalyseren.
Degevonden
opeenvolgingen
vandebasen-paren vergeleken
deDeense onderzoekersvervolgens
met deovereenkomstige
gege-vensdie databankenover talvan
primitieve organismen
bevatten.Daarbij
bleek dater een onverwacht diversehoeveelheid
organismen
in hetijs
wasdiepgevroren.
In totaal konden zo’n 120resten wordengeanalyseerd.
Die bleken nietminderdan 57 verschillendetaxa tebe-vatten.Het
gaat daarbij
omschimmels, algen, landplanten
enprotisten.
Dezeorganismen
vertonen deels de kenmer-kenvan bekendeorganismen
uit het arctische milieu enzijn waarschijnlijk
dus vanlocale oorsprong. Andereor-ganismen
moetenechtervanverzijn aangevoerd, vrijwel
zeker via de wind.Volgens
de onderzoekers is degevonden
variatie volstrekttegen
deverwachtingen in,
omdat hetarctisch milieualsbehoorlijk
steriel wordtervaren(vooral
wegenshet ge-brekaanvoedingsstoffen).
Ondanks derelatiefkleine aan-tallenorganismen
dieerleven,
wordenerduskennelijk
toch zoveel in hetijs
opgenomen dater zelfsnaduizen-den
jaren
-enonder
omstandigheden
vansterkverlaagde
temperatuur
enverhoogde
druk- niet alleen nogveelin-dividuenmaarook veelsoorten herkenbaar
blijven.
Degevonden
soortenzijn waarschijnlijk
echternogmaar het
topje
van deijsberg.
De onderzoekers hebbenname-lijk
totnu toe uitsluitendgezocht
naar restantenvaneukaryoten (organismen
meteencelkern).
Inde toekomst willenzeook onderzoek doennaar het voorkomenvanprimitievere organismen (bacteriën). Op
basisvandetotnu toebereikte resultaten verwachtenzedan nogeenveel
groter
aantal soortentezullen aantreffen.Referentie:
12Overstromend stuwmeerveroorzaakt
grote
schademaarverbetertevenwichtsprofiel
van rivier
Langs
denoordkustvande St. LawrenceRiver(Que-bec, Canada)
was op 18-21juli
1996sprake
van ex-treemzwareslagregens. Plaatselijk
viel in diedagen
meer dan 27cmneerslag.
Dat leidde ondermeertotdeaanvoer vantot dusverongekende
watermassa’s naar eenaantalstuwmeren. Stuwmeren
zijn
inprincipe tegen overlopen
bestand door deaanwezigheid
vanoverlaten,
maar dieveiligheidsvoorziening
bleek onvoldoendecapaciteit
te hebbenbij
een van die stuwmeren(Lake Ha!Ha!).
Hetgevolg
daarvanwas dat hetwaterzicheenuitweg
zocht over eendam heen. De daaroptredende
waterstroom, die 930-1380 kubieke meterper secondebedroeg,
hadzo’n grotekracht dateengeul
werduitgeschuurd,
waardoor de maximalewaterhoogte
in hetmeerwerdverlaagd
endeoppervlakte
vanLake HalHa! binnen enkeleuren vermin-derdevan8,1
tot4,7
km2.
Door‘demping’
werdde kracht vanhetwaterechter stroomafwaartsminder,
en namook het verschil tussenhet maximaleen minimale debiet af(op
12-16 km benedenstroomsbedroeg
het debiet1080-1260 kubieke meter per
seconde)
De
ongecontroleerde
waterafvoer hadgrote
invloed op de 35 kmbenedenstroomsgelegen
rivier. Over in totaal zo’n 25 km werd derivierbedding
door erosie sterk verbreed(plaatselijk
tot280m)
ende rivier sneed zich hierendaardiep
in(plaatselijk
tot20m).
Overeenafstandvan2 km werd zelfseengeheel
nieuweloop uitgeschuurd.
Erwa-renechter ooktweestroomafwaarts
gelegen trajecten
(van resp. 6en 4,5kmlang)
waarzichjuist
eendeelvan het door het watermeegesleurde
materiaalafzette,
wat leidde tot nieuwesedimentpakketten
dietotenkele meters dikzijn.
Of opeenbepaalde plaats
erosieofjuist
sedimentatieoptrad,
wasvolgens
de onderzoekers -werkzaambij
deGeologische
DienstvanCanada-vrijwel geheel
afhanke-lijk
vandehelling
vanderivierbedding.
In feite betekent dit datjuist
eendergelijke uitzonderlijke
situatievanex-treem
hoog
debiethetbereikenvaneenevenwichtsprofiel
door derivierloop
sterkbevordertenversnelt.Maatschappelijk
had degebeurtenis
ernstige gevolgen,
wantdorpen,
wegenen fabriekenlangs
de rivierliepen
zwareschadeop. Deoverlaatvanstuwmerenmoetdaarom,
ookalzijn
daarmeegrotekostengemoeid,
wordenont-worpen opbasisvanderelatief
kortstondige
enzeldzameperioden
waarin het stuwmeereenexceptioneel
water-aanbodteverwerkenkrijgt.
Eendergelijke
civieltechnischeaanpassing
vanalle stuwmerenlijkt
economischverant-woord, gezien
degrootte
vande schade die kanoptreden
zoalsdiebij
het overstromenvanLake HalHa!Referentie:
2Gevederde dinosauriërs
uitChina
jonger
dan
Archaeopterix
Tot de beroemdste nieuwe fossielvondstenvande
af-gelopen jaren
behoren degevederde
dinosauriërs uit de Yixian-Formatie in deprovincie Liaoning (NW China).
Zezijn
vaakbuitengewoon goed
bewaardgebleven,
wat hetmogelijk
maaktomhun anatomischeenhistologische
kenmerkentotin detailteonderzoeken.Omdat de fossie-len bovendienzeertalrijk zijn,
is erinmiddels zelfs eenop deze dinosauriërs
gebaseerde
localestratigrafie
ont-staan! Hetzijn overigens
niet deenige
fossielen die indeze
meer-afzettingen
voorkomen: al sinds detwintiger
jaren zijn
ertalrijke
vis-,planten
enarthropodenfossielen
vanbekend,
maarook anderetypendinosauriërs(zoals
degehoornde psittacosauriërs
ende nog steedsraadselach-tige therizinosauriërs).
Ondanksdezeruime overvloedaan fossielen isdatering
echter steedsmoeilijk
geweest,voor-namelijk
omdat correlatiemetgebieden
vanbuiten Azië nietgoed mogelijk
leek.Die
datering
isjuist
in ditgeval
echtervangroot belang,
omdatsommige
vandeaanwezige
dinosauriërs een evo-lutionaireontwikkeling
vertonenvande dinosauriërsnaar devogels.
Zo isSinosauropteryx (die overigens
veel over-eenkomstmetdeuit Solnhofen bekendeComposognathus
) demeestprimitieve
coelurosaurische dinosauriërmetve-ren; aan de anderekant van de
lijn
staan generazoalsProtoarchaeopteryx
enCaudipteryx,
die deel uitmakenvan eeniineage’
die ook ‘echte’vogels
zoalsArchaeopteryx
omvat. Er
zijn
trouwens ook onmiskenbare‘vroege
vo-gels’ aangetroffen
zoalsConfuciusornis
enChengecheng-ornis,
dieprimitieve
vormen van snavels bezittenendie zeker hebben kunnenvliegen.
Deze laatstetwee generazijn
verwantaandezogeheten
enantiomitischevogels
diegedurende
hetKrijt
debelangrijkste
groepvanvogels
vormden.Samenwerking
tussenChineseenAmerikaanse onderzoe-kers heeftnugeleid
toteengoede datering
vande forma-tie die zoveel interessante fossielen bevat. De ouderdomblijkt Vroeg-Krijt
tezijn.
Dat isbepaald
met radiome-trische(40Ar/39Ar)
methoden diemogelijk
bleken om-daterenkeletuflaagjes
werdenaangetroffen.
Dedatering
vandie
laagjes geeft
eenouderdomvan 124miljoen jaar.
Dat
ligt
binnen de(ruime)
margewaarin deformatietot dantoewasgeplaatst (Laat-Jura
totVroeg-Krijt),
maaris toch minder oud dan demeesteonderzoekers haddenaan-genomen. Interessant is dat hiermee de
aangetroffen
gevederde
dinosauriërsjonger zijn
dande bekendeexem-plaren
vanArchaeopteryx,
dieongeveer150miljoen jaar
oudzijn.
Referenties: 4, 6,
9Kleine
Ijstijd
heeftfrequentie
vaneens per 1500jaar
Tijdens
eenbijeenkomst
van de AmericanGeo-physical
Union in Boston(juni)
kwambij
de presen-tatievan onderzoekvandiepzeesedimenten
een verras-send beeldnaar vorenvan de vooral in Nederlandgoed
bekende ‘kleineijstijden’.
In Nederland dankenwe erveelijspret-schilderijen
aan, zoals dievanHendrickAvercamp
(1585-1634).
Determ ‘kleineijstijd’
is bedachtvoor pe-rioden waarin detemperatuur significant lager ligt
dante-genwoordig,
maarwaarinnoordwest-Europa
niet dooroprukkend landijs
wordt bedekt.Klimaatfluctuaties
zijn
eraltijd
geweest,maarkleineijs-tijden
geveneengrotereafwijking
van het normale pa-troondan incidentelefluctuaties.Tijdens
kleineijstijden
(overigens
netalstijdens ‘gewone’ ijstijden) blijken
ijs-bergen
in deNoord-AtlantischeOceaanveelverder zuid-waarts tedrijven
dan inperioden
van meer‘normale’ tem-peratuur. Omdat dieijsbergen
vaaknoordelijk
materiaal meevoeren(bijv. afkomstig
vanvulkaanuitbarstingen
opIjsland,
waarbij asdeeltjes
over eengroot
deel van hetnoordelijke zee-ijs
wordenverspreid),
enomdat deijs-bergen bij
hungeleidelijk
afsmelten diedeeltjes
naarde zeebodem doenzinken,komendergelijke deeltjes
inaf-zettingen
uit kleineijstijden
verdernaarhet zuidenvoor dan anders.Amerikaanse onderzoekers
rapporteerden
opdebijeen-komst dat
zij dergelijke deeltjes
hebbengetraceerd,
endat die in iedergeval
vanaf 130.000jaar geleden regelmatig
ver
zuidelijk
voorkomen.Op
basisvandateringen
stellenzij
dat eenkleineijstijd
ongeveereens per1500jaar
op-treedt, zij
het datereenvariatie in zitvan zo’n500jaar
meerof minder. In iedergeval
hebbenze er eenkleine honderd kunnen aantonen;bij
elke kleineijstijd
moetdetemperatuur
op hetnoordelijk
halfrondaanzienlijk zijn
gedaald, waarschijnlijk
veelal in de ordevan0,5-1
°C. Eenzelfdewaarde kennen wehistorisch,
omdat zo’nda-ling
ookoptrad
toen,nahetjaar 1400,
eennieuwe kleineijstijd begon.
Dat wasdan delaatste,
maarzeker niet deenige
nahet eindevande laatste ‘echte’ijstijd,
die zo’n 10.000jaar geleden eindigde.
Over het
mogelijke
mechanisme achter dezeafwisseling
vankleineijstijden
en‘normale’perioden
werdin Bostondiepgaand gediscussieerd,
maarmogelijke oorzakelijke
verbandenmethetplotseling wegdrijven
van grote ijs-massa’s(zogeheten
Heinrichevents)
ofmetvulkanischeuitbarstingen
werden alsbuitengewoon onwaarschijnlijk
afgedaan, gezien
hetgebrek
aanconstantritme datvan dieverschijnselen
bekend is. Variaties in dezonne-in-straling
kwamen ookaandeorde,mede omdat uit de(laat-ste)
kleineijstijd
bekendisdatertoennauwelijks
zonne-vlekken werdenwaargenomen. Daarover is uit eerdere kleineijstijden
echter uiteraard niets bekend.Referenties: 5,
2Geraadpleegde
literatuur1
AFP/DPA/RP,
1999.30.000Jahrealte Fussabdrücke:SensationellerFund bei
archaologischen
Arbeiten in derprahistorischen
Chauvet-Höhle.-Persbericht.2
Brooks,
G.R. & D.E.Lawrence,1999. Thedrainage
of the Lake Ha! Ha! reservoir anddownstreamgeo-morphic impacts along
Ha!Ha!River, Saguenay
area,Quebec,
Canada.-Geomorphology
28:141-168.3
Freiwald,
A., J.B. Wilson & R.Henrich,
1999.Grounding
Pleistoceneicebergs
shape
recentdeep-waterreefs.
-Sedimentary Geology
125: 1-8. 4Hou, L.,
L.D.Martin,
Z.Zhou,
A. Feduccia & F.Zhangh,
1999.Adiapsid
skull ina newspecies
of theprimitive
bird Confuciomis.- Nature 399: 679-682.5 Kerr, R.A., 1999. The Little Ice
Age
:only
the latestbig
chili.- Science 284:. 2069.6
Luo, Z.,
1999.Arefugium
forrelicts. - Nature 400:23-25.
7
Meyer-Berthaud,
B.,S.E. Scheckler& J.Wendt,1999.Archaeopteris
is the earliest known modemtree.-Na-ture398: 700-701.
8
Showers,
W. &G.C.Bond,
1999. The Little IceAge
eventinthe contextofa 1500yearclimateoscillation.-Abstracts American
Geophysical
UnionSpring
Meet-ing,
OS5JC-13, 1 pp. *9 Swisher
III, C.C., Y-q. Wang,
X.-l.Wang,
X.Xu,
& Y.Wang,
1999. Cretaceous age for the feathered dinosaurs ofLiaoning,
China.-Nature 400: 58-61.10 Tiwari,R.K.& K.N.N.Rao, 1999.
Periodicity
in ma-rinephosphorous
burialrate.- Nature400,p. 31- 32. 11
Wagner,
F.,
S.J.P.Bohncke,
D.L.Dilcher,
W.M.Kürschner,
B.vanGeel& H.Visscher,
1999.Century-scale shifts in
Early
Holoceneatmospheric
CO2 concentration.- Science 284: 1971-1973.12Willerslev, E., A.J. Hansen, B.Christensen, J.P. Steffensen & P.
Arctander,
1999.Diversity
ofHolo-cene life forms in fossil
glacier
ice.-Proceedings
ofthe National
Academy
ofSciences96: 8017-8021.*A.J.