• No results found

De lichamelijke en geestelijke risicoâ s van professionele atleten : een analyse van de normalisering van pijn en blessure ervaring binnen het sportveld en de geestelijke en lichamelijke gevolgen van een carriere beëindigende blessure

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De lichamelijke en geestelijke risicoâ s van professionele atleten : een analyse van de normalisering van pijn en blessure ervaring binnen het sportveld en de geestelijke en lichamelijke gevolgen van een carriere beëindigende blessure"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kiki Collot d’Escury 08 Maart 2013 5928087

Kikicollot@xs4all.nl

Bachelorscriptie Antropologie

Beoordelaars: Anja Hiddinga en Yolanda van Ede

Opleiding: Bachelor Culturele antropologie en ontwikkelingssociologie Afstudeerrichting: Lichaam en Cultuur

De lichamelijke en geestelijke risico’s van professionele atleten

Een analyse van de normalisering van pijn en blessure ervaring binnen het sportveld en de geestelijke en lichamelijke gevolgen van een carriere beëindigende blessure

(2)

Introductie:

In verschillende takken van sport zijn er topsporters die kampen met depressie en in uiterste gevallen sporters die zelfmoord plegen1. Verklaringen en oorzaken die genoemd worden voor deze gevallen van zelfmoord en de depressies die hier vaak aan vooraf gaan lopen wijd uiteen; prestatiedruk, het zwarte gat, persoonlijke problemen. Sportpsychologen besteden veel

aandacht aan het onderzoeken en vaststellen van risicofactoren en het verzorgen van betere psychologische hulp tijdens en na de carrière van topsporters. Sportpsychologen concluderen dat één van de grootste gevaren voortkomt uit het feit dat topsporters zich te sterk

identificeren met maar één sociale rol, de rol van atleet (Grove, Lavallee & Gordon 2012, Brewer 2008, Taylor & Oglivie 2008). Een andere risicofactor die wordt genoemd ten

aanzien van het ontwikkelen van een depressie of zelfmoord neigingen is het oplopen van een ernstige blessure (die de carrière beëindigt of dreigt te beëindigen) (Smith & Milliner 1994, Sparkes 1998, Taylor & Oglivie 2008). Het risico voor het ontwikkelen van een depressie neemt toe wanneer deze risicofactoren aan elkaar verbonden worden. Zo laten de

bovenstaande onderzoeken, evenals meer sociologische en antropologische studies van professionele sportvelden, zien dat ernstige blessures een grote impact hebben op de identiteit van professionele atleten. De identiteit van deze atleten is nauw verbonden aan hun carrière, een blessure die de mogelijkheid om te participeren in hun sport van deze atleten wegneemt heeft daarom veelal ernstige gevolgen, van het oplopen van depressies, het gebruik van drugs en andere verboden middelen tot het plegen van zelfmoord (Curry 1993, Wainwright,

Williams & Turner 2003, 2005, 2006, Roderick 2000, Gmelch 2001).

Ik hoop meer inzicht in dit onderwerp te kunnen geven door te laten zien hoe

onderzoek dat gebruik maakt van zowel psychologische als antropologische en sociologische literatuur positieve veranderingen teweeg kan brengen in de bestudering van problemen in de sportwereld. Psychologische literatuur richt zich voornamelijk op het geestelijke aspect in het verklaren van deze depressies als gevolg van het noodgedwongen verlaten van de

sportcarrière doormiddel van een blessure. Denk hierbij aan de hoge prestatiedruk en strenge trainingsregimes waar atleten tijdens hun carrière mee te maken hebben, evenals het

plotselinge kwijtraken van het dagelijkse ritme en de status en erkenning bij het verlaten van

1

Voorbeelden hiervan zijn onder andere te vinden in golf, wielrennen, voetbal, rugby, ballet, honkbal en staan in de bijlage.

(3)

de sportcarrière. Antropologen en sociologen geven in de literatuur die aan dit onderwerp verbonden kan worden een meer centrale rol aan het lichaam en de bestudering van sport als lichaamspraktijk. Zij omschrijven het sportveld als een omgeving waarin atleten constant pijn en blessures ervaren. De ervaring van pijn en blessures wordt door de atleten zelf maar ook door de omgeving gerationaliseerd. Dit leidt tot een normalisering van pijn. Deze

normalisering vindt op verschillende manieren plaatst en wordt door de omgeving van het sportveld en de sociale relaties van de atleet (waarbij significante andere een belangrijke rol spelen) gestimuleerd (Curry 1993, Roderick 2000, Howe 2001, Roderick 2003, 2006, Aalten 2007, Smith 2008). De manier waarop atleten doormiddel van dit proces betekenis geven aan de eigen pijn en blessure ervaren beïnvloed de manier waarop zij omgaan met hun lichaam.

Hierin komen het geestelijke aspect, waar psychologen nadruk op leggen, en het lichamelijke aspect, benadrukt in antropologische en sociologische literatuur, samen. De normalisering van pijn evenals de constante druk die atleten ervaren om te presteren zorgt ervoor dat zij constant fysieke grenzen overschrijden waarbij zij hun lichaam ervaren als een object van de geest, een gereedschap dat zij nodig hebben om succes te bereiken (Wacquant 1995, Aalten 2007). Voor het behalen van succes moeten atleten dit gereedschap, hun lichaam, omvormen aan de hand van de eisen die binnen het betrekkelijke sportveld worden gesteld. Hoe meer het lichaam van de atleet voldoet aan de eisen van dit veld hoe meer kans hij/zij heeft op het behalen van succes. Het omvormen van het lichaam om de kans op succes te vergroten vereist dat atleten hun lichaam onder een streng regime van vergaande

disciplineringen plaatsen. Dit is een lichamelijke disciplinering zowel als een geestelijke disciplinering, het omvormen van het lichaam en het ondergaan van deze strenge

disciplinering vereist immers een bepaalde mentale staat van zijn (Wacquant 1995, Wainwright, Williams & Turner 2006, 2007, Aalten 2007, Spencer 2009).

Om te laten zien hoe de ervaring van pijn en blessures en de manier waarop atleten omgaan met hun lichaam gevormd wordt door een samenhang van lichaam en geest en de interactie tussen de persoonlijke ervaring van de atleet zowel als de invloed van het sportveld en andere sociale factoren wordt in veel literatuur gebruik gemaakt van Bourdieu’s noties van habitus en fysiek kapitaal. Deze literatuur kijkt naar de invloed van een bepaald veld; hoe er een habitus wordt gecreëerd en op wat voor een manieren de omgeving deze habitus helpt creëren. Zo stimuleren de ontwikkelingen van nieuwe technologieën de maakbaarheid van het lichaam. Bourdieu’s theoretische concept van habitus biedt een uitstekend raamwerk om te kijken naar de manier waarop de vormbaarheid van het lichaam en het negeren van pijn in

(4)

specifieke velden gestalte krijgt. Aan de hand van Bourdieu’s werk wordt erkenning gegeven aan de agency van atleten door ze te bestuderen aan de hand van hun sportpraktijken en tegelijkertijd wordt erkenning gegeven aan de rol van instituties en hulpmiddelen (sociaal, symbolisch en fysiek kapitaal) in het vormen, behouden en produceren van de agency van atleten (Wainwright & Turner 2003: 273).

Hoewel atleten in elk veld op verschillende manieren betekenis geven aan pijn wil ik de nadruk leggen op overeenkomstige aspecten en kijken of we kunnen spreken van een universele sport ethiek van ‘grens overschrijdend’ gedrag en ‘het maakbare lichaam’. Wat vertelt ons dit over de relatie tussen lichaam, geest en identiteit en wat zijn hiervan de gevolgen? Zo laat veel literatuur zien dat het negeren van pijn uiteindelijk kan leiden tot ernstige en chronische pijn of blessures die de atletische identiteit aantasten. Ook hierin zijn wij hoe de belichaamde ervaring van ernstige of carrière beëindigende blessures, het

lichamelijke aspect, samenkomen met het geestelijke aspect. Het negeren van pijn en geloof in het maakbare lichaam zijn immers het gevolg van de samenwerking van lichaam en geest. In mijn onderzoek zal ik dan ook voornamelijk gaan kijken naar de manier waarop atleten pijn en blessures ervaren, hoe wordt deze ervaring sociaal geconstrueerd, wat zegt dit over de relatie tussen lichaam en identiteit en wat kunnen hiervan geestelijke gevolgen zijn?

Door gebruik te maken van een theoretische en analytische benadering van praktijkproblemen in sport die de tweedeling tussen structuur en agency, samenleving en individu, macro en micro en theorie en praktijk tegenspreken hoop ik het onderscheid tussen psychologie en sociologie los te kunnen laten. Ik zal proberen om het begrip van individuele ervaringen in sport te vergroten door gebruik te maken van literatuur die het verband tussen het sociaal culturele en psychologische aspect laat zien. Ik zal mij hierbij op drie kern thema’s richten. Ten eerste, de identiteitsvorming in het sportveld met daarbij analyses en ervaring van participanten. Ten tweede de ervaring van pijn en blessures van atleten en hoe sociale factoren deze ervaring beïnvloeden. Het derde thema, de gezondheid en omgang van het lichaam, sluit nauw aan bij het tweede thema. Hierbij richt ik mij op de ervaring van trainers, coaches en atleten met betrekking tot een gezond of ongezond lichaam en hoe deze ervaring wordt beïnvloed door sociale factoren. De invloed van macht, nieuwe ontwikkelen in de technische en medische wereld en het proces van professionalisering spelen hierbij een belangrijke rol. Hoewel dit niet een centraal onderwerp van de literatuur vormt komt het overal in terug en zal ik hier in het kort aandacht aan besteden.

(5)

Specifieke identiteit en risico:

Specifieke identiteit van professionele atleten:

Hoewel professionele atleten2

zich er maar al te bewust van zijn dat hun carrières op een gegeven moment zullen eindigen, zijn er maar weinig atleten die zich hier goed op hebben voorbereid. Het gevolg hiervan is dat veel professionele atleten moeite hebben met de financiële, emotionele en sociale aanpassingen die gepaard gaan met het proces van een carrièretransitie (Grove, Lavallee en Gorddon 2008: 191). Het leven van professionele atleten staat van jongs af aan jarenlang volledig in het teken van hun sport. Deze focus en volledige commitment aan hun sport zorgt ervoor dat atleten weinig tot geen tijd overhouden om interesses in andere carrières en vormen van ontwikkeling, educatie of levensstijl op te bouwen3. Om te laten zien hoe dit proces zich voltrekt bij Sam, een elite amateur worstelaar, maakt Curry (1993) gebruik van Coakley’s (1991) term ‘identity tunnel’. Coakley maakt gebruik van deze term om het proces te omschrijven waarin jonge atleten in een steeds nauwere ‘tunnel’ van activiteiten worden geleid, elk van deze activiteiten is sport gerelateerd. Tegen het einde van hun tiener jaren hebben veel jongere weinig andere identiteiten dan die van ‘topatleet’, eveneens hebben zij weinig ervaring met andere rollen (Curry 1993: 280). De Nederlandse documentaire ‘topsporters ten onder’ laat zien hoe deze tunnelvisie van de atleet enerzijds de sleutel tot succes vormt, anderzijds zijn/haar grootste valkuil is4

.

Antropoloog en oud Minor League baseball (honkbal) speler George Gmelch heeft onderzoek gedaan naar het leven van Amerikaanse professionele honkbalspelers en laat zien waarom een goeie voorbereiding op het einde van een topsportcarrière voor deze spelers niet eenvoudig is. Zo zijn er maar een klein aantal honkbalspelers die het einde van hun carrière, het wanneer en hoe zij vertrekken, volledig zelf in de hand hebben. De meeste spelers worden ontslagen en vervangen door jongere, talentvollere spelers of moeten hun carrière vroegtijdig beëindigen vanwege ernstige of chronische blessures (Gmelch 2001: 2). Honkbal heeft zo een groot gedeelte van hun tijd en concentratie in beslag genomen dat het gedurende hun

sportcarrière moeilijk was om na te denken over de toekomst. Zo verwoordt honkbalspeler

2De definitie van professioneel/topsport die ik in dit paper hanteer: sport op het hoogste niveau waarbij atleten

continu bezig zijn hun lichamelijke grenzen te verleggen in hun streven naar het hoogst haalbare. Denksporten, als schaken vallen dus buiten mijn onderzoeksgebied.

3Krikke, B 2004 Topsporters ten onder. Nederland: NPS/VARA Zembla. 4 Krikke, B 2004 Topsporters ten onder. Nederland: NPS/VARA Zembla.

(6)

Jeff Treadway met de volgende zin; ‘I feel I need to put all my mental energy into what I’m

doing now’, treffend hoe veel spelers zich voelen (Gmelch 2001: 7). Of zij nu een voorgevoel

hadden of niet voor de meeste spelers komt het einde van hun carrière volledig onverwachts en veel spelers reageren dan ook zwaar geschokt (Gmelch 2001: 2-4).

Jaren van strenge trainingsregimes en lichaamsdisciplines vallen plotseling weg en de sporter wordt geconfronteerd met een breed scala aan keuzes en tijd waarvan zij niet weten hoe zij dit moeten invullen. Zo blijkt uit de documentaire ‘topsporters ten onder’5

dat voormalige topsporters veelal moeite hebben met het betekenis geven en invullen van hun leven nadat zij hun sportcarrière beëindigd hebben. Gmelch laat zien dat ook honkbalspelers veel moeite hebben met het kwijtraken van hun dagelijkse routine en structuur: ‘All of a

sudden you’ve gone from being a member of a small Fraternity, in this highly structured environment, to being outside all on your own…’ (Baseball player Tony Franklin in Gmelch

2001: 8). Eveneens verwoorden deze honkbalspelers mooi waarom zij zoveel moeite hebben met het vinden van een nieuwe betekenis voor het leven en het vinden van een goeie

vervanging voor het honkbal:

It’s that feeling you get when you beat a team or get a guy out with a good pitch. For me there’s nothing like that outside of baseball… The truth is, no activity, no job, no pastime can ever be as intensely satisfying, fulfilling, and rewarding as an athlete’s involvement in a sport (ex - player Tom House in Gmelch 2001: 8).

Niet alleen in het etnografische werk van Gmelch verwoorden professionele atleten deze gevoelens. In het werk van Aalten (2004) beschrijven balletdansers dat zij dag in dag uit trainen om zo het hoogst haalbare doel te bereiken, de ervaring van het ultieme moment. Het moment waarop het mentale, fysieke zowel als het emotionele aspect van de danser

samenkomen. Aalten noemt deze ervaring ‘the embodied experience’ (Aalten 2004: 274). Dansers beschrijven hoe deze intense ervaring van lichaam en geest alle pijn en moeite waard is omdat dit niet te vergelijken is met welke andere ervaring dan ook (Aalten 2004: 274). Ook in het werk van Wacquant is een verwoording van deze gevoelens terug te vinden. Zo vertelt een bokser:

(7)

I don’t know what I could do that would give me that type of thrill. Man, fightin’, man! It’s har’ to describe it. On’y a fighter woul’ know what I’m talkin’ about. (Wacquant 1995: 89)

Professionele atleten identificeren zich vaak erg sterk met hun baan, hun werk als

professioneel atleet vormt een centrale rol in het vormen van de eigen zelf – waardering en identiteit (Wacquant 1995: 89, Gmelch 2001: 2, Roderick 2000: 177, Wainwright & Turner 2006: 243, Aalten 2007: 119). Een honkbalspeler zegt hierover het volgende:

… I knew I was a professional baseball player. Everywhere I went, everyone knew. That was my identity. When I got released that was gone (Mike Saccocio in Gmelch 2001: 10).

Risico’s van de specifieke identiteit:

Veel atleten hebben moeite met het kwijtraken van de atletische identiteit6 en de sociale herkenning die hiermee gepaard gaat. Dit is grotendeels het gevolg van de zware druk om te presteren en het intense succesgevoel dat atleten tijdens hun carrière hebben ervaren, evenals de moeite die zij hebben om een nieuwe betekenis voor hun leven te vinden. Dit gevoel van verlies wordt nog eens versterkt door de bevestiging van de omgeving. Binnen de sportwereld verschaffen de sportprestaties van de atleet hem/haar een bepaalde status en plek in de

hiërarchie van de samenleving. Zo heeft een atleet binnen zijn/haar eigen sportveld aanzien en kennis. Buiten het sportveld betekenen deze prestaties en kennis niks. De manier waarop voormalig atleten door fans en media het ene moment verheven worden tot sporthelden en idolen en het volgende moment compleet vergeten zijn draagt sterk bij aan het gevoel van verlies (Gmelch 2001: 10). Roderick (2000) laat zien hoe het onvermogen van voetbalspelers om te participeren in hun sport, een activiteit, die boven alle andere, bijdraagt aan het creëren en behouden van een positief zelfbeeld kan leiden tot frustraties en depressies (Roderick 2000: 83).

6Atletische identiteit is de mate waarin een individu zich identificeert met de rol van atleet. Dit is de definitie

die Sparkes (Sparkes 1998: 645) in zijn artikel heeft overgenomen van onder andere Brewer, Van Raalte en Linder (1993) en Wiechman en Williams (1997).

(8)

Voor professionele atleten vormt sport veelal de primaire en soms zelfs de enige bron van zelf - waardering en zelf – identificatie. Vanuit een psychologisch perspectief wordt dit ook wel het risico van een sterke atletische identiteit genoemd. Deze atleten identificeren zich te sterk met maar één sociale rol, de rol van atleet. Atleten creëren hierdoor een domein specifieke zelf – identiteit. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat exclusieve identificatie met een bepaalde sociale rol (bijvoorbeeld de rol van de atleet) is gerelateerd aan een

depressieve reactie op een negatieve gebeurtenis binnen dat specifieke domein waardoor het functioneren van de sociale rol wordt belemmerd. Een domein specifieke zelf – identiteit leidt tot kwetsbaarheid voor depressies (Brewer 1993: 362). Individuen met een sterke atletische identiteit hebben veel moeite met een carrière overgang en vormen een risico groep voor het ontwikkelen van emotionele problemen bij het beëindigen van hun sportcarrière (Sparkes 1998: 644).

Psychologisch onderzoek naar de emotionele gevolgen van de carrière transities van professionele atleten laat zien dat deze emotionele reacties sterk afhankelijk zijn van of deze atleten vrijwillig of noodgedwongen hun carrière hebben beëindigd. Een groot gedeelte van de literatuur benadrukt dat een onvrijwillige en onverwachtse beëindiging van de carrière maar zelden positieve resultaten laat zien (Allison en Meyer 1988, Brewer 1994, Taylor & Ogilvie 1994, Torregrosa & Boixados & Valienta & Cruz). Om dit te voorkomen pleiten sportpsychologen voor een betere begeleiding van atleten tijdens en na hun sportcarrière om hen voor te bereiden op een mogelijk ander carrière pad. Atleten kunnen zich echter moeilijk voorbereiden op het onverwachte en snelle einde van de carrière die een ernstige blessure kan veroorzaken. Uit psychologisch onderzoek naar de emotionele ervaringen van ernstig

geblesseerde atleten blijkt dat veel van deze atleten tekenen van depressie vertonen (Ansley, Smith, Eric & Milliner 1994: 337). Gmelch laat zien hoe er door geschiedenis van het honkbal heen verschillende atleten gevonden kunnen worden die niet in staat waren om te gaan met blessures die het einde van hun carrière betekende (Gmelch 2001: 18)7.

7

Niet alleen honkbalspelers hebben moeite met blessures die het einde van de carrière betekenen. Binnen vele verschillende takken van topsport zijn er atleten die kampen met depressie of zelfs zelfmoord plegen als gevolg van carrière beëindigende blessures. In de media wordt veel aandacht besteed aan deze gevaren van topsport, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het volgende bericht:

Denver Broncos receiver Kenny McKinley. LPGA Tour pro Erica Blasberg. He was 23. She was 25. They were two promising professional athletes with one thing in common — they committed suicide four months apart following serious injuries. The Arapahoe County Sheriff’s office said McKinley shot

(9)

De vele verschillende oorzaken, aantallen en specifieke risicofactoren voor het plegen van zelfmoord onder voormalig of geblesseerde atleten maakt het moeilijk om een

theoretische invalshoek of etnografische setting te kiezen van waaruit onderzoek gedaan kan worden. De ernstige depressies waarmee veel geblesseerde atleten kampen plaatst hen in een gevaarlijke positie. Binnen de psychologie worden atletische blessures dan ook beschouwd als een psychosociale risico factor voor het plegen van zelfmoord (Ansley, Smith, Eric & Milliner 1994: 337-341). Vanuit de psychologie laat de literatuur zien dat de kwetsbaarheid en de unieke en sterke identificatie met de atletische rol een belangrijke onderdeel vormen van het risico op depressie dat professionele atleten, die kampen met een ernstige of carrière beëindigende blessure, lopen (Smith & Milliner 1994, Sparkes 1998,Grove, Lavallee & Gordon 2012, Brewer 2008, Taylor & Oglivie 2008). Literatuur vanuit de antropologie en sociologie laat zien dat domeinspecifieke normen, bijvoorbeeld ten aanzien van de omgang en interpretatie van pijn en blessures, als een belangrijke risicofactor gezien kunnen worden.

Risico, pijn en blessures in de wereld van topsport:

De extreme risico’s en gevaren waar veel atleten zich zowel lichamelijk als geestelijk aan blootstellen vormen voor sociologen en antropologen een interessant onderzoeksveld. Veel van de vroege literatuur beargumenteert dat atleten het risico van fysieke beschadigingen negeren en pijn en blessures ervaren als een normaal onderdeel van het sportveld (Curry 1993 en Nixon 1993). Een nationaal onderzoek onder Amerikaanse college studenten (semi – professionele atleten) uit die tijd wijst uit dat 50 procent gedurende het jaar last heeft van een blessure (Curry 1993: 273). Op professioneel niveau neemt het aantal en de ernst van

blessures alleen maar toe. Zo beschrijven Guttman en Kotarba dat veel atleten binnen het sportveld van voetbal, autoraces en boksen hun leven lang kampen met chronische en zeer ernstige blessures evenals een voorspelde kortere levensduur (Guttman 1988, Kotarba 1983 in Curry 1993: 274).

knee surgery four weeks ago. The sheriff’s office said McKinley made statements shortly after the surgery — his second knee surgery this year — “that he should just kill himself,” because he didn’t

know what he would do if he couldn’t play football. That’s all he knew (September 21, 2010, Buzz, cursief toegevoegd).

(10)

De schijnbaar opzettelijke en zichtbare destructie van het lichaam is voor

buitenstaanders moeilijk te begrijpen8. Sociale wetenschappers proberen de manieren waarop professionele atleten hun lichaam riskeren beter te begrijpen. Veel van de vroege literatuur is gericht op meer fysieke contactsporten als rugby, voetbal, boksen of worstelen waarin de destructie van het lichaam duidelijk zichtbaar is (Curry 1993, Wacquant 1995, Howe 2001, Spencer 2009 en Smith 2008 en Roderick 2000 en 2005). In latere werken wordt ook aandacht besteed aan de lichamelijke risico’s binnen meer esthetische sporten als ballet of hardlopen, waarbij agressie of fysiek contact niet centraal staan (Aalten 2004, 2007, Wainwright, Williams en Turner 2005, 2007, Heil 2012). Onderzoek richt zich niet op de inherente rationaliteit of irrationaliteit van de risico’s die atleten nemen maar op de verschillende factoren die het gevaar en de ervaring van pijn en blessures normaliseren en atleten ertoe zetten om risico’s te negeren, door pijn heen te spelen en daarmee chronische pijn of zelfs lichamelijke beperkingen te riskeren (Nixon 1993: 184).

De invloed van sociale factoren op de normalisering van pijn en blessures:

De manier waarop atleten onderling spreken over blessures en de strategieën die zij

ontwikkelen om de ervaring van pijn weg te cijferen dragen op een belangrijke manier bij aan het creëren van een omgeving waarin pijn en blessure ervaring genormaliseerd worden. Niet alleen atleten zelf beïnvloeden elkaar hierin. Nixon laat bijvoorbeeld zien hoe Amerikaanse sportbladen, waaronder het populaire Sports Illustrated, volstaan met verschillende

rationalisaties van pijn en blessures en hoe dit kan bijdragen aan de welwillendheid van atleten om hun lichaam en gezondheid daarvan te riskeren (Nixon 1993: 184)9. Onderzoek benadrukt dat de lichamelijke risico’s en de betekenis van pijn en blessures worden beïnvloed door sociale omgevingsfactoren evenals de sociale relaties van het betrekkelijke sportveld (Wacquant 1995: 88, Curry 1993: 288, Kotarba 1983 in Roderick 2006: 77).

8Het onbegrip voor de manier waarop veel atleten voor het oog van het publiek de gezondheid van hun

lichamen riskeren heeft in de media geleid tot veel aandacht voor de risico’s van topsport. Voor verschillende voorbeelden van de media aandacht voor de risico’s van topsport, zie bijlage.

9

(11)

Zo laat Howe zien dat de betekenis van pijn en blessures voor rugbyspelers kan verschillen afhankelijk van waar en wanneer zij deze pijn ervaren. De pijn tolerantie van rugbyspelers is bijvoorbeeld veel hoger wanneer zij zich voorbereiden op een belangrijk toernooi dan wanneer zij participeren in de reguliere competitie. Elke competitieve situatie heeft een bepaalde waarde voor een individuele speler, hoe belangrijker het is voor een speler om in een wedstrijd te participeren hoe meer pijn hij/zij bereid zal zijn te tolereren (Howe 2001: 298). Fenton en Pitter beargumenteren dat de mate waarin spelers het teambelang boven de eigen gezondheid plaatsen ook weer invloed heeft op deze bereidheid pijn te

tolereren. Hierbij komen spelers met een hogere status vaak meer onder druk te staan om hun team bij belangrijke wedstrijden niet in de steek te laten (Fenton en Pitter 2010: 218). Het gedrag van atleten en de persoonlijke interpretatie van pijn zijn hier dus nauw verbonden met de onderlinge relaties van teamgenoten.

Wacquant laat zien hoe niet alleen teamgenoten maar ook de trainer, sparring partner, manager, eigenlijk iedereen binnen de geïsoleerde omgeving van de bokser invloed uitoefent op de manier waarop boksers de lichamelijke risico’s en de aanwezigheid van pijn en

blessures ervaren. Gezamenlijk bouwen zij een collectieve illusie op dat ernstige blessures alleen voorkomen bij atleten die niet goed trainen. Diegene die hard trainen en zichzelf volledig richten op boksveld hoeven zich geen zorgen te maken (Wacquant 1995: 86). Curry benadrukt dat belangrijke individuen, denk hierbij aan coaches, trainers, ouders of andere gerespecteerde (oudere) atleten, de ervaring van pijn en blessures als een ‘normale’ vereiste zien om goeie prestaties te leveren. Hij laat zien dat worstelaars (evenals andere atleten) zich ervan bewust zijn dat zij voor een bevestiging van hun status als atleet afhankelijk zijn van de mening van deze significante individuen. Observatie van en interactie met deze personen beïnvloed de manier waarop Sam, een elite amateur worstelaar in Amerika, zijn eigen pijn en blessures ervaart (Curry 1993: 273). Dit komt ook terug in Roderick’s (2006) bestudering van het Engelse professionele voetbalveld. Roderick laat zien hoe binnen het voetbalveld de ervaring en uiting van pijn sterk beïnvloed wordt door de angst van spelers om door

managers, fysiotherapeuten en teamgenoten gestigmatiseerd te worden als ‘blessure gevoelig’ of ‘aansteller’ (Roderick 2006: 82). Voor veel spelers is hun angst verbonden aan de notie dat zij hun coaches, managers, teamgenoten, fans en familie tekort doen. De grootste angst hierbij is dat spelers niet willen dat juist deze significante andere denken dat zij zich aanstellen of teamgenoten tekort doen (Roderick 2006: 83).

(12)

Een interessant aspect in het werk van Roderick is dat hij laat zien dat de subjectieve aard van pijn op zich gezien moet worden als een sociale factor die invloed uitoefent op de manier waarop voetbalspelers omgaan met pijn en blessures. De subjectieve ervaring van pijn betekent dat atleten pijn kunnen ervaren zonder dat deze pijn ook zichtbaar wordt. Zonder zichtbaar bewijs dat aantoont dat een speler pijn heeft, zoals bijvoorbeeld een gebroken been, kunnen artsen, fysiotherapeuten of coaches alleen weten dat een speler pijn ervaart via communicatie met deze speler (Roderick 2006: 83). Kotarba (1983) suggereert dat mensen die pijn ervaren ogenschijnlijk normaal overkomen zolang zichtbare handicap of ziekte ontbreekt (Kotarba 1983 in Roderick 2006; 83). Een gevolg hiervan kan zijn dat mensen die pijn ervaren het risico lopen dat hun publiek (in professioneel voetbal zou dit publiek kunnen bestaan uit voetbalcoaches, club managers, fysiotherapeuten, artsen en spelers) niet gelooft dat zij pijn ervaren (Roderick 2006: 83-84).

Spelers geven er uiteraard de voorkeur aan om als oprecht en eerlijk ervaren te worden wanneer zij klagen over de ervaring van pijn of blessures. Veel spelers zijn daarom constant bezig de informatie die zij afgeven te controleren en manipuleren om zo te

voorkomen dat zij worden gestigmatiseerd als ‘mietje’ of ‘blessure gevoelig’. Wanneer zij pijn ervaren worden spelers dan ook geconfronteerd met een dilemma dat Roderick met de volgende quote van Goffman (1963: 42) verwoord: ‘To display or not to display; to tell or not to tell; to let on or not to let on: to lie or not to lie; and in each case, to whom, how, when, and where’ (Roderick 2006: 85). Het probleem voor spelers die een aantal blessures op rij hebben opgelopen (oplopen) is niet zozeer dat zij geconfronteerd worden met vooroordelen maar dat zij de informatie die zij afgeven aan kritisch publiek (met name coaches of managers), publiek dat de macht heeft en geneigd is om spelers te stigmatiseren als ‘blessure gevoelig’, moeten controleren en manipuleren (Roderick 2006: 85).

Roderick beargumenteerd dat het gedrag van de voetbalspelers begrepen moet worden als een sociaal ‘optreden’. Atleten ervaren hierbij het meeste succes wanneer zij laten zien dat zij de juiste mentaliteit hebben en bereid zijn om ondanks de ervaring van pijn toch door te spelen. Spelen met pijn wordt gedefinieerd als een karakter eigenschap van ‘the good

professional’. Deze mentaliteit wordt door één van de spelers op de volgende manier

verwoord: ‘We had a player... and he had a fantastic attitude as in, he used to constantly play

through injuries and they would get worse and worse...’ (Roderick 2000: 169). Het sociale

(13)

verbonden aan de noties van wat in het voetbalveld wel of niet wordt uitgemaakt als een daadwerkelijke of ‘echte’ blessure (Roderick 2006: 79).

De ideologie van het sportveld die gedeeld wordt door spelers, coaches, fans en managers vormt dus een sterke sociale factor in het beïnvloeden van de manier waarop spelers pijn interpreteren en uiten. Roderick noemt dit het collectief gedeelde gevoel, ‘the

collective sentiment’ in de termen van Durkheim (2001), dat heerst onder zowel spelers,

managers, coaches en fysio’s. Spelen met pijn en blessures is de norm geworden en gedrag dat afwijkt van deze norm vormt een belediging voor de ‘collective sentiment’ van de voetbalclub. Het in diskrediet brengen van gedrag dat niet tot deze norm behoort zorgt voor een versterking van de ‘collective sentiment’ (Roderick 2006: 83). Managers en teamgenoten oordelen over andere spelers wanneer deze ‘beweren’ last te hebben van pijn of blessures. Deze oordelen zijn verbonden aan sociaal gevormde regels over wat toepasselijke manieren van omgang zijn bij bepaalde blessures. Zo is één van die regels dat er van spelers wordt verwacht dat zij doorspelen wanneer zij last hebben van ‘kleine’ pijntjes of blessures. Niet doorspelen met een blessure van deze aard en dus het breken van deze sociale ‘regel’ kan leiden tot stigmatisering (Roderick 2006: 84-85).

Gender en de normalisering van pijn en blessures:

De normalisering van blessures en pijn wordt in elk sportveld op verschillende manieren gerationaliseerd. Onderzoek van Young (1994) en Messner (1990, 1992) naar de manier waarop American football spelers pijn en blessures ervaren laat zien hoe het verbergen en negeren van pijn sterk verbonden kan zijn aan het bewijzen van ‘mannelijkheid’. Dit fenomeen wordt teruggevonden binnen verschillende sportculturen. Zo laat Besnier (2011, 2012) zien hoe in Japan de rugbysport voor spelers uit Tonga, sterk verbonden is aan het vormen van mannelijke hegemonie. Rugby vormt voor deze mannen het belichaamde ideaal van vruchtbaarheid, kracht en gecontroleerde agressie en sluit perfect aan bij de sterke en zwaar gespierde lichamen die zij van naturen bezitten en verder proberen te ontwikkelen (Besnier 2012: 495 en 2011: 183 – 204).

Roderick en Curry beargumenteren dat de structuur van mannelijke identiteit bij atleten leidt tot een vervreemding van hun gevoelens waardoor zij hun lichaam steeds meer

(14)

gaan ervaren als instrument. Deze interne factoren, in combinatie met externe druk van coaches, sportmedici, teamgenoten, en fans beïnvloeden atleten om hun lichamen ‘op te geven’ en door te spelen met blessures (Roderick 2000, 2006 en Curry 1993). De constructie van ‘het bewijzen van mannelijkheid’ als stimulans voor het negeren van pijn kan

teruggevonden worden zowel in Howe’s (2001) werk over rugby spelers van de Pontypridd Rugby Football Club in Wales, als in Roderick’s (2000, 2006) analyse van de Engelse voetbalcultuur. Wacquant (1995) doet voornamelijk onderzoek in verschillende Amerikaanse wijken en laat zien hoe dit gender aspect ook terugkomt bij meer individuele sporten als boksen en bodybuilden.

Hoewel de openlijke vertoning van agressie en geweld het aannemelijk maken dat ‘het bewijzen van mannelijkheid’ in sporten als rugby, voetbal en boksen bijdragen aan het negeren van pijn gaat dit niet op voor sporten als zwemmen, hardlopen, honkbal of tennis. Deze sporten lenen zich minder goed voor het openlijk vertonen van eigenschappen die worden beschouwd als kenmerkend voor ‘echte mannen’. In deze sporten wordt echter eenzelfde houding gevonden ten opzichte van de acceptatie van pijn (Nixon 1993, Curry 1993 en Heil 2012). Belangrijker nog is dat het sportveld van vrouwelijke atleten evengoed overheerst wordt door rationaliseringen van het negeren en normaliseren van pijn en blessure ervaringen (Snyder 1990 in Curry 1993).

Het werk van Aalten (2004, 2007) laat zien hoe vrouwelijke professionele

balletdansers betekenis geven aan de ervaring van pijn. Ook voor balletdansers geldt, evenals voetbalspelers, dat zij van jongs af aan leren om de ervaring van pijn te negeren. Zo hangen er in de kleedkamer briefjes met de tekst; ‘Blood is good, no pain no gain’ (Nienke Bonnema in Aalten 2007: 116). Pijn wordt door veel balletdansers ervaren als een teken van progressie omdat dit hun dichter bij het ideale balletlichaam brengt. In hun dagelijkse trainingen streven balletdansers ernaar om hun lichaam om te vormen tot het ideale schoonheidsbeeld van ballet. Dit ideaalbeeld van het lichaam is verbonden aan ideeën over vrouwelijkheid, het lichaam van de danser moet sierlijk, buigzaam en licht als een veertje zijn en staat vaak in contrast met het materiele lichaam van de danser (Aalten 2007: 113).Het contrast tussen het materiële lichaam en het ideale lichaam zorgt voor een scherp bewustzijn van alle zwaktes en

imperfecties van het lichaam. Het overwinnen van deze zwaktes en imperfecties om zo het ideaal te bereiken vormt een fysieke uitdaging en elke stap vooruit geeft de danser grote voldoening (Aalten 2007: 267-271). Dansers ervaren hun lichaam als een materialisatie van

(15)

mogelijkheden waarbij lichaam en geest nauw verbonden zijn met een geloof in de maakbaarheid:

I have literally formed my legs through training and dancing. In my case the malleability is proven. When your body is your instrument you can do that. When you really put your mind to it, you can change your body… (Aalten 2007: 113/114).

Juist dit geloof in de maakbaarheid van het lichaam en het streven naar het ideale lichaam zorgt ervoor dat dansers pijn negeren of zelfs ervaren als een teken van verbetering. Dansers ervaren van jongs af aan dat pijn het materiele lichaam dichterbij het ideaal brengt. Het lichaam wordt beschouwd als een instrument van de geest waarmee dit ideaal bereikt kan worden (Aalten 2007: 113 en 114). De specifieke betekenis die balletdansers geven aan pijn, als onderdeel van het streven naar een gracieus en sierlijk ideaalbeeld van de vrouwelijke balletdanser verschilt met de betekenis die rugbyspelers, voetballers of boksers geven aan de ervaring van pijn als een statussymbool van kracht en gecontroleerde agressie. Zij komen echter met elkaar overeen in de manier waarop rugbyspelers, voetballers en boksers zowel als balletdansers hun lichaam ervaren als een instrument van de geest waarmee succes behaalt kan worden. Deze ervaring van het lichaam als een object van de geest biedt de ruimte voor het negeren van de ervaring van pijn en blessures.

Lichamelijke en geestelijke gevolgen van het negeren van pijn en het lichaam als instrument van de geest:

De manier waarop verschillende atleten pijn negeren kan dus bestudeerd worden in een bredere context dan de sociale constructie van mannelijkheid (Curry 1993: 274). De

constructie van mannelijkheid maakt onderdeel uit van een sportcultuur waarbinnen atleten van zowel het meer vrouwelijke sportveld (ballet) als het meer mannelijke sportveld (rugby, voetbal), evenals atleten binnen individuele (worstelen, boksen, ballet, hardlopen) en team gerelateerde sport (rugby, voetbal) hun lichaam ervaren als een instrument, een instrument dat geleerd kan worden om pijn te negeren. Een overzicht van deze literatuur laat zien hoe sociale factoren en de sociale interactie de ervaring en omgang van pijn en blessures

beïnvloedt en hoe gezondheidsproblemen gecreëerd, verergerd of chronisch kunnen worden door de betekenissen verbonden aan sociale relaties en lichamelijke omstandigheden (Eakin

(16)

en MacEachin 1998 in Roderick 2006: 78). Het grootste gedeelte van de ernstige of carrière beëindigende blessures onder atleten zijn niet het gevolg van acute pijn of trauma maar het resultaat van chronisch overbelaste lichamen. Het negeren van pijn zorgt ervoor dat kleine fysieke problemen overgaan in ernstige blessures (Krasnow, Kerr & Mainwaring, 1994; Brinson and Dick 1996; Liederbach and Compagno, 2001; Mainwaring, Krasnow &kerr, 2001; Scharli 2005 in Aalten 2007: 110, Curry 1993: 284-286). Zo laat Wacquant zien dat de meeste professionele vechters kampen met deformaties en chronische pijn van de handen. Veel bekende kampioenen vechten hun gehele carrière door met acute handproblemen en ondergaan soms wel vijf handoperaties. In de drie jaar dat Wacquant onderzoek deed bij de boksers van de Stoneland gym moesten twee van de tien professionele boksers hun carrière vroegtijdig beëindigen vanwege terugkerende ‘handproblemen’ (Wacquant 1995: 84).

Het is deze bredere context, waarin atleten vanuit verschillende sportvelden de ervaring van pijn negeren en moeten omgaan met de lichamelijke zowel als de geestelijke gevolgen hiervan, die ik wil bestuderen. De literatuur die ik hiervoor gebruik is grotendeels gericht op verschillende sportvelden binnen de Verenigde Staten en Europa. Om een zo compleet mogelijk beeld te kunnen geven van de manieren waarop dit negeren van pijn begrepen kan worden maak ik gebruik van literatuur waarin zeer verschillende sportvelden, waaronder ballet, rugby, hardlopen, voetbal of boksen, worden onderzocht. Een volledig begrip van de specifieke omgevingsfactoren, verschillen tussen teamsport, individuele sport, overheersend mannelijk of vrouwelijke sportvelden evenals de politieke of economische situatie, die van invloed zijn op de manier waarop atleten betekenis geven aan pijn en blessures zou te veel ruimte vragen. Zonder het belang van deze verschillen te verwaarlozen wil ik meer nadruk leggen op de overeenkomstige punten van verschillende sportvelden.

Pijn en blessure gedrag in de moderne context van het sportveld:

Medisch antropoloog Williams (1996) beargumenteerd dat gezondheidsproblemen in het moderne Amerika niet gezocht moeten worden in een verbetering van de medische zorg maar in de manier waarop bepaalde industrieën, waaronder sportmedicijnen en farmaceutica waarmee atleten veel in aanraking komen, het misbruiken van ons lichaam systematisch stimuleren en in de dominante waardes en houdingen ten opzichte van de zorg en omgang van ons lichaam die dit gedrag toestaan (Williams 1996: 1). Williams bestudeert de

(17)

veranderingen in de fundamentele waardes en houdingen ten opzichte van de

gezondheidszorg in Amerika en legt hierbij nadruk op de manier waarop individuen hun lichaam misbruiken en laten misbruiken. Zijn centrale argument is dat individuen geen verantwoordelijkheid nemen voor de verzorging van hun eigen lichamen. We accepteren de verantwoordelijkheid voor ons gezicht en ons uiterlijk maar laten de medische zorg van ons lichaam steeds meer over aan de professionals (Williams 1996: 2).

Deze houding ten opzichte van de verzorging van ons lichaam is in verschillende

sportvelden op verschillende manieren terug te vinden. Zo laat Wacquant (1995) zien dat de verzorging van het lichaam van boksers gedurende een gevecht compleet overgelaten wordt aan een van de secondanten van de bokser, een zogenoemde ‘cutman’ (Wacquant 1995: 86). Het is de taak van deze cutman om in de pauze tussen de gevechtsrondes de onmiddellijke gevolgen of potentiële gezichtsblessures zoveel mogelijk te controleren en beperken. Zwellingen, blauwe plekken en bloedingen in en rondom het gezicht moeten worden gecontroleerd om zo een stopzetting van het gevecht te voorkomen (Wacquant 1995: 87). Curry (1993), Howe (2001) en Roderick (2000 en 2006) laten zien dat beslissingen over de aard van blessures worden overgelaten aan de medische staf. Wanneer een worstelaar gedurende een training of een wedstrijd een ogenschijnlijk ernstige blessure heeft opgelopen moet de ernst van deze blessure eerst bevestigd worden door de medische staf voordat de blessure van de atleet als zodanig door de coach wordt geaccepteerd (Curry 1993: 283). Wanneer observatie en testen geen bewijs van de aanwezigheid van een blessure opleveren wordt van atleten verwacht dat zij doorspelen met pijn (Howe 2001 en Roderick 2006). Roderick laat zien dat het aanhouden van pijn of blessures in de afwezigheid van ‘medisch bewijs’ in sommige gevallen zelfs kan tot het twijfelen aan de mentale staat van spelers. Zo vertelde een club arts (Roderick 2006: 85-86):

... He was scoped, MRI scanned, he was everything and we just couldn’t find anything wrong with him... We never actually referred him for psychological help but you sometimes wonder (Roderick 2006: 86).

Het volgende citaat van een rugbyspeler laat zien hoe ook atleten zelf deze houding

overnemen: ‘... When no fracture showed (on the X-ray) I thought hell it (the pain) must be in

(18)

De nadruk die Williams legt op het begrijpen van de dominante waardes en

houdingen ten opzichte van de zorg en omgang van ons lichaam die een bepaald gedrag en omgang van ons lichaam toestaan komt hierin terug. De manier waarop onderlinge relaties tussen spelers, evenals speler – coach relaties de ervaring van pijn en ook de omgang van het lichaam beïnvloeden is reeds naar voren gekomen. Howe (2001) en Roderick (2006) laten zien dat de houding van voetbal en rugbyspelers ten opzichte van pijn en blessures aansluiten bij en beïnvloed worden door moderne ontwikkelingen binnen het sportveld.

Sociale invloed van het professionaliseringsproces:

Roderick (2006) laat in zijn bestudering van het Engelse professionele voetbalveld zien hoe het professionaliseringsproces de machtsrelatie tussen speler en manager en daarmee ook de manier waarop spelers omgaan met hun lichaam sterk beïnvloed. Terwijl managers voor hun eigen reputatie geheel afhankelijk zijn van de resultaten en prestaties van de spelers in hun team worden de prestaties van spelers gezien als het resultaat van individuele kwaliteiten en inzet. De relatie tussen speler en manager wordt bemoeilijkt door de constante vraag van managers voor goede prestaties van de speler inruil voor de financiële investeringen die in hem gedaan zijn. De speler als werknemer wordt onder druk gezet om zogenaamde

‘goederen’ te produceren of het risico te lopen om afgewezen te worden (Roderick 2006: 80). Het professionaliseringsproces kan verandering teweeg brengen in machtsrelaties die

gevolgen heeft voor de atleten.

Economische belangen beïnvloeden in hoge mate de eisen die aan het lichaam worden gesteld. Dit kan vergaande gevolgen hebben voor de gezondheid van atleten. Het werk van Howe (2001) laat zien hoe de economische, politieke en commerciële veranderingen die gepaard gaan met het professionaliseringsproces van de Pontypridd Rugby Football Club de manier waarop pijn en blessures van de rugbyspelers worden ervaren en behandeld sterk beïnvloeden (Howe 2001: 289). Wanneer een sporter pijn of blessures ervaart kan dit zijn/haar prestaties of participatie aan de sport ernstig belemmeren. De professionalisering van de sport verandert de manier waarop atleten deze blessures ervaren. Zo verwoord een speler; ‘The fact that I am paid to play the game places great stress on me.’ (Notebook 4: 7 in Howe 2001: 298). Bovendien laat Roderick zien dat geblesseerde spelers door de aard van

(19)

hun contracten soms gestimuleerd worden om door te spelen vanwege financiële overwegingen (Roderick 2000: 173).

Howe benadrukt hierbij dat de fysieke beperking niet alleen betrekking heeft op de sporter zelf maar ook op de bredere sportomgeving. Beslissingen over de gezondheid van een speler binnen het professionele gebied van de rugbyclub beïnvloeden niet alleen het welzijn van de speler maar ook het financiële succes van de gehele club. Gevolgen hiervan zijn veelal een verschuiving in de belangen en een verandering in de relatie van de geblesseerde en de verwachting van zijn omgeving waarbij een steeds grotere nadruk komt te liggen op de houdbaarheid van het lichaam (Howe 2001: 298,299). Zo vindt er op medisch gebied een verschuiving plaats in de behandelmethodes van blessures, de prioriteit van veel

fysiotherapeuten ligt niet langer bij een vermindering van pijn maar een snel herstel van de blessure. Het herstel van een blessure staat hierbij niet gelijk aan een pijnvrije atleet maar aan een ‘inzetbare’ atleet.Het reduceren van de hoeveelheid tijd die nodig is voor het behandelen van een blessure zorgt er immers voor dat het management team meer waarde krijgt voor het geld dat zij in relatie tot de spelerscontracten betalen. (Howe 2001: 289 en 298-299).

Roderick laat zien hoe dit professionaliseringsproces binnen het Engelse professionele voetbalveld ervoor zorgt dat fysiotherapeuten en sportartsen door managers, coaches maar ook door de spelers zelf steeds meer onder druk gezet worden om hen zo snel mogelijk weer fit te krijgen (Roderick 2000: 172). Een fysiotherapeut karakteriseert de cultuur van het voetbalveld als volgt:

Everything has to be done yesterday. The players have to be fit yesterday… The players will play when they’re injured. You tend not to get the player injury-free. You… manage the level of injury irritation to play ninety minutes of football (Roderick 2000: 172).

Deze toenemende druk die met de opkomst van de professionalisering op de gezondheid van het lichaam geplaatst wordt zou gepaard moeten gaan met betere en effectievere

behandelmethodes. Howe laat echter zien dat dit veelal niet het geval is (Howe 2001: 299). Ook in het werk van Roderick benadrukken fysiotherapeuten dat de kwaliteit van de verzorging die zij aan hun niet sport gerelateerde patiënten geven vaak beter is dan de zorg voor de atleten, waar de gezondheid van het lichaam zo belangrijk is (Roderick 2000: 172-173).

(20)

Een zorgwerkende ontwikkeling in dit professionaliseringsproces is dat de druk om spelers zo snel mogelijk weer fit te krijgen ervoor zorgt dat managers en coaches opzettelijk informatie achterhouden voor spelers over de ernst van hun blessures en fysiotherapeuten stimuleren hetzelfde te doen (Roderick 2000: 175- 176). Roderick benadrukt dat dit probleem niet alleen opgaat voor het Engelse voetbalveld. Zo is er in de Verenigde Staten behoorlijke procesvoering geweest met betrekking tot geïnformeerde toestemming in het veld van sportmedicijnen. In veel gevallen werd hierbij de klacht uitgesproken dat informatie over de daadwerkelijke aard van blessures voor atleten al dan niet opzettelijk werd ingehouden (Roderick 2000: 175- 176).

De sociale invloed van de medische staf en nieuwe medische en technische ontwikkelingen:

Hoewel fysiotherapeuten en sportartsen in het werk van Howe en Roderick veelal aangeven slachtoffers te zijn van deze cultuur waarin er een constante druk heerst om spelers liever gister dan vandaag weer fit te krijgen zijn zij degene die het voor veel spelers mogelijk maken om doormiddel van hun behandelingen ondanks de ervaring van pijn toch door te kunnen spelen. De gevaarlijke rol die artsen en fysiotherapeuten kunnen spelen in het stimuleren van het doorspelen met pijn komt in het werk van Roderick (2000) duidelijk naar voren. Roderick beschrijft hoe veel voetbalspelers gedurende het gehele jaar spelen met blessures. De meeste voetballers spelen gedurende deze periode constant met behulp van pijnstillers. Zo beschrijft een voetbalspeler hoe hij van de periode Mei tot en met December voor elke wedstrijd twee injecties met pijnstillers kreeg om zo door te kunnen spelen met een gebroken teen (Roderick 2000: 174). Fysiotherapeuten en artsen dragen hiermee bij aan de normalisering van pijn en blessures. Dit geldt niet alleen voor rugby en voetbalspelers die onderdeel uitmaken van een team. Het werk van Curry laat zien dat veel sportartsen eenzelfde houding als atleten of coaches aannemen ten opzichte van de normalisering van pijn en blessures. Curry benadrukt dan ook dat het continu ontvangen van medische hulp van een sportarts voor het verhelpen van pijn en blessures een belangrijk omkeerpunt in het vormen van Sam (een elite – amateur worstelaar) zijn oriëntatie ten opzichte van de

normalisering van blessures (Curry 1993: 280). Het werk van Howe, Roderick en Curry laat zien dat niet alleen de machtspositie van coaches, managers of trainers een belangrijke rol spelen in het bepalen van de norm over wat gepast gedrag is ten opzichte van de ervaring van

(21)

pijn en blessures maar ook de medische staf draagt in belangrijke mate bij aan het bepalen van deze norm.

De professionalisering die gepaard gaat met nieuwe technische en medische ontwikkelingen zorgt voor een constante verschuiving van deze norm. De toenemende medische en technische mogelijkheden beïnvloeden niet alleen de pijntolerantie onder atleten maar ook de verwachting die de omgeving van deze atleten heeft. Er wordt van topsporters verwacht dat zij constant maximale prestaties leveren en nieuwe records vestigen. Het menselijk lichaam heeft echter grenzen die op een bepaalt moment niet meer overschreden kunnen worden. De technische en medische ontwikkelingen ter verbetering van de

lichamelijke prestaties maken deze grenzen van het lichaam steeds onduidelijker. Hilvoorde (2004) beargumenteerd in een artikel over topsport en doping dat er in de medische wereld steeds nieuwe prestatieverhogende middelen zullen worden ontwikkeld. Hij benadrukt dat er altijd discussies zullen blijven bestaan over welke middelen er wel onder doping vallen en welke niet, over het algemeen zal er, volgens hem, een steeds grotere beweging opkomen richting de acceptatie van doping (Hilvoorde 2004: 17-19) 10. De acceptatie en het gebruik van doping worden door Hoberman (1991) beschreven als een ideologie van onbeperkt presteren, een ijzersterk verlangen om prestaties te verhogen zonder enige vorm van beperking (Hoberman 1991: 52).11

10De ophef over het doping gebruik van Lance Armstrong heeft geleid tot heftige discussies over morele

normen en waardes, over het gevaar van ‘sporthelden’ en over de absurde risico’s van topsport in zijn

algemeenheid. Het paper Topsport en dopingschrijft meer over doping in de wielrennersport. In dit paper komt naar voren dat atleten om verschillende redenen overgaan op het gebruik van doping. Het gebruik en de morele oordelen over het gebruik van doping zijn net zo goed als de ervaring van pijn en blessures afhankelijk van de interactie tussen persoonlijke interpretatie en sociale factoren. Zo speelt de eigen ambitie en de aftakeling van het eigen lichaam een belangrijke rol maar ook de steun, invloed en voorbeelden van het gebruik van doping uit de naaste omgeving spelen een belangrijke rol. Uit onderzoek in 2001 blijkt dat het overgrote gedeelte van de mensen kritisch is ten opzichte van het gebruik van doping. Zo zou het vals spelen zijn, schadelijk voor de gezondheid en onethisch. De tegengeluiden voor deze argumenten worden echter steeds sterker, sporters beargumenteren veelal zelf dat topsport op zich al schadelijk is voor de gezondheid en dat een goed gebruik van doping evenveel training vergt als het verbeteren van de prestaties op andere ‘ethisch juiste’ wijze. In het paper Topsport en doping wordt beargumenteerd dat er een steeds grotere beweging opkomt richting de acceptatie van doping. Nieuwe technologische of medische ontwikkelingen stuiten in eerste instantie vaak op weerstand maar wanneer men eenmaal gewend is aan deze nieuwe ontwikkelingen worden zij langzamerhand steeds meer geaccepteerd. Het is daarom geen vreemde gedachten dat ook het gebruik van doping meer geaccepteerd zal gaan worden. Evenals de normalisering van pijn en blessures zou doping een onderdeel kunnen worden van de norm die topsporters hanteren.

11

Het paper; Topsport en doping: Onderzoek naar de rol van doping in de wereld van topsporters, geschreven door een student aan de Uva voor de Orientatiemodule lichaam en Cultuur in 2009 wees mij op het belang van het werk van Hilvoorde en Hoberman.

(22)

Deze houding ten opzichte van het gebruik van doping kan verbonden worden aan de manier waarop atleten hun lichaam ervaren als een machine. Het gebruik van doping

stimuleert het geloof in een vormbaar lichaam en verandert de grenzen van het lichaam en de interpretatie van pijn. De tolerantie van pijn evenals de grenzen van het lichaam worden opgeschoven. Naast de invloed van de medische staf in het bepalen van de norm over wat gepast gedrag is ten opzichte van de ervaring van pijn en blessures dragen ook de

toenemende medische en technische mogelijkheden, waaronder het gebruik van doping, bij aan het bepalen en veranderen van deze norm.

Moderne ontwikkelingen, zoals het professionaliseringsproces, toegenomen medische begeleiding en nieuwe medische en technische mogelijkheden, beïnvloeden de pijn en blessure ervaring van atleten binnen verschillende sportvelden. Eveneens veranderen de professionalisering en commercialisering van de sport de manier waarop pijn door de omgeving behandelt en geïnterpreteerd wordt (Howe 2001: 291-292). Howe (2001) en Roderick (2000) laten zien dat de druk die uitgeoefend wordt op de medische staf om spelers zo snel mogelijk weer fit te krijgen wordt versterkt door het proces van professionalisering en de toegenomen economische belangen van coaches en managers hierbij. Deze belangen staan vaak in contrast met betrekking tot de juiste beslissingen voor de gezondheid van de atleten op langere termijn. In de literatuur van Curry, Howe, Roderick en Aalten wordt benadrukt dat atleten zelf ook een belangrijke rol spelen in dit proces. Spelers zijn zo gebeten op een snel herstel dat het overgrote gedeelte van de geblesseerde atleten te vroeg weer beginnen met spelen en zolang zij kunnen spelen maar al te graag geloven dat een simpele pijninjectie genoeg is voor het herstel van het lichaam (Curry 1993, Roderick 2000: 172, 173, Howe 2001: 299, Aalten 2007).

De nieuwe medische en technische mogelijkheden, de toegenomen medische zorg en de toenemende druk om te presteren die gepaard gaan met het professionaliseringsproces sluiten aan bij de interne drang van de meeste atleten om zolang dat mogelijk is door te spelen met pijn en blessures. Om te begrijpen hoe atleten omgaan met hun lichaam en waarom zij de medische zorg van hun lichaam evenals beslissingen over de ernst van hun eigen pijnervaring overlaten aan de medische staf, coaches en managers, moeten wij dit gedrag begrijpen vanuit de omgeving waarin zij plaatsvinden. Dit sluit aan bij de

(23)

worden naar de ontwikkeling van concrete lichaamspraktijken waarmee de sociale structuur, waar individuen onderdeel van uitmaken, door deze individuen belichaamd worden

(Wacquant 1995: 65). Besnier en Brownell beargumenteren dat Bourdieu’s theoretische concept van ‘habitus’ (Bourdieu 1978, 1988, 1999) een uitstekend raamwerk vormt voor het begrijpen van de manier waarop het lichaam, de ontwikkeling van lichaamstechnieken en het gebruik van het lichaam gevormd worden door de manier waarop individuen verbonden zijn aan de structuren van hun betrekkelijke (sport) veld (Bensier en Brownell 2012: 449).

Habitus, fysiek kapitaal en de omgang van pijn en blessures:

Volgens Bourdieu (1990) kan de samenleving worden opgedeeld in allerlei verschillende velden (fields), denk hierbij aan politieke, economische of atletische velden. Bourdieu maakt hierbij onderscheid tussen sociale velden waarin men wordt geboren en bijvoorbeeld het sportveld, een veld waarvoor gekozen moet worden (Bourdieu 1990). Wainwright en Turner beschrijven in verschillende artikelen dat Bourdieu de term habitus gebruikt als een

verwijzing naar alle manieren van handelen, denken en doen die individuen zich eigen

hebben gemaakt tijdens het opgroeien in een bepaald veld. Het proces waarin individuen deze habitus opbouwen, is niet gebaseerd op een bewuste reproductie of imitatie van een bepaald gebaar maar gevormd door voorgaande ervaringen uit dagelijkse interactie: ‘a practical

reactivation which is opposed to both memory and knowledge... it does not memorize the past, it enacts the past, bringing it back to life’ (Bourdieu 1990: 73). Deze ervaringen geven vorm

aan de percepties en acties van individuen in het heden en in de toekomst (Wainwright en Turner 2006: 537). Wainwright en Turner benadrukken dat ook ons lichaam en

lichaamstechnieken een uitdrukking van de habitus zijn. Habitus en de vormgeving van ons lichaam zijn met elkaar verbonden: ‘the way people treat their bodies reveals the deepest

dispositions of the habitus’ (Bourdieu 1984: 190 in Wainwright en Turner 2003: 274).

Wainwright en Turner benadrukken dat binnen sociale velden verschillen in de voorkeuren over welke vormen en eigenschappen van het lichaam, krachtig, slank, atletisch of voluptueus meer waarde hebben dan andere. In elk veld heersen er verschillende ideeën over de kracht, gezondheid en schoonheid van het lichaam. Omdat verschillende lichamen verschillende esthetische waarde hebben binnen hun sociale velden kunnen wij onderscheid maken tussen het fysieke kapitaal en het symbolische kapitaal van lichamen (Wainwright en

(24)

Turner 2003: 274). Wainwright en Turner beschrijven fysiek kapitaal als status die voortkomt uit investeringen die in het lichaam worden gedaan. Fysiek kapitaal wordt sociaal

geproduceerd. Doormiddel van hard trainen kunnen atleten hun fysieke kapitaal vergroten (Wainwright en Turner 2006: 242, Wainwright en Turner 2003: 274). Zo laat Wacquant zien hoe boksers hun lichaam gebruiken om fysiek kapitaal te verwerven en dit omzetten in economisch kapitaal. Het lichaam van de bokser is het middel van productie, het materiaal waarmee trainers, coaches en boksers moeten werken, zowel als het product van deze training. De manier waarop lichamelijk kapitaal en lichamelijke arbeid met elkaar verbonden zijn maakt beide zeer afhankelijk van elkaar. Wanneer het lichaam op de juiste manier getraind wordt kan het meer ‘waarde’ produceren dan er oorspronkelijk in zijn gestopt (Wacquant 1995: 67).

Bourdieu’s notie van fysiek kapitaal laat heel duidelijk zien hoe de erkenning die atleten krijgen van belangrijke individuen binnen hun sportveld de ervaring van pijn en blessures op een gevaarlijke manier kan beïnvloeden. Atleten investeren in hun fysieke kapitaal, hun lichaam, zodat zij dit fysieke kapitaal om kunnen zetten in economisch en symbolisch kapitaal, bijvoorbeeld in de vorm van status en aanzien (denk aan het winnen van populariteit en respect onder sportfans, media, coaches of trainers en medespelers). Het werk van Curry en Roderick laat zien hoe het hanteren van de ideologie van het normaliseren van pijn en blessures binnen het sportveld van worstelen en voetbal kan zorgen voor het respect van teamgenoten en de erkenning van belangrijke individuen. Het tentoon spreiden van de bereidheid om door te spelen met pijn voegt dus waarde toe aan het symbolische kapitaal van de atleten (Curry 1993: 284, 285, Roderick 2006: 92,93).

De vormgeving van habitus binnen specifieke sportvelden:

In de literatuur van onder andere, Curry (1993), Wacquant (1995), Howe (2001), Wainwright en Turner (2003, 2004, 2006) Wainwright, Williams en Turner (2005, 2007) en Spencer (2009) worden Bourdieu’s noties van habitus en fysiek kapitaal gebruikt om te analyseren hoe in de wereld van balletdansers, rugbyspelers, boksers en andere gevechtssporters,

individuen hun lichaam omvormen aan de hand van de eisen die worden gesteld door het veld waarin zij opgroeien. Spencer, Wacquant en Smith laten zien dat om succesvol te zijn mixed

(25)

het weerstaan en geven van pijn (Wacquant 1995: 71, Smith 2008, Spencer 2009: 126-127). Spencer laat zien hoe het aanleren van bepaalde lichaamstechnieken bijdraagt aan de

productie van een specifieke MMA fighter habitus (Spencer 2009: 120). MMA fighters trainen zichzelf in deze technieken om zo een lichaam te produceren dat in staat is om pijn te geven zowel als pijn te ontvangen. Het trainen van deze lichaamstechnieken is onderdeel van de habitus van de MMA fighter (Spencer 2009: 126-127). Ook Smith laat zien dat

worstelaars hun lichaam doormiddel van training aanpassen aan de routine ervaring van pijn; ‘...it’s something you need to train your body not to react to...’ (Worstelaar in Smith 2008). Wacquant benadrukt hoe boksers hun lichaam doormiddel van training verharden en laat zien hoe deze dagelijkse trainingen gepaard gaan met de ervaring van pijn. Tegelijkertijd laat hij zien dat het verharden en vormgeven van het lichaam de ervaring van pijn doet vergeten: ‘You see parts of your body jus’ startin’ to develop.. you feel the pain that you feelin’ jus’ go away...’ (Wacquant 1995: 72).

Het werk van Spencer, Wacquant en Smith laat zien hoe atleten investeren in hun lichaam, fysieke kapitaal, zodat dit voldoet aan de eisen van het sportveld waar zij onderdeel van uitmaken. Het gevaar en de constante ervaring van pijn en blessures waar het sportveld van boksers, worstelaars en MMA fighters door wordt gekenmerkt vormt een onderdeel van de habitus van deze atleten. Wacquant laat zien hoe boksers de sociale regels van het veld waarin zij opgroeien door het onbewuste proces waarin zij de manieren van denken, doen en handelen (de habitus) van dat veld eigen maken accepteren als logisch en normaal (Bourdieu en Wacquant 1992: 127 in Wainwright en Turner 2006: 310). Zijn werk vormt een mooi voorbeeld van de manier waarop de acceptatie van de vele blessures en gevaren die gepaard gaan met participatie in het sportveld voortkomt uit de manier waarop de structuur van het sportveld belichaamd wordt in de habitus van de atleet.

Doordat de bokser gedurende langere tijd volledig is opgegaan in zijn sport heeft hij niet alleen de lichaamstechnieken eigen gemaakt maar ook de specifieke doxa. Doxa verwijst naar de onbewuste, diep gevoelde gedachten, ideeën, opvattingen en het geloof op basis waarvan mensen handelen. Deze doxa vormt de basis voor de staat van zijn die boksers nodig hebben om compleet op te gaan in het spel, waarbij lichamelijke zowel als geestelijke

disciplinering vereist zijn (Wacquant 1995: 88). Het onbewuste samengaan van de habitus van de bokser en het veld dat deze habitus heeft gevormd onthullen, volgens Wacquant, een

(26)

maken hebben. Deze doxic acceptance van de evaring van pijn en blessures komt naar voren in de houding van een voormalig bokser die twee keer zijn hand brak, één keer zijn voet, constant problemen had met zijn handen en een gescheurde trommelvlies opliep evenals verschillende gezichtsverwondingen: ‘... you think about it, but then you regroup yourself,

start thinkin’, you can’t, it’s in your blood so much, you can’t, you been doin’it so long, you can’t give it up.’ (Wacquant 1995: 88). Zo is de bokser gevangen in het boksveld doordat niet

alleen de habitus volledig is geïnternaliseerd maar ook de doxa, het proces waarbij de habitus wordt gecreëerd, is volledig belichaamd (Wacquant 1995: 85-86).

De manier waarop de habitus van het sportveld de pijn en blessure ervaring van atleten vormgeeft vinden wij ook terug in de bestudering van balletdansers. Aalten (2007), Wainwright en Turner (2005, 2007) laten zien dat het succes van balletdansers afhangt van hun vermogen om het lichaam om te vormen tot het schoonheidsideaal van hun sportveld. Zo beschrijven Wainwright en Turner (2007) hoe verschillende balletdansers afgekeurd worden door balletscholen, instituties of gezelschappen, waaronder Royal Ballet corps de ballet, omdat hun lichaam te ver afwijkt van het ideaal dat gehanteerd wordt. Tegelijkertijd laten zij zien dat dansers die wel worden aangenomen de dansstijlen en manieren van denken en doen van de balletschool of het balletgezelschap, waarvan zij onderdeel uitmaken, overnemen (Wainwright en Turner 2007: 312). Intensieve en langdurige trainingsperiodes gaan een onderdeel van het dagelijks leven van deze dansers uitmaken en de ervaring van blessures worden beschouwd als een onvermijdelijk onderdeel van dit zware trainingsregime. Zo beargumenteerd een danser: ‘No, injuries are just part and parcel of the vocational thing...’ (Wainwright en Turner 2004: 327). Wainwright en Turner beschrijven de acceptatie van het dagelijkse risico dat atleten lopen om pijn en blessures te ervaren als een teken van de manier waarop dansers zich de institutionele habitus eigen hebben gemaakt (Wainwright en Turner 2004: 327).

Deze beschrijving van de habitus van balletdansers komt overeen met de manier waarop Roderick laat zien hoe voetbalspelers pijn en blessures ervaren:

The central value of continuing to play, whenever possible, through pain and injury is … recognized and internalized by the players themselves; indeed, players learn from a relatively young age to ‘normalize’ pain and to accept playing with pain and injury as part and parcel of the life of a professional footballer (Roderick 2000 in

(27)

Howe laat zien hoe ook onder rugbyspelers het negeren van de ervaring van pijn en blessures bestudeerd kan worden vanuit Bourdieu’ notie van habitus. Howe beschrijft de

vastberadenheid van spelers om succes te behalen namens de club als een onderdeel van de clubhabitus. Hij legt hierbij nadruk op hoe het proces van de commercialisering van het rugbyveld de gemeenschap van Pontypridd transformeert in een potentiële winstgevende onderneming. Economische winst wordt hierdoor voor de club belangrijker dan het oorspronkelijke uitdragen van een regionale identiteit. Deze commercialisering van de rugbysport gaat gepaard met een professionalisering van de spelers. Meer en zwaardere trainingen vormen een onderdeel van dit proces en leiden tot een hoger aantal blessures. De constante aanwezigheid van een aantal geblesseerde spelers zorgt ervoor dat spelers immuun worden voor het gevaar van blessures en draagt eveneens bij aan een normalisering van pijn en blessures binnen de omgeving van de club. Howe laat hiermee zien hoe een verandering in de habitus van de club invloed uitoefent op de persoonlijke en sociale ervaring van pijn en blessures (Howe 2001: 291,292).

Bourdieu’s noties van habitus en fysiek kapitaal bieden een mooi raamwerk van waaruit de ervaring en normalisering van pijn en blessures binnen verschillende sportvelden begrepen kan worden. Met name de literatuur van Wacquant (1995), Wainwright, Williams en Turner (2003, 2004, 2005, 2006, 2007) en Spencer (2009) geven een mooi beeld van de manier waarop Bourdieu’s werk inzicht geeft in de manier waarop de ervaring van pijn en de

omgang van blessures begrepen kunnen worden. Maar ook de Roderick’s bestudering van de pijn en blessure ervaring binnen het voetbalveld evenals Howe’s bestudering van de

betekenis van pijn en blessures van het rugbyveld kunnen aan de hand van Bourdieu’s werk bekeken worden. Bourdieu’s notie van habitus laat zien hoe veel atleten pijn en blessures als een onvermijdelijk onderdeel van hun beroep beschouwen.

Het negeren van pijn moet echter niet gezien worden als een onbewuste keuze gevormd door de habitus van deze atleten. Zo benadrukt Aalten dat het negeren van pijn in combinatie met het scherpe bewustzijn dat balletdansers hebben van de imperfecties van hun lichaam en het geloof in het omvormen en perfectioneren van dit lichaam doormiddel van training gezien moet worden als een bewuste daad (Aalten 2007: 118). Ook Curry benadrukt dat de jaren van ervaring die professionele atleten hebben in het omgaan met pijn en

(28)

mogelijke risico’s van de ervaring van pijn en blessures in te schatten. Om te begrijpen waarom atleten pijn negeren moet er ook gekeken worden naar de bewegingsruimte die atleten binnen de Bourdieu’s notie van habitus hebben.

Het presenteren van pijn en blessures binnen de habitus:

Onder de rugbyspelers van de Pontypridd Rugby Football Club (RFC) wordt de keuze van het persoonlijk of publiekelijk uitdrukken van pijn beïnvloed door het voordeel dat spelers zichzelf hiermee kunnen doen: ‘I try not to let any team selectors know that they (abdominal

muscles) bother me – or I may not get picked to play’ (Notebook #2: 6 in Howe 2001: 296).

Onderlinge discussies van spelers gaan voornamelijk over het spelen met pijn. Spelers klagen over het algemeen het luidst wanneer zij last hebben van kleine pijntjes of blessures die hen er niet van weerhouden om te spelen. Hoewel zij in staat zijn om te spelen laten zij er geen gras over groeien om te laten weten dat zij niet ‘pijn – vrij’ hebben gespeeld. Spelers creëren zo voor zichzelf de mogelijkheid om slechte prestaties te wijten aan hun blessures.

Tegelijkertijd proberen spelers zichzelf in een beter daglicht te stellen doordat zij ondanks de pijn toch hebben gespeeld en op zijn gekomen voor het belang van de club (Howe 2001: 294/295). Dit laat zien hoe rugbyspelers verantwoordelijkheid naar zich trekken of van zich afschuiven afhankelijk van het voordeel dat zij zichzelf hiermee kunnen doen. Zij trekken in zekere zin ‘agency’ naar zich toe. Aan de hand van Goffman’s theorie van impression

management laat Roderick zien dat er ruimte ligt voor individuele atleten om zelf invulling te

geven aan de interpretatie en uiting van pijn. Binnen de sociale regels van wat in relatie tot pijn en blessures omschreven wordt als ‘gepast’ gedrag presenteren atleten zich op

verschillende manieren afhankelijk van status, tijd of plaats. Deze bewegingsruimte wordt echter beperkt door de invloed van sociale factoren en de ideologie van het betrekkelijke sportveld.

Habitus identiteit en blessures:

Wainwright en Turner (2006, 2007) beargumenteren in verschillende artikelen dat blessures onder balletdansers gezien kunnen worden als een destructie van de habitus zowel als een ernstige verstoring van de identiteit van deze atleten (Wainwright en Turner 2004, 2006: 241,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zoals eerder vermeld worden er in een teeltsysteem met de aantallen ingebogen takken en scheuten gespeeld en bekeken of de plant voldoende productie haalt. Er wordt getracht om met

Er zijn tijdens de survey 2 mosselstrata (M1 & M2) en 3 kokkelstrata (K1 t/m K3) onderscheiden met ieder een andere verwachting voor het aantreffen van de mosselen en

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

bij nieuwbouw, verbouw of renovatie kunnen de volgende maatregelen worden toegepast: - toepassen van een ventilatiesysteem waarbij verse lucht op de werkgang wordt gebracht; -

Dit onderzoek heeft opgeleverd dat Oriëntals heel goed een warmwaterbehandeling bij 41°C kunnen verdragen mits de bollen gedurende 4 dagen bij 20°C worden bewaard voor en na de

Vooral hoogproductieve koeien zijn veelal niet in staat om voldoende extra ruwvoer op te nemen om de conditie op peil te houden.. Wellicht door het jaarrond ver- strekken van

• Richt de meter verticaal omhoog op de lampen en houdt de meter waterpas (zoveel mogelijk) • Eventueel kan de lichtmeter op een plukkar gemonteerd zijn (let op waterpas

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot