• No results found

Nieuwe start, nieuwe kansen?: comparatief onderzoek naar de overlevingsstrategieën van huishoudens voor en na deelname aan het Ptea Teuk Dong project in Battambang, Cambodja

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuwe start, nieuwe kansen?: comparatief onderzoek naar de overlevingsstrategieën van huishoudens voor en na deelname aan het Ptea Teuk Dong project in Battambang, Cambodja"

Copied!
156
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

Nieuwe start, nieuwe kansen?

Comparatief onderzoek naar de overlevingsstrategieën van huishoudens voor en na deelname aan het Ptea Teuk Dong project in

Battambang, Cambodja.

Aphra van den Berg 2002

Collegekaartnummer: 9668004 Universiteit van Amsterdam

Faculteit: Culturele Antropologie en Niet Westerse Sociologie Begeleidster: mw. dr L.C. Schenk-Sandbergen

Veldwerk: 19 oktober 2001 tot en met 9 februari 2002

Foto titelpagina: De bewegwijzering naar het Ptea Teuk Dong project. Rob van Berkel.

(4)
(5)

Voorwoord

De voor u liggende scriptie bevat een uiteenzetting van onderzoek naar de

overlevingsstrategieën en het herintegratieproces van Cambodjaanse huishoudens die aan het Ptea Teuk Dong project hebben deelgenomen. Deze scriptie is

geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de Faculteit der Culturele

Antropologie en Niet Westerse Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek is gedaan in samenwerking met het Ptea Teuk Dong project in

Battambang, Cambodja.

Hoewel een scriptie beschouwd wordt als een zelfstandig product, hebben meerdere personen hier een bijdrage aan geleverd. Met name aan mijn begeleider mw. dr. L.C. Schenk-Sandbergen, ben ik veel dank verschuldigd. Zonder haar adviezen, kritiek, ideeën en inzet had deze scriptie nooit kunnen worden tot wat zij is. Ook wil ik het bestuur van Ptea Teuk Dong - Holland en de staf van Ptea Teuk Dong - Cambodja bedanken voor al hun hulp en enthousiasme om dit onderzoek tot een goed einde te brengen. Stichting Anton Jurgens Fonds 1969 wil ik bedanken voor hun financiële bijdrage.

Ik hoop dat deze scriptie een wetenschappelijke bijdrage mag leveren in het verkrijgen van inzicht in overlevingsstrategieën en herintegratieprocessen in

Cambodja en de invloed die Ptea Teuk Dong hierop uitoefent Daarnaast hoop ik dat door middel van dit onderzoek Ptea Teuk Dong (zowel in Holland als in Cambodja), door meer inzicht in het verloop van het project, nog beter werk kan verrichten.

Aphra van den Berg

(6)
(7)

Inhoud

H1: Inleiding

1.1.: Wetenschappelijk belang

H2: Operationalisering 2.1.: Onderzoeksvragen 2.2: Methoden van onderzoek

2.2.1.: Gebruik van de verschillende methoden van onderzoek 2.2.2.: Selectie

2.2.3.: Uitvoering

2.2.3.1.: Sleutelpersonen 2.2.3.2.: Tolk

2.3.: In het veld

2.3.1.: Verloop van het onderzoek 2.3.2.: Problemen in het veld 2.3.3.: Persoonlijk woord

H3: Theoretische oriëntatie

3.1.: The.oretische oriëntatie van overlevingsstrategieën 3.1.1: Huishouden 3.1.2: Gender 3.1.2.1.: Genderen Arbeidsverdeling 3.1.3.: 'Female-headed households' 3.1.4.: Armoede 3.1.5.: Overlevingsstrategieën

3.1.5.1: Wat zijn overlevingsstrategieën? 3.1.5.2.: Kritiek op overlevingsstrategieën 3.2.: Theoretische oriëntatie van herintegratie

H4: De context 4.1: Cambodja 4.1.1.: Bevolking 4.1.2.: Geschiedenis 4.1.3.: Land

7

8 9 9 11 12 12 14 15

16

16

17

19

20

21 21 21

22

23 24

27

28

29

30

32 34 34 34

36

38

(8)

4.2.: Het Cambodjaanse leven 4.2.1.: Verwantschapsrelaties

4.2.2.: Culturele status van Cambodjaanse vrouwen 4.2.3.: Arbeidsverdeling in Cambodja

4.2.4.: Weduwen in Cambodja 4.2.5: Armoede in Cambodja

4.2.6.: Herintegratie van teruggekeerde vluchtelingen 4.3: Ptea Teuk Dong

4.3.1.: De provincie Battambang

4.3.2.: Selectie van de PTD huishoudens 4.3.3.: Deelname aan het PTD project 4.3.3.1.: Trainingen

4.3.4.: Na deelname aan het PTD project

H5: Overlevingsstrategieën

5.1.: Alle overlevingsstrategieën op een rij 5.1.1.: 'Multiple earning strategy'

5.1.1.1.: Samenwerking 5.1.1.2.: Kinderen

5.1.1.3.: Een-ouder versus twee-ouder huishoudens 5.1.2.: Verandering in eetpatroon en bereiden van eten 5.1.3.: 'Share-rearing of lifestock' 5.1.4.: Gemeenschappelijke grond 39 39 41 42 44 45 46

47

48 49

50

51 52 54 54 54 56 57

59

60

61 62 5.1.5.: Wederzijdse ondersteuningsnetwerken in dorpen en gemeenschappen 62

5.1.6.: Sparen, lenen en investeren 64

5.1.7.: Arbeidsmigratie 67

5.1.8.: 'Child labour' en 'flexibility in size and composition' 68 5.1.9.: Verschillende overlevingsstrategieën naast elkaar.

5.2.: Vergelijkingen

5.2.1.: Voor en na deelname aan het PTD project 5.2.2.: Invloed van PTD op de overlevingsstrategieën 5.2.3.: Vergelijking tussen wel- en niet-deelnemers 5.3.: Conclusie

70

70

71

72

78

79

(9)

HG: Herintegratie 82 6.1.: De invloed van status op de sociale acceptatie 82

6.1.1.: Leeftijd en kennis 83

6.1.2.: Gender 83

6.1.3.: Welvaart 85

6.1.4.: Reputatie van een huishouden 85

6.1.5.: Politieke positie van een huishouden 86

6.2.: Vergelijkingen 88

6.2.1.: Voor en na deelname aan het PTD project 88 6.2.2.: Invloed van PTD op het herintegratieproces van de PTD huishoudens 93

6.3.: Conclusie 97 H7: Conclusie 99 7.1.: Overlevingsstrategieën 99 7.2.: Herintegratie 100 7.3.: Verbanden 101 7.4.: Openstaande vragen 101

7.5.: Ptea Teuk Dong 102

Summary 104

Literatuur: 109

Bijlagen 115

Bijlage 1.: Example follow-up data PTD (group 8 and 9 in 2000) 116 Bijlage 2.: Questionnaire households who took part in the PTD project 117

Bijlage 3.: Questionnaire PTD staff 120

Bijlage 4.: Questionnaire households who did not take part in the PTD project 123 Bijlage 5.: Questionnaire Chief of the village 125

(10)
(11)

H1: Inleiding

In 1999 heb ik mijn studie culturele antropologie een jaar onderbroken om door Zuidoost Azië te reizen. Voordat ik vertrok, heb ik verschillende Nederlandse ontwikkelingsorganisaties benaderd met de vraag of ik vrijwilligerswerk kon doen in de landen die ik ging bezoeken. Zo kwam ik in contact met Ptea Teuk Dong-Holland. Zij ondersteunen het Ptea Teuk Dong project in Cambodja door middel van

fondsenwerving en adviezen. Ik kon geen vrijwilligerswerk doen voor Ptea Teuk Cambodja omdat, ik een te korte tijd in Cambodja verbleef. Ptea Teuk Dong-Holland vond echter dat ik zeker bij het project langs moest gaan, omdat ze erg benieuwd waren naar wat ik van het project vond. Dit heb ik gedaan. Ik was erg enthousiast over het project en terug in Nederland heb ik gevraagd of ik aan de hand van het Ptea Teuk Dong project mijn afstudeeronderzoek mocht doen. Dit vonden zij een heel goed idee. Zij wilden graag dat er onderzoek gedaan werd naar de

resultaten en het verloop van het project, waarbij het herintegratieproces van de huishoudens die aan het project deelgenomen hebben, centraal stond. Aan de hand van de resultaten zou bekeken kunnen worden of het project verloopt zoals verwacht wordt en of er verbeteringen aangebracht kunnen worden.

Binnen de studie culturele antropologie heb ik de richting

ontwikkelingssociologie en ontwikkelingssamenwerking gekozen. Daarbij heb ik me speciaal gericht op de regio Zuidoost Azië. Het kunnen uitvoeren van een

leeronderzoek aan de hand van het Ptea Teuk Dong project sluit daarom goed aan bij mijn studie.

Ptea Teuk Dong (PTD) is een Cambodjaanse organisatie die zich richt op de opvang van straatgezinnen in de provincie Battambang. PTD geeft de gezinnen een half jaar onderdak, eten en medicijnen en geeft de kinderen scholing en de ouders een opleiding, bijvoorbeeld in het maken van rotanmeubelen of wierookstokjes. Na een half jaar op het project gewoond te hebben, wordt er met het gezin een stukje land in de omgeving uitgezocht waar samen met het project een huis gebouwd wordt. In het eerste jaar dat het gezin 'zelfstandig' woont, krijgen de ouders

schoolgeld voor hun kinderen, materialen om de in hun opleiding geleerde producten te maken en allerlei vormen van advies.

Naar aanleiding van de wensen van PTD-Holland en mijn eigen achtergrond heb ik besloten om, aan de hand van overlevingsstrategieën die PTD huishoudens hanteren, het herintegratieproces te onderzoeken. Tijdens mijn onderzoek stond de volgende probleemstelling centraal:

(12)

H1: Inleiding

Wat is de invloed van deelname aan het Pfea,,TeuRDong projeçt op de

overlevingS,stt~te,gieën varrde in de S,atnenlevingd'1erint,egrere[lde huishoudens?

Om deze probleemstelling volledig te kunnen beantwoorden, is een

comparatief onderzoek noodzakelijk. Welke onderzoeksmethoden ik gehanteerd heb en welke verschillende huishoudens ik geïnterviewd heb om dit vergelijkend

onderzoek uit te voeren, bespreek ik in hoofdstuk 2. Hoofdstuk 3 bevat de

theoretische oriëntatie, waarbij onder andere de begrippen overlevingsstrategieën, huishouden en herintegratie besproken worden. In hoofdstuk 4 beschrijf ik de Cambodjaanse context en zet ik uitgebreid uiteen hoe het PTD project in zijn werk gaat. In hoofdstuk 5 en 6 beschrijf ik mijn onderzoeksresultaten, respectievelijk overlevingsstrategieën en herintegratie en hoofdstuk 7 bevat mijn conclusies.

1.1.: Wetenschappelijk belang

Naast het belang voor PTD is dit onderzoek van wetenschappelijk belang. Door middel van dit onderzoek hoop ik zowel de theorieën over overlevingsstrategieën als de kritiek daarop te toetsen. Ook kan wellicht aan de hand van dit onderzoek een beter beeld geschetst worden van de overlevingsstrategieën die Cambodjaanse huishoudens hanteren. Er is hier namelijk nog maar weinig onderzoek naar gedaan.

Ten tweede is dit onderzoek van belang voor het Ptea Teuk Dong project. Door middel van dit onderzoek kunnen zij een beter inzicht in het verloop van het project krijgen en wordt er wellicht duidelijk wat er nog verbeterd kan worden. Naast mijn afstudeerscriptie heb ik ook een onderzoeksrapport voor PTD geschreven. In dit rapport bespreek ik de resultaten van de projectevaluatie en ga ik dieper in op de mogelijke verbeteringen.

Een derde belangrijk onderdeel van dit onderzoek is herintegratie. Ik heb vanuit de Cambodjaanse context geprobeerd te achterhalen wat er voor nodig is om goed te kunnen herintegreren. De hieruit voortkomende resultaten kunnen mogelijk een wetenschappelijke bijdrage leveren aan het verloop van het herintegratieproces van toekomstige grote groepen vluchtelingen, waardoor deze mensen in de toekomst misschien beter en gemakkelijker kunnen herintegreren.

(13)

H2: Operationalisering

In dit hoofdstuk formuleer ik een aantal subvragen die van belang zijn bij het beantwoorden van mijn probleemstelling. Daarnaast geef ik de gehanteerde methoden van onderzoek en de opzet en verloop van dit onderzoek weer.

2.1.: Onderzoeksvragen

Herintegratie is een breed onderwerp. Ik heb ervoor gekozen om aan de hand van de gehanteerde overlevingsstrategieën het herintegratieproces te onderzoeken. Dit omdat er veel overlappingen zijn tussen de twee onderzoeksaspecten.

Om een antwoord te vinden op mijn probleemstelling: 'Wat is de invloed van deelname aan het Ptea Teuk Dong project op de overlevingsstrategieën van de, in de samenleving herintegrerende huishoudens?', heb ik een aantal vrij afgebakende vragen geformuleerd. Aan de hand van deze vragen heb ik kwantitatieve data kunnen verzamelen en komen ook de kwalitatieve aspecten van dit onderzoek aan bod. Deze vragen heb ik onderverdeeld in twee categorieën: overlevingsstrategieën en herintegratie.

Categorie 1: Overlevingsstrategieën:

1. Wat zijn overlevingsstrategieën?

2. Welke overlevingsstrategieën hanteren de PTD huishoudens?

3. Welke overlevingsstrategieën hanteerden PTD huishoudens voor deelname aan PTD?

4. Op welke manier probeert PTD de overlevingsstrategieën die huishoudens hanteren te beïnvloeden?

5. Welke overlevingsstrategieën hanteren huishoudens die niet aan PTD hebben deelgenomen?

Deze vragen kunnen verder opgesplitst worden in subvragen:

Ad. 1: Wat versta ik onder de begrippen huishouden, gender, gender en

arbeidsverdeling, 'female headed households' en armoede? Wat is de inhoud en de betekenis van deze begrippen in de Cambodjaanse context? Wat is de definitie van overlevingsstrategieën? Wat zijn de verschillende overlevingsstrategieën die huishoudens kunnen hanteren? Is de kritiek op het begrip overlevingsstrategieën terecht1?

1

(14)

H2: Operationalisering

Ad. 2: Hoe en waar leeft het huishouden na deelname? Wat is de economische situatie van het huishouden? Wat doen de leden van het huishouden om te kunnen overleven? Heeft de samenstelling van het huishouden invloed op de gehanteerde overlevingsstrategieën (twee-ouder huishouden, een-ouder huishouden)? Wat is de eigen perceptie van de leden van het huishouden op hun leven na deelname aan het PTD project?

Ad. 3: Hoe en waar leefde het huishouden voor het deelnam aan het PTD project? Wat was de economische situatie van het huishouden? Wat deden de leden van het huishouden om te kunnen overleven? Had de samenstelling van het huishouden invloed op de gehanteerde overlevingsstrategieën (twee-ouder huishouden, een-ouder huishouden)? Wat is de eigen perceptie van de leden van het huishouden op het verschil in leven voor en na deelname aan het PTD project?

Ad. 4: Hoe gaat het project precies in zijn werk? Welke informatie wordt er aan de deelnemende huishoudens verstrekt? Op welke manier stimuleert PTD de

deelnemers om de tijdens het project geleerde vaardigheden na deelname te gebruiken bij het verwerven van inkomsten? Slaagt PTD in de manier waarop zij de overlevingsstrategieën die huishoudens hanteren proberen te beïnvloeden?

Ad. 5: Hoe en waar leeft het huishouden? Wat is de economische situatie van het huishouden? Wat doen de leden van het huishouden om te kunnen overleven? Heeft de samenstelling van het huishouden invloed op de gehanteerde

overlevingsstrategieën (twee-ouder huishouden, een-ouder huishouden)? Wat is de eigen perceptie van de leden van het huishouden op hun leven?

Categorie 2: Herintegratie:

6. Wat is herintegratie?

7. Hoe is het herintegratieproces van de PTD huishoudens na deelname verlopen?

8. Wat doet PTD om de herintegratie van PTD huishoudens te bevorderen? 9. In welke mate zijn de huishoudens die niet hebben deelgenomen aan PTD

geherintegreerd in hun dorpsgemeenschap?

Ad. 6: Wat is de definitie van herintegratie? Wat is er voor nodig om goed te kunnen herintegreren? Hoe is het herintegratieproces van de na de oorlog teruggekeerde Cambodjaanse vluchtelingen verlopen?

Ad. 7: Door welke factoren wordt herintegratie beïnvloed? Wat is de eigen perceptie van de deelnemende huishoudens op de factoren die van invloed zijn op de

herintegratie?

(15)

H2: Operationalisering

Ad. 8: Welk soort adviezen geeft PTD aan de huishoudens in de drie jaar na deelname? Wat doet PTD om de status van de leden van het huishouden te verhogen?

Ad. 9: Door welke factoren wordt herintegratie beïnvloed? Wat is de eigen perceptie van de huishoudens die niet aan PTD deelgenomen hebben op de factoren die van invloed zijn op de herintegratie?

Deze subvragen heb ik verder uitgewerkt in vragenlijsten. Deze vragenlijsten bestaan uit open vragen, die ik tijdens het doen van interviews als handleiding gebruikt heb2• Ik heb gebruik gemaakt van open vragen omdat ik wilde leren van de

mensen en een kwalitatieve dimensie in het onderzoek wilde brengen. Op deze manier zijn er veel dingen naar voren gekomen waar ik geen weet van had en waar ik dus ook nooit naar had kunnen vragen. In de bijlagen 2 tot en met 6 zijn de vragenlijsten die ik voor de verschillende interviews gebruikt heb weergeven.

2.2: Methoden van onderzoek

Tijdens mijn onderzoek heb ik een aantal onderzoeksmethoden gehanteerd. In tabel 2.2.a. zijn de belangrijkste methoden die ik gebruikt heb voor het beantwoorden van de verschillende vragen (uit paragraaf 2.1) weergegeven3. In deze paragraaf licht ik het gebruik van deze onderzoeksmethoden verder toe. Verder bespreek ik de selectie van de PTD huishoudens en de manier waarop ik de methoden van onderzoek in de praktijk gebracht heb.

Tabel 2.2.a.: De belangrijkste methoden die ik gebruikt heb bij het beantwoorden van de subvragen.

2 In paragraaf 2.2.1 ga ik verder op de uitgevoerde interviews in.

3 In deze tabel volsta ik met de vermelding van het vraagnummer.

(16)

H2: Operationalisering

2.2.1.: Gebruik van de verschil/ende methoden van onderzoek

Onder 'interviews' versta ik zowel open interviews als interviews met vragenlijsten. Ook horen daarbij gesprekken die spontaan ontstaan en uitmonden in een interview. Ik heb tijdens mijn onderzoek gebruik gemaakt van open interviews. Dit heb ik gedaan omdat ik de mensen die ik wilde interviewen alleen kon bereiken door ze te bezoeken. Daarnaast was ik op zoek naar veel en soms ook persoonlijke informatie van een huishouden. Ik had echter niet de mogelijkheid om langere tijd bij een huishouden te verblijven omdat dit de huishoudens teveel zou belasten en ik van veel minder huishoudens data zou kunnen verzamelen. Het houden van interviews was daarom voor mijn onderzoek de beste onderzoeksmethode.

Een belangrijk onderdeel van mijn interviews zijn de levensverhalen. Deze onderzoeksmethode heb ik gebruikt om een vergelijking te kunnen maken tussen het leven van de PTD huishoudens voor en na deelname aan het PTD project.

Bijna als vanzelf maakte ik gedurende mijn gehele verblijf in Cambodja gebruik van de onderzoeksmethode participerende observatie. Het analyseren hoe en waar mensen leven, hoe ze eruitzien en hoe en waarom bepaalde handelingen uitgevoerd worden, heb ik gebruikt om een beter inzicht te krijgen in de levenswijze van de Cambodjaanse bevolking. Tijdens interviews speelde participerende

observatie ook een belangrijke rol. Waar mensen wonen en hoe mensen eruit zien vertelde mij veel over de situatie waarin mensen verkeren.

Om dit onderzoek wetenschappelijk te kunnen onderbouwen heb ik veel gebruik gemaakt van aan mijn onderzoek gerelateerde literatuur. Informatiebronnen als lokale media, kranten en televisieprogramma's gebruikte ik voornamelijk om meer achtergrondinformatie met betrekking tot mijn onderzoeksveld te verkrijgen.

Hef gebruik van al deze onderzoeksmethoden was een continu proces. Bij alles wat ik deed observeerde ik participerend, gesprekken die ik voerde verschaften mij onderzoeksinformatie en alles wat ik las, had betrekking op mijn onderzoek.

2.2.2.: Selectie

Om verschillende PTD huishoudens te interviewen, heb ik aan de hand van een steekproef een selectie gemaakt.

(17)

H2: Operationalisering

Van PTD - Holland had ik voor vertrek naar Cambodja al beoordelingen ('follow-up' gegevens) ontvangen van ongeveer de helft van de huishoudens (zie bijlage 1)4. Ten tijde van mijn onderzoek hebben er in totaal 13 groepen van 16 huishoudens aan PTD deelgenomen. Daarnaast heb ik samen met de PTD staf de adressen van alle huishoudens die aan PTD deelgenomen hebben fonetisch uitgeschreven. Aan de hand van deze adressen en de 'follow-up' gegevens, heb ik een selectie gemaakt

van huishoudens die ik wilde interviewen. Daarbij heb ik voornamelijk gelet op:

1. of een huishoudens het goed, middelmatig of slecht doet; 2. of het om een een- of twee-ouder huishouden gaat;

3. of het huishouden lokaal is of teruggekeerd uit een vluchtelingenkamp; 4. of het huishouden voor en na deelname aan PTD in hetzelfde dan wel in een

ander dorp woont;

5. hoe lang geleden een huishouden aan PTD deelgenomen heeft.

13

Uit groep één tot en met groep negen heb ik één huishouden geselecteerd en uit groep tien tot en met groep 13 heb ik twee huishoudens geselecteerd. In totaal heb ik 16 huishoudens geselecteerd.

Nadat ik deze selectie gemaakt heb, heb ik met Sovan (PTD staf

medewerker, die de 'follow-up' van de PTD huishoudens verzorgt) overlegd. Zij kon

mij vertellen of ik de leden van de geselecteerde huishoudens kon spreken en waar ik ze kon vinden. Er was dus geen sprake van anonimiteit. PTD wist welke

huishoudens ik ging interviewen. Ook had Sovan invloed kunnen uitoefenen op welke huishoudens ik wilde interviewen,· aangezien zij de huidige situatie van veel huishoudens in haar hoofd heeft en mij dus had kunnen vertellen dat een

huishouden, dat het niet goed deed, onbereikbaar was. Ik ben er echter van

overtuigd dat ze dit niet gedaan heeft, omdat ze me er vaak op attendeerde als het niet goed ging met een huishouden en me er juist mee naar toe nam. Een aantal van de huishoudens die ik geselecteerd had, was verhuisd5. Van andere huishoudens werkten de leden tijdelijk ergens anders, waardoor ik ze niet kon interviewen. In

4 Bijlage 1 is een voorbeeld van de door het project maandelijks verzamelde gegevens

('follow-up). In dit geval is het een rapportage van september 2000. In deze maand zijn alle

huishoudens die als achtste en negende groep deelnamen aan het PTD project bezocht en beoordeeld. De inkomenscijfers die in deze tabel worden weergegeven heb ik gebruikt bij het maken van de selectie van de te interviewen PTD huishoudens. Uit deze gegevens heb ik een selectie van huishoudens gemaakt.

5

(18)

H2: Operationalisering

plaats van deze huishoudens selecteerde ik weer nieuwe. Op deze manier kwam ik veel te weten over de huishoudens zonder dat ik ze geïnterviewd had. In tabel 2.2.b. wordt mijn uiteindelijke selectie van PTD huishoudens weergegeven.

1 Echtpaar 4 3 Weduwe 5 4 Echtpaar 5 5 Weduwe 7 6 Echtpaar 7 7 Weduwnaar 4 8 Echtpaar 9 9 Echt aar 5 10 Echtpaar 6 10 Weduwe 5 11 Echtpaar 5 11 Weduwe 9 12 Weduwe 6 12 Echt aar 5 13 Echtpaar 7 13 Weduwe 7

Tabel 2.2.b.: Selectie PTD huishoudens6.

2.2.3.: Uitvoering Nee Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Ja Nee Ja Ja Ja Ja Nee Ja Nee Ja Nee Ja Nee Nee Ja Nee Nee Ja Ja Ja Ja Nee Ja Nee

Ik heb voornamelijk vrouwen geïnterviewd. In twee gevallen vond er een interview plaats waarbij zowel de man als de vrouw antwoorden gaven op mijn vragen. Bij een groot aantal van de interviews kwamen omwonende erbij zitten. Zij gaven soms commentaar, maar meestal namen ze geen deel aan het interview. Ook bij het interviewen van de dorpshoofden en lokale 'non govemmental organisations' (LNGO's) waren vaak andere mensen aanwezig7. Soms ontstonden er kleine discussies over de gestelde vraag en het antwoord.

Bij al mijn interviews stond respect voor de geïnterviewde hoog in het vaandel. Ik vroeg daarom altijd om medewerking aan de te interviewen persoon en toestemming om het verkregen materiaal te gebruiken voor mijn onderzoek. Ter compensatie voor het meewerken aan een interview, gaf ik de geïnterviewden cakejes. Ik wilde geen geld geven omdat dit jaloezie zou kunnen opwekken bij de omwonenden.

6 PTD heeft niet van alle huishoudens een 'follow-up report' gemaakt. De beschikbare cijfers (van het inkomen) worden onder 'prestatie PTD' weergegeven. Daarbij is een zes of hoger goed. Een vijf is matig en vier of lager, slecht.

Ook uit groep twee heb ik een huishouden geselecteerd, maar leden van dit huishouden bleken steeds niet thuis, waardoor ik de leden van dit huishouden niet heb kunnen interviewen. Door tijdgebrek heb ik geen ander huishouden uit groep twee kunnen interviewen.

7 Op het interviewen van dorpshoofden en LNGO's kom ik in paragraaf 2.3 terug.

14 ? ? ? ? ? 7 5 7 4 5 3 2 5 6 ? ?

(19)

H2: Operationalisering

Naast de formele interviews heb ik ook veel data verkregen door informele gesprekken. Deze gesprekken voerde ik voornamelijk met mijn sleutelpersonen8, maar ook met mensen die niets met mijn onderzoek te maken hadden. Deze gesprekken hebben er vooral toe bijgedragen dat mijn algemene kennis van Cambodja en de Cambodjanen sterk vergroot is.

2. 2. 3. 1.: Sleutelpersonen

Mijn belangrijkste sleutelpersonen zijn Rita (mijn tolk), Sovan en Cheng (PTD stafmedewerker die zich bezighoudt met de financiën van PTD en mijn Khmer docent9). Door de vele gesprekken die ik met deze vrouwen voerde, kwam ik veel te weten over hoe mensen in Cambodja leven, hoe ze over het leven denken en welke gebruiken en tradities er zijn. Met Rita maakte ik vooral veel vergelijkingen met het Westerse leven. Haar nieuwsgierigheid naar het leven in het Westen was niet te stoppen. Met Sovan sprak ik voornamelijk over de PTD families en de

werkzaamheden van het PTD project.

Sovan was in het eerste deel van mijn onderzoek mijn voornaamste

contactpersoon. Zij was namelijk aanwezig bij de eerste zeven interviews met PTD huishoudens 10. Later veranderde dit, doordat ze niet meer mee ging om de PTD huishoudens te interviewen. Toen werd mijn relatie met Cheng veel belangrijker. Tijdens de Khmerlessen was er altijd tijd om te praten en onze gespreken werden steeds persoonlijker. Cheng was sinds vijf jaar gescheiden en tijdens deze gesprekken vertelde ze me haar levensverhaal: hoe ze als alleenstaande vrouw probeert te overleven en haar kinderen een goede opvoeding probeert te geven 11•

Naast het goede contact met Rita, Sovan en Cheng waren er natuurlijk de andere stafleden van PTD, met wie ik het allemaal goed kon vinden. Het was heerlijk om met vrouwen onder elkaar te zijn. Rita en ik gingen vaak even gezellig bij PTD langs om bij te kletsen.

8

Op mijn sleutelpersonen kom ik in de subparagraaf 2.2.3.1. terug. 9

Khmer is de nationale taal van Cambodja, zie ook hoofdstuk 4, paragraaf 4.1.

10 Op de aanwezigheid van Sovan bij de interviews van de eerste zeven PTD huishoudens kom ik in paragraaf 2.3.1. terug.

11

Heel leuk was dat vlak nadat we zo'n goede relatie opgebouwd hadden, er een man in Cheng's leven kwam en er in het geheim huwelijksonderhandelingen plaatsvonden. De beslissing om te trouwen is in Cambodja meestal een puur economische beslissing die vrij snel genomen kan worden. Bij het derde etentje ben ik als chaperonne meegegaan en toen is de knoop om te trouwen doorgehakt. Cheng is inmiddels hertrouwd.

(20)

H2: Operationalisering 16

2.2.3.2.: Tolk

Om alle onderzoeksmethoden toe te kunnen passen, heb ik samengewerkt met een tolk. Khmer leren in Nederland is erg kostbaar en het Khmer dat ik tijdens mijn onderzoek geleerd heb, stelde mij niet in staat zonder tolk interviews te doen.

Ik wilde graag samenwerken met een vrouwelijke tolk, omdat ik veel alleenstaande vrouwen ging interviewen. Daarnaast leek het me prettiger met een vrouw samen te werken. Het was echter niet eenvoudig een vrouwelijke tolk te vinden. Cambodjaanse vrouwen die goed Engels spreken, werken vaak al bij een NGO en jongere vrouwen krijgen vaak geen toestemming van hun ouders om 'alleen' naar de omringende dorpen te gaan. Na een zoektocht van twee weken vond ik Rita. Een meisje van 20 jaar, dat goed Engels spreekt en wiens ouders haar toestonden met mij samen op haar brommer naar de dorpen rond Battambang te reizen 12. Zij

bleek de beste tolk die ik mij had durven wensen.

Het samenwerken met een tolk heeft voor- en nadelen. Eén van de nadelen is dat het de objectiviteit van het onderzoek beïnvloedt. Er kan bij onderzoek nooit vanuit worden gegaan dat er honderd procent objectiviteit bereikt wordt, maar de tussenkomst van een tolk verlaagt dit percentage. Een tweede nadeel van het samenwerken met een tolk is het missen van details. Soms vertelde mensen een heel lang verhaal dat mijn tolk kort samengevat vertaalde. Ten slotte veroorzaakt het samenwerken met een tolk soms een afstand tussen de geïnterviewde en de

onderzoeker. Doordat alle vragen en antwoorden via mijn tolk verliepen, was er geen directe communicatie.

Een belangrijk voordeel tijdens mijn onderzoek was dat de aanwezigheid van mijn tolk (Rita) zorgde voor een goede sfeer, waarin iedereen zich op zijn gemak voelde. Daarnaast gaf ze mensen, als daar vraag naar was, medisch advies 13. Door Rita heb ik toegang gekregen tot het leven van mensen waar ik zonder haar hulp geen toegang toe had gekregen.

2.3.: In het veld

Mijn veldwerkonderzoek heeft plaatsgevonden in Battambang, Cambodja in de periode van 19 oktober 2001 tot en met 9 februari 2002.

12 Rita en ik maakten als we interviews gingen doen, gebruik van Rita's brommer, daarbij

zorgde ik voor de benzine en voor de nodige reparaties.

13

(21)

H2: Operationalisering 17

Toen ik vanuit Nederland vertrok, had ik het plan om de eerste maand Khmer lessen te volgen. Daarom vloog ik vanuit Bangkok door naar Siem Reap 14. Echter na twee weken tevergeefs zoeken naar een Khmerdocent, besloot ik eerder naar Battambang te vertrekken. In Battambang kon ik ook op zoek gaan naar een Khmerdocent en kon ik mijn onderzoek vast opstarten.

In Battambang ging ik het eerste bij het PTD project langs. Daar werd ik met open armen ontvangen. Samen met de staf van het project heb ik plannen gemaakt over hoe ik mijn leven en onderzoek in Battambang zou opstarten. Zo stelde Siev La Hoy (de directrice van het PTD project) voor dat ik bij haar in huis kwam wonen. Ik heb heel bewust gekozen dit niet te doen, omdat ik graag afstand wilde bewaren tot de mensen van het project om zo de objectiviteit te bevorderen. Gedurende mijn gehele onderzoek heb ik in kamer 314 van het Royal Hotel gewoond.

Kim Cheng, de PTD staf medewerker die zich bezighoudt met de financiën van PTD, bood me aan Khmer les te geven. Zij was vroeger Khmer docent en geeft nu privé-les aan verschillende 'expats'. Gedurende mijn gehele onderzoeksperiode heeft ze mij vier uur per week les gegeven. Het leren van de taal heeft me geholpen om tijdens interviews het ijs te breken met mijn stuntelige Khmer. Daarnaast heeft het leren van Khmer me meer inzicht gegeven in de Cambodjaanse cultuur. Na drie maanden Khmerles spreek ik nog lang geen vloeiend Khmer, maar ik kan me aardig redden en ben nu zelfs in staat het een en ander in Khmer te lezen.

Gedurende de twee weken dat ik op zoek was naar een tolk zat ik niet stil. Ik ging op bezoek bij verschillende andere NGQ's in Battambang en ging samen met Sovan op bezoek bij een groot aantal PTD families om zo samen de 'follow-up' te doen. Dit gaf mij een goed beeld van de wijze waarop Sovan de huishoudens beoordeelde en waarop de 'follow-up' cijfers gebaseerd zijn. Ook hebben Sovan en ik samen alle adressen van huishoudens die aan PTD hebben deelgenomen

fonetisch uitgeschreven en heb ik samen met de PTD staf een kaart gemaakt van de omgeving, zodat ik enigszins inzicht had in waar de verschillende dorpen lagen.

2.3.1.: Verloop van het onderzoek

Naast de 16 PTD huishoudens die ik geïnterviewd heb, heb ik ook zes huishoudens geïnterviewd die niet aan PTD hebben deelgenomen. In tabel 2.3.a. zijn deze

14 Siem Reap is een klein plaatsje vlakbij het tempelcomplex Angkor Wat. In Siem Reap is het

'Khmer study center' gevestigd. Het 'Khmer study center' helpt en stimuleert Cambodjaanse

en buitenlandse studenten om in Cambodja onderzoek te doen. Voor vertrek uit Nederland had ik al contact gelegd met deze organisatie. Zij konden me helpen bij het zoeken naar een Khmerdocent.

(22)

H2: Operationalisering

huishoudens weergegeven. Daarbij heb ik interview zes buiten mijn onderzoeksresultaten gehouden, omdat dit interview niet naar

behoren verliep en Rita en ik al vrij snel besloten het interview te staken 15.

5 Nee

4

Ja 7 Nee 8 Ja

4

Ja 3

?

Tabel 2.3.a.: Geïnterviewde huishoudens die niet aan PTD hebben deelgenomen.

Met deze huishoudens ben ik in contact gekomen doordat ik vier dorpshoofden geïnterviewd heb. Het gaat daarbij om de volgende dorpshoofden:

1. dorpshoofd van Slakeit, Slakeit Commune, Battambang district;

2. dorpshoofd van Tjerab Croissant, Wat Ko Commune, Battambang district; 3. dorpshoofd van Pretatan, Prepresedai Commune, Battambang district; 4. dorpshoofd van Beein, Allongville Commune, Sankey district.

Aan het eind van elk interview met een dorpshoofd, heb ik het dorpshoofd gevraagd of ik met een tweetal huishoudens uit zijn dorp kon spreken, die volgens hem in aanmerking zouden komen om aan het PTD project deel te nemen. Ik heb deze huishoudens dus niet zelf geselecteerd, maar was afhankelijk van de keus van het desbetreffende dorpshoofd.

Om meer inzicht te krijgen hoe het PTD project in zijn werk gaat, heb ik Sovan in vier sessies geînterviewd. Gedurende mijn onderzoek kwamen er steeds meer vragen naar boven waar zij mij een antwoord op kon geven 16• Ook ben ik aanwezig

geweest bij één van de voorlichtingsbijeenkomsten die Sovan geeft aan de deelnemende huishoudens17• Om een nog beter inzicht te krijgen van de

Cambodjaanse cultuur en de problemen in de verschillende gemeenschappen heb ik

15

Het dorpshoofd van Tjerab Croissant bracht me bij een vrouw wiens dochter aan AIDS leed en niet lang meer te leven had. Tijdens de start van het interview, dat buiten plaatsvond, kwam de broer van de te interviewen vrouw erbij zitten. Hij bleek dronken en erg dominant. Voortdurend verstoorde hij het interview. Hij wilde dat wij hem geld gaven zodat hij vlakbij zijn huis een waterput kon bouwen. Rita en ik voelden ons erg onprettig en hebben na tien minuten besloten het interview te staken.

16

In bijlage 3 is een algemene vragenlijst weergeven die ik tijdens deze interviews gebruikt heb.

17 In totaal zijn er vier voorlichtingsbijeenkomsten voor de aan het project deelnemende huishoudens. Zie hoofdstuk 4, paragraaf 4.3.3.1.

(23)

H2: Operationalisering

een tweetal LNGO's geïnteNiewd: 'Kromakhiwatphum' en 'Vil/age Development Commitee Cambodia' (VOCC)18. Deze organisaties werken veel samen met PTD .

.

PYK*"'wUr1··t·

PM'a r!Wili.%' '""'""*"liii;

1.1. ••.• ·~ll:lt~IÄVil~Y/Sm: 16 6 4 4 1 2 33

Tabel 2.3.b.: Overzicht inteNiews

2. 3. 2.: Problemen in het veld

Het grootste probleem waar ik tijdens mijn veldwerkperiode mee te kampen had, was ziekte. Ik ben veelvuldig ziek geweest. Dit heeft me erg uitgeput en me uiteindelijk doen besluiten eerder naar huis te gaan 19• Daardoor heb ik de vier geplande 'casestudies' van PTD huishoudens en de groepsgesprekken met de leden van de,

tijdens mijn onderzoek aan het project deelnemende, huishoudens, niet kunnen uitvoeren. Dit vind ik erg jammer omdat deze onderdelen me juist erg leuk leken en wat meer diepgang aan mijn onderzoek zouden geven. Met de uitgevoerde

inteNiews heb ik echter voldoende informatie verzameld om mijn probleemstelling te kunnen beantwoorden.

Met betrekking tot mijn onderzoek had ik soms het gevoel dat ik de verhalen die mensen me vertelden van het stal. Dit gevoel was sterker bij de huishoudens die niet aan PTD deelgenomen hadden. PTD huishoudens waren vaak blij dat ze aan het PTD project deelgenomen hadden en wilden daar graag over vertellen.

Daarnaast was het gevoelsmatig vanzelfsprekender dat deze mensen me hielpen met het inteNiew, omdat ik onderzoek deed voor PTD.

Na verloop van tijd vond ik het moeilijk dat ik steeds nieuwe huishoudens sprak en dus nooit goed kon integreren met de mensen waarover mijn onderzoek ging. Ik wist ook nooit wat er op mijn pad zou komen en hoe ik daarmee om moest gaan. Dit was nog meer het geval toen ik de inteNiews met niet-PTD huishoudens deed. Het beste voorbeeld daaNan is het gestaakte inteNiew waar ik in paragraaf 2.3.1. al over sprak. Ook bij het inteNiewen van de PTD huishoudens kwam ik soms in moeilijke situaties. Zo sprak ik met een vrouw die heel erg door haar man

16

In bijlage 6 staat de vragenlijst weergegeven die ik tijdens deze interviews gebruikt heb. 19

Ik ben op 9 februari 2002 naar Nederland teruggekeerd in plaats van 1 maart 2002.

(24)

H2: Operationalisering

geslagen werd en soms zelfs met een mes achterna gezeten werd. Haar man dronk heel erg veel en hij had zonder haar medeweten een deel van hun land verkocht20. Vijf van haar tien kinderen waren inmiddels overleden. Deze vrouw kon geen kant op. Terwijl ik dit verhaal aanhoorde, wist ik niet goed hoe ik moest reageren. Dit was alleen maar ellende op ellende, zonder een sprankje hoop op betere tijden.

20

Tijdens de interviews vroegen mensen me vaak om financiële hulp. Ik ben hier niet op ingegaan, al vond ik dat wel heel moeilijk. Wel ben ik een aantal keer met zieke mensen naar het ziekenhuis geweest. Zo kwam ik bijvoorbeeld al vrij snel in contact met een vrouw die een aantal weken daarvoor haar pols gebroken had. Dit zag er erg slecht uit. Ze was niet naar het ziekenhuis gegaan, omdat ze bang was dat ze er een nacht moest blijven en dan geen geld kon verdienen om haar kleinkinderen eten te geven. Ik ben met deze vrouw naar het ziekenhuis gegaan, maar daar konden ze niets meer voor haar doen omdat de breuk te oud was.

Tenslotte bracht het vinden van de PTD huishoudens soms problemen met zich mee. Bij de eerste zeven interviews die ik deed met PTD huishoudens was Sovan aanwezig. Ik was me ervan bewust dat de aanwezigheid van Sovan van invloed kon zijn op wat de geïnterviewden mij vertelden, maar ik wist niet hoe ik de huishoudens anders moest vinden. Ik was namelijk heel nadrukkelijk op zoek naar de door mij geselecteerde PTD huishoudens, die allemaal in verschillende dorpen wonen. Later ging Sovan niet meer mee, maar legde ze aan Rita uit waar we de huishoudens konden vinden. Dit was beter voor mijn onderzoek, al kostte het soms uren om het desbetreffende huishouden te vinden21•

2.3.3.: Persoonlijk woord

In dit onderzoeksverslag heb ik geen namen genoemd van de geïnterviewden. Dit om te voorkomen dat mensen schade ondervinden als gevolg van de aan mij verstrekte, misschien soms gevoelige, informatie.

20 Sovan heeft de verkoop van dit land na dit interview weer terug weten te draaien. 21

Er zijn namelijk alleen dorpsnamen bekend en mensen hebben soms bijnamen waardoor andere dorpelingen de officiële naam niet kennen.

(25)

Foto 1: Rita (mijn tolk) en ik voor het Royal Hotel. Hier spraken we 's ochtends af als we interviews gingen doen.

Foto 2: Groepsfoto na de bruiloft van de dochter van de PTD kok. Van links naar rechts: Kim Cheng (mijn Khmer lerares en PTD staf medewerker), Sari Deth (PTD staf medewerker), ik, lnn Sovan (PTD staf medewerker) en Nary (PTD staf medewerker).

Foto 3: De laatste dag bij PTD. Van links naar rechts: Siev la Hoy (directrice PTD -Cambodja), lnn Sovan, ik, Sari Deth, Kim Cheng en Rita.

(26)

Foto 4: Uitzicht op de slaapruimte van de huishoudens op het PTD project. Tjalling de Vries.

(27)

H3: Theoretische oriëntatie

Om mijn probleemstelling te beantwoorden zijn vooral de theorieën met betrekking tot overlevingsstrategieën en herintegratie van belang. Daarnaast spelen de volgende begrippen een belangrijke rol: huishouden, gender, 'female headed

households' en armoede. Met mijn onderzoek begeef ik mij op het raakvlak van al

deze theorieën en begrippen. In figuur 3.a. is weergegeven hoe deze theorieën en begrippen aan elkaar relateren.

Figuur 3.a.: Mijn theoretische onderzoeksveld.

Dit hoofdstuk is verdeeld in twee paragrafen. In paragraaf 3.1 bespreek ik de begrippen die een rol spelen in dit onderzoek en de theorieën rond

overlevingsstrategieën. Paragraaf 3.2 bevat de theoretische oriëntatie van herintegratie.

3.1.: Theoretische oriëntatie van overlevingsstrategieën

Voordat ik de theoretische oriëntatie van overlevingsstrategieën bespreek, zet ik eerst een aantal begrippen uiteen die naar mijn mening van belang zijn voor een beter begrip van overlevingsstrategieën. Dit zijn de al eerder genoemde begrippen: huishouden, gender, 'female headed househo/ds' en armoede.

3.1.1: Huishouden

In het vervolg gebruik ik in plaats van de begrippen 'gezin' en 'familie' het begrip

'huishouden'. Dit omdat een huishouden ook kan bestaan uit personen bestaat die

(28)

H3: Theoretische oriëntatie

hanteer is: 'a group of persons who sleep under the same roof and eat from a

common kitchen' (Saradamoni, 1992). Saradamoni (1992) geeft ook twee andere, veel gebruikte definities van huishouden weer, namelijk: 'a unit of production and

consumption' en 'a unit of residence and consumption'. Met deze twee definities van huishouden ben ik het, evenals Saradamoni, niet eens, omdat ze uitgaan van het huishouden als een eenheid.

Ook Wolf is het in haar boek 'Factory daughters' niet eens met het

uitgangspunt dat het huishouden een eenheid is. Een eenheid neemt gezamenlijk beslissingen en de deelnemers willen een gezamenlijk doel bereiken, namelijk overleven. Bij dit uitgangspunt worden individuele belangen uitgesloten. Het huishouden wordt echter beïnvloed door onderlinge genderverhoudingen, sociale hiërarchie en familierelaties. Beslissingen worden vaak niet met z'n allen genomen, maar de machtigsten en sterksten binnen het huishouden doet dat (Wolf, 1992).

Dit brengt ons bij de term 'hoofd van het huishouden'. Saradamoni definieert het in eerste instantie als iemand die controle heeft over de bezittingen van het huishouden, terwijl deze bezittingen een gemeenschappelijk goed zijn (Saradamoni, 1992). Deze definitie impliceert dat één persoon binnen het huishouden, hoofd is. In werkelijkheid is dit vaak niet zo, zo stelt ook Saradamoni. Zij geeft een aantal voorbeelden waar soms door de man, soms door de vrouw en soms gezamenlijke beslissingen genomen worden. Het is erg afhankelijk van het uitgangspunt van waaruit het huishouden belicht wordt.

Daarbij is van belang dat het huishouden niet statisch is. Het is veranderlijk door sociale veranderingen en processen zoals de ontwikkeling van het kapitalisme, modernisering, verstedelijking en commercialisering (Saradomoni, 1992). Zo leidt bijvoorbeeld arbeidsmigratie van mannen tot een andere, nieuwe rolverdeling binnen het huishouden.

3. 1. 2: Gender

In deze subparagraaf zet ik allereerst het begrip gender uiteen, vervolgens bekijk ik het begrip gender in verhouding tot arbeidsverdeling.

Het woord gender staat in het Engelse woordenboek beschreven als 'geslacht' (Bruggencate, 1990). In de antropologie wordt echter een heel andere betekenis gegeven aan dit begrip: 'de cultureel bepaalde verhouding tussen man en vrouw binnen een gemeenschap'. Bij deze sociale relatie ligt de nadruk dus juist op verschillen tussen mannen en vrouwen die niet biologisch bepaald zijn, terwijl geslacht de nadruk legt op de biologische verschillen.

(29)

H3: Theoretische oriëntatie

23

In de afgelopen 30 jaar hebben vrouwenorganisaties drie achtereenvolgende verschillende benaderingen van gender en ontwikkeling gehanteerd: WID ('Women in Development'), WAD ('Women and Deve/opment') en GAD ('Gender and

Oeve/opment'). GAD is de nieuwste benadering, ze is in de jaren '80 ontstaan uit de

radicaal feministische stroming. GAD kijkt vooral naar hoe de man-vrouw relatie in een bepaalde samenleving is geconstrueerd en in welk historisch proces. Hierbij is van groot belang dat de vrouw niet langer als universeel wordt gezien, maar dat ze in de context van haar cultuur wordt geplaatst. (Maser, 1989). GAD is belangrijk voor mijn onderzoek, omdat de man-vrouw relatie een grote rol speelt bij de

arbeidsverdeling binnen het huishouden en bij de overlevingsstrategieën die het huishouden hanteert.

3. 1. 2. 1.: Genderen Arbeidsverdeling

Er wordt al zo'n dertig jaar onderzoek gedaan naar de arbeidsverdeling binnen het huishouden. Dit onderwerp van onderzoek is naar voren gekomen toen vrouwen uit de middenklasse in de westerse samenleving deel gingen nemen aan de

arbeidsmarkt. Dwyer & Bruce (1988) stellen dat het belang van vrouwen op de arbeidsmarkt steeds groter wordt: ' ... lt has been established that women's

compensated labour combined with househo/d production renders them substantia/ and sometimes predominant economie contributors in all the developing regions of

the world' (Dwyer & Bruce, 1988). In India, bijvoorbeeld dragen vrouwen 36 procent

van het netto nationaal product bij (Mukerjee, 1985 in: Dwyer & Bruce, 1988). Ondanks hun grote economische aandeel, worden vrouwen in zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden beperkt in hun arbeidsmogelijkheden door formele arbeidsstructuren. In agrarische ontwikkelingslanden hebben vrouwen specifieke werkzaamheden die lange dagen van hard werk vereisen (het herplanten van rijst, het oogsten van verschillende gewassen, bereiden van voedsel voor verkoopdoeleinden). Uit onderzoek naar arbeidsdeling en gender in Thailand en Indonesië, twee ontwikkelingslanden met een grote maatschappelijke acceptatie van werkende vrouwen, is naar voren gekomen dat er een extreme sekseverdeling in beroepen is (Dwyer & Bruce, 1988). Ook van geïndustrialiseerde landen is bekend dat er een arbeidsverdeling bestaat op grond van ras en gender. In Zweden, een land waar een grotere gendergelijkheid heerst, is meer dan 40 procent van de vrouwen te vinden in vijf beroepen: secretaresse, verpleegkundige, verkoop medewerkster, schoonmaakster en oppas.

Naast het feit dat vrouwen beperkt worden in hun arbeidsmogelijkheden, verdienen vrouwen over het algemeen minder dan mannen in vergelijkbare functies.

(30)

H3: Theoretische oriëntatie

24

Dwyer en Bruce geven hierbij het voorbeeld van een door Sivard uitgevoerd

onderzoek in negen ontwikkelingslanden. Daaruit is gebleken dat bijvoorbeeld in Zuid Korea het inkomen van de vrouwen 50 procent is in vergelijking met het inkomen van mannen in vergelijkbare functies. In Birma is dit 80 procent (Sivard, 1985 in: Dwyer & Bruce, 1988). Onderzoek van de ILO (International Labour Organisation) wijst uit dat het inkomen van plattelandsvrouwen eenderde of soms zelfs eenvijfde van het inkomen van mannen bedraagt.

Ook is het vaak zo dat vrouwen veel meer arbeidsuren maken dan mannen van dezelfde leeftijd, omdat ze naast de verzorging van het huishouden nog betaald werken. Dit genderverschil in aantal werkuren per dag begint op jonge leeftijd en duurt het hele leven voort (Dwyer & Bruce, 1988). Vrouwen spelen een cruciale rol voor het overleven van een huishouden. Door de verzorgende taken die zij binnen het huishouden verrichten, hechten zij veel waarde aan het welzijn van het

huishouden. Het inkomen dat zij met een betaalde baan verdienen gaat in zijn geheel op aan het huishouden, dit in tegenstelling tot het inkomen van de man. Mannen hebben in veel culturen recht op geld dat ze aan persoonlijke doeleinden kunnen uitgeven, terwijl het inkomen van de vrouw als collectief wordt beschouwd (Young, 1987 in: Dwyer & Bruce, 1988).

Concluderend kunnen we stellen dat: 'Wamen subsidise economie progress in at least tour ways: through their underemployment, their unemployment, their

willingness

to

go in and out of the labour market, and their low wages' (Dwyer &

Bruces, 1988).

3.1.3.: 'Female-headed househo/ds'

Pas in de jaren '70 wordt er voor het eerst aandacht besteed aan 'female headed households'. De oorzaak van deze late 'ontdekking' van dit onderzoeksonderwerp

komt in de eerste plaats doordat antropologen en sociologen zich voor die tijd voornamelijk richtten op stads- en plattelandsverhoudingen en industrialisatie en de gevolgen daarvan. Het huishouden werd hierin als eenheid gezien. Was de man des huizes een boer, dan was het een boerenhuishouden. Daardoor werden de

productieactiviteiten van de vrouw onzichtbaar gemaakt. Daarnaast zorgde de mannelijke dominantie in de wereld van het onderzoek ervoor dat 'female headed households' gezien werden als abnormaal. 'Female headed houselho/ds' werden in

het marginale hoekje gestopt (Chant, 1997).

Marxistische feministen stelden dat het ontstaan en voortduren van 'female headed households' verbonden is met het kapitalisme en de economische politiek

(31)

H3: Theoretische oriëntatie

producerende eenheden. Door deze ideeën verschoof het beeld van 'female headed

households' vanuit het marginale hoekje naar alternatieve vormen van huishouden

en productie-eenheid (Chant, 1997). Blumberg en Garcia ontwikkelden een politiek economisch model van moeder-kind huishoudens gebaseerd op onderzoek in Amerika, dat een poging was om een verband te vinden tussen het ontstaan van

'female headed households' en bepaalde condities in kapitalistische samenlevingen

(Blumberg & Garcia, 1977 in Chant, 1997).

Hoewel nu onder de aandacht, is deze marxistisch feministische theorie, waaronder het model van Blumberg en Garcia, enkel en alleen gebaseerd op de markteconomie en de politieke economische situatie van 'female headed

households'. Het ontbreekt echter aan culturele en sociale diversiteit en historische

context. Volgens Chant bestaan huishoudens door compromissen tussen ideologieën en economische structuren (Chant, 1997).

Het idee dat onderlinge verschillen tussen huishoudens hoofdzakelijk

veroorzaakt worden door verschillen in gender, klasse, ras, leeftijd, geschiedenis en cultuur, wordt door postmodernistische feministen (1980) beargumenteerd. Zij stellen dat alle vrouwen verschillende individuen zijn en dat huishoudens bestaan uit

verschillende individuen, met ieder zijn/haar eigen geschiedenis, ideologieën en levensdoelen. Er kan niet gegeneraliseerd worden en er kan zeker geen sprake zijn van een universeel beeld wat betreft huishoudens, 'female headed households' of vrouwen. Ik ben het echter ook eens met de mening van Chant dat enige mate van generalisatie wel noodzakelijk is om vergelijkend onderzoek te kunnen doen. Daarbij zijn huishoudens meer universeel en meer cross cultureel dan menig ander

veelvuldig onderzocht instituut.

Sylvia Chant ( 1997) gebruikt de definitie van het begrip 'female headed

household' zoals gehanteerd door de Verenigde Naties: 'a unit where an adult woman (usua/ly with children) resides without a male partner' (UN 1991 in Chant

1997). Evenals Chant ben ik het echter niet eens met de daartegenover staande definitie van een 'male headed household': 'a unit in which there is an 'intact' couple,

or at least other adult females if not the man's spouse' (UN 1991 in Chant 1997).

Hierbij wordt er dus vanuit gegaan dat een huishouden alleen geleid kan worden door de vrouw als de man niet (meer) aanwezig is.

Als binnen het huishouden een volwassen man en een volwassen vrouw leven, kan zowel de vrouw als de man het huishouden leiden. Daarbij is het, zoals ik bij het begrip huishouden besproken heb, moeilijk een hoofd van het huishouden aan te wijzen. Beslissingen worden soms door de vrouw des huizes genomen, soms door de man en soms gezamenlijk, afhankelijk van het perspectief waaruit het huishouden

(32)

H3: Theoretische oriëntatie

bekeken wordt. De man als 'hoofd van het huishouden' is een westers patriarchaal fenomeen dat universeel gemaakt is. 'Many of our ideas about heads of households are strongly gendered and to some extent imposed by the need among outsiders to find a readily manageable analytica/ category' (Lewis, 1993 in: Chant, 1997).

De situatie waarin 'female headed househo/ds' verkeren verschilt per

samenleving. Het is afhankelijk van klasse, ras, cultuur, leeftijd en inter- en intra-huishoudelijke economische en sociale relaties (Chant, 1997). In sommige

samenlevingen is het beter om als vrouw gescheiden te zijn dan getrouwd. In andere samenlevingen kan scheiding leiden tot een enorme daling van de status. Er wordt echter verondersteld dat er een verband is tussen 'female headed households' en

armoede:

'Women headed households are not only frequently seen as 'automatic outcome of poverty' but female headship itself is construed to add greater hardship to being poor. In this light it is perhaps no surprise that women-headed households are persistently identified as disproportionate percentage of low income populations.' (Chant, 1997)

Dit wordt bevestigd door het onderzoek van Kamerman en Kahn (1988) in Amerika. Het gemiddelde inkomen van 'female headed househofds' is in 1985

minder dan een derde van dat van twee-ouder huishoudens. Tweederde deel van alle arme Amerikaanse huishoudens bestaat uit 'fema/e headed households'

(Kamerman & Kahn, 1988 in: Chant, 1997). González de la Rocha deed in 1994 onderzoek in de Mexicaanse stad Guadalajara en ontdekte dat 'fema/e headed households' 28 procent armer zijn dan twee-ouder huishoudens (Gonzalez de la

Rocha, 1994 in: Chant, 1997). Walker deed onderzoek in Durban, Zuid Afrika waar het inkomen van 'fema/e headed households' slechts 56 procent is van het inkomen

van twee-ouder huishoudens (Walker, 1993 in: Chant, 1997). Naast de verschillen in inkomen hebben 'female headed households' in vergelijking vaak minder toegang tot 'non-market resources' omdat daar minder tijd voor is. In twee-ouder huishoudens is

dit vaak een dagtaak voor de vrouw des huizes.

Argument tegen het verschil in welvaart tussen 'female headed households'

en twee-ouder huishoudens is de verborgen armoede van vrouwen binnen het huwelijk. De armoede van 'fema/e headed households' wordt overdreven door

onbekendheid van data over armoede van vrouwen binnen het huwelijk:

Within the household, there is much exploitation of wamen by men which goes unnoticed when we use poverty measures which simply treat

households as units and ignore intrahousehold aspects of exploitation. When we measure poverty, for example, we need measures which illuminates

(33)

H3: Theoretische oriëntatie

unequal access to resources between men and women in the household. (Chant, 1997)

3.1.4.: Armoede

27

Armoede is een moeilijk te definiëren term. Dit komt omdat armoede alleen

gedefinieerd kan worden in vergelijking tot een andere groep mensen of een andere economie. Er worden verschillende definities aan gegeven. Zo is er de definitie van

'absolute armoede', die alle mensen omvat voor wie elke maaltijd van groot belang is

om te overleven:

'Absolute poverty describes a situation in which people are barely existing, where the next meai may literally be a matter of life or death as the

cumulative effects of malnutrition and starvation enfeeble all, particularly children, whose weakness gives them the tragic distinction of having the highest mortality rate for any group anywhere in the world'. (Webster, 1984)

Onder het 'bestaansconcept van armoede' vallen alle mensen die niet in hun

materiële basisbenodigdheden kunnen voorzien:

'This concept is based on an estimate of the level of income necessary for buying food sufficient to satisfy the average nutritional needs of each adult and child within a family. The costs of this food is seen as the basic costs of subsistence which, when added to an allowance for basic clothing, fuel (for heating) and rent, produces an income figure below which families can be said to be in poverty'. (Webster, 1984)

Dit armoede concept is sinds het begin van de twintigste eeuw dominant geweest in het officiële West Europese en Amerikaanse beleid.

Townsend heeft eind jaren '70 de theorie van 'relatieve armoede' ontwikkeld.

Hij legt in deze theorie niet alleen de nadruk op materiële basisbehoeften maar ook op sociale basisbehoeften. Webster beschrijft zijn theorie als volgt:

'lndividuals, family and groups in the population can be said to be in poverty when they lack the recourses to obtain the types of diet, participate in the activities and have the living conditions and amenities which are customary, or at least widely encouraged or approved, in the society to which they belong. Their recourses are so seriously below those commanded by the average individual or family that they are in effect, excluded from ordinary living patterns, customs and activities'. (Webster, 1984)

Robert Chambers volgt de door Townsend ontwikkelde theorie van 'relatieve armoede' en formuleert zijn definitie van armoede als volgt: 'Jack of wealth or assets,

(34)

H3: Theoretische oriëntatie

and Jack of flows of food and cash. (Maar ook) physical weakness, vulnerability,

isolation and power/essness' (Chambers, 1983).

28

In het artikel 'Vulnerability, Gaping and Policy' schrijft Chambers dat de eerste belangen van arme mensen worden bepaald door overleven, veiligheid en

zelfrespect (Chambers, 1989). Dit in tegenstelling tot het 'bestaansconcept van

armoede' waar het voornamelijk gaat om overleven. In Townsend's definitie van armoede wordt daar veiligheid aan toegevoegd. Chambers gaat nog een stap verder en voegt zelfrespect aan zijn definitie van armoede toe. Over het belang van

zelfrespect voor arme mensen schrijft Beek in het artikel 'Survival Strategies and

Power amongst the Poorest in

a

West Benga/ Vil/age' dat de respondenten in haar onderzoek verlies van respect erger vinden dan honger (Beek, 1989). Schenk-Sandbergen beschrijft dit in haar boek 'Poverty and Survival': 'lt gives status to the

family to keep the wife in the house. Some very poor households were starving in

pride' (Schenk-Sandbergen, 1988).

Ook ik hanteer in mijn onderzoek de theorieën van 'relatieve armoede'. Ik ben van mening dat sociale acceptatie en zelfrespect van groot belang zijn om te

overleven. Bij gebrek aan zelfrespect en sociale acceptatie komt men in een vicieuze cirkel terecht van armoede, isolatie, kwetsbaarheid en machteloosheid. Naar mijn idee verschilt de sociale acceptatie per cultuur en wordt het onder andere beïnvloed door status, afkomst, religie, macht, deelname aan sociale activiteiten en welvaart.

3.1.5.: Overlevingsstrategieën

In de bovenstaande subparagrafen heb ik de begrippen toegelicht die van belang zijn om te begrijpen welke overlevingsstrategieën huishoudens hanteren. In deze

subparagraaf geef ik antwoord op de vraag wat overlevingsstrategieën zijn en bespreek ik de kritiek die wetenschappers op theorieën rond overlevingsstrategieën hebben.

Ik spreek hierbij over overlevingsstrategieën en niet over

huishoudstrategieën, omdat ik het huishovden niet als eenheid zie, maar als een samenwerkende groep mensen met zowel gezamenlijke als individuele belangen22. Wanneer ik de term huishoudstrategieën zou gebruiken, dan impliceert dit dat ik het huishouden wel als eenheid zie.

22

(35)

H3: Theoretische oriëntatie

29

3.1.5.1: Wat zijn overlevingsstrategieën?

Beschikbaar geld, voorraad en basisbenodigdheden van een huishouden zijn veranderlijk. Ze kunnen bijvoorbeeld per seizoen verschillen. Een huishouden hanteert overlevingsstrategieën om met behulp van de beschikbare middelen te· overleven en om te gaan met tegenslagen en verlangens. In het boek 'Poverty and Survival, Kudumbi Fema/e Domestic Servants and their Households in Alleppey

(Kerala)' (1988) zet Schenk-Sandbergen een aantal mogelijke overlevingsstrategieën

uiteen:

1. the multiple-earning strategy, that means that everybody, husband, wife, young children, older children, old aged parents, etc., try to earn food or money by doing some work;

2. child-labour, that means the full exploitation of the labour force of children by parents;

3. flexibility in size and composition, that means that according to the social and economie needs of the labouring members, the people try to adjust the number of children by family-planning and to get help from other relatives such as younger brothers, sisters, foster-children and old-aged people; 4. migrant labeur, that means sending out members of the household to search

for work in different places because they cannot find entrance to the local labour market. (Schenk-Sandbergen, 1988)

De overlevingsstrategieën van de meeste arme huishoudens zijn complex en divers. Dit omdat de meeste huishoudens er niet voor kiezen al hun eieren in één mand te gooien, maar meerdere strategieën te benutten. Op deze manier spreiden ze de risico's en kunnen ze hun autonomie enigszins verhogen. De bereidheid van verschillende leden van het huishouden om verschillende arbeidsmogelijkheden aan te pakken op verschillende plaatsen en verschillende tijdstippen zorgt voor de complexiteit en diversiteit in overlevingsstrategieën die huishoudens hanteren (Chambers, 1989). Dit is de reden dat ik over overlevingsstrategieën van een huishouden spreek en niet over de overlevingsstrategie van een huishouden. Eén huishouden hanteert meerdere overlevingsstrategieën.

Beek stelt in het artikel 'Survival Strategies and Power amongst the Poorest in

a West Bengal Vil/age' (1989) vier punten aan de kaak waar nog weinig onderzoek

naar gedaan is, maar die volgens Beek van groot belang zijn voor het overleven van een huishouden.

(36)

H3: Theoretische oriëntatie

1. het gebruik van gemeenschappelijke grond;

2. veranderingen in eetpatroon en bereiden van eten; 3. 'share-rearing of lifestock';

4. wederzijdse ondersteuningsnetwerken in dorpen en gemeenschappen.

Als eerste noemt hij het gebruik van gemeenschappelijke grond. Vooral kinderen besteden veel tijd aan het verzamelen van hout, mest (brandstof) en wild voedsel.

Ook het veranderen van eetpatroon en het klaarmaken van voedsel is volgens Beek een belangrijke overlevingsstrategie. Als er geen rijst voorhanden is, wordt bijvoorbeeld brood gegeten en veel water gedronken om de maag te vullen. Maaltijden worden uitgestrekt over twee dagen: 'we ate one day and fasted the next,

or we ate once a day and gat by like that' (Van Schendel, 1986 in: Beek, 1989). Slapen en vasten in tijden dat er geen werk is, is een algemeen gebruik.

Een derde strategie die veel onderzoekers over het hoofd zien is

'share-rearing of lifestock'. Dit houdt in dat een huishouden een geit, koe, eend of kip groot brengt die aan het huishouden gegeven is door een ander, vaak rijker huishouden. Nadat het dier twee keer nakomelingen heeft voortgebracht, gaan de eerste

nakomeling en hun moeder terug naar de oorspronkelijke eigenaar. Het huishouden die de dieren groot gebracht heeft, houdt de tweede nakomeling. Als dit een

mannetje is, wordt het verkocht en de opbrengst gelijk verdeeld tussen de eigenaar en de grootbrenger (Beek, 1989).

Als laatste stelt Beek het wederzijdse ondersteuningsnetwerk in dorpen en gemeenschappen aan de orde. Ondanks dat armen elkaar vaak niet kunnen helpen door gebrek aan hulpmiddelen, is er een sterk traditioneel wederzijds

ondersteuningsnetwerk onder de armsten van een gemeenschap. Dit komt voort uit hun gezamenlijke verbittering tegen de rijkere leden van de gemeenschap (Beek, 1989). Schenk-Sandbergen geeft ook de aanwezigheid van 'community survival

strategie' aan (Schenk-Sandbergen, 1988).

3.1.5.2.: Kritiek op overlevingsstrategieën

Er is veel kritiek op het begrip overlevingsstrategie. Veel critici vragen zich bijvoorbeeld af of er wel sprake is van een strategie. Wolf schrijft hierover in haar boek 'Factory Daughters': 'Modernisation theory has viewed most poor Third World

people as /aggards and blamed them for their poverty' (Wolf, 1992). Pas in de jaren '70 kwamen de wetenschappers tot het inzicht dat arme boeren rationele mensen zijn. 'The peasant, formerly the "blumming idiot of modernization theory enslaved by

(37)

H3: Theoretische oriëntatie 31

tradition," was then "transformed into a hyper-rational strategist, playing the socia/

game according to optima/ strategies '(Gupta, 1987 in: Wolf, 1992). Volgens Wolf is

het echter nooit door wetenschappelijk onderzoek bevestigd dat de arme boeren rationele strategieën uitstippelen. Het begrip strategie impliceert, zo stelt Wolf, een lange termijn plan vol met bewuste beslissingen waarbij kosten en

batenberekeningen en economische en soms zelfs militaire beredeneringen aan de orde komen (Wolf, 1992). Dit terwijl, zo stelt Wolf: ' ... the poorest may be the least able to strategize because of their minimal access to resources and the high degree

of uncertainty confronting them' (Selby et al., 1990 in: Wolf, 1992). Ook

Schenk-Sandbergen maakt een kanttekening bij de in de vorige paragraaf weergegeven definities van overlevingsstrategieën. Men gaat ervan uit, zo stelt ze, dat mensen een keus lijken te kunnen maken tussen verschillende mogelijkheden van overleven, terwijl ze in werkelijkheid afhankelijk zijn van loonarbeidmogelijkheden die de samenleving te bieden heeft (Schenk-Sandbergen, 1988).

Daarbij is Wolf van mening dat er altijd wetenschappelijk onderzoek gedaan wordt naar: "Wat is een strategie?" maar deze vraag kan niet de vraag: "Wat is geen strategie?" beantwoorden. Strategie is alles wat een huishouden doet en alles wat een huishouden doet is strategie. Volgens Wolf is de term strategie niet de juiste om te gebruiken in deze context en is de definitie niet goed afgebakend. Ze komt echter niet met een goed alternatief.

Dwyer en Bruce geven in het boek 'A Home Divided' aan dat mannen en

vrouwen binnen het huishouden ieder een eigen taakverdeling hebben (Dwyer & Bruce, 1988). Op verschillende tijdstippen van de dag worden verschillende taken uitgevoerd en er zijn maar weinig taken die samen uitgevoerd worden. Daarbij horen mannen en vrouwen tot verschillende sociale en economische groepen waardoor het volgens Dwyer en Bruce moeilijk is om als eenheid samen te werken om te

overleven (Dwyer & Bruce, 1988). Om hun argument te bevestigen citeren ze uit het boek 'Tyranny of Household' geschreven door Jain. Zij stelt dat in armoede:

'lives [of men and women] by necessity get acutely segregated both in space and in task, and to that extent, perceptions are limited to personal experience. lf this is so, then men and women of poor households have even less in the way of an overlapping agenda, and less opportunity to plan and live co-operatively than those in better-of households'. (Jain, 1985 in Dwyer & Bruce, 1989)

Dus, stelt Jain, kan er geconcludeerd worden dat het weloverwogen gebruik van overlevingsstrategieën in werkelijkheid een onsamenhangend geheel is van individuele overlevingsstrategieën (Jain, 1985 in: Dwyer & Bruce, 1988). Ik vind dit

(38)

H3: Theoretische oriëntatie

32

op basis van het gebruikte argument een nogal gedurfde uitspraak. Er is altijd tijd om met elkaar te communiceren. Dat is geen dagtaak. Om uit het zogenaamde gebrek aan tijd om te communiceren te concluderen dat bij huishoudens geen sprake kan zijn van overlevingsstrategieën, vind ik op niets gebaseerd.

Ondanks de vele kritiek op overlevingsstrategieën maak ik tijdens mijn onderzoek gebruik van de bijbehorende theorieën. De verschillende (bovenstaande) overlevingsstrategieën die Schenk-Sandbergen weergeeft in haar boek 'Poverty and

Survival' (1988) en Beek in haar artikel 'Survival Strategies and Power amongst the

Poorest in a West Benga/ Vil/age' (1989) staan centraal23. De vele kritiek op de theoretisch achtergrond van overlevingsstrategieën, waaronder de samenwerking tussen man en vrouw, neem ik in mijn onderzoek mee. Aan de hand van mijn onderzoeksresultaten toets ik zowel de theorieën over overlevingsstrategieën als de kritiek daarop.

3.2.: Theoretische oriëntatie van herintegratie

Integratie betekent 'het combineren van delen tot een geheel' of 'verschillende raciale groepen samenbrengen tot gelijkwaardig groepen binnen een samenleving'. Daaruit volgend betekent herintegratie 'gescheiden delen weer samenbrengen tot een geheel' of 'gescheiden groepen weer tot een gelijkwaardige groep maken'. In het boek 'Rupture and Return: Repatriation, Displacement and Reintegration in

Battambang Province Cambodia' bespreekt Robinson zijn onderzoek naar het

verloop van het door UNHCR24 uitgevoerde herintegratie project van Cambodjaanse vluchtelingen (1994). Robinson gebruikt in zijn boek de volgende definitie van herintegratie: 'retumees have achieved parity with the /oca/ popu/ation in terms of

basic living conditions and means to se/f-sustainability (Robinson, 1994).

Na onderzoek concludeert Robinson dat er geen goede herintegratie van vluchtelingen heeft plaatsgevonden. Er heeft pas herintegratie plaatsgevonden als mensen:

'".who live away from each other come to live together. lt is to exchange ideas and have peaceful relationships, without dispute or conflict. lt is people who are honest with each other, not thinking about nationality or

discrimination' (Robinsons, 1994).

Teruggekeerde Cambodjanen moeten niet alleen afhankelijk zijn van zichzelf en hun familie maar ook samenwerken met lokale Cambodjanen. Lokale Cambodjanen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de uiteenzetting van de verschillende vormen van nieuwe mediakunst gebruik ik de zes vormen van digitale kunst die door Paul worden genoemd, omdat deze afbakening het beste

Na overleg met de beleidsarcheologe van het Agentschap R-O Vlaanderen – Onroerend Erfgoed werd besloten om de zone met relatief goed bewaarde podzolbodem net ten zuiden van de

Vooral vogels trekken in de winter naar een gebied, waar ze beter voedsel kunnen vinden en waar het warmer is. Sommige

Al doende heb je al snel door welke soorten algemeen zijn, en bij andere zoekers. zie je welke zeldzaamheden je zoal

De wijze waarop dit economisch motief voor de dag komt, soms in zijn uitwerking wordt geremd, soms wordt bevorderd en soms zelfs geheel schijnt te verdwij- nen, wordt voor een

Monster 3 bevat vrij veel in water oplosbare stikstof, veel fosfaat en zeer veel kali* In ver­ gelijking met monster 3 bevat monster 4 vat minder stikstof en iets meer fosfaat*

A microgrid is an electric power system consisting of distributed energy resources (DER), which may include control systems, distributed generation (DG) and/or distributed

De Atlasregio’s zijn veel beter aangepast aan de actuele situatie van de bestaande vogelwerkgroepen (een groot aantal binnen Natuurpunt vzw), waardoor het efficiênter zou zijn om