• No results found

Melkstroomprofielen geven inzicht in melkbaarheidskenmerken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Melkstroomprofielen geven inzicht in melkbaarheidskenmerken"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

16 Praktijkonderzoek 95-3 Melkstroomprofielen

De melkstroomprofielen zijn verzameld met de Afikim melkproduktiemeter. Deze melkmeter geeft bij elke 200 ml melk een puls af die met een datarecorder worden opgeslagen. De tijd tussen twee pulsen is een maat voor de gemiddelde snelheid omgerekend naar kilogram per minuut. Elke koe heeft zijn eigen melkstroomprofiel die elke melkbeurt nagenoeg gelijk is, maar wel af-hangt van de produktie en de melkmethode. Uit het profiel zijn een groot aantal kenmerken te ha-len die bij die koe horen. Figuur 1 geeft een melk-stroomprofiel van een traag (A) en een snel mel-kende koe (B).

Koe A heeft 16 minuten nodig om 15 kg melk te geven, terwijl koe B 15 kg geeft in zes minuten. De maximum snelheid en de gemiddelde snel-heid zijn van koe B daarom ook veel hoger (5,0 tegen 1,5 kg per min. en voor gemiddelde snel-heid 2,5 ten opzichte van 0,9 kg per min.). Bij de

traag melkende koe is er een lange belasting van vacuüm en het open en dicht gaan van de tepel-voering op de speen. Bij de snel melkende koe is deze belasting veel kleiner, maar is de belasting van het tepelkanaal door een snellere melk-stroom groter. Het is moeilijk om exact aan te ge-ven wat de beste gemiddelde en maximale snelheid is. Koeien met een extreem lange melk-tijd zijn vaak lastig in te passen en verlengen de totale melktijd. Niet te snel en niet te langzaam lijkt het beste. In tabel 1 zijn van 27 koeien op ROC Zegveld een aantal kengetallen van melk-stoomprofielen weergegeven.

De melkbaarheidskengetallen laten een grote spreiding zien. Er is een duidelijk verschil tussen de ochtend en de avond melking, het interval is ± 14 uur / 10 uur. Door de hogere ochtendproduk-tie is de melktijd langer maar zijn ook gemiddelde en maximum snelheid hoger. Een oorzaak hier-van is de grotere uierdruk. Daarnaast valt op dat op ROC Zegveld de vaarzen een één minuut lan-gere melktijd hebben bij een 2,4 kg lalan-gere pro-duktie. De oorzaak van deze langere melktijd kan voor een deel in de fokkerij liggen maar kan ook worden bepaald doordat de vaarzen nog niet aan het melkproces gewend zijn. De tijd tot de maxi-mum melkgift geeft een indicatie over de bereid-heid tot melkafgifte. De vaarzen laten een langere tijd zien dan de oudere koeien (2,45 tegen over 1,25). Dit zou betekenen dat de vaarzen een te lage stimulans hebben en misschien een te lage oxytocine produktie.

Voorbehandelen

De melker heeft vaak een vast patroon in melk-methode. Meestal wordt eerst krachtvoer ver-strekt waarna de voorbehandeling begint. De voorbehandeltijd hangt af van de vuilheid van de

Melkstroomprofielen geven inzicht in

melkbaar-heidskenmerken

H. J. Soede (PR)

In praktijkonderzoek oktober 1994 is een artikel verschenen met de titel ”Hogere

melksnelheid bij langere melkstroomtijd”. Voor die proef zijn in maart 1994

geduren-de 3 weken melkstroom gegevens van alle melkkoeien verzameld. Een

melkstroom-profiel is een weergave van de melkafgifte (kg) in de tijd (min.). Met deze

melk-stroomprofielen kunnen verschillende melkbaarheidskenmerken duidelijk worden

weergegeven. Dit artikel laat zien wat je zoal met een melkstroomprofiel kunt doen.

Figuur 1 Melkstroomprofiel van een vlot en een traag

melkende koe 7 6 5 4 3 2 1 0 0 5 10 15 20 Tijd (min)

koe A; vaars 40 dagen in lactatie 15 kg per melkmaal koe B; vaars 100 dagen in lactatie 15 kg per melkmaal

Melksnelheid (kg/min)

A B

(2)

Praktijkonderzoek 95-3 17 uier. Een goede voorbehandeling is niet alleen

belangrijk voor een schoon uier maar vooral voor een goede afgifte van melk. Vervolgens wordt er soms voorgestraald en aangesloten. Het onder-hangen wordt meestal direct na het voorbehan-delen gedaan. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat een korte tijd (± 30 sec) wachten tussen voorbehandelen en aansluiten beter is voor de melkafgifte van de koe. De koe moet oxytocine afgeven welke de melkafgifte regelt. Figuur 2 laat vier verschillende beginnen van melkstroompro-fielen zien. Alle koeien zijn voorbehandeld gedu-rende ± 15 seconden en na ± 15 seconden aan-gesloten. Koe 1 heeft na aansluiten ongeveer 30 seconden nodig om tot afgifte van de melk te ko-men. Koe 2 en 3 laten na aansluiten snel een deel van de melk schieten en zakken vervolgens terug waarna de melkstroom goed op gang komt. Dit beeld noemen we ”bimodaal”. De koe laat de melk uit de tepelholte en melkboezem makkelijk lopen maar de melk dieper in het uier (melkka-naal en melkkwab) wordt nog niet losgelaten. Dit kan komen door een te kleine stimulans en daar-door een te laag oxytocine niveau. Koe 4 laat een melkafgifte zien die gelijk na aansluiten op gang komt. Dit zijn veelal koeien met een hoge pro-duktie aan het begin van de lactatie.

Bij 26 oudere koeien en 18 vaarzen is op ver-schillende dagen gekeken of het begin van het

melken bimodaal was. In tabel 2 is te zien dat elf van de vierenveertig koeien een bimodaal begin hebben (25 %). Deze groep koeien bestaat voor-namelijk uit oudere koeien aan het einde van de lactatie (>200 dagen). Het bimodaal zijn duidt op een minder goede voorbehandeling of te snel aansluiten na voorbehandelen.

Einde melken

Het einde van het melken wordt veelal bepaald door de afname door de automaat. Het moment van afname wordt bepaald door een melk-stroomindicator of een melkproduktiemeter. Als de melkstroom onder de 0,2 kg per minuut daalt wordt een vertragingstijd (±10 sec.) genomen waarna het melkstel wordt verwijderd. Voordat de afnamegrens wordt bereikt heeft het melk-stroomprofiel al een aantal veranderingen onder-gaan. Vaak is het zo dat de voorkwartieren eerder uit zijn dan de achterkwartieren. Omdat het melk-stroomprofiel een optelling is van de melkstroom van vier kwartieren is te zien wanneer een kwar-tier uit is of minder melk geeft.

Tabel 1 Melkstroom gegevens van 27 melkkoeien op ROC Zegveld

Tijdstip Melkgift Melktijd Snelheid Maximum Tijd tot max.

(kg) (min) (kg/min) (kg/min) (min)

Oudere koeien ochtend 14,4 6,4 2,3 4,1 1,4

(aantal=19) avond 10,3 5,1 2,0 4,0 1,1 Vaarzen ochtend 12,8 7,7 1,9 3,1 2,6 (aantal=8) avond 9,5 5,9 1,8 3,0 2,3 Gemiddeld 12,0 6,0 2,1 3,8 1,6 Maximum 24,4 16,0 3,7 7,1 7,3 Minimum 6,4 3,5 0,3 1,1 0,1

Figuur 2 Begin van vier melkstroomproefielen

4 3 2 1 0 0 1 0 1 0 1 0 1 Tijd (min)

koe 1 koe 2 koe 3 koe 4

Melksnelheid (kg/min)

Tabel 2 Aantal en percentage koeien met een bimo-daal begin van de melkgift van 26 oudere koeien en 18 vaarzen

Lactatie stadium Oudere koeien Vaarzen

(dagen) (aantal) (%) (aantal) (%)

< 100 0 0 0 0

100-200 2 16 0 0

> 200 7 65 2 50

(3)

18 Praktijkonderzoek 95-3 Figuur 3 laat bij punt één zien dat één van de

voorkwartieren uit is of minder melk geeft. Punt twee laat zien wanneer beide voorkwartieren uit zijn. De koe uit figuur 3 is een koe met een onge-lijk uitmelkend uier. De voorkwartieren van deze koe worden de helft van de melktijd min of meer ”blind” gemolken. Het is beter dat alle vier de kwartieren van het uier tegelijk of bijna tegelijk uit zijn.

Zuig- rustslag verhouding

De snelheid van melken wordt onder andere be-paald door de lengte van de zuigslag. Bij een zuig-rustslag verhouding van 70:30 is de melktijd ongeveer 1 minuut korter dan bij een zuig-rust-slag verhouding van 50:50. De gemiddelde snel-heid ligt ongeveer 0,2 kg per minuut hoger en de maximum snelheid 0,8 kg per minuut. Het is moeilijk te zeggen wat het beste is, omdat dit sterk afhangt van de eisen van de veehouder en van de veestapel. Melkstroom gestuurd pulseren geeft een aanpassing van de zuig-rustslag ver-houding en het aantal pulsaties op de melk-stroom. Een koe die zijn melk snel laat schieten

kan worden gemolken met een langere zuigslag. Een koe waarbij het melken traag op gang komt kan aan het begin worden gestimuleerd door ver-sneld pulseren (300 per minuut) of aan het begin worden gemolken met een kortere zuigslag.

Fokkerij

Melkbaarheidskenmerken zijn vrij sterk erfelijk bepaald (erfelijkheidsgraad van 0,4). Gebruik van stieren met een lage melkbaarheid (Carousel Amos -0,5 en Sunny Boy -0,3) verlagen de ge-middelde snelheid en verlengen de melktijd. Ge-richt fokkerijgebruik van dit kenmerk geeft een verbetering van de melkbaarheid van de veesta-pel. Op de stierenlijst wordt een waarde weerge-geven met + of - ten opzichte van een maximum snelheid van 2,9 kg per minuut. Naast maximum melksnelheid wordt het percentage melk in de voorkwartieren weergegeven.

Tenslotte

Met het vastleggen van een melkstroomprofiel kunnen melkbaarheidskenmerken van individu-ele koeien makkelijk worden bepaald. Voor ver-der onver-derzoek naar ”beter melken” en de invloed van melken op uiergezondheid (mastitis) kan uit melkstroomprofielen waardevolle informatie wor-den gehaald. Een praktische toepassing op het melkveebedrijf is niet direct te geven.

Figuur 3 Melkstroomprofiel en melkproduktieverloop

van een vlot melkende koe

7 6 5 4 3 2 1 0 melkproduktie

Melksnelheid (kg/min) Melkproduktie (kg)

melkstroomprofiel

Een goede voorbehandeling is niet alleen belangrijk voor een schoon uier maar vooral voor een goede afgif-te van melk. 0 2 4 6 8 10 12 Tijd (min) 30 25 20 15 10 5 0 1 2 3 4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

6:107a lid 2 BW zo uit te leggen dat de werkgever ook voor het op het loon ingehouden werknemersgedeelte van de pensioenpremie geen verhaal heeft en dus alleen een verhaalsrecht

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Hierbij is niet alleen gekeken naar kosten die ouders mogelijk besparen als het kind jeugdhulp met verblijf ontvangt, maar is ook gekeken naar mogelijke extra inkomsten die ouders

Zo stelt de Hoge Raad dat – wanneer het binnen een VvE gebruikelijk is om bijvoorbeeld een besluitenlijst of notulen van een vergadering rond te sturen – uitgangspunt is

Van de totale emissie van broeikasgassen in 2015 in Nederland gaat het om 19 procent als alleen rekening wordt gehouden met de directe emissies in de sectoren die relevant zijn

Merk op : De constructie is statisch onbepaald dus eerst met de krachtenmethode het steunpuntsmoment in B bepalen en dan vervolgens de rotatie in A t.g.v.. Hieruit kan vervolgens

De bestuurlijke advisering voor- afgaand aan het besluit tot ont- ruiming kon beter. De na de ont- ruiming werkelijk geconstateerde veiligheidsrisico’s bevestigen de noodzaak van

’t Kan zijn op de middag of als reeds bij ’t dalen de zon ’t west verguldt met haar gloedrode stralen, dat Jezus Zijn grens stelt aan ’t zwoegen en dwalen Zijns volks, en