• No results found

De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en de wording van de nationale literatuurgeschiedenis - Hoofdstuk I De Italiaanse literatuurgeschiedenis van het primo Ottocento

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en de wording van de nationale literatuurgeschiedenis - Hoofdstuk I De Italiaanse literatuurgeschiedenis van het primo Ottocento"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en

de wording van de nationale literatuurgeschiedenis

Sosef, W.C.J.

Publication date

2002

Link to publication

Citation for published version (APA):

Sosef, W. C. J. (2002). De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo

Gioberti en de wording van de nationale literatuurgeschiedenis. Eigen Beheer.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

(2)

Hoofdstukk I

Dee Italiaanse literatuurgeschiedenis van het primo Ottocento

Inn de eerste decennia van de negentiende eeuw, de jaren waarin Vincenzo Gioberti

zijnn intellectuele vorming ontving, waren de meest gebruikte, zij het met kritische reserve bejegende,, literatuurhistorische naslagwerken die van Girolamo Tiraboschi en Giambattista Corniani,, respectievelijk de Storia della letteratura italiana (1772-1782), en de Secoli

delladella letteratura italiana (1804-1813).

Eenn algemene literatuurhistorische interesse van Gioberti zouden wij kunnen afleidenn uit de Catalogo van het eigen boekenbezit. Daarin worden vermeld de literatuurgeschiedenissenn van Tiraboschi en Corniani, evenals die van Ginguené en Sismondi,, van Maffei, en van de gebroeders Schlegel.1 Uit de autobiografische aantekeningenn van Gioberti, op schrift gesteld in de jaren 1822-1825, en gepubliceerd als

MeditazioniMeditazioni filosofiche1, komt niet een speciale belangstelling voor het specifieke

probleemm van de Italiaanse literatuurgeschiedenis naar voren. Wél blijkt uit genoemde aantekeningenn Gioberti's gedegen kennis van Italiaanse en niet-Italiaanse auteurs, evenals zijnn enthousiasme voor de literatuur.3

11

Uit de door Gioberti in 1822 opgestelde, later nog bijgewerkte, "Catalogo dei libri di Vincenzo Gioberti" blijkt datt hij in het bezit was van de volgende titels: Corniani, G.B., / secoli della letteratura italiana, Brescia 1804-1813, 99 delen; Ginguené, P.L., Histoire littéraire dltalie, de editie van 1820-1821; Maffei, G., Storia della letteratura

italiana,italiana, Milano 1824; Schlegel, A.W., Corso di letteratura drammatica (de Ital. vert. uit 1817 van Giovanni

Gherardini);; Sismondi, J., De la littérature du midi de I'Europe, Paris 1813; Tiraboschi, G., Storia della letteratura

italiana,italiana, Modena 1787-1794, 16 delen; Ugoni, G, Della letteratura italiana nella seconda meta del sec. XVIII, uit

1820.. Bovendien vermeldt deze Catalogo nog: de Conciliatore uit 1818; van Ugo Foscolo onder meer de volgende edities:: Ultime lettere di Jacopo Ortis, aggiuntovi i Sepolcri ed altre poesie, Milano 1813, Dell'origine e dell'ufficio

delladella letteratura, Milano 1815, Saggi sopra il Petrarca, 1824; Staél (De Mad.c), Oeuvres completes, Bruxelles

1820-1821;; Vico, G.B., Principii di Scienza nuova, Milano 1816, Della antichissima sapienza [italica], Milano 1815. Zie voorr deze Catalogo de Manoscritti di V.G., vol. 54, te raadplegen op de Biblioteca civica te Turijn. Op de lijstjes met titelss die Gioberti vlak voor zijn verbanning naar Frankrijk opstelde verschijnen bovendien nog: de Antologia uit 1829; Schlegel,, F., Corso di letteratura [antica e moderna], in de vert. uit 1828 van Francesco Ambrosoli, en Sismondi's

HistoireHistoire des républiques italiennes, Paris 1826 (zie V. Gioberti, Epistolario. Edizione nationale, a.c.d. G. Gentile e

G.. Balsamo-Crivetli, Vallecchi, Firenze 1927, I, pp. 217-222).

22

Meditazioni filosofiche inedite di Vincenzo Gioberti pubblicate dagli autograft della Biblioteca civica di Torino

daa E. Solmi, Barbéra, Firenze 1909.

JJ

Zie in de Meditazioni filosofiche met name de volgende paragrafen: XVI ('La critica è nello stesso tempo letterariaa e scientifica'), LIX ('Romanzieri e romanzi'), LXXVIII ('Disegno di una storia della filosofia'), CXIV ('Scrittorii di sentimento e scrittori d'idee'), CXCVIII ('Le arti e Ie lettere debbono adattarsi ai tempi e ai luoghi e conservaree i loro nazionali caratteri'), CCXXXI1I ('Scrittori di ragione e di sentimento'), CCLXXVHI ('Qual sia il finee della letteratura').

(3)

Inn de uit dezelfde jaren als genoemde aantekeningen daterende Studi filologie f en inn de nog iets oudere, uit de jaren 1818-1822 daterende, Pensieri5 geeft Gioberti, zij het sporadisch,, wél blijk van eigen opvattingen over de literatuurgeschiedenis.6 Behalve algemenee beschouwingen over literatuur (genres, classicisme, romantiek) treffen wij in de

Pensieri,Pensieri, zoals wij nog zullen zien in het derde hoofdstuk, ook literair-historische

beschouwingenn aan, waarin met name aandacht wordt gegeven aan het nationale karakter vann de literatuur. De Studi filologici zijn hoofdzakelijk gewijd aan afzonderlijke auteurs, niett alleen uit de Italiaanse maar ook uit de Duitse en Engelse literatuur.

Eenn ander document van Gioberti's literair-historische belangstelling is zijn Diario uitt 1821, een dagelijks verslag van wat hij gelezen en geschreven had. Uit dit dagboek blijktt dat Gioberti de literatuurgeschiedenis van zowel Sismondi als Ginguené uitputtend bestudeerde.7 7

Overigenss werd Gioberti, zoals hij zelf schrijft, niet alleen tot de literatuur of de filosofiee aangetrokken, maar tot een combinatie van beide. In een van zijn vroege aantekeningenn schrijft hij: "Io aveva dalla natura la tendenza non alia pura letteratura, né aliaa pura filosofia, ma a una filosofïa-letteratura, che perciö me Ie faceva amare entrambe".88 In de woorden van Giovanni Gentile, die een belangrijk deel van zijn filosofisch-historischh onderzoek aan Gioberti heeft gewijd: "La mente del giovane Gioberti

44 Studi filologici dell'immortale filosofo Vincenzo Gioberti, ax.d. D. Fissore, Torino 1867. De editie waaruit ik

citeerr is: Scritti letterarii di Vincenzo Gioberti tratti dagli autograft, coll'aggiunta di un indice generale alfabetico delle materie,, Torino 1877.

55 Pensieri di Vincenzo Gioberti. Miscellanee, Napoli 1859-1860, 2 tomi. Ik citeer uit de editie van 1865. 66

Relevante teksten treffen we onder meer aan in: Pensieri. Miscellanee I, pp. 45-46 ('Le opere letterarie sono 1'espressionee della societa'), 104-105 {'Per lodare gli scrittori bisogna camminare ben adagio1), 149-153 ('Deirarte

delloo scrivere libri1), 448-449 ('Dei concetti contrarii al buon gusto'), 477-482 ('De' varii generi de' libri di una nazione');; deel II, pp. 120-121 ('Della critica storica'), 368-369 ('Dei progressi della letteratura'), 470-472 ('Della poesiaa romantica'), 480-482 ('Dei motivi della decadenza della letteratura'), 482-484 ('Della letteratura classica e romantica'),, 488-492 ('La letteratura italiana nel Trecento fu eminentemente nazionale'), 502-503 ('Qual sia il secolo d'oroo della lingua italiana'); Scritti letterarii, pp. 1-33 ('Studi filologici1), 100-103 ('Del classicismo nazionale'), 103-1044 ('Classicismo e romanticismo'), 104-106 ('Se si possano o si debbano tentare nuove vie in letteratura'), 109-112 ('Dell classicismo letterario de' nostri giomi'), 113-115 ('De' soggetti a trattarsi nella nostra letteratura'), 227-229 ('Il Tiraboschii e i primi cultori delle scienze'), 235-237 ('Dei raffronti della varie letterature'), 237-238 ('Se la nostra linguaa debba chiamarsi fïorentina, o toscana, o italiana').

77 Zie voor dit diario: Ricordi biografici biografici I, pp. 16-51. Gioberti maakt melding van de bestudering van resp. A.W.

Schlegelss Corso di letteratura drammatica, Sismondi's Letteratura italiana dal sec. XIV sino al principio del sec. XIX, enn Ginguené's Histoire littéraire d'Italië.

(4)

eraa un crogiuolo rovente di tutti i maggiori interessi del tempo suo, che si venivano fondendoo per raggiungere la forma d'un sistema filosofico romantico".9

Uitt deze summiere schets van Gioberti's literair-filosofische interesse moge duidelijkk zijn dat Gioberti meer een filosofische dan een geschiedkundige aanleg had, en zekerr geen vertegenwoordiger was van het legioen der erudieten, zoals Tiraboschi en Cornianii dat waren. Het is belangrijk dit vast te stellen indien wij willen weten wat het gezichtspuntt was van waaruit Gioberti de literatuurgeschiedenis las. Uit zijn Catalogo wetenn wij welke auteurs in zijn bibliotheek te vinden waren. Met name van Tiraboschi, Corniani,, Ginguené en Sismondi zullen wij de doorwerking bij Gioberti moeten nagaan. Waarr lette hij op bij lezing van Ginguené? En wat vond hij belangrijk in Tiraboschi? Zoalss zal blijken uit Gioberti's benadering van de literatuurgeschiedenis, zoals die vooral inn de jeugdgeschriften tot uiting komt, was hij minder geïnteresseerd in de geschiedenis vann de letterkundigen, zoals de achttiende-eeuwse erudieten dat waren, dan in de geschiedeniss van de literatuur zelf.

1.11 Eruditie en "filosofie"

Hett typische kenmerk van de achttiende-eeuwse literatuurgeschiedenis was het vertoonn van eruditie en de afwezigheid van een verklaring van de historische "feiten". Het trefwoordd van de critici van de pure eruditie was "filosofie" of "filosofische geschiedenis": daarmeee zou pas betekenis en zin van de literatuurgeschiedenis geduid kunnen worden. Zoo streven de door de ideologues geïnspireerde historici ernaar niet alleen de "feiten" op eenn rijtje te zetten maar vooral de "oorzaken" daarvan op het spoor te komen. De plaatsingg van de eruditie binnen een filosofisch kader vormt het belangrijkste probleem vann de literatuurgeschiedenis van het eind van de achttiende en het begin van de negentiendee eeuw.

Eenn door "filosofie" gedragen algemene literatuurgeschiedenis was het Discorso

soprasopra Ie vicende della letteratura van Carlo Denina10. Dit werk, dat in Gioberti's

99

G. Gentile, 'Lettere e scritti inediti di Gioberti e studi sul pensiero giobertiano' (1924), in Idem, Albori della

nuovanuova Italia. Varieta e document i, a.c.d. Vito Bellezza, Sansoni, Firenze 19692, II, pp. 45-81, aldaar p. 68.

100

C. Denina, Discorso sopra Ie vicende della letteratura, Torino 1761 [=1760]. Op de in 1784 te Berlijn verschenenn derde editie is de Duitse vertaling gebaseerd waaruit ik citeer: Ueber die Schicksale der lAteratur. Aus dem

ItalienischenItalienischen des Herrn Abts Denina; mit dessen Verbesserungen und Zusatzen duren. Friedr. Gotth. Serben,

(5)

bibliotheekk ontbreekt11, zoekt naar de oorzaken van de "lotgevallen" (opkomst, bloei en verval)) van de literatuur.12 Zoals Denina in zijn brief aan Frederik II over "de vooruitgangg in de kunsten" uiteenzet, is hij van mening "che la decadenza e la corruzione dell gusto sono figlie di un desiderio soverchio di novita [...] '\13 Een nieuwe opbloei vraagtt een meer moderne benadering die afstand neemt van de regels der retorica.14 Deninaa ontleende deze zienswijze aan de grote filosofen van de Verlichting, die de relatie haddenn gelegd tussen politieke vrijheid en vooruitgang, en omgekeerd tussen onderdrukkingg en verval van de letteren.15 Deze thema's vinden wij terug niet alleen bij dee negentiende-eeuwers Ginguené en Salfi maar ook bij de achttiende-eeuwer Tiraboschi. Tiraboschi'ss literatuurgeschiedenis was bedoeld als "la Storia dell'Origine e de' Progress!! delle Scienze tutte in Italia".16 Zijn "ordening" was strikt chronologisch en systematisch,, en dat leverde hem de kritiek op dat het filosofisch kader ontbrak.17 Een aanzett tot interpretatie vinden wij wél in het hoofdstuk 'Idea generale dello stato civile ee letterario' waarmee elk boek opent.

Ookk in de Secoli della letteratura italiana van Giambattista Corniani18, dat evenalss het door Ugoni geschreven supplement in bezit was van Gioberti, ontbrak het filosofischh kader nog. Overigens was Corniani de eerste die de richting insloeg naar een literatuurgeschiedeniss die is opgezet volgens een selectief criterium, dat gebaseerd is op

1'' In het Primato wordt Denina éénmaal genoemd, in het hoofdstukje over de "filosofia storica" (Del primato II,

p.. 248). Aan de Vicende wordt echter geen speciale aandacht besteed.

122 "Chiara espressione della volonta enciclopedica e del cosmopolitismo culturale di meta secolo, se non altro per

laa vastita dell'area indagata, Ie Vicende cercano Ie ragioni del susseguirsi di momenti di splendore e di decadenza nella letteraturaa [...] " (Pizzamiglio-Pensa, 'L'idea di nazione nella storiografia letteraria italiana del Settecento', p. 34).

133

Geciteerd uit de Berlijnse editie van 1784, in V. Masiello, 'Carlo Denina riformatore civile e storico della letteratura'' in BelfagorXXIX (1969), 1, pp. 501-546, aldaar p. 536.

144

Getto, Storia delle storie, p. 64.

155 "In molti modi la sorte delle arti va unita a quella delle civili societa, e Ie vicende della letteratura seguono Ie

rivoluzionii delli stati, tanto nel crescere quanto nel declinare" (geciteerd uit de editie van 1784, in ibid., p. 68).

166

Tiraboschi, 'Prefazione deH'autore', Storia della letteratura italiana, Roma 1782-1785, I, p. xv. Ook in het vervolgg citeer ik uit deze editie, die 9 tomi omvat.

'77 In de Prefazione van de tweede editie (Modena, 1787-1794) geeft Tiraboschi zelf toe dat hij wellicht te veel

belangg heeft gehecht aan de "cronologiche discussioni" en de "minute ricerche" (aldus geciteerd in F. Daneion, Dal

librolibro da indice al mammie. La storiografia letteraria in Italia del primo Ottocento e l'opera di Paolo Emiliani Giudici,

ed.. dell'Orso, Alessandria 1994., p. 20).

188 G.B. Corniani, / secoli della letteratura italiana dopo il suo risorgimento, Brescia 1804-1813, 9 tomi. De

ontbrekendee periode, de tweede helft van de 18e eeuw, werd behandeld door Camillo Ugoni, Della letteratura italiana

(6)

"artistiekee kwaliteit" en "historisch belang".19 Resultaten van erudiet en biografisch onderzoekk worden door Corniani wel gebruikt, maar zelf zal hij zich niet met dit soort onderzoekk bezighouden.20 Wat Corniani met zijn achttiende-eeuwse voorgangers verbindt iss enerzijds de opzet als een serie van chronologisch geordende biografieën, anderzijds de intentiee om tegenover de overmacht aan buitenlandse invloeden de eigen Italiaanse cultuur tee herwaarderen.21 Wat Corniani echter van met name Tiraboschi onderscheidt is dat hij ordee aanbrengt in de chaos van het erudiete materiaal.22

Eenn meer "filosofische" aanpak vinden wij in de aanvulling die Ugoni schreef op dee Secoli della letteratura italiana en waarin voor het eerst een hele periode gekarakteriseerdd wordt met een centraal motief, terwijl ook het "gevoel van italianita" meerr inhoud en "warmte" krijgt. Het is duidelijk dat in Ugoni's Letteratura, die in 1820 uitkwam,, de impulsen van Ginguené en Sismondi reeds doorwerken.23

Hett zijn de grote handboeken uit de eerste helft van de negentiende eeuw, van Ginguené,, Salfi en Sismondi, die proberen een zekere ordening of logisch verband aan te brengenn in de massa van literaire feiten, het studieobject van de erudiete school. In zijn

HistoireHistoire littéraire d'Italie was Pierre Louis Ginguené, die zich voor wat de "feiten" betreft

vaakk op Tiraboschi beroept, vooral geïnteresseerd in het verband tussen de literaire en de politiekee geschiedenis:

C'estt 1'état de ces progrès et de cette culture dans chaque nation et a chaque époque, que 1'on veut particulièrementt connaïtre. N'est-ce pas dire assez clairement que c'est en dernier résultat, l'histoire littéraire quee 1'on cherche dans l'histoire politique, et qu'envisagée sous ce rapport, 1'une n'est, pour parier ainsi, que Iee cadre de 1'autre?24

Inn het tiende deel van de Histoire, dat verscheen in 1823, wijdt Francesco Saverio Salfi,, die na Ginguené's dood de voortzetting van het werk op zich genomen had, een lovendd stuk aan Ginguené's "filosofische" benadering, die zich niet alleen bezig had gehoudenn met de relatie tussen literatuur en maatschappij, maar ook met de invloed van

199 Daneion, Dal libro da indice al manuale, p. 37. 200

Getto, Storia delle storie letterarie, p. 105.

211 "Lo scopo principale della mia fatica è di scoprire all'Italia quell'oro, che abbonda entro il suo seno, onde si lasci

menoo abbagliare dall'orpello, che su lei ribocca dai lidi stranieri" (Corniani, I secoli della letteratura italiana, pp, xi-xii). .

222

Getto, Storia delle storie letterarie, pp. 108-109.

** Ibid., pp. 113-114.

(7)

dee betreffende eeuw en natie op het "karakter" van een bepaalde auteur.25 Deze thematiekk zal door Gioberti, die overigens de door Salfi geredigeerde delen van de

HistoireHistoire niet zelf bezat, verwoord worden onder de noemer van het "Italische stempel".

Mett name in zijn artikelenreeks 'Du génie des Italiens et de 1'état actuel de leur littérature'266 gaf Salfi uitdrukking aan zijn visie op de Italiaanse literatuur en haar "primaat".277 In deze beschouwingen, die het theoretisch fundament leveren dat in Gioberti'ss uitspraken over het genio nationale ontbreekt, doet Salfi een poging vast te stellenn waarin het "Italiaanse karakter" zich nu eigenlijk van dat van de andere nationaliteitenn onderscheidde. Aldus wilde hij een waarheidsgetrouw beeld schetsen van dee Italiaanse literatuur, en daarmee gevoelens van meer- of minderwaardigheid ten aanzien vann andere literaturen in het juiste licht plaatsen:

Cee qu'il nous convient de rechercher c'est Ie rang que doit occuper 1'Italie dans la république des lettres, aujourd'huii que la plupart des autres nations ont fait de si étonnants progrès dans la civilisation et dans les beaux-artss en general. Essayons done de tracer un tableau de 1'ltalie littéraire en nous raettant en garde contre less éloges exagérés des uns et les injustes critiques des autres. Au lieu de répéter ce qu'elle a été, il sera plus utilee indiquer ce qu'elle est, ou mieux encore ce qu'elle pourrait devenir.2*

Dee door Salfi zelf onderstreepte formulering zal later weer gehanteerd worden in dee epiloog van het Primato, een duidelijk voorbeeld van beïnvloeding van Gioberti door Salfi.. In die epiloog geeft Gioberti toe dat hij, in de geschetste visioenen, gezwicht is voor eenn "zoete illusie", maar — zo voegt hij eraan toe — hij had niet het miserabele heden opp het oog maar de glorieuze toekomst:

Cedendoo a questa soave illusione, come i nostri antichi Pitagorici, e Platone, lor successore ed erede, io mi sonn figurata 1'Italia, non gia qual è, ma qual dovrebbe essere, e qual potrebbe divenire.M

255 "Une autre qualité non moins remarquable la distingue encore de toutes celles qui 1'ont précédée; c'est eet esprit

philosophique,, dont 1'auteur est redevable a son siècle et a sa nation, qui lie les objets de la littérature et de la philosophicc avec les interets de la religion et de la politique [...] et nous fait apprécier Ie caractère non seulement des auteurss et de leurs ouvrages, mais aussi de la nation et du siècle qui les ont produits" (F.S. Salfi, 'Eloge de P.L. Ginguené',, geciteerd in G. Goggi, 'Francesco Saverio Salfi e la continuazione délVHistoire littéraire dltalie del Ginguené',, I, in Annali della Scuola normale superiore di Pisa, III*, II (1972), pp. 641-702, aldaar p. 682).

266

Vijf afleveringen in de Revue Encyclopédique van 1819. Vgl. Goggi, 'Francesco Saverio Salfi' , pp. 644 sgg. Dee term "génie" heeft, evenals het veel door Gioberti gebruikte "genio", behalve de betekenis van "genie" ook die van (volks)aard,, karakter, geest.

277

P. Giannantonio, 'Salfi e De Sanctis storiografi della letteratura', in Otto/Novecento, 1980, 5/6, pp. 135-150, aldaarr pp. 138, 141.

288

Geciteerd uit de Revue Encyclopédique in G. Goggi, 'Francesco Saverio Salfi', p. 645.

(8)

Dee eigenschappen van het Italiaanse karakter die Salfi met name noemt, en die zich naarr zijn idee speciaal uitdrukken in het secentismo, de kunstmatige stijl van de zeventiendee eeuw, zijn: "imagination ardente", "enthousiasme", "grande fécondité", "verve prodigieuse",, "singuliere flexibilité d'esprit".30 Door deze eigenschappen in het volle licht tee stellen wilde Salfi de stelling ontkrachten volgens welke de Italiaanse geest door de politiekee onvrijheid zo verzwakt was geraakt, dat daardoor de vorming van een nationale cultuurr werd verhinderd.31 Ook in de periode van het zogenaamde verval was "de liefde voorr de onafhankelijkheid en de vrijheid" een constante van het Italiaanse karakter geweest.. Indien het "génie des Italiens" zich niet altijd manifesteert, zo stelt Salfi, komt datt door de ongunstige politieke en religieuze obstakels die een volledige ontplooiing in dee weg staan (pp. 649-650).

Dee literair-historische bijdrage van Salfi heeft wellicht niet die aandacht gekregen diee zij verdient, omdat zij altijd in de schaduw heeft gestaan van Ginguené's Histoire. Duidelijkerr dan bij Ginguené of Sismondi komt echter bij Salfi naar voren wat hij met zijn literatuurgeschiedeniss voorheeft: een histoire philosophique in plaats van "ijdele eruditie", bevorderingg van de zaak van de civilisation en van de vooruitgang van de esprit humain (p.. 674). In deze doelstellingen van de "filosoof Salfi, waarbij wij "filosofie" moeten interpreterenn enerzijds als methode* anderzijds als ideologie (p. 682), zien wij een duidelijkee doorwerking van de principes van de Verlichting. Dat hij ook de uitgangspunten vann Ginguené overnam blijkt uit het voorwoord tot zijn Résumé, waarin hij zich namelijk wildee beperken "aux objets qui appartiennent a la littérature proprement dite [...] , ceux quii marquent ses progrès, ses vicissitudes et caractères, ainsi que les circonstances qui ont Iee plus influé sur son esprit et les principaux résultats de cette influence".32

Terwijll Ginguené en Salfi de literatuurgeschiedenis op "filosofische" of "ideologische"" wijze benaderden, deed Sismondi, in zijn De la littérature du Midi de

l'Europe,l'Europe, dat op meer "sociologische" manier. Hij onderzocht immers de onderlinge

wisselwerkingg tussen de literatuur en de maatschappij. Het ging Sismondi allereerst om Tinfïuencee réciproque de 1'histoire politique et religieuse des peuples sur leur littérature,

300

Door Voltaire en andere verlichtingsfilosofen was het karakter van de Italiaanse taal en literatuur, in overeenstemmingg met de klimaatstheorie, benoemd als: "zacht", "vriendelijk", "teder" (Getto, Storia delle storie

letterarie,letterarie, p. 59).

311

Goggi, 'Francesco Saverio Salfi', pp. 645-47.

322

F.S. Salfi, Résumé de 1'histoire de la littérature italienne, Paris 1826, pp. vii-viü. Hier verwijst Salfi mogelijk naarr de "ruime" opvatting van literatuur zoals die in Ginguené's Histoire gehanteerd werd.

(9)

ett de leur littérature sur leur caractère".33 Sismondi beperkte zich overigens tot de belangrijkstee auteurs, en verwees voor meer gedetailleerde informatie naar Ginguené. Voor dee romantische literatuurkritiek in haar geheel, maar voor Sismondi in het bijzonder, gold hethet adagium, dat de literatuur beschouwd moet worden als "uitdrukking van de maatschappij"" {letteratura come espressione della societa).M Dit concept, dat door Louis Dee Bonald als eerste geformuleerd was, zou ook door Gioberti worden gerecipieerd: "Ogni operaa letteraria è 1'espressione della societa, del governo, del secolo in mezzo a cui è prodotto,, siccome dice saggiamente il Bonald".35

Hett idee van een "storia filosofica", zoals hierboven toegelicht, vinden wij onder meerr terug bij Giovanni Berchet. In het in de jaren 1818-1819 verschenen literaire blad

IIII Conciliatore, spreekbuis van de patriottische en romantische beweging, schrijft Berchet

bijvoorbeeld:: "Noi abbiamo in Italia storie della nostra letteratura quante ne vogliamo. Il Crescimbeni,, il Quadrio, il Fontanini36 ed altri ei furono prodighi di notizie biografiche ee bibliografiche [...] . Ma se pei padri nostri potevano bastare quelle congerie di notizie pressochéé nude di ogni filosofia, non bastano ora piü per noi [...] ".37 Ook het werk van Giuseppee Montani, een belangrijk medewerker van het romantisch-liberale tijdschrift

Antologia,Antologia, kan beschouwd worden als een van de eerste pogingen tot een "sociologische

interpretatie"" van de literaire feiten.38 Aan hetzelfde onderwerp was al eerder aandacht besteedd door Ugo Foscolo. In zijn vroege werk, met name in de Chiose™, gaat Gioberti

"" J.Ch.L. Simonde de Sismondi, De la littérature du Midi de l'Europe, Paris 1813, t. I, pp. 10-11.

344

A. Ferraris, 'Introduzione' tot G. Montani, Scritti letterari, Einaudi, Torino 1980, pp. vü-cviii, aldaar p. lvi. Onderr de medewerkers aan de Conciliatore heerste hetzelfde idee, dat — zoals Giovanni Berchet op polemische toon opmerktt — in het werk van Tiraboschi ontbreekt.

355 Pensieri. Miscellanee I, pp. 45-46. Maar het literaire werk geeft tevens uitdrukking aan de "natuur" van de

auteurr zelf, "e quando questa natura opponsi alia societa, escono allora quegli scritti che coH'impronto della societa ee del secolo portano quello del nuovo ingegno produttore" (ibid.).

366 G.M. Crescimbeni, L'istoria della volgar poesia (1698), Comentari (1702-1711, 5 delen); F.S. Quadrio, Della

storiastoria e della ragione di ogni poesia (1739-1752, 7 delen); G. Fontanini, Dell'eloquenza italiana (1726).

377 II Conciliatore. Foglio scientifico-letterario, a.c.d. V. Branca, Le Monnier, Firenze 1965,1, n. 21 (12-11-1818),

p.. 329. Het betreft een serie artikelen van Berchet over de Geschichte der Poesie und Beredsamkeit van Friedrich Bouterwek,, waarvan de eerste delen, over de Italiaanse literatuur, in 1801 verschenen waren.

388

Ferraris, 'Introduzione' tot G. Montani, Scritti letterari, p. xlix. Vgl. Getto, Storia delle storie letterarie, p. 141.

399

Vgl. C. Calcaterra, 'Gli studi danteschi di Vincenzo Gioberti', in Dante e il Piemonte, Bocca, Torino 1922, pp. 39-256,, aldaar pp. 123-124 en noot.

(10)

meerr in op diens literatuurkritiek dan in de grote gepubliceerde werken.40 In de Brusselse periodee zou Gioberti studie maken van Foscolo's Discorso sul testo della Commedia di

Dante.Dante.4141 In het Primato wordt Foscolo slechts terloops, en meestal in het kader van een opsommingg vermeld.In het laatste hoofdstuk van Del bello wijst Gioberti de "rationalistische"" Dante-interpretatie van Foscolo af.42 En in de Gesuita moderno vergelijktt hij de "troosteloze filosofie" van de Ultime lettere di Jacopo Ortis met die van Leopardi.43 3

Foscoloo nu had in zijn inaugurele rede uit 1809, 'Deirorigine e dell'ufficio della letteratura',, waarvan de tekst in Gioberti's bezit was44, zijn oordeel uitgesproken over de literatuurgeschiedschrijvingg van de achttiende eeuw. Het erudiete onderzoek van Crescimbeni,, Quadrio en Tiraboschi had slechts "feiten" opgeleverd, maar niet een echte "geschiedenis",, want "se la storia senza la filosofia non è che serie cronologica d'avvenimenti,, Ie disquisizioni critiche senza avvenimenti non sono mai storia".45 Foscolo besluitt zijn rede met deze beroemde klacht:

Eccovii annali e commentari e biografi ed elogi accademici, e il Crescimbeni ed il Tiraboschi ed il Quadrio; maa dov'è un libro che discerna Ie vere cause della decadenza dell'utile letteratura, che riponga 1'onore italiano piüü nel merito che nel numero degli scrittori, che vi nutra di maschaa e spregiudicata filosofia, e che col poteree dell'eloquenza vi accenda all'emulazione degli uomini grandi? Ah, Ie virtü, Ie sventure, e gli errori deglii uomini grandi non possono scriversi nelle arcadie e nei chiostri!46

Foscoloo drong in feite aan op een samensmelting van de "filologische" methode vann Muratori47 met de "historisch-filosofische" methode van Giambattista Vico48, die

400 Volgens Edmondo Solmi zou Gioberti "om godsdienstige en politieke redenen" vermeden hebben Foscolo te

noemen.. Maar uit de door hem bestudeerde handschriften blijkt wel, aldus Solmi, hoe groot Gioberti's waardering was voorr "de menselijke en poëtische grootheid" van Foscolo (zie C. Sgroi. L'estetica e la critica letteraria in V. Gioberti, Vallecchi,, Firenze [1921], p. 171).

411

Ibid. Het betreft een door Mazzini in 1842 gepubliceerde uitgave van Foscolo's editie van de Commedia. In deze

uitgavee ging het Discorso van Foscolo vooraf aan de tekst van Dante.

422

Del bello, p. 238.

433

Gesuita moderno III, p. 280 noot. Vgl. Sgroi, L'estetica e la critica letteraria, p. 172.

444 Zie boven, p. 21, noot 1.

455 U. Foscolo, 'In difesa dell'orazione inaugurale', in Edizione nazionale VII, 'Lezioni, articoli di critica e di

polemicaa (1809-1811)', a.c.d. E. Santini, Le Monnier, Firenze 1933, pp. 45-52, aldaar p. 49.

466 U. Foscolo, 'DeU'origine e dell'ufficio della letteratura', in ibid., pp. 3-37, aldaar p. 33. 477

L.A. Muratori, auteur van Della perfetta poesia italiana (1706), geldt als exemplarisch voor de achttiende-eeuwsee eruditie. Zo wordt Tiraboschi door De Sanctis nog gekarakteriseerd als "il Muratori della nostra letteratura" (Dee Sanctis, Storia della letteratura italiana, Einaudi-Gallimard, Torino 1996, pp. 738-39. Ik citeer in het vervolg uit dezee editie).

(11)

inn zijn ogen vertegenwoordigd werden door respectievelijk Tiraboschi en Denina.4 Foscolo,, de auteur van de Epoche della lingua italiana50, kan beschouwd worden als een

vann degenen die zich het grondigst in de methodiek van de literatuurgeschiedschrijving verdieptt hebben. Zijn "filosofie" hield zich onder meer bezig met de maatschappelijke betekeniss van de literatuur, en de daarmee samenhangende morele en publieke functie van dee letterkundige.51 Daarmee voegde Foscolo zich in een traditie, die door Vittorio Alfïeri gevestigdd was. In zijn Del principe e delle lettere had Alfïeri immers een apart traktaat gewijdd aan de verhouding tussen de vorst en de schrijver. Ook Gioberti zal aan de publiekee functie van de scrittore ideale een hoofdstuk wijden, zowel in het Primato als inn het Rinnovamento.52

Hett belangrijkste probleem waar de literatuurgeschiedschrijving van het primo

OttocentoOttocento zich voor gesteld zag, en waar ook Gioberti dus mee te maken had, bestond in

hett construeren van een filosofisch kader waarin de door het erudiete onderzoek verzameldee feiten een plaats konden vinden.

1.22 Wat is "Italiaanse literatuur"?

Eenn tweede meer concreet probleem, na dat van de filosofische "ordening", is dat vann de "afbakening" van het terrein van de Italiaanse literatuurgeschiedenis. Wij kunnen hierinn meerdere aspecten onderscheiden: een chronologisch-geografisch, een linguïstisch enn een inhoudelijk aspect. De eerste vraag is dan: wanneer en waar is de Italiaanse literatuurr ontstaan? Voor Tiraboschi heeft de chronologie geen begrenzing, want het gaat hemm eenvoudig om al die schrijvers "die op dat grondgebied leefden dat nu Italië heet".53

488

Vico is de auteur van het historisch-filosofïsche werk Principj di una Scienza nuova dintomo alia comune

naturanatura delle nazioni, dat in 1725 te Napels verscheen (er volgden nog twee nieuwe edities in 1730 en 1744). Het werk

hadd grote invloed op de negentiende-eeuwse, met name Franse, geschiedschrijving (Michelet, Guizot).

499

Getto, Storia delle storie letterarie, p. 152.

500

Zie beneden, p. 38.

511

De maatschappelijke functie van de schrijver aan het begin van de negentiende eeuw wordt behandeld in: U. Kunkel,, 'Die Intellektuellen und die Macht. Zu den politischen Ansichten eines «libero scrittore»: Ugo Foscolo (1778-1827)',, in Italienische Studiën 13 (1992), pp. 23-41; G. Melli Fioravanti, 'Immagine e ruolo del letterato romantico nell «Conciliatore»', in Rassegna della letteratura italiana 82 (1978), pp. 18-44. Vgl. B. Martinelli, 'Ugo Foscolo «storico»» della letteratura', in Otto/Novecento, 1980, pp. 5-29, aldaar p. 7.

522 Del primato III, pp. 193-263, 'Degli scrittori italiani'; Del rinnovamento. Libra secondo, cap. 8, 'Degli

scrittori'. .

533 " [...] che vissero in quel tratto di paese che ora dicesi Italia" (Tiraboschi, Storia della letteratura letteratura italiana I, p.

(12)

Alduss laat hij zijn geschiedenis aanvangen bij de Etruskische literatuur, om dan via de Grieksee en Latijnse pas in het vierde deel — wij schrijven dan eind twaalfde eeuw — toe tee zijn aan de Italiaanse literatuur. Het is duidelijk dat voor de bibliothecaris van het huis d'Estee de naam "Italië" weliswaar bewondering en trots oproept54, maar dat die naam nog niett de "nationale" lading heeft die hij in de negentiende eeuw zou krijgen. Met Carlo Dionisottii kunnen wij stellen dat de benaming "Italië" voor Tiraboschi slechts een "geografischee uitdrukking" was, en een "degelijk vat voor de vloeibare stof die hij wilde verzamelen".555 Literatuurgeschiedenis dus als "container" van alle mogelijke "literaire feiten". .

Terwijll in de Secoli van Corniani het beginpunt van de Italiaanse literatuur, en dat inn overeenstemming met Saverio Bettinelli's Risorgimento d'Italia dopo il Mille (1773), zo'nn duizend jaar dichterbij gebracht wordt, n.1. aan het begin van de elfde eeuw, laat Ginguenéé zijn Histoire aanvangen met een beschrijving van de situatie waarin de Griekse enn Latijnse literatuur zich bevonden bij de troonsbestijging van keizer Constantijn, dit in hett kader van de kwestie van het "verval" der letteren aan het einde van het klassieke tijdperk.. Ginguené ziet "de lange en donkere nacht" van de Middeleeuwen pas weer oplichtenn als in de dertiende eeuw de Italiaanse poëzie geboren wordt.56 Voor Sismondi geldtt als startpunt van zijn Littérature du Midi de l'Europe het verval van het Latijn en dee vorming van de Romaanse talen, waarmee hij dus een linguïstisch criterium hanteert. Ditt blijkt ook bij de behandeling van de vijftiende eeuw, waarvan Sismondi zegt dat de Latijnsee productie van de humanisten geen deel kan uitmaken van de Italiaanse literatuur. Daarinn verschilde hij van mening met Ginguené, die in zijn voorwoord juist gesteld had:

Less utiles travaux de ce savant quinzième siècle doivent intéresser particulièrement tous les amis des lettres. Dss prouvent combien on possède mal 1'Histoire littéraire d'Italie quand on n'en connatt que la littérature italienne.57 7

544 In zijn voorwoord stelt de auteur: "Non vi ha Scrittore alcuno imparziale e sincero, che alia nostra Italia non

concedaa volontieri il glorioso nome di Madre e Nudrice delle Scienze, e delle Belle Arti" {ibid., p. ix).

555

Dionisotti, 'Geografia e storia della letteratura italiana', p. 26.

566

Ginguené, 'Preface', Histoire littéraire d'Italie I, p. 6. In een artikel in de Decade philosophique, politique et

littérairelittéraire van 1795 had Ginguené al gesteld dat Italië "enfin donna Ie signal de la renaissance des lettres; Ie siècle de

Dante,, de Pétrarque et de Boccace fut 1'aurore des beaux siècles de la littérature moderne" (geciteerd in M. Zini, 'Il Ginguenéé e la letteratura italiana', I, in Giornale storico della letteratura italiana XCV (1930), pp. 209-242, aldaar p.. 220 noot).

577

Ginguené, 'Preface', Histoire littéraire d'Italie, p. 8.

(13)

Hett spreekt vanzelf dat Tïraboschi, met zijn opvatting van de Italiaanse literatuur alss "vangnet", geen probleem had met het opnemen van de Latijnse humanisten-literatuur.58 8

Watt betreft het "inhoudelijk" aspect moeten wij allereerst denken aan het bereik vann respectievelijk de termen letteratura en belle lettere. Onder letteratura vielen in principee alle "kunsten en wetenschappen", van de schilderkunst via de poëzie naar de muziekk of de wiskunde.59 Deze ruime opvatting van literatuur werd nog aangehangen doorr Tiraboschi, die in feite een "cultuurgeschiedenis" schreef, of daar in ieder geval het materiaall voor leverde, en in het algemeen door de achttiende-eeuwse literatuurhistorici, alss Denina en Andrés.60 Maar ook Ginguené hing deze opvatting nog aan, al kwamen bij hemm de kunsten en wetenschappen alleen nog in de inleidende hoofdstukken van de verschillendee eeuwen ter sprake. Pas bij Sismondi kunnen wij spreken van een literatuurgeschiedeniss die zich beperkt tot de "schone letteren".

Enkelee theoretische aspecten van het onderwerp werden behandeld door Niccolö Tommaseo,, onder meer de noodzaak om de reikwijdte van het begrip "literatuur" te beperken,, en de opportuniteit van een biografisch gedeelte. Over het eerste onderwerp schrijftt Tommaseo:

Finchéé col titolo di storia d'una letteratura s'abbraccera tutta intera la storia delle lettere e delle scienze, oso diree che non s'avra mai storia letteraria compiuta. Come mai un solo uomo puö leggere, intendere, giudicare conn vera cognizione di causa, tutte quante sono Ie opere da una intera nazione prodotte nello spazio di venti ee piü secoli? [...] . Noi gia vediamo nel Tiraboschi e nel Ginguené, che sia voler parlare anche di ciö che s'ignora.61 1

588 Maria Serena Sapegno wijst op de verandering die Tiraboschi doorvoert t.a.v. de renaissancistische canon {M.S.

Sapegno,, 'Tiraboschi, Storia della letteratura italiana', in Letteratura italiana, 'Le Opere' II (1993), pp. 1161-1195, aldaarr pp. 1178-1181).

599

K.D. Schreiber, Untersuchungen zur italienischer Literator- und und Kulturgeschichtsschreibung in der zweiter Halfte

desdes Settecento, Verlag Gehlen, Bad Homburg, Berlin, Zurich 1968, p. 25.

600

Overigens had Denina, in de eerste editie van zijn Vicende, een poging gedaan uitsluitend de "schone letteren" tee behandelen. Juan Andrés is de auteur van Dell'origine, de'progressi e dello stato stato attuale dogni Letteratura, Parma 1782-1799. .

611 Recensie van Tommaseo van de Istoria letteraria greca profana profana van F. Schoell in de Antologia van jan. 1829,

(14)

Bijj Salfi zien wij weer een terugkeer naar de "literatuur" in ruime zin, wat methodischh voor hem zeer belangrijk was in verband met de interpretatie van de "vervalsverschijnselen"" van het Seicento, zoals wij hierna nog zullen zien.62

Eenn ander aspect van de inhoudelijke afbakening betreft de vraag of men zich in dee literatuurgeschiedenis moet beperken tot één land of natie. Daarbij kunnen wij ons een continuümm voorstellen, waarvan extreem nationalisme en grenzeloos kosmopolitisme de tweee ideaaltypische polen vormen. Zelfs de zo kosmopolitisch ingestelde Denina beperkt zichh in feite tot de Europese literatuur, waarbij hij nog een speciale plaats toekent aan de literatuurr van Italië, dat in de Renaissance zo niet als "moeder", dan toch minstens als "voedsterr en begeleidster" van de herrezen literatuur werd beschouwd.63 Tiraboschi zou sprekenn over "de roemrijke naam" die Italië met recht draagt als "moeder en voedster van kunstenn en wetenschappen".64 Enig "nationalistisch" sentiment zal niet vreemd zijn aan zijnn verklaring dat hij, in reactie op "de afgunst van sommige vreemdelingen", Italië "nieuwee lof' wil toezwaaien.65

Dee Storia van Tiraboschi is wel beschouwd als de eerste "nationale" literatuur-geschiedeniss van Italië, of zelfs van Europa66, maar daar moeten wat kanttekeningen bij geplaatstt worden. Want in de achttiende eeuw had het begrip "Italië" meer een nationaal-culturelee dan een nationaal-politieke betekenis. Die zou het in de negentiende eeuw pas krijgen.. Het "culturele nationalisme" kwam bijvoorbeeld tot uiting in de Idea delta storia

6262

Goggi, 'Francesco Saverio Salfi', p. 647. Zie beneden, pp. 41-42.

633 "Man san nun mehr Italien zum zweyte Male von den abendlandischen Vötkern, wann nicht als Mutter, doch

wenigstenss als Emahrerinn und Begleiterinn der wieder auflebenden Litteratur betrachtet" (Denina, Ueber die

SchicksaleSchicksale II, pp. 104-105).

644 Zie noot 54.

633 "Il desiderio di accrescere nuova lode all'Italia, e di difenderlaa ancora, se faccia d'uopo, contro 1'invtdia di alcuni

traa gli stranieri [...] " (Tiraboschi, Storia della letteratura ital., I, p. xii).

666 De stelling is voor het eerst geformuleerd door George Saintsbury, History of criticism and literary taste in

EuropeEurope from the earliest texts to the present day, Edinburgh and London 1905, en overgenomen door Marino Gentille

[Gentile],, 'L'origine del tipo di storia letteraria nazionale', in Annali R, Scuola Superiore di Pisa, Classe di filosofia ee filologia, XXIX (1927), pp. 3-46, aldaar p. 4. Vittorio Santoli daarentegen ziet het eerste voorbeeld van een nationale literatuurgeschiedeniss pas in de Geschichte der poetischen National-Literatur der Deutschen van Gervinus, uit 1835 (ziee V. Santoli, 'Alle origini della storia letteraria nazionale (a proposito di G. G. Gervinus e J. Grimm)', in Rivista

didi letterature moderne e comparate XVIII (1965), pp. 5-19). Vgl. de 'Presentazione' van AA.VV., Letteratura italiana,italiana, a.c.d. A. Asor Rosa, Einaudi, Torino 1982, I, pp. xvü-xxii, aldaar p. xvii, waar het werk van Tiraboschi

beschouwdd wordt als de eerste Italiaanse literatuurgeschiedenis die zich tot taak stelde de Italiaanse "nationale identiteit"" te definiëren; Getto, Storia delle storie letterarie, p. 98.

(15)

dell'Italiadell'Italia letterata van Giacinto Gimma, uit 1723, die volgens Tiraboschi de enige

literatuurgeschiedeniss was die zich met de zijne kon meten.67 Van Gimma's Idea kunnen wijj zeggen dat de factor "nationaal bewustzijn", die in de negentiende eeuw zo'n grote rol zouu spelen, zich daarin reeds begon te manifesteren.68 Het ging Gimma er vooral om aan tee tonen dat de Italiaanse cultuur, om het in Giobertiaanse termen uit te drukken, het "primaat"" had boven de niet-Italiaanse culturen. Want, aldus schreef Gimma in zijn inleiding,, "de Italianen waren geletterd toen de andere volkeren nog barbaars en onbeschaafdd waren", en het was zijn bedoeling een beeld te geven van "de glories van onzee natie".69

Hett valt dus op dat de achttiende eeuw, naast de te verwachten "algemene" literatuurgeschiedenissen,, als die van Quadrio en van Denina, ook meer "nationale" benaderingenn heeft voortgebracht.70 Anderzijds was er ook in de negentiende eeuw aandachtt voor een "algemene" of "Europese" literatuurgeschiedenis. Met name Giuseppe Mazzinii heeft over dit onderwerp een aantal ideeën geformuleerd. In een doorwrocht artikell in de Antologia van 18297', maakt hij zich sterk voor een "Europese literatuur", diee uitdrukking zou moeten geven aan de progressief-liberale koers van de Europese

677

In zijn voorwoord geeft Tiraboschi een overzicht van de achttiende-eeuwse Italiaanse literatuurgeschiedenissen, diee in het algemeen meer aandacht wijden aan de auteurs dan aan de literatuur zelf, en zich vaak beperken tot één bepaaldee streek van Italië. "L'unico saggio — zo vervolgt hij dan — che abbiamo di una Storia Generale dell'Italiana Letteraturaa si è LI Idea delta Storia dell'Italia letterata [...] " (Tiraboschi, Storia della letteratura I, p. xi).

688

Volgens Marino Gentile had de literatuurgeschiedenis voor haar ontwikkeling een nieuw "element" nodig dat eenn "fusie" tot stand kon brengen tussen de van elkaar losgeraakte "retorische" en "biografische" benadering. "Questo nuovoo elemento è la coscienza nazionale; per essa i fatti letterari si organizzano nella storia dello sviluppo culturale, spiritualee della nazione di cui si narrano Ie vicende letterarie. La storia della letteratura, non piü ristretta alia sola storia deliaa «poesia», s'inserisce nella storia della cultura e questa a sua volta nella storia, piü complessa, della vita nazionale. DD merito di questa fortunata intuizione spetta a Giacinto Gimma". Diens Idea is, zo vervolgt Gentile, een geschiedenis vann de Italiaanse cultuur, die gedragen wordt door "un vigoroso e quasi furibondo sentimento nazionale" (Gentille, 'L'originee del tipo di storia letteraria nazionale', pp. 23-24).

6 9

"" [...] eran letterari gl'Italiani quando altri popoli eran barbari e incolti" (G. Gimma, Idea della storia dell'Italia

letterataletterata esposta coll'ordine Cronologico dal suo principio fino all'ultimo Secolo..., Napoli 1723, t. I, p. 5).

700

In dit verband spreekt men wel van een literair "patriottisme" of "nationalisme" (vgl. P. Hazard, La revolution

franqaisefranqaise et les lettres italiennes. 1789-1815, Genève 1977 [1910], p. 278). Ter wille van de evenwichtigheid van het

beeldd moet ik erop wijzen dat, zoals Tiraboschi al had opgemerkt, juist de achttiende eeuw óók de eeuw was van de

regionaleregionale literatuurgeschiedschrijving. Zie Pizzamiglio-Pensa, 'L'idea di nazione nella storiografia letteraria del

Settecento',, waarin speciaal aandacht wordt besteed aan de Venetiaanse literaire geschiedschrijving. Voor een aantal anderee voorbeelden van regionale geschiedschrijving zie Getto, Storia delle storie letterarie, pp. 72-73.

(16)

volkeren.722 Mazzini bestrijdt in dit artikel de traditionele these dat het klimaat een van dee belangrijkste factoren zou zijn waardoor de cultuur en dus de literatuur bepaald worden. Daartegenoverr stelt hij de beslissende rol van de maatschappelijke en politieke instellingen,, die in een liberaal Europa de literatuur de taak geven de naties nader tot elkaarr te brengen.73 Hetzelfde idee vinden wij terug in het literatuurkritische werk van Giuseppee Montani. Uit zijn recensie van de Letteratura italiana nella seconda meta del

secolosecolo XVIII van Carlo Ugoni, de aanvulling op de Secoli van Corniani74, blijkt een helderr besef van het grote belang van een "universele literatuur".75 In genoemde recensie citeertt Montani met instemming de opvatting van Ugoni dat

oggimaii Ie nazioni, ogni di piü affrateüandosi, dismettono quella sterile gara di rivalita [...] , e non piü custodisconoo Ie opere d'ingegno d'un paese, come frutti indigeni da alimentarne solo i connazionali; ma guardandoo il genere umano come una grande famiglia, li considenzno alimento di comune diritto [...] . Cosï, mentree si vanno spegnendo Ie antiche discordie, nasce 1'universale fratellanza letteraria.76

Terwijll zich in Denina's Discorso, hoewel dat uiteindelijk resulteerde in de these vann het culturele primaat van Italië in Europa, zich het achttiende-eeuwse kosmopolitisme uitdrukte77,, was het uitgangspunt van Tiraboschi geheel anders: zijn literatuurgeschiedenis moestt er immers toe dienen de belangrijke rol van Italië als "madre e nudrice delle scienze ee delle belle arti" in het licht te stellen.78 Hij schreef een Italiaanse literatuurgeschiedenis,, maar die kunnen wij nog niet nationaal noemen, en zeker niet

nationalistisch,nationalistisch, hoogstens patriottistisch. Niet zozeer de politieke werkelijkheid van de

722 G. Mazzini, 'D'una letteratura europea', in Critici dell'eta romantica, a.c.d. C. Cappuccio, UTET, Torino 1961,

pp.. 67-104.

733 Zie voor een bespreking van Mazzini's artikel: Ferraris, Letteratura e impegno civile, pp. 179-186.

744 De recensie, verschenen in de Antologia, vol. X (1823), kan volgens Giovanni Getto beschouwd worden als "de

meestt levendige bijdrage van de Antologia over het probleem van de literatuurgeschiedenis" (Storia delle storie, p. 141). .

755

Montani was zich bewust van "la profonda discrepanza venutasi a creare tra una poesia tutta intessuta di motivi cattolicheggianti,, volta al vagheggiamento del passato cavalleresco e feudale, e il progetto di una letteratura proiettata versoo il futuro, filosofica e universale" (Ferraris, 'Introduzione' tot G. Montani, Scritti letterari, p. lxxv). Ferraris verwijstt verder naar de Revue Encyclopédique en de en de Globe, tijdschriften die door de medewerkers van de

AntologiaAntologia gelezen werden, en die bezield waren door hetzelfde ideaal van "association générale des peuples dans Ie

domainee de la science, de la philosophic et de 1'art", dat — aldus Ferraris — aan Goethe het idee van Weltliteratur zouu suggereren.

766 Montani, Scritti letterari, p. 44.

777 Vgl. Daneion, Dal libro da indice al manuale, p. 24. 788

Vergelijk Tiraboschi's formulering met die van Ueber die Schicksale (zie boven, noot 63).

(17)

natiee wordt door Tiraboschi verheerlijkt als wel de culturele werkelijkheid van de

italianita,italianita, dat wil zeggen: de manifestatie van het "typisch Italiaanse" in karakter en

cultuur.79 9

Voorr Ginguené, die ook de geschiedenis van de Franse, Engelse en Spaanse literatuurr had willen schrijven, ging het er vooral om dat hij met zijn Histoire de Italiaanse literatuurr meer bekendheid zou weten te geven in Frankrijk. Wat Sismondi betreft: zijn uitgangspuntt was meer van taalkundig-geografische oorsprong, zoals blijkt uit de titel van zijnn De la littérature du Midi de I'Europe, dat behalve de Italiaanse ook de Spaanse en dee Portugese literatuur behandelt.

Eenn ander soort afbakening is aan de orde bij het relatieve aandeel van respectievelijkk de biografie van de auteur en het literaire werk zelf. Tiraboschi stelt vast datdat er tot dan toe meer sprake is geweest van een "storia dei letterati" dan van een echte "storiaa della letteratura".80 Met de eerste categorie had hij ongetwijfeld ook Mazzuchelli's

ScrittoriScrittori italiani op het oog, dat niet zozeer een literatuurgeschiedenis was als wel een

biografischh woordenboek. Tiraboschi wil de werken zelf meer laten spreken, en inderdaad iss zijn Storia opgebouwd rond een encyclopedie van kunsten en wetenschappen. Maar zoalss wij aan het voorbeeld van Dante en Petrarca kunnen zien, eist de biografie nog steedss onevenredig veel plaats op.81 Bij Denina, die een algemeen overzicht van de "wereldliteratuur"" wil geven, doet de persoon van de auteur er veel minder toe. De Secoli vann Corniani daarentegen lijken weer terug te vallen in het achttiende-eeuwse biografisme82,, terwijl Ugoni zijn uitgangspunt als volgt formuleert: "Studiosi della brevita nellaa parte puramente biografica del nostra lavoro, ei permetteremo di allargarci nell'esame deglii scritti".83

Dee literatuurgeschiedenissen van Ginguené en Sismondi hebben zich definitief verwijderdd van de biografische benadering. Ginguené, die uitdrukkelijk aandacht besteedt aann de "werken", en daar ook uitgebreide samenvattingen van geeft, beperkt zich meestal tott een bescheiden "notice sur sa vie". Alleen bij de behandeling van Petrarca valt het, net

799 Zie voor de definitie van "italianita" beneden op p. 71, noot 13. 800

Tiraboschi, Storia della letteratura italiana, I, pp. xiii-xv.

811

Dit geldt vooral voor de biografie van Petrarca, die van Tiraboschi de titel ontvangt van "hersteller en vader van dee Italiaanse literatuur" (ristoratore e padre dell'Italiana Letteratura) (Storia della letteratura italiana, V, p. 443).

822 Vgl. Daneion, Dal libro da indice al manuale, p. 37: "un arretramento rispetto al progetto tiraboschiano". 833

(18)

alss bij Tiraboschi, weer op hoe uitgebreid diens leven behandeld wordt.84 Kennelijk was menn van mening dat dit passend was voor "de vorst van onze lyrische dichters", zoals Petrarcaa door Denina genoemd wordt. Het reeds vermelde Résumé van Salfi heeft een appendixx met een 'Catalogue chronologique des écrivains mentionnés dans eet ouvrage', onderr vermelding van de geboorteplaats en, indien bekend, de geboorte- en sterfdata: een well tot het minimum teruggebrachte vorm van biografie. Sismondi die voor de francofone geïnteresseerdee het essentiële van de Italiaanse letteren aanbiedt, houdt zich verre van enigee biografische uitweiding, en verwijst voor verdere bijzonderheden naar Ginguené, die ookk in Salfi's Éloge geprezen wordt om zijn tot het noodzakelijke beperkte biografische informatie.85 5

1.33 De structuur van de literatuurgeschiedenis

Eenn volgend probleem waarvoor de literatuurhistorici een oplossing moesten zien tee vinden was het probleem van de "structuur" van hun werk: wordt die bepaald door de striktee chronologie of door de ontwikkeling van een bepaald genre? En wat is de gehanteerdee tijdseenheid: de traditionele eeuw, een periode, een tijdperk, of anderszins? Ditt zijn formele factoren, maar er is ook een meer inhoudelijk aspect dat de literatuurgeschiedeniss structuur verleent, en dat is met name de afwisseling van "opbloei" enn "verval".

Tiraboschii wijdt aan de Italiaanse literatuur vanaf 1300 een deel per eeuw, en voor dee vijftiende en zestiende eeuw meerdere delen per eeuw. De aan het jaar 1300 voorafgaandee periode behandelt hij volgens grote historische eenheden.86 Denina lijkt zichh niet te bekommeren om "periodes" of "eeuwen", maar hij vraagt zich wél af waarom dee hoogtepunten van de literatuur zich slechts in bepaalde tijdperken voordoen, zoals in diee van Alexander de Grote, keizer Augustus, Leo X en Lodewijk XIV. Hij probeert een antwoordd te geven door de probleemstelling te nuanceren: hij stelt n.1. dat bloeiperiodes

844

Cap. XII van deel I is in zijn geheel aan het leven van Petrarca gewijd, en beslaat 50 pagina's, ongeveer evenveell als bij Tiraboschi. De notitie over Dante's leven was minder omvangrijk, zowel bij Ginguené als bij Tiraboschi.. In de negentiende eeuw zou deze verhouding omslaan ten gunste van Dante, die ook door Gioberti beschouwdd werd als de "vader" van de Italiaanse literatuur.

855

Goggi, 'Francesco Saverio Salfi', p. 681.

866

Deel I behandelt 'Etruschi, Magna Grecia, Romani'; deel II 'Dalla morte di Augusto fmo alia caduta delTimperoo occidentale'; deel III loopt tot 1183, het jaar van de vrede van Konstanz; deel IV beslaat de periode 1183-1300. .

(19)

altijdd voorafgegaan worden door periodes van voorbereiding, zodat "genieën" niet zomaar uitt het niets komen vallen.87

Inn zijn Secoli della letteratura italiana hanteert Corniani niet de tijdseenheid "secolo",, zoals wij zouden verwachten, maar "epoca", negen in getal, waarmee hij periodenn aanduidt waarvan de lengte kan variëren van dertig tot tweehonderdzestig jaar. Ginguené'ss Histoire volgt in grote lijnen een chronologie gebaseerd op de traditionele "eeuw". .

Bijj Sismondi is die indeling minder duidelijk omdat zijn hoofdstukken allereerst gewijdd zijn aan bepaalde auteurs, maar zijn periodisering is gebaseerd op de aanwezigheid off afwezigheid van de "vrijheid".88 In zijn inleiding tot zijn De la littérature had hij immerss gesteld dat hij de relatie tussen geschiedenis en literatuur wilde onderzoeken. Een directt verband tussen politiek en literair verval wil Sismondi niet leggen, maar hij moet toegevenn dat "het rijk van de slechte smaak" heerste tijdens het grootste deel van de periodee van Italië's "verlies van de vrijheid", namelijk vanaf de dood van Tasso, in 1595, tott aan het hoogtepunt van Metastasio's carrière, in 1730.89

Inn Foscolo's Epoche della lingua italiana, uit 1824-182590, speelt naast de aandachtt voor taalkundige ontwikkelingen de kwestie van de periodisering een centrale rol.. Elke epoca wordt gekarakteriseerd door een belangrijke gebeurtenis van linguïstische aard.. Het eerste tijdperk, dat het begin van de Italiaanse literatuur markeert, laat Foscolo, diee daarmee de indeling van Tiraboschi overneemt, aanvangen bij het jaar 1180.91 De lengtee van de "tijdperken" in de verschillende versies van Foscolo's "literatuurgeschiedenis"" varieert van een periode van dertig jaar tot periodes van langer dann een eeuw, en het aantal varieert van veertien tot zes.92 Het belangrijkste tijdvak is hett Quattrocento, dat volgens Foscolo beschouwd moet worden als "het tijdvak dat het

877

"Sowohl die Kunst als die Natur gehen immer mit langsamen und dem Boden angemessenen Schriften; und nie erreichtt man das Ziel glücklich, wenn man duren einen Sprung danach strebt" (Denina, Ueber die Schicksale I, p. 284). Vgl.. Getto, Storia delle storie letterarie, p. 64.

888 Het thema liberie gold met name voor Sismondi's Histoire des républiques italiermes du Moyen-Sge (Paris 1819). 899

Sismondi, De la littérature II, pp. 243-44.

900 Daneion noemt de Epoche '7a piü concreta approssimazione ad una storia letteraria effettivamente realizzata"

(Daneion,, Dal libro libro da indite al manuale, p. 41).

911 Zie boven, noot 86. 922

(20)

meerr dan andere tijdvakken verdient bestudeerd te worden niet alleen door de Italianen maarr door alle naties van Europa".93

Eenn speciale periodisering wordt voorgesteld in Salfi's Résumé. Niet de secoli van Corniani,, noch de epoche van Foscolo, maar "periodes" die steeds met het vijfenzeventigstee jaar van een eeuw aanvangen. Salfi verantwoordt dit met zijn opvatting datt juist rond dat vijfenzeventigste jaar de Italiaanse literatuur steeds een andere richting inslaat.944 De invloed van Sismondi werkt door in Salfi's aandacht voor "1'amour de 1'indépendancee et de la liberté" van de Italianen, een van de eigenschappen van hun génie juistt ten tijde van het door velen gehekelde Seicento.95

Eenn structurering per genre was gebruikelijk in de klassieke retorische traditie. Zij wordtt nog gehanteerd door Tiraboschi, die binnen de chronologische indeling per eeuw off tijdvak een apart "boek" wijdt aan de verschillende disciplines van de letteren: theologie,, filosofie, schone letteren, vrije kunsten enz. Dit is een vrij grove indeling die doorr Tiraboschi niet gespecificeerd wordt in de traditionele literaire genres. Dat doet Ginguenéé wel, met name bij de systematische behandeling van de epische poëzie en het dramaa in de zestiende eeuw. Salfi zoekt een dergelijke oplossing van het genre-probleem, enn wel in een combinatie van de "ordre encyclopédique", de systematiek, en de "ordre chronologique".966 Volgens dit idee zouden de werken van de verschillende genres, ook inn hun onderlinge afhankelijkheid, behandeld moeten worden per gekozen tijdseenheid (eeuww enz.), zoals ook Ginguené had gedaan. Deze had echter, wat bijvoorbeeld het

TrecentoTrecento betreft, de individuele werken puur chronologisch behandeld, zonder verwijzing

naarr het betreffende genre.

Eenn meer inhoudelijke structurering komt aan de orde bij het veel gehanteerde themaa van "opkomst", "bloei" en "verval". Vooral het laatste onderwerp heeft een lange

933

" [...] l'epoca piü degna di essere studiata non solo dagli Italiani, ma da tutte Ie nazioni d'Europa" <U. Foscolo,

EdizioneEdizione nationale, Le Monnier, Firenze 1958, XI, I, a.c.d. C. Foligno, 'Epoche della lingua italiana', p. 218).

944

"Car c'est précisément a une telle époque que la littérature italienne prend toujours une direction et un caractère toutt différent" (Salfi, Résumé de l'histoire, p. ix). P. Giannantonio spreekt over "een vreemde en discutabele periodisering",, waardoor de opzet van Salfi's Résumé, het beschrijven van de vooruitgang van de letteren, werd tentetgedaann (Giannantonio, 'Salfi e De Sanctis', p. 140).

955

Goggi, 'Francesco Saverio Salfi', p. 649.

966 Ibid., pp. 689.

(21)

traditie,, die teruggaat op Quintilianus.97 In de Italiaanse literaire geschiedschrijving is de thesee van de relatie tussen politieke onvrijheid en geestelijk, cultureel of moreel "verval"

(decadenza)(decadenza) een constante.98 Wij zullen zien dat het bij Gioberti en De Sanctis vooral gaatt om het "morele" verval dat contrasteert met de schoonheid van de "vorm".99 Ons

beperkendd tot de auteurs van de achttiende en negentiende eeuw stellen wij vast dat reeds Crescimbenii van de literatuur wilde weten "quanto nel primo secolo fosse ella rozza, come nell secondo ingrandisse, come nel terzo cadesse, quanto gloriosamente risorgesse nel quartoo [...] ."10° Denina's Vicende gaan, zoalswijal gezien hebben, over het waarom van dee opeenvolging van bloei en verval in de literatuur.

OokOok Tiraboschi kent de problematiek, al heeft hij het in het voorwoord van zijn

StoriaStoria aanvankelijk alleen nog maar over glorie, herrijzenis en perfectie. Maar even later

preciseertt hij dat het gaat om een "esatto racconto dell'origine, de' progressi, della decadenza,, del risorgimento, di tutte insomma Ie diverse vicende che Ie lettere hanno incontratee in Italia".101 In de tweede band wijdt hij dan een speciaal hoofdstuk aan "het vervall van de wetenschappen".102 Daarin probeert hij, in overeenstemming met de ideologiee van de Verlichting, een analyse te geven van de oorzaken van de decadenza van dee letteren in het algemeen of van de mal gusto in het bijzonder, waarbij hij reeds vooruitwijstt naar de periode die meestal met het verval wordt geassocieerd, het Seicento. InIn deze dissertazione legt Tiraboschi een oorzakelijk verband tussen het verval van de Romeinsee literatuur en het verval van het keizerrijk. Daarmee wil hij aangeven "hoezeer dee bloei der letteren de invloed ondergaat van de bloei van de staat".103 In een voortdurendee discussie met de theorieën van abbé Du Bos, die wilde aantonen dat de

977

Marcus Fabius Quintilianus, auteur van De institutione oratoria, geeft in zijn verloren gegane tractaat De causis

corruptaecorruptae eloquentiae aan op welke wijze "verval" en "slechte smaak" bestreden kunnen worden.

988

Vgl. M.S. Sapegno, 'Tiraboschi, Storia della letteratura', pp. 1171-1173; W. Sosef, 'L'idea di decadenza nella storiografiaa letteraria italiana fra Settecento e Novecento', in AA.VV., Studi di teoria e storia letteraria in onore di

PieterPieter de Meijer, a.c.d. B. Aristodemo et al., Cesati ed., Firenze 1996, pp. 187-198.

*** Zie bijv. Del primato DI, pp. 33-35, waar Gioberti spreekt over het samengaan van verval van de poëzie, als gevolgg van de "declinazione morale e civile", en bloei van de schone kunsten.

1000 Geciteerd uit de Istorïa della volgar poesia in Gentille, 'L'origine del tipo di storia', p. 12. 1011

Tiraboschi, 'Prefazione deU'autore', pp. ix, xiii.

1022

'Dissertazione preliminare suH'origine del decadimento delle scienze', in Tiraboschi, Storia della letteratura II,, pp. 1-32. Vgl. D. Della Terza, 'Le Storie della letteratura italiana: premesse erudite e verifiche ideologiche', in AA.VV.,, Letteratura italiana IV (1985), pp. 311-329, aldaar pp. 312-315.

1033

" ] quanto influisca nella felicita delle Lettere la felicita dello Stato" (Tiraboschi, Storia della letteratura II, p.. iii).

(22)

letterenn juist in gunstige omstandigheden in verval geraakten, behandelt Tiraboschi een aantall "morele" en "fysieke" oorzaken van verval. Maar daarin, en met name in de door Duu Bos beleden klimaatstheorie, vindt hij geen afdoende verklaring. De letteren kunnen, zoo stelt Tiraboschi in zijn dissertazione, op drie verschillende manieren in verval geraken: doorr de verzwakking der geesten, maar dat is een "natuurlijke" oorzaak, en die wijst hij af,, omdat de menselijke natuur in het algemeen niet verzwakt is; door gebrek aan inzet ("pocoo fervore"), maar — zo redeneert Tiraboschi — ook al is er sprake van verval, dan betekentt dat niet dat de inzet minder is; door gebrek aan goede smaak zoals in de zeventiendee eeuw, en dat type van verval geldt speciaal voor de welsprekendheid, de poëziee en de geschiedenis. Hij houdt het bij de laatste hypothese, en verklaart de mal

gustogusto uit het feit dat de perfectie van de zestiende eeuw onmogelijk overtroffen kon

worden.. Tiraboschi spreekt dan over de "linea curva" van de vooruitgang, welke in het

CinquecentoCinquecento op haar hoogste punt gekomen nu eenmaal noodzakelijkerwijs weer moet

gaann dalen:

Nellee arti liberali solo adunque e nel loro progresso ha luogo la linea curva, nella quale, ove uno sia giunto aliaa piü alta cima, non puö andar oltre senza ricadere al basso.104

Alss Tiraboschi op zijn reis door de eeuwen is aangeland bij het Seicento, "die bij onss de eeuw van het verval en van de barbarij wordt genoemd", moet hij toegeven "dat zijj wat betreft de schone letteren die naam in zekere zin verdient".105 Maar op het gebiedd van geschiedschrijving, welsprekendheid en poëzie heeft Italië zich ook in deze eeuww zeer verdienstelijk betoond, nog afgezien van de gelijktijdige bloei van filosofie, wiskundee en geneeskunde. Niettemin wil Tiraboschi ook de minder geslaagde dichters behandelen.. Zo stelt hij tegenover Gabriello Chiabrera, "valoroso poeta", de figuur van Giambattistaa Marino, "il piü contagioso corrompitor del buon gusto in Italia".106 Uiteraardd komt Tiraboschi niet meer te spreken over zijn tijdgenoten Alfieri en Parini, die dee impuls gaven tot de "herrijzenis" van de Italiaanse literatuur.

1044

G. Tiraboschi, Storia della letteratura italiana, Milano 1822-1826, I, Libro III, cap. I, geciteerd in M.S. Sapegno,, 'Tiraboschi, Storia della letteratura', p. 1171. We zullen nog zien dat ook Gioberti het beeld van de parabool gebruiktt om de decadenza te beschrijven.

1055

" [...] che tra noi si dice il secolo della decadenza e della barbarie e che per riguardo all'amena letteratura puö inn qualche modo meritar questo nome" (Tiraboschi, Storia della letteratura Vin, pp. iii; cursivering van Tiraboschi).

1066 Ibid., pp. 352-356.

(23)

Inn de door Ginguené zelf geschreven delen van zijn Histoire littéraire speelt de kwestiee van de decadenza geen grote rol, omdat het werk niet verder gaat dan de zestiende eeuw.. Wél verwijst Ginguené in zijn voorwoord naar de daaropvolgende eeuw, "époque sii glorieuse pour les lettres frangaises, qui en fut au contraire une de decadence pour l'ltalie".107 7

Inn de vervolgdelen van de Histoire, van de hand van Francesco Saverio Salfi108, krijgtt het Seicento een originele interpretatie109: het gaat niet om "verval", zo stelt Salfï, maarr om "vernieuwing" van de Italiaanse cultuur. Enerzijds constateert hij bij de niet-Italiaansee critici — en daarmee zal hij allereerst de Franse op het oog gehad hebben — eenn overdreven benadrukking van de decadenza van de Italiaanse cultuur van dat moment, duss niet speciaal van het Seicento; anderzijds — zo stelt Salfi — hebben de Italianen zelf, vann de weeromstuit, elke kritiek van de hand gewezen.110 Salfi ontkent dat de eeuwen vann politieke afhankelijkheid noodzakelijkerwijze moesten leiden tot moreel en literair vervall — wat later de stelling van De Sanctis zou worden. In ieder geval constateert ook Salfii een opbloei van wetenschap en filosofie, met name in het werk van Telesio en Campanella.. Hij ziet hij in het "marinisme", de Italiaanse vorm van barokke poëzie waarvann Giambattista Marino de grote vertegenwoordiger was, slechts een bizarre uitwas naastt de vele verdienstelijke poëzie die er ook was. Maar zelfs in die uitwassen — zo concludeertt Salfi — manifesteerde zich het Italiaanse "génie". Zij waren immers een uitingg van verzet tegen de traditionele leerstellingen en van verlangen naar iets "nieuws".1111 In een van zijn talrijke bijdragen, uit 1824, aan de Revue Encyclopédique schrijftt Salfï een recensie van een publicatie over "leven en eeuw van Salvatore Rosa". Inn plaats van de Italianen van de zeventiende eeuw van "barbarij" te beschuldigen, en daarmeee de literatuurgeschiedenis te "vervormen", had Lady Morgan, de auteur van de

1077 Ginguené, Histoire littéraire I, p. 9.

1088 Het Seicento wordt behandeld in de delen XI-XIV, die gepubliceerd werden in de jaren 1834-1835. 1099

Ook Comiani had al speciale aandacht besteed aan het Seicento door ongewoon veel ruimte te maken voor de behandelingg van Galilei en Sarpi (Daneion, Dal libro da indice al manuale, p. 35 noot).

1,00

Vgl. het citaat uit de Revue Encyclopédique, hierboven op p. 19.

1111 Giannantonio, 'Salfï e De Sanctis', pp. 138, 147. Parini had dezelfde gedachten verwoord: "La naturale

impazienzaa dell'uomo, la sazieta, 1'amor di varieta, di novita [...] , nonché i vizi dei governi e delle religioni, ora congiunti,, ora anche parziali, cagionano il decadimento delle belle lettere [...] " (G. Parini, 'Delle cagioni del presente decadimentoo delle lettere', in Opere, ax.d. E. Bonora, Mursia, Bologna 1967, p. 704).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Schmutz (2010), ‘The evaluation of popular music in the United States, Germany and the Netherlands: A comparison of the use of high art and popular aesthetic criteria.’

The second part of each interview consisted of relatively more structured questions on concepts such as ‘high culture’ and ‘low culture’, in order to specifically study

Samengevat brengen veel Nederlanders – met name hoogopgeleiden – culturele hiërarchie in de praktijk door zich te onderscheiden van, en neer te kijken op, andermans smaak,

Jingshu suggestedd bringing a few leaders of the county to the airport and when Jishi Zheng turnedd around to check with Wenyao, the latter took the phone and said: &#34;In that

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons.. In case of

Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands.. You will

Conclusion 81 Chapterr 2 Individual and Institutional Ties: the Zheng Lineage in the.. Malayy Peninsula 85