• No results found

Hedge accounting : in hoeverre volgt de Hoge Raad de jaarverslaggevingsregels van IFRS?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hedge accounting : in hoeverre volgt de Hoge Raad de jaarverslaggevingsregels van IFRS?"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hedge accounting: In hoeverre volgt de Hoge Raad de

jaarverslaggevingsregels van

IFRS?

Willem Vlaming

6050689

Begeleidster: J.A. de Vries MSc RA

BSc Fiscale Economie

4 Juli 2014

(2)

Inhoudsopgave

Afkortingenlijst--- 4

1. Inleiding--- 5

1.1 Aanleiding van het onderzoek--- 5

1.2 Centrale vraag en subvragen--- 6

1.3 Onderzoeksopzet--- 6

2. Derivaten en hedge-accounting in de commerciële jaarverslaggeving--- 8

2.1 Inleiding---8

2.2 Derivaten en het doel van derivaten--- 8

2.3 De oorsprong van hedge-accounting--- 10

2.4 Hedge accounting in de jaarverslaggeving---12

2.4.1 Type hedges--- 12

2.4.2 Voorwaarde hedge accounting--- 13

2.4.3 Hedging met opties--- 14

2.4.4 Verschillende prijsrisico’s---15

2.4.5 Ineffectiviteit--- 15

2.4.6 Anticiperende hedges--- 15

2.4.7 Hedges in groepsverband--- 16

2.5 Kritiek op IAS 39 en de nieuwe standaard IFRS 9--- 16

2.6 Subconclusie--- 17

3. De fiscale voorschriften rondom hedge-accounting---18

3.1 Inleiding--- 18

3.2 De basis principes van fiscale winstberekening---18

3.3 Arresten---20

3.3.1 Hedgearrest---20

3.3.2 Optiearrest--- 21

3.3.3 cacaobonenarrest---22

3.3.4 Marketmakerarrest---23

3.4 Regels omtrent hedge accounting in de fiscaliteit---23

3.4.1 Hedge accounting--- 23

3.4.2 Effectiviteit--- 24

3.4.3 Hedging met opties--- 24

3.4.4 Verschillende prijsrisico’s---25

2

(3)

3.4.5 Ineffectiviteit---25

3.4.6 Anticiperende hedges---26

3.4.7 Hedges in groepsverband---26

3.5 Subconclusie--- 27

4. Vergelijking tussen de commerciële en fiscale hedge-accounting regels--- 28

4.1 Inleiding--- 28 4.2 Overeenkomsten---28 4.3 Verschillen---30 4.4 Onduidelijkheden---31 4.5 Toekomstverwachting---32 4.6 Conclusie---33 5. Conclusie--- 35 5.1 Inleiding--- 35 5.2 Beantwoording subvragen--- 35

5.3 Antwoord centrale vraag--- 37

5.4 Eindconclusie--- 37

Bibliografie---39

(4)

Afkortingenlijst

AG Advocaat-Generaal

BV Besloten vennootschap

EEG Europese economische gemeenschap

EU Europese unie

IAS International accounting standard

IASC International accounting standards committee IFRS International financial reporting standard

OESO Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling

(5)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding van het onderzoek

Derivaten zijn de afgelopen jaren veelvuldig in het nieuws gekomen. Zo moest de Amerikaanse verzekeraar AIG gered worden nadat het grote verliezen leed op verkochte credit default swaps (Karnitschnig e.a., 2008). Ook de Nederlandse woningcorporatie Vestia kwam in de problemen door verkeerd gebruik van derivaten (Meinema, 2012). Derivaten zijn financiële instrumenten waarvan de waarde afhangt van andere goederen of variabelen. Zo is de prijs van een graanfuture afhankelijk van de prijs van graan en is de prijs van een swap afhankelijk van de variabele rentestand. Derivaten kunnen gebruikt worden om risico’s af te dekken, maar het verkeerd gebruiken kan leiden tot grote risico’s. Dat het gebruik en misbruik van derivaten de afgelopen jaren sterk is toegenomen behoeft geen verdere uitleg.

Voor het eerst waarschuwt de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) echter ook voor fiscaal misbruik van derivaten (OECD, 2013). In het rapport opgesteld door de OESO worden belastingdiensten wereldwijd

gewaarschuwd voor fiscaal gedreven hedges. Dit zijn hedges niet gericht op het vermijden van risico, maar puur op het behalen van een fiscaal voordeel. Dit voordeel kan worden behaald als de gehedgede positie fiscaal anders wordt behandeld dan het hedge-instrument.

Hedge accounting of samenhangende waardering is een simpele oplossing voor dit probleem. Bij hedge accounting worden de gehedgede positie en het

hedge-instrument samen gewaardeerd. Op deze wijze kunnen er geen fiscale voordelen worden behaald door hedging. De regels omtrent hedge accounting zijn echter niet duidelijk in de wet vastgelegd.

Via uitspraken van de Hoge Raad worden de regels rond hedge accounting langzaam duidelijk. Er zijn inmiddels vier arresten gewezen die betrekking hebben op hedge accounting. Dit is zeer beperkt voor een complex onderwerp als hedge

accounting. In deze uitspraken lijkt de Hoge Raad soms aansluiting te zoeken bij de regels voor de jaarverslaggeving, die al veel verder ontwikkeld zijn (Niekel, 2010). Door de arresten van de Hoge Raad te vergelijken met de commerciële regels, kan worden onderzocht wanneer de Hoge Raad de regels voor de jaarverslaggeving volgt. Hierdoor kan een compleet beeld rond hedge accounting in de fiscaliteit worden gevormd. Door

(6)

middel van dit onderzoek moet duidelijker worden hoe hedges fiscaal dienen te worden behandeld.

1.2 Centrale vraag en subvragen

De centrale vraag van dit onderzoek luidt: Hedge accounting: In hoeverre volgt de Hoge

Raad de jaarverslaggevingsregels van IFRS?

Het eindproduct van de scriptie moet een volledig beeld geven van hedge accounting in de fiscaliteit. Dit wordt bereikt door een vergelijking te maken met hedge accounting in de jaarverslaggeving. Omdat hedge accounting in de jaarverslaggeving al veel verder ontwikkeld is, kan het een goede invulling geven aan vragen die nog niet door de Hoge Raad zijn beantwoord.

Om tot een antwoord op de centrale vraag te komen is het onderzoek verdeeld in de volgende drie subvragen:

- Wat is de oorsprong van hedge accounting en wat zijn de commerciële regels?

- Hoe heeft de Hoge Raad invulling gegeven aan de voorschriften voor hedge accounting in de fiscaliteit?

- Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de commerciële regels en fiscale voorschriften en wat kan er in de toekomst verwacht worden?

1.3 Onderzoeksopzet

Door middel van een literatuuronderzoek wordt er een antwoord gezocht op de subvragen en de centrale vraag.

In hoofdstuk twee wordt de eerste subvraag behandeld: Wat is de oorsprong van

hedge accounting en wat zijn de commerciële regels? Dit hoofdstuk beschrijft de

ontwikkeling van hedge accounting in de jaarverslaggeving en vervolgens worden alle belangrijke regels rond hedge accounting uitgelegd. Aansluitend beschrijft de laatste paragraaf de kritiek op IAS 39 en de ontwikkelingen rond de nieuwe standaard (IFRS9). Met behulp van IFRS en artikelen wordt hedge accounting in de jaarverslaggeving onderzocht.

In het derde hoofdstuk komt de volgende subvraag aan bod: Hoe heeft de Hoge

Raad invulling gegeven aan de voorschriften voor hedge accounting in de fiscaliteit? Dit

hoofdstuk legt eerst de basis van de fiscale winstberekening uit. Vervolgens worden de

(7)

verschillende arresten behandeld. Afsluitend geeft het aan de hand van artikelen, commentaren en jurisprudentie een analyse van hedge accounting in de fiscaliteit.

Het vierde hoofdstuk behandelt de laatste subvraag: Wat zijn de verschillen en

overeenkomsten tussen de commerciële regels en fiscale voorschriften en wat kan er in de toekomst verwacht worden? Dit laatste hoofdstuk vergelijkt de commerciële en fiscale

regels. Hierna kan worden besproken waar er nog onduidelijkheden zijn omtrent hedge accounting in de fiscaliteit. Afsluitend bespreekt de laatste paragraaf de

toekomstverwachting.

Het laatste hoofdstuk geeft de antwoorden op de subvragen weer. Vervolgens kan een conclusie worden getrokken door een antwoord te formuleren op de centrale vraag.

(8)

2. Derivaten en hedge accounting in de commerciële

jaarverslaggeving

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beantwoordt de eerste subvraag: Wat is de oorsprong van hedge

accounting en wat zijn de commerciële regels? De eerste paragraaf geeft een korte

toelichting over derivaten en het gebruik van derivaten. Vervolgens wordt in de tweede paragraaf de oorsprong van hedge-accounting besproken. Dit wordt gedaan door de ontwikkeling van de jaarverslaggevingsregels te beschrijven en vervolgens de doelen van de jaarverslaggeving toe te lichten. De vierde paragraaf gaat in op alle belangrijke regels die er zijn omtrent hedge-accounting. De laatste paragraaf beschrijft de kritiek op IAS 39 en bespreekt vervolgens de belangrijkste wijzigingen in de nieuwe standaard, IFRS 9.

2.2 Derivaten en het doel van derivaten

Derivaten zijn financiële contracten waarvan de waarde bepaald wordt door een ander activa of passiva. De waarde wordt ‘derived’ van een ander vermogensbestandsdeel. Een voorbeeld van een derivaat is een olie future. De waarde van een olie future contract wordt grotendeels bepaald door de huidige prijs van olie. Een ander voorbeeld is een call optie. De waarde van een dergelijke optie hangt grotendeels af van de aandelenprijs.

Er zijn verschillende soorten derivaten. De meest gebruikte zijn futures, swaps en opties. Deze worden nu kort besproken. Futures zijn contracten waarin de afspraak wordt gemaakt een activa te kopen of verkopen in de toekomst voor een afgesproken prijs. Je kan bijvoorbeeld op 1 maart een olie future voor 1 augustus kopen voor 100 dollar per vat. Je hebt dan de verplichting op 1 augustus 1000 vaten olie te kopen voor 100 dollar per vat. Een olie contract gaat standaard over 1000 vaten (Hull, chapter 3, 2012).

Bij swaps ruilen twee ondernemingen hun cash-flows. Stel: BV A heeft een lening van 100.000 euro met een vaste rente van 5% en BV B heeft een lening van 100.000 euro met een variabele rente. Als de BV’s vervolgens een swap aangaan heeft BV A nu een lening met een variabele rente en BV B een verplichting met een vaste rente. Ze hebben eigenlijk de uitgaande cash-flow, in dit geval renteverplichting, geruild met elkaar. Dit is een voorbeeld van een lening, maar hetzelfde kan gedaan worden met twee vorderingen (Hull, chapter 7, 2012).

(9)

Het laatste type derivaat is de optie. Er zijn tientallen variaties op opties, maar de twee meest gebruikte zijn de call- en de put optie. Een call optie geeft je de optie een aandeel te kopen voor een afgesproken prijs op een afgesproken datum. Een put optie geeft je de mogelijkheid een aandeel te verkopen voor een afgesproken prijs op een afgesproken datum. Neem een call optie op Shell voor 50 euro op 1 augustus. De koper van deze optie heeft de mogelijkheid op 1 augustus een aandeel Shell te kopen voor 50 euro. Dit doet de koper alleen als de prijs van een aandeel boven de 50 euro ligt. Met een put optie heeft de koper de mogelijkheid een aandeel te verkopen voor 50 euro op 1 augustus. Dit doet een koper uiteraard alleen als de prijs van een aandeel Shell onder de 50 euro ligt (Hull, chapter 9, 2012). Naast deze drie veelgebruikte derivaten zijn er nog honderden andere variaties. Het gaat dit onderzoek te buiten deze te bespreken.

Derivaten zijn dus financiële contracten, waarvan de waarde afhangt van een vermogensbestandsdeel. Hierdoor zijn ze uitermate geschikt om risico’s af te dekken. Een olie future kan bijvoorbeeld goed gebruikt worden door luchtvaartmaatschappijen. Door futures te kopen weten ze vooraf hoe duur hun kerosine in een paar maanden is. Hierop kunnen luchtvaartmaatschappijen vervolgens de prijzen van hun tickets baseren. Op deze wijze lopen ze geen enkel risico door fluctuerende olieprijzen. Swaps kunnen gebruikt worden om een risicovolle variabele rente om te ruilen in een zekere vaste rente. Opties kunnen gebruikt worden om de risico’s van aandelen in te dammen. Door het kopen van put opties elimineer je het risico dat jouw aandelen beneden een

bepaalde prijs zakken.

Naast het gebruik van derivaten om risico’s te beperken, kunnen derivaten ook gebruikt worden om te speculeren. Investeerders gebruiken dan de derivaten om een bepaalde positie te creëren en niet om risico’s te vermijden. Een investeerder die gelooft dat de olieprijs zal stijgen, kan oliefutures kopen. Bij een stijgende prijs van olie kan hij vervolgens zijn futures contract verkopen met winst. Opties kunnen daarnaast goed gebruikt worden om te wedden op een bepaalde richting van aandelenprijzen.

Welke van de twee gebruiken, hedging of speculatie, het meest in de praktijk voorkomt is onderwerp van discussie. In een recente paper van Chernenko en

Faulkender (2012) is het gebruik van swaps onderzocht. De auteurs vinden als resultaat dat beide vormen van gebruik evenredig voorkomen. Speculatie komt vaker voor als het management bepaalde doelen moet halen. Swaps kunnen op een redelijk

voorspelbare wijze inkomsten beïnvloeden. Als het management een bepaalde

winstverwachting moet halen, kunnen swaps gebruikt worden om de winst tijdelijk op te hogen.

(10)

2.3 De oorsprong van hedge accounting

Zoals in de vorige paragraaf is toegelicht, worden derivaten regelmatig gebruikt in combinatie met een ander vermogensbestandsdeel. Op deze wijze creëert de

ondernemer een risicoloze positie. Het derivaat en vermogensbestandsdeel horen bij elkaar. Dit vindt ook toepassing in de jaarverslaggeving, waar hedge accounting uiting geeft aan de combinatie van het derivaat en het vermogensbestandsdeel.

De jaarverslaggevingsregels betreft hedge accounting zijn zeer uitgebreid en verdeeld in de internationale standaard, IFRS, en een Nederlandse richtlijn.

Beursgenoteerde onderneming zijn verplicht de jaarrekening op te maken aan de hand van IFRS (Verordening nr. 1606/2002). Dit onderzoek focust op de fiscale behandeling van derivaten en derivaten worden voornamelijk gebruik door grote ondernemingen. Daarom wordt in dit onderzoek alleen de internationale standaard behandeld en niet de Nederlandse richtlijn.

De ontwikkeling van een internationale accounting standaard is begonnen in de loop van de jaren 60. Door het groeien van de internationale handel en het ontstaan van een gemeenschappelijke kapitaalmarkt ontstond tegelijkertijd de behoefte aan

harmonisering van de jaarverslaggevingsregels. De Europese Economische

Gemeenschap (EEG) materialiseerde deze behoefte pas eind jaren 70 met een EEG-richtlijn. De richtlijn miste echter inhoud door het grote aantal compromissen. In dezelfde periode begonnen accountantsorganisaties in zes landen met het opstellen van eigen richtlijnen via het International Accounting Standards Committee (IASC). Deze richtlijnen werden niet verplicht, maar veel landen baseerden hun nationale regels wel op deze richtlijnen. De eerste grote stap naar een internationale standaard werd gezet in 1995 toen de EU besloot dat bij een gemeenschappelijke markt gezamenlijke

jaarverslaggevingsregels horen. De EU nam de standaarden over van het IASC en hervormde het IASC om de onafhankelijkheid te bevorderen. De oude overgenomen standaarden heten IAS. De afgelopen jaren is het nieuwe bestuur de standaarden aan het vernieuwen en vervangen. Deze nieuwe standaarden worden aangeduid met IFRS (Van der Tas, 2010). IAS 39 is de huidige hedge accounting standaard. De nieuwe standaard, IFRS 9, is vorig jaar gepubliceerd. IAS 39 is nog steeds in gebruik, omdat IFRS 9 nog niet is goedgekeurd door de Europese commissie (Manschot, 2013, p. 20). Een van de redenen hiervoor is dat IFRS 9 nog niet compleet is. In IFRS 9 zit niet alleen hedge accounting, maar ook bijvoorbeeld bijzondere waardeveranderingen van financiële instrumenten. Dit deel is nog niet af, waardoor IFRS 9 nog niet kan worden

goedgekeurd. De wijzigingen in de nieuwe standaard zijn beperkt (KPMG, 2013).

(11)

In het raamwerk van IFRS staan de belangrijkste doelen van financiële

verslaggeving. De financiële verslaggeving moet informatie geven over het bedrijf zodat investeerders en crediteurs weloverwogen beslissingen kunnen maken over het

beschikbaar maken van middelen aan het bedrijf (Framework, OB2, 2010). In de overige 21 ‘objectives’ staat wat de IASC met IFRS wil bereiken en voor welke doelgroep de financiële verslaggeving het meest geschikt is.

Om deze doelen te bereiken houdt IFRS zich aan twee belangrijke beginselen. Het is eerste beginsel is dat de verslaggeving wordt geschreven met behulp van ‘accrual accounting’. Accrual accounting houdt in dat transacties en andere feiten en

omstandigheden in de periode worden gerapporteerd waar ze betrekking op hebben. Ook als de betaling in een andere periode plaatsvindt. Op deze wijze ontstaat er een beter beeld over de prestaties van het bedrijf, dan als er alleen naar het ontvangen van liquide middelen zou worden gekeken. Een simpel voorbeeld is de aankoop van een gebouw. Dit wordt niet ineens als kosten opgevoerd, maar geleidelijk afgeschreven over de periode van gebruik. Het tweede beginsel is dat de verslaggeving is gebaseerd op de gedachte dat het bedrijf blijft opereren in de nabije toekomst. Dit wordt het

continuïteitsbeginsel genoemd. Als dit niet het geval is, moet de jaarrekening op een andere manier worden opgesteld. Activa zonder verkoopwaarde dienen bijvoorbeeld anders te worden gewaardeerd (Technical summary, 2013).

Naast de doelen en beginselen zijn er nog kwalitatieve kenmerken die van belang zijn voor de jaarverslaggeving. De informatie moet relevant en betrouwbaar zijn. Daarnaast wordt het nut van de verslaggeving vergroot als het vergelijkbaar,

verifieerbaar, tijdig en begrijpelijk is (Technical summary, 2013).

Deze doelen, beginselen en kwalitatieve kenmerken zijn van belang om het nut van hedge accounting te begrijpen. Als het vermogensbestandsdeel en het derivaat niet op dezelfde wijze worden gewaardeerd, ontstaat er een vertekend beeld van de staat van het bedrijf. Er kan op twee manieren een verkeerd beeld worden gecreëerd. Ten eerste als het derivaat en het vermogensbestandsdeel op verschillende wijze worden gewaardeerd. Als het derivaat op reële waarde wordt gewaardeerd en het

vermogensbestandsdeel op historische kostprijs, komt er een verkeerde waarde van het totaal tot stand. Stel dat de waarde van het derivaat zich precies tegenovergesteld beweegt ten opzichte van de waarde van het vermogensbestandsdeel. Bij een dalende prijs van het vermogensbestandsdeel stijgt de reële waarde van het derivaat. Zonder hedge accounting zou nu winst worden verantwoord die eigenlijk niet gemaakt is, aangezien het totaal niet in waarde is veranderd. Hedge accounting zorgt voor een samenhangende waardering waardoor dit probleem niet mogelijk is. De tweede

(12)

mogelijkheid voor een onjuiste weergave ontstaat als er een verschil in timing zit tussen het derivaat en het vermogensbestandsdeel. Als het derivaat bijvoorbeeld eerder wordt aangekocht dan het vermogensbestandsdeel, kunnen winsten of verliezen worden verantwoord die feitelijk niet geleden zijn.

Deze twee mogelijkheden voor een onevenwicht beeld zijn de reden geweest om hedge accounting te introduceren. Bij hedge accounting worden het derivaat en het vermogensbestandsdeel samen gewaardeerd. Op deze wijze ontstaat er nooit een missmatch in de jaarrekening. Dit is nodig om de doelen die IFRS beoogd te bereiken. Zo ontstaat een betrouwbaar beeld voor potentiele investeerders en kunnen derivaten niet leiden tot winsten of verliezen die feitelijk afwezig zijn.

2.4 Hedge accounting in de jaarverslaggeving

Deze paragraaf bespreekt alle belangrijke regels rond hedge-accounting. Zoals al eerder is toegelicht is er recentelijk een nieuwe standaard gelanceerd genaamd IFRS 9, die in de toekomst de huidige standaard, IAS 39, moet vervangen. IFRS 9 is op dit moment echter nog niet van toepassing. Daarom behandelt dit onderzoek de oude standaard, IAS 39. De laatste subparagraaf van dit hoofdstuk behandelt de kritiek op huidige standaard IAS 39 en bespreekt enkele opvallende wijzigingen in de nieuwe standaard, IFRS 9.

In dit onderzoek is tot nu toe gesproken over derivaten en het

vermogensbestandsdeel. In IAS 39 wordt het derivaat ‘hedging instrument’ genoemd en het vermogensbestandsdeel ‘hedged item’. Voor de duidelijkheid worden deze definities vanaf nu overgenomen.

2.4.1 Type hedges

In het algemeen worden hedging instruments gewaardeerd tegen reële waarde en hedged items tegen kostprijs. Dit leidt tot een verkeerd beeld, waardoor hedge accounting is toegevoegd aan de jaarverslaggevingsregels. Er zijn twee belangrijke vormen van hedge-accounting: een fair value hedge en een cash flow hedge (IAS 39.86). Bij een fair value hedge wordt het hedging instrument op de normale wijze

gewaardeerd, dus op reële waarde. Het hedged item wordt daarnaast ook tegen reële waarde gewaardeerd als de verandering in waarde gekoppeld kan worden aan de hedge. Nu worden zowel het hedging instrument als het hedged item op reële waarde

gewaardeerd zover het de hedge betreft. Bij een cash flow hedge wordt het hedging instrument wel op reële waarde gewaardeerd, maar wordt de verandering in de waarde niet gelijk verantwoord in de winst- en verliesrekening. De verandering wordt

(13)

opgenomen in het eigen vermogen totdat de kasstroom van het hedged item de winst beïnvloedt. Op dat moment wordt ook de verandering in de reële waarde van het hedging instrument naar de winst- en verliesrekening gebracht. Op deze wijze beïnvloeden het hedging instrument en hedged item de winst in dezelfde periode (Niekel, 2010, p. 4).

2.4.2 Voorwaarden hedge accounting

In de jaarverslaggeving is hedge-accounting een keuzemogelijkheid. Dit brengt echter wel met zich dat er belangrijke voorwaarden zijn. Anders zouden bedrijven misbruik kunnen maken van de optie die hun gegeven wordt. In IAS 39.88 worden vijf condities genoemd waar aan voldaan moet worden, voordat hedge accounting mag worden toegepast op een hedge relatie:

1. Bij aanvang van de hedge moet worden gedocumenteerd wat de hedge relatie inhoudt en wat het doel en de strategie is van het risicomanagement.

2. De hedge moet waarschijnlijk zeer effectief zijn. Dit houdt in dat de hedge de verandering in waarde van het hedged item moet neutraliseren.

3. Bij een cash flow hedge van een toekomstige transactie, moet deze transacties zeer waarschijnlijk zijn en invloed hebben op de winst.

4. De effectiviteit van de hedge moet betrouwbaar kunnen worden gemeten. 5. Tot slot moet de hedge continu worden beoordeeld op effectiviteit.

Dit zijn uitgebreide en, in mijn ogen, terechte eisen aan de jaarverslaggeving. Vooral de documentatie zorgt ervoor dat bedrijven moeilijk de winst kunnen beïnvloeden door te spelen met hedging instruments.

De tweede eis die wordt gesteld, behoeft een wat diepere uitleg. De hedge moet waarschijnlijk zeer effectief zijn. Effectief is een vaag begrip en daarom is deze eis uitgewerkt in de appendix (IAS 39 AG105). Een hedge wordt als zeer effectief beschouwd als aan de twee volgende eisen wordt voldaan:

1. Bij aanvang van de hedge en in latere periodes moet worden verwacht dat de hedge zeer effectief de waardeverandering van het hedged item compenseert. Deze verwachting kan worden gedemonstreerd door vroegere correlaties te vergelijken.

2. Het daadwerkelijke resultaat van de hedge moet tussen de 80% en 125% liggen. Dus de verhouding tussen het verlies en winst van het instrument en item moet tussen de 80% en 125% liggen. Dit moet worden verwacht en daarnaast moet

(14)

het ook achteraf blijken te kloppen. De verwachting noem je een prospectieve toets en achteraf analyseren een retrospectieve toets.

De retrospectieve toets is gemakkelijk uit te voeren. Je kan de verhouding achteraf makkelijk berekenen. Stel: het instrument stijgt 10% in waarde en het item daalt 10% in waarde. De verhouding is dan 110/110 is 1, ofwel 100%. Dit zou een perfecte hedge zijn (Niekel, 2010, p. 6). De prospectieve toets is echter moeilijker tot uitvoering te brengen. In IAS 39.AG107 wordt alleen toegelicht dat de methode voor de prospectieve toets moet afhangen van de risicobeheersingsstrategie. Het voorspellen zonder enige vorm van bewijs zou zeer willekeurig zijn, dus kiest men vaak voor een regressieanalyse. Bij een regressieanalyse wordt gebruik gemaakt van historische gegevens om een

betrouwbare voorspelling te maken van de nabije toekomst. Met behulp van een dergelijke analyse kan worden bepaald of te verwachten is dat de hedge relatie zich in de 80-125 bandbreedte bevindt.

De hedge relatie moet waarschijnlijk zeer effectief zijn. Nu is toegelicht wat effectiviteit inhoudt is nog onduidelijk wat waarschijnlijk betekent. Dit is niet expliciet in IAS 39 uitgewerkt, maar de R2 uit de regressieanalyse is een goede maatstaf voor de betrouwbaarheid. De R2 geeft aan hoeveel van de variatie wordt verklaard door de regressielijn. Een R2 van rond de 0.8 wordt geaccepteerd als een betrouwbare verwachting. Op deze wijze komt ‘waarschijnlijk’ terug in het bepalen van een hedge relatie (Niekel, 2010, p.9). Na deze algemene opmerking die betrekking hebben op hedge accounting worden nu enkele specifieke onderdelen uitgelicht.

2.4.3 Hedging met opties

Het eerste punt is de gesplitste waarde van opties. Opties hebben een intrinsieke waarde en een tijdswaarde. De intrinsieke waarde is de waarde van de optie, alsof je hem op dat moment kan uitoefenen. De tijdswaarde is afhankelijk van de duur van het optiecontract en kan nooit negatief zijn. De combinatie van deze twee geven de optiewaarde. Een probleem dat kan ontstaan is dat de tijdswaarde ervoor zorgt dat de effectiviteit moeilijk bepaalbaar is. Een optie die ver out-the-money is heeft een lage correlatie met het hedged item en daarmee een te lage effectiviteit. Om dit probleem te omzeilen mag in IAS 39 de waarde worden gesplitst en mag de effectiviteit worden bepaald naar de intrinsieke waarde, alsof the optie in-the-money is (IAS 39.74).

(15)

2.4.4 Verschillende prijsrisico’s

Het tweede punt dat wordt besproken zijn verschillende prijsrisico’s in een vermogensbestandsdeel. Neem een autofabrikant die een voorraad auto’s in zijn magazijn heeft staan. Om zich tegen prijswijzigingen te beschermen koopt hij staal futures. Alleen heeft de staalprijs slechts een kleine invloed op prijswijzigingen van de auto. Andere factoren zijn bijvoorbeeld reclame, economisch klimaat, andere

inkoopmaterialen en concurrentie. Het verband tussen de staal future en de prijs van de auto kan nooit goed bepaald worden en daarom is het onmogelijk om hedge accounting toe te passen. In IAS 39 is bepaald dat hedge accounting alleen mag worden toegepast op een afzonderlijk prijsrisico, in dit voorbeeld staal, als dit risico afzonderlijk

bepaalbaar is. Bij niet-financiële vermogensbestandsdelen, zoals een auto, is dit nooit mogelijk. Bij financiële activa is dit echter dikwijls wel mogelijk. Een swap heeft

bijvoorbeeld een renterisico en een kredietrisico. Het renterisico kan redelijk eenvoudig worden afgesplitst en vervolgens kan dan de effectiviteit van het hedge instrument worden berekend. Prijsrisico’s kunnen dus alleen bij financiële activa worden gesplitst (Niekel, 2010, p. 15).

2.4.5 Ineffectiviteit

Het derde onderwerp is de ineffectiviteit van een hedge. Als retrospectief blijkt dat een hedge ineffectief was moet de hedge relatie worden beëindigd en moet het

ongerealiseerde resultaat gewoon worden verantwoord in de winst- en verliesrekening. Als prospectief blijkt dat de hedge ineffectief zal zijn wordt de hedge beëindigd (IAS 39 AG113). Het eindigen van de hedge heeft echter geen terugwerkende kracht. De boekwaarde van het hedged item wordt dus niet aangepast naar de oude kostprijs als een hedge eindigt (Niekel, 2010, p.17).

2.4.6 Anticiperende hedges

Een lastig fenomeen in zowel de jaarverslaggeving als de fiscale behandeling zijn anticiperende hedges. Bij een anticiperende hedge wordt het hedging instrument al aangekocht voordat het hedged item op de balans staat. In principe zou het dan onmogelijk zijn om hedge accounting toe te passen. De ongerealiseerde winst van het hedging instrument zou dan immers worden uitgesteld, wegens een verlies op een post die helemaal niet op de balans voorkomt. Desondanks heeft de IASB toch besloten hedge accounting bij anticiperende hedges toe te staan. Dit uit zich doordat de IAS een

(16)

‘forecasted transaction’ als hedged item toestaat (IAS 39 Definition 9). Hierbij moet het wel zeer aannemelijk zijn dat het hedged item in de nabije toekomst op de balans verschijnt (Niekel, 2010, p. 19).

2.4.7 Hedges in groepsverband

Het laatste punt dat dit hoofdstuk bespreekt zijn hedges in groepsverband. Hieronder vallen twee type hedges, hedges binnen een groep en macro hedges. Als twee entiteiten binnen een groep een lening of vordering op elkaar hebben, dan kan een entiteit

beslissen het risico te hedgen. Dit leidt echter niet tot hedge accounting in de jaarverslaggeving. Als de geconsolideerde jaarrekening wordt opgesteld, worden intercompany-transacties namelijk geëlimineerd. Hierdoor verdwijnen de

intercompany- schulden en vorderingen en is er geen sprake meer van een hedged item. Macro hedges zijn hedges waarbij het hedged instrument zich in een andere entiteit bevindt dan het hedged item. IAS 39 staat macro hedges niet expliciet toe. Het lijkt mij ook moeilijk te verantwoorden waarom het instrument en het item zich niet in dezelfde entiteit bevinden. Alleen groepen activa en passiva die hetzelfde risicoprofiel hebben mogen gezamenlijk beoordeeld worden voor hedge accounting (Niekel, 2010, p.12).

2.5 Kritiek op IAS 39 en de nieuwe standaard IFRS 9

De standaard IAS 39 heeft nogal wat kritiek over zich heen gekregen. Zo zouden er te veel regels zijn die niet samenhangen met het risicomanagement. De hoeveelheid aan regels maakt het niet alleen moeilijk hedge accounting toe te passen, het maakt het ook moeilijk om uit te leggen aan de eindgebruikers. De jaarrekening wordt opgesteld voor investeerders en crediteurs en hedge accounting moet een beter beeld geven van de staat van het bedrijf. Omdat hedge accounting teveel focust op een andere waardering, komt niet goed naar voren dat hedge accounting een middel is om het

risicomanagement goed in de jaarrekening naar voor te laten komen. Onder meer door deze kritiek is er een nieuwe standaard geschreven (Deloitte, 2012, p.2).

De nieuwe standaard IFRS 9 is in november 2013 gepubliceerd. Voorlopig mogen bedrijven nog kiezen tussen de oude en nieuwe standaard. Daar waar er toch enkele significante wijzigingen in de nieuwe standaard zijn doorgevoerd, bespreekt deze subparagraaf de nieuwe standaard.

De effectiviteitseis is grondig gewijzigd. De 80-125% bandbreedte is afgeschaft en als vervanging wordt de nadruk gelegd op het risicobeleid. Dit sluit ook aan op de

(17)

kritiek over IAS 39. Er wordt gekeken of een hedge past in het economisch beleid van de onderneming en niet meer of de hedge voldoet aan een statistische grootheid.

Bij verschillende prijsrisico’s mag nu ook bij niet-financiële

vermogensbestandsdelen een splitsing worden gemaakt in de prijsrisico’s. Dit was in IAS 39 nog niet toegestaan.

Als laatste zijn de eisen voor de documentatie nog verder aangescherpt. De documentatie moet uitgebreider en er wordt meer betekenisvolle informatie geëist (EY, 2013, p.3).

2.6 Subconclusie

Dit hoofdstuk heeft als doel een antwoord te formuleren op de subvraag: Wat is de

oorsprong van hedge accounting en wat zijn de commerciële regels? Nadat is uitgelegd

wat derivaten zijn, is de het probleem met het traditionele boekhouden toegelicht. Door verschillende waarderingen van derivaten en vermogensbestandsdelen worden er winsten en verliezen verantwoord die feitelijk niet geleden zijn. Hedge accounting zorgt voor een samenhangende waardering, waardoor er geen ongerealiseerde verliezen of winsten in de jaarrekening naar voren komen.

De jaarverslaggevingsregels van IAS 39 zijn zeer uitgebreid. De vijf condities waar aan moet worden voldaan zijn de basis van hedge accounting. De risicostrategie moet worden gedocumenteerd en daarnaast moet de effectiviteit van de hedge worden aangetoond. De effectiviteit moet zowel retrospectief als prospectief bepaald worden. Bij ineffectiviteit moet het hedge accounting worden stopgezet. De waarde van opties mag worden gesplitst om de effectiviteit te meten, de waarde van niet-financiële activa echter niet. Ten slotte zijn anticiperende hedges toegestaan, maar zijn macro hedges lastig te verantwoorden.

De nieuwe standaard IFRS 9 verlaat de 80-125% bandbreedte en richt zich veel meer op de risicostrategie. Daarnaast mogen prijsrisico’s van niet-financiële activa wel worden gesplitst.

(18)

3. De fiscale voorschriften rondom hedge accounting

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk behandelt hedge accounting in de fiscaliteit en beantwoordt de volgende subvraag: Hoe heeft de Hoge Raad invulling gegeven aan de voorschriften voor hedge

accounting in de fiscaliteit? De eerste paragraaf beschrijft de fiscale winstberekening in

het algemeen. Hiermee wordt gelijk de noodzaak van samenhangende waardering aangetoond. Vervolgens worden in de daarop volgende paragraaf de vier gewezen arresten besproken. Aan de hand van deze arresten ontstaat er een compleet beeld van hedge accounting in de fiscaliteit en kunnen de voorschriften worden toegelicht in de laatste paragraaf.

3.2 De basis principes van fiscale winstberekening

De fiscale jaarwinst wordt in Nederland bepaald in artikel 3.25 Wet IB 2001. De wetsbepaling stelt: “De in een kalenderjaar genoten winst wordt bepaald volgens goed

koopmansgebruik, met inachtneming van een bestendige gedragslijn die onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst. De bestendige gedragslijn kan alleen worden gewijzigd indien goed koopmansgebruik dit rechtvaardigt”. Het belangrijkste begrip in de

wetsbepaling is goed koopmansgebruik. De wetgever heeft dit begrip niet verder uitgewerkt. Hiermee is bewust gekozen de invulling van goed koopmansgebruik aan de rechter over te laten. Dit zorgt voor een open karakter van de fiscale winstbepaling, die zich kan aanpassen aan ontwikkelingen in de maatschappij. Dit heeft echter wel tot gevolg dat er inmiddels een enorme hoeveelheid jurisprudentie is ontstaan over de inhoud van goed koopmansgebruik (Doornebal, 2008).

Uit deze jurisprudentie is het mogelijk een aantal beginselen af te leiden die de Hoge Raad lijkt te volgen bij de invulling van het begrip goed koopmansgebruik. In de literatuur wordt gediscussieerd over de ordening van deze beginselen. Nu worden de beginselen kort besproken naar een ordening van Doornebal (2002):

1. Het realisatiebeginsel; Dit beginsel houdt in dat een bate pas als winst wordt verantwoord, wanneer de bate als gerealiseerd kan worden beschouwd. Bij goederen is dit moment uiterlijk de levering, bij diensten is dit moment het recht krijgen op een vergoeding.

(19)

2. Het matchingbeginsel; Als het moment van de bate is bepaald, moeten

vervolgens de kosten die aan deze bate gerelateerd zijn worden bepaald. Deze kosten moeten aan de baten gematched worden. Zo dienen de kosten van een machine niet in eenmaal genomen te worden, maar moeten de kosten door middel van afschrijving over de jaren verdeeld worden waarin de machine actief is en baten creëert.

3. Het voorzichtigheidsbeginsel; Vervolgens zijn er nog kosten in een jaar die niet gekoppeld kunnen worden aan baten. Deze lasten worden aan de jaren

toegerekend op basis van het voorzichtigheidsbeginsel. Dit betekent dat kosten genomen mogen worden zodra ze voorzienbaar zijn.

Deze eerste drie beginselen zijn de belangrijkste en worden de primaire goed koopmansgebruik beginselen genoemd. De volgende twee zijn secundaire beginselen:

4. Het realiteitsbeginsel; Dit beginsel houdt in dat het soms beter is de fiscale winst te bepalen aan de hand van de economische werkelijkheid in plaats van

juridische regels. Zo wordt een geleasede auto als bedrijfsmiddel gezien, waar er juridisch nog geen sprake is van eigendom.

5. Het eenvoudbeginsel; Het laatste beginsel houdt in dat de methode van

winstbepaling moet aansluiten bij de omvang van de onderneming. Zo hoeft een slager bijvoorbeeld geen gecompliceerde winstbepalingsmethode toe te passen. Deze beginselen komen veel terug in de jurisprudentie van de Hoge Raad en vormen de leidraad voor de fiscale winstberekening.

Het doel van de fiscale winstberekening verschilt van het doel van de

jaarrekening. De Belastingdienst is de enige gebruiker van de fiscale jaarwinst. Het doel van de fiscale winstberekening is dan ook simpelweg het bepalen van de belastbare winst. De wetten en jurisprudentie zijn verplichtingen en geen keuzes. De wetsartikelen en jurisprudentie moeten er samen voor zorgen dat het doel van de fiscale

winstberekening wordt behaald.

De standaardwaarderingen van derivaten en vermogensbestandsdelen in de fiscaliteit leiden tot een onjuiste uitkomst. De hoofdregel in de fiscaliteit is dat vermogensbestandsdelen, activa en passiva, afzonderlijk worden gewaardeerd. Dit wordt het ‘einzelbewertungsbeginsel’ genoemd. Een hedged item ofwel

vermogensbestandsdeel wordt gewaardeerd op kostprijs of lagere verkoopwaarde. Dit betekent dat bij een stijgende waarde de winst niet genomen hoeft te worden, wat in overeenstemming is met het realisatiebeginsel. Bij een dalende waarde mag het verlies echter wel worden verantwoord, dit is dan weer in overeenstemming met het

voorzichtigheidsbeginsel. Als het hedging instrument op dezelfde wijze zou worden

(20)

gewaardeerd, ontstaat er een onjuiste winstberekening. Neem als voorbeeld een hedged item dat 100% is gehedged met een hedging instrument. Dit betekent dat de

ondernemer nooit verlies of winst kan maken. In de fiscaliteit kan de ondernemer echter bij elke prijswijziging een verlies nemen. Het verlies op het ene, item of instrument, mag namelijk afgetrokken worden, maar de winst op het andere hoeft nog niet verantwoord te worden. Dit is uiteraard een ongewenste situatie en een gevolg van het

‘einzelbewertungsbeginsel’. Daarom is er voor gekozen bij hedging constructies af te zien van dit beginsel en te kiezen voor samenhangende waardering.

Alle regels rondom hedge accounting in de fiscaliteit komen voort uit de

jurisprudentie. Tot op heden zijn er vier uitgespraken geweest over hedge accounting en deze worden nu besproken.

3.3 Arresten

3.3.1 Hedgearrest

Het eerste arrest dat betrekking heeft op hedge accounting is het hedgearrest uit 2004 (nr. 37 893, BNB 2004/214). In dit arrest staat een ondernemer centraal die zowel een vordering als een even grote schuld in dollars heeft. De vordering heeft een looptijd van drie jaar en de schuld een looptijd van vijf jaar. Er worden twee rechtsvragen behandeld. Ten eerste of de schuld en vordering op actuele waarde gewaardeerd mogen worden op de balansdatum. Ten tweede of de schuld en vordering in samenhang moeten worden gewaardeerd. Op de eerste rechtsvraag antwoordde de Hoge Raad dat goed

koopmansgebruik toestaat dat vorderingen en schulden op actuele waarde worden gewaardeerd. De tweede vraag ging over hedge accounting en is hier dan ook

interessanter. Als de koers van de dollar wijzigt heeft dit gevolgen voor de waardes van de schuld en vordering. Bij een stijgende koers van de dollar stijgen de waardes van de vordering en de schuld die in euro’s zijn uitgedrukt even veel. Netto gezien is er geen vermogensmutatie. De Hoge Raad heeft dan ook besloten dat in het geval er geen vermogensmutatie kan optreden, doordat de schuld en vordering even groot zijn, de vordering en schuld gezamenlijk dienen te worden gewaardeerd. Hier spreekt de Hoge Raad over het geval dat er geen enkele vermogensmutatie mogelijk is, onduidelijk blijft dan ook wat er moet gebeuren als dit niet het geval is. Het Hof was overigens van mening dat er geen samenhangende waardering hoefde plaats te vinden, omdat de looptijden van de schuld en vordering niet overeenkwamen. Dat de looptijd van de schuld en vordering verschillen heeft volgens de Hoge Raad geen belang, omdat dit geen

(21)

invloed heeft op mutaties door koerswijzigingen. Dit laatste moet niet al te strikt genomen worden, want looptijdverschillen kunnen wel degelijk leiden tot diverse vermogensmutaties. Als de marktrente wijzigt heeft dit een groter effect op de schuld met de langere looptijd dan op de vordering (Bruins Slot, 2008).

3.3.2 Optiearrest

Het tweede arrest dat door de Hoge Raad is gewezen is het optiearrest uit 2007 (nr. 42 970, BNB 2008/26). Dit arrest gaat, zoals de naam al doet vermoeden, over de fiscale behandeling van opties. In het optiearrest oordeelt de Hoge Raad over een onderneming die call opties heeft geschreven over aandelen, die de onderneming al in zijn bezit heeft. Deze opties worden gedekt geschreven call opties genoemd. De Hoge Raad is van mening dat het verlies op de optieverplichting altijd wordt gedekt door de winst op de aandelen en dat er dus nooit een negatieve vermogensmutatie kan plaatsvinden bij een gedekt geschreven call. De optieverplichting en aandelen dienen dan ook gezamenlijk te worden gewaardeerd. Dit is naar mijn mening en de mening van Van Sonderen (2008) echter niet geheel juist. In het algemeen zal de waarde van de optieverplichting inderdaad veranderen door het veranderen van de aandelenprijs, maar er zijn ook andere redenen. Zo hebben de rentestand, volatiliteit, looptijd en dividenden allemaal invloed op de optieverplichting. Potentiële waardeveranderingen van de

optieverplichting worden dus niet altijd gedekt door de aandelen. Een tweede

kanttekening bij de uitspraak is dat de Hoge Raad hier een prijsstijging van het aandeel bespreekt, waardoor geen vermogensverlies ontstaat. Een prijsstijging van het aandeel zal namelijk nooit lager zijn dan het groter worden van de optieverplichting. Bij het dalen van het aandeel kan er echter wel een vermogensverlies ontstaan en hoe dit behandeld moet worden is niet duidelijk. De Hoge Raad heeft met deze uitspraak het hedgearrest verfijnd. Na het hedgearrest hoefde alleen samenhangend te worden gewaardeerd, wanneer er geen vermogensmutatie kan ontstaan. Na het optiearrest moet hedge accounting nu ook worden toegepast als er per saldo geen vermogensverlies ontstaat (Van Sonderen, 2008).

Interessant in deze casus is de conclusie van de Advocaat-Generaal (AG) Wattel. De AG bespreekt in zijn conclusie namelijk elementen uit de jaarverslaggeving. In paragraaf 1.2 stelt Wattel dat het wenselijk is dat de IFRS standaard als uitganspunt wordt genomen voor de fiscaliteit en dat vervolgens de wetgever aanpassingen kan maken daar waar wenselijk. Vervolgens bespreekt Wattel in paragraaf 4.2 de

effectiviteit van de hedge. Hij merkt op dat IAS 39 een correlatiegraad vereist van 80 tot

(22)

125%. Wattel is van mening dat een correlatiegraad van 90 tot 110% tot verplichting van hedge accounting zou moeten leiden. Goed koopmansverbruik verzet zich hier niet tegen. Dit is de eerste keer dat zo direct de vergelijking wordt getrokken met de

jaarverslaggeving en dit zet zich voort in het cacaobonenarrest.

3.3.3

Cacaobonenarrest

In 2009 wees de Hoge Raad voor de derde keer een arrest over hedge accounting (nr. 42 916, BNB 2009/271). Belanghebbende in deze zaak verwerkte cacaobonen tot

halffabricaten. De markt voor dit soort homogene goederen is zeer geschikt voor termijncontracten, zoals futures en forwards. Forwards zijn in principe hetzelfde als futures, maar moeilijker verhandelbaar. Future contracten zijn vaak gestandaardiseerd en daarom simpel te verhandelen in de markt. Futures worden daarom dikwijls gebruikt als een financieel hedging instrument. Bij futures vindt de daadwerkelijke levering dan ook niet plaats en wordt het contract afgekocht met liquide middelen. Forwards worden daarentegen meer gebruikt als echt inkoop- en verkoopcontract en worden regelmatig aangepast aan de wensen van beide partijen. Bij forwards vindt de levering van het onderliggende vermogensbestandsdeel in meeste gevallen plaats. Via termijncontracten kocht de belanghebbende zijn cacao en verkocht zijn geproduceerde halffabricaten. Omdat de contracten vaak niet op elkaar aansloten en er bijvoorbeeld al meer halffabricaten waren verkocht dan er cacao in huis was, liep de belanghebbende

prijsrisico’s. Deze risico’s dekte de ondernemer af via futures. In het geding was de wijze van waarderen. De cacaovoorraad waardeerde de ondernemer namelijk met behulp het ijzerenvoorraadstelsel. Bij stijgende prijzen betekent dit dat er geen winsten op de voorraad worden verantwoord, maar wel verliezen op de termijncontracten. Dit zorgt voor een onevenwichtige winstbepaling. De Hoge Raad besliste dat de ondernemer hedge accounting moest toepassen, zodat er geen ongerealiseerde verliezen genomen kunnen worden die gedekt worden door een ongerealiseerde winst.

De Hoge Raad oordeelde dat de termijncontracten en voorraad gezamenlijk moeten worden gewaardeerd als er aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet blijken dat het indekken van risico’s wordt beoogd. Dit kan worden aangetoond door de administratie, de jaarrekening en de economische doelstelling van de onderneming. Ten tweede moeten de risico’s in hoge mate beperkt zijn. Dit is het geval als verwacht wordt dat de waardeontwikkelingen van de verschillende posten correleren binnen een bandbreedte van 80 tot 125 procent. Om dit te toetsen kan worden gekeken naar het waardeverloop van de posten in het verleden en naar de aard van de contracten.

(23)

3.3.4 Marketmakerarrest

Het laatste arrest is een zeer recent arrest uit maart 2014 (nr. 12/02793, NJB 2014/743). In dit arrest is de belanghebbende een zogenaamde marketmaker. Een marketmaker neemt verschillende posities in zowel aandelen als derivaten. Hij probeert prijsverschillen te vinden tussen verschillende markten. Dit verschil eigent hij zichzelf toe via arbitrage. Arbitrage is het risicoloos profiteren van een missmatch in prijzen.

De marketmaker had een oude afspraak waarin hij alles zelfstandig mocht waarderen. Long posities (kopen van een financieel instrument) waardeerde hij op kostprijs of lagere marktwaarde. Short posities (verkopen van een financieel

instrument) waardeerde hij op ontvangen prijs of hogere marktwaarde. De inspecteur zegde deze afspraak op, waarna de marketmaker deze zaak begon.

De Hoge Raad oordeelt in lijn met de eerdere arresten dat als het

hedgingsoogmerk en de correlatie aanwezig zijn de gehele positie in samenhang moet worden gewaardeerd. Dat betekent dat het verkopen van posities alleen een verlies kan opleveren als hier geen ongerealiseerde winst tegenover staat. Er hoeft niet op actuele waarde te worden gewaardeerd (dit besliste het hof), omdat er niet standaard wordt voldaan aan de vereisten voor samenhangende waardering.

Nu alle arresten zijn besproken is het mogelijk een compleet beeld van de regels omtrent hedge accounting te verschaffen.

3.4 Regels omtrent hedge accounting in de fiscaliteit

Nu de arresten besproken zijn, kunnen de voorschriften rondom hedge accounting opgesomd worden. Al deze voorschriften komen voort uit de uitspraken van de Hoge Raad. Dezelfde punten die in hoofdstuk 2 zijn besproken, worden nu zover het kan behandeld.

3.4.1 Hedge accounting

Bij hedge accounting in de fiscaliteit worden het hedged item en hedging instrument gezamenlijk gewaardeerd. Vervolgens wordt de gezamenlijke positie gewaardeerd op kostprijs of lagere verkoopwaarde. Dit kan het best verduidelijkt worden door middel van een voorbeeld. In dit voorbeeld is sprake van een imperfecte hedge waar het hedging instrument slechts 80% van de prijsveranderingen van het hedged item neutraliseert. De basisprijs van beide is 100 euro. Stel het hedged item daalt 20% in waarde naar 80 euro. Hierdoor stijgt het hedging instrument 16% in waarde naar 116

(24)

euro. De gezamenlijke positie is nu 196 euro waard. Hierdoor mag een verlies worden verantwoord van 4 euro. In het omgekeerde geval is de positie gezamenlijk 204 euro waard. Hier mag op basis van het realisatiebeginsel de kostprijs van 200 euro worden aangehouden. Er hoeft dus nog geen winst genomen te worden.

3.4.2 Effectiviteit

In het cacaobonenarrest heeft de Hoge Raad besloten dat hedge accounting verplicht is als verwacht wordt dat de waardeontwikkelingen van het hedge item en hedging instrument correleren binnen een bandbreedte van 80 tot 125%. Deze correlatie moet hoogstwaarschijnlijk zijn. De Hoge Raad noemt in zijn uitspraak alleen de verwachting. Dit betekent dat alleen een prospectieve toets is vereist en geen retrospectieve toets. Als wordt verwacht dat de effectiviteit gehaald wordt, maar dit achteraf niet blijkt te

kloppen, heeft dit geen gevolgen. Wel zal het dan moeilijker, maar niet onmogelijk, worden te beweren dat volgend jaar wel aan de effectiviteitseis zal worden voldaan. De effectiviteit zal moeten worden geschat en hierbij kan volgens de Hoge Raad gekeken worden naar het waardeverloop van de posten in het verleden en naar de aard van het dekkingscontract. Het waardeverloop van de posten in het verleden kan een

betrouwbare bron zijn voor de toekomstverwachting, maar dit is echter niet altijd het geval. Daarom zal altijd de verwachting het belangrijkst zijn, maar mag deze

ondersteund worden door informatie uit het verleden (Bruins Slot, 2009). De aard van het contract kan een hele duidelijke correlatieverwachting geven. Een future correleert bijvoorbeeld altijd 100% met het onderliggende vermogensbestandsdeel.

Naast de verwachting heeft de Hoge Raad de term ‘hoogstwaarschijnlijk’ gebruikt. Deze term is niet verder uitgelegd en heeft dus vooralsnog geen kwantitatieve inhoud (Niekel, 2010, p.9).

3.4.3 Hedging met opties

Zoals al eerder is vermeld kan het lastig zijn de effectiviteit te bepalen bij opties. Opties die out-of-the-money zijn, die een intrinsieke waarde hebben van nul, correleren

namelijk nauwelijks meer met het aandeel zelf. Hierdoor voldoen deze opties niet aan de effectiviteitseis. Bruins Slot (2009) is daarom van mening dat deze eis niet kan gelden voor opties, omdat opties vaak niet kunnen voldoen aan dit criterium. Niekel (2009) is echter van mening dat opties wel aan deze eis kunnen voldoen. Opties worden gebruikt om een eenzijdig risico af te dekken. Stel een belegger heeft aandelen Apple en wil het neerwaartse risico afdekken met put opties. Als de aandelen sterk in prijs stijgen

(25)

worden de put opties waardeloos en correleert de optie niet meer met het aandeel Apple. Maar de optie was juist gekocht om het risico op een prijsdaling te vermijden. Als het aandeel daalt, stijgt de optie sterk in waarde. Hier correleert de optie dus wel met het aandeel. Niekel is van mening dat bij bepaling van de effectiviteit moet worden gekeken naar het doel van de optie. Bij een put optie moet dus worden gekeken of de optie sterk correleert als het aandeel daalt en bij een call optie als het aandeel stijgt. Op deze wijze kunnen opties gewoon voldoen aan de effectiviteitseis. Niekel onderbouwt zijn mening door te stellen dat de Hoge Raad dit misschien wel bedoelde met de zinsnede ‘aard van het dekkingscontract’.

3.4.4 Verschillende prijsrisico’s

Bij de waardering van goederen wordt uitgegaan van het geheel. Goed

koopmansgebruik staat niet toe iets af te waarderen door slechts naar één component van het geheel te kijken. In principe zou het dus lastig moeten zijn waardemutaties van cacaohalffabrikaten terug te leiden naar alleen cacao. Toch besliste de Hoge Raad dat de ondernemer hedge accounting moest toepassen. Het is niet helemaal duidelijk wat de lijn van de Hoge Raad is betreffende verschillende prijsrisico’s, omdat cacao en

cacaohalffabrikaten wel zeer sterk correleren. Twee vermogensbestandsdelen die veel minder correleren, zoals het eerder genoemde auto en staal voorbeeld, kunnen naar mijn mening nooit voldoen aan de eisen voor hedge accounting.

Daarnaast is het nog mogelijk dat er verschillende risico’s worden gehedged. Zo kunnen buitenlandse aandelen worden gehedged met zowel opties als valutafutures. Dan hedged de ondernemer zowel de prijsrisico’s als de valutarisico’s. De vraag kan vervolgens zijn of het valutaresultaat dan ook weer in samenhang met het prijsresultaat moet worden gesaldeerd. Niekel (2009, p. 16) is van mening dat al voldoende aan het realisatiebeginsel is voldaan door hedge accounting toe te passen op de afzonderlijke risico’s. Ik deel dezelfde mening als Niekel. Als alles telkens in samenhang moet worden gewaardeerd verliest het voorzichtigheidsbeginsel zijn kracht, daarnaast loop je het gevaar dat ondernemers afzien van hedging en liever het risico lopen.

3.4.5 Ineffectiviteit

Zoals al eerder is vermeld, is er in de fiscaliteit alleen een prospectieve toets. Als achteraf blijkt dat een hedge ineffectief was, dan is er of een ongerealiseerd verlies of een ongerealiseerde winst. In overeenstemming met de beginselen hoeft in een dergelijk geval alleen een ongerealiseerd verlies in aanmerking te worden genomen.

(26)

Als prospectief blijkt dat een hedge volgend jaar niet meer effectief zal zijn, moet de hedge verbroken worden. De Hoge Raad is nog niet duidelijk geweest hoe het hedged item en hedging instrument vervolgens gewaardeerd moeten worden. Er zijn twee opties. Ze kunnen weer op de kostprijs worden teruggezet die ze hadden voor de hedge werd aangevangen of de posities worden geherwaardeerd op de huidige waardes. Bij de tweede optie begint de belastingplichtige als het ware opnieuw met nieuwe kostprijzen (Niekel, 2010, p. 18).

3.4.6 Anticiperende hedges

Anticiperende hedges zijn in de fiscaliteit net zo lastig als in de jaarverslaggeving. Het is moeilijk een hedging instrument te koppelen aan een hedged item dat nog niet in het bezit van de onderneming is. Niekel (2010, p. 19) is van mening dat goed

koopmansgebruik toestaat het resultaat van het instrument door te schuiven in de kostprijs van het hedged item. Dit kan alleen zolang het resultaat op het instrument nog niet wordt gerealiseerd. Bij tussentijdse realisatie is het onmogelijk hedge accounting toe te passen en het resultaat te parkeren, omdat dat tegen alle goed koopmansgebruik beginselen ingaat. Er zou kunnen worden gesteld dat via het matchingbeginsel het resultaat in een passiefpost mag worden opgenomen. Het matchingbeginsel gaat echter over het matchen van kosten aan baten. Hedging instruments kunnen zowel kosten als baten opleveren en dus gaat het matchingbeginsel niet op.

3.4.7 Hedges in groepsverband

Het laatste dat besproken wordt zijn de hedges in groepsverband. Als het hedging instrument en het hedged item zich niet in dezelfde vennootschap bevinden, kan er geen sprake zijn van hedge accounting. De vennootschappen worden namelijk afzonderlijk belast voor de vennootschapsbelasting. Dit geldt alleen niet als de vennootschappen in een fiscale eenheid zitten.

Niekel (2010, p. 13) oppert dat het interne risicomanagement beleid van belang moet zijn voor het bepalen van een samenhangende waardering. Hij meent dat er een oplossing gezocht moet worden, waardoor er toch rekening wordt gehouden met hedging bij het bepalen van de fiscale winst.

(27)

3.5 Subconclusie

Het doel van dit hoofdstuk is een antwoord te formuleren op de volgende subvraag: Hoe heeft de Hoge Raad invulling gegeven aan de voorschriften voor hedge accounting in de fiscaliteit?

Eerst is een paragraaf gewijd aan de fiscale winstberekening en goed

koopmansgebruik. Een combinatie van het realisatiebeginsel en het eenvoudsbeginsel zorgen voor een onevenwichtige belastingheffing bij bedrijven die hedgen. Hedge accounting is de oplossing voor dit probleem. Op deze wijze worden geen

ongerealiseerde verliezen verantwoord die niet geleden zijn. De Hoge Raad heeft inmiddels vier arresten gewezen over hedge accounting. Deze zijn in de tweede paragraaf besproken.

Hedge accounting is verplicht als aan twee voorwaarden voldaan. De hedge moet ten eerste prospectief effectief zijn voor 80 tot 125%. Daarnaast moet de hedge beoogd zijn. Dit kan blijken uit de jaarverslaggeving. Hoe de effectiviteit bij opties moet worden bepaald is niet geheel duidelijk. Naar mijn mening moet de effectiviteit bepaald worden alsof de optie in-the-money is. Bij verschillende prijsrisico’s kan de effectiviteit alleen bepaald worden, als één prijsrisico gescheiden kan worden. Bij cacao en

cacaohalffabrikaten kan dit nog, maar er zijn heel veel situaties denkbaar waarin dit onmogelijk is. Ineffectiviteit heeft alleen gevolgen voor de toekomst. Het hedge accounting wordt verbroken en er wordt vervolgens gewaardeerd naar de goed koopmansgebruik beginselen. Anticiperende hedges zijn nog niet behandeld door de Hoge Raad. Goed koopmansgebruik zou het toe moeten laten, maar vooralsnog is dit niet bevestigd. Als laatste is hedge accounting in groepsverband niet mogelijk, omdat elke vennootschap afzonderlijk belast wordt. Dit lijkt mij een onwenselijke situatie en zal naar mijn mening moeten worden aangepast.

(28)

4. Vergelijking tussen de commerciële en fiscale hedge

accounting regels

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk moet een antwoord bieden op de volgende subvraag: Wat zijn de

verschillen en overeenkomsten tussen de commerciële regels en fiscale voorschriften en wat kan er in de toekomst verwacht worden? In de eerste paragraaf worden de

overeenkomsten tussen de jaarrekeningregels en fiscale voorschriften opgesomd. Vervolgens worden de verschillen besproken. In de daaropvolgende paragraaf worden de onduidelijkheden in de fiscaliteit beschreven. Dit zijn de vragen die nog niet door de Hoge Raad zijn beantwoord. Afsluitend wordt de toekomst van hedge accounting in de fiscaliteit behandeld.

4.2 Overeenkomsten

Hedge accounting was veel eerder een vast onderdeel in de jaarverslaggeving dan in de fiscaliteit. Daarom is hedge accounting in de jaarverslaggeving veel verder ontwikkeld. De Hoge Raad heeft op sommige punten de jaarverslaggeving als voorbeeld gebruikt bij het formuleren van voorschriften voor hedge accounting. AG Wattel heeft in het

optiearrest voor het eerst de jaarverslaggeving in zijn conclusie genoemd. Hij achtte het wenselijk de jaarverslaggeving te volgen in de fiscaliteit en het aan te passen daar waar nodig. Hier adviseerde de AG ook al de effectiviteitseis van IAS 39 in een versterkte vorm over te nemen. In het belangrijke cacaobonenarrest heeft de Hoge Raad er ook daadwerkelijk voor gekozen de correlatiegraad van 80 tot 125% over te nemen uit de jaarverslaggeving. In zowel de jaarverslaggeving als de fiscaliteit moet deze correlatie in de toekomst verwacht worden en waarschijnlijk zijn. Een zogenaamde prospectieve toets moet hier uitsluitsel over geven. Historische data moet vaak gebruikt worden om een realistische toekomstverwachting te kunnen geven. Een hoge R2 duidt op een betrouwbare schatting en kan uiting geven aan het vereiste van waarschijnlijkheid. Dit laatste is echter nooit in de jaarverslaggeving of de fiscaliteit bevestigd. Het overnemen van de correlatiegraad uit de jaarverslaggeving is een van de hoofdredenen om een vergelijking te maken tussen de jaarverslaggeving en de fiscaliteit. De effectiviteitseis is de belangrijkste overeenkomst maar hier volgen nog enkele andere overeenkomsten.

Naast deze correlatiegraad is het ook nodig dat de hedge beoogd is. In de jaarverslaggeving is dit de eerste eis waar aan voldaan moet worden voor hedge

(29)

accounting. De hedge moet gedocumenteerd worden en goed passen in het risicobeleid. Deze eis is gesteld zodat niet zomaar allerlei gecorreleerde zaken als hedges worden verantwoord. In de fiscaliteit is het hedgingsoogmerk naast de effectiviteitseis als één van de voorwaarden voor hedge accounting geformuleerd in het cacaobonenarrest. Dit oogmerk kan worden bevestigd met behulp van de administratie, de jaarrekening en de economische doolstellingen. Het hedgingsoogmerk is zowel in het cacaobonenarrest als het marketmakerarrest bevestigd.

Bij het hedgen met opties kan de effectiviteitseis soms moeilijk gehaald worden. Dit komt doordat opties een intrinsieke waarde hebben en een tijdswaarde. Bij opties die out-of-the-money zijn wordt bijna nooit voldaan aan de effectiviteitseis. Daarom is het in de jaarverslaggeving toegestaan dat de optiewaarde wordt gesplitst en dat de effectiviteit wordt bepaald alsof de optie in-the-money is. In de fiscaliteit is hier nooit duidelijkheid over gegeven, maar Niekel (2010) is van mening dat dezelfde regeling ook voor de fiscaliteit zou moeten gelden. Hij onderbouwt zijn stelling door te stellen dat de aard van het dekkingscontract, hier opties, het dekken van een eenzijdig risico is. Vervolgens moet de effectiviteit dan ook bepaald worden naar het afdekken van dit eenzijdig risico.

Bij verschillende prijsrisico’s is het in de jaarverslaggeving alleen toegestaan hedge accounting toe te passen als één prijsrisco te scheiden is van andere risico’s. Dit kan alleen bij financiële activa en niet bij materiele activa. Ook in de fiscaliteit is het erg moeilijk verschillende prijsrisico’s te scheiden en lijkt het niet mogelijk hedge

accounting toe te passen in deze gevallen. Alleen zeer gecorreleerde bestandsdelen zoals cacao en cacaohalffabrikaten kunnen nog wel in aanmerking komen voor hedge

accounting.

Als verwacht wordt dat de hedge in toekomst ineffectief zal zijn, dient de hedge verbroken te worden. Dit is van toepassing op de jaarverslaggeving evenals op de fiscaliteit. In de jaarverslaggeving hoeven de boekwaardes niet te worden teruggezet naar de waardes die ze hadden voor de hedge begon. Het zou het meest logisch zijn als ditzelfde zou gelden voor de fiscaliteit, maar ook dit is nog niet bevestigd.

Anticiperende hedges zijn heel moeilijk te verwerken in zowel de jaarverslaggeving als de fiscaliteit. Omdat anticiperende hedges toch regelmatig voorkomen, heeft de IASB toegestaan hedge accounting toe te passen op dergelijke gevallen. Hierbij moet het wel zeer aannemelijk zijn dat de toekomstige transactie daadwerkelijk plaats gaat vinden. Niekel (2010) meent dat goed koopmansgebruik dit ook toelaat voor de fiscaliteit. Het probleem met deze mening is echter dat zolang de Hoge Raad er nog geen uitspraak over heeft gedaan, geen enkele belastingplichtige

(30)

hedge accounting gaat toepassen bij anticiperende hedges. Hedge accounting kan de belastbare winst namelijk alleen verhogen. Er zullen dus meer arresten nodig zijn om een geheel betrouwbaar beeld te scheppen.

De laatste overeenkomst die nu besproken wordt zijn de hedges in groepsverband. Deze zogenoemde macro hedges zijn net zo problematisch als anticiperende hedges. In de jaarverslaggeving kunnen macro hedges niet leiden tot hedge accounting. Het economisch verantwoorden van het spreiden van hedging

instruments en items is namelijk zeer lastig en dit is een vereiste voor hedge accounting. In de fiscaliteit kunnen macro hedges ook niet leiden tot hedge accounting. De

verschillende vennootschappen worden namelijk apart behandeld voor de vennootschapsbelasting.

4.3 Verschillen

Naast de aanwezige overeenkomsten zijn er ook verschillen tussen hedge accounting in de jaarverslaggeving en in de fiscaliteit. Het eerste belangrijke verschil dat ik bespreek is het doel van de jaarrekening en de fiscale winstbepaling.

De jaarrekening heeft meerdere gebruikers die verschillende belangen hebben. Het moet een compleet beeld van de financiële staat van het bedrijf geven. De

jaarrekening is slechts een informatiebron. De voorschriften dienen dan ook dit doel na te streven. Er zijn verschillende situaties denkbaar, waarin het misschien duidelijker is hedge accounting niet toe te passen. Daarom is hedge accounting in de jaarverslaggeving ook als vrijwillige keuze toegevoegd. Als hedge accounting niet geschikt is voor een onderneming, dan hoeft het simpelweg niet toegepast te worden. Omdat hedge accounting een keuze is, zijn er wel een aantal eisen opgesteld. Dit om misbruik te voorkomen. De fiscale winstberekening heeft slechts één gebruiker, de Belastingdienst. Het enige doel is het bepalen van de fiscale winst. Het is dan ook logisch dat deze voorschriften een dwingender karakter hebben dan de voorschriften uit de

jaarverslaggeving. De regels betreffende het bepalen van de winst zijn verplichtingen en geen keuzes. Als hedge accounting als keuze zou worden aangeboden, zou geen enkele rationeel denkende ondernemer hier voor kiezen. Het kan namelijk alleen tot een hogere belastbare winst leiden. Het verschil in doel en daarmee karakter, keuze of verplichting, is belangrijk om te beseffen als er een vergelijking wordt gemaakt tussen de jaarverslaggeving en de fiscaliteit. Voorschriften uit de jaarverslaggeving kunnen bijvoorbeeld totaal niet geschikt zijn om het doel van de fiscale winstberekening na te streven. Naast dit belangrijke verschil zijn er ook enkele overeenkomsten tussen de

(31)

jaarverslaggeving en de fiscale winstberekening. Het matchingbeginsel komt

bijvoorbeeld overeen met accrual accounting en ook het voorzichtigheidsbeginsel komt terug in de jaarverslaggeving.

Een tweede verschil is de aanwezigheid van een retrospectieve toets in de jaarverslaggeving. Als in de jaarverslaggeving achteraf blijkt dat de hedge niet effectief was, heeft dit terugwerkende kracht. Dit betekent dat of een ongerealiseerd verlies of een ongerealiseerde winst verantwoord dient te worden. In de fiscaliteit ontbreekt een retrospectieve toets en heeft ineffectiviteit dus geen terugwerkende kracht. Een

ineffectieve hedge heeft natuurlijk wel gevolgen voor de verwachting van de toekomstige effectiviteit.

Er zijn nog enkele andere verschillen te bedenken, maar deze komen voort uit de onduidelijkheden. De Hoge Raad heeft deze punten simpelweg nog niet behandeld. De volgende paragraaf somt deze onduidelijkheden op.

4.4 Onduidelijkheden

De regels van de jaarverslaggeving zijn heel uitgebreid en duidelijk, de voorschriften in de fiscaliteit helaas echter niet. De vier arresten hebben hedge accounting in hoofdlijnen vormgegeven, maar de lastige punten zijn nog steeds niet behandeld. In deze paragraaf worden deze onbehandelde punten kort besproken.

Een hedge moet ‘hoogstwaarschijnlijk’ effectief zijn. Dit heeft de Hoge Raad besloten in het cacaobonenarrest. Hieruit blijkt dat een hedge prospectief moet

correleren binnen de 80 - 125% bandbreedte. Maar wat de term ‘hoogstwaarschijnlijk’ praktisch inhoudt is niet duidelijk. Deze term is nog niet uitgewerkt, maar zou de betrouwbaarheid van de regressieanalyse kunnen inhouden. Dit kan het makkelijkst met de R2 worden gemeten. De R2 geeft aan hoeveel van de variantie wordt verklaard door het model. Als de R2 heel hoog is geeft dit aan dat de regressieanalyse zeer betrouwbaar is. Met een dergelijke betrouwbare regressieanalyse kan worden gesteld dat de hedge hoogstwaarschijnlijk effectief is. Het ontbreken van een uitleg over deze term heeft nog niet tot discussies geleid. Dit betekent niet dat het niet wenselijk is dat dit wel zo snel mogelijk wordt gedaan.

Het is nog steeds onbekend of de waarde van opties mag worden gesplitst als de effectiviteit van de hedge moet worden berekend. In de literatuur is men het wel eens dat hedge accounting met opties moet kunnen. Bruins Slot meent dat de effectiviteitseis niet geldt voor opties en Niekel meent dat de waarde van opties gesplitst mag worden bij het bepalen van de effectiviteit.

(32)

Bij verschillende prijsrisico’s zou goed koopmansgebruik in principe hedge accounting onmogelijk maken. Het is immers niet toegestaan naar één component van het geheel te kijken. De Hoge Raad besliste in het cacaobonenarrest echter anders en zo is het niet geheel duidelijk hoe verschillende prijsrisico’s moeten worden verwerkt. Belangrijk is waarschijnlijk hoe makkelijk het te splitsen is.

Als een hedge prospectief ineffectief lijkt, dient het hedge accounting verbroken te worden. Dit betekent dat de samenhangende waardering wordt opgeheven. De vraag is vervolgens hoe deze posten dan in het gevolg gewaardeerd moeten worden. De Hoge Raad heeft hier nog geen uitsluitsel over gegeven. Er zijn in principe twee opties. De eerste optie is dat de waardering van het hedged item en hedging instrument worden teruggezet naar de waardes die deze hadden bij aanvang van de hedge. Een andere mogelijkheid is dat de posten de waardes houden die ze op dat moment hebben en dat vervolgens de posten weer worden gewaardeerd op kostprijs. Op deze wijze begint de ondernemer als het ware met een schone lei.

Anticiperende hedges zijn nog niet behandeld door de Hoge Raad. Dit is echt een punt dat behandeld moet worden, voordat een betrouwbare inschatting gemaakt kan worden. De lijn van de jaarverslaggeving lijkt het meest logisch, maar is lastig in te passen in de fiscaliteit.

4.5 Toekomstverwachting

Het meest interessant is uiteraard wat er in toekomst te verwachten is. Het recent marketmakerarrest heeft naar mijn mening wel een lijn duidelijk gemaakt. In november vorig jaar is de nieuwe jaarverslaggevingsrichtlijn gelanceerd, IFRS 9. Deze is nog niet verplicht ingevoerd, maar is al wel openbaar gemaakt. Een interessante ontwikkeling is dat de effectiviteitseis uit de standaard is gehaald. Er wordt nu veel meer gekeken naar het risicobeleid van de onderneming. Vorig jaar is de nieuwe standaard gelanceerd en pas dit jaar heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan in het marketmakerarrest. In de uitspraak heeft de Hoge Raad vastgehouden aan de effectiviteitseis van 80 tot 125%. Hieruit blijkt dat de Hoge Raad voornemens is deze eis vast te houden, ondanks de nieuwe jaarverslaggevingsregels. Niekel (2010, p. 21) hoopte dat de Hoge Raad niet zou meegaan met de wijzigingen in IFRS. Deze wijzigingen zijn namelijk niet altijd goed doordacht en kunnen meebewegen met het sentiment in de maatschappij. Uit dit laatste arrest blijkt dus dat de Hoge Raad deze mening deelt en niet zomaar meegaat met de IFRS standaard.

(33)

Het is spijtig dat er nog geen oplossing gezocht is voor macro hedges in de fiscaliteit. Op dit moment is het voor de wat grotere bedrijven heel simpel om hedge accounting te omzeilen. Bij het opstellen van de jaarrekening is het de bedoeling een goed beeld weer te geven en hedge accounting is daarom ook een keuze. Bij de fiscale winstberekening is hedge accounting echter een plicht om tot een juiste winstbepaling te komen. Het simpel spreiden van instruments en items over verschillende

vennootschappen zorgt ervoor dat hedge accounting ontweken wordt en daarmee de winst verlaagd wordt. Ik ben van mening dat dit snel aangepakt dient te worden, omdat hedge accounting anders een vermijdbare verplichting is.

Ook de onduidelijkheden uit de vorige paragraaf dienen zo snel mogelijk weggenomen te worden. Hier ligt een taak voor de wetgever, aangezien er de komende tijd geen relevante zaken behandeld zullen worden.

4.6 Subconclusie

Dit afsluitende hoofdstuk moet de volgende subvraag beantwoorden: Wat zijn de

verschillen en overeenkomsten tussen de commerciële regels en fiscale voorschriften en wat kan er in de toekomst verwacht worden? De effectiviteitseis van 80 tot 125% is de

belangrijkste overeenkomst tussen de jaarverslaggeving en de fiscaliteit. Dit is ook de enige bevestigde overeenkomst tussen beide. Er zijn ook andere overeenkomsten die in de literatuur worden besproken. Zo moet hedge accounting worden toegepast bij het hedgen met opties en kunnen verschillende prijsrisico’s worden gehedged als ze afzonderlijk bepaalbaar zijn. Bij prospectieve ineffectiviteit moet de hedge verbroken worden. Anticiperende hedges zijn toegestaan in de jaarverslaggeving en zouden volgens Niekel ook toegestaan moeten worden in de fiscaliteit. Tenslotte komen macro hedges niet in aanmerking voor hedge accounting.

Het belangrijkste verschil is dat hedge accounting verplicht is in de fiscaliteit en niet in de jaarverslaggeving. Dit betekent dat de voorschriften in de fiscaliteit veel accurater en dwingender dienen te zijn, omdat anders misbruik mogelijk is. Daarnaast bestaat er in de fiscaliteit geen retrospectieve toets en in de jaarverslaggeving wel.

Er is een hele lijst onduidelijkheden die nog nooit door de Hoge Raad behandeld zijn. Deze onduidelijkheden zijn opgesomd in paragraaf drie en dienen zo snel mogelijk weggenomen te worden.

Aan het marketmakerarrest te zien houdt de Hoge Raad vast aan zijn ingezette lijn. Dit betekent dat het onwaarschijnlijk is dat wijzigingen uit de IFRS gelijk worden doorgevoerd in de fiscaliteit. Voor de toekomst is het belangrijk dat macro hedges goed

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Wij stellen dus dat de verzorgingsstaat een poli- tiek bestuurlijk idee is ¬ een idee dat er van uit gaat dat vrijheid voor burgers alleen bereikt kan worden als er enige mate

Buiten onze thuismarkten verkopen we speculoos onder het merk Lotus Biscoff.. Dat is de sa- mentrekking van Biscuit

Het is dan ook logisch dat door de aanwijzing van de Waddenzee als PSSA het scheepvaartverkeer op de Noordzee als een potentiële bedreiging voor het ecosysteem van de Waddenzee

In 1948 richtte Gary Vermeer zijn gelijknamige bedrijf op in Pella, Iowa en zijn filosofie voor succes was even sim- pel als doeltreffend: ‘Kijk waar behoefte aan is en voorzie

‘Ik vind die boom zo veel architectonische kwa- liteiten hebben en tegelijkertijd zo goed kunnen in de stad, dat ik niet begrijp dat hij zo weinig wordt toegepast’, zegt Frans van

Winter heeft nu het compro- mis gesloten dat iepen van PWN binnen 500 meter van een gemeentelijke boom wel worden beheerd, maar andere bomen niet. De afstand van 500 meter zou

‘Een stelling die op verdeelde steun kan rekenen onder alle antwoordopties, is ‘De tijdgeest van modernisme en grootschaligheid domineert nog binnen de gemeente.’ 8 procent is