• No results found

PerspectievenopvertrouweninwetenschapJournalistiekverslagvandebijeenkomstop15juni2017.pdf — Language Shared

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "PerspectievenopvertrouweninwetenschapJournalistiekverslagvandebijeenkomstop15juni2017.pdf — Language Shared"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Trippenhuis Kloveniersburgwal 29 • 1011 JV Amsterdam Postbus 19121 • 1000 GC Amsterdam

Telefoon 020 551 0700 • Fax 020 620 4941 www.knaw.nl

PERSPECTIEVEN OP VERTROUWEN IN WETENSCHAP

Journalistiek verslag van een KNAW-bijeenkomst over vertrouwen in wetenschap op 15 juni 2017, Amsterdam

door Martijn de Groot

KNAW-bijeenkomst biedt empirie en bespiegeling

De wetenschap wil vertrouwd worden, maar weet ze het zelf wel zeker?

Het vertrouwen in de wetenschap kalft af, niet alleen in Nederland maar in de hele westerse wereld. Wetenschappers moeten vaak machteloos toezien hoe hun bevindingen in sociale en andere media worden vermalen in de stroom van onwrikbare overtuigingen. Het kan dan gaan over klimaatverandering, vaccinatie, voeding, de evolutietheorie en nog een reeks andere onderwerpen. President José van Dijck en vicepresident Wim van Saarloos van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen KNAW waarschuwden begin dit jaar in een brief in de NRC: ‘Een cultuur zonder gezamenlijke feiten kan zomaar veranderen in een samenleving waarin iedereen zijn eigen mening onderbouwt met zijn eigen feiten.’ Hun noodkreet kon natuurlijk het tij niet keren, dus was de belangstelling groot toen de Akademie op donderdag 15 juni 2017 het onderwerp opnieuw aansneed in een discussie in de Koninklijke Industrieele Groote Club in Amsterdam: ‘Perspectieven op vertrouwen in wetenschap’.

Een actueel empirisch fundament onder de discussie legde Cary Funk, associate director of research van het Amerikaanse onderzoekinstituut Pew Research Center, met recente gegevens uit publieksonderzoek in de Verenigde Staten. Haar bevindingen werden geflankeerd door beschouwingen van Paul Schnabel, hoogleraar in Utrecht en daar ook vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit, en de Tilburgse economieprofessor Arjen van Witteloostuijn. In de discussie voegden Van Saarloos en oud WRR- en Gezondheidsraadvoorzitter André Knottnerus zich bij het gezelschap. Stof tot nadenken boden vooral de opgeworpen vragen over de wetenschap zelf: kan ze wel de zekerheid bieden die de mensen verwachten? ‘Soms bemoedigend, soms zorgwekkend’, noemde Funk in haar openingsverhaal de uitkomsten van het recente Pew-onderzoek, als om de goede wetenschappelijke gewoonte te onderstrepen om de dingen altijd vanuit verschillende invalshoeken te bekijken. Positief was in elk geval het resultaat waarmee ze haar overzicht opende: twee derde van de Amerikaanse volwassenen denkt dat de wetenschap een goede bijdrage levert aan de samenleving. En ook op langere termijn blijkt het vertrouwen in ‘leiders van de wetenschappelijke wereld’ sinds de jaren zeventig vrij stabiel gebleven of alleen licht gedaald. Ten opzichte van andere sectoren zoals het onderwijs, en zeker de politiek en de media steekt de wetenschap gunstig af als het gaat om behoud van vertrouwen. De geruststelling was echter van korte duur want veel hangt af van de vraag, de manier waarop die wordt gesteld, de groep waaraan hij wordt gesteld en het beeld van wetenschap waarop het antwoord betrekking heeft, zo bleek.

Het recente Pew-onderzoek omvatte drie onderwerpen waar de vertrouwenskwestie hoog opspeelt: vaccinatie van kinderen tegen besmettelijke ziektes, klimaatverandering en genetisch gemodificeerd

(2)

Pagina 2 van 4 Perspectieven op vertrouwen in wetenschap

voedsel. Terwijl wetenschappers een redelijk gunstig beeld hebben van de consensus in hun eigen wereld, vindt het grote publiek eerder dat er licht zit tussen de inzichten van verschillende groepen onderzoekers. Zorgelijk, vindt Funk, want als er geen consensus wordt gezien is er ook geen reden om ‘de wetenschap’ te vertrouwen. De medische wetenschap bleek overigens een meer eenstemmig beeld op te roepen dan – niet helemaal verbazend – die op het gebied van klimaat en GM-voedsel. Duidelijke verschillen zijn er ook tussen Amerikanen met meer en minder kennis over wetenschap. Eerstgenoemden denken bijvoorbeeld vaker dat gezondheidswetenschappers hun vakgebied begrijpen, ze zien een grotere consensus, ze vertrouwen informatie uit die bron meer en ze denken dat kennis wordt beïnvloed door de beste wetenschappelijke kennis. Gaat het over genetisch gemodificeerd voedsel, dan is het patroon vergelijkbaar maar wat minder sterk.

Het vertrouwen in de klimaatwetenschap heeft in de Verenigde Staten ook een sterke politieke dimensie, zegt Funk: meer dan de andere twee probleemgebieden. Republikeinen zeggen veel minder vaak

vertrouwen in klimaatwetenschappers te hebben dan democraten. Aan de uiteinden van het spectrum (‘conservatieve republikeinen’ tegenover ‘liberale democraten’) denkt maar 11 respectievelijk 15 procent van de eerstgenoemden dat wetenschappers het klimaat goed begrijpen of te vertrouwen zijn, tegen 54 respectievelijk 70 procent in de tweede groep. Dát zijn verschillen, benadrukt de Amerikaanse en ze voegt eraan toe: ‘Met zulke cijfers is het moeilijk om het met elkaar eens te worden.’ Bij andere vragen komt hetzelfde patroon naar voren: een groter vertrouwen onder democraten dan bij aanhangers van de Grand Old Party. Opvallend is ook de invloed van kennis over wetenschap in de twee groepen. Onder democraten is die invloed er duidelijk – dus meer kennis, meer overtuigd dat klimaatverandering door mensen komt of dat de onderzoekers beschikken over de best mogelijke gegevens. Maar bij de republikeinen, die op deze vragen sowieso lager scoren, ontbreekt ze.

Het gaat hier wel om onderwerpen met een politieke dimensie, waarschuwt de Pew-onderzoekster. Wetenschappers denken misschien dat hun kennis in politieke discussies beslissend moet zijn, maar veel Amerikanen zien dat niet zo. Die vinden dat je over politieke kwestie nu eenmaal verschillend kan denken. Aan het slot van haar inleiding kiest Funk opnieuw voor de nuance. ‘We hebben te maken met een

gemengd beeld. Je kunt het op verschillende manieren interpreteren en zo moet het ook zijn, want wetenschap is nu eenmaal ingewikkeld,’ waarmee ze zowel het onderwerp van haar onderzoek als de eigen discipline lijkt te bedoelen. Gelukkig – ze besluit met een opsteker – denkt een meerderheid van het publiek dat wetenschap zeggenschap verdient in beslissingen die met wetenschappelijke kennis te maken hebben.

Veel resultaten uit het Pew-onderzoek komen redelijk overeen met wat surveys in verschillende Europese landen opleveren, had Funk al gezegd en voor ons land wordt dat bevestigd door de tweede inleider. Volgens monitoronderzoek van het Rathenau Instituut is ook hier het vertrouwen in de wetenschap nog heel behoorlijk – zelfs een van de hoogste in Europa, weet Paul Schnabel. En ook hier scoort wetenschap met een 7 het beste onder een reeks instituties, waarbij de politiek de hekkensluiter is met een 2 als schoolcijfer. Veel mensen zien wetenschappers toch wel als bright minds, agents of progression. Met het laatste begrip doelt hij op progressie in de beperkte zin van ‘vooruitgang’. Dat een toehoorder het woord later politiek blijkt te hebben begrepen illustreert wel enigszins de gevoeligheid van het onderwerp. Waar het Amerikaanse survey zich toespitste op een drietal disciplines, kon in dit bredere onderzoek juist de vraag worden gesteld aan welke aandachtsgebieden wordt gedacht bij ‘wetenschap’. Vaak blijkt er een associatie te zijn met betere levensomstandigheden, met techniek dus. Werd er meer gedacht aan maatschappelijke thema’s als werkloosheid, migratie en inkomensverschillen, dan bleek het vertrouwen in het feitelijk gehalte van de wetenschap minder: dat is politiek en op dat gebied wordt, net als in het Amerikaanse onderzoek, de wetenschap niet als monopoliehouder op de waarheid gezien.

Maar 2 procent van de respondenten in het onderzoek van het Rathenau Instituut brengt wetenschap in verband met fraude, plagiaat of domheid, kon Schnabel zijn gehoor geruststellen. Als fraude of plagiaat voorkomen zijn ze uiteraard heel bedreigend voor het vertrouwen, maar omdat dat niet vaak gebeurt, hecht hij meer belang aan een andere factor: ‘Als men een gevoel heeft, of alleen maar dénkt, of er is een gerucht dat de onderzoeker zelf belangen heeft bij het onderzochte onderwerp is dat heel slecht voor het vertrouwen.’ Daarnaast noemt hij oppoetsen, bijschaven en selectief presenteren van resultaten –

(3)

Pagina 3 van 4 Perspectieven op vertrouwen in wetenschap

samengevat ‘wetenschappelijke plastische chirurgie’ – als de meest voorkomende bedreigingen, waarvan hij de voorbeelden tegenkomt in zijn functie als vertrouwenspersoon Wetenschappelijke integriteit aan de Universiteit Utrecht. Jonge onderzoekers melden zich met enige regelmaat bij hem met gewetensvragen over de beautification of results waartoe hun hoogleraren hen proberen te verleiden.

‘We moeten ons realiseren dat voor de meeste mensen wetenschap niet de enige bron van informatie is,’ stelt hij vast zoals zijn voorgangster in iets andere bewoordingen al had gedaan. ‘Mensen zoeken niet naar informatie maar naar oplossingen. Ze vertrouwen niet blindelings op de wetenschap en als ze geen antwoord krijgen gaan ze elders zoeken.’ Een korte blik op de beperkingen die de wetenschap ook kent in het bieden van zekerheid biedt Schnabel als hij de evolutietheorie aanroert: ‘Heel interessant is de discussie tussen evolutietheorie en creationisme. Het is één theorie tegenover een andere, of een theorie tegen een geloof.’ Een theorie kan nog zo geloofwaardig zijn en nog zo vaak aannemelijk worden gemaakt door onderzoekresultaten, zolang het een theorie blijft – en dat is bij een onderwerp als evolutie

noodzakelijkerwijs het geval – kan je hem altijd straffeloos verwerpen. Een breed aanvaarde theorie ontglipt zo aan de onontkoombaarheid waarop door de wetenschap blootgelegde feiten wel aanspraak kunnen maken. Waarachtigheid is eigenlijk de belangrijkste regel waaraan de wetenschap zich moet houden, zo besluit Schnabel zijn bijdrage die hij dan ook de titel ‘Truthfulness and Trustworthiness: the

Siamese Twins of Science’ mee heeft gegeven.

Had Schnabel de deur al op een kier gezet voor een kritische blik op de zekerheden die de wetenschap biedt, de laatste spreker werpt zich met overgave op dat thema onder de leus ‘Trust in science is naive’. In het westen is het vertrouwen nog hoog maar er is iets gaande, aldus Arjen van Witteloostuijn. En dat heeft de wetenschap niet alleen aan omstandigheden te danken zoals een hoger opgeleid publiek en de

alomvattende invloed van het internet met zijn bubbles. Ze speelt er ook zelf een rol in. Dat komt deels doordat ze nu eenmaal van nature discussie, onenigheid en vaak verschillende denkscholen meebrengt, zodat je voortdurend bewijs en tegenbewijs ziet, aldus de Tilburgse econoom. Een belangrijk aandeel hebben echter ook de slechte gewoontes die er in de onderzoekpraktijk zijn geslopen. Een collega citerend noemt hij onder meer het streven naar significante resultaten, het steeds maar nieuwe dingen willen doen waardoor er geen ruimte is voor replicatieonderzoek, slordigheid als gevolg van haast en, een oude bekende, de druk om te publiceren en impactcijfers te scoren.

De bedoeling van wetenschap is om hypotheses te falsifiëren, herinnert hij zijn publiek. Maar in de praktijk willen we eigenlijk liever verifiëren om, zoals de journals graag zien, te kunnen volhouden dat we hebben bijgedragen aan een ‘fundamenteel vernieuwende theorie’. En omdat het publiek liever harde resultaten ziet dan terzijde geworpen veronderstellingen. Uiteindelijk gaan we onze resultaten masseren totdat we significante resultaten hebben en ontstaat zelfs de praktijk om een theorie te verzinnen op basis van je onderzoekdata – en het dan te doen voorkomen alsof je die daarvoor al had bedacht. Ons streven om het de tijdschriften en het publiek naar de zin te maken maakt ons eerder minder dan meer

betrouwbaar, en dat is waar we als wetenschap zelf invloed kunnen hebben.

‘Ik denk dat we een stap terug moeten doen’, concludeert Van Witteloostuijn. ‘Ik ben zelf editor van een topmagazine. Wij willen geen significante resultaten meer. Geef je p-waarden maar (een statistische maat voor uitzonderlijkheid, mdg) en laat het daarbij. Publiceer je data, maak replicatie mogelijk!’ Op die manier raken we misschien af van de aanvechtbare onderzoekpraktijken die het vertrouwen in onze wetenschap bedreigen.

Niet alleen moeten we zelf terug naar een propere omgang met onze onderzoekmethodes, betoogt de Tilburgse hoogleraar, maar we moeten ook de burgers meer vertrouwd maken met de wetenschappelijke manier van denken, en met hen samenwerken in ons onderzoek – een standpunt dat hem enkele

momenten later bijval oplevert [van sociologe Pearl Dykstra] vanuit de zaal: ‘Als we citizen science gaan bedrijven moeten de burgers met wie we samenwerken zich ook wetenschappelijke deugden eigen maken, zoals vragen blijven stellen en falsificatie opzoeken.’ Dat was taal naar het hart van de econoom, die er eerder al voor had gepleit op de middelbare school leerlingen met de wetenschappelijke methode in contact te brengen. ‘Tegelijkertijd zouden wij als onderzoekers beter getraind moeten worden om met het publiek om te gaan. En bescheiden blijven. Want at the end of the day moet vertrouwen verdiend worden.’

(4)

Pagina 4 van 4 Perspectieven op vertrouwen in wetenschap

KNAW-vicepresident Van Saarloos kan zich daar in de slotdiscussie moeiteloos bij aansluiten. Ook hij benadrukt hoe belangrijk het is om de burgers duidelijk te maken dat discussie onlosmakelijk onderdeel is van wetenschap. ‘En dat is moeilijk omdat mensen soms gewoon de waarheid of het antwoord willen horen.’ Daarnaast moeten we nog meer doen aan het bewaken van de integriteit, vindt hij. Maar op de vraag die hij zelf het belangrijkste vindt moet hij het antwoord schuldig blijven: ‘Het is niet de technische vooruitgang waar mensen aan twijfelen; het zijn de maatschappelijke problemen waar de wetenschap vertrouwen verliest.’ Het onderwerp van de redactionele aandacht voor kwaliteit bij de journals, zoals door Van Witteloostuijn aangesneden, zal in de komende tijd niet aan de aandacht van de Akademie ontsnappen, verzekert hij.

Knottnerus ziet ook positieve kanten aan het vóórkomen van belangenconflicten: ze leiden tot publieke kritiek maar het is goed voor de wetenschap om te merken dat ze kritisch wordt gevolgd. Toch ziet hij daar niet de grootste bedreiging voor het vertrouwen, evenmin als in wel of niet kloppende feiten. Het publiek is gevoeliger, denkt hij, voor kwesties als onzekerheid, complexiteit, verschillen in interpretatie, wetenschappelijke controverse, ethiek en waarden. ‘Als het op die laatste twee aankomt komen we aan de grenzen van ons werkterrein: daar moeten we het stokje soms overgeven aan politici en maatschappelijke beslissers, laten we daar duidelijk over zijn.’ Tegelijkertijd pleit hij er met nadruk voor dat werkterrein zelf en zijn onafhankelijkheid te beschermen tegen politieke invloed.

Uit een aantal ingewikkelde vragen in het eindrondje destilleert dagvoorzitter Huub Dijstelbloem ten slotte knap de spanning die in alle onderdelen van de vertrouwenskwestie te herkennen valt: ‘Het

functioneren van de onderzoeksgemeenschap is gebaseerd op onenigheid en competitie, maar we hebben te maken met een publiek dat van ons vraagt dat we onze positie duidelijk maken.’ Van Saarloos vindt dat hij op het gebied van de onenigheid overdrijft. Hij wijst op de grote eenstemmigheid die juist rond het hete hangijzer van het klimaat vele onderzoekers heeft doen samenwerken. ‘De kwestie is aan de orde gesteld door de wetenschap en later een publieke discussie geworden!’ Het kan dus allebei. Het publiek wil zekerheid maar de wetenschap kan die niet geven – of de wetenschap is het grotendeels eens maar het publiek legt zich daar niet bij neer.

Deze publicatie kan als volgt worden aangehaald: Martijn de Groot (2017). Perspectieven op

vertrouwen in wetenschap. Journalistiek verslag van een KNAW-bijeenkomst over vertrouwen in

wetenschap op 15 juni 2017, Amsterdam. Amsterdam,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om te voorkomen dat een rijke elite gaat investeren in hoog geautomatiseerde productieprocessen met als doel er zo veel mogelijk winst voor zichzelf uit te halen, zal in de

Hoewel de directe impact van het gevoerde beleid nog verder moet onderzocht worden, is duidelijk dat (1) de taxshift verantwoordelijk is voor een substantieel deel van

Harry Kloosterman: ‘We moeten een beetje respect hebben voor de natuur.’. Japanse duizendknoop bestrijding

We zien hierin ook een plus in de bevoegdheden van de gemeente om omwonenden die zelf minder mondig zijn te kunnen beschermen tegen dit soort overlast en andere soorten overlast

Vele vluchtelingen vonden nog geen onderdak, ten- ten blijken niet bestand tegen de stortbuien, kinderen kampen met bronchitis en longontste- king en er dreigt

Ik vind dat artsen en verplegers hun geweten moeten kunnen inroepen om niet te gehoorzamen aan die wet.'' Léonard is van mening dat de Belgische kerk meer tussenbeide moet komen in

Het klopt dat we goed zijn in het redden van mensen, maar we laten het veel te vaak te ver komen door onvoldoende preventie.’.. U geeft het voorbeeld van de griepvaccinatie:

In dit onderzoek wordt gekeken of het sluiten van zorgcentra (met hun faciliteiten) en daarmee het scheiden van wonen en zorg, wel een goed idee is en of het doel van dit beleid – het