• No results found

Orienterend onderzoek bedrijfssystemen voor de tomatenteelt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Orienterend onderzoek bedrijfssystemen voor de tomatenteelt"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Proefstation Naaldwijk A

I

30

ORIËNTEREND ONDERZOEK

BEDRIJFSSYSTEMEN

voor de TOMATENTEELT

PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS

Intern verslag nr. 59

BIBLIOTHEEK

PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK

(2)

O

bo

1 -ORIËNTEREND ONDERZOEK BEDRIJFSSYSTEMEN voor de TOMATENTEELT

PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS NAALDWIJK, OKTOBER 1986

(3)

INHOUD

INLEIDING Pag- 3

I RENTABILITEITSVERWACHTINGEN pag. 4

1.1 Rentabiliteitsverwachtingen bij de huidige aanbods­

verhoudingen Pag- 4

1.2 Aanbodsverwachtingen en prijseffecten voor de tomaat pag. 5 II INVENTARISATIE van de BEDRIJFSTECHNISCHE MOGELIJKHEDEN pag- 9 III INVENTARISATIE van de TEELTTECHNISCHE MOGELIJKHEDEN pag. 17

IV CONCLUSIES en AANBEVELINGEN pag- 19

>

M

Conclusies pag- 19

IV.2 Aanbevelingen voor het onderzoek pag. 20

LITERATUURLIJST pag- 22

(4)

3

-INLEIDING

In de glasgroenteteelt in Nederland zijn een aantal ontwikkelingen gaande waardoor onderzoek naar bedrijfssystemen gewenst is. Als gevolg van een autonome ontwikkeling in het aanbod van Nederlandse tomaten en de te

verwachten gevolgen daarvan op de prijsvorming lijkt het immers aannemelijk dat de rentabiliteit onder zware druk zal komen te staan. In reactie daarop zullen er onder andere verschuivingen in het aanbod optreden.

De verwachte problematiek die hierdoor zal kunnen ontstaan is aanleiding geweest om dit oriënterend onderzoek naar bedrijfssystemen voor de tomaten­ teelt uit te voeren.

De centrale vraag is: welke bedrijfs- en teelttechnische mogelijkheden ten behoeve van het produktiebedrijf nieuw ontwikkeld zouden moeten worden om de rentabiliteit te kunnen verbeteren.

De doelstelling van dit onderzoek is dus om richting aan te geven waarin bedrijfssystemen zich zouden moeten ontwikkelen. Daar zijn alle relevante factoren voor bekeken.

Het onderzoek is uitgevoerd in de periode juni t/m september 1986.

Met de afdeling teelt en kasklimaat is een aantal keren overleg geweest en met de voorzitters en secretarissen van de NTS- tomaten commissies is de voort­ gang besproken.

In de werkwijze van dit onderzoek zijn een viertal fasen te onderscheiden. Deze indeling is ook aangehouden in dit verslag.

I Rentabiliteitsverwachtingen

II Inventarisatie van bedrijfstechnische mogelijkheden III Inventarisatie van teelttechnische mogelijkheden IV Conclusies en aanbevelingen

(5)

I RENTABILITEITSVERWACHTINGEN

In dit hoofdstuk zal eerst worden aangegeven wat de positie is van de

tomatenteelt bij de huidige aanbodsverhoudingen. Dit zal worden gedaan d.m.v. een aantal begrotingen voor een aantal bedrijfstypen.

In het tweede deel van dit hoofdstuk zal worden bekeken wat de rentabiliteits-verwachtingen zullen worden bij andere aanbodsrentabiliteits-verwachtingen.

1.1 Rentabiliteitsverwachtingen bij de huidige aanbodsverhoudingen

Het onderzoek is gestart met het maken van een aantal bedrijfsbegrotingen. Dit is gedaan voor een beperkt aantal, maar toch wel representatieve situaties voor de tomatenteelt.

We hebben gekozen voor de volgende situaties: a. ronde tomaat

b. vleestomaat

c. tomaat in combinatie met sla

Voor deze drie "bedrijfstypen" zijn een zestal begrotingen gemaakt. Een voor de ronde tomaat (stookteelt), een voor de vleestomaat (stookteelt), een voor de ronde tomaat met 1 keer sla (heteluchtteelt), een voor de ronde tomaat met 2 keer sla (heteluchtteelt), een voor de vleestomaat met 1 keer sla

(heteluchtteelt) en een voor de vleestomaat met 2 keer sla (heteluchtteelt). Een overzicht van deze begrotingen is te vinden in tabel 1. De uitgangspunten

voor de begrotingen staan vermeld in bijlage 1. Als bron is gebruikt " Kwantitatieve Informatie voor de Glastuinbouw 1986/1987".

Tabel 1: Begrotingen voor een zestal bedrijfssituaties (zie ook bijlage 1) De bedrijfsgrootte is gesteld op 15.000 m2. Stook- Stook­ teelt teelt ronde vlees tomaat tomaat A B Hete- Hete-lucht lucht rond rond lx sla 2x sla C D Hete- Hete-lucht lucht vlees vlees lx sla 2x sla E F per m2 Opbrengsten (kg.tomaat) 39 Opbrengsten (gld.totaal) 73 Toegerekende kosten 27 Saldo 46 Arbeid per 1000 m2 Teelturen 800 Alg.uren 60 Arbeidskosten 17 Kosten d.p.m. 24 Algemene kosten 4 Ondernemers overschot + 1 39 82 28 54

800

60

18 25 4 + 7 24 21 24 21 55 54 60 59 23 25 24 26 32 29 36 33 640 630 640 630 60 60 60 60 16 17 17 18 17 14 18 15 3 3 3 3 - 4 - 5 - 2 - 3

(6)

5

Opmerking:

Kosten duurzame produktie middelen (d.p.m.).

De kosten van de d.p.m. zijn berekend op basis van de vervangingsprijzen, d.w.z. met de huidige nieuwwaarden. Van deze bedragen zijn de afschrijvingen en het onderhoud berekend en is de rente bepaald (gemiddelde rente).

Conclusies:

- De rentabiliteitsverwachting voor de stookteelt is licht positief (ronde tomaat) tot redelijk positief (vleestomaat);

- De rentabiliteitsverwachting voor de heteluchtteelt is negatief;

- De rentabiliteitsverwachting voor de vleestomaat in de heteluchtteelt is minder negatief dan de ronde tomaat;

- De rentabiliteitsverwachting voor 1 keer sla in de heteluchtteelt is minder negatief dan 2 keer sla in de heteluchtteelt.

1.2 Aanbodsverwachtingen en prijseffecten voor de tomaat

De beoordeling van de rentabiliteitsverschillen zoals die in de vorige

paragraaf besproken zijn zal weer worden gedaan maar nu nadat als gevolg van ontwikkelingen in het aanbod er andere prijsverwachtingen zullen optreden. Hiervoor is eerst gekeken naar de prijzen van de afgelopen jaren (tabel 2), daarna naar een veronderstelde omschakeling van de heteluchtteelt naar de substraat en tenslotte de gevolgen daarvan op het aanbod en de prijs en de gevolgen hiervan op de rentabiliteit van de zes eerder genoemde bedrijfs­ situaties. Als bron voor de prijzen is "Kwantitatieve Informatie voor de Glastuinbouw 1986/1987 " gebruikt.

Tabel 2: Prijzen van tomaat (rond) en tomaat (vlees) in gld. per kg. Gemiddelde gewogen prijzen van 1983/1984/1985

Periode Tomaat (rond) Tomaat (vlees)

3 4 5 6 7

8

9 10

11

12

4.20 3.73 2.97 1.86 1.68 1.27 0.70 1.26 1.13 1.43 4.56 4.04 3.13 2.14 1.90 1.59

0.86

1.17 1.57 2.11

Als we ervan uitgaan dat ongeveer 300 ha met heteluchtverwarming op substraat over zou schakelen, vroeger gaat planten en zwaarder gaat verwarmen, dan gaan we van de veronderstelling uit dat in maart er reeds een extra produktie van

(7)

tomaten zal komen. Deze extra produktie van ronde tomaten, want we gaan van de veronderstelling uit dat de ondernemers ronde tomaten zullen blijven telen, is begroot op 0.5 kg./m2 ofwel 1500 ton, ofwel ongeveer 12% van het te verwachten aanbod.

Voor april verwachten we een extra produktie van 2.0 kg. per m2 of 6000 ton. Bij een aanbod van 42000 ton is dit een toename van 14%.

Voor mei verwachten we alleen een toename voor de eerste helft van de maand, dat wil zeggen tot en met week 20. Het extra aanbod is begroot op 1.5 kg.per m2 of 4500 ton, dit is 12% van het aanbod in week 19 en week 20.

Voor de maanden maart t/m mei (dit zijn de weken 9 t/m 20 ) hebben we gerekend met een te verwachten groter aanbod van 10% ( de Visser, 1986). In de zomer zal er waarschijnlijk ook een produktieverhoging optreden. De meerproduktie bij een omschakeling van 300 ha,is in deze periode, wanneer op substraat wordt geteeld, op 2.5% gesteld.

Voor de perioden 10 tot en met 12, dat zijn de weken 37 tot en met 48, hebben we gerekend met een aanbodstoename van 25% vanwege de eerder genoemde 300 ha., die anders stopte in periode 9, maar die nu door zal gaan tot en met periode 12.

De verwachte aanbodstoename moet vertaald worden naar de invloed die de toename heeft op de prijs. Dit gebeurt met de prijsflexibiliteit.

De prijsflexibiliteit geeft aan met hoeveel procent de prijs zal dalen als het aanbod met 1% toeneemt of met hoeveel procent de prijs zal toenemen als het aanbod met 1% daalt.

Een voorbeeld:

Een prijsflexibiliteit van -0.5 betekent dat wanneer het aanbod met 1%

toeneemt, de prijs met 0.5% afneemt. Een prijsflexibiliteit van -1.0 betekent dat wanneer het aanbod met 1% toeneemt, de prijs met 1% afneemt.

De prijsflexibiliteit ten opzichte van het aanbod is de laatste jaren niet meer berekend. De laatste cijfers zijn gebaseerd op het prijspeil van 1980 en ook tot dat jaar berekend (periode 1977-1980), (Vad. v.d. Glastuinbouw 1981). Er is in de periode na 1980 nogal wat veranderd in het aanbod, er hebben verschuivingen plaatsgevonden (ronde tomaat- vleestomaat) en door het tussenplanten is de produktie in de zomer toegenomen.

We hebben de prijsflexibiliteit in de voorjaarsperiode op -0.5 gesteld, voor de zomerperiode op -2.0 en voor de herfstperiode op -1.0

Omdat er in de herfst een sterke aanbodstoename wordt verwacht mag de prijs­ flexibiliteit niet erg betrouwbaar worden geacht.

(8)

7

-Tabel 3: Prijzen in de verschillende perioden van ronde tomaat zowel in de eerste uitgangspunten (oud) als bij de gemaakte veronderstellingen (nieuw) in gld. per kg. Periode Prijzen oud ni euw 3 4.20 4.00 4 3.73 3.55 5 2.97 2.80 6 1.86 1.75 7 1.68 1.60 8 1.27 1.20 9 0.70 0.65 10 1.26 0.95 11 1.13 0.85 12 1.43 1.05

De gevolgen van deze berekeningen op de rentabiliteitsverwachtingen zijn weergegeven in onderstaande tabel (tabel 4).

Tabel 4: Ondernemersoverschot bij gewijzigde prijzen voor de bedrijftypen A, C en D in gld. per m2. Bedrijfstype A CD Verschillen in opbrengsten Voorjaar - 1 - 1 Zomer - 2 - 1 - 1 Herfst - 2 Totaal - 5 - 2 - 1

Het verwachte onder­

nemersoverschot - 4 - 6 - 6

De rentabiliteitsverwachtingen zijn in alle drie de begrotingen negatief. Dit houdt in dat er naar alternatieven gezocht zal gaan worden om tot een betere rentabiliteitsverwachting te komen. Voor de teler van ronde tomaten zou dit een omschakeling kunnen zijn naar vleestomaten. Het gevolg hiervan is dat het aanbod van vleestomaten hoger wordt en dat daardoor de prijs en ook de rentabiliteit lager zouden kunnen worden.

De mogelijkheden voor de telers van ronde tomaten kunnen ook op een ander ter­ rein liggen; dan is te denken aan paprika's, aubergines, al zullen hier grotere omschakelingsinvesteringen voor gedaan moeten worden. Eveneens kan aan een omschakeling naar bloemen gedacht worden: rozen, gerbera's, al zijn hier de omschakelingsinvesteringen over het algemeen nog hoger.

(9)

De werkgroep bedrijfssynthese substraatteelt op groentebedrijven (1985) stelt in haar conclusies dat er extra accent gelegd zal moeten worden op de

produktie van alternatieve gewassen in de periode na juli. Ze noemt de volgende groente gewassen: aubergine, snijboon, courgette, kouseband etc.

Uit de berekende prijzen en de daarbij verkregen opbrengstverschillen blijkt dat de herfstperiode een periode is waarbij de prijzen van de tomaten flink onder druk zullen komen te staan.

De mogelijkheden voor herfstteelten, waarbij eventueel het substraat snel opgeruimd kan worden, zal meer aandacht moeten krijgen. Hierbij zou wel eens afgestapt moeten kunnen worden van de gedachte alleen maar monocultures te willen telen al is het natuurlijk altijd voordeliger als het substraat niet opgeruimd behoeft te worden.

Als voorbeelden kunnen worden genoemd :

radijs bedrijf waarbij in de zomer meloenen op substraat worden geteeld en komkommers op steenwol waarna herfstchrysanten in de grond worden geteeld. Omdat geen prijsflexibiliteitcijfers van de vleestomaten aanwezig waren zijn er voor de vleestomaten geen andere prijsverwachtingen doorgerekend en rentabili­ teit s verwachtingen gemaakt.

Opmerkingen:

- We hebben in deze beschouwing niet gekeken naar de "normale" (autonome) produktieverhoging door bijvoorbeeld een ander ras etc.;

- We hebben verondersteld dat er ten aanzien van de produkten geen kwaliteits­ verschillen (houdbaarheid, residu) tussen de verschillende bedrijfstypen voorkomen, hoeveel dit het afgelopen seizoen wel het geval was (KCB bulletin mei en juni 1986).

Conclusies

- Door de te verwachten omschakeling (van de heteluchtteelt, grond) naar substraat (ongeveer 300 ha.) wordt de rentabiliteitsverwachting lager. Voor de stookteelt in alle perioden, maar vooral in de herfst, voor de heteluchtteelt vooral in de zomerperiode.

- De omschakelingsdruk naar andere gewassen is te verwachten; vanwege de rela­ tief lage omschakelingsinvesteringen is het aantrekkelijk om vleestomaten te telen.

(10)

9

-II INVENTARISATIE van de BEDRIJFSTECHNISCHE MOGELIJKHEDEN

In dit hoofdstuk zal een inventarisatie worden weergegeven van de bedrijfs-technische mogelijkheden. Als uitgangspunt dient een bedrijf met een be-drijfsuitrusting zoals dat medio 1986 werd gebouwd. Daarna is gekeken welke technische ontwikkelingen zich zouden kunnen voordoen die toepasbaar zijn op middellange termijn (1-3 jaar). In eerste instantie is de kas genomen, gekeken en berekend wat geoptimaliseerd zou kunnen worden en daarna zijn de andere bedrijfsuitrustingen die een invloed hebben, bekeken.

Gezien de conclusies van het eerste hoofdstuk heeft het bedrijfstype

met alleen tomaten, vlees- of ronde tomaten, de meeste kans van overleven. Toch zullen we ook voor het bedrijfstype met tomaten en 1 x sla in het teeltplan, de mogelijkheden

bezien-Deze bedrijfstypen vormen de basis voor de inventarisatie naar bedrijfs-technische mogelijkheden. In dit hoofdstuk zullen in kaart worden

gebracht welke mogelijkheden kunnen worden voorzien of verwacht met betrekking tot de bedrijfsuitrusting.

In eerste instantie zal worden omschreven wat nu als een standaard bedrijfs-uitrusting kan worden beschouwd voor de twee verschillende bedrijfstypen en daarna zullen ontwikkelingen en verwachtingen bekeken worden en zullen zo mogelijk doorgerekend worden.

A Standaard bedrijfsuitrusting voor een teeltplan met een jaarrond tomaten

Venlo-tralie bouw met lm.glas, 4m. vakmaat, smalle goot. Poothoogte 3m., verzinkte onderbouw en verzinkt of aluminium dek. Gevels 2x enkel glas, 2-ruits halve luchtramen met half automatische schommelluchting. De lichtdoorlatendheid zonder een beweegbaar scherm is 72%.

Verwarming 4x51mm. buizen, geschikt voor intern transport (buisrail), combicondensor, waterbassin met zonodig aanvulling van leiding water. De teelt vindt plaats in substraat ( ingehoesd steenwol).

C02 wordt het gehele jaar gegeven maar er is geen warmteopslag.

B Standaard bedrijfsuitrusting voor een teeltplan met tomaten en sla. Venlo-tralie bouw met lm.glas, 4m. vakmaat, smalle goot. Poothoogte 3m., verzinkte onderbouw en verzinkt of aluminium dek. Gevels 2x enkel glas, 2-ruits halve luchtramen met half automatische schommelluchting. De

lichtdoorlatendheid zonder een beweegbaarscherm is 72%. Aan het begin van de teelt wordt met een vast scherm gewerkt.

Verwarming hetelucht kachels, staande en hangende, en een keteltje met slangen verwarming met een totale capaciteit van 150 Kcal./m2 (=175 W/m2).

Oppervlaktewater met zonodig gebruik van leidingwater. De teelt vindt in de grond plaats.

1. Kastype.

In de nabije toekomst lijkt het mogelijk dat er een kas gebouwd zal gaan worden met een geïntegreerd scherm en gevelscherm waarvan de

lichtdoorlatendheid 72% zal bedragen ( Vernooij, 1986 en lichtmetingen sept-86). Indien dit scherm niet in de kas is aangebracht is de lichtdoorlatendheid ook 72%. De investering voor het aanbrengen van dit complete scherm lijkt in de jaarrondtomatenteelt verantwoord bij een gasprijs van ongeveer 25 ct per m3. Wanneer we uitgaan van een gasverbruik van 50m3/m2, een besparing van 25% voor

(11)

gevel en dek ( rekening houdend met reeds dubbele gevels) bedraagt de energie­ besparing 12,5m3. De extra investering bedraagt f 15,= per m2, maar het bedrag voor dubbele gevels moet er afgetrokken worden ( f 2,= per m2).

De totale jaarkosten, bij een kostenpercentage van 25%, voor rente,

afschrijving en onderhoud, zijn dan f 3,25 per m2 en dit is ongeveer ook het bedrag wat aan energie bespaard wordt.

Er treedt geen lichtverlies op dus is er niet met een opbrengstderving rekening gehouden.

Uit het oogpunt van energiebesparing is het niet verantwoord om bij een teelt­ plan met tomaten en sla waarbij het gasverbruik ongeveer 30m3/m2 (met vast plastic) deze extra investering te doen. Bij een gasprijs van ongeveer 45 ct per m3 worden de extra jaarkosten goedgemaakt.

Extra voordeel van het geïntegreerde scherm is een beter kasklimaat en een betere warmteverdeling. Deze effecten zijn nog niet gekwantificeerd en zullen nog onderzocht moeten worden.

De goothoogte zou 4.20m moeten bedragen, de luchtramen zouden verder open moeten kunnen, (grotere luchtopening en daardoor betere ventilatie). De kas zou ook uitgerust moeten zijn met sproeiers boven het gewas.

Dit alles houdt in dat er een beter klimaat in de kas gerealiseerd kan worden, in de winter en in het voorjaar, maar ook in de zomer. In de winter kan

er energie bespaard worden zonder dat dit ten koste gaat van extra

lichtverlies. De verwarming is beter te regelen vanwege de schermen zodat de horizontale temperatuurverschillen kleiner zullen worden (Middendorp, 1986). "Toekomstkassen" zoals die ontworpen zijn door het IMAG en de TH te Delft zijn in deze beschouwingen niet meegenomen omdat deze ontwikkelingen zich over een langere periode uitkristalliseren dan wij in onze beschouwingen willen

betrekken (Borgonjen, Koop, 1986).

De lichtdoorlatendheid daarvan zal waarschijnlijk hoger uitkomen dan de 72%, maar de investeringen zullen ook hoger zijn omdat in deze kassen kunststof verwerkt zal gaan worden en kunststof is tot op heden duurder dan glas.

Extra investeringen t.o.v. de standaard kas zijn: Scherm en gevelscherm, incl. de doeken; hogere poten, (van 3m. naar 4.20m.); verbeterde luchtramen; boven-gewas sproeiers. Lagere investeringen vanwege het niet meer plaatsen van dubbel glas.

Verondersteld wordt dat deze extra investeringen in totaal op f.20,=/m2 uitkomen.

Voordeel van deze kas t.o.v. de standaard kas: Hierbij zijn een aantal veronderstellingen aangenomen die nog onderzocht moeten worden.

Beter klimaat - we veronderstellen hierdoor in de zomer een hogere produktie van 5%.

Betere warmte verdeling (horizontaal) - we veronderstellen hierdoor in het voorjaar een hogere produktie van 5%.

Gasbesparing - we veronderstellen een besparing van 25% op het jaarverbruik. Dit alles heeft een positieve invloed op het ondernemersoverschot bij de teelt van jaarrond tomaten van 1 gld/m2 zodat, uitgaande van de prijzen uit tabel 3 (nieuw) het ondernemersoverschot -3 gld/m2 wordt. Voor het teeltplan tomaat en

sla heeft dit alles een negatieve invloed op het ondernemersoverschot omdat de negatieve invloed van het scherm (hogere jaarkosten dan de besparing aan

energie) en de hogere arbeidskosten vanwege een hogere produktie niet opwegen tegen het betere klimaat. Zie hiervoor tabel 5.

(12)

Tabel 5. Berekening ondernenersoverschot bij nieuw kastype Bedrijfstype A C Opbrengsten Toegerekende kosten f. 70,= 23,= f. 54,=

20,=

Saldo f. 47 f. 34,= Arbeidskosten Kosten d.p.m. Algemene kosten f. 18,= 28 = f. 17,= 21,= 4,= 3,= Totaal f. 50 f. 41 Ondernemersoverschot 3 7 Conclusie:

De conclusie van het onderdeel kastype is dat voor de jaarrond tomatenteelt dit kastype een positief rentabiliteitseffeet geeft maar dat er voor het teeltplan tomaat met sla een negatief effect te verwachten is zodat wil men alleen dit laatste teeltplan uitvoeren het niet verantwoord is de kas te bouwen. Toch willen we in het vervolg verder rekenen met deze kas als uitgangspunt omdat het kastype geen belemmering mag zijn bij eventuele omschakelingen.

2. Verwarming

Bij de verwarming gaan we er vanuit dat we een kastype hebben zoals dit beschreven is in onderdeel 1 van dit hoofdstuk.

De verwarming moet zorgen voor een gelijkmatige temperatuur in de kas

(horizontaal) en moet zorgen dat de warmte op de plaats komt waar het nodig is ( Freriks, 1986).

De huidige praktijksituatie is dat de verschillen in temperatuur in een kas wel 5oC. kunnen bedragen (horizontaal). Een gemiddelde van 2 a 3 graden verschil is normaal (Bakker 1986). Hierdoor kunnen er grote verschillen ontstaan in groeisnelheid en produktie. Wanneer we uitgaan van het nieuwe kastype (hiervoor genoemd) is er waarschijnlijk al veel van dit probleem opge­ lost.

Technisch lijken er vele mogelijkheden te zijn om het restant van dit probleem op te lossen (Goeijenbier, v. Holsteijn, v. Uffelen, Verveer, 1986) :

- Verbetering van de computerregeling door aanpassingen in het programma; - Buizen met een mindere waterinhoud dan de nu gebruikelijke 51mm. Hierdoor

kan sneller gereageerd worden op de ingestelde temperatuur;

- 4 Buizen beneden en 2 buizen boven, onafhankelijk van elkaar te regelen; - Een groeipijp tussen het gewas, kleinere diameter dan de gebruikelijke 51mm. Er vanuit gaande dat door aanpassing van de verwarming de produktie in de jaarrond tomatenteelt in het voorjaar nog met 5% verhoogd zou kunnen worden,

(13)

dan heeft dit een positieve invloed op het verwachte ondernemersoverschot van f 1 gld per m2.

Hierbij is uitgegaan van een investering van f 4,= per m2 en een jaarkosten percentage van 15% (afgerond f 1 gld/m2). Deze investering moet gezien worden als een extra investering boven de normale investeringen in de verwarming-Voor een teeltplan van tomaat met sla kan door gebruik te maken van een lichte buisverwarming en met hangende heteluchtkachels wellicht nog iets vroeger begonnen kunnen worden met de tomatenteelt. Een aantal voorlopers in dit

bedrijfstype zijn hier mee bezig. Als extra investering is hier een bedrag mee gemoeid van ongeveer f 6 gld per m2.

Ook de warmteverdeling in de kas kan dan verbeterd worden. Verondersteld wordt dat de opbrengsten hierdoor over het gehele jaar met 5% zouden kunnen stijgen. De rentabiliteitsverwachting komt hierdoor op -6 uit.

Het geheel is samengevat in tabel 6.

Tabel 6. Ondernemersoverschot bij gewijzigde verwarming.

Bedrijfstype A Opbrengsten f. 72,= f. 57,= Toegerekende kosten 23,= 21,• Saldo f. 49,= f. 36,= Arbeidskosten f. 18,= f. 17,= Kosten d.p.m. 29,= 22,= Algemene kosten 4,= 3,= Totaal f. 51,= f. 42,= Ondernemersoverschot 2 6 Betonvloerverwarming.

De investering hiervoor bedraagt bij 16 tubyleenslangen per 6.40m kap, f. 41.50 per m2. Het bedrag dat minder geinvesteerd kan worden is 4 buizen 51mm. Dit bedrag t.w. f. 12,25 per m2. moet dan worden afgetrokken van f 41.50 zodat van f 29.25 de extra jaarkosten moeten worden berekend. Deze zijn 12% voor afschrijving, rente en onderhoud. De extra jaarkosten bedragen f. 3,50 per m2. Dit bedrag zou dan goed gemaakt moeten worden door extra produktie, energie

besparing en/of andere voordelen zoals b.v. transport.

Deze investering lijkt niet voldoende perspectief te bieden want extra produk­ tie is niet aangetoond en een energie besparing van 10% bij 40 m3 gas en een gasprijs van 25 ct per m3 is f 1.= per m2, zodat er nog f 2.50 per m2 van andere voordelen nodig om dit perspectief te geven.

Betonvloerverwarming en wisselinfiltratie komen terug bij het onderdeel substraat en water.

Conclusie:

Voor de jaarrond tomatenteelt is een lichte rentabiliteitsverbetering te verwachten door aanpassing in de verwarming. Voor het teeltplan tomaten met sla is door een verandering van de verwarming ook een lichte verhoging van de

(14)

13

-rentabiliteit te verwachten. 3. C02.

C02 doseren is in de tomatenteelt standaard geworden. Wel zijn er

verschillende mogelijkheden. Als standaard is gekozen voor het gehele jaar door C02 doseren.In het voorjaar wordt een dosering van 800 ppm aangehouden,de rest van het jaar een dosering tot 350 ppm.

Centraal C02 doseren over het gehele teeltseizoen met in het voorjaar 800 ppm en de rest van het jaar een dosering van min. 350 ppm en warmteopslag gedurende 1600 uuur is een mogelijkheid. Ook doseren met zuivere C02 kan worden toegepast. Het doseren van zuivere C02 gedurende het gehele teeltseizoen biedt geen

perspectief.

Wanneer gebruik wordt gemaakt van warmte opslag zijn er nog een aantal vragen die opgelost moeten worden ( Nederhoff, Verveer, 1986).

Met de kennis die er nu is lijkt het aantrekkelijk om in warmte opslag te

investeren. Een verhoging van het ondernemersoverschot met f 1 gld/m2 lijkt tot mogelijkheden te behoren ( Vermeulen, 1986).

Voor het teeltplan tomaat met sla gaven de heteluchtkachels de benodigde C02. Wanneer met buisverwarming zal worden gewerkt bestaat de mogelijkheid om centraal C02 te geven met eventueel gebruik te maken van warmteopslag vooral als de ketelverwarming als primaire warmte bron wordt gezien. Omdat ook de hetelucuhtkachels als primaire warmte bron kunnen worden gezien en er geen gegevens over bekend zijn is hier verder niet meegerekend.

Conclusie:

De rentabiliteitsverwachting wordt door gebruik te maken van warmteopslag, het over een langere periode te doseren en een hogere C02 concentratie te kunnen bereiken, positief beinvloed.

Voor de licht gestookte bedrijven kunnen nog geen verwachtingen hierover worden gegeven.

4. Substraatsysteem en water kwaliteit

Het huidige systeem van het telen in substraat (ingehoesd steenwol) geeft verspillingen aan meststoffen en water.

Het uitgedraineerde water met meststoffen wordt op het oppervlakte water geloosd. Dit zal t.z.t. waarschijnlijk vanuit milieu oogpunt niet langer kunnen worden toegestaan.

Door met een systeem te werken waarbij minder behoeft te worden doorgespoeld, kan een gedeelte van het probleem worden opgelost. Door met een goten systeem te werken treedt er een nivellering op zodat alle planten voldoende

voedingsmiddelen krijgen.

Aan water en meststoffen zou dit een besparing opleveren van 55 a 70 ct. per m2 (afhankelijk van de prijs van het water).

Daarnaast zijn er nog andere voordelen :

-Verlengde opkweek geeft betere mogelijkheden in goten (verslag van de werkgroep kasbenutting, 1983);

-Minder gebruik van steenwol (kleinere matten, blokken); -De Ec kan gemakkelijker gemeten worden;

-De hoeveelheid water dat uitgedraineerd wordt kan precies gemeten worden, zodat de opname van het water kan worden vastgesteld en hier op ingespeeld kan worden b.v. in relatie tot de instraling.

(15)

Dit alles kan enkele dubbeltjes per m2 minder aan jaarkosten betekenen. De kosten van de goten (verwachte levensduur 6 jaar) bedragen bij een investering van f. 3,= per m2 : 75 ct per m2.

Wanneer we ervan uitgaan dat bij het goten systeem het water niet wordt hergebruikt, lijkt het erop dat de voordelen groter of gelijk zijn dan de nadelen.

Daarnaast kan het drainwater nog weer gebruikt worden. Dit moet dan wel ontsmet worden. Drie ontsmettingsmethoden worden in het onderzoek uitgetest. Het lijkt er op dat de drie ontsmettingsmethoden eigenlijk te duur zijn voor toepassing op dit ogenblik.

Het NFT-systeem, voedingsfilm, biedt nog geen perspectief omdat het ontsmet­ ten van water nog grote problemen oplevert. In vergelijking met een substraat systeem, waarbij het drainagewater wordt hergebruikt, wordt bij een

voedingsfilmsysteen de voedingsoplossing veel vaker rondgepompt, circa 40x per etmaal, omdat er voldoende zuurstof bij de wortels moet komen. (Welles, Nienhuis, 1986).

De werkgroep bedrijfssynthese substraatteelt op groente bedrijven heeft ook gekeken naar betonvloeren. Haar conclusie was dat het telen op beton,

technisch gezien, mogelijkheden biedt (1985). Maar economisch gezien is het in de huidige omstandigheden en mogelijkheden nog niet verantwoord.

De waterkwaliteit moet zo zijn dat zich bij de teelt in substraat geen proble­ men voordoen. Het leidingwater zoals dat b.v.in het Westland wordt gedistri­ bueerd is van een zodanige kwaliteit dat zich na verloop van tijd opeenhoping voordoet van NaCl. Hierdoor moet er gespoeld worden. Dit kost water maar vooral ook meststoffen.

Het water uit een regenwaterbassin is van een uitstekende kwaliteit zodat dit probleem zich hier niet bij voordoet.

In onze uitgangspunten voor het jaarrond bedrijf met tomaten zijn we daar ook van uitgegaan.

Voor het bedrijftype met tomaten en sla is het uitgangspunt oppervlakte water. Er zijn een aantal tuinders die een druppelinstallatie gebruiken in de

grondteelt. Het is in veel gebieden niet mogelijk daar oppervlakte water voor te gebruiken.

Leidingwater is relatief goedkoop. Het gebruik van een regenwaterbassin is duurder vooral wanneer hier kassen voor moeten worden afgebroken

(Kwantitatieve Informatie voor de Glastuinbouw, 1986/1987).

De benodigde opbrengstverhoging door met het waterdruppelen tevens voeding te geven is niet moeilijk aan te geven. De investeringsbedragen die hiervoor moeten worden betaald bedragen ongeveer f. 15.000,= per ha.

De jaarkosten zijn dan f. 0.30 per m2 (kostenpercentage van 20%). D.w.z. dat de opbrengsten ongeveer met 1% zouden moeten stijgen om de kosten goed te maken, (de Graaf, van Schie, e.a., 1970 t/m 1973).

Het gebruik van wit folie ,t.b.v. tomaat in deze latere voorjaarteelten door het bedekken van de bodem leverde geen meerproduktie (Welles, 1984-1985). Conclusie:

De teelt in goten lijkt aantrekkelijk voor de jaarrondteelt van tomaten. Voor het teeltplan van tomaat met sla lijkt het druppelen van de

(16)

15

-5. Transport en mechanisatie

Het huidige intern transportsysteem in de tomatenteelt (stookbedrijf) is over het algemeen het buis-rail systeem.

Bij een verwarming waarbij 4 buizen beneden (op de grond) liggen zal dit systeem gehandhaafd kunnen worden wanneer aanvullend een of twee buizen boven het gewas worden aangebracht of wanneer er met een extra buis, een zogenaamde groeipijp, in het gewas zal worden verwarmd. Wanneer met driekantige buizen wordt gewerkt, de waterinhoud per ml is minder, zodat sneller op het klimaat kan worden ingespeeld, is het ook mogelijk het buis-rail systeem te handhaven. Voor het bedrijfstype tomaten met sla is het niet verantwoord om een buis-rail systeem aan te leggen. De investeringen zijn te hoog en op de transportwerk­ zaamheden kan onvoldoende worden bespaard.

Onderzoek naar andere mogelijkheden ( zelf-richting zoekende wagentjes ) zou hier op zijn plaats zijn.

Het transport van de geoogste vruchten naar de sorteermachine gebeurt in de meeste gevallen met transportwagentjes. Bij de vleestomaten wordt over het algemeen met een watergoot gewerkt. Voor de ronde tomaat zou dit ook mogelijk moeten kunnen zijn. De kwaliteit van de vruchten zou er door verbeterd moeten worden. De voor- en nadelen zullen eens op een rijtje moeten worden gezet. Daarnaast is er ook een "spijlenband" in ontwikkeling, (Cap-way) genoemd. Deze band heeft meer ruimte nodig als een watergoot als de band op het pad staat. Maar evenals dat bij de watergoot vaak het geval is, zal de band ook ingegraven moeten worden.

Het investeringsbedrag voor een "spijlenband" ligt hoger dan voor een

watergoot. Het verschil in jaarkosten moet dan worden goed gemaakt door een betere kwaliteit. De afweging tussen beide systemen zal vooral kwalitatief moeten gebeuren.

Stel dat de investering in totaal f. 5000,= hoger is op 10.000 m2 dan voor een watergoot. Bij 20% aan jaarkosten is dit een bedrag van f. 1000,=. Op 10.000 m2 is dit dan een bedrag van 10 ct. per m2 per jaar.

Bij het onderdeel substraat en water is de betonvloer genoemd. Wanneer dit een haalbare zaak kan worden biedt dit ook mogelijkheden voor mechanisatie en tran­ sport. Bij een afweging zal dit onderdeel er ook beslist bij betrokken moeten worden.

In het verleden is er niet of nauwelijks aandacht besteed aan de mechanisatie. Wel aan het aspect van het sorteren. Sorteermachines zijn aanwezig in allerlei uitvoeringen. Maar waar moet het naar toe ?

"Mobiel systeem"

Als laatste willen we hier noemen het onderzoek wat op het IMAG gedaan wordt naar een "mobiel systeem". Het is de ontwikkeling van een zo volledig mogelijk geautomatiseerd teeltsysteem voor hoogopgaande gewassen in kassen* De basis van het systeem is een teelt waarbij de planten tijdens de gehele groeiperiode aan een transportsysteem zijn verbonden, zodat voor alle teelthandelingen de planten naar daarvoor specifiek ingerichte plaatsen (machines) worden

getransporteerd. Dit levert een besparing op aan een aantal bewerkingenen. We zullen deze gedachte verder niet uitwerken omdat het nog in een te experi­ menteel stadium staat.

(17)

Conclusie:

In de mechanisatie en het transportgebeuren zijn nog vele onderdelen niet uitgekristalliseerd. Voor een aanzet naar de toekomstige bedrijfsstructuur zal hier veel aandacht aan gegeven moeten worden.

(18)

III INVENTARISATIE van de TEELTTECHNISCHE MOGELIJKHEDEN

De inventarisatie van bedrijfstechnische mogelijkheden is in hoofdstuk II doorgenomen.

In dit hoofdstuk zal gekeken worden wat teelttechnisch de mogelijkheden zijn. In de uitgangspunten, beschreven in de vorige hoofdstukken is voor de jaar-rond tomatenteelt het "doorteelt" systeem als standaard genomen; het z.g.n. hoge draad systeem", een variant in de doorteelt.

Voor de tomaat met sla teelt is de normale teeltwijze aangehouden, d.w.z. in het tijdsbestek waarin tomaten worden geteeld is dit een doorteelt.

Varianten voor de jaarrond tomatenteelt.

1.Door de draden beweegbaar te maken (beweegbaar draad systeem) kan er meer licht in het gewas komen. Hierdoor zou de produktie verhoogd kunnen worden. In het afgelopen jaar is dit in een praktijkproef er niet uitgekomen. Toch moet dit perspectief bieden want meer licht geeft meer produktie.

De investeringen voor het beweegbaar maken van de draden is ongeveer f. 5,=» per m2. Wanneer wordt uitgegaan van een levensduur van 6 jaar, dan

bedragen de jaarkosten ongeveer f 1.25 per m2.

Dit bedrag zal dan uit de meerproduktie en/of kwaliteitsverbetering moeten worden gehaald. (v.Duyn, 1986 , Nederhoff, 1986).

2.Bij een kapbreedte van 6.40m bestaat de mogelijkheid om 10 rijen , i.p.v 8, per kap te hebben. Door de gewasdraden beweegbaar te maken,een z.g.n. "schuif-systeem" is de verdeling van de planten over de kasruimte nog beter te maken, zodat een maximale lichtopvang door de plant mogelijk is. Een schuifsysteem bestaat uit 5x2 rijen per kap.

Door nu de draden beweegbaar te maken kan de afstand tussen de rijen en in de rij zo optimaal mogelijk worden gemaakt. Wanneer de handelingen aan de

planten uitgevoerd moeten worden kunnen de afstanden veranderd worden. Het is een nadere uitwerking van beweegbare draden.

Een berekening hiervoor is nog niet gemaakt* Technisch is zo'n systeem nog niet duidelijk te overzien en de benodigde investeringen kunnen nog niet worden begroot.

3.Er is duidelijk een tendens waar te nemen om meer planten per m2 te gaan zetten voor de vroege tomaten teelten.

Bij een produktie van 40 kg. per m2 worden de extra kosten begroot op f. 3,55 en f. 7,75 bij plantafstanden van 55 cm. resp. 45 cm. t.o.v. de plantafstand van 65 cm.

Bij 55 cm. is dan een hogere produktie nodig van 2,5 kg., bij 45 cm. is dit 5,5 kg. per m2 om de extra kosten te compenseren t.o.v. de plantafstand van 65 cm ( de Visser, 1986).

Varianten voor de tomatenteelt met sla.

1. Voor deze teelt zou het hoge draadsysteem zoals dat bij de jaarrond to­ matenteelt wordt toegepast een variant kunnen zijn.

(19)

Hierop verder doorgaand komen ook het beweegbare draad systeem en het schuifsysteem voor toepassing in aanmerking.

Het dichter planten van de tomaten in deze teeltwijze behoort tot de

mogelijkheden. De vraag is of de investeringen die gedaan moeten worden voor een betrekkelijk korte periode wel verantwoord zijn. In dit kader is hier nog geen aanzet voor gedaan.

5. In het onderzoekverslag van de werkgroep Bedrijfssynthese substraatteelt op groente bedrijven (1985) is aangegeven dat wil men de teeltcombinatie tomaat en sla in substraat uitvoeren dan is het wel noodzakelijk dat het

substraatsysteem voor de tomatenteelt ook voor de sla teelt gebruikt kan worden.

Voor gespecialiseerde bedrijven voor de teelt van ijsberg- en/of botersla is onderzoek nodig naar welk bedrijfssysteem.

(20)

19

-IV CONCLUSIES en AANBEVELINGEN.

In dit hoofdstuk zullen de conclusies en aanbevelingen aan de orde komen. Opmerking:

In de vorige hoofdstukken zijn al een aantal conclusies getrokken, deze worden nu samengevat, herhaald en/of aangevuld.

IV.1. Conclusies

Er mag een verschuiving verwacht worden van de ronde tomaat naar de vleestomaat in verband met een betere rentabiliteitsverwachting.

Wanneer er een omschakeling komt zodat er meer tomaten aangevoerd worden zal de totale rentabiliteitsverwachting negatiever worden. De verschillen in de rentabiliteit tussen de jaarrond tomatenteelt en de tomatenteelt met sla in het teeltplan worden kleiner.

Door de voordelen van een nieuw te bouwen kas uit te buiten kan de

rentabiliteit in de jaarrond tomatenteelt positief worden beïnvloed, voor de teeltcombinatie tomaat-sla is er geen verbetering van de te verwachten. Aanpassing in de verwarming heeft voor de jaarrond tomatenteelt een lichte positieve invloed op de rentabiliteit voor het teeltplan tomaat-sla is er ook een lichte verbetering van de rentabiliteit te verwachten door verandering van de verwarming.

Het gehele teeltseizoen C02 doseren is als uitgangspunt genomen. Door met warmte opslag te werken kan het gehele jaar een hogere concentratie worden gegeven. Dit leidt tot een hogere rentabiliteit. Toch zijn er nog verschil­ lende factoren, vooral bij het licht gestookte bedrijf, die nog bekeken moeten worden.

Het lijkt erop dat het goten systeem, ook wanneer het water niet wordt herge­ bruikt, meer voordelen heeft dan nadelen.

Het voedingsfilmsysteem biedt tot nu toe geen perspectief omdat het water ont­ smetten nog te grote problemen kent.

Voor het teeltplan tomaat met sla lijkt het druppelen van de voedingsoplossing in de grond de rentabiliteit te verhogen.

De waterkwaliteit moet zeer goed zijn; is dit niet het geval dan moet er door­ gespoeld worden; dit geeft verspilling aan water en meststoffen en verlaagt de rentabiliteit.

Voor de jaarrond tomatenteelt zou het huidige buis-rail systeem kunnen blijven, ook al komen er aanpassingen in de verwarming. Voor het licht gestookte bedrijf is er op het terrein van het interne transport en hulpmiddelen voor de

(21)

In de mechanisatie en in het transportgebeuren op het tomaten bedrijf zijn nog vele onderdelen niet uitgekristalliseerd.

Voor een nadere uitwerking van eventuele toekomstige bedrijfsstructuren (b.v. telen op beton ) zal hier veel aandacht aan geschonken moeten worden.

Er zijn verschillende mogelijkheden om de huidige teeltsystemen te wijzigen; in hoeverre deze mogelijkheden de rentabiliteit verbeteren is geen uitspraak overgedaan.

IV.2. Aanbevelingen voor het onderzoek.

De aanbevelingen die hieronder gedaan worden zijn nog niet ingedeeld naar prioriteit, maar naar volgorde van het gedane onderzoek.

Er bestaat zeer weinig kennis over de marktverwachtingen en de prijseffecten voor de tomaten. Dit geldt zowel voor de ronde tomaten als voor de vleestomaten; in wezen geldt het voor alle glastuinbouwproducten.

Het beschikbaar hebben van de prijsflexibiliteiten is een noodzaak wanneer men de rentabiliteit wil berekenen bij veranderingen in het aanbod.

Onderzoek naar prijsflexibiliteiten is dan ook gewenst.

In de herfst is vooral voor de jaarrond tomatenteelt een opbrengstdaling te verwachten. Voor de tomaat-sla combinatie is de opbrengstdaling in de zomer het hoogst, in de herfst is er geen tomaten produktie voor deze combinatie. De alternatieven zullen gezocht moeten worden voor de herfstperiode en in het bijzonder voor een combinatie van teelten waarbij desnoods een van de teelten in substraat komt te staan.

De veronderstelling is dat de prijzen van ronde- en vleestomaten op een gelijk niveau zullen komen in de toekomst. "Deze toekomst" zou opgeschoven kunnen worden als er voor vleestomaten nieuwe markten kunnen worden

aangeboord. Onderzoek naar het marktgebeuren en het consumenten gedrag is aan te bevelen.

De kassen hebben een grote invloed op de produkties die behaald worden. De regel 1% meer licht geeft 1% meer opbrengst hanteren we nog steeds. Daarom is het een noodzaak om de lichtdoorlatendheid van een kas zo hoog mogelijk te doen zijn. Hierbij moet ook aandacht geschonken worden worden aan de lichtobstakels in een kas zoals scherminstallaties, transportbuizen etc. Er zijn vele mogelijkheden om de verwarming in de kas te optimaliseren zodat een gelijkmatige temperatuurverdeling (horizontaal) tot stand komt. Onderzoek zal moeten aangeven welke mogelijkheid of combinaties van mogelijkheden het

beste resultaat geven.

Het doseren van C02 kent vele mogelijkheden. Welke bedrijfsuitrusting hiervoor nodig is en hoe die bedrijfsuitrusting het best gebruikt kan worden zal nog onderzocht moeten worden.

Onderzoek naar ontsmettingsmethoden van drainage water geschiedt op dit moment. Het lijkt er op dat ze voor toepassing nog te duur zijn. Daardoor zal het

NFT-systeem nog geen perspectief bieden.

(22)

21

-Transport en mechanisatie zijn onderdelen waar tot op heden weinig

onderzoek naar gedaan is. Toch zitten daar voor beide bedrijfstypen problemen. Het transport kan op verschillende manieren geschieden, voorraadwagen,

watergoot of spijlenband. Onderzoek naar watergoot en spijlenband zou moeten geschieden vooral met het oog op de kwaliteit.

Onderzoek naar andere oogstmogelijkheden voor het teeltplan tomaat en sla is aan te bevelen. In de jaarrond tomatenteelt werkt men met een buis-rail systeem. Wellicht is het mogelijk voor de heteluchtteelt iets te ontwikkelen.

Het telen op beton is een aantal keren genoemd. Op dit terrein liggen er nog vele vragen op teelttechnisch gebied. Bij het bezien van de toekomstige be­ drijfsstructuur zal dit een grote plaats moeten krijgen in het onderzoek. Er zijn verschillende teeltsystemen te bedenken die de rentabiliteit zouden kunnen verhogen. Het beweegbaar maken van de draden, het veranderen van de

plantafstanden, meer rijen per 6.40m kap (10 rijen), het zijn allemaal onder­ werpen voor onderzoek.

Voor de teeltcombinatie tomaat-sla zijn er daarnaast nog een aantal vraagstukken zoals omschakeling naar substraat, combinatie van tomaat met een ander gewas dan sla, verandering van verwarmingssysteem, die op een oplossing wachten.

(23)

LITERATUURLIJST

Àmmerlaan e.a. 1986

Kwantitatieve informatie voor de glastuinbouw, 1986/1987 Proefstation voor Tuinbouw onder glas, e.a.

Visser de, 1986

Omvang substraatteelt bij groentegewassen, seizoen 1986 Interne notitie

Koppert e.a. 1981

Vademecum voor de glastuinbouw, 1981 LEI

Àmmerlaan e.a. 1985

Bedrijfssynthese substraatteelt op groentebedrijven Intern verslag nr. 56

Proefstation voor tuinbouw onder glas Anonymus, 1986

rapporten tomaten mei en juni KCB bulletin

Middendorp, 1986

Gevelschermen tegen temperatuurverschillen Tuinderij; 66(3); 54-55

Goeijenbier, 1986

Sneller verwarmingssysteem voordeliger? Groenten en Fruit; 41(29); 50-51

Verveer, 1986

Dunnere buizen effectiever? Groenten en Fruit; 41(29); 53-55 Holsteijn van en van Uffelen, 1986 Meegroeibuisjes beter dan vijfde pijp Tuinderij; 66 (12); 34-35

Anonymus, 1986

TH Delft ontwikkelt twee nieuwe kastypen Groenten en Fruit; 41(40); 44-47

Koop, 1986

Kassenbouw in ontwikkeling

Groenten en Fruit; 41(32); 28-29 Borgonjen, 1986

IMAG ontwerpt veelbelovende Kas Groenten en Fruit; 41(36); 44-45 Vernooij, 1986

Verslag van kassenbouwoverleg CAD-BAT

(24)

23

-Nederhoff, 1986

C02-doseren bij huidige prijs snel terugverdiend Tuinderij; 66(18); 16-18

Verveer, 1986

Nu is het tijd voor controle en correctie Tuinderij; 66(19); 22-24

Vermeulen, 1986

Investeren in C02 ook een economische keus ! Interne notitie

Ammerlaan e.a. 1986

Verlengde opkweek bij enkele vruchtgroente gewassen Internverslag 49

Proefstation voor tuinbouw onder glas Welles, 1986

Substraatsystemen in de glastuinbouw Interne notitie

Nienhuis, 1986

Ontsmetten drainwater economisch nog niet verantwoord Groenten en Fruit; 42(17); 46-49

Hendrix, 1985

Teelt mobiele opgaande gewassen Interne notitie

Koch, 1986

projectbeschrijving 12.3.25 Imag

Duyn van, 1986

Rustig aan met schuiven gewasdraden Groenten en Fruit; 41(51); 34-37 Nederhoff, 1986

Lichtmetingen in gewas met beweegbare draden Intern verslag 28

Proefstation voor tuinbouw onder glas Visser de, 1986

Wat brengt het op?

Groenten en Fruit; 42(15); 31 Bakker, 1986

Met betere temperatuurverdeling is geld te verdienen Tuinderij; 66(11); 22-24

Freriks, 1986

Horizontale en vertikale temperatuurverschillen Tuinderij; 66(8); 44-46

(25)

Anonymus, 1970-1973

Methoden van waterverstrekking in kassen Interne jaarverslagen

Proefstation voor Tuinbouw onder glas Welles, 1984

Bodembedekken bij Groentegewassen Brochure: Licht in de kas

(26)

BIJLAGE

-25-Beschrijving van de zes bedrijfstypen

A

Ronde tomatenteelt, steenwol, hoge draad Week 51 t/m week 47

Combicondensor en dubbele gevels - geen scherm

Temp: 6 week nacht 17 °C, dag 18 °C. Daarna nacht 16.5 °C en dag 18 °C.

Arbeid: ondernemer (f 55.000,-) 3 personeelsleden vast (f 45.000,-) en los personeel â f 12,-/uur.

B

Vleestomatenteelt, steenwol, hoge draad Week 51 t/m week 47

Combicondensor en dubbele gevels - geen scherm

Temp.: 1 week 20 °C nacht en dag, 5 weken nacht 18 °C, dag 19 °C Daarna nacht 17 °C en dag 18 °C.

Arbeid: Ondernemer (f 55.000,-) 3 personeelsleden vast (f 45.000,-) en los personeel â f 15,-/uur

Extra investering: watergoot en sorteermachine voor vleestomaat

C

Ronde tomatenteelt, grond, week 5 t/m 40 Sla, week 44 t/m week 4

Uitsplitsing:

TO Sla Totaal

Opbrengsten 43 12 55

Toegerekende kosten 18 5 23

Saldo 25 7 32

Heteluchtverwarming (staande kachels), vast scherm (4 weken) en dubbele gevels

Temp.: To: 5 weken, nacht en dag 20 °C. Daarna nacht en dag 18 C •

Sla: (5 cm pot) nacht 6 °C, dag 12 °C.

Arbeid: Ondernemer (f 55.000,-) een personeelslid vast

(f 45.000,-) 3000 uur uitbesteed â f 30,-/uur en los personeel â f 12,-/uur

Extra investering: Ketel met slangenverwarming

D

Ronde tomatenteelt, grond, week 9 t/m week 36 Sla, week 40 t/m 50. Sla week 1 t/m week 8 Uitsplitsing:

To Sla Sla Totaal

Opbrengsten 33 9 12 54

Toegerekende kosten 16 3 6 25

(27)

Heteluchtverwarming (hangende kachels), dubbele gevels en vast scherm voor 4 weken

Temp*: To: 5 weken 18 C nacht en dag. Daarna nacht 16-5 C, dag 18 °C.

Sla: (5 cm pot); nacht 6 °C, dag 12 °C Arbeid: Ondernemer (f 55.000,-) 1 personeelslid vast

(f 45.000,-)

4000 uur uitbesteed â f 30,-/uur en los personeel â f 12,-/uur

E

Vleestomatenteelt, grond, week 5 t/m week 40 Sla, week 44 t/m week 4

Uitsplitsing:

To Sla Totaal

Opbrengsten 48 12 60

Toegerekende kosten 19 5 24

Saldo 29 7 36

Heteluchtverwarming, (staande kachels) vast scherm (4 weken) en dubbele gevels

Temp.: To: 1 week nacht en dag 20 °C, 5 weken nacht 18 °C, dag 19 °C. Daarna nacht 17 °C, dag 18 °C

Sla: zie eerder

Arbeid: Ondernemer (f 55.000,-) 1 personeelslid vast (f 45.000,-)

Uitbesteden 3000 uur â f 30,- en los personeel â f 15,-/uur

Extra investering: watergoot en sorteermachine, ketel met slangenverwarming

F

Vleestomatenteelt, grond, week 9 t/m week 36 Sla, week 40 t/m 50, Sla week 1 t/m 8

Uitsplitsing:

To Sla Sla Totaal

Opbrengsten 38 9 12 59

Toegerekende kosten 17 3 6 26

Saldo 21 6 6 33

Heteluchtverwarming (hangende kachtels), dubbele gevels en vast scherm voor 4 weken

Temp: To: 1 week nacht en dag 20 °C. 5 weken nacht 18 °C, dag 19 °C. Daarna nacht 17 °C, dag 18 °C.

Sla: zie eerder

Arbeid: Ondernemer (f 55.000,-) een personeelslid vast (f 45.000,-)

Uitbesteden 4000 uur â f 30,-/uur en los personeel â f 15,-/uur

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door docent J als volgt verwoord: ‘hoeft niet voor alles, want ik word betaald om les te geven en je wordt voor de dingen betaald, ze hoeven van mij niet te klappen na de les’

Voor deze groep zijn de resultaten van taalbegriptests en kwaliteit van leven vragenlijsten vergeleken met de resultaten van een groep kinderen die geen additionele handicap

Toen de immigranten uit Indië naar Nederland kwamen, lag ons land deels in puin, waren veel levensmiddelen nog op de bon, was de woonruimte uiterst schaars en heerste er een al-

Habo & Doctors4Doctors organiseren mentale nazorg voor artsen in de Corona vuurlinie.. Zorgprofessionals staan onder

‘Onderzoekers bepalen het liefst zelf waar ze onderzoek naar doen, maar als ze cofi nanciering nodig hebben van het be- drijfsleven dan zullen ze zich toch enigszins moeten

Wanneer het bedrijfshoofd geen natuurlijke persoon is doch een rechtspersoon (N.V., B.V., enz.) wordt niet gesproken van een gezinsbedrijf. De arbeidskrachten op deze

The Corpus was a remarkable document not because its authors had a proper grasp of physiology and pathology, but because they made the right basic decision that the evolution of

Table B.11: Standard deviation of average transepithelial electrical resistance measurements of 0.1% w/w Aloe vera gel material (AVG), crude precipitated polysaccharides