• No results found

Een kwalitatief onderzoek naar de effectiviteit van preventieve interventies voor kindermishandeling : werkzame elementen in de Nederlandse praktijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een kwalitatief onderzoek naar de effectiviteit van preventieve interventies voor kindermishandeling : werkzame elementen in de Nederlandse praktijk"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een kwalitatief onderzoek naar de effectiviteit van preventieve

interventies voor kindermishandeling

Werkzame elementen in de Nederlandse praktijk

Masterscriptie Forensische Orthopedagogiek

Graduate School of Child Development and Education.

Universiteit van Amsterdam D.E. Donker

11394409

dr. C.E. van der Put (begeleider) dr. M. Assink (tweede beoordelaar) Amsterdam, juli 2017

(2)

Voorwoord

Voor u ligt het onderzoek gericht op de werkzame elementen van interventies ter voorkoming/vermindering van kindermishandeling. Dit onderzoek is geschreven naar aanleiding van de afronding van de master Forensische Orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Het onderwerp kindermishandeling is een actueel onderwerp. Verschillende berichten komen in het nieuws voorbij over het signaleren en beter interveniëren van kindermishandeling. Bij het schrijven van mijn thesis, kwam ik er echter achter dat in de wetenschap nog veel kennis ontbreekt welke factoren echt werkzaam zijn in effectieve preventies van kindermishandeling. Om deze reden leek het mij erg interessant om mee te werken in een grootschalig onderzoek van het Consortium effectief vroegtijdig handelen ter voorkoming van kindermishandeling, om door het uitvoeren van kwalitatief onderzoek, een fundering te leggen voor wetenschappelijk onderzoek.

Graag wil ik iedereen bedanken die hebben geholpen om mijn thesis tot een goed einde te brengen. Allereerst gaat mijn dank uit naar alle professionals, die tijd hebben vrij gemaakt om hun kennis uit de praktijk te delen en daarmee input te leveren voor dit onderzoek. Daarnaast wil ik graag mijn thesisbegeleidster Claudia van der Put bedanken voor het meedenken, het geven van gerichte feedback en de fijne samenwerking. Ook wil ik mijn tweede beoordelaar Mark Assink bedanken voor het nakijken van de thesis. Tot slot wil ik mijn vader en Kathy Portier bedanken voor het kritisch nalezen en het geven van praktische tips.

Veel leesplezier toegewenst!

Utrecht, juli 2017 Deborah Donker

(3)

Abstract

Despite various efforts of the government to reduce child maltreatment, there has not been a decrease in the number of abused children on the basis of annual prevalence rates. Research indicates that only the effectiveness of a limited number of

interventions has been studied and existing interventions are only effective to a limited extent in the prevention of child abuse. The aim of this study was to represent practical knowledge about in interventions to prevent child maltreatment with a focus on the question: What are the effective elements in interventions, aimed at child maltreatment, according to professionals? Twenty-one Dutch professionals from various occupational groups like education, police, general practioners, youth health-, adult- and youth and forensic care, were interviewed with a semi structured interview. Data were collected via two different questionnaires: a general questionnaire for professionals aimed at effective interventions and a questionnaire prepared for general practitioners, teachers and police, with questions on the signaling, referring and reporting of child maltreatment. The interviews were coded and analysed with

ATLAS.ti. Results indicated that professionals need to establish children’s safety and appropriate level of intervention, before interventions can be implemented. To increase intervention effectiveness, interventions should be implemented in an early stage in the child’s development and take place in the family environment. Moreover, it is important to take the quality, attitude and communication skills of the

professionals into account. The results indicated that there is an improvement to be made in the role of schools, general practitioners and police in signaling child abuse.

Keywords: child abuse, child maltreatment, prevention, intervention, effective elements, what works, practice-based evidence.

(4)

Kindermishandeling in Nederland

In Nederland is kindermishandeling een maatschappelijk probleem (Stagner & Lansing, 2009). De prevalentie van kindermishandeling in Nederland wordt geschat op 119.000 kinderen per jaar (Alink et al., 2011). In de praktijk zijn echter

hoogstwaarschijnlijk meer kinderen slachtoffer van kindermishandeling. Dit komt doordat kindermishandeling complex te meten is door wisselende definities door de jaren heen en de meeste gevallen van kindermishandeling zich in het verborgene afspelen. Hierdoor wordt maar een deel van de kindermishandeling gemeld (van Dijken, Stams, & Winter, 2016; Finkelhor, 2008; Gilbert et al., 2009;

Lamers-Winkelman, Slot, Bijl, & Vijlbrief, 2007; Wagenaar-Fischer, Heerdink-Obenhuijsen, Kamphuis, & de Wilde, 2010). Dit is een ernstig gegeven aangezien bij

kindermishandeling niet alleen in de jeugd schadelijke gevolgen voor kinderen kunnen optreden, maar ook op latere leeftijd schadelijke gevolgen in de ontwikkeling op psychosociaal, lichamelijk en cognitief gebied zich kunnen voordoen (Gilbert et al., 2009; Thornberry, Ireland, & Smith, 2001; Wagenaar-Fischer et al., 2010). Daarnaast is bekend dat kindermishandeling de maatschappij miljoenen euro’s per jaar kost (Wagenaar-Fischer et al., 2010). Zo zijn er kosten op de korte termijn, zoals medische zorg, uithuisplaatsingen en speciaal onderwijs, maar ook kosten op lange termijn. Kinderen die in hun jeugd zijn mishandeld hebben namelijk een grotere kans om later delinquent gedrag te ontwikkelen. Ook hebben deze kinderen vaker te maken met psychische problematiek en zijn zij vaker werkloos dan kinderen die niet zijn mishandeld (Geeraert et al., 2004).

De omvang van het probleem en de individuele en maatschappelijke gevolgen die kindermishandeling met zich meebrengt, vragen om investeringen in de preventie van kindermishandeling (Lamers-Winkelman, et al., 2007). In de afgelopen decennia zijn in Nederland verschillende initiatieven gestart gericht op preventie van

kindermishandeling, zoals is beschreven in de richtlijn secundaire preventie

kindermishandeling jeugdgezondheid in 2007 (JGZ; Wagenaar-Fischer, et al., 2007) en in 2010 (Wagenaar-Fischer, et al., 2010). In deze richtlijnen zijn aanbevelingen opgesteld op het gebied van primaire preventie, zoals het onderzoeken van aanwezige beschermende- en risicofactoren in het gezin en het besteden van extra aandacht aan zorgmijders en migrantengroepen. Daarnaast is de Regionale aanpak

kindermishandeling van 2008 tot 2010 ingevoerd. Door vernieuwde werkwijzen, samenwerkingsafspraken tussen verschillende instanties, plannen en instrumenten

(5)

werd getracht tot een sluitende aanpak van kindermishandeling in Nederland te komen (Klein Velderman & Pannebakker, 2008). Ondanks de verscheidene

inspanningen van de overheid om kindermishandeling te verminderen, concludeert de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik (2016) dat op basis van de jaarlijkse prevalentiecijfers, geen afname in het aantal jaarlijks mishandelde kinderen wordt gezien. Voor effectieve bestrijding van kindermishandeling zijn zowel

preventieve interventies nodig die ouders helpen om hun kinderen op een positieve manier op te voeden, als ook interventies gericht op gezinnen om kindermishandeling te stoppen en recidive te voorkomen (van Rooijen, Berg, & Bartelink, 2013).

In de afgelopen jaren zijn verscheidene meta-analyses uitgevoerd naar de effectiviteit van interventies ter voorkoming van kindermishandeling (o.a. Euser, Alink, Stoltenborgh, Bakermans-Kranenburg, & van IJzendoorn, 2015; Filene, Kaminski, Valle, & Cachat, 2013; Geeraert et al., 2004; Layzer, Goodson, Bernstein, & Price, 2001; Sweet & Appelbaum, 2004). Deze meta-analyses geven in grote lijnen weer dat een beperkt aantal interventies op effectiviteit is onderzocht en dat bestaande interventies slechts matig of niet effectief zijn in het voorkomen van

kindermishandeling. Om de effectiviteit van deze interventies te verbeteren, is het van belang om meer inzicht te krijgen in welke factoren wel effectief zijn, oftewel om meer inzicht te krijgen in de werkzame elementen in interventies (Geeraert et al., 2004; van Rooijen et al., 2013) In de wetenschappelijke literatuur zijn echter nog weinig onderzoeken te vinden over deze werkzame elementen (Klein Velderman & Pannebakker, 2008; van Rooijen et al., 2013). Om deze reden is het belangrijk om eerst kennis uit de praktijk te inventariseren, om een fundering voor

wetenschappelijke kennis te leggen. Het doel van dit onderzoek is dan ook om praktijkkennis in kaart te brengen, over wat werkt in interventies om

kindermishandeling te voorkomen/verminderen en meer inzicht te krijgen in de werkzame factoren.

Definitie en Risicofactoren Kindermishandeling

De definitie die als maatschappij aan kindermishandeling wordt gegeven, is gebaseerd op wat de samenleving als abnormaal beschouwt in de ontwikkeling van kinderen (Baartman, 2003). Hierbij worden vragen gesteld als: Wat is aanvaardbaar, waar ligt de grens en waar moeten we als samenleving ingrijpen? De definitie van kindermishandeling bepaalt hierdoor ook waar interventies zich op moeten richten en welke inclusiecriteria voor ouders/gezinnen gelden. Kindermishandeling is in de

(6)

Jeugdwet (2015) officieel als volgt gedefinieerd:

“Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouder of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van

afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen,

waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.”

Volgens de ecologische theorieën van Azar (2002), Belsky en Vondra (1989) en de ecologische visie van Bronfenbrenner (Bronfenbrenner & Morris, 1998), dient er gekeken te worden naar de interactie van verschillende systemen om

kindermishandeling aan te pakken. Deze verschillende systemen kunnen in grote lijnen worden ingedeeld in een kind-, ouder-, en omgevingssysteem. De

uiteenlopende factoren die kunnen bijdragen aan kindermishandeling, de zogenaamde risicofactoren zijn een onderdeel van een complexe interactie tussen de verschillende systemen (Belsky & Vondra, 1989). Het is belangrijk inzicht te krijgen in deze risicofactoren, zodat interventies hier aansluitend op kunnen interveniëren.

In het kindsysteem zijn prematuriteit, onderontwikkeling en/of een laag geboortegewicht de meest gevonden risicofactoren voor kindermishandeling in Nederland (Klein Velderman & Pannebakker, 2008). Ook een beperking op lichamelijk en/of verstandelijk gebied blijkt een belangrijke risicofactor voor kindermishandeling te zijn (Connell et al., 2007; Dubowitz et al., 2011). In het oudersysteem en omgevingssysteem kunnen ook factoren aanwezig zijn die het risico op kindermishandeling vergroten. Zo hebben ouders met psychiatrische problemen, zoals depressie, emotionele instabiliteit en een gebrek aan zelfwaardering, een relatief grotere kans om hun kinderen te mishandelen of te verwaarlozen (Berger et al., 2004; Dubowitz et al., 2011; Lee, Taylor, & Bellamy, 2012; MacKenzie, Nicklas, Brooks-Gunn, & Waldfogel, 2011; Ronan et al., 2009). Ook blijken factoren zoals een verslaving aan alcohol en/of drugs, vroegere ervaringen van ouders waarin ze zelf als kind mishandeld zijn, verbale agressie tussen ouders en/of partnergeweld in de opvoeding een verhoogde kans op kindermishandeling te geven (Berger et al., 2004; Ronan et al., 2009). Tot slot kunnen beperkte opvoedingsvaardigheden van ouders een belangrijke risicofactor zijn voor kindermishandeling (MacKenzie et al., 2011; Ronan et al., 2009; Wilson et al., 2008). Ook kunnen er risicofactoren zich in de omgeving manifesteren zoals werkloosheid, armoede en slechte huisvesting. Deze

(7)

factoren kunnen stress bij ouders veroorzaken en vergroten hierdoor het risico op kindermishandeling (Berger et al., 2004; Dubowitz et al., 2011; Slack et al., 2011; Williams et al., 2011). Daarnaast blijkt het sociale isolement van het gezin samen te hangen met kindermishandeling (Klein Velderman & Pannebakker, 2008; Ronan et al., 2009; Williams et al., 2011). Bovengenoemde risicofactoren in het kind-, ouder- en omgevingssysteem komen vaak gelijktijdig voor, wat een verhoogde kans op kindermishandeling geeft (Belsky & Vondra, 1989; van Rooijen et al., 2013; Wagenaar-Fischer et al., 2010).

Preventie Kindermishandeling

Preventie is gericht op de verlaging van het risico op kindermishandeling door bovengenoemde risicofactoren aan te pakken en hierop te interveniëren. Preventie van kindermishandeling bevindt zich op verschillende niveaus. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen universele, selectieve of geïndiceerde niveaus van preventie

(Guterman, 2001; MacLeod & Nelson, 2000). Universele preventie richt zich op de algemene populatie en heeft tot doel om mensen bewust te maken van onderliggende sociale factoren van kindermishandeling. Een voorbeeld hiervan is het bewust maken van ouders dat fysiek geweld of fysieke straf, als een vorm van discipline, niet gewenst is en dat dit ernstige gevolgen kan hebben voor hun kinderen. Selectieve preventie is gericht op specifieke (risico)groepen die een hogere kans op

kindermishandeling hebben. Dit zijn bijvoorbeeld ouders met beperkte

opvoedvaardigheden, sociale isolatie en/of ouders met een psychiatrische stoornis (Geeraert et al., 2004). Geïndiceerde preventie heeft tot doel verdere schade te voorkomen, door een interventie of een behandeling te bieden aan families waarbij vormen van kindermishandeling al zijn geconstateerd. Het hoofddoel hiervan is de negatieve gevolgen voor het kind, gezin en de omgeving zoveel mogelijk in te perken.

Uit de meta-analyse van Geeraert en collega’s (2004) komt naar voren dat vroege preventie programma’s voor risicogezinnen met jonge kinderen effectief zijn in het voorkomen van kindermishandeling. De periode van kinderen tot drie jaar is essentieel voor de verdere ontwikkeling van het kind en de ouder-kind relatie. Om deze reden wordt deze periode, de vroege kindertijd, gezien als een ‘window of opportunity’ voor interventies om kindermishandeling te voorkomen en/of te verminderen (Guterman, 2001). Daarnaast zijn jonge kinderen in de leeftijd tot drie jaar oververtegenwoordigd in de groep mishandelde kinderen en zijn zij relatief vaak slachtoffer van fysieke verwaarlozing. Ook kinderen in de basisschoolleeftijd (4-11

(8)

jaar) zijn met een flink percentage vertegenwoordigt in de groep mishandelde kinderen (Alink, Van IJzendoorn, Bakermans-Kranenburg, Vogels, & Euser, 2010). Er is echter nog veel onduidelijkheid over welke interventies effectief zijn in het voorkomen of stoppen van kindermishandeling. Volgens de Databank Effectieve Jeugdzorginterventies van het Nederlandse Jeugdinstituut (NJI) zijn slechts twee interventies in Nederland op effectiviteit onderzocht in het voorkomen of

verminderen van kindermishandeling. Deze interventies zijn Stevig Ouderschap en VoorZorg. Deze interventies zijn gericht op specifieke doelgroepen en zijn beperkt in hun bereik om in alle gevallen van (mogelijke) kindermishandeling te interveniëren (Van der Put, van Boekhout-Solinge, & Gubbels, 2017). Vervolgens richt het meeste wetenschappelijke onderzoek zich op interventies voor fysieke mishandeling en seksueel misbruik. Over de effectiviteit van interventies ter voorkoming van

emotionele mishandeling en verwaarlozing ontbreekt nog kennis (Klein-Velderman & Pannebakker, 2008).

Werkzame Elementen (Preventieve) interventies

Om inzicht te krijgen in effectieve interventies, is het noodzakelijk om meer inzicht te krijgen in de onderliggende sleutelmechanismen (de elementen van

interventies die het meest effectief zijn) oftewel, de zogenoemde werkzame elementen (Geeraert et al., 2004; van Rooijen et al., 2013). Werkzame elementen kunnen worden onderverdeeld in specifiek werkzame elementen en algemeen werkzame elementen (Van Yperen, 2003). Specifiek werkzame elementen zijn elementen die afhankelijk van de doelgroep in een bepaalde interventie worden ingezet en bijdragen aan het resultaat van deze interventie. Voorbeelden hiervan zijn cognitieve gedragstherapie en ‘modelling’ (voordoen van gewenst gedrag). Algemeen (non-specifieke) werkzame elementen zijn elementen die ongeacht de soort van behandeling en doelgroep, bijdragen aan het resultaat van de interventie. Voorbeelden van deze elementen zijn, goede kwaliteit van de relatie tussen behandelaar/hulpverlener en cliënt, goede structurering van de interventie en professionaliteit (goede opleiding en training) van de behandelaar/hulpverlener (Van Yperen, 2003).

In een recente meta-analyse van Euser en collega’s (2015) is onderzocht welke werkzame elementen binnen effectieve interventies naar voren komen. Hieruit blijkt dat interventies meer effectief zijn wanneer: (1) een oudertraining onderdeel is van de interventie, (2) de interventie uit zestien tot dertig sessies bestaat, (3) de interventie

(9)

een duur heeft van zes tot twaalf maanden, (4) de interventie gericht is op gezinnen waarbij sprake is, of vermoedens zijn van kindermishandeling (5) de interventie niet als groeps-, maar als individuele interventie wordt aangeboden en (6) wanneer de interventie niet op de locatie bij de deelnemer thuis plaatsvindt. Ondanks dat uit de meta-analyse van Euser en collega’s (2015) een paar werkzame elementen naar voren zijn gekomen, kunnen geen harde conclusies op basis van deze meta-analyse worden getrokken vanwege de lage waarde van de statistische power. Daarnaast zijn de meeste studies in de meta-analyse buitenlandse studies en kunnen de gevonden werkzame elementen niet zonder meer worden gegeneraliseerd naar de Nederlandse praktijk.

Er zijn ook andere overzichtsstudies die verschillende werkzame elementen aandragen, die aan de effectiviteit van interventies ter preventie van

kindermishandeling bijdragen (o.a. Barlow et al., 2006; Geeraert et al., 2002; Thomlison, 2003). Effectieve interventies zijn volgens deze overzichtsstudies bij voorkeur vroegtijdig, duurzaam en intensief. Daarnaast komt naar voren dat interventies door professionele hulpverleners moeten worden aangeboden en zich dienen te richten op meerdere domeinen van het gezin (zoals praktische steun en opvoedvaardigheden). De interventie Voorzorg is een voorbeeld van een interventie dat aan deze voorwaarden voldoet en is in internationaal onderzoek effectief gebleken in de preventie van kindermishandeling in risicogezinnen (Klein Velderman et al., 2008).

Vanuit een zeer recente meta-analyse (Van der Put et al., 2017) kwamen ook verschillende inhoudelijke interventiekenmerken naar voren die werkzaam blijken te zijn in (preventieve) interventies. Deze werkzame elementen zijn: het vergroten van competentiegevoel van ouders, het vergroten van opvoedvaardigheden en het verbeteren van attitudes over de opvoeding. Op het gebied van specifieke

interventietechnieken kwam naar voren dat het geven van huiswerk aan ouders (thuis oefenen van gewenst gedrag) en het trainen van cognitieve vaardigheden positief moderende factoren waren in interventies. Het geven van (psycho)educatie kwam als een negatief moderende factor in interventies naar voren. Ook werd in deze meta-analyse gevonden dat bepaalde elementen, in sociale en/of emotionele ondersteuning aan ouders, alleen effectief zijn in mishandelende gezinnen. Deze effecten werden niet gevonden bij preventieve interventies. Een element zoals het richten op de verbetering van het welzijn van het kind kwam zelfs in de meta-analyse als negatieve

(10)

moderator naar voren in preventieve interventies.

Tot slot is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd door Mak en Steketee (2012). Dit onderzoek heeft verschillende focusgroepen van professionals in verschillende landen geïnterviewd op ervaringen in werkzame elementen in interventies ter voorkoming en bestrijding van kindermishandeling. In dit onderzoek kwam naar voren dat het richten op de kwaliteiten (sterke kanten) van families een werkzaam element in interventies is ter voorkoming van kindermishandeling. Daarnaast worden in dit kwalitatieve onderzoek, praktische ondersteuning van ouders en het aanbieden van laagdrempelige interventies als werkzame elementen genoemd. Mak en Steketee geven in hun onderzoek aan, dat responsiviteit van interventies van belang is om de interventies af te stemmen op de zwaarte van de problematiek van het gezin. Dit wordt ook bevestigd door het onderzoek van Klein-Velderman en Pannebakker (2008). Zo komt in dat onderzoek naar voren dat kindermishandeling zich in gradaties voor kan doen: niet elke gezinssituatie is even problematisch of heeft altijd een even intensieve behandeling nodig. Wetenschappelijk onderzoek laat echter nog

onvoldoende zien, welke interventies wanneer effectief zijn, voor welk type gezin (Klein Velderman & Pannebakker, 2008; Van Rooijen et al., 2013).

Huidig Onderzoek

Tot op heden zijn nog weinig studies uitgevoerd naar de werkzame elementen in de Nederlandse praktijk. Om deze reden is recent een grootschalig consortium (Consortium effectief vroegtijdig handelen ter voorkoming van kindermishandeling) samengesteld met onder andere het doel een voorstudie uit te voeren naar de

werkzame elementen (Van der Put et al., 2017). Deze voorstudie bestaat uit vier onderdelen, te weten: (1) Een meta-analyse naar de werkzame elementen en effectiviteit van interventies ter voorkoming van kindermishandeling, (2) een kwalitatief onderzoek naar meningen van praktijkprofessionals ten aanzien van de 5W’s, (3) een kwalitatief onderzoek, waarin Stichting Alexander door middel van panelbijeenkomsten, naar de mening van jongeren en ouders heeft gevraagd naar wat werkt ter voorkoming van kindermishandeling en (4) een inventarisatie door het NJI van de inzet en effectiviteit van preventies in Nederland. Het huidige onderzoek richt zich op het tweede onderdeel van bovengenoemde voorstudie en heeft als doel te onderzoeken welke kennis in de praktijk aanwezig is over de werkzame elementen in (preventieve) interventies. Op deze manier wordt getracht inzicht te krijgen in wat werkt voor wie en waardoor? Het in kaart brengen van praktijkkennis kan een

(11)

belangrijke basis voor wetenschappelijk onderzoek vormen, aangezien nog weinig kennis over dit onderwerp in de literatuur te vinden is.

Door middel van kwalitatief onderzoek wordt getracht een bijdrage te leveren aan theoretische vernieuwing (Kleemans, 2007). Professionals in het sociale werkveld baseren hun professionale handelen vaak op hun praktische wijsheid (‘practice

wisdom’), die als vertaalslag kan dienen naar theoretische kennis (Klein & Bloom, 1995). Kwalitatief onderzoek wordt gezien als een valide keuze bij onderwerpen waar ervaringen van mensen wordt onderzocht (Corbin & Strauss, 2008). Het onderzoek is exploratief van aard en de professionals krijgen hierbij meer de vrijheid dan bij kwantitatief onderzoek om hun ervaringen te delen (Bryman, 2012, p. 473). Tot op heden is nog geen kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar de werkzame elementen van (preventieve) interventies specifiek in Nederland. Zoals eerder genoemd, is een kwalitatieve studie door Mak en Steketee (2013) uitgevoerd naar verschillen in meningen van professionals tussen diverse landen over de werkzame elementen van (preventieve) interventies van kindermishandeling. Echter waren de professionals in in de kwalitatieve studie in focusgroepen geïnterviewd en lag de nadruk van het onderzoek meer op de verschillen tussen landen. Huidig onderzoek interviewt de professionals ieder afzonderlijk zodat de meningen minder worden vertekend door de mening van andere professionals (Kidd & Parshall, 2000) Daarnaast is huidig

onderzoek meer gericht op de professionals, die op verschillende manieren betrokken zijn in het signaleren en interveniëren bij (mogelijke) gevallen van

kindermishandeling in Nederland. Op deze manier wordt getracht verduidelijkende inzichten te krijgen in de werkzame elementen voor de Nederlandse praktijk. In dit onderzoek staat hierom de vraag centraal: Wat zijn volgens praktijkprofessionals in Nederland de werkzame elementen in (preventieve) interventies gericht op het voorkomen van kindermishandeling?

Methode Steekproef

In dit onderzoek zijn 21 professionals geïnterviewd. De man-vrouw

verhouding is redelijk gelijk verdeeld. Van de ondervraagde professionals is 48% man en 52% vrouw. Verschillende professionals zijn geïnterviewd die diverse

beroepsgroepen vertegenwoordigen: Zo zijn professionals geïnterviewd die met minderjarigen werken (zoals huis- en kinderartsen, hulpverleners, therapeuten,

(12)

verpleegkundigen, politieagenten en een zorgcoördinator) en deel uitmaken van verschillende sectoren (Jeugd gezondheidszorg; JGZ, Jeugd- en forensische zorg, jeugd- en volwassen geestelijke gezondheidszorg; GGZ, politie en school). Deze heterogeniteit in professionals heeft als doel om zo breed mogelijk kennis te verkrijgen vanuit de praktijk (‘theoretical sampling’) en om nieuwe inzichten op te doen voor wetenschappelijke kennis (Glaser & Strauss, 1967). Na het interviewen van 21 professionals, kwamen er naar inzicht van de interviewers geen nieuwe inzichten van de professionals meer naar voren en is hiermee de saturatie (verzadiging) van gegevens bereikt. In Bijlage 1 is een beknopt overzicht van de participerende professionals te vinden. Vanwege de anonimiteit zijn alleen de functies opgenomen van de professionals.

Procedure

Professionals zijn via de leden van het in de inleiding beschreven consortium geworven. De professionals zijn via de mail benaderd, hebben voorlichting over het onderzoek gekregen en konden vrijblijvend reageren op deze mail. Wanneer de professionals welwillend waren om aan het interview mee te werken, werd een datum, tijd en locatie bepaald waarop het interview zou plaatsvinden. De interviews zijn afgenomen door twee interviewers, opgenomen met een dictafoon en naderhand verbatim uitgetypt. Zo is getracht de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen en de inzichtelijkheid in het onderzoek te bevorderen (Boeije, 2014).

Tijdens de interviews werd het belang van ervaringen van de professionals benadrukt en werden zoveel mogelijk open vragen aan de hand van een topic-lijst gesteld (zie Bijlage 2). Op deze manier werd geprobeerd een zo compleet en eerlijk mogelijk antwoord van de informanten te krijgen. Ook zorgen open vragen voor een meer gedetailleerd en genuanceerd antwoord dan gesloten vragen (Nederhoed, 2015). Daarnaast zijn verschillende gesprekstechnieken tijdens de interviews toegepast. Voorbeelden hiervan zijn luisteren, doorvragen, aanvullen, herhalen van de vraag, parafraseren en samenvatten (Berg, 2009; Fontana & Frey, 1994; Saunders et al., 2009). De duur van de interviews varieerden van 45 tot 90 minuten (de gemiddelde duur was 60 minuten). De uitgewerkte interviews zijn vervolgens aan de hand van het programma ATLAS.ti. gecodeerd en geanalyseerd.

Instrumenten

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een semi-gestructureerd interview. Met deze vorm van interviewen krijgen professionals de ruimte om te vertellen wat ze

(13)

belangrijk vinden en kunnen ze betekenis aan gebeurtenissen geven (Hermanowicz, 2002). Voor de interviews zijn twee aparte interviewleidraden samengesteld. De eerste is een algemene vragenlijst voor professionals die werkzaam zijn in de JGZ, Jeugd- en Forensische zorg en jeugd en volwassenzorg (GGZ) (zie Bijlage 2). In deze vragenlijst zijn 12 vragen opgesteld waarin naar de mening van de professional wordt gevraagd over de effectiviteit van gebruikte interventies in zijn/haar vakgebied. Zo wordt bijvoorbeeld de vraag gesteld: “Is uw ervaring dat de interventie(s) die jullie inzetten effectief is/zijn en zo ja, waarin en waardoor?” Daarnaast worden vragen gesteld welke werkzame elementen het meest belangrijk zijn in een interventie. Hierbij krijgen de professionals een lijst met verschillende werkzame elementen die ze mogen scoren als ‘0’ voor niet belangrijk, ‘1’ als een beetje belangrijk en ‘2’ als heel belangrijk. De professionals mogen bij maximaal vier werkzame elementen een score van ‘2’ punten toekennen, zodat een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt in het belang van verschillende effectieve elementen. Tot slot wordt naar de

knelpunten in het preventieve aanbod gevraagd zoals de vraag: “Zijn er bijvoorbeeld volgens u doelgroepen of omstandigheden waarvoor nog geen effectieve interventies worden ingezet?”

Naast deze vragenlijst is ook een andere vragenlijst opgesteld voor huisartsen, leraren en politie-agenten. Deze is specifiek gericht op signaleren, doorverwijzen en melden (zie Bijlage 3). Hierin komen vragen naar voren als: “In hoeverre is er op uw werk aandacht voor signalering en preventie van kindermishandeling en hoe ziet deze eruit?” en “Wat zijn volgens u knelpunten in het werkveld die voorkomen dat er effectieve preventie voor kindermishandeling is?” en “Loopt u als professional ergens tegenaan in het signaleren of in het implementeren van preventie van

kindermishandeling?” Analyse

De interviews zijn aan de hand van het programma ATLAS.ti. gecodeerd en geanalyseerd. Allereerst zijn de interviews uitgeschreven en in het programma gezet. Daarna werden de stappen zoals open -, axiaal - en selectief coderen volgens Boeije (2014) gevolgt. Na het grondig lezen van zeven interviews zijn, door middel van open codering, codes aan deze interviews toegekend op basis van thema’s die zijn

opgenomen in de vragenlijsten. Daarna zijn de andere interviews gecodeerd met zowel bestaande codes als nieuwe codes. Met behulp van axiaal coderen zijn alle codes verfijnd en ingedeeld in verschillende categorieën. In totaal zijn 418 coderingen

(14)

gebruikt. Deze coderingen zijn in 48 categorieën verdeeld. Aan de hand van deze categorieën zijn uitspraken van professionals met elkaar vergeleken om inzicht te krijgen in de meest genoemde werkzame elementen en knelpunten die naar voren kwamen in de praktijk bij de preventie van kindermishandeling. De laatste stap van het onderzoek was het selectief coderen, waarbij bepaald werd welke kerncategorieën er waren en hoe deze in relatie stonden tot de andere categorieën. De

categorieën/thema’s die hieruit naar voren zijn gekomen, zullen in de resultaten worden besproken.

Validiteit en Betrouwbaarheid

Om de validiteit binnen dit onderzoek te waarborgen is onderzoekstriangulatie toegepast. Triangulatie wordt in kwalitatief onderzoek gebruikt om het probleem van het enkelvoudige perspectief op te lossen (Mortelmans, 2011). In dit onderzoek is het grootste deel van de interviews afgenomen door wisselende paren interviewers. Voordeel van afname van interviews in paren is de reductie van onderzoekerseffecten (Miles & Huberman, 1994; Saunders et al., 2009). Daarnaast zijn twee verschillende interviewlijsten opgesteld en diverse sectoren benaderd zoals hiervoor is beschreven. Van belang om hierbij op te merken is dat de interviewleidraden niet zijn gevalideerd. Wel zijn ze aan de hand van terugkomende thema’s in de literatuur samengesteld. De interne validiteit kan worden vergroot met een theoretisch kader, onderzoeksvraag en met de juiste onderzoeksinstrumenten om de onderzoeksvraag te onderzoeken (Miles & Huberman, 1994). In huidig onderzoek is aan deze voorwaarden voldaan. Verder dient voor validiteit in een onderzoek ruimte te worden gegeven voor negatieve bewijzen (Mortelmans, 2011). Aangezien het een explorerend kwalitatief onderzoek is en aan professionals de ruimte is gegeven om hun mening te laten horen, zijn negatieve bewijzen hierin ook meegenomen en is aan dit punt voldaan. Tot slot kan de validiteit van huidig onderzoek gewaarborgd worden aan de hand van ‘thick

description’, waarbij in detail wordt ingegaan op de quotes die professionals geven (Ponterotto, 2006). Het opnemen van quotes ondersteunt ook de geloofwaardigheid en overdraagbaarheid, doordat de informatie verkregen is door een onderzoeker die direct betrokken is geweest bij het interviewproces (Bryman, 2008). In huidig onderzoek zijn de resultaten aan de hand van quotes weergegeven, waardoor aan de voorwaarde van ‘thick description’ is voldaan.

In het kader van betrouwbaarheid, waar het over de nauwkeurigheid en precisie van het meetinstrument gaat, is de onderzoeker bij kwalitatief onderzoek het

(15)

meetinstrument. Hierbij zijn de resultaten in van het onderzoek in meerdere mate afhankelijk van de gemaakte keuzes van de onderzoeker (Letich & Palmer, 2010). In huidig onderzoek zijn de categorieën en gecodeerde tekstfragmenten door twee onafhankelijke onderzoekers aan de hand van de te coderen interviews beoordeeld, waarna onderlinge verschillen zijn besproken en de codelijst indien nodig werd aangepast. Beoordeling van coderingen door twee beoordelaars vergroot de betrouwbaarheid van de bevindingen (Boeije, 2014). Daarnaast dient zowel het onderzoeksproces als de –analyse zo transparant mogelijk te worden weergeven om de betrouwbaarheid te vergroten (Silverman, 2015). Tijdens het analyseren van de interviews zijn korte memo’s gemaakt, waarbij gedachtes over het onderwerp zijn genoteerd om perspectief te krijgen op de data. Op deze manier is bijgedragen aan een betrouwbaar onderzoek (Lempert, 2007). Tot slot wordt door het opnemen en uittypen van de interviews, de beïnvloeding van de onderzoeker en de kans op vertekeningen in de resultaten geminimaliseerd. (Silverman, 2001). In huidig onderzoek zijn de interviews met een voice-recorder opgenomen en naderhand uitgetypt, waardoor de verkregen gegevens als betrouwbaar kunnen worden beschouwd.

Resultaten

Bij het analyseren van uitspraken van professionals in de interviews, kwamen een aantal thema’s naar voren die achtereenvolgens beschreven zullen worden.

Allereerst is onderscheid gemaakt tussen algemeen werkzame factoren, onderverdeeld in: randvoorwaarden, kenmerken van preventieve interventies, kwaliteit en houding van professionals en communicatie van professionals. Daarnaast worden de specifiek werkzame factoren weergegeven, onderverdeeld in: praktisch ondersteunen, sociaal netwerk, opvoedvaardigheden en versterken van de kwaliteiten van het gezin. Verder worden specifieke technieken binnen interventies, de rol van school, huisarts en politie besproken. Tot slot worden door professionals punten aangedragen ter bevordering van het implementeren en uitvoeren van effectieve (preventieve) interventies. Het huidige onderzoek is gericht op zowel selectieve- als geïndiceerde preventieve interventies, vandaar dat deze verder zullen worden aangeduid met de term interventies.

(16)

Randvoorwaarden. Uit de interviews kwam naar voren dat eerst aan een aantal randvoorwaarden moet worden voldaan, voordat geschikte interventies kunnen worden ingezet en als effectief kunnen worden beschouwd. Zo is het volgens

professionals allereerst van belang te weten wat de zwaarte van de problematiek van het gezin is. De professional moet op voorhand selecteren of de interventie geschikt is voor het gezin of dat er andere maatregelen moeten worden genomen. Professionals geven aan: “Je moet dus heel goed weten waar kan ik nog interventie op doen en waar is het gewoon te zwaar en moet het kind soms inderdaad in een ander gezin opgroeien. Hoe moeilijk dat ook is.” en: “Het punt is natuurlijk dat men moet wel zien tot hier en nu kan het niet verder, en dat is het punt daar heb je hele goede mensen voor nodig.” Om de zwaarte van de problematiek van het gezin in te schatten en daarmee de juiste interventies in te zetten, is het ook van belang om de psychische problemen van ouders mee te wegen. Ondanks dat signaleringsinstrumenten bestaan om de zwaarte van de problematiek bij gezinnen via risicotaxatie in te schatten, komt uit interviews naar voren dat veel professionals hier weinig gebruik van maken. De professionals baseren de inschatting van de problematiek van het gezin op hun eigen oordeel. Deze inschatting is volgens professionals echter niet altijd even accuraat. Een professional geeft aan: “Als je naar de cijfers kijkt van seksueel misbruik zijn dat best hoge cijfers, maar als je kijkt hoeveel ik heb meegemaakt valt dat mee. Dus dan gebeuren er dingen die ik niet altijd zie.”

Daarnaast gaven professionals aan dat in de prioritering binnen interventies het van belang is te werken aan de veiligheid in het gezin, voordat andere

interventiemaatregelen kunnen worden genomen. Een professional zegt hierover: “Als je verder gaat naar behandeling is het belangrijk om te werken aan veiligheid. Dat is een primaire factor om te komen tot disclosure. Dat kinderen daar wat ook kwijt willen.” Een andere professional vertelt: “Ik heb nu een gezin waarbij het jongetje uit huis is geplaatst maar nu hij op een veilige plek zit gaat hij pas dingen vertellen. Dat heb ik nooit gezien, terwijl ik er midden in zat. Dat vindt ik lastig.” Wanneer eerst wordt gewerkt aan de veiligheid in het gezin, wordt de kans groter dat kinderen volgens professionals hun verhaal kunnen doen, zodat meer inzicht in de situatie kan worden verkregen en daaropvolgend aansluitende interventies kunnen worden

ingezet. Tot slot geven professionals aan dat veiligheid en stabiliteit in het gezin meer ruimte creeëren voor de professional en het gezin om zich samen op de interventie te richten. Een professional zegt:

(17)

“Ik denk dat het eigen gevoel van veiligheid en stabiliteit belangrijk is. Dus dat je niet constant hoeft na te denken over waar je woont, of hoeveel je te besteden hebt voor eten. Dus als je kijkt naar de behoeftepiramide van Pavlov dat dat onderste deel in orde is. Dan kun je verder op de inhoud van de interventie.”

Verder geven professionals aan dat het belangrijk is om als professional te kijken welke problematiek in het gezin het eerst kan worden aangepakt. Aangegeven wordt dat hierbij moet worden gekeken naar wat het meest pragmatisch en effectief is in interventies en het beste aansluit in het dagelijkse leven van het gezin. Deze

afweging en prioritering is volgens professionals per gezin en situatie verschillend. Een professional geeft aan:

“In de basis zijn interventies wel helpend maar er zijn zoveel andere dingen die meespelen, want als ik bijvoorbeeld begin met Triple P maar ik heb een moeder tegenover mij zitten die heel getraumatiseerd is, dan moet dat eerst aangepakt worden. Dan kunnen de opvoedtips er niet bij in het hoofd.” Kenmerken van effectieve interventies. Professionals geven in de interviews aan dat het van belang is interventies laagdrempelig aan te bieden, willen deze

effectief zijn. Een professional werkzaam met Triple P geeft hierbij aan: “Ouders moeten hulp als laagdrempelig ervaren, ze moeten gelijk kunnen bellen als er iets is voordat ze het te hoog op laten lopen.” Hierbij wordt aangegeven dat het belangrijk is dat ouders de weg naar deze hulp weten te vinden. Professionals geven niet expliciet aan of ouders weten waar ze zelf of voor een ander terecht kunnen bij (vermoedende) gevallen van kindermishandeling. In het zoeken naar de juiste hulp of interventie van ouders, geven professionals wel aan dat veel ouders via de Ouder en Kind

teams/jeugdteams worden doorverwezen naar verschillende interventies voor kindermishandeling.

Verder geven professionals de voorkeur aan interventies die zich in de omgeving van het gezin bevinden. De geïnterviewden geven aan dat professionals naar de gezinnen toe moeten gaan om hulp te kunnen bieden. Een professional zegt hierover: “No show komt vaak doordat de hulpverlening te ver weg zit, het moet outreachend zijn “…” Je moet naar de mensen toegaan en vertrouwen opbouwen.” Volgens de geïnterviewden zien professionals met huisbezoeken meer signalen en krijgen ze meer informatie over het gezin. Zo zegt een professional:

(18)

“Ik vind het bijna belachelijk als een hulpverlener niet thuis over de vloer komt. Want je ziet alles aan een huis. De manier waarop ze leven. Ook al hebben ze schoon gemaakt voordat je komt. “…” Ook kijken of er speelgoed is, of er troep is.”

Een andere professional zegt ook: “Je ziet heel veel als je bij een gezin thuiskomt. “…” Huisbezoek is zo belangrijk.”

Tot slot geven professionals aan dat zo vroeg mogelijk interveniëren de

voorkeur heeft bij kindermishandeling. Een professional die werkt als kinderarts geeft aan: “Ooh ja dat vind ik ook nog belangrijk om te zeggen, dat je bijna voor de

bevalling, prenataal moet beginnen. “…” Eigenlijk bij min negen beginnen. Een andere professional die werkt met Triple P geeft aan: “Je moet overal een opleiding voor volgen behalve voor opvoeden. Er zijn nogal wat valkuilen waar je in kan stappen.” Door prenataal interveniëren kan volgens professionals veel schade voorkomen worden in de latere ontwikkeling van het kind en kunnen

opvoedvaardigheden aan beginnende ouders worden geleerd. Professionals geven aan dat prenataal interveniëren, biologische risicofactoren van het kind kan beïnvloeden, wat latere kansen op kindermishandeling mogelijk doet verminderen. Een

professional verwoordt dit als volgt:

“Als je bij de zwangerschap al stress verminderd, krijgt de moeder minder cortisol en dat zorgt voor een betere breinontwikkeling van het kind. Alcohol en nicotine dat geeft een vroegtijdige ontwikkeling in de disorganisatie van het brein waardoor je gevoelig bent voor prikkeling “…” Stress heeft invloed op geweld. Dus als je gestrest bent, ben je prikkelbaar en kortaf, heb je weinig perspectief dus ben je weer sneller geraakt en raak je iemand anders ook sneller.”

Door een stabieler cortisolsysteem, zijn zowel moeder als kind beter bestendigt tegen stress, waardoor de kans op mishandeling volgens professionals afneemt.

Kwaliteit en houding professionals. De kwaliteit van hulpverleners of andere professionals is volgens de geinterviewden ook van belang voor de effectiviteit van interventies. Zo moeten professionals een juiste afstand tot het gezin bewaren en tegelijkertijd empathisch zijn, verstand hebben van psychische en psychiatrische problemen, duidelijk en transparent zijn in hun handelen (“Doen wat je zegt en zeggen wat je doet”) en altijd blijven volhouden en geduld hebben. Zo geeft een verpleegkundige van Voorzorg aan:

(19)

“Werkzame elementen zijn de vertrouwensband tussen de verpleegkundige en de moeder. En dat ze bijna niet opgeven, dus op het moment dat iedereen in de hulpverlening afhaakt, blijft de verpleegkundige naast de moeder staan. En dat zijn vaak Licht Verstandelijk Beperkte moeders, die grillig zijn in afspraken nakomen, waardoor ze bij andere instanties afhaken. “…” Maar die verpleegkundige is er altijd, die komt altijd.”

Andere professionals geven aan, dat men vaak denkt dat de algemeen werkzame factoren in interventies niet te beïnvloeden zijn. Zij geven als tegenargument dat juist in sollicitatieprocedures op deze kwaliteiten van professionals kan worden

geselecteerd. Op deze manier kan de kwaliteit van professionals volgens hen worden gewaarborgd, waardoor de effectiviteit van interventies mogelijk wordt verhoogd.

Verder is het vertrouwen van het gezin in de geboden hulp volgens professionals belangrijk voor effectieve interventies en interventies. Voor het

vertrouwen in de geboden hulp is de relatie tussen professionals en ouders belangrijk. De professionals zeggen geen confronterende houding naar ouders te hebben, maar proberen vooral “Naast de ouders te staan.” Hierbij is het volgens de professionals belangrijk dat de professional een positieve insteek heeft, zich bekrachtigend opstelt naar ouders, de sterke kanten van ouders benoemt en samen met ouders kijkt naar wat al goed gaat in het gezin. Deze houding werkt volgens professionals door in de

vertrouwensrelatie met ouders om zo het onderwerp kindermishandeling bespreekbaar te maken. Hierdoor kan de weg naar hulp voor ouders volgens professionals worden opengezet. Sommige professionals geven aan dat ze bang zijn om de

vertrouwensrelatie met ouders kwijt te raken wanneer ze een melding maken richting Veilig Thuis of het onderwerp kindermishandeling bespreken met ouders. Andere professionals geven echter aan dat dit niet het geval hoeft te zijn, zo geeft een professional aan:

“Kleine signalen bespreek je al. Er zijn bijvoorbeeld tien kleine signalen en die bespreek je en op een gegeven moment voel je dit kan niet meer. De relatie is er dan nog steeds. Je hoeft dan niet een cliënt te verliezen. Je meldt omdat er meer hulp nodig is. De cliënt accepteert dat.”

Tot slot is het van belang een balans te vinden in de begeleidende - en

kaderstellende rol die men als professional heeft richting ouders. Professionals geven aan dat het bij het stellen van kaders ook van belang is om als professional, ouders op afspraken aan te durven spreken en wanneer ouders zich niet aan de afspraken kunnen

(20)

houden, moeten professionals consequenties stellen en hierop durven doorpakken. Zoals een kinderarts zegt:

“Het durven door te pakken en niet te lang mee fibreren. “…” kikker in de pan fenomeen. “…” Ouders en huisartsen kunnen dat ook hebben, die zitten zo in het gezin “...” en dan kom ik als vreemde en dan zie ik het kind, dan

denk ik dit kan gewoon niet meer, dan spring ik eruit. “…” Je kijkt naar de outcome, gaat het beter met het kind, is het kind nog steeds niet aan het

groeien, zitten er nog steeds carieuze elementen in de tanden. “…” Is de vader nog steeds niet van de bank gekomen “…” dan zegt Veilig thuis: Ja ze komen wel bij jullie op bezoek en dan zeg ik: Ja ze komen wel maar er gebeurt niks. Maar ja, dat bedoel ik met durven doorpakken. Het deadlines durven stellen.” Voor het durven doorpakken, zijn volgens professionals zowel kennis als training nodig om risicofactoren in te schatten, deze in kaart te brengen en dit met de ouders bespreekbaar te maken. Een professional geeft aan dat deze kennis en training voor een professional beide onmisbaar zijn, omdat anders het gevaar kan bestaan dat ouders de professionals “om hun vingers kunnen winden”. Volgens professionals is op dat moment het perspectief van de professional te gekleurd door de betrokkenheid bij het gezin en is de kans groter dat signalen van kindermishandeling in het gezin niet tijdig door de professional worden opgepakt. Hierbij wordt ook de kans volgens professionals groter dat kinderen veel onnodige en onherstelbare schade worden toegebracht, die bij vroegtijdig signaleren kon worden voorkomen.

Communicatie professionals. Professionals geven aan dat de communicatie van professionals met ouders en kinderen van belang is om de vertrouwensrelatie tussen professional en clienten te bewerkstelligen en bevorderen. Zoals een professional in een interview aangeeft:

“Ik ben ook vader van hele jonge kinderen maar je weegt gewoon ieder woord best zwaar als het om je eigen kinderen gaat. Als ik dan een beschuldiging krijg (van kindermishandeling) op basis van een verhaal van een kind dan is dat nogal wat.”

Professionals geven vanwege de gevoeligheid van het onderwerp over

kindermishandeling aan, dat het heel belangrijk is in de communicatie te benadrukken dat de ouder zijn kind niet expres mishandelt. Bijna alle profesionals hebben in de interviews benoemd dat kindermishandeling voortkomt uit onmacht van ouders en dat bijna alle ouders uiteindelijk het beste voor hun kind willen. Zo zegt een professional:

(21)

“Er zijn weinig ouders die voor hun lol hun kind staan, het is bijna altijd onmacht. En daar moet je erkenning voor geven.” Door hier in het gesprek erkenning voor te geven, is er volgens professionals een ingang om de gedragingen van ouders en interacties tussen de gezinsleden te bespreken op een niet veroordelende manier. Aan de andere kant geven professionals aan dat een professional ook rekening moet houden met een percentage ouders die hun kind wel expres mishandelen. Zo wordt aangegeven: “Ernstige psychiatrie moet je wel eruit halen, en dan bedoel ik met psychiatrie, de AS-II. “…” De persoonlijkheidsproblematiek, de Borderliners “…” 100% is te begrijpen, 90% is goed bedoeld maar 10% is echt psychopathologie.” Om de discussie over de subjectiviteit van kindermishandeling met ouders te vermijden, geven professionals aan dat het van belang is concreet de handelingen van ouders te benoemen en te rapporteren, zodat ouders weten wat zij kunnen verbeteren in hun opvoeding. Een professional zegt hierover:

“Je schrijft echt letterlijk op moeder geeft kind bijna dagelijks een draai om zijn oren. Dus niet van kind wordt mishandeld door zijn moeder. Hoe

concreter je het maakt hoe beter iedereen het snapt en hoe duidelijker het is. Als je neerzet moeder mishandelt kind, dan kan het zijn dat de één 1x in de maand slaan mishandeling vindt en de ander vindt het anders. Je moet oppassen met de veroordeling.”

Bij sommige doelgroepen zoals gezinnen met leden met een licht verstandelijke beperking (LVB), is het volgens professionals van belang om in communicatie af te stemmen op het niveau van de ouders, zodat de inhoud en het doel van de interventie begrijpelijk wordt gemaakt. Ouders met een LVB hebben volgens professionals ook vaak visuele ondersteuning nodig om te begrijpen wat de professional vertelt en wat de rol van ouders is in interventies zodat ze meer inzicht krijgen in de oorzaken en gevolgen van kindermishandeling. Visueel materiaal is echter volgens professionals nog onvoldoende in interventies aanwezig. Tot slot geven professionals aan dat ouders met een LVB nog te weinig worden gesignaleerd in de praktijk door

professionals en dat daardoor vaak de interventies niet aansluiten bij deze gezinnen. Tot slot komt uit de interviews naar voren dat het belangrijk is in een gesprek met ouders door te vragen en daarbij geen oordeel in de vragen te leggen. Een

professional geeft aan:

“Nou vragen is belangrijk, vooral open vragen. Je moet starten met wat er volgens hen aan de hand is. “…” Het heeft met doorvragen te maken, zonder

(22)

oordeel te hebben of het zelf in te vullen. “…” Nog een concreet voorbeeld. Als een ouder een kind slaat dat is niet voor niks. Dat kan zijn om ze het kind irritant vindt. Dan kun je vragen van wat irriteert u dan want je slaat niet voor niks. Vaak krijg je veel meer antwoorden dan dat je denkt dat je krijgt, als je maar doorvraagt.”

Een paar professionals geven aan dat het doorvragen op het onderwerp

kindermishandeling voor hen lastig is vanwege de beladenheid van het onderwerp. Ze geven aan eerst een relatie met de ouders willen opbouwen, voordat ze het onderwerp ter sprake brengen. Andere professionals zijn het met deze houding niet eens. Zo wordt aangegeven:

“Juist bij het eerste gesprek zeggen mensen: Ja we hebben nog niet zoveel contact maar ik denk bij het eerste gesprek dat je al heel veel kan vragen. “…” Elke keer weer vragen ook bij de zwangerschap, ook geweld in de zwangerschap. Het blijven herhalen en dat ze weten dat je ernaar vraagt en dat ze bij jou terecht kunnen. Ook al zeggen ze nee in het begin, maar vraag ernaar, weet je dat probeer ik steeds maar te zeggen. “…”Vragen want dan weten zij dat je er alert op bent!”

Door het vragen en doorvragen op het onderwerp aan het begin wordt volgens professionals een signaal aan de ouder afgegeven dat ze alert zijn op signalen van kindermishandeling en dat het bespreekbaar is. Dit kan de kans volgens professionals op een gesprek vergroten, zodat samen met ouders gekeken kan worden naar

mogelijke oplossingen.

Specifiek Werkzame Factoren

Praktisch ondersteunen. De professionals geven op het gebied van specifiek werkzame factoren aan, dat het praktisch ondersteunen van het gezin een basis element is voor effectieve interventie. Een professional zegt:

“Wij geven ook heel veel praktische ondersteuning. Je moet ook iets te bieden hebben en niet alleen willen praten. Als er bijvoorbeeld veel financiële

problemen zijn en je gaat het hebben over kindermishandeling dan past dat niet. Kindermishandeling komt voort uit iets anders, andere stressfactoren. Financiële problemen/geen werk hebben/alcohol misbruik leiden tot stress en dat leidt tot mishandeling. Dus er zit iets anders in de kern. Een gelukkig gezin gaat niet samen met mishandeling.”

(23)

Andere professionals bevestigen in interviews dat praktische ondersteuning de stress bij ouders vermindert en dat hierdoor ook de kans op kindermishandeling afneemt. Volgens een professional werkzaam bij Voorzorg is het van belang om in de

praktische ondersteuning niet teveel problematiek van de ouders over te nemen en op te lossen, maar de ouders in hun situatie te ondersteunen. Ze zegt:

“De verpleegkundigen zijn meer een ondersteunende professional op een laagdrempelige manier, die heel erg empowerend werken en niet zozeer alles uit handen nemen. Ze gaan niet coördineren. Ze hebben een visie, er zijn voor de ouders, ondersteunen in eigen kracht. Dat is het verschil. Je laat zien dat je niet boven de ouders staat, dat je de professional bent die weet hoe je het moet doen, maar je wordt als maatje gezien. Een professionele buddy.”

Professionals gaven aan wat zij onder praktische ondersteuning van ouders in

interventies verstaan namelijk: ondersteuning van de professional in (het zoeken van) huisvesting, financiën (schulden), inkomen, transport, verslaving en gezondheid.

Sociaal netwerk. Daarnaast wordt de sociale en emotionele ondersteuning aan ouders genoemd als werkzame factor in effectieve interventies. Zo geven een paar professionals aan dat het belangrijk is om het netwerk van ouders te vergroten zodat ze “op iemand terug kunnen vallen.” In de interviews werd het netwerk van ouders verschillend door professionals omschreven. Een professional vindt dat de

buurthuizen meer moesten investeren in contacten met ouders. Ze zegt:

“Als er meer gebeurt in buurthuizen “…”Hoe simpel kan het zijn, zorg dat er, dat er in die buurten wat is, “…” dat mensen met elkaar in contact komen, dat lucht zo de stress op. Kindermishandeling is natuurlijk stress bij ouders vaak.”

Andere professionals geven aan dat het belangrijk is om buren en andere mensen uit de wijk aan te spreken of zij een rol kunnen spelen in het ondersteunen van het gezin door bijvoorbeeld het opvangen van hun kinderen. Families waarin

kindermishandeling zich afspeelt, zijn volgens professionals vaak zelf ook overbelast en daarom wordt aangegeven dat het niet verstandig is om de familie als sociaal netwerk in te zetten. Tot slot werd ook benoemd dat het betrekken van leerkrachten in het netwerk van groot belang is, aangezien leerkrachten dagelijks contact met deze kinderen hebben. Niet alle professionals zijn echter positief over het idee om het sociale netwerk uit te breiden. Zo zegt een professional werkzaam in de

(24)

“Volgens mij leert de ervaring dat juist in de gezinnen waar er sprake is van verwaarlozing en mishandelingdat die vaak zichzelf heel erg isoleren, dan kunnen we wel proberen om van buiten het sociale netwerk te vergroten, maar als de behoefte er niet is dan, dan kan je het aanbieden maar dan wordt het toch niet aangepakt.”

Andere professionals geven aan dat het idee van het vergroten van het sociale netwerk mooi is, maar dat de uitvoering vaak voor ouders tegenvalt omdat het een te zware belasting voor de ouders is. Zo geeft een professional aan:

“Ja dat (het netwerk) is soms ook heel moeilijk om uit te breiden. Dat wordt veel genoemd maar om dat ook in te zetten, dat geeft nog een hoop

struikelblokken. “…” ze missen heel veel de communicatievaardigheden en de hechting. Dit zijn meiden die weggelopen zijn of in internaten hebben gezeten. Er is ook institutionele kindermishandeling en verwaarlozing. Je kunt je niet hechten.”

Er zijn dus zowel voor- als tegenargumenten vanuit de professionals genoemd om het sociale netwerk in te zetten, te intensiveren, te verstevigen of te vergroten.

Opvoedvaardigheden. Verder wordt door profesionals aangegeven dat het versterken van opvoedvaardigheden van ouders een werkzaam element is in

interventies. Onder opvoedvaardigheden worden door de professionals vaardigheden verstaan waarin de ouders onder andere grenzen leren stellen naar hun kinderen toe en deze consequent leren toepassen. Daarnaast speelt het leren belonen van gewenst gedrag in de opvoeding, in plaats van straffen voor ongewenst gedrag een grote rol. Een professional zegt hierover: “Opvoedvaardigheden vind ik heel belangrijk want daar gaat het uiteindelijk om. Maar het gaat dan niet om het leren geven van straf maar ik heb het liever over hoe beloon je en stel je grenzen.” Veel professionals geven aan de maatschappij meer aandacht aan opvoedvaardigheden van ouders dient te geven. Zo zegt een professional:

“Het heeft mij ook altijd verbaasd waarom het niet gewoner is dat als je ouders bent, waarom je dan niet allerlei dingen aangeboden krijgt om te leren een goede ouder te worden. Overal hebben we cursussen voor, ook voor auto rijden en als je kinderen krijgt kun je gewoon zomaar beginnen “…” Je moet opvoedondersteuning normaliseren, aan iedereen aanbieden. Niet ik doe het niet goed, maar juist ik doe het goed, dus ik ga ondersteuning zoeken. “…” Ook in het kader van kindermishandeling, als je opvoedondersteuning teveel

(25)

in het negatieve trekt is dat niet goed. Terwijl iedereen daar behoefte aan heeft.”

Deze uitspraak werd door meerdere professionals bevestigd. Door

opvoedondersteuning te normaliseren, zullen ouders volgens professionals sneller hulp gaan zoeken, waardoor de kans op kindermishandeling zal afnemen.

Versterken van kwaliteiten gezin. Tot slot hebben professionals uiteenlopende meningen over het versterken van kwaliteiten van het gezin. Een professional zegt: “Sterke kanten versterken: heel belangrijk. “...”Daar waar je meer aandacht aangeeft dat groeit.” Een andere professional geeft aan dat de focus op sterke kanten niet toereikend genoeg is om de problematiek op te lossen, maar dat sterke kanten wel aangesproken kunnen worden om de ouder te motiveren zijn problematiek op te lossen. Zo zegt hij:

“Het vergroten van sterke kanten, “…” ik vind dat een beetje een valkuil, beschermende factoren omdat we ook weten dat juist daar waarbij zoveel risicofactoren zijn, doen die positieve factoren niets. Dus ik zeg de

beschermende factoren zijn op zich niet belangrijk genoeg, maar ze zijn wel een vehikel om achter die risicofactoren aan te gaan. Dat die vader moedig is, heb je niks aan he, want hij is ook verslaafd of weet ik veel, maar je kan wel een beroep doen op zijn moed, zo van kom op jongen!”

Naast het versterken van sterke kanten (kwaliteiten) van ouders, kunnen ook persoonlijke vaardigheden volgens professionals van ouders worden versterkt. De meeste professionals geven aan hier in hun interventies geen aandacht aan te besteden. Alleen een professional werkzaam in de volwassenzorg, geeft aan zich in zijn cursussen te richten op het versterken van persoonlijke vaardigheden, zoals assertiviteit van ouders, voorkomen van opbouwende frustraties en weerbaarheid in relaties (het laatste voornamelijk bij vrouwen). Echter wordt in de volwassenzorg volgens professionals niet rekening gehouden met het gezin, waar de volwassene een onderdeel van kan zijn. Er wordt vooral vanuit het individu gekeken en niet naar het gezin als systeem. Zo wordt aangegeven: “Het zit niet in hun para-, in hun frame of mind, ze kijken niet van het zou goed zijn voor dit individu als hij in een safe system zou leven en dat die zijn kinderen niet zo zou verwaarlozen…” Om deze reden krijgen ouders volgens professionals in de volwassenzorg geen oudervaardigheden

aangeboden, wat wel volgens hen bevorderend kan werken in preventie van kindermishandeling.

(26)

Specifieke Technieken

Naast werkzame elementen in interventies zijn professionals ook bevraagd op interventietechnieken binnen de interventies. Allereerst gaven professionals aan dat psycho-educatie van belang is in interventie, mits het op maat gegeven wordt. Een professional zegt:

“Dit is in ieder geval heel erg belangrijk (voorlichting, psycho-educatie), mits op maat, dat je eerst goed weet hoe denkt die ouder als je dan goede

informatie hebt om daar iets naast te zetten, als je ouders echt uitlegt, als je dat goed kan doen trauma betekent dit voor een kind, dat ze dan denken ja maar dat wil ik toch eigenlijk niet “…” Op maat, maar niet mechanisch kinderen hebben liefde nodig ofzo nee, op maat dus.”

Naast informatie aan ouders, is het ook goed om psycho-educatie aan kinderen te geven over wat is normaal in de opvoeding. Een huisarts zegt hierover:

“Meer informatie aan de kinderen. Vroeger had je overal posters dat je de AMK hulplijn kon bellen maar dat zie ik eigenlijk minder. En misschien bijna ook wel informatie op school. Dat bijvoorbeeld een psycholoog een verhaal verteld in de klas. Dat het niet normaal is dat je wordt geslagen en wat je dan moet doen. Ik denk toch wat voorlichting want als kind denk je heel lang dat het gewoon is als je wordt geslagen.”

Door zowel informatie op maat te geven aan ouders, als ook aan kinderen, wordt volgens professionals meer bewustwording en inzicht over de oorzaken en gevolgen van kindermishandeling verkregen. Hierdoor wordt onder andere gewerkt aan mogelijke preventie van (toekomstige) kindermishandeling.

Verder spreken de professionals over het belang van het inzetten van

rollenspel en modelling als technieken voor effectieve interventies. Door middel van rollenspel oefenen ouders hun verworven opvoedvaardigheden met elkaar en wordt de geleerde stof in praktijk gebracht. Professionals zeggen hierover: “Je maakt het concreet, dat is het voordeel van een rollenspel.” En “Wij doen dan bepaalde patronen voor omdat het uit een boek niet gaat leven.“ Naast rollenspel speelt

modeling ook een rol om geleerde vaardigheden voor ouders inzichtelijk te maken en daarin als professional als rolmodel te fungeren. Een professional geeft in een

interview aan: “Cursus opvoeden, nou daar zit het helemaal niet in. het is ook het voordoen. Zien hoe je het kindje vasthoudt, dat is het en niet een cursus van nou moet je dit en dat.” Verder is modeling ook van belang bij ouders met een lager

(27)

intelligentieniveau. Deze mensen leren, aldus geïnterviewden, vaardigheden aan doordat professionals deze voordoen.

Tot slot wordt monitoren als een belangrijke techniek gezien. Door een paar professionals wordt monitoren beschouwd als het afnemen van vragenlijsten. Echter geeft het merendeel aan dat monitoren wordt gezien als, het samen kijken naar de vooruitgang in de vaardigheden van ouders en de ontwikkeling van het kind en hier als professional met ouders over in gesprek gaan.“Niet echt met vragenlijsten, want dan weet je vaak nog niks. Je ziet veel meer in gesprek met de ouder.” Een andere professional geeft over monitoren aan:

“Routine outcome monitoring. Maar dan als echt iets van jij bent bij mij in therapie of ik ben bij jouw in therapie en dat je samen doelen stelt, “…” samen gesprekken voert van hebben we één stapje gedaan, had ik het beter kunnen doen, had jij het beter kunnen doen, dat is (meer evalueren) ja dat vind ik, dat werkt wel dan voelen de mensen zich serieus genomen en denken ze over zichzelf na ooh ja ik vond hem inderdaad een beetje langdradig, “…” Echte ROM, “…” in het echt in het, in het behandelaar en contact, dat vind ik wel goed! Maar niet van (check, check), nee.”

Door samen met ouders op vaste momenten ontwikkelingen in de gezinssituatie te bespreken, worden ouders zich bewust van hun verantwoordelijkheid en worden ze onderdeel van het proces gemaakt. Hierdoor raken ouders volgens professionals meer betrokken bij de interventie, wat de kans op succes in interventies vergroot.

Rol School, Huisarts en Politie

Allereerst spelen scholen volgens professionals een belangrijke rol in

preventie van kindermishandeling, maar kan deze rol volgens hen nog meer worden ingezet. Zo geeft een professional aan: “Een school ziet het kind ook iedere dag dus die zou er wat mij betreft een grotere rol in mogen hebben. “…” Daar ligt een hele grote rol in preventie.” En een andere professional: “Soms is school een van de eerste plekken waar men überhaupt ziet hier gaat het niet goed met het kind.” Een

professional die het ‘Safe You Safe Me pakket’ voor scholen heeft ontwikkelt om het onderwerp kindermishandeling op scholen te bespreken en handelingsverlegenheid te verminderen, geeft echter aan, dat er verschillende redenen zijn waarom het pakket niet op scholen wordt toegepast. Zo hebben scholen weinig budget, is het voor veel scholen een beladen onderwerp, zien scholen het niet als hun verantwoordelijkheid om kindermishandeling te melden, weten zij niet van de landelijke meldcode af en

(28)

krijgen scholen weinig subsidie van de overheid om het pakket ter preventie van kindermishandeling te implementeren. Zo zegt de professional:

“Met dit onderwerp zouden we wel vanuit ministerie meer kunnen aanjagen en scholen vinden dat wel heel belangrijk. “…” Ja, dat je (als overheid) dat meer kan faciliteren, zou een mooi signaal zijn richting de scholen, dat het niet alleen maar gezegd wordt wat ze moeten doen, maar dat ze het ook aangereikt krijgen.”

Onder de geïnterviewden is ook een zorgcoördinator van een school geïnterviewd. Hij geeft aan nog niet eerder van de meldcode te hebben gehoord. Op de vraag in

hoeverre er aandacht op zijn school is voor kindermishandeling, geeft hij aan:

“Dat is eigenlijk minimaal. Als je het hebt over preventie heb je het vaak over voorlichting. Er wordt veel voorlichting gegeven. “…” vooral voor alcohol en drugs, en loverboys en social media. Die voorlichting denk ik aan. Dat is vaak toch de preventie die wij toepassen. Maar daar zit kindermishandeling niet in.”

De rol van huisartsen is volgens professionals ook van belang in preventie van kindermishandeling. Zo wordt aangegeven dat huisartsen naast medisch toezicht ook sociaal toezicht op ouders kunnen houden. Een huisarts zegt hierover:

“We houden concreet bij of er veranderingen optreden in groei of gezondheid. Is dit niet aanwezig dan kunnen we ouders hierop aanspreken. De medische metingen geven een concreet uitgangspunt om dit met ouders te bespreken. Ook al zegt de ouder bijvoorbeeld dat het goed gaat, naar aanleiding van de meting zien wij toch andere resultaten en kunnen we ouders daarop

aanspreken.”

Echter hebben huisartsen niet overal zicht op. Een tweede huisarts geeft aan: “Nou ik denk dat ik van mijn patiënten overdag het wel goed kan inschatten maar op die huisartsenpost denk ik wel eens als dit maar goed gaat. Mensen kiezen ook bewust om niet naar hun eigen huisarts te gaan. Je hoort van die verhalen dat kinderen met letsel die mishandeld worden toch wel bij veel verschillende eerste hulpen en huisartsenposten komen.”

Aangezien er geen verbinding is tussen de verschillende huisartsenposten is het moeilijk om op de gevallen, waarbij vermoeden van kindermishandeling bestaat, toezicht te houden. De huisarts op de huisartsenpost kan brieven sturen naar de huisarts van het gezin, maar niet alle gezinnen hebben een vaste huisarts. Een aantal

(29)

verbeterpunten is volgens professionals hierin door te voeren, zodat

kindermishandeling ook in huisartsenposten sneller wordt gesignaleerd en met andere instanties wordt gecommuniceerd om kindermishandeling tegen te gaan (zie kopje Verbeterpunten).

Tot slot kan de politie volgens professionals een grote rol spelen in signalering en preventie van kindermishandeling. Zoals een politie-agent zelf aangeeft: “Ik denk dat wij de organisatie zijn die daar het meest melding van maakt. We werken volgens een systeem dat als wij ons zorgen maken om een jeugdige dat wij verplicht zijn daar een zorgmelding van te maken.” Daarnaast is de politie altijd bereikbaar, waardoor ze snel kunnen ingrijpen en gelijk bij mensen thuis kunnen komen om de situatie in te schatten. Een politie-agent zegt: “Wij zijn natuurlijk de partij die veel bij mensen thuis komt, “…” daar kun je al een heleboel aan afleiden. Wij zijn vaak de eerste die bij vervelende situaties binnenkomen.“ Door de politie meer bewust te maken op signalen die wijzen op kindermishandeling, kunnen zij volgens politie-agenten een betere inschatting maken hoe ernstig de situatie is, een zorgmelding maken richting Veilig Thuis en op deze manier sneller ingrijpen in gevallen van kindermishandeling. Verbeterpunten

In de interviews is aan alle professionals apart gevraagd of zij punten konden aandragen ter verbetering van de effectiviteit van interventies. Bij het analyseren van de interviews komen een aantal zaken naar voren die hieronder kort en puntsgewijs worden besproken:

1. Eerder en beter signaleren op scholen. Bij signalering van kindermishandeling, heeft school een grote rol omdat zij het kind elke dag zien. Echter blijken volgens de professionals zowel basisscholen als middelbare scholen vele gevallen van kindermishandeling te missen en moet er beter worden gesignaleerd. Een meldcode is vanuit de overheid verplicht gesteld aan scholen, met daarin een protocol hoe te handelen in gevallen van

kindermishandeling. Echter weten veel scholen volgens professionals niet van deze meldcode af, of implementeren ze deze meldcode niet in de gehele school. Dit heeft volgens professionals als gevolg dat er geen bewustzijn op scholen is over welke rol ze hebben in het signaleren van kindermishandeling, niet weten op welke signalen ze moeten letten en geen kennis hebben hoe ze moeten handelen in gevallen van kindermishandeling. Professionals geven aan

(30)

dat leerkrachten en medewerkers van school, moeten worden geschoold in het signaleren van kindermishandeling om zo sneller in te kunnen grijpen.

2. Samenwerking tussen ketenpartners (professionals) verbeteren. In de

interviews komt naar voren dat nog weinig gecommuniceerd wordt tussen de betrokken professionals. Hierdoor zijn deze vaak niet op de hoogte van recente ontwikkelingen in het gezin en worden interventies onvoldoende op elkaar afgestemd. Een professional geeft aan dat dit kan worden verholpen door de communicatie tussen professionals te verbeteren. Door contact te zoeken en te houden met andere professionals, die betrokken zijn in het gezin, wordt meer informatie gekregen, kan samen worden gekeken naar een

passende oplossing, kunnen afspraken worden gemaakt over wie de regie heeft in de hulpverlening. De regiehouder zorgt volgens professionals ervoor dat snelle en duidelijke afspraken worden gemaakt, waarbij iedereen weet wat zijn taak is. Dit is zowel voor de professionals als voor het gezin bevorderlijk ter voorkoming van kindermishandeling.

3. Verbeteren imago van Veilig Thuis. Veilig Thuis geeft volgens professionals te weinig terugkoppeling op de zorgmeldingen die professionals maken. Hierdoor worden zij in het onzekere gelaten en hebben zij het gevoel dat er weinig met hun zorgmelding wordt gedaan. Daarnaast zijn er lange

wachtlijsten die een obstakel vormen om gelijk kinderen voor een passende interventie aan te melden.

4. Meer aandacht voor ouders met een licht verstandelijke beperking. Vanuit interviews komt naar voren dat ouders met een licht verstandelijke beperking (LVB) onvoldoende door professionals worden herkend. Hierdoor sluiten interventies volgens professionals onvoldoende aan. Daarnaast dient er volgens professionals meer visuele ondersteuning bij interventies speciaal voor LVB ouders te worden ontwikkeld.

5. Stigma van interventies voor kindermishandeling vermijden door interventies te normaliseren. Professionals geven aan dat bijvoorbeeld de term

opvoedinterventies voor ouders een negatieve associatie heeft. Professionals geven aan dat opvoedinterventies voor alle ouders beschikbaar moeten zijn, aangezien elke ouder in de opvoeding wel eens fouten kan maken. Door de opvoednterventies voor iedereen aan te bieden, worden deze genormaliseerd en zijn mensen sneller geneigd om zich hiervoor vrijwillig op te geven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wat betreft de eerste onderzoeksvraag, de vraag naar actualisering van de buitenlandse literatuur sinds het vorige literatuuronderzoek, kan gezegd worden dat er

In deze kwalitatief-empirische casestudy wordt de Capability Approach (CA) gehanteerd voor het evalueren van sociale interventies van de Indiase NGO Women Helpline ten opzichte

Studies werden geïncludeerd wanneer (1) de studie gericht is op participanten (18 jaar of ouder) met de diagnose schizofrenie gesteld volgens de DSM-IV of ICD-10, (2) de studies

In onze meta-analyse komen nog twee andere interventies naar voren die in Nederland beschikbaar zijn en goed blijken te kunnen werken: Triple P (een oudertraining) en Incredible

These theories include Butler's (1980) Life Cycle of Tourism; Multiple Stakeholder Theory; Environmental Politics; Displacement Theory. Interviews provided by both local and

De activiteiten en lessen kunnen gegeven worden door leerkrachten die werken op een Vreedzame School, zowel op scholen met alleen nieuwkomerskinderen als op scholen met enkele

Daarbij gaat Veilig Thuis - in samenwerking met de keten - met alle leden van het gezin en huishouden in gesprek over hún veiligheid.. Veilig Thuis beperkt zich niet langer tot

The ten most frequently experienced forms of violent and other crimes are theft, physical assault, vehicle theft, harassment, the disappearance of a family member,