• No results found

Hoofdstuk 8: Combinaties met sinus

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoofdstuk 8: Combinaties met sinus"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoofdstuk 8:

Combinaties met sinus.

1.

a. Bij een hoek van 360o (een volledige draai) hoort een cirkelboog van 2 radialen (de omtrek van

een cirkel). Dus bij een hoek van 180o (een halve draai) hoort een hoek van radialen.

b. Bij een hoek van 72o hoort 72    2

180 5 radialen. En bij een hoek van 320o: 320180  179 rad.

2.

a. Als je de grafiek van f verticaal vermenigvuldigd met factor 3 dan ontstaat de grafiek van g. De grafiek van h ontstaat door de grafiek van g ten opzichte van de y-as met 31 te vermenigvuldigen.

b. Als je de grafiek van k 2 omhoog verschuift krijg je de grafiek van m en als je hem 2 naar links verschuift krijg je de grafiek van n.

3.

a. De amplitude is 2, de periode 2 en de evenwichtsstand y 1 . De grafiek van f is ontstaan uit de grafiek van y sin x door een verticale vermenigvuldiging met factor 2 en een verschuiving van 1 omhoog.

b. De amplitude is 2, de periode 1 3

2  en de evenwichtsstand 6 y 0

. De grafiek van g is

ontstaan uit de grafiek van y cosx door een verticale vermenigvuldiging met factor 2 en een horizontale vermenigvuldiging met factor 3.

c. De amplitude is 1, de periode 0,32623 en de evenwichtsstand y 0 . De grafiek van h is ontstaan uit de grafiek van y sinx door een horizontale vermenigvuldiging met factor 0,31 . d. De amplitude is 3, de periode 22 1

 en de evenwichtsstand y 5 . De grafiek van k is ontstaan uit de grafiek van y cosx door een verticale vermenigvuldiging met factor 3, een horizontale vermenigvuldiging met factor 21 en een verschuiving van 5 omhoog.

e. De amplitude is 5, de periode 2 2

  en de evenwichtsstand y 0 . De grafiek van l is ontstaan uit de grafiek van y cosx door een verticale vermenigvuldiging met factor 5, een horizontale vermenigvuldiging met factor 1 en een verschuiving van  naar rechts.

f. De amplitude is 1, de periode 0,42   en de evenwichtsstand 5 y 0 . De grafiek van m is ontstaan uit de grafiek van y sinx door een horizontale vermenigvuldiging met factor

1

0,4 2,5 en een verschuiving van 2 naar links.

4.

a. y1 sin x en y0 nDeriv(y , x, x)1 . b. f'(x) cosx

c. h'(x) sin x.

Uitwerkingen 5 havo D, hoofdstuk 8 1

-x y 0,5  1,5 2 1 2 3 4 -1 -2 -3 -4 g h f

(2)

5.

a. f'(x) 5sinx

b. u(x) 2x en g(u) 3 sinu   g'(x) 2 cosu 2cos2x   c. k'(x) 1 cosx sinx  

d. u(x) sin x en l(u) 3u 2 l'(x) cosx 6u 6sinx cosx

6.

a. u(x) 2 x en k(u)  21cosu 1 2

k'(x) 2    sinu sin2 x b. h(x) x en u(h) 3sinh u'(x)   3cosh  3 cos x c. productregel: h'(x) 3 sin5x 3x 5cos5x 3sin5x 15xcos5x      d. productregel:   1   1 1  1  1

2 2 2 2 2

r'(x) 2 cos x 2x sin x 2cos x xsin x e. productregel: q'(x)  3 cos 4x 3x 4sin 4x   3cos 4x 12xsin 4x f. p'(x) 2x sinx (x   23) cosx 7. a. f'(x) 2cosx b. 2cosx 1 y x b  f'(2 ) 2 y 2x b 0 2 2 b 4 b b 4 y 2x 4                           1 2 1 2 3 3 1 2 3 3 cosx x x 1 ( , 3) en (1 , 3)                   1 2 3 3 1 2 3 3 3 b en 3 1 b b 3 b 3 1 y x 0,68 y x 6,97 8. a. f'(0) 3    f'(x) abcosbx f'(0) ab 3 b. a 5 , en dan is 3 5 b . 9. a. f(x) 0 sin x cosx 0 sin x 0 cosx 0      b. De periode van f is .

c. De toppen van f liggen precies tussen de toppen van de andere twee grafieken. d. f is maximaal voor x    14 k . Het maximum is 1 1 1 1

4 4 4 2

f( ) sin   cos   f is minimaal voor x    34 k . Het minimum is 3 3 3 1

4 4 4 2

f( ) sin   cos    e. f(x) 12sin2x.

(3)

10. a. h(x) 0 1 1 2 2 1 1 2 2 sin(x 0,5) cosx 0 sin(x 0,5) 0 cosx 0 x 0,5 0 x 0,5 x x 1 x 0,5 x 0,5 x x 1 (periode 2 )                                

b. De toppen zitten precies tussen de nulpunten: het eerste maximum: 0,5 12 1 1

2 4 4

x      0,54. Het eerste minimum:

1

2 0,5 3 1

2 4 4

x     2,11. Het tweede maximum: 0,5 121 1 1

2 4 4

x   1   3,68 en het tweede minimum bij 121 2 0,5 3 1

2 4 4

x   1   5,25

c. Voor die x-waarden zijn de functiewaarden van f en g kleiner dan 1 en groter dan -1. d. De periode van h is .

e. Het maximum is 0,74 en het minimum -0,26. 0,74 0,26 1 0,74 0,26

2 2 2

A  en D  0,24 De periode is , dus B 2 2

  . De grafiek snijdt de evenwichtsstand in x 0,68.

 1  

2

h(x) sin2(x 0,68) 0,24 f. Ja, het klopt!

11.

a. De periode van f en g is 2  

2 en de periode van h en m is 23 23 .

b. Als je de grafiek van h(x) 16 naar links verschuift ontstaat de grafiek van m.

c./d. De grafiek van y sin2(x   41 ) sin2x is een sinusoïde met amplitude 0,94 0,06 1

2 2

A  En de grafiek van y sin3x sin3(x   61 ) is ook een sinusoïde met amplitude 1

2.

12.

a. Een grafiek heeft verticale asymptoten als de noemer 0 wordt terwijl de teller dat niet wordt.

1 1 1 2 2 2 cosx 0 x , x 1 , x 2 , ...        b. De periode van f is .

c. f(x) 0 Een breuk is 0 als de teller 0 is. sin x 0 x 0, x , x 2 , ...       d. BC AB AC AC sin  en cos  BC AC sin en AB AC cos BC AC sin sin tan AB AC cos cos                 13.

a. Voer in: y1tanx en y2 2 intersect: x 8,32

b. De periode van y tan x is ; de tweede oplossing is x 8,32   5,18. c. f(x) 2 voor   3 , 8.32  121 , 5.18

(4)

-14.

a. 2 2 2 2 2 2

2 2 2 2

cosx cosx sin x sinx cos x sin x cos x sin x sin x

f'(x) 1 ( ) 1 tan x

cosx

cos x cos x cos x cos x

    

       

b. f'(0) 1 . In alle nulpunten van de grafiek is de helling 1. c. Een kwadraat is altijd groter of gelijk aan 0.

f'(x) 0 voor alle waarden van x, dus de grafiek van f is stijgend.

15.

a.

b. Het kwadraat van een getal (positief of negatief) is altijd positief.

c. Het maximum is 1 en het minimum 0: D1 02 21 en

1 0 1

2 2

A . De periode is : B 2 2

  en het ‘startpunt’ ligt bij x  41 . f(x)21sin2(x  14 ) 21 d. g(x) cos x 2  12cos2x21.

16.

a. s'(x) 2sinx cosx 2cosx sin x 2sin x cosx 2sin x cos x 0          b. De afgeleide is altijd 0.

c.

-17.

a. g(x) 4sin x 4cos x 4(sin x cos x) 4 2  2  2  2 

2 2 2 2

2 2 2 2

h(x) sin 3x cos 3x sin p cos p 1 waarbij p 3x j(x) 3sin 2 x 3cos 2 x 3(sin p cos p) 3

     

      

b. m(x) (1 cosx)(1 cosx) 1 cosx cosx cos x 1 cos x sin x    2   2 2

18.

a./b. maximum: 1 en minimum: -1 D1 12 0 en A1 12 1 De periode is : B 2 2

  .

Op tijdstip t 0 is de grafiek minimaal. v(x) cos2x c. u(x) 2x en v(u)  cosu v'(x) 2 sinu 2sin2x  

d. De amplitude van v’(x) is 2, dus de maximale helling is 2.

19.

a. f(x) 2cos x 2cosx cosx 2

b. De periode van beide termen is gelijk (2), dus het product is ook weer een sinusoïde. c. maximum is 2 en het minimum 0: D2 021 en A2 021

de periode is : B 2 2

  en de grafiek is maximaal op tijdstip 0 f(x) cos2x 1  d. Alleen het ‘startpunt’ is anders. Deze ligt bij 34 3

4

f(x) sin2(x   ) 1 e. s(x) 3sin x 2cos x 2(sin x cos x) sin x 2 sin x 2  2  2  2  2   2

x y  - 0,5 1 1,5 -0,5

(5)

20.

a. De functie bestaat niet als de noemer 0 wordt: cos x 02 .

1 1 1 2 2 2 cosx 0 x , x 1 , x 2 , ...        b. De periode van f is . c. 2 2 2 2 sin x sin x f(x) ( ) tan x cosx cos x    d. h(x) tan x sinx cosx   2 2 2 2 2 2 2

cosx cosx sin x sin x cos x sin x sin x

h'(x) 1 1 tan x

cos x cos x cos x

    

     

2

u(x) tanx en f(u) u  f'(x) (1 tan x) 2u (1 tan x) 2tanx 2tan x 2tan x  2 2 3

21.

a. f (1) sin 1 0,7082  2  f (1) sin 1 0,5014  4  f (1) sin 1 0,3556  6  en f (1) sin 1 0,2518  8  Hoe groter de macht, hoe lager de functiewaarde bij bijvoorbeeld x 1 .

b. Bij x 0, x  , x 2 , ...  zal de grafiek steeds meer horizontaal lopen en schiet in de buurt van x 21 , x 1 , ... 21 steeds steiler omhoog.

c. B : 0,1f  

d. als a oneven is: B : 1,1f  

22.

a. De periode van B is 0,4.

b. maximum: y 5,83 en het minimum: y 5,83: A 5,83 en D 0  De periode is 0,4: B0,42  5 het ‘startpunt’ ligt bij x 0,33

B(t) 5,83sin5 (t 0,33)  

c. B'(t) 5 5,83cos5 (t 0,33) 91,6cos5 (t 0,33)        d. De maximale snelheid van B is ongeveer 91,6 cm/sec

23.

a. De periode van h is 2 3

2 3   .

b./c. h(x) asin 23 x 2sin23 x (a 2)sin 23x De amplitude is a 2 .

24. Het maximum is 3,68 en het minimum -3,68. A 3,68 en D 0  De periode is 1 2 2 4  en het ‘startpunt’ x 0, 46 1 2 s(x) 3,68sin  (x 0,46)

25. De somgrafiek is geen sinusoïde want de amplitude verandert steeds.

Uitwerkingen 5 havo D, hoofdstuk 8 5

-x y 1 2 3 4 5 -1 1 2 3 4 -1 -2 -3 -4 x y 1 2 3 4 5 6 7 8 1 2 -1 -2

(6)

26.

a. De periode van zowel y 3cosx als y 4sin x is 2. Dus de somgrafiek is een sinusoïde. b. f(x) 5cos(x 0,93)  c. a 3242 25 5 en 1 4 3 c tan ( ) 0,93 . d. a 52122 169 13 en 1 5 12 c tan ( ) 0,39 g(x) 13cos(x 0,39) 27.

a. De periode is 0,4. De grafiek van y 5sin5 t  is een kwart periode naar links verschoven. Dat wil zeggen: r(t) 5cos5 t 

B(t) 3sin5 t 5sin5 (t 0,1) 3sin5 t 5cos5 t         b. a 3252 34 en 1 3 5 c tan ( ) 0,54    B(t) 34 cos5 (t 0,54) 28.

a. Bij een frequentie van 440 Hz is de periode 4401 . Dan is 1 440

2

B880 en bij een frequentie van 880 Hz is de periode 8801 . Dan is 1

880

2

B1760 . f(t) sin880 t sin1760 t   

b.

c. Omdat de periode van y sin880 t  twee keer zo groot is als de periode van y sin1760 t  .

29.

a. Voor t 2  geldt dat weer.

De gemeenschappelijke periode van f en g is 2. b. De periode van h is 2.

c. Omdat dan de grafieken van f en g zich dan weer herhalen.

30. De periode van f is 1 3 2 6   en de periode van g is 1 4 2 8  .

De grafiek van f herhaalt zich na: 6, 12, 18, 24, 30, … en de grafiek van g na: 8, 16, 24, 32, … De gemeenschappelijke periode is 24.

31.

a. De periode van y sin 51t is 1 5

2 10

 (10, 20, 30, 40, …) en de periode van y sin 152 t is

2 15

2 15

 (15, 30, 45, 60, …). De gemeenschappelijke periode (en dus de periode van f) is 30. De periode van y sin0,5t is 0,52   en de periode van 4 y sin0, 4t

is 0,42   . De 5 gemeenschappelijke periode (en dus de periode van g) is 20.

De periode van y sin 41t is 1 4

2 8

 (8, 16, 24, 32, …) en de periode van y sin 16t is 1 6

2 12  (12, 24, 36, …). De gemeenschappelijke periode (en dus de periode van h) is 24.

x y 0,01 0 1 2 -1 -2

(7)

b.

32.

a. De periode van f is 21 2 en de periode van g is 2 2

  .

b. Er bestaat geen gemeenschappelijke periode van f en g. c.  is niet rationaal, dus niet als een breuk te schrijven.

33.

a. s(x) sin120 x sin110 x   

b. Vermoedelijk is de gemeenschappelijke periode 0,2. Dat kun je in de grafiek zien. De periode van de eerste term is 601 en van de tweede term 551 .

In 0,0.2 passen 12 periodes van de eerste term en 11 periodes van de tweede term. De gemeenschappelijke periode is dus inderdaad 0,2.

34.

a. Grafiek 1 hoort bij c 0,2 .

b. Als c in de buurt van 0 komt geldt er: s(x) sin2 x sin2 (x c) sin2 x sin2 x 2sin2 x           c. Als de grafiek van f een halve periode wordt verschoven, dan heffen de twee sinusoïden elkaar

op. Dan geldt: s(x) 0 . Een hele periode is 1; dus s(x) is geen sinusoïde als c 0,5 k  , waarbij k een geheel getal is.

d.

-e. De grafiek van s snijdt de evenwichtslijn een kwart periode voor x 0,35 , en dat is dan bij x 0,35 0,25 1 0,1    . s(x) 1,62sin2 (x 0,1)  

f. Als c 0 .

35.

a. De periode van f is 2 en die van g is 23. De somfunctie is dus geen sinusoïde. b. De gemeenschappelijke periode is 2.

c./d.

e. Steeds meer termen 1

nsin(nx) erachter plakken met n oneven.

Uitwerkingen 5 havo D, hoofdstuk 8 7

-x y 5 10 15 20 1 2 3 -1 -2 -3 x y 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 1 2 3 -1 -2 -3 x y 5 10 15 20 25 30 35 1 2 -1 -2 f(t) g(t) h(t) x y  2 3 0,5 1 1,5 2 -0,5 -1 -1,5 -2 x y  2 3 0,5 1 1,5 2 -0,5 -1 -1,5 -2

(8)
(9)

36.

a. u(x) sinx en f(u)  u f'(x) cosx 1 cosx 2 u 2 sin x    b. 12 1 2 3 1 6 2 2 f'( ) 0,61     1 1 2 6 y 0,61 x b 2 0,61 b 0,32 b b 0,39 y 0,61 x 0,39             

c. De afgeleide bestaat niet als de noemer 0 wordt, ofwel wanneer sin x 0 . Dit is als x 0 en x  

d. In de punten (0, 0) en (, 0) heeft de grafiek van f een verticale raaklijn.

37. a. y 0 b. y 0 2 1 2 3 5t 50tsin 5t 25 3 t 0 t( 5t 25 3) 0 t 0 5t 25 3 t 0 t 5 3                  2 5t 50tsin 0 5t( t 10sin ) 0 t 0 t 10sin            

Na 5 3 8,7 s komt het voorwerp weer op de grond. De horizontale afstand is

1 3

50 5 3 cos   125 3 216,5 m. c. s 50 10sin cos     500sin cos  

d. s' 500cos cos    500sin  sin 500cos2 500sin2

2 2 1 4 s' 0 cos sin       

S is maximaal 500 meter als   14 .

(10)

-T_1.

a. amplitude is 4 en de evenwichtsstand y 1 . De periode is 2 3. b. R'(t) 4sin3t 3  12sin3t

T_2.

a. Om dat de periode van zowel f als g gelijk is aan . b. p(x) 0 1 3 1 1 3 3 1 1 1 2 6 3 sin2x 0 sin(2x ) 0 2x 0 2x 2x 0 2x x 0 x x x (periode : )                              

c. Voer in: y1sin(2x) sin(2x  13 ) maximum: ( , )61 34 en minimum: (1.31, -14) De periode van p is , dus de andere toppen liggen bij x   61 k en x 1,31 k   e. D 0,75 0,252 0,25 en A 0,75 0,252 0,5. De periode is : B 2 2

  en het ‘startpunt’ is bij x 0,13 p(x) 0,5sin2(x 0,13) 0,25  

T_3.

a.

b. 0 (sinx) 4 1, maar  1 (cosx)5 1 en ze heffen elkaar niet op.

c.

-T_4.

a. De periode van zowel f als g is 23  23 . De grafiek van de som is een sinusoïde. b. De periode van s is dan ook 23.

c. maximum: 6,16 en minimum: -6,16 D 0 en A 6,16 

B 3 en het ‘startpunt’ is 1,90 s(x) 6,16sin3(x 1,90) 

T_5. a. De periode is 18. b. De periode van f is 1 3 2 6   .

c. Als de periode van g 3 of 6 zou zijn, dan was de gemeenschappelijke 6 geweest en geen 18. Zou de periode van g 12 zijn dan was de gemeenschappelijke periode ook 12.

d. De periode van g moet wel een deler zijn van 18. Voor de periode van g houden we dus over: 9 of 18. e. g(x) 2sin 29x T_6. a. De periode van f is 1 2 2 4   en die van g is 1 5 2 10

 . De somgrafiek is dus geen sinusoïde. b. De gemeenschappelijke periode is 20. x y 0,5  1,5 2 1 2 -1 -2

(11)

T_7. a. Nee, 1 10 1 10 sin2x sin2x g(x) tan2x cos2x cos2x    b. cos2x 0 1 1 2 2 3 1 4 4 2x 2x 1 x x (periode : )            c. f(x) 1 d. f(x) 100 1 2 tan2x 10 2x 1,47 k x 0,74 k x 0,74 x 2,31             1 2 1 4 tan2x 1000 2x 1,57 k x 0,78 k f(x) 100 : 0.78,            T_8.

a. De som van twee sinusoïden met dezelfde periode wordt een sinusoïde, ook weer met dezelfde periode. De som van deze sinusoïde en de derde sinusoïde (beide met dezelfde periode) wordt dus weer een sinusoïde met dezelfde periode.

b. De periode van y sin x is 2 en die van y sin x  is 2. Deze twee hebben geen gemeenschappelijke periode.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

In figuur 2 is het gebied rechts van de y -as dat wordt ingesloten door de grafieken van f en g en de y-as, grijsgemaakt.. 5p 10 Bereken exact de inhoud van

Dit is zo als in het snijpunt van de grafieken het product van de richtingscoëfficiënten van de raaklijnen aan deze grafieken gelijk is aan –1. 8p 12 Bewijs dat ze elkaar

[r]

In figuur 2 zijn enkele mogelijke situaties voor vierkant ABCD getekend.. Er is dus een waarde van a waarvoor b

[r]

Met behulp van deze laatste formule kan berekend worden voor welke waarde van t de koffie afkoelt met een snelheid van 1,0 °C per minuut.. 5p 5 Bereken met behulp

De grafiek van g kun je krijgen uit de grafiek van y = ln( x ) door op deze laatste eerst een verschuiving en daarna een.. vermenigvuldiging toe