• No results found

De bodemkartering in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De bodemkartering in Nederland"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

E>e bodemkartering

in Nederland

door

Prof. Dr C. H. Edelman

Overdruk uit C j U l t ï V a t O r 1 9 4 5 , uitgave van den Algemeenen Bond van Oudleerlingen van Inrichtingen voor Middelbaar Landbouwonderwijs.

Publicatie no. 3

Centrale Werkcommissie voor Wageningse Studenten' . 1946

(2)

ÏNHOÜÖ

No. Pag".

1. Omschrijving . . . .. . . :' . ; 5

2. Het bodemprofiel; belangrijkste kenmerken . . . • . 5 3. Het bodemprofiel; systematiek . . . . ' . . . 1' 4. De indeling der Nederlandse gronden' . . • • . . . 8 '5. De schaal van de bodemkaarten . . . 10

6.. De uitvoering van een bodemkartering . . . 11 7. Het onderzoek in het laboratorium . ' . . •• . . ' 14

' 8. Organisatie van de bodemkartering . . . 15

9- Enkele in gang zijnde karteringen . . . 17 10. De betekenis van de bodemkartering voor de landbouw . . 2 1 11. De betekenis van de bodemkartering voor de tuinbouw . . 22 12. De beteekenis van de bodemkartering voor het

landbouw-kundig onderzoek . . . - ' . • • • . . . "•. 23 13. De betekenis van de bodemkartering voor hef land- en

tuinbouwonderwijs . . . : . . . • 24 14. De betekenis; van de bodemkartering voor landbouwecono

-mische onderwerpen . . . . . . . 24

15. De betekenis van de bodemkartering voor.cultuurtechnische

werkzaamheden . . . . . . . . . . 25

16. De betekenis van de bodemkartering voor planologische

doeleinden . . . . . . . 26

17. De betekenis van de bodemkartering voor diverse

weten-schappelijke belangen . . . 26 18. Besluit;" . .: . . ;•••'• .'. . . . 27

(3)

DE BODEMK ARTERING

in Nederland

door

Prof. Dr C. H . E D E L M A N 1. Omschrijving.

O

NDER bodemkartering verstaat men het-vervaardigen van kaar-ten, waarop de verschillen in bodemgesteldheid zijn afgebeeld. Iedere lezer van deze verhandeling zal min of meer vertrouwd zijn met het feit, dat de gesteldheid van de bodem van Neder-land zeer gevarieerd" is, niet alleen op grote afstand (b.v. Zuid-Limburg vergeleken met Friesland, maar ook op korte afstand (b.v. op één es, in één polder, ja, op één perceel). Bij de .kartering van deze grondverschillen denken wij niet allereerst aan algemeen bekende tegenstellingen, zoals zand, klei en veen. Wel kan men streven naar een verfijnde onderverdeling van deze grondsoorten en is een analytisch scherpe definitie van de genoemde en andere begrippen verre van eenvoudig, maar deze'richting van onderzoek, leidt toch te veel de aandacht af van belang-rijker verschijnselen in de grond, dan dat men daarop een kartering zou willen baseren. Ook gaat de kartering niet uit van al die grondverschillen, waarop men gewoonlijk het vruchtbaarheidsonderzoek betrekt, zoals ver-schillen in pH, P, K, N en andere op zichzelf belangrijke eigenschappen, die door den boer min of meer gemakkelijk kunnen worden beïnvloed. Een bodemkaart, die op deze meer tijdelijke eigenschappen zou berusten, zou al heel spoedig verouderen. De kartering gaat uit van de meer blijvende eigen-schappen. Geheel blijvende eigenschappen bestaan er eigenlijk niet. Lang-zame, zeer langLang-zame, onomkeerbare processen vinden in iedere grond plaats. Wij denken aan de zeer traag maar staag verlopende verwering, waardoor

de grond blijvend van karakter verandert. Er bestaan ook heviger ver-anderingen, zoals afgraving, egalisatie, diepe grondbewerking of woelen, opslibbing bij overstromingen, afspoelingen in heuvelland, enz., alle in ons land welbekend. Deze laatste groep van veranderingen kan de bodemge-steldheid dermate beïnvloeden, dat ze een hernieuwde kartering noodzake-lijk zouden kunnen maken. Dit kan ons echter niet weerhouden van té streven naar het vervaardigen van kaarten, waarop de meer blijvende eigen-schappen van de gronden en hun verschillen staan aangegeven.

2. Het bodemprofiel; belangrijkste kenmerken.

De moderne bodemkunde gaat uit van het b o d e m p r o f i e l . Graaft men een kuil met goed glad afgestoken en schoongemaakte wanden tot'een zodanige diepte als voor de plantengroei van belang is (b.v. I m.), dan neemt men steeds waar, dat de grond op verschillende' diepte uiteenlopende eigenschappen, heeft. Soms verandert de grondsoort van karakter (klei op zand of op veen, veen op zand, zavel op klei). Dit is van belang, hetgeen kan blijken, wanneer men de beworteling van het gewas bestudeert en in verband brengt met de waargenomen grondsoortverschillen in het bodem-profiel. Ligt b.v. klei in een duiine laag op dor grof zand, hetgeen zowel in het rivierkleigebied als in het zeekleigebied kan voorkomen, dan zal men. waarnemen, dat geen plantenwortel in het dorre zand doordringt. Is de ontwatering diep dan lijden dergelijke gronden uiteraard sterk aan droogte. Ligt omgekeerd een lichte grond op een ondergrond van zware

(4)

klei dan dringen de wortels ook niet in de ondergrond door, aangezien de diepere lagen het water niet afvoeren en gereduceerd zijn. In deze gron- • den treedt afwisselend wateroverlast en watergebrek op. Bestaat een onder-grond uit zuur veen of uit katteklei (een zeer zure, geel-gevlekte klei), dan ziet men eveneens hoe de plantenwortels deze slechte ondergronden mij-den. Zo geeft de ontwikkeling van de wortels van de planten de richting aan, waarin men de studie van het bodemprofiel moet leiden. Wat voor de plant van belang is mag ons niet onverschillig laten. J •'

( Intussen vormen de hierboven genoemde, vaak zeer grote verschillen iri grondsoort lang niet de enige belangrijke eigenschappen van het bodem-profiel. In alle profielen, ook die waar de aard van de grond weinig varieert, ziet men van boven naar beneden de structuur van de grond geleidelijk of sprongsgewijs veranderen. De structuur van de grond wordt beoordeeld naar vorm, grootte en ligging van de agregaten, waarin de gronddeeltjes zijn samengevoegd. Drukt of wrijft men een grond sterk, dan gaàt de na-tuurlijke samenhang van de deeltjes verloren. Doet men dit voorzichtiger, dan valt de grond uiteen langs natuurlijke breukvlakken, die een goed beeld geven van de hoedanigheid van de structuur. De te vroeg, gestorven Wageningse bodemkundige W. A. J. Oosting (f 1942), die het profielonder-zoek in Nederland heeft ingevoerd en daarin zeer ver gevorderd was, heeft tal van beschrijvende namen voor de bodemstructuur gebruikt, die • ten dele ook in goede buitenlandse boeken te vinden zijn. Slechte structuren zijn die, welke grote harde agregaten laten zien, met gladde glimmende zijvlakken en scherpe ribben. Staan deze agregaten' verticaal en is hun hoogte groter dan de breedte, dan spreekt men van een prismastructuur. Er bestaat ook nog een pilaarstructuur. De prismastructuur komt voor in slechte kleigronden. Zijn de agregaten meer kubisch dan spreekt men van een dobbelsteenstructuur. Deze is ook ongunstig. De wortels van onze cul-tuurplanten Voelen zich tussen de pilaren, prisma's en dobbelstenen niet erg thuis. Een betere bodemgesteldheid vertonen gronden met nootvor-mige agregaten. Soms zijn deze nootjes nog scherpkantig en van gladde vlakken voorzien, maar vaak is de ribbe verbrokkeld en het zijvlak hobbe-lig, mat en doorzeefd met kanalen van wortels, wormen, enz. De beste structuren hebben geen scherpe agregaten meer, maar naderen de onbe-stemde afgeronde vormen, die men in goede tuinaarde vindt.

Men moet van deze bodemstructuren enige kennis'hebbén, alvorens1 men kan beproeven een bodemprofiel te beschrijven en te beoordelen.

Het belangrijkste wat aan een bodemprofiel te zien is, is de invloed van het bodemvocht. Het water in de grond is niet alleen belangrijk voor-zover het de plant van water voorziet, maar ook voorvoor-zover het de wortels hindert voldoende te ademen. Het is dus van het grootste belang te kun-nen waarnemen of de verdeling van water en bodemlucht voldoet aan de eisen van het gewas. De moeilijkheid daarbij is, dat het grondwater, in verschillende seizoenen zeer verschillend hoog staat; Vooral de voorjaars-standen zijn voor de land- en tuinbouw belangrijk. •

De waterhuishouding nu kan zeer goed beoordeeld worden met be-hulp van de g l e y - v e r s c h i j n s e l e n . Gley is een Pools woord, dat ge-bruikt wordt ter aanduiding van de stoffen, die onder invloed van het grondwater zijn afgezet. In onze gronden zijn dat voornamelijk ijzerver-bindingen. Het ijzer is in de driewaardige toestand onoplosbaar (althans in niet te zure gronden), maar in de tweewaardige vorm oplosbaar, o.a'. als ferro-bicarbonaat. Is er onvoldoende zuurstof in de grond aanwezig (d.w.z. veel zuurstof-arm water) dan wordt het driewaardige ijzer gereduceerd en komt liet, in tweewaardige vorm opgelost, in beweging. Later in het sei-zoen droogt de grond weer op, treedt weer zuurstof toe en slaat het ijzer weer in de driewaardige vorm neer. Dit neerslaan leidt niet tot een regel-matige verdeling van het ijzer over de gehele horizont, maar men" viiidt het ijzer terug in dé vorm van vlammen, vlekken en aders. De kleur van de verbindingen kan variëren van geel en bruin over oranje tot rood. De oor-zaak van het ontstaan van deze verschillende kleuren is nog onbekend. De behandelde gley-lagen geven precies aan de diepten, waarop bodemreduc-tie kan optreden. Dat is juist het niveau, waarbeneden de plantenwortels

(5)

in het voorjaar niet kunnen ademen. 2ijh de giey-verschijnseièii van ern-stige aard, (dan vindt men op de bedoelde diepte in het geheel geen wortels van onze cultuurplanten. I • ..

Met een drietal voorbeelden, t.w. de grondsoort, de bodemstructuren en de gley-verschijnselen hebben wij de betekenis van het bodemprofiel enigszins toegelicht. In t a l v a n gevallen levert de studie van het bodemprofiel de ver-klaring voor de ongelijke ontwikkeling van het gewas op verschillende plaatsen.: Dit is de reden, dat de moderne bodemkunde berust op de studie van het bodemprofiel. Ook de bodemkartering gaat uit van de opbouw van het bodemprofiel. .

3. Het bodemprofiel; systematiek."

Gesteld, dat men bekwaam is om een bodemprofiel te beschrijven, dan zal men uiteraard op verschillende plaatsen ook verschillen tussen de bodemprofielen waarnemen. Hoe precieser ' het onderzoek plaats vindt, hoe meer verschillen men kan ontdekken. Een befaamd buitenlands onder-zoeker, die van zijn regering de opdracht had de bodemkartering voor te bereiden en die in overeenstemming met de conclusie van de vorige para-graaf met een nauwgezet profielonderzoek begon, kwam na langdurige ar-beid tot de slotsom, dat alle door hem onderzochte bodemprofielen ver-schillend waren. Het is duidelijk, dat men op deze wijze niet tot een bodem-kartering kan komen. Het aantal onderscheidingen „zou tot in het oneindige moeten worden opgevoerd. Men moet zich klaarblijkelijk beperken tot de voornaamste kenmerken. Wanneer gronden in hoofdzaken hetzelfde bodem-. profiel hebben, dan moeten ze op de kaart verenigd worden. Een goed voor-beeld hoe, men de gronden kan indelen naar de bouw van het bodempro-fiel levert het karteringswerk in de U-S.A. Dé voornaamste eenheid van de indeling is de s o i l - s e r i e s (bodemserie). Tot een soil-serie worden samen-gevoegd alle gronden met een (binnen zekere grenzen) gelijkblijvend bodem-profiel, waarbij de aard van de bovengrond enigszins mag variëren. Deze soil-series krijgen in de U.S:A. willekeurige namen, b.v. Dempsey, Supe-rior, Norfolk, gewoonlijk ' ontleend aan de plaats, vanwaar zij het eerst beschreven zijn. De soil-series is onderverdeeld in s o i l - t y p e s (bodem-tynen), zodanig, dat de aard van de bovengrond binnen het type (binnen zekere grenzen) constant is. Deze soil-types worden aangeduid met de naam van de serie, waaraan toegevoegd de aard van, de bovengrond, b.v. Carr,ington fine sandy loam.

Het aantal bodemseries, dat in de U-S.A. is onderscheiden bedraagt thans ongeveer 2.000, welk aantal door sommigen te groot wordt geoordeeld. Men moet echter rekenjng houden met het zeer grote.oppervlak van de U.S.A., waarvan reeds meer'dan de helft bodemkundig is gekarteerd. (Àan de woestijnen en gebergten heeft men tot nu toe weinig aandacht besteed.)

Intussen vraagt een aantal van, 2.000 bodemseries natuurlijk om een nadere indeling. Men heeft dit zo opgelost, dat men een aantal bodemseries, die een bepaalde verwantschap hebben in verband met hun ligging in het terrein, verenigd heeft tot s o i 1-p r o v i n c e s of s o i 1-f a m i 1 i e s (bodem-provincies). In een bodemprovincie zijn dus verenigd gronden die onder-ling zeer verschillend kunnen zijn, maar toch in zoverre bij elkaar be-horen, dat men ze gewoonlijk gezamenlijk vindt. Als voorbeeld zou men kunnen noemen hogere en lagere gronden in heuvelachtig terrein, die wel zeer verschillend, maar toch in hun voorkomen onafscheidelijk zijn. ' . Deze bodemprovincies zijn weer verenigd in de zgn. g r e a t s o i l

-g r o u p s (hoofdbodem-groepen), die berusten op de verwerin-gsomstandi-g- verweringsomstandig-heden en aansluiten op de tegenstellingen in de klimaten. Deze „great soil-groups" kunnen over de gehele >vereld worden herkend en staan vermeld in ieder leerboek over bodemkunde.

Men zou het Amerikaanse indelihgsschema kunnen vergelijken met een pyramidaal huis. Op het brede grondvlak bevinden-zich de talloze bodem-typen. Op de smallere eerste verdieping de 2.000 bodemseries, op de smalle derde verdieping enige honderdtallen bodemprovincies, op de nog smallere vierde verdieping ruim een dozijn hoofdbodemgroepen. Er zijn nog twee zeer smalle verdiepingen boven, die voor, ons doel zonder betekenis zijn en die we buiten beschouwing zullen laten. Het verband is zo, dat iedere

(6)

hoofdbodemgroep éeh a a n t a l bbdempróyincies omvat, iedere bodemprôviii-cie een a a n t a l bodemseries en iedere serie eên a a n t a l bodemtypen. Men noemt een dergelijk schema een categorieënschema of een h i ë r a r c h i s c h schema. . ' . , '

Category IV great soil-groeups, . - . , . , Category III soil provinces of soil families, ,.

Category II soil-series, . , ' . • • .

Category I soil-types. - . - , , . . , Men zou het b.v. ook' k u n n e n vergelijken met de Nederlandse, Staat. De Staat is verdeeld in 11 provincies, iedere provincie weer in gemeenten. In grote l a n d e n k o m t er nog wel eens een categorie tussen, b.v. in h e t Hitler-Duitsland: Staat, Gau, Kreis, Gemeinde. In de plant- en. dierkunde hieTFmen ook een soortgelijk hiërarchisch indelingssysteem: soort, geslacht, familie, orde, etc.

W a n n e e r m e n een b o d e m k a a r t volgens het boven uiteengezette of een dergelijk systeem bekijkt, moet m e n zich er eerst v a n vergewissen, welke categorie op de k a a r t s t a a t uitgebeeld. Is het een k a a r t met soil-types, d a n m a g m e n a a n de k a a r t de eis stellen, dat de terreinen, die m e t één k l e u r zijn aangeduid, i n d e r d a a d gelijkmatig één bodemprofiel vertonen. Geheel uniform is geen enkel terrein, m a a r de spreiding van eigenschappen m a g toch niet v a n belang voor de landbouw zijn. Is een k a a r t ontworpen Voor de bodemseries, d a n weet men, dat de k l e u r e n terreinen a a n d u i d e n , die wel is w a a r in de a a r d v a n de bovengrond variëren, m a a r overigens geen belangrijke verschillen in profiel vertonen; Do aanwezigheid v a n ongun-stige terreinen, b.v. t e r r e i n e n met k l e i b a n k e n in de ondergrond, of n a t t e ter-reinen, k a n m e n uit een dergelijke k a a r t zonder m e e r aflezen, niet echter verschillen in zwaarte v a n de bovengrond. K a a r t e n in de derde categorie geven met één k l e u r t e r r e i n e n a a n , die zeer uiteenlopende gronden ver-tonen, m a a r die toch in zekere zin een natuurlijke eenheid vormen1).

De vierde categorie vat zoveel samen, dat m e n over de bodemgesteldheid op een bepaalde p l a a t s in het geheel niet meer wordt ingelicht, behoudens d a n dat m e n weet hoe de verwering verloopt, voorzover die door het

kli-m a a t wordt bepaald. ' • ' • ' . . ; . • ' ' ,

i. De indeling der Nederlandse gronden.

Wij zijn enigszins uitvoerig i n g e g a a n op het indelingsschema v a n de U.S.A.2), niet zozeer om dit voor Nederland te adopteren, d a n wel om een

goede basis voor vergelijking niet een wel overwogen schema, dat reeds tientallen j a r e n beproefd is; bij de h a n d te hebben. * ' i. •

T r a c h t e n wij eerst <na te g a a n hoe' een k a a r t v a n Nederland ér uit zou zien in de vierde categorie, die v a n de „great soil-groups", dan worden wij teleurgesteld. Geheel Nederland valt in de groep van de podzolen. Het is dus niet mogelijk om een k a a r t v a n Nederland in deze categorie te ontwerpen. Ons land is daartoe te klein "en het ligt te zeer in één k l i m a a t s p r o -vincie om tot onderscheidingen in de genoemde vierde categorie te komen.

Overweegt m e n verder, w a t wij in de ' vorige p a r a g r a a f over de „soil provinces'' hebben gezegd, 'dan moet m e n tôt de conclusie komen, dat een k a a r t in de derde A m e r i k a a n s e categorie reeds bestaat. Onze bekende g r o n d s o o r t e n k a a r t , die op alle lagere scholen wordt gebruikt, en die be-" r u s t op de. beroemde k a a r t v a n Staring, geeft vrijwel weer, w a t m e n in de U.S-A. met de derde caterogie bedoelt. Men vindt op een dergelijke k a a r t b.v. de zeekleigronden met één k l e u r aangegeven. Deze lopen in eigen-s c h a p p e n zeer uiteen, v a n het beeigen-ste land v a n Nederland tot de onvrucht-b a r e katteklei. Toch weet iedereen, d a t deze „onvrucht-bodem-provincie", ook wel als ..natuurlijk l a n d s c h a p " aangeduid, in h a a r geheel verschilt v a n de rivier-kleigronden, die ook weer zeer uiteenlopen, v a n p r i m a , voor alle gewassen b r u i k b a r e gronden tot zeer o n v r u c h t b a a r moerassig griendland. Wij zou-den door k u n n e n g a a n met alle a a n d u i d i n g e n v a n déze zoo beroemde k a a r t , die iedereen kent. Niet alle onderscheidingen o m v a t t e n zo sterk

'uit-1) Zie bv. Soils and men. Yearbook of Agriculture 1938. United States Dept. of Agriculture.

(7)

1937,-eenloponde gronden als de boven besprokene. Zo zijn de stuifzanden, die op de w a n d k a a r t e n staSan, als geheel slecht, met slechts weinig

uitzonde-ringen. • . / " . . . Dat deze k a a r t v a n belang is geweest k a n hieruit blijken, dat ieder

der t h a n s levende Nederlanders de k a a r t op school heeft gezien en be-keken, m.a.w. dat iedereen ,zijn eerste kennis, v a n de Nederlandse bodem a a n deze k a a r t heeft ontleend. Maar ook in hogere regionen heeft de k a a r t invloed gehad.. Zo is de algemene b e k e n d e indeling der landbouwgebieden cri dus ook onze landbouwstatistiek op de k a a r t v a n Staring gebaseerd.

Voor een juist begrip v a n ons betoog 'willen wij nog even wijzen o"p h e t feit, dat de k a a r t v a n Staring ook in zijn latere b e w e r k i n g e n geen in-formatie geeft over de,-kwaliteit v a n de grond op, een bepaalde p l a a t s . Daartoe is een k a a r t , overeenkomend met de derde A m e r i k a a n s e categorie ook in het geheel niet geschikt, m a a r is een k a a r t in de eerste categorie vereist.

De k a a r t v a n Staring is in wezen een geologische k a a r t . Er is sinds-dien een nieuwe geologische k a a r t v a n Nederland verschenen, die echter (bewust) geen l a n d b o u w k u n d i g e doeleinden nastreefde, m a a r een echte geologische k a a r t is geworden. Hoewel de landbouwwetenschap v a n deze k a a r t wel Voordelen k a n p l u k k e n , is de k a a r t toch geen schrede vooruit op het pad der b o d e m k a r t e r i n g .

' W a n n e e r t h a n s over de b o d e m k a r t e r i n g v a n Nederland wordt gespro-ken, k a n m e n moeilijk denken a a n een k a a r t in de geest v a n die v a n Staring. Wel is deze enigszins a a n modernisering toe, m a a r daartoe is geen h e r n i e u w d e k a r t e r i n g v a n ons land nodig., Wij hopen t-z.t. een dergelijke gemoderniseerde k a a r t , geschikt voor onderwijsinstellingen v a n allerlei soort, s a m e n te stellen, m a a r het verschil m e t de oude k a a r t zal in wezen slechts gering zijn.- -'•• •

Vervolgen wij de vergelijking v a n de Nederlandse toestanden m e t de A m e r i k a a n s e , dan blijkt, dat er in Nederland weinig of geen b o d e m k a a r t e n bestaan, die over de grond even goede informatie leveren als de Ameri-k a a n s e Ameri-k a a r t e n in de Ie of 2e categorie. P r o b e e r t m e n te weten te Ameri-koTncn, welke de^bodemgesteldheid is op een willekeurige p l a a t s in Nederland, d a n tast men in het duister. Zelden of nooit k a n m e n de gewenste-informatie in een geschrift of op een k a a r t vinden. D a t deze. leemte in onze k e n n i s ernstige bezwaren met zich mede brengt, zullen wij in latere p a r a g r a f e n nog uiteenzetten. Op deze p l a a t s willen wij volstaan met de opmerking, dat de nieuwe b o d e m k a r t e r i n g v a n ons land beoogt, in deze leemte te

voorzien. •• •• ' • ~ - " ' . • . . ' . Bij de uitvoering v a n deze kartering1 is natuurlijk de eerste v r a a g hoe

de gronden moeten worden ingedeeld. Zouden wij iets willen m a k e n in de geest v a n de A m e r i k a a n s e k a a r t e n , d a n zien wij, dat er nog r u i m t e be-s t a a t voor twee categorieën. De eerbe-ste categorie zou de gronden zodanig moeten indelen, dat iedere . o n d e r s c h e i d e n eenheid ook, werkelijk een een-heid is, d.w.z. binnen n a u w e grenzen hetzelfde profiel heeft en dezelfde l a n d b o u w k u n d i g e w a a r d e . Het a a n t a l v a n deze eenheden zal groot zijn en er zal behoefte b e s t a a n a a n een s a m e n v a t t i n g v â n telkens een a a n t a l kleine eenheden in een grotere eenheid. In enkele gevallen hebben wij reeds voor-beelden v a n een dergelijke indeling in twee t r a p p e n uitgewerkt. Wij zullen er in volgende p a r a g r a f e n nog op terugkomen.

Zonder het A m e r i k a a n s e indelingsschema als zodanig voor Nederland te willen aanbevelen, willen wij nog wijzen op het grote voordeel v a n het càtegorieënschema,. . •

Gesteld, dat in Nederland verschillende k a r t e r i n g e n wórden uitgevoerd, op dezelfde principes berustend, m a a r met een uiteenlopende n a u w k e u r i g -heid, dan zou dat aanleiding -geven tot aanzienlijke v e r w a r r i n g . In het beeld v a n het p y r a m i d a l e gebouw zou dat betekenen, dat de ene k a r t e r i n g zich bevindt op de begane grond, een t w e e d e , op de Ie verdieping, een derde één m e t e r daaronder, een vierde, halverwege de eerste en de tweede verdieping, etc. Bovendien zou h e t v e r b a n d t u s s e n de indelingen v a n de verschillende verdiepingen, o n d a n k s , de innerlijke v e r w a n t s c h a p v a n de

(8)

Wij streven daarom naar een vaste betrekking tussen de kaartvverkcn met minder of meer détails en menen, dat dit voor de toekomst ook van groot belang is. Men moet öf de eis stellen van een zorgvuldige detaillering (detailkaarten)j öf genoegen nemen met een kaart, die de hoofdzaken goed weergeeft, zonder zich in details te verliezen (overzichtskaart).

Voorts zal dan de eis moeten worden gesteld, dat de detailkaart een detaillering van de overzichtskaart is, zodat er een stevig verband tussen de beide kaartwêrken komt te bestaan. De derde trap, de verbeterde kaart van Staring met de aan ieder bekende maar gemoderniseerde hoofdindeling, zou dan de top van de Nederlandse pyramide moeten vormen. Het verband tussen deze algemene kaart en de ovefzichtskaarten zou" eveneens vast moeten zijn. De hoofdindeling van de Nederlandse gronden zou dus aanlei-ding moeten geven tot een eerste onderverdeling, die met de bodemkundige overzichtskaarten overeenstemt en dé daarop aangegeven indeling weer tot een subverdeling, die op detailkaarten wordt uitgewerkt.

Voorbeeld: - ' ' ' Hoofdindeling: rivierklei R • - ' . . ; ' . ' ' .

Overzichtskaart: komgrond R k (één der 6 of 7 .onderscheidingen in het

rivierkleigebied) • Detailkaart: grijze komgrond zonder knik R k 3 (één der acht

onder-scheidingen van de komgronden).

Het is thans nog niet mogelijk een enigszins volledig indelingsschema voor de Nederlandse gronden op te stellen. De kartering is mede nodig, omdat een dergelijke indeling juist niet bestaat. Naarmate de kartering vordert zal het systeem geleidelijk ontwikkeld worden. Maar wij hopen zeer, dat dit systeem om het beeld vast te houden, een duidelijke etage-bouw zal vertonen. De practische Amerikanen hebben; dit zeer juist

in-5. De schaal van de bodemkaarten.

Het doel van deze paragraaf is duidelijk te maken dat er een m uw verband bestaat tussen de schaal van de 4 a r t , de mate vandetaillering van de voprstellmg en de,dichtheid van het waarnemingsnet '

Gesteld, dat.wij een kaart maken, berustend op gemiddeld één waarne-ming per ha en dat.de waarnewaarne-mingspunten een vierkantsverband vnrm?n Op een kaart met een schaal 1 : 10.000 liggen de S Ï A ^ T c m . uiteen. Dit is rijkelijk ruim. De schaal van 1 : 10 000 is dus te tront in verband met het veronderstelde waarnemingsnet. On een schaal 1 •100 000

van 1 per ha past bij een schaal 1, : 25.000. Thans wiHen wn nafaan welke bodemkundige variaties- bij de onderstelde w a a r n Z m j d e c h t h e i d van 1 per ha kunnen worden waargenomen. In de verschillende S d ? n w i i r de karteringen thans gaande zijn, hebben wij deze vraag herhaa Ä Tora vuldigd bestudeerd. In het rivierkleigebied k o m e n Ä T O r d e S d r a tuinbouw belangrijke wisselingen in de bodemgesteldheid voor oVTafstan

<ioT\oms ni^fbr^der z Z de a rn^n1 J m d e n k e n ^ & a n d e z a n d" ™ kleibanen, die soms niet breder zijn dan 20 m, maar die zich in bepaalde iaron dui-delijk m de gewassen aftekenen. Het is duidui-delijk, dat i S l e w t f i î k e be-langrijke verschijnselen met een waarnemingsdichtheid van 1 per ha niet hT.efr/eenCïir:azne äTw <£V«l? ^Z ™ t 0 e V a l l i g aantreffen maar het

ficeït geen zin ze aan op ae kaart te brengen, aangezien dé voorstelling dan toch onbetrouwbaar wordt. Men ziet hilruit, d a t e e n k a a r t T Œ op gemiddeld 1 waarneming per ha nooit een detailkaart g e n S d k ^ worden. Een detailkaart immers moet de voor de landbouw B e l a S k e ^ g r o n d -verschillen betrouwbaar aangeven. Een kaart, berustend op gemfddeld 1 waarneming per ha, moet dus als een overzichtskaart worden onLezet Als zodanig geeft de kaart niet de details, maar hoofdzake^ ^ in die hónfd

(9)

Uit bovenstaand betoog blijkt dus, dat bij de schaal 1 : 25.ÖÓÖ behoöri een waarnemingsdichtheid van gemiddeld 1 per ha en dat een dergelijke kaart het karakter moet dragen van een overzichtskaart, door hoofdzaken en geen details te geven.

En nu de detailkaart. Volgens onze * ervaring moet een detailkaart op ongeveer 10 waarnemingen per ha berusten. Daartoe moet de schaai 1 : 5.000 ot 1 : 10.000 worden. De practijk is, dat de detailkaart op de schaal 1 : 5.000 wordt opgenomen en dat een goede kaarttekenaar de' kaart op een schaal 1 : 10-000 voor de druk gereed kan maken. Het zou mogelijk zijn nog .veel verder-gedetailleerde kaarten samen te stellen. In het begin van dit artikel wezen wij er reeds op, dat geen twee bodemprofielen geheel aan . elkaar gelijk zijn. Ook in het bodemtype komen steeds nog bepaalde varia-ties voor, maar deze worden-niet meer van wezenlijk belang voor de plan-tengroei geacht. Men kän echter verder gaan. Men moet dan echter veell meer waarnemingen verrichten en de schaal-moet overeenkomstig wordeni vergroot. Voor bepaalde intensieve bedrijven, zoals glasbedrijven, zou earn dergelijke „bedrijfskartering" nog wel op zijn plaats zijn. Wij dachten, daitt een dergelijke kaart een schaal 1 : 1.000 zou mbeten hebben en op circa 100 waarnemingen per ha zou moeten, berusten. Voor grotere terreinen is dit echter een onbegonnen werk en het nut moet ook worden betwijfeld. De indeling steeds verfijnend en de schaal vergrotend zou men,tenslotte de molshopen op de kaart moeten zetten, als zijnde belangrijker voor de cultuur dan menig ander detail, dat men aan de grond nog kan opmerken.

Is een waarnemingsdichtheid van circa 10 per ha nog uitvoerbaar en loont het enorme werk de kosten? Wij zullen in volgende paragrafen nog op deze vraag ingaan. Wij menen, dat detailkaarten van een aantal goed uitgezochte gebieden, die tezamen voor geheel Nederland karakteristiek zijn, voor tal ^van doeleinden van het grootste belang zouden zijn.

Een overzichtskaart 1 :. 25.000 van geheel Nederland, die alleen de voornaamste verschijnselen weergeeft en die op gemiddeld 1 waarneming per ha zou berusten, betekent niet een zodanige moeilijke opgave, dat men er ernstig tegen op zou behoeven te zien. Een dergelijke kaart moet ver-wezenlijkt kunnen worden en zelfs in een betrekkelijk korte tijd.

Voor een goed begrip van zaken is het nodig nog eens te herhalen, dat een overzichtskaart een overzicht en geen details geeft. Wie een' overzichts-kaart bestudeert, moet er op voorbereid zijn, dat met één kleur gronden; zijn aangeduid, die nog sterk in eigenschappen en productiviteit kunnen verschillen, maar die in één of meer zeer bepaalde belangrijke kenmerken overeenstemmen. Wie een overzichtskaart beschouwt, in de gedachte een detailkaart voor ogen te hebben, wordt door de overzichtskaart teleurge-steld. In het beeld van het pyramidale gebouw komt dit hier op neer, dat men goed moet weten, dat zich op de eerste verdieping en op de begane grond geheel andere grootheden bevinden. Een kaart,--uitgevoerd met de hogere eenheden van de overzichtskaart is principieel iets anders dan een kaart, die bodemtypen voorstelt. Dit kan niet genoeg worden herhaald.

' Alvorens van de kwestie van de schaal van de kaarten af te stappen,

willen wij nog wijzen op het grote verschil tussen de schalen van. de Amerikaanse kaarten en die, welke wij voor Nederlandse kaarten, nastre-ven. Vele Amerikaansche bodemkaarten hebben een schaal van 1 inch =f 4 miles, d.i.; circa 1 : 230.000. Dat komt ongeveer overeen met de 'schaal van de kaart van Staring (1 . 200.000). Nauwkeurige kaarten hebben scha-len van 1 inch =, 1 mile (circa 1 : 57.000). Dit is nog altijd veel kleiner" dan de door ons bedoelde overzichtskaarteh. Hieruit kan men zien, dat wij het werk veel nauwkeuriger opzetten, dan de Amerikanen hebben ge-daan. Dat kan ook niet anders. In Nederland is de landbouw veel intens siever dan in de U.S.A.; bovendien volgen wij een halve eeuw later! Wij hebben het Amerikaanse systeem alleen aangehaald als interessant voor-beeld en vooral in verband met het vaste categorieënsysteem, waarvan wij een overtuigd voorstander zijn.

6. De uitvoering van een bodemkartering.

In het algemeen zal een kartering worden uitgevoerd in een gebied, waarvan zeer weinig bekend is. Immers, indien een gebied goed bekend isr

(10)

zal meii n i e t zo spoedig tot k a r t e r i n g overgaan. ËoVendien is het k a r t e r e n v a n een goed bekend gebied niet zo'n moeilijke opgave, dat d a a r o v e r lang gesproken zou moeten worden. Tenslotte k a n hier nog a a n worden toege-voegd, dat Nederland m a a r weinig gebieden omvat, die als goed bekend k u n n e n worden beschouwd. De karterende bodemkundige zal dus v a n wei-nig concrete-'gegevens over zijn studiegebied k u n n e n uitgaan.

Zijn eerste t a a k zal dan ook zijn, zich een beeld te vormen v a n de voornaamste grondverschilien in zijn werkgebied. De v r a a g is, welke de k e n m e r k e n zijn met behulp w a a r v a n hij de gronden v a n verschillende hoe-danigheid zal onderscheiden.-Heeft hij zich v a n een en ander een voorstelling gevormd, d a n zal hij een proefindeling m a k e n en een klein, d a a r -toe uitgekozen terrein n a u w k e u r i g karteren. Daarbij zal hoogstwaarschijn-lijk bhoogstwaarschijn-lijken, dat de .proefindeling wel is w a a r enkele voor de h a n d liggende verschijnselen goed weergeeft, m a a r dat het r e s u l t a a t toch niet bevredigt, aangezien tijdens de k a r t e r i n g nieuwe voor de plantengroei belangrijke verschijnselen worden opgemerkt, die aanvankelijk overzien zijn. Zo ontstaat een verbeterde proefindeling, w a a r m e d e een tweede terrein n a u w k e u -rig gekarteerd wordt. Daarmede wordt doorgewerkt, totdat het steeds groeiende inzicht tenslotte weer tot wijzigingen aanleiding geeft. Zo o n t s t a a t l a n g z a m e r h a n d een indeling, die het beste weergeeft, dat een b e k w a a m vak-m a n k a n bereiken. Op dit niveau zal de verdere k a r t e r i n g zich blijven be-wegen, h e t eerste w e r k zal overgedaari moeten worden, het latere bijge-werkt, totdat tenslotte de gehele k a a r t het stempel draagt v a n welover-wogen goed vakwerk* •

Men k a n geen doeltreffende .indeling v a n de gronden m a k e n zonder de studie v a n de gewassen, die op de gronden worden aangetroffen. Wij willen dit toelichten a a n een eenvoudig voorbeekl Gesteld, dat m e n te doen heeft met gronden, w a a r v a n de productiviteit sterk wordt beïnvloed door een slechte ondergrond. Men ,zal misschien de neiging hebben, deze ' diepte in drie onderscheidingen op de k a a r t a a n te geven, b-v. dieper d a n

80 cm. 80—40 cm. ondieper d a n 40 cm. Op deze wijze k a n m e n het ver-schijnsel n a u w k e u r i g k a r t e r e n en krijgt m e n op de k a a r t eén goed en be-t r o u w b a a r beeld v a n de diepbe-te v a n de ongunsbe-tige laag. Maar w a n n e e r n u u i t de w a a r n e m i n g v a n de gewassen blijkt, dat deze b.v. bij een diepte v a n de slechte l a a g op 100 cm niet meer reageren en bij 80 nog wel, dan k a n m e n beter de grens bij 90 of 100 cm leggen. Het werk is precies gelijk. De n a u w k e u r i g h e i d , v a n de k a a r t blijft ook gelijk, m a a r de doeltreffend-heid v a n de k a a r t n e e m t natuurlijk toe. De boven onderstelde grens v a n •40 cm is ook willekeurig, misschien is 30 of 50 cm l a n d b o u w k u n d i g gespro-k e n beter. De studie v a n de gewassen moet ons tenslotte het meest doeltref-fende criterium opleveren. Men ziet hieruit, dat een b o d e m k a a r t geheel b e t r o u w b a a r k a n zijn en toch in het gebruik teleur k a n stellen, terwijl met precies dezelfde moeite en met dezelfde n a u w k e u r i g h e i d een k a a r t h a d ' k u n n e n o n t s t a a n , die veel grotere w a a r d e heeft. Een k a a r t k a n slecht zijn, o m d a t hij o n b e t r o u w b a a r is, hij k a n ook slecht zijn, o n d a n k s grote betrouw-b a a r h e i d , door èen gebetrouw-brekkige landbetrouw-bouwkundige' opzet. ;

Een vaste regel t e n a a n z i e n van het definiëren v a n grenzen tussen bodemtypen k a n niet worden gegeven. De g r a a d v a n v a k m a n s c h a p v a n den b o d e m k u n d i g e k o m t hierin tot uiting. De één brengt het hierin verder dan de ander. Op den d u u r zal het succes v a n de b o d e m k a a r t e n n a u w met deze verschillen in kwaliteit v a n het gepresteerde werk s a m e n h a n g e n .

Hoe moet m e n n u het gewas in het onderzoek betrekken? Een bij de huidige k a r t e r i n g herhaaldelijk m e t succes bewandelde weg is deze, dat m e n verschillen in ontwikkeling v a n de gewassen in één perceel opzoekt en m e t verschillen in bodemgesteldheid in verband t r a c h t te brengen. Het b e s t u d e r e n v a n één perceel heeft het voordeel, d a t m e n veelal te doen heeft m e t één voorvrucht, één grondbewerking, één bemesting, één r a s , één zaai-tijd, één onderhoud, etc. Ook d a n nog k u n n e n de w a a r g e n o m e n groeiver-schillen a n d e r e d a n bodemkundige oorzaken hebben, m a a r het is honderd-m a a l eenvoudiger ohonderd-m het gewas v a n één perceel te bestuderen, d a n twee verschillende percelen met e l k a a r te vergelijken.

• Wij m e n e n te mogen zeggen, dat onze detaillegenda's v a a k o n t s t a a n

zijn door de systematische studie v a n ongelijkmatige gewassen. Op deze

(11)

Wijze k a n m e n een indeling op l a n d b o u w k u n d i g verantwoorde wijze

pre-. ciserenpre-. pre-. pre-. • ; j

Niet alle gewassen zijn voor het doel even geschikt. In het algemeen heeft m e n meer succes met gevoelige, dan met m i n d e r gevpélige gewassen. Meerjarige gewassen, zoals fruit, r e a g e r e n v a a k zuiverder d a n eenjarige.

Wij streven er n a a r de door ons in het veld in één perceel w a a r g e -nomen verschillen v a n de gewassen in cijfers vast te leggen door het be-n a l e be-n v a be-n proefoogstebe-n. Is h e t verschil ibe-n obe-ntwikkelibe-ng v a be-n de p l a be-n t e be-n duidelijk in v e r b a n d gebracht met dit verschil in bodemgesteldheid, d a n k a n m e n op karakteristieke« p l a a t s e n oppervlakten v a n bv. 1 are afzonder-lijk oogsten en op die m a n i e r het verschil in opbrengst bepalen. Door dit een a a n t a l j a r e n op geschikte percelen vol te houden, verkrijgt m e n een goed heeld van de landbouwkundige w a a r d e v a n de bodemverschillen, zo wel voor verschillende gewassen als in verschillende jarep. De i n d r u k is n.l. deze. dat een gunstig verloop v a n de Weersgesteldheid veel verschillen verdoezelt, terwijl de tegenstellingen in ongunstige, vooral droge j a r e n veel

scherper zijn. ' Voor de landbouwkundige k a r a k t e r i s t i e k v a n bepaalde gronden zien

wij meer in dergelijke proefoogsten, d a n in proefvelden. Deze laatste k u n -nen in a n d e r e opzichten weer zeer veel n u t hebben; • • • • • - . '

In het bovenstaande s p r a k e n wii steeds over een gedetailleerde k a r t e -ring. Dit is niet toevallig gebeurd. Misschien zou m e n denken, dat een over-zichtskartering a a n de detailkartering "vooraf zou moeten gaan. Dus eerst een globaal en d a a r n a een n a u w k e u r i g onderzoek. Deze gedachte is foutief en gaat uit v a n een onjuiste voorstelling v a n het wezen v a n een overzichts-k a a r t . Deze is niet m i n d e r n a u w overzichts-k e u r i g dan een detailoverzichts-kaart, m a a r hij geeft alleen de hoofdzaken weer en deze, de schaal in a a n m e r k i n g genomen, pre-cies even n a u w k e u r i g als de details v a n een detailkaart. W a n n e e r m e n een vreemd gebied gaat onderzoeken, d a n \yeet m e n eerst welke de be-langrijke k e n m e r k e n zijn, w a n n e e r men een voldoend groot gebied in detail onderzocht heeft. Eerst n a verkregen inzicht, k a n m e n hoofdzaken v a n bijzaken scheiden. Men k a n er dus eerst a a n g a a n denken om overzichts-k a a r t e n te g a a n m a overzichts-k e n , w a n n e e r m e n voldoende t h u i s is in de details. Men m a g eerst vereenvoudigen, w a n n e e r m e n weet wat m e n weg k a n laten. De volgorde is dus- eerst een gedetailleerd onderzoek v a n eeri

be-p e r k t gebied, d a a r n a de overzichtskartering v a n een groter gebied.

De karteringspraktijk bevestigt deze beschouwing (trouwens, onze uit-eenzettingen zijn omgekeerd op de praktijk gebaseerd).

Gesteld, dat m e n in eên vreemd, weinig bekend gebiedj zou g a a n k a r -teren met niet meer dan gemiddeld 1 Waarneming per ha, d a n verricht m e n voortdurend w a a r n e m i n g e n , die jmen niet begrijpt. Fprceert m e n de z a a k door de knoop ontijdig doof te h a k k e n , d a n loopt m e n alle k a n s , dat de getroffen beslissing achteraf onjuist is en k a n het: niet a n d e r s of het r e s u l t a a t is teleurstellend.

Na in het bovenstaande de gang v a n een onderzoek te hebben ontwik-keld, willen wij nog even stilstaan bij dé w e r k z a a m h e d e n zelf. De, ver-schillen in bodemgesteldheid, w a a r o p de k a r t e r i n g m'oet b e r u s t e n , moéten worden afgelezen uit het bodemprofiel. Deze bodemprofielen moeten worden bestudeerd met behulp van profielkuilen. Zijn de voornaamste k e n m e r k e n l a n g z a m e r h a n d bekend, dan k a n men zich meer en m e e r v e r l a t e n op het

snellere w e r k m e t de* grondboor. . Aanvankelijk zal m e n de w a a r n e m i n g e n v e r r i c h t e n in een regelmatig

v i e r k a n t of rechthoekig w a a r n e m i n g s n e t . I m m e r s , in het begin weet m e n nog zo weinig v a n d e zaak af, dat er geen voorkeur voor dq w a a r n e m i n g s -p l a a t s k a n bestaan. Een regelmatig net heeft bovendien hqt voordeel, d a t het gemakkelijk op de w e r k k a a r t e n k a n worden ingetekend. Bij toene-mende ervaring zal m ë n meer en meer v a n het regelmatige net, hetwelk* feitelijk het t o p p u n t v a n willekeur betekent, afwijken en de w a a r n e m i n -g e n d a a r verrichten, w a a r ze het meest succes voor de k a a r t beloven. Vooral

is dit het geval, w a a r m e n a a n de oppervlakte indicaties vindt, die den onderzoeker de weg wijzen. De e r v a r e n veldonderzoeker „zwerft" trver het terrein en w e r k t zo doeltreffend, dat hij zijn k a a r t geleidelijk u i t w e r k t

(12)

•der t w e e m a a l op hetzelfde p u n t t e r u g te komen. Hij komt met m i n d e r w a a r n e m i n g e n uit dan beginnende onderzoekers en levert natuurlijk veel betere k a a r t e n af. , "

In het begin zal m e n ook al zijn w a a r n e m i n g e n uitvoerig in een zakboek beschrijven. Men wil later k u n n e n teruggrijpen op vroegere w a a r n e -mingen. Heeft m e n verscheidene ploegen in het veld, die m e n volledig wil k u n n e n controleren, dan is het laten m a k e n v a n a a n t e k e n i n g e n onvermij-delijk. E r v a r e n w a a r n e m e r s echter, die een legenda goed in h u n hoofd hebben, brengen h u n w a a r n e m i n g e n in het veld direct op de k a a r t . Dit s p a a r t zeer veel tijd uit. Kennen de m e d e w e r k e r s v a n een k a r t e r i n g de legenda voldoende, dan komt het zelden of nooit voor, dat zij zich vei* gissen met het determineren v a n een profiel. De fouten in de k a a r t ont-s t a a n ont-steedont-s door een m i n d e r juiont-ste keuze van de p u n t e n van w a a r n e m i n g .

Uit de v e l d w a a r n e m i n g e n ontstaat direct of indirect de zgn. s t i p -p e n k a a r t . Deze s t i -p -p e n k a a r t vertoont alle waarnemingen," zo mogelijk als gekleurde stippen. Men moet er zich reeds in het terrein v a n overtui-gen, dat de stippen voldoende zijn om de grenzen te k u n n e n intekenen. Uit de s t i p p e n k a a r t wordt dan een tweede exemplaar v a n de k a a r t getekend, voorzien v a n alle grenzen en volledig gekleurd. Dit is dan de k l a d k a a r t . De s t i p p e n k a a r t is het originele document; dat in het karteringsarchief W o r d t b e w a a r d . In twijfelgevallen k a n dit document worden geraadpleegd

en zo nodig worden aangevuld, resp. verbeterd.

Uit de k l a d k a a r t e n wordt dan l a t e r door geschoolde t e k e n a a r s de net-k a a r t samengesteld, die eventueel direct voor reproductie gereed w o r d t g e m a a k t .

Bij een b o d e m k a a r t , die a a n een opdrachtgever wordt afgeleverd of die gepubliceerd wordt, behoort een v e r k l a r e n d e tekst. Van enkele v a n onze k a r t e r i n g e n zijn de begeleidende teksten in voorbereiding e n , m e n zal nog even geduld moeten hebben, alvorens een aanschouwelijk beeld van een dergelijke toelichting te k u n n e n krijgen. Uiteraard legt de k a r t e r e n d e b'o-d e m k u n b'o-d i g e in b'o-deze tekst zijn gehele kennis v a n het onb'o-derzochte gebieb'o-d vast.

7. Het onderzoek in het laboratorium.

Geen k a r t e r i n g is volledig zonder voldoende laboratoriumonderzoek. Het m i n s t e is, dat v a n alle in het veld onderscheiden bodemtypen een a a n t a l standaardprofielen zorgvuldig wordt onderzocht. Dit is vooral nodig voor de beschrijving v a n het gebied en voor de vergelijking met andere gebie-den. Vindt dit stahdaardonderzoek p l a a t s in een vroeg s t a d i u m v a n het veldonderzoek, d a n k a n de k a r t e r i n g zelf nog v a n het laboratoriumonder-J zoek profiteren. , r •

Van a n d e r e zijde is wel de i n d r u k gevestigd,,dat voor een k a r t e r i n g laboratoriumonderzoek in grote omvang noodzakelijk is, ter controle v a n de w a a r n e m i n g e n v a n de k a r t e e r d e r s . Dit gaat echter om k a r t e r i n g e n , w a a r -bij de n a d r u k wordt gelegd op een verfijnde indeling v a n kleine schillen. Ons is het te doen om een zorgvuldige studie y a n grote grondver-schillen. Daartoe is een geregelde controle op de v e l d w a a r n e m i n g e n niet nodig. De w a a r d e v a n de analyses v a n onze standaardprofielen is n a a r ver-h o u d i n g ecver-hter zeer groot, in verband met de v a k k u n d i g e bemonstering.

De Stichting voor B o d e m k a r t e r i n g richt geen eigen l a b o r a t o r i u m in. E r b e s t a a n in Nederland verscheidene instellingen, die geheel deskundig zijn op het gebied van het laboratoriumonderzoek v a n grondmonsters. Deze zullen, n a a r wij hopen, in de behoefte a a n chemische en physische ge-gevens, noodzakelijk voor de kartering, voorzien.

De verzamelde grondanalyses v a n het karteringsgebied k u n n e n o o k , m e t voordeel w o r d e n gebruikt. Deze analyses zijn echter steeds gebaseerd op m e n g m o n s t e r s . Voor het vruchtbaarheidsonderzoek schijnen m e n g m o n s t e r s noodzakelijk te zijn. De betekenis v a n de slibanalyse van een m e n g m o n s t e r h e b b e n wij echter nooit vermogen in te zien. .Hetzelfde geldt voor een ge-m i d d e l d k a l k g e h a l t e . Wij hebben er 'de zonderlingste gevolgen v a n ge- mee-g e m a a k t . Zo h e r i n n e r e n wij ons een mee-grondanalyse, die wees op mee- geschikt-heid v a n de grond voor de kersenteelt. Het was de analyse v a n een lichte k a l k h o u d e n d e kleigrond. De k e r s e n wilden echter niet'groeien. Bij een

(13)

derzoek ter plaatse bleek het terrein te b e s t a a n uit een afwisseling v a n zeer zware k a l k a r m e kleibanen en v a n kalkrijke m a a r dorre zandbanen. Beide zijn voor de kersenteelt m i n d e r w a a r d i g . De gemiddelde analyse w a s echter die v a n een ideale kersengrond. Het middelen v a n k a l k g e h a l t e n is steeds bedenkelijk. I m m e r s het gemiddelde v a n k a l k a r m en kalkrijk is steeds: kalkhoudend. Op deze wijze w o r d e n zure plekken dus overzien. Bij de k a r t e r i n g k u n n e n die echter gemakkelijk w o r d e n opgemerkt.

Groepeert m e n de verzamelde grondanalyses n a a r de bij de k a r t e r i n g aangetroffen grondverschillen en elimineert m e n alle analyses v a n percelen, w a a r i n teveel bodemgrenzen voorkomen, d a n k a n m e n een zeer goed over-zicht verkrijgen v a n een a a n t a l voor de landbouw- belangrijke gegevens. Karteert m e n in een kalkrijk gebied, d a n behoeft m e n a a n de kalk v e r d e r geen a a n d a c h t meer te besteden en k a n m e n gewoonlijk wel volstaan met de bestaande analyses. Blijken kalkhoudendB en k a l k a r m e gronden af te wisselen, dan zal de k a r t e r e n d e b o d e m k u n d i g e ' n a t u u r l i j k alle a a n d a c h t a a n deze tegenstelling besteden. Blijkt uit het onderzoek, dat de b e k a l k i n g verwaarloosd is, dan- k a n een regionaal grondmonsteronderzoek worden be-vorderd voor die terreinen, waarvoor zulks goede r e s u l t a t e n belooft. Veelal zal blijken, dat het van ouds goed aangeschreven land in een behoorlijke bemestingstoestand verkeert. Mogelijk vindt m e n bepaalde terreinen, w a a r 'de bemestingstoestand te wensen overlaat. De b o d e m k a r t e r i n g geeft d a n

de richting a a n , - w a a r i n voorlichting en onderzoek.op het stuk van de be-mesting k u n n e n worden geleid. •

8. Organisatie van de bodemkartering. ' 'Het heeft lang geduurd voordat de b o d e m k a r t e r i n g een p l a a t s in het l a n d b o u w k u n d i g onderzoek v a n Nederland heeft verkregen. De eerste s t a p -pen op dit gebied dateren v a n 1848. Van deze s t a p p e n is de bekende k a a r t van Staring het gevolg geweest. De tweede geologische k a r t e r i n g , die in 1918 begonnen is, bouwde wel in geologisch, m a a r niet in b o d e m k u n d i g op-zicht voort op de richtlijnen v a n Staring. Dit laatste deed wel de reeds ge-noemde Wageningse bodemkundige Dr W. A. J. Oosting, die omstreeks . 1926 met zijn b a a n b r e k e n d e onderzoekingen begon. Na h e t overlijden v a n Dr Oosting in 1942 zette een groep gevorderde, u i t W a g e n i n g e n verdreven, s t u d e n t e n onder leiding v a n den schrijver v a n dit a r t i k e l de onderzoekin-gen in de geest van Oosting voort.

Hetzelfde deed de heer Ir F. W. G. Pijls, destijds l e r a a r a a n de R.K. Land- en Tuinbouwschool te Didam. Deze groep v a n jeugdige onderzoekers verkreeg in de j a r e n 1943 en 1944 een a a n t a l resultaten, die v a n verschil-lende k a n t e n w a a r d e r i n g ondervonden, zodat de regering k o r t n a de be-vrijding overging tot het oprichten v a n een Stichting voor B o d e m k a r t e r i n g , gevestigd te Wageningen, die o.m. als t a a k heeft k a r t e r i n g e n uit te voeren v a n gebieden, waarvoor zulks u r g e n t wordt geoordeeld] De schrijver v a n dit artikel werd tot Directeur v a n de Stichting benoemd.

De weg v a n de besprekingen voerde niet steeds over rozen, b e h e e r Ir H. Egberts, één der eerste m e d e w e r k e r s a a n de k a r t e r i n g e n in 1943 heeft oen zeer groot aandeel gehad in de tot stand k o m i n g v a n de o r g a n i s a t i e in 1945.

Verscheidene der in het bovenstaande aangeduide m e d e w e r k e r s a a n de k a r t e r i n g e n v a n de j a r e n 1943 en 1944 zijn reeds a a n de Stichting voor Bodemkartering verbonden on a n d e r e n zullen volgen. De Stichting voor Bodemkartering heeft een bestuur, b e s t a a n d e u i t :

Ir W.'A. van de Plasschc, Directeur v a n de Tuinbouw, voorzitter.

Ir F. P. Mesu, Directeur van do Cultuurtechnische Dienst, ondervoorzitter.

Dr Ir M. J. Boerendonk, Hoofd v a n de Afdeling voor pacht- en grond-zaken, secretaris-penningmeester. Ir II. T. Tjallerria, Directeur van de Akker- on Weidebouw

Ir C. Staf, Directeur-Generaal voor Grondgebruik en . . Landbouwhcrstel.

(14)

Ir S. Smeding, Directeur van de Wieringermeerpolder en van . , de Noord-Oostpolder.

Dr Ir F. Bakker Schut, Directeur van de Rijksdienst voor het Natio-nale Plan.

Prof. Dr O. de Vries, Voorzitter van de Landbouworganisatie T-N.O. Uit de samenstelling van; het bestuur blijkt, dat de Stichting voor Bodemkartering een orgaan is, waarin verschillende onderdelen van het Departement van Landbouw samenwerken. Het zou ook denkbaar zijn ge-weest, dat allerlei rijksdiensten de bodemkartering ieder voor zich ter hand zoudeji hebben genomen, de Directie van de. Tuinbouw voor de tuin-bouwgronden, de Directie van de Landbouw voor de landtuin-bouwgronden, de Rijksdienst voor Landbouwherstel voor de geteisterde gebieden, etc. Thans werken de genoemde en andere rijksinstellingen samen in de Stichting voor Bodemkartering, waardoor meer eenheid in het werk ontstaat en boven-dien de ene boven-dienst ten volle kan profiteren van de resultaten en ervarin-gen, die als gevolg van het werk ten behoeve van andere belangen zijn verkregen. . , • ' . . *

De Stichting voor Bodemkartering heeft zijn centrale punt in Wage-ningen. Aldaar zijn gevestigd de administratie, mét een administrateur aan het hoofd, de wetenschappelijke archieven, zoals de documentatie, het kaar-tênarchief, het luchtphoto-archief, het photo-archief en de bibliotheek, voorts de centrale tekenkamer, een en ander onder de leiding van den Secre-taris, van den Directeur. Enkele medewerkers met een algemene werkop-dracht, zoals voor de. geologie, de historische landschapskunde, het veen-onderzoek, voor diverse adviezen op het economisch-planologisch grensge-bied, hebben eveneens hun standplaats in Wageningen.

De karterende bodemkundigen hebben hun standplaatsen, indien enigs-zins mogelijk, in de karteringsgebieden. Zij hebben tot hun beschikking een aantal medewerkers met een middelbare of', lagere landbouwkundige scho-ling, die de kartering in engere zin uitvoeren. Zij onderhouden uiteraard' geregeld contact met de centrale instelling te Wageningen. Deze leiders van de karteringen zijn slechts ten dele in, dienst van de Stichting. Onder hen zijn ook vrijwillige medewerkers. Deze behoren ambtshalve tot andere werkverbanden, zoals de en tuinbouwvoorlichtingsdiensten, het land-bouwonderwijs, etc, maar hebben zich, met instemming van hun dienstlei-ding, -vrijwillig met een karteringsobject belast. Voor de bodemkartering heelt deze regeling grote waarde, aangezien de vrijwillige medewerkers uiteraard in het bijzonder aandacht schenken aan de betekenis van de kaar-ten voor het werk van hun eigen dienstverband. Een tuinbouwconsulent, die als vrijwillig medewerker bij de kartering is ingeschakeld, is uiteraard veel meer tot oordelen bevoegd, dan een bodemkundige, indien het b.v. gaat om.de vraag, hoe het sortiment van een fruitaanplant aan de bodem-gesteldheid moet worden aangepast. Voor dergelijke vragen moet men zo-wel op bodemku'ndig als op tuinbouwkundig gebied deskundig zijn. Van een medewerker van de landbouwvoorlichtingsdienst, die tevens vrijwillig medewerker van de bodemkartering is, zal in het bijzonder mogen worden verwacht, dat hij de gevolgen van de kartering voor de landbouwvoor-lichtingsdienst uitwerkt. Een leraar aan een landbouwwinterschool zal zich speciaal bezig houden met de vraag, hoe het onderwijs zal profiteren van een veel verbeterde kennis van de bodemgesteldheid van de streek, waarin zijn school is gevestigd en zich bovendien rekenschap geven van het feit, hoe totaal verouderd onze leerboeken over kennis van de grond zijn.

Men kan uit deze uiteenzetting afleiden, dat de vrijwillige medewerkers als het ware bemiddelaars zijn tussen de bodemkartering en andere orga-. non van het Departement van Landbouworga-. Zij bezegelen als het ware de onderlinge samenwerking. Dit betekent echter niet, dat de karterende bo-demkundigen, die wel rechtstreeks in dienst zijn van de Stichting, nu maar hun eigen gang gaan en niet samenwerken met andere rijksdiensten. Het tegendeel is waar. Er zijn verschillende vormen van samenwerking moge-lijk. Een eenvoudige en zeer doeltreffende vorm is, dat assistenten van andere diensten, b.v. van de land- of tuinbouwvoorlichtingsdiensten, in de karteringsploeg worden opgenomen. Op. deze wijze ontstaan gemengde

(15)

geh, waarin personen met zeer uiteenlopende kennis van zakëil eeii plaats hebben. Dit is de grondslag geweest van het succes van de kartering in het glasdistrict van het Westland. Zelfs hebben wij reeds eenmaal een ploeg' ;n het velcl gehad, bestaande uit een assistent van de landbouwvoorlich-t'ngsdienst en een. assistent van de tuinbouwvoorlichtingsdicnst. Ook deze. combinatie werkte uitstekend. In vele tuinbouwgebieden liggen tuinb.ouw-en landbouwgrondtuinb.ouw-en vrij ' willekeurig dooretuinb.ouw-en, terwijl bovtuinb.ouw-endituinb.ouw-en op veie bedrijven zowel landbouw- als tuinbouwgewassen worden aangetroffen. In dergelijke, gevallen profiteert de kartering zeer van de hulp van mede^ werkers van beide voorlichtingsdiensten.

Het voornemen is op deze weg voort te gaan. De bodemkartering is een nieuwe dienst, die naast bestaande en befaamde diensten in.het veld komt-Het kan niet in het belang van de landbouw zijn, indien de bodemkartering; haar onderzoekingen buiten deze bestaande diensten om zou trachten te verrichten. Dat hierdoor enigszins ingewikkelde regelingen ontstaan, bete-kent niet, dat deze niet doeltreffend zouden zijn. Eenvoudiger regelingen hebben soms weer andere bezwaren.

9. Enkele in gang zijnde karteringen.

De kartering, die thans het verst gevorderd is en die ook de meeste bekendheid geniet, is die van de Bommelerwaard. Deze kartering is in Februari 1943 begonnen met onderduikende studenten als medewerkers. Dank zij den heer Ir F. P. Mesu, Directeur van de Cultuurtechnische Dienst, hebhen deze medewerkers een toelage ontvangen, die hun werk-zaamheid in de Bommelerwaard heeft mogelijk gernaakt. Ook de Land-bouwhogeschool te Wageningen heeft een deel der kosten gedragen. De reden, dat de Bommelerwaard de belangstelling trok, was gelegen in de wenselijkheid van een ruilverkaveling, waartoe allereerst, het gebied weste-lijk van de spoorlijn Zaltbommel eh 's Hertogenbosch werd uitgezocht en daarvan meer in het bijzonder het noordelijk deel, in hoofdzaak omvattend de 4 dorpspolders Zaltbommel, Gameren, Nieuwaal, Zuilichem, Brachem, Kerkwijk, Delwijnen en Aalst. De vraag was of wij een bijdrage tot de taxatie van de gronden zouden kunnen leveren, benevens een bijdrage tot de voorbereiding van de cultuurtechnische werken.

• ' Dank zij de medewerking van vele geestdriftige leerlingen, had het onderzoek éen gunstig verloop. In de zomer van 1943 hadden verscheidene medewerkers reeds vrij veel ervaring en bestonden er reeds bruikbare legenda's voor de hoofdelementen van het rivierkleilahdschap: de stroom-ruggrondeh, de komgronden en de overslaggronden, welke laatste voor het eerst enige aandacht ondervonden, niettegenstaande hun grote betekenis voor de tuinbouw. In het najaar 1943 waren wij zover, dat wij een poging waagden tôt het rechtstreeks opnemen van een overzichtskaart. Dé heer K. J. Hoeksemä slaagde er in een speciale techniek voor het opnemen van overzichtskaarten te ontwikkelen en heeft in het naja.ar van 1943 en in de zomermaanden van 1944 ongeveer 3500 ha in kaart gebracht., Deze over-zichtskaart, aangevuld met die van het gebied, waarvan reeds detailkaar-ten bestonden, heeft reeds bij tal, van besprekingen, vergaderingen en ex-cursies dienst gedaan en heeft, mede dank zij de eenvoudige, voor velen begrijpelijke legenda en de vlotheid van de opname, zeer bijgedragen tot de reputatie van de bodemkartering. Tot het gekarteerde terrein behoorden ook de dorpen Hëdel en Ammersooien, die in de laatste oorlogsmaanden totaal verwoest zijn. Thans is de bedoelde kaart van grote waarde voor het reconstructiewerk.

-Inmiddels ging in 1944 het detailwerk onder leiding van den heer J. J. Jantzen voort. De legenda vond in dat jaar vermoedelijk zijn defini-tieve vorm. Toen het werk in September 1944 moest worden afgebroken, was ongeveer 2.000 ha detailkaart. gereed, met dien verstande, > dat het in 1943 gekarteerde gedeelte nog enige correctie behoeft. ,

Dank zij de goede zorgen, daaraan door de medewerkers besteed, zijn de documenten, die'op de kartering betrekking hebben, in hoofdzaak be-waard gebleven. De medewerkers zelf zijn tenslotte zeer verspreid geraakt; de heer Jantzen kwam onvrijwillig in Duitsland terecht, vanwaar hij eerst in December 1945 terugkeerde, een andere medewerker ging in militaire

(16)

âïenst. î n v e r b a n d hiermede heeft de h e e r K. J. Hoeksema t h a n s de leiding v a n de k a r t e r i n g e n in de Bommelerwaard. Door ziekte en andere oor zaken zijn de w e r k z a a m h e d e n eerst in November 1945 op bescheiden schaal' hervat. •_ . . • . . . ' .

-Belangrijk onderzoek is ook g a a n d e in Delfland. De heer W. J. v a n Liere heeft i n de zomer v a n 1943 een begin g e m a a k t met de k a r t e r i n g v a n de omgeving v a n het dorp Kethel. Hij werd d a a r i n bijgestaan door enkele collega-onderduikers. Het ging hier om een opdracht v a n de gemeente Schiedam, i n verband m e t h e t uitbreidingsplan v a n deze gemeente. De grondverschillen in dit graslandgebied zijn zeer groot. De k a r t e r i n g heeft aanleiding gegeven tot een totale wijziging v a n het uitbreidingsplan, zodat de gemeente Schiedam wel satisfactie v a n h a a r opdracht heeft gehad. Voor de b o d e m k a r t e r i n g betekende dit onderzoek een-zeer waardevolle kennism a k i n g kennismet het W e s t l a n d , in het bijzonder het kleiveen gedeelte d a a r -van. Bovendien was het de directe aanleiding tot een n a u w contact m e t den heer Ir J. M. Riemens, rijkstuinbouwconsulent en directeur van de Proeftuin v a n het Zuidhollands Glasdistrict t e Naaldwijk. Dit contact leidde tot een n a u w e s a m e n w e r k i n g , inzake het onderzoek v a n het eigenlijke, Westland. De. heer Van Liere kreeg n a de voltooiing van de d e t a i l k a a r t v a n Kethel (circa 700 ha) de leiding v a n de b o d e m k a r t e r i n g in het West-land on begon in het voorjaar van 1944 met de bestudering v a n de gronden in v e r b a n d m e t de typische W e s t l a h d s e cultures. De proeftuin Naaldwijk werkte mede door twee v a n h a a r beste assistenten, tuinbouwvakonderwij-zers, bij de k a r t e r i n g te detacheren. Het r e s u l t a a t van deze s a m e n w e r k i n g heeft alle v e r w a c h t i n g e n overtroffen. De ontwikkeling v a n de druif bv. bleek zeer n a u w met de bouw v a n de b o d e m p r o f i e l e n ' s a m e n te hangen. In de w i n t e r 1944—'45, toen het op de weg zeer onveilig was, hebben de mede-w e r k e r s de opbrengst v a n k a r a k t e r i s t i e k e W e s t l a n d s e bedrijven, gegroe-, peerd n a a r de bodemtypen, bestudeerd, waarbij een zo n a u w verband tussen opbrengst en bodemgesteldheid a a n het licht k w a m , dat het t h a n s m o g e -lijk is te voorspellen, welke opbrengst een n i e u w in te steken perceel zal hebben. Dit r e s u l t a a t heeft een omwenteling in het advieswerk van het rijks-'tuinbouwconsulentschap t e n gevolge gehad. Adviezen voor aanleg van tui-nen worden t h a n s niet m e e r gebaseerd op weinig zeggende analysecijfers, m a a r op een n a u w k e u r i g profielonderzoek. De beide assistenten, geschoold, door het k a r t e r i n g s w e r k v a n het j a a r 1944, h o u d e n zich t h a n s met dit advieswerk bezig. Er w o r d e n t h a n s adviezen uitgebracht, die den tuinder op f25.00—f80.00 k o m e n te s t a a n . I n t u s s e n w o r d t de proeftuin voor dit

doel m e t a a n v r a g e n overstelpt. , De k a r t e r i n g is ook in 1945 voortgezet met nieuwe assistenten. Ook is

een overzichtskartering v a n h e t gehele W e s t l a n d gaande, vooral in verband m e t het s t r e e k p l a n W e s t l a n d , w a a r i n over het lot v a n het Westland be-slist zal worden. Het wordt i m m e r s v a n alle k a n t e n door uitbreidingsplan-nen v a n grote gemeenten bedreigd. Het schijnt,'dat ook d i t ' o n d e r d e e l van de k a r t e r i n g een volledig succes wordt. H * ^

In verband m e t belangen v a n de Rijksdienst voor Landbouwherstel is voorts de Holierhoekse en Zouteveense Polder gekarteerd. Deze. polder g r e n s t a a n h e t gebied v a n Kethel, zodat h i e r t h a n s van een gebied v a n circa 2500 h a een aaneengesloten d e t a i l k a a r t gereed is.

In 1946 zal ook van het geestgrondengebied in het Westland een stuk in detail worden g e k a r t e e r d . Voorstudiën zijn er reeds talrijke. D a a r n a k a n een publicatie v a n het gehele m a t e r i a a l tegemoet worden gezien.

In 1943 w a s de heer Ir Fv W. G. Pijls reeds bezig met een onderzoek n a a r de bodemgesteldheid v a n de gemeente Didam. Veel voorbereidend werk was door h e m verricht, toen ook hij h u l p kreeg v a n onderduikende Wage-ningse s t u d e n t e n . Sindsdien is er reeds een aanzienlijk oppervlak v a n dit i n t e r e s s a n t e gebied, dat de overgang v o r m t v a n de rivicrklei tegen de zand-grond, in detail gekarteerd. Ook de heer Pijls is betrokken in het planolo-gisch w e r k , v a n de wijde o m t r e k v a n zijn karteringsgèbied. In 1945 kreeg de h e e r Pijls ook de leiding v a n het k a r t e r i n g s w e r k in de Betuwe, w a a r het nieuwe Linge-plan op uitvoering w a c h t en ook overigens veel werk moet worden v e r r i c h t in v e r b a n d m e t het herstel van de enorme

(17)

schade. De Betuwe-kartering wordt als overzichtskartering opgezet. In 1944 begon Ir G. de-Bakker, rijkstuinbouwconsulent te Goes, met een bodemkartering van een deel van zijn ambtsgebied, aan te duiden als het gebied Kapelle-Biezelinge. De heer de Bakker is de eerste vrijwillige medewerker van de toen nog niet opgerichte Stichting voor Bodemkarte-ring geworden. Het doel,van zijn onderzoek is in het bijzonder de fruit-teeltkundige consequenties van de bodemkartering. Behalve in de oude kern van Zuid-Beveland werkte de heer De Bakker ook in enkele' jongere polders, zodat op deze wijze een zeer waardevol overzicht van de fruitteelt-kundige eigenschappen van zeer verschillende bodemtypen. in wording is. i Het oorlogsgeweld heeft enige wijzigingen in de plannen van de kar-teringswerken gebracht. Tal van Zeeuwse polders zijn met:zout water ge-inundeerd geworden, waaronder vooral het rampzalige Walcheren moet worden genoemd. Reeds in de winter 1944—45, toen het westen van het land nog niet bevrijd was, is Ir.de Bakker begonnen met het onderzoek van enkele drooggékomen polders, óp Zuid-Beveland, o.a. Hoedekenskerke, Kruiningen en later Ierseke. De ervaringen van het jaar 1944 ziin toen zeer goed te pas gekomen. Enkele in het Zuiden van het land verblijvende Wa-geningse studenten zijn, voor rekening van* de Dienst Landbouwherstel, bij dit werk ingeschakeld geweest. Voorts kon de heer de Bakker een aantal oud-leerlingen van Zeeuwse inrichtingen van landbouwonderwijs voor de karteringen aanstellen. Van het begin af aan zijn deze karteringen op Zuid-Beveland, hoewel ook op zichzelf van belang, mede beschouwd als voorbereiding voor de enorme taak,-die de kartering op het ongelukkige Walcheren wacht. Achteraf is deze" gedachte door de feiten bevestigd. Toen Walcheren in het late najaar van 1945 gedeeltelijk droogviel, stond er reeds een heel aantal geschoolde medewerkers klaar om daar aan het werk te gaan. Een tweetal jonge ingenieurs zal Ir de Bakker bijstaan^bij de grote'

taak, die hij op Walcheren wil volbrengen. <* De heer Ir de Bakker is intussen benoemd tot Hoofd van de

Weten-schappelijke Afdeling van de Rijksdienst voor Landbou\vh.erstel. " Desondanks zal hij zijn onderzoek voltooien. . • . ' •

-• Andere Zeeuwse eilanden, zoals Tholen en Schouwen-Duiveland, wor-den ook- gekarteerd. Op Tholen staan de werkzaamhewor-den onder leiding van den heer S. F. Kuipers, die daarmede in de zomer van 1945 kon beginnen. Op Schouwen-Duiveland zal in 1946 een aanvang met hèt wérk worden ge-maakt. Hoewel ook elders in Zeeland en Zuid-Holland grote schade door de zoute inundaties zijn veroorzaakt, worden deze gebieden voorshands niet gekarteerd. Wij kunnen niet alles tegelijk doen. Men heeft de oude kernen van Zeeland voor de kartering gekozen, omdat daar veelal minder gun-stige toestanden op landbouwgebied bestaan dan in de vruchtbare jonge polders, met hun betere indeling vam het bedrijf. De oude kernen van Zee-", land zijn aan ruilverkaveling en andere saneringsmaatregelen toe. Voor Walcheren is dat zonder meer duidelijk.' Vandaar, dat deze gebieden, wat

de kartering betreft, zijn voorgegaan. ' In 1944 zijn nog een drietal kleinere karteringen begonnen. De

voor-naamste is die van de polder Charlois, gem. Rotterdam, een onderdeel van het uitbreidingsplan van deze wereldstad. Het gebied is in de late middel-eeuwen een tijdlang overstroomd geweest en wordt gekenmerkt door jonge kalkhoudende kleigrondèn. De kartering is uitgevoerd door Wageningse studenten. Bij deze kartering zijn moeilijkheden van wetenschappelijk ka-rakter ondervonden, die wij ondanks aanzienlijke inspanningen ook in 1945, niet geheel overwonnen hebben. In de hongerwinter 1944-—45 is het werk onderbroketi geweest, maar na de bevrijding, ten dele met andere weer op-gedoken studenten, hervat. Thans staat deze kartering onder leiding van den heer-Van Liere, die het werk, naar wij vertrouwen, tot een goed einde zal brengen. V ' '' ' "

De teleursteling, die deze ogenschijnlijk zo eenvoudige kartering heeft opgeleverd, heeft ons er toe gebracht, in de nawinter 1944—45 nog een tweede onderzoek op Uselmonde te beginnen, met een tweetal uit de streek zelf afkomstige studenten. Het betrof een gedeelte van de Zuidpolder van Barendrecht. Daarbij werden dezelfde moeilijkheden ondervonden als in

(18)

Charlois, Hoewel een i n t e r e s s a n t e d e t a i l k a a r t v a n dit. gebied werd voltooid, gaf het r e s u l t a a t toch nog geen volledige bevrediging. . • ,

Een tweede in 1944 begonnen k a r t e r i n g was die v a n de omgeving v a n h e t ontwateringsproefveld te Gendringen. Dit nogal kostbare proefveld, dat moest dienen als grondslag v a n een verbeterde ontwatering v a n het kleibied langs de Oude IJsel, bleek enige j a r e n n a de aanleg, bodemkundig ge-sproken, zo heterogeen te zijn, dat de toepasselijkheid van de verkregen r e s u l t a t e n ernstig betwijfeld werd. De h e e r ; I r J v a n Gaaien, een zeer ge-w a a r d e e r d oud-leerling, 'destijd adjunct-landbouge-wconsulent, heeft deze be-z w a r e n ontwikkeld en k e n b a a r g e m a a k t , w a a r n a ons werd verbe-zocht de trek v a n het proefveld (circa 100 ha) in detail te k a r t e r e n en de wijde om-t r e k als overzichom-tskaarom-t. E e n om-tweeom-tal s om-t u d e n om-t e n n a m heom-t werk op zich. Toen zij het detailkaartje ongeveer voltooid hadden, werd h u n werk op r u w e wijze onderbroken, als geyolg v a n h u n arrestatie. Eén medewerker wist te ont-vluchten, de andere heeft in het c o n c e n t r a t i e k a m p te Amersfoort de bevrij-ding moeten afwachten. Van voortzetting v a n h e t onderzoek w a s i n t u s s e n geen sprake. Ook in 1945 kon het niet worden voortgezet. De voorlopige r e s u l t a t e n m o e t e n nog w o r d e n uitgewerkt. *•

Het derde onderzoek, dat in 1944 nog is begonnen, betreft een k a r t e r i n g ' n ' d e gemeente W a m e l . Deze k a r t e r i n g w e r d uitgevoerd .ju verband m e t . b e l a n g e n v a n den heer i n g e n i e u r voor pacht- en grondzaken in de provin-cie Gelderland. Het gebied, circa 100 h a grasland, is onderzocht door de Afdeling Grasland v a n het Centraal I n s t i t u u t voor L a n d b o u w k u n d i g Ónder-zoek, door ons en voorts is het l a n d beoordeeld door de deskundigen van^ de Grondkamer. De bedoeling was, n a te gaan, in hoeverre bepaalde onder-zoekingsmethoden v a n n u t zouden k u n n e n zijn voor het taxatiewerk. De b o d e m k a r t e r i n g heeft hierbij een goed. figuur geslagen. De deskundige v a n de G r o n d k a m e r w a s in dit gebied zeer goed t h u i s , aangezien zijn eigen g r a s l a n d e r ' i n ligt, zodat de practische beoordeling v a n het land o n a a n t a s t -b a a r is. De k a r t e r i n g heeft deze -beoordeling ten dele -bevestigd, ton dele niet. In de practische beoordeling v a n grasland speelt, behalve de hoe-danigheid v a n de grond, ook h e t o n d e r h o u d een zeer grote rol. „Herenland", het sinds lange tijden eenjarig v e r h u u r d e grasland, is veel en veel slechter d a n „boerenland", hoewel het misschien dezelfde grondslag heeft. In de t a x a t i e speelt dat een grote rol. Komt zulk h e r e n l a n d echter in h a n d e n v a n een goeden boer, d a n v e r a n d e r t het in weinige j a r e n tot land, niet m i n d e r slecht d a n a a n g r e n z e n d boerenland. Bij de b o d e m k a r t e r i n g komt dit onderhoud niet tot u i t d r u k k i n g . Het g a a t hier om een tijdelijke en niet om een blijvende eigenschap. Echter geeft de karter^ng de eigenlijke .ver-schillen tussen diverse t e r r e i n e n en d a a r m e d e tevens een m a a t , v o o r de uiteindelijke w a a r d e v a n het land. De deskundigen van de Grondkamer hebben dit zeer wel ingezien en v e r w a c h t e n v a n b o d e m k ä a r t e n voor h u n w e r k veel g e m a k en voordeel.

W a t de k a r t e r i n g zelf betreft, er b e s t a a t natuurlijk veel overeenstem-ming, tussen het gebied v a n .Wamel en de Bommelerwaard. Echter b e s t a a n er ook m e r k w a a r d i g e tegenstellingen. Wij hebben van de gelegenheid ge-b r u i k g e m a a k t om de ge-betreffende verschijnselen, die voor westelijk Maas en W a a l v a n veel betekenis zijn, zorgvuldig te bestuderen. Het rapport over deze, k a r t e r i n g heeft het oorlogsgeweld overleefd en zal begin 1946 k l a a r zijn.

N a d a t wij i n A u g u s t u s 1944, door de S.D. reeds eerder Uit W a g e n i n g e n verdreven, m e t ons gezin in R o t t e r d a m een onderdak h a d d e n gevonden en het contact m e t de k a r t e r i n g e n , behalve die in het Westland en in Char-lois, verloren w a s gegaan, hebben wij, t e n einde de tijd zo goed-mogelijk te benutten, een begin g e m a a k t m e t de s t u d i e v a n het oude-zeekleigebied be-n o o r d e be-n R o t t e r d a m . Daartoe hebbebe-n wij, tezamebe-n m e t debe-n rijkslabe-ndbouw- rijkslandbouw-consulent Ir Chr. Scheepers,, het gebied doorkruist en zijn ten slotte a a n de eigenlijke k a r t e r i n g begonnen in de gemeente Zevenhuizen. Tezamen, m e t den heer I. P . Biemond, l a n d b o u w e r te Oude Verlaat, gem. Zevenhui-zen, k a r t e e r d e n wij het niet geïnundeerde gedeelte v a n ; de Eendrachtspol-der. L a t e r - k a r t e e r d e ook de heer Ir Scheepers zelf met; ons mede. De veel-vuldig genoten gastvrijheid t e n huize v a n . d e . f a m i l i e ^ B i e m o n d(w a s . . i n . d e

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm en op welke andere wijze ook zonder voor' afgaande

Omschrijving De biotechnicus bestelt en ontvangt voor aanvang van de dierproeven de geleverde dieren, controleert of de juiste dieren zijn geleverd (aantal, geslacht, gewicht, ras en

Helmond e.o. Daarnaast zijn bijvoorbeeld tabellen mogelijk die de aanwezigheid van houtwallen, de perceelsgrootte, enz. Gaat men uit van een blok van 10 x 10 km, met daarin

We zien namelijk dat andere criteria voor weten- schappelijke kwaliteit (bijvoorbeeld originaliteit, wetenschap- pelijke vooruitgang op de lange termijn, maatschappelijke

Deze werkgemeenschap (zoals de directie het vanaf de stichting voor ogen stond) droeg dit bedrijf en moest mee in veranderende tijden.. Niet alleen de kleur van en het logo op

De breedte van zulk een galerij-bosch hangt geheel af van de breedte der grond- strook langs de rivier welke het grootste deel van het jaar onder stroomend water staat en

derde groep waren de planten iets minder forsch en bij de .vierde groep Vnog iets minder forsch.. v De bladeren waren vrij sterk' gekruld en bij .tvarm,weer hingen

[r]