• No results found

GEOCOMmunicatie 11 over koude koraalriffen, voetstappen, preindustriële huidmondjes, marien fosfor, de oudste ‘moderne boom’, diepvries-DNA, een overstromend stuwmeer, gevederde dinosauriërs en kleine ijstijden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "GEOCOMmunicatie 11 over koude koraalriffen, voetstappen, preindustriële huidmondjes, marien fosfor, de oudste ‘moderne boom’, diepvries-DNA, een overstromend stuwmeer, gevederde dinosauriërs en kleine ijstijden"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

GEOCOMmunicatie 11

overkoude

koraalriffen, voetstappen,

pre-industriële

huidmondjes,

marien

fosfor,

de

oudste ‘moderne

boom’, diepvries-DNA,

eenoverstromend stuwmeer,

gevederde

dinosauriërsen kleine

ijstijden

A.J.+(Tom)

vanLoon*

Inleiding

Overigens:

het

estafettestokje blijft

beschikbaarvoor de

jonge,

ambiteuze

schrijver/amateur-geoloog

diehet

voort-strompelen

vande oude

garde

niet

langer

kan aanzien. En

dat

voortstrompelen

kan nog wel even

duren,

want kra-kende wagens

rijden

het

langst.

Koude, diepe

koraalriffen evenaren

groei

vanwarme,

ondiepe

riffen

Op

diverse

plaatsen

op aardebestaankoraalriffen in koudezeeën,somsop

dieptes

vanenkele honderden meters.Vaak bouwt desoort

Lophelia

pertusadeze riffen op. Een

dergelijk rifcomplex

bevindt zich

opde

Sula-Rug,

op64°N.B. voor dekust van

Noorwegen,

op een

diepte

van270-310m.Het rif is zo’n 13 km

lang,

10-35m

hoog

entot zo’n 500mbreed. Deze gegevens

zijn

bekend ge-worden door onderzoekmetduikboten. Over hunontstaan

en

ontwikkeling

is nuook veel meerbekend

geworden

door sonaronderzoekendooreensoort

radarmetingen.

De

Sula-Rug

bestaat uit zandsteenenheefteensteile

zuid-oostelijk

flank,

terwijl

de

noordwestelijke

flank veel

ge-leidelijker afloopt;

opdeze laatste flank

zijn afzettingen

aangetroffen

die worden

geïnterpreteerd

als

keileem,

af-gezet

door de

ijskap

dieter

plaatse tijdens

delaatste

ijstijd

bestond.Het

rif,

datna de laatste

ijstijd

tot

ontwikkeling

kwam, ligt

opde kam vande rug,

vlakbij

de

noordweste-lijke

flank. Het kon zich - zowel in de

hoogte

als

opzij

-uitbreiden door de

aangroei

van dekoralenen door de

invang

van sediment. Dat sediment bestaat uit

‘ingevan-gen’

in hetwaterzwevende

kleideeltjes,

carbonaatmodder die werd

gevormd

door deafbraakvankalkskeletten en door onderzeese

massaverplaatsingen

vanmateriaal

langs

onderzeese

hellingen.

Gedetailleerde

sonarmetingen

wijzen

uit dat de

richtin-genvande rifstructuren niet overeenkomenmet dievan de

gelaagdheid

in het

onderliggende gesteente (wat

nor-maliter het

geval is),

maardatze een

patroon

van‘ribbels’

volgens

dietussen

‘groeven’

in de

ondergrond

bestaan. Die

groeven, die elk5-8 m

diep zijn

endie vooralmet sediment

zijn opgevuld,

worden door de onderzoekers verklaard als een

gevolg

van

ijsbergen

die

gedurende

de laatste

ijstijd

ter

plaatse

‘aan de

grond liepen’,

en

daarbij

eenspooruitschuurden.

Uit de

precieze

structurenen

hoogteverschillen

maken de onderzoekersop dat het rifna

afloop

vande laatste

ijstijd

(zo’n

10.000

jaar geleden)

in de ordevan

grootte

van 20-30m

omhoog

is

aangegroeid.

Dat betekent duseen

groei-snelheidvan2-3 mmper

jaar.

Dat is

gelijk

aande snel-heidwaarmee

tropische

koralenenkoraalriffen

aangroeien

en

niet,

zoalstot nutoe- vooral

gevoelsmatig

-werd

ver-ondersteld,

minstenseenfactor tien

lager.

Referentie:

3

Voetstappen

van modernemens

zijn

20.000-30.000

jaar

oud

Detotnutoeoudst bekende

voetstappen

vande mo-dernemens

(Homo sapiens sapiens) zijn

ontdekt in de alvaneerdere

prehistorische

vondsten bekende

Chau-vet-grot

in

Zuid-Frankrijk.

Het Franse Ministerie van Cultuurmaakte dat op 9

juni

bekend. Het gaatom vier voetafdrukkenin de

leemachtige

bodemvandegrot, die

volgens voorlopige dateringen 20.000-30.000jaar

oud

zijn.

Drievande afdrukken

zijn

van een

linkervoet;

de vierde

-die het best bewaard is

gebleven

endie 212 mm

lang

isen 92mmbreed-van eenrechtervoet. De onderzoekers

lei-den uit de karakteristieken af dat hetgaatom de voetaf-drukkenvan een

jongen

van8-10

jaar

oud.

De

opzienbarende

vondst roept

herinneringen

opaande

ontdekking

van de vanwege

zijn wandschilderingen

be-roemde

grot

van Lascaux, die door vier

schooljongens

werd ontdekt. De

‘grot

vanChauvet’ werd op 18 decem-ber 1994 door de

amateur-speleoloog

Jan-MarieChauvet metdrie vrienden

bij

toeval ontdekt. Andersdan

zijn

voor-gangers zag Chauvet echter direct de‘marktwaarde’van de

grotschilderingen

in,en

hij

claimt ineennog voortdu-rende

strijd

metde overheideendeelvande daaruit voort-vloeiendeinkomsten.

Hij dreigt

drie

hoge

ambtenarenvan het ministerie zelfsmeteenproces omdatzedocumenten vervalst zouden hebben met het doelom hem te benade-len.

Ook demeerdan tien nieuwe

grotschilderingen,

waarvan

eral ruim 400 eerderwaren

aangetroffen,

zijn

voorhet De WTKG bestaat

kennelijk

meeruit

marathonlopers

dan

uit

sprinters.

In

mijn vorige inleiding

vroeg ik immers wie het

estafettestokje

van mewildeovernemenmet

betrek-king

totdeze rubriek.

Daarop is,

voorzoverik weet, niet

gereageerd:

de WTKG-ers

lopen kennelijk

nietzohard. Maar ik had ook een

dreigement: bij gebrek

aan

belang-stellende

opvolgers

zouik weleensmetdeze rubriek

kun-nen

doorgaan.

Dat

dreigement

maak ik nu waar. Het

ge-volg

is daternu zo

langzamerhand sprake begint

te wor-denvan eenmarathon-rubriek.

Hij

gaat maar

door,

zon-der

(vooralsnog)

zicht op de

finishlijn.

Maar ik had

ge-waarschuwd,

dus klachten wordenniet in

behandeling

genomen.

(2)

merendeelmet roetenrode

plantaardige

kleurstoffen

ver-vaardigd. Sommige

vande

figuren

bestaan uit

ingekerfde

lijnen.

Ze

zijn gedateerd

als minimaal 30.000

jaar

ouden behoren daarmeetot de oudsteterwereld. De

tekeningen

stellen alle dieren voor, zoals mammoeten,

paarden,

her-ten, bisonsenneushoorns.

Medemethet oog op de

ervaringen

die in Lascaux

zijn

opgedaan,

waarde

rotsschilderingen

door de ademvande

grote

massa toeristen en door de via hen

meegebrachte

zadenetc.

zodanig

sterk in kwaliteit

achteruitgingen

dat

toegangnunog slechts

mogelijk

isvoor zeer

beperkte

aan-tallen onderzoekers die daarvooreen

speciale toestemming

van de ministermoeten

krijgen,

lijkt

het Ministerievan Cultuur

voorlopig

nietvan zinsomde

grot

voor het pu-bliekopentestellen. Wel wordt overwogen om, netals

nu het

geval

is inLascaux, een

natuurgetrouwe ‘kopie’

van degrotende

schilderingen

temaken zodat het pu-bliek toch zal kunnen

genieten

van wat- met

een

beetje

Franse

overdrijving

-als ‘de

archeologische

vondst van

de eeuw’ wordt

afgeschilderd.

Referentie:

1

Huidmondjes

verraden snelle

CO2-fluctuaties in

pre-industriële

atmosfeer

Onderzoekers van de

Rijksuniversiteit Utrecht,

de

Vrije

Universiteitvan

Amsterdam,

het Museumvoor

Natuurlijke

HistorievanFloridaen de Universiteitvan Amsterdam hebben nieuwe gegevens verzameldoverde fluctuatiesvan atmosferisch

koolzuurgas

gedurende

de eerstehonderden

jaren

nahet eindevan de laatste

ijstijd.

Ze onderzochten daartoe de relatievehoeveelheid

huid-mondjes

opboombladeren. Hetwasal bekend dat de

fre-quentie

van

huidmondjes rechtevenredig

toeneemtmet de

daling

vanhet

CC>2-gehalte (en omgekeerd).

Voor eerdere onderzoekenwas al

gebruik gemaakt

van herbariamet

planten

die

gedurende

de laatste

200jaar zijn

verzameld;

die

tijdspanne

is interessantomdat diezowel de

pre-industriële

als de industriële

periode

omvat,enzelfs watdoor

sommigen

de

post-industriële periode

wordt ge-noemd. Ook is

tijdens

eerdere onderzoeken de invloedvan

pre-industriële

condities op de

frequentie

van

huidmondjes

vastgesteld.

Steeds bleek dezelfde

omgekeerd-evenredige

relatiete

bestaan,

maarmetdiekenniswastotnutoeniet veel

gedaan.

De onderzoekers hebbennuberkebladeren

(Betula pendula

enB.

pubescens)

onderzocht uiteen veen

bij Denekamp,

waar eensectiewasontsloten

dankzij

onderzoekvan een

archeologische vindplaats.

De verzamelde bladeren kwa-menuit 16 niveaus, die allestammen uit het Preboreaal

(het begin

van dewarmerefasenade laatste

ijstijd),

dat locaal wordt onderverdeeld in de

Friesland-fase,

de Ram-melbeek-faseen hetLaat-Preboreaal. Uit C-14

daterin-gen

blijkt

dat de bemonsterdeniveaussteeds zo’n40-50

jaar

in ouderdom verschillen.

In de Friesland-fasezou,op basisvande

tellingen,

de

CO2-concentratie265

(±21)

tot260

(± 25)

ppm

(volume)

heb-ben

bedragen.

Dat

COi-gehalte liep vervolgens

snel

op tot327

(± 10)

ppm of

vervolgens langzaam

verderte

stij-gentoteenmaximumvan336

(± 8)

ppm in het

begin

van het Laat-Preboreaal. Daarna

volgde

een

daling

tot301

21)

ppm,en een weersnelle

stijging

tot348

(± 14)

ppm. De waardenvoorhet laatste deelvanhet Laat-Preboreaal

geveneenstabiele concentratievan333

(± 8)

tot347

11)

ppm te zien. Interessant

bij

al deze fluctuaties is de snelheid daarvan: de concentratiesteeg

bijvoorbeeld

in deFriesland-fasemetzo’n 65 ppm in minder daneen eeuw. De onderzoekers benadrukken dat hun

bevindingen

de thans

algemeen aangehangen

gedachte weerleggen

dat de

CC>2-concentratie gedurende

het Holoceenstabieltussen 270en280 ppmzouhebben

gelegen,

totdat de industriële revolutievoor een

plotselinge

toename

zorgde.

In het

be-gin

van het

Holoceen,

netna de laatste

ijstijd,

zou een concentratievan meerdan 300ppmwel eens eerder de normdan

uitzondering

kunnen

zijn geweest.

Referentie:

11

Marien fosfor wordt

afgezet

in

cycli

van 33

miljoen jaar

Volgens sommige

onderzoekers kent de aardetalvan

cycli

die elk 26-33

miljoen jaar

duren. Dat kan uiter-aardalleeneenastronomische oorzaak hebbenalsdat

wer-kelijk

zo zou

zijn

over

langdurige tijdsintervallen.

Indiase onderzoekers hebben met het oog

daarop

onderzocht of er

cycli zijn

tevinden in de

aanwezigheid

vanhet element fosfor in mariene

afzettingen. Zij

kozenvoor

juist

dit che-mische element omdat daarvan bekend is dat het voorko-men ervansterk

gerelateerd

isaan

klimaatfluctuaties,

aan continentale

verwering

en aande

productie

vanbiomassa in deoceanen.

Ze voerden hun onderzoek uitaande handvangegevens diewaren

verkregen

methet

Deep

Sea

Drilling Project

en

methetOcean

Drilling Project.

Van de

bij

deze

projecten

opgehaalde

boorkemenwerden niet minder dan5648 mon-sters

onderzocht,

waardoor de onderzoekers nietalleen een

goed

inzicht

kregen

in verticale

afwisselingen

in de

fosforconcentratie,

maardat ook dedenvoor

afzettingen

die onder sterk

uiteenlopende paleogeografische

en sedi-mentaire

omstandigheden

waren

gevormd.

Het resultaat van het onderzoek mag daarom worden beschouwd als

representatief

voordemariene sedimentatie.

Een

probleem

was uiteraard de

precieze datering

van ie-dermonster. Dat deden de onderzoekers op basis van

biostratigrafische

gegevens

waarbij

ze

overigens

aange-ven dat dievoorhet

Neogeen

niet ergexact

zijn.

Niette-min kondenertoch

opvallende cycli

worden

vastgesteld.

Deeerste

cyclus

in de fosforconcentratiekenteen

periode

van33

(± 3) miljoen jaar; bij

de tweede

(iets

minder

uit-gesproken) cyclus

is dat 18

1) miljoen jaar

Inbeide

gevallen

gaathetom

cycli

meteenstatistische

waarschijn-lijkheid

van meerdan

95%,

zodat in feitevan een

(3)

vast-staand feit mag worden

gesproken.

De onderzoekers hebben niet kunnen vaststellen door wat voormechanisme de

cycli

ontstaan.Ze merken daarover welopdaterinieder

geval

geenverband bestaatmet

mo-menten van massaal

uitsterven,

enevenmin metde be-kende

inslagen

vanmeteorietenof anderehemellichamen.

Referentie:

10

Archaeopteris

was

zijn tijd

anatomisch

vooruit

De

plant Archaeopteris,

nietteverwarrenmetde

vo-gel Archaeopteryx,

was een vandeeerstebomen.

Hij

maakte deel uit vandeDevonischebossenenstierf om-streeks de overgang vanDevoonnaarCarboon uit.Over dezeboomwastotnutoe niet

bijzonder

veel

bekend,

maar daarin is

verandering gekomen

door de vondst van een

grote

hoeveelheid

(ongeveer 150) goed

bewaarde restan-ten. Die werden

gevonden

in marieneafzetten uit het Famennien

(366-354 miljoen jaar)

vanzuidoost-Marokko. Onderzoekersvanderestanten

spreken overigens

over een ouderdomvan370

miljoen jaar,

maardat valt

volgens

de meest recenteuitzichten niet in het Famennienmaar in het Frasnien.

Volgens

de onderzoekers

blijkt Archaeopteris

de oudst bekende ‘moderne’ boom. Ten

opzichte

vaneerdere

(en

ook

nog

talrijke latere)

boomsoorten onderscheidde deze soortzich

namelijk

doordat die reeds

vertakkingen

kende zoals die ook

bij

devroege

zaadplanten optraden,

plaat-sen waarzich wortels konden ontwikkelen op

inkepingen

vandestam, knobbelswaaruit

opdenduurlaterale

‘orga-nen’ zouden kunnen ontstaan,enanatomische karakteris-tieken die de

spanning ophieven

die door de voortdurende

groei

vantakken ontstond. Het zieternaaruit dat de tak-ken die zich vanuit de stamontwikkeldendaar min ofmeer loodrecht

opstonden.

Zewarenechterniet rechtmaar

on-regelmatig golvend.

Op

hun

‘aanhechtingspunt’

met de stam

zorgden

eensoort

‘kragen’

dat voldoendesterkte

aan-wezig

wasomhet

gewicht

vande takkente

dragen.

De

gevonden exemplaren

bestaan deels uit

stompen

van zo’n 40cmin

doorsnede,

enkleinere onderdelentot een

soort

twijgjes

van

2,5

mmdoorsnede. Demeeste

analyses

overde

groei-ontwikkeling

vonden

plaats

aande handvan

een5-m

lange stomp

meteendoorsnedevanongeveer10

cm. Uit deze doorsnede maken de onderzoekers op dat hetgaatom een

juveniel exemplaar.

Dat dezesoort zulke ‘vooruitstrevende’

eigenschappen

bezat,

zal

volgens

de onderzoekers zeker hebben

bijge-dragen

aanhun evolutionairsucces. Ze konden

namelijk

door hun bouw

langer leven, grotere afmetingen

bereiken enopefficiënte

wijze

meerruimteinnemen

(ten

kostevan concurrerende

soorten)

dan andere bomenvan

destijds.

Datzou

op z’nminst

gedeeltelijk

kunnen verklaren

waar-om deze soort in hetLaat-Devoon

wereldwijd

de bossen in riviervlaktes overheerste.

Referentie:

7

DNA uiteen

boorkern

in oud

ijs

In het kadervanklimaatonderzoek

zijn

-enworden

-diverse

boringen uitgevoerd

in het

ijs

vanAntarctica enGroenland.

Analyse

vande

(ijs)boorkemen

levert vaak ook op andere

gebieden

dan het

paleoklimaat

interessante gegevens op. Zo

zijn

uit

ijs

van2000-4000

jaar

oud op Groenland

organische

resten

gevonden

waaruit DNA kon worden

geïsoleerd;

datisvoor heteerst.

Het

ging bij

de vondst om

fragmenten

van

zogeheten

ribosoom-genen.

Met

behulp

vanmoderne

vermenigvul-digingstechnieken

leverden de

oorspronkelijk

zeerkleine

monsters genoeg materiaal opomde

opeenvolgende

ba-sen-paren in de genen

(voor

zover nog

aanwezig

in de

oorspronkelijke fragmenten)

te

analyseren.

De

gevonden

opeenvolgingen

vande

basen-paren vergeleken

deDeense onderzoekers

vervolgens

met de

overeenkomstige

gege-vensdie databankenover talvan

primitieve organismen

bevatten.

Daarbij

bleek dater een onverwacht diverse

hoeveelheid

organismen

in het

ijs

was

diepgevroren.

In totaal konden zo’n 120resten worden

geanalyseerd.

Die bleken nietminderdan 57 verschillendetaxa te

be-vatten.Het

gaat daarbij

om

schimmels, algen, landplanten

en

protisten.

Deze

organismen

vertonen deels de kenmer-kenvan bekende

organismen

uit het arctische milieu en

zijn waarschijnlijk

dus vanlocale oorsprong. Andere

or-ganismen

moetenechtervanver

zijn aangevoerd, vrijwel

zeker via de wind.

Volgens

de onderzoekers is de

gevonden

variatie volstrekt

tegen

de

verwachtingen in,

omdat hetarctisch milieuals

behoorlijk

steriel wordtervaren

(vooral

wegenshet ge-brekaan

voedingsstoffen).

Ondanks derelatiefkleine aan-tallen

organismen

dieer

leven,

wordenerdus

kennelijk

toch zoveel in het

ijs

opgenomen dater zelfsna

duizen-den

jaren

-enonder

omstandigheden

vansterk

verlaagde

temperatuur

en

verhoogde

druk- niet alleen nogveel

in-dividuenmaarook veelsoorten herkenbaar

blijven.

De

gevonden

soorten

zijn waarschijnlijk

echter

nogmaar het

topje

van de

ijsberg.

De onderzoekers hebben

name-lijk

totnu toe uitsluitend

gezocht

naar restantenvan

eukaryoten (organismen

meteen

celkern).

Inde toekomst willenzeook onderzoek doennaar het voorkomenvan

primitievere organismen (bacteriën). Op

basisvandetot

nu toebereikte resultaten verwachtenzedan nogeenveel

groter

aantal soortentezullen aantreffen.

Referentie:

12

Overstromend stuwmeerveroorzaakt

grote

schademaarverbetert

evenwichtsprofiel

van rivier

Langs

denoordkustvande St. LawrenceRiver

(Que-bec, Canada)

was op 18-21

juli

1996

sprake

van ex-treemzware

slagregens. Plaatselijk

viel in die

dagen

meer dan 27cm

neerslag.

Dat leidde ondermeertotdeaanvoer vantot dusver

ongekende

watermassa’s naar eenaantal

(4)

stuwmeren. Stuwmeren

zijn

in

principe tegen overlopen

bestand door de

aanwezigheid

van

overlaten,

maar die

veiligheidsvoorziening

bleek onvoldoende

capaciteit

te hebben

bij

een van die stuwmeren

(Lake Ha!Ha!).

Het

gevolg

daarvanwas dat hetwaterzicheen

uitweg

zocht over eendam heen. De daar

optredende

waterstroom, die 930-1380 kubieke meterper seconde

bedroeg,

hadzo’n grotekracht dateen

geul

werd

uitgeschuurd,

waardoor de maximale

waterhoogte

in hetmeerwerd

verlaagd

ende

oppervlakte

vanLake HalHa! binnen enkeleuren vermin-derdevan

8,1

tot

4,7

km2

.

Door

‘demping’

werdde kracht vanhetwaterechter stroomafwaarts

minder,

en namook het verschil tussenhet maximaleen minimale debiet af

(op

12-16 km benedenstrooms

bedroeg

het debiet

1080-1260 kubieke meter per

seconde)

De

ongecontroleerde

waterafvoer had

grote

invloed op de 35 kmbenedenstrooms

gelegen

rivier. Over in totaal zo’n 25 km werd de

rivierbedding

door erosie sterk verbreed

(plaatselijk

tot280

m)

ende rivier sneed zich hierendaar

diep

in

(plaatselijk

tot20

m).

Overeenafstandvan2 km werd zelfseen

geheel

nieuwe

loop uitgeschuurd.

Er

wa-renechter ooktweestroomafwaarts

gelegen trajecten

(van resp. 6en 4,5km

lang)

waarzich

juist

eendeelvan het door het water

meegesleurde

materiaal

afzette,

wat leidde tot nieuwe

sedimentpakketten

dietotenkele meters dik

zijn.

Of opeen

bepaalde plaats

erosieof

juist

sedimentatie

optrad,

was

volgens

de onderzoekers -werkzaam

bij

de

Geologische

DienstvanCanada-

vrijwel geheel

afhanke-lijk

vande

helling

vande

rivierbedding.

In feite betekent dit dat

juist

een

dergelijke uitzonderlijke

situatievan

ex-treem

hoog

debiethetbereikenvaneen

evenwichtsprofiel

door de

rivierloop

sterkbevordertenversnelt.

Maatschappelijk

had de

gebeurtenis

ernstige gevolgen,

want

dorpen,

wegenen fabrieken

langs

de rivier

liepen

zwareschadeop. Deoverlaatvanstuwmerenmoet

daarom,

ookal

zijn

daarmeegrotekosten

gemoeid,

worden

ont-worpen opbasisvanderelatief

kortstondige

enzeldzame

perioden

waarin het stuwmeereen

exceptioneel

water-aanbodteverwerken

krijgt.

Een

dergelijke

civieltechnische

aanpassing

vanalle stuwmeren

lijkt

economisch

verant-woord, gezien

de

grootte

vande schade die kan

optreden

zoalsdie

bij

het overstromenvanLake HalHa!

Referentie:

2

Gevederde dinosauriërs

uit

China

jonger

dan

Archaeopterix

Tot de beroemdste nieuwe fossielvondstenvande

af-gelopen jaren

behoren de

gevederde

dinosauriërs uit de Yixian-Formatie in de

provincie Liaoning (NW China).

Ze

zijn

vaak

buitengewoon goed

bewaard

gebleven,

wat het

mogelijk

maaktomhun anatomischeen

histologische

kenmerkentotin detailteonderzoeken.Omdat de fossie-len bovendienzeer

talrijk zijn,

is erinmiddels zelfs een

op deze dinosauriërs

gebaseerde

locale

stratigrafie

ont-staan! Het

zijn overigens

niet de

enige

fossielen die in

deze

meer-afzettingen

voorkomen: al sinds de

twintiger

jaren zijn

er

talrijke

vis-,

planten

en

arthropodenfossielen

van

bekend,

maarook anderetypendinosauriërs

(zoals

de

gehoornde psittacosauriërs

ende nog steeds

raadselach-tige therizinosauriërs).

Ondanksdezeruime overvloedaan fossielen is

datering

echter steeds

moeilijk

geweest,

voor-namelijk

omdat correlatiemet

gebieden

vanbuiten Azië niet

goed mogelijk

leek.

Die

datering

is

juist

in dit

geval

echtervan

groot belang,

omdat

sommige

vande

aanwezige

dinosauriërs een evo-lutionaire

ontwikkeling

vertonenvande dinosauriërsnaar de

vogels.

Zo is

Sinosauropteryx (die overigens

veel over-eenkomstmetdeuit Solnhofen bekende

Composognathus

) demeest

primitieve

coelurosaurische dinosauriërmet

ve-ren; aan de anderekant van de

lijn

staan generazoals

Protoarchaeopteryx

en

Caudipteryx,

die deel uitmakenvan een

iineage’

die ook ‘echte’

vogels

zoals

Archaeopteryx

omvat. Er

zijn

trouwens ook onmiskenbare

‘vroege

vo-gels’ aangetroffen

zoals

Confuciusornis

en

Chengecheng-ornis,

die

primitieve

vormen van snavels bezittenendie zeker hebben kunnen

vliegen.

Deze laatstetwee genera

zijn

verwantaande

zogeheten

enantiomitische

vogels

die

gedurende

het

Krijt

de

belangrijkste

groepvan

vogels

vormden.

Samenwerking

tussenChineseenAmerikaanse onderzoe-kers heeftnu

geleid

toteen

goede datering

vande forma-tie die zoveel interessante fossielen bevat. De ouderdom

blijkt Vroeg-Krijt

te

zijn.

Dat is

bepaald

met radiome-trische

(40Ar/39Ar)

methoden die

mogelijk

bleken om-daterenkele

tuflaagjes

werden

aangetroffen.

De

datering

vandie

laagjes geeft

eenouderdomvan 124

miljoen jaar.

Dat

ligt

binnen de

(ruime)

margewaarin deformatietot dantoewas

geplaatst (Laat-Jura

tot

Vroeg-Krijt),

maaris toch minder oud dan demeesteonderzoekers hadden

aan-genomen. Interessant is dat hiermee de

aangetroffen

gevederde

dinosauriërs

jonger zijn

dande bekende

exem-plaren

van

Archaeopteryx,

dieongeveer150

miljoen jaar

oud

zijn.

Referenties: 4, 6,

9

Kleine

Ijstijd

heeft

frequentie

vaneens per 1500

jaar

Tijdens

een

bijeenkomst

van de American

Geo-physical

Union in Boston

(juni)

kwam

bij

de presen-tatievan onderzoekvan

diepzeesedimenten

een verras-send beeldnaar vorenvan de vooral in Nederland

goed

bekende ‘kleine

ijstijden’.

In Nederland dankenwe erveel

ijspret-schilderijen

aan, zoals dievanHendrick

Avercamp

(1585-1634).

Determ ‘kleine

ijstijd’

is bedachtvoor pe-rioden waarin de

temperatuur significant lager ligt

dan

te-genwoordig,

maarwaarin

noordwest-Europa

niet door

oprukkend landijs

wordt bedekt.

Klimaatfluctuaties

zijn

er

altijd

geweest,maarkleine

ijs-tijden

geveneengrotere

afwijking

van het normale pa-troondan incidentelefluctuaties.

Tijdens

kleine

ijstijden

(5)

(overigens

netals

tijdens ‘gewone’ ijstijden) blijken

ijs-bergen

in deNoord-AtlantischeOceaanveelverder zuid-waarts te

drijven

dan in

perioden

van meer‘normale’ tem-peratuur. Omdat die

ijsbergen

vaak

noordelijk

materiaal meevoeren

(bijv. afkomstig

van

vulkaanuitbarstingen

op

Ijsland,

waarbij asdeeltjes

over een

groot

deel van het

noordelijke zee-ijs

worden

verspreid),

enomdat de

ijs-bergen bij

hun

geleidelijk

afsmelten die

deeltjes

naarde zeebodem doenzinken,komen

dergelijke deeltjes

in

af-zettingen

uit kleine

ijstijden

verdernaarhet zuidenvoor dan anders.

Amerikaanse onderzoekers

rapporteerden

opde

bijeen-komst dat

zij dergelijke deeltjes

hebben

getraceerd,

endat die in ieder

geval

vanaf 130.000

jaar geleden regelmatig

ver

zuidelijk

voorkomen.

Op

basisvan

dateringen

stellen

zij

dat eenkleine

ijstijd

ongeveereens per1500

jaar

op-treedt, zij

het datereenvariatie in zitvan zo’n500

jaar

meerof minder. In ieder

geval

hebbenze er eenkleine honderd kunnen aantonen;

bij

elke kleine

ijstijd

moetde

temperatuur

op het

noordelijk

halfrond

aanzienlijk zijn

gedaald, waarschijnlijk

veelal in de ordevan

0,5-1

°C. Eenzelfdewaarde kennen we

historisch,

omdat zo’n

da-ling

ook

optrad

toen,nahet

jaar 1400,

eennieuwe kleine

ijstijd begon.

Dat wasdan de

laatste,

maarzeker niet de

enige

nahet eindevande laatste ‘echte’

ijstijd,

die zo’n 10.000

jaar geleden eindigde.

Over het

mogelijke

mechanisme achter deze

afwisseling

vankleine

ijstijden

en‘normale’

perioden

werdin Boston

diepgaand gediscussieerd,

maar

mogelijke oorzakelijke

verbandenmethet

plotseling wegdrijven

van grote

ijs-massa’s

(zogeheten

Heinrich

events)

ofmetvulkanische

uitbarstingen

werden als

buitengewoon onwaarschijnlijk

afgedaan, gezien

het

gebrek

aanconstantritme datvan die

verschijnselen

bekend is. Variaties in de

zonne-in-straling

kwamen ookaandeorde,mede omdat uit de

(laat-ste)

kleine

ijstijd

bekendisdatertoen

nauwelijks

zonne-vlekken werdenwaargenomen. Daarover is uit eerdere kleine

ijstijden

echter uiteraard niets bekend.

Referenties: 5,

2

Geraadpleegde

literatuur

1

AFP/DPA/RP,

1999.30.000Jahrealte Fussabdrücke

:SensationellerFund bei

archaologischen

Arbeiten in der

prahistorischen

Chauvet-Höhle.-Persbericht.

2

Brooks,

G.R. & D.E.Lawrence,1999. The

drainage

of the Lake Ha! Ha! reservoir anddownstream

geo-morphic impacts along

Ha!Ha!

River, Saguenay

area,

Quebec,

Canada.-

Geomorphology

28:141-168.

3

Freiwald,

A., J.B. Wilson & R.

Henrich,

1999.

Grounding

Pleistocene

icebergs

shape

recent

deep-waterreefs.

-Sedimentary Geology

125: 1-8. 4

Hou, L.,

L.D.

Martin,

Z.

Zhou,

A. Feduccia & F.

Zhangh,

1999.A

diapsid

skull ina new

species

of the

primitive

bird Confuciomis.- Nature 399: 679-682.

5 Kerr, R.A., 1999. The Little Ice

Age

:

only

the latest

big

chili.- Science 284:. 2069.

6

Luo, Z.,

1999.A

refugium

forrelicts. - Nature 400:

23-25.

7

Meyer-Berthaud,

B.,S.E. Scheckler& J.Wendt,1999.

Archaeopteris

is the earliest known modemtree.-

Na-ture398: 700-701.

8

Showers,

W. &G.C.

Bond,

1999. The Little Ice

Age

eventinthe contextofa 1500yearclimateoscillation.

-Abstracts American

Geophysical

Union

Spring

Meet-ing,

OS5JC-13, 1 pp. *

9 Swisher

III, C.C., Y-q. Wang,

X.-l.

Wang,

X.

Xu,

& Y.

Wang,

1999. Cretaceous age for the feathered dinosaurs of

Liaoning,

China.-Nature 400: 58-61.

10 Tiwari,R.K.& K.N.N.Rao, 1999.

Periodicity

in ma-rine

phosphorous

burialrate.- Nature400,

p. 31- 32. 11

Wagner,

F.,

S.J.P.

Bohncke,

D.L.

Dilcher,

W.M.

Kürschner,

B.vanGeel& H.

Visscher,

1999.

Century-scale shifts in

Early

Holocene

atmospheric

CO2 concentration.- Science 284: 1971-1973.

12Willerslev, E., A.J. Hansen, B.Christensen, J.P. Steffensen & P.

Arctander,

1999.

Diversity

of

Holo-cene life forms in fossil

glacier

ice.-

Proceedings

of

the National

Academy

ofSciences96: 8017-8021.

*A.J.

(Tom)

van

Loon,

Geocom

B.V., Benedendorpswe

61,

6862 WC

Oosterbeek,

tel.026-3390908,

fax

026

-3390783,

e-mail

tom.van.loon@wxs.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- scherpe of doffe pijn welke constant, intermitterend of in koliek vorm aanwezig kan zijn.. - Uitstralende pijn van de flank naar de

Carl Werner’s boek en DVD, Living Fossils, onthult dat fossielonderzoekers vele overblijfselen van moderne vogels hebben gevonden samen met dinosauriërs, maar toch vertonen

Ontwikkelingen naar harmonische tensoren~ equivalent aan bolfuncties, en een ontwikkeling (Taylor) naar een kleine parameter staan in dit hoofdstuk centraal. Het

Publisher’s PDF, also known as Version of Record (includes final page, issue and volume numbers) Please check the document version of this publication:.. • A submitted manuscript is

One of the aims of the present study was finding new ternary com- pounds, but of even more importance was the search for a phenomenological rule to predict

Anghel (2005) focused on five of the Kaufmann governance indicators (Kaufmann, Kraay & Mastruzzi, 2008) using cross-sectional data which examined developed

Er  zijn  een  aantal  vegetatietypes  te  onderscheiden:  laaglandbos,  vloedbos,  kreekbos,  secundair  bos,  lianenbos,  bergbos  en  savannes.  Als  men 

13.. Ook dit samenwerkingsstreven bleek achteraf weer niet het gewenste resultaat op te leveren. De kosten van annoncering kwa- men thans weer, net zoals vroeger,